1 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleidende voorwaarden... 3 Artikel 1 Definities... 3 Hoofdstuk 2 Ruimtelijke randvoorwaarden... 5 Artikel 2 Recreatie... 5 Gemeente Gilze en Rijen
2 Ruimtelijke randvoorwaarden omgevingsvergunning voor planologisch afwijken Brabantse Weelde
Hoofdstuk 1 Inleidende voorwaarden Artikel 1 Definities In deze ruimtelijke randvoorwaarden wordt verstaan onder: 1.1 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.2 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.3 bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.4 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; 1.5 bouwwerk een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden; 1.6 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.7 hoofdgebouw een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is; 1.8 ondergeschikte horeca een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren; 1.9 ondergeschikte kantoren kantoor behorend bij en onderschikt aan de hoofdactiviteit; 1.10 overig bouwwerk een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden; 1.11 pand de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.12 permanent wonen bewoning van een ruimte als hoofdverblijf; 1.13 recreatieverblijven een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet zijnde, tent, tentwagen, kampeerauto, caravan, stacaravan of chalet of daarmee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben; 1.14 seksinrichting een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.15 standplaats de aaneengesloten grond, waarop één recreatieverblijf gesitueerd is of gesitueerd kan worden. 1.16 terreinafscheiding elk bouwwerk dat een begrenzing vormt: tussen erven of delen van erven; tussen erven en onbebouwde gronden; tussen twee delen van een weg; dan wel elk bouwwerk of afrastering tussen onbebouwde gronden. 1.17 weg weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994. 1.18 wellness het aanbieden van diensten en behandelingen met het oogmerk het persoonlijke welbevinden van de klant te bevorderen; dit gebeurt middels behandelingen en activiteiten gericht op ontspanning, lichamelijke gesteldheid/ fitheid of uiterlijke verfraaiing (tijdelijk of permanent); uitgesloten zijn seksuele dienstverlening (seksinrichting) en behandelingen met een medische kwalificatie;
Hoofdstuk 2 Ruimtelijke randvoorwaarden Artikel 2 Recreatie 2.1 Bestemmingsomschrijving De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor: 1. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijventerrein, een recreatief (nacht)verblijf, waarbij deze voor verblijfsrecreatie aangewezen gronden nader zijn bestemd voor de navolgende doeleinden: a. het middels een bedrijfsmatige exploitatie als eenheid bieden van recreatief verblijf in tot het bedrijf behorende recreatieverblijven aan personen die aldaar niet permanent wonen en elders hun hoofdverblijf hebben; met daarbij behorende: b. tuinbeplanting en bestrating; c. groenvoorzieningen; d. nutsvoorzieningen; e. verharde paden. 2. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie voorzieningencluster, een voorzieningencluster, met dien verstande dat als onderdeel van het voorzieningencluster uitsluitend de volgende voorzieningen zijn toegestaan: a. ondergeschikte horeca, met dien verstande dat de horecafunctie uitsluitend ondersteunend is aan het recreatieverblijventerrein; b. wellness, uitsluitend ten behoeve van verblijfsrecreanten die verblijven op het recreatieverblijventerrein; c. ondergeschikte kantoren, ten dienste van de bedrijfsmatige exploitatie van een recreatieverblijventerrein als genoemd onder 1; d. opslag, uitsluitend in gebouwen en ten dienste van de bedrijfsmatige exploitatie van een recreatieverblijventerrein als genoemd onder 1; e. kleinschalig zwembad. met de daarbij behorende: f. voorzieningen voor het inzamelen van afval; g. verharde paden, h. kleinschalige sport- en spelvoorzieningen, 3. ter plaatse van de aanduiding ontsluitingsweg, een ontsluitingsweg ten behoeve van de ontsluiting van het recreatieverblijventerrein; 4. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - terreinafscheiding, de oprichting en instandhouding van een terreinafscheiding voor de periodieke afsluiting van de ontsluitingsweg; deze moet voor ingebruikname van de ontsluitingsweg zijn aangelegd en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden;
5. ten oosten van de ontsluitingsweg, gelegen ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie landschappelijke inpassing, dient te worden voorzien in landschappelijke inpassing conform het landschappelijk inpassingsplan (d.d. 3 december; Compositie 5 stedenbouw bv) dat is bijgesloten in Bijlage 3 bij de ruimtelijke onderbouwing. De landschappelijke inpassing dient voor ingebruikname van de ontsluitingsweg te zijn aangelegd en dient aldus in stand te worden gehouden. 6. ter plaatse van de aansluiting van de ontsluitingsweg, gelegen ter plaatse van de aanduiding ontsluitingsweg, op de openbare weg Lijndonk wordt binnen het plangebied voorzien in de aanleg en instandhouding van een uitritconstructie die een snelheidsremmend effect heeft op motorvoertuigen alvorens de ontsluitingsweg in gebruik wordt genomen; 7. ter plaatse van de aanduiding terras, een terras, met dien verstande dat de oppervlakte van het terras niet meer dan 300 m² mag bedragen. 2.2 Bouwregels 2.2.1 Algemeen 1. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijventerrein mag het totaal aantal standplaatsen niet meer dan 171 bedragen. Hierbij geldt dat het aantal standplaatsen niet mag toenemen ten opzichte van het aantal dat is vastgelegd in het vigerende bestemmingsplan; 2. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijventerrein dient de minimale grootte van de standplaatsen 200 m² te bedragen; 2.2.2 Bouwwerken Op of in de als zodanig (deel)bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden. Het bouwen van bouwwerken dient te geschieden met inachtneming van de navolgende bepalingen: 1. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijventerrein geldt: a. met betrekking tot recreatieverblijven dat: - de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen; 2. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - voorzieningencluster geldt dat: - het oppervlak van gebouwen maximaal 450 m² mag bedragen; - het oppervlak van een kleinschalig zwembad maximaal 120 m² mag bedragen; 3. ter plaatse van de aanduiding ontsluitingsweg geldt dat geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht, met uitzondering van terreinafscheidingen voor de periodieke afsluiting of de begeleiding van de ontsluitingsweg. De maximale bouwhoogte van de terreinafscheidingen bedraagt 2 meter. 2.3 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van de gronden als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor: a. permanente bewoning; b. ter plaatse van de aanduiding ontsluitingsweg, het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het in artikel 1.17 omschreven gebruik als weg; c. het gebruik van gronden en gebouwen ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie voorzieningencluster door personen die geen gebruik maken van de verblijfsrecreatieve voorzieningen ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie recreatieverblijventerrein ;
d. in uitzondering op het bepaalde in lid c geldt dat de gronden en gebouwen ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie voorzieningencluster eveneens mogen worden gebruikt door personen die handelingen verrichten ten aanzien van de bedrijfsmatige exploitatie van de aanwezige voorzieningen.