PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2

Vergelijkbare documenten
Sociaal- Economische Raad

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

ONTWERP-VERORDENING PT ALGEMENE HEFFING BLOEMBOLLENHANDEL OOGSTJAAR 2013

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, 16 maart 2010; 1 Begripsbepalingen

ONTWERP. Verordening van het Productschap Akkerbouw van 2009, houdende vaststelling bestemmingsheffing

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, 13 februari 2007; 1 Begripsbepalingen

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

Verordening PT heffing export bloemkwekerijproducten Japan 2009

VERORDENING PT BESTEMMINGSHEFFING VERDUURZAAMDE GROENTEN EN FRUIT 2013

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, d.d. 13 februari 2007;

PBO-blad. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang december 2004 nummer 74

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, 10 mei 2011; 1 Begripsbepalingen

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e. Openbare kennisgevingen 2

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e. Bestuurssamenstellingen 2

PBO-blad. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang december 2004 nummer 75

2009 (Verordening PT heffing eetbare paddenstoelen en uitgangsmateriaal van groenten 2009)

Sociaal- Economische Raad

Verordening financiering projecten groothandelssector 2013

LAATSTE TEKST (februari 2010)

1 Begripsbepalingen. 2 Retributieplicht

1 Begripsbepalingen. 2 Heffingsplicht

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e. Verordeningen en besluiten 2

Productschap Diervoeder

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2

VERORDENING PT ALGEMENE HEFFING AANBOD BLOEMKWEKERIJPRODUCTEN 2013

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

No. 03/2012. Het bestuur van het Bedrijfschap Horeca en Catering;

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2

Bestuurskamer. Wij Beatrix,.. 1 Begripsbepalingen

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang 55 1 april 2005 nummer 16. BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Vee en Vlees (PVV 17) 2

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

Artikel 1. Verordening PT vakheffing boomkwekerijproducten 2008

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

No. Ho 03/2010. Het bestuur van het Bedrijfschap Horeca en Catering;

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

VERORDENING PT BESTEMMINGSHEFFING BOOMKWEKERIJSECTOR 2013

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING HUISHOUDELIJKE HEFFINGEN PLUIMVEESECTOR (PPE) 2014 (2014-I)

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

VERORDENING PA SUBSIDIES STRUCTUURVERSTERKING BROOD EN BANKET 2008

PBO-blad. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Verordening wijziging van de Verordening begroting baten en lasten voor 2008 (RE 6) 2

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

Sociaal- Economische Raad

: Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten;

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

Bestuurskamer. Wij Beatrix, enzovoorts

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

Sociaal- Economische Raad

BESLUIT OPGAVE BEDRIJFSGEGEVENS OP ELEKTRONISCHE WIJZE (PPE) 2005

GEÏNTEGREERDE TEKST (juli 2013) HEFFINGSVERORDENING PA FONDS CONSUMPTIEAARDAPPELEN 2009

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

Advies tot opheffing van het Bedrijfschap voor de Groothandel in Eieren en Eiproducten en de Eiproductenindustrie

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

1 Begripsbepalingen. 2 Het hoofdproductschap

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

INTEGRALE TEKST Bijgewerkt t/m Wijziging III d.d

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, d.d. 30 september 2008;

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

No. Ho. 01/2014. Het bestuur van het Bedrijfschap Horeca en Catering;

Ontwerp-Verordening PT heffing handel bloemkwekerijproducten 2012

PBO-blad. Openbare kennisgevingen 2. BEDRIJFSLICHAMEN 3 Hoofdproductschap Akkerbouw 3

PBO-blad. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Openbare kennisgevingen 2

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e. Verordeningen en besluiten 2

heffingsplichtige : een natuurlijk persoon of rechtspersoon of een niet-rechtspersoonlijkheidbezittende

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

Besluit tot vaststelling van de Verordening op de watersysteemheffing Waterschap Veluwe 2011.

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

Verordening financiering onderzoeksprojecten aanvoersector 2013

Sociaal- Economische Raad

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

Verordening watersysteemheffing waterschap Vechtstromen 2015

Besluit tot vaststelling van de Verordening op de watersysteemheffing waterschap Rijn en IJssel 2019.

Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten

Rapport. Datum: 14 oktober 2003 Rapportnummer: 2003/357

PBO-blad. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang september 2003 num mer 59. BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Vee en Vlees 2

VERORDENING MVO ADMINISTRATIEVE HEFFINGEN 2009

Advies tot opheffing van het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Aardappelen, Groenten en Fruit

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

PBO-blad. Inhoudsopgave. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie

Uitgegeven: 12 februari , no. 11 PROVINCIAAL BLAD VAN FRYSLAN

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang 52 2 augustus 2002 nummer 43

CAO SOCIAAL FONDS TANKSTATIONS

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

No. Ho 02/2012. Het bestuur van het Bedrijfschap Horeca en Catering;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2

Advies tot opheffing van het Bedrijfschap voor het Brood- en Banketbakkersbedrijf

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

Transcriptie:

Nr.7 10 februari 2012-62e jaargang PBO-blad Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie Inhoudsopgave Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Bestuurssamenstellingen 2 Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 3 Productschap Vee en Vlees (PVV 2 tot en met PVV 5) 3 Productschap Vis (VIS 8) 19 Bosschap (BOS 1 tot en met BOS 3) 22

Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie Natuurlijke en rechtspersonen tot wie een ontwerpverordening van de Sociaal-Economische Raad of een bedrijfslichaam zich uitstrekt, kunnen gedurende vier weken bij de betreffende organisatie schriftelijk bedenkingen aanvoeren tegen de in dit Mededelingenblad gepubliceerde ontwerpverordening. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Bestuurssamenstellingen Productschap Pluimvee en Eieren CNV Vakmensen heeft voor de geleding ondernemingen op het gebied van de pluimveehouderij per 16 januari 2012 mevrouw J.H. Kraan benoemd tot lid van het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren. De benoeming geldt voor het resterende deel van de zittingsperiode, die loopt tot en met 31 december 2013. Mbbo 2012, nr. 7 2

Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN Productschap Vee en Vlees PVV 2 Verordening tot wijziging van de Verordening algemene bepalingen PVV 2003 (2011-I) Verordening van het Productschap Vee en Vlees van 14 december 2011 houdende wijziging van de Verordening algemene bepalingen PVV 2003 Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees, Gelet op de artikelen 93, 95 en 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en de artikelen 10 en 11 van het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees, Besluit: Artikel I De Verordening algemene bepalingen PVV 2003 wordt gewijzigd als volgt: Artikel 3 komt te luiden: Artikel 3 Op overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening worden tuchtrechtelijke maatregelen gesteld zoals voorzien in de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004. Artikel II Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. Zoetermeer, 14 december 2011 S.W.A. Lak voorzitter S.B.M. Jongerius secretaris Goedgekeurd door de Toezichtkamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 2 februari 2012. TOELICHTING BIJ DE VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING ALGEMENE BEPALINGEN PVV 2003 (2011-I) De heroverweging van de verordening geeft aanleiding tot het doorvoeren van een actualisering van artikel 3. De actualisering betreft de na inwerkingtreding van de verordening van kracht geworden Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en de wijziging van artikel 104 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie. 3

De verordening voorziet in een aldus geherformuleerd artikel 3. Zoetermeer, 14 december 2011 S.W.A. Lak voorzitter S.B.M. Jongerius secretaris PVV 3 Verordening bestemmingsheffingen vleesindustrie (PVV) 2009 Verordening van het Productschap Vee en Vlees van 14 december 2011, houdende de vaststelling van een bestemmingsheffing ten behoeve van de vleesindustrie voor het jaar 2009 (Verordening bestemmingsheffingen vleesindustrie (PVV) 2009). Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees; Gelet op de artikelen 95 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikel 12 van het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees; Gezien de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005; Besluit: Artikel 1 Deze verordening neemt over de begripsbepalingen van de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005 en de Verordening huishoudelijke heffingen (PVV) 2009 en verstaat voorts onder: a. fonds sociale aangelegenheden : fonds als bedoeld in artikel 1 van de Verordening fonds sociale aangelegenheden vleesindustrie (PVV) 2003; b. O & O fonds : fonds als bedoeld in artikel 1 van de Verordening O & O fonds vleesindustrie (PVV) 2003; c. f.t.e. : fulltime-equivalent van de werknemer waarbij de fulltime-equivalent gemiddeld 36 uur per week bedraagt; d. werknemer : eenieder die werkzaam is in een onderneming in de vleesindustrie, waaronder begrepen: - eenieder die een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan met de ondernemer die de onderneming in stand houdt; - alsmede eenieder die als zelfstandige zonder personeel of als uitzendkracht of inleenkracht werkzaam is in de onderneming. Artikel 2 1. De ondernemer die een onderneming drijft waarin de vleesindustrie wordt uitgeoefend is voor het kalenderjaar 2009 op basis van het gemiddelde aantal werknemers, uitgedrukt in f.t.e., dat in 2008 in de onderneming werkzaam was een bestemmingsheffing verschuldigd tegen het in het tweede lid bepaalde tarief en de daarbij gegeven bestemming. 4

2. De in het eerste lid bedoelde heffing bedraagt 20,49 per f.t.e., waarvan 10,81 voor het fonds sociale aangelegenheden is bestemd en 9,68 voor het O&O fonds is bestemd. 3. De ondernemer die na 1 januari 2009 heeft aangevangen een onderneming te drijven als bedoeld in het eerste lid, is een heffing verschuldigd overeenkomstig het tweede lid gebaseerd op 4 f.t.e. 4. De in het eerste lid bedoelde heffing geldt niet voor de ondernemer in wiens onderneming in 2008, gemiddeld minder dan 4 werknemers, uitgedrukt in f.t.e., werkzaam waren. Artikel 3 1. Aan de ondernemer, die voor het jaar 2009 contributie heeft betaald als lid of indirect lid van een volgens het vierde lid aangewezen ondernemersorganisatie, wordt op zijn verzoek een aftrek toegestaan op het bedrag dat de ondernemer aan heffingen is verschuldigd op grond van deze verordening. 2. De in het eerste lid bedoelde aftrek beloopt 50% van het bedrag dat de ondernemer als contributie voor het jaar 2009 aan de betreffende ondernemersorganisatie heeft betaald tot ten hoogste 50% van het bedrag dat de ondernemer aan heffingen is verschuldigd op grond van deze verordening. 3. Indien de ondernemer, naast de aftrek als bedoeld in het eerste lid, op grond van een andere heffingsverordening van het productschap aanspraak maakt op aftrek in verband met betaalde contributie als lid of indirect lid van een overeenkomstig het vierde lid aangewezen ondernemersorganisatie, dan kan de som hiervan niet meer bedragen dan 50% van de contributie die door de ondernemer aan de aangewezen ondernemersorganisatie voor het jaar 2009 is betaald. 4. De in het eerste lid bedoelde ondernemersorganisatie wordt aangewezen door het bestuur, met inachtneming van het bepaalde in het Besluit beleidsregels Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad. Artikel 4 Voor de toepassing van deze verordening geldt het bepaalde bij of krachtens de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005. Artikel 5 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestemmingsheffingen vleesindustrie (PVV) 2009. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van publicatie van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2009. Zoetermeer, 14 december 2011 S.W.A. Lak voorzitter S.B.M. Jongerius secretaris Goedgekeurd door de Toezichtkamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 2 februari 2012. 5

TOELICHTING BIJ DE VERORDENING BESTEMMINGSHEFFINGEN VLEESINDUSTRIE (PVV) 2009 Algemeen In deze verordening worden de bestemmingsheffingen vleesindustrie over het jaar 2009 vastgesteld. De heffingsopbrengsten zullen deels in het O & O fonds en deels in het fonds sociale aangelegenheden vloeien. Het productschap heeft over het jaar 2009 niet eerder een bestemmingsheffing ten behoeve van de vleesindustrie opgelegd op de grondslag van de loonsom. Bij gebreke van een door de Europese Commissie goedgekeurde steunmaatregel ter zake van de wijziging van de heffingsgrondslag van het "aantal f.t.e." naar "loonsom", was het productschap daartoe ook niet gerechtigd. Omdat niet duidelijk is geworden of de noodzakelijke goedkeuring van de Europese Commissie überhaupt kan worden verkregen voor het nieuwe heffingsregime, en zo ja, wanneer dat het geval zou zijn, is besloten terug te keren naar de heffingsgrondslag zoals die tot en met 2008 gold en waaraan de Europese Commissie reeds haar goedkeuring heeft gegeven. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om alsnog de benodigde inkomsten te genereren die ter financiering van de activiteiten ten behoeve van de vleesindustriesector noodzakelijk zijn. De Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005 regelt de algemene zaken ten aanzien van vaststelling, oplegging en inning van de heffingen. Doelstelling, neveneffecten en algemeen/sectoraal belang activiteiten De in het kader van onderhavige heffingsverordening op te leggen heffingen in de vleesindustrie worden aangewend ter bevordering van onderzoek en ontwikkeling en sociale aangelegenheden. O & O fonds Doelstelling van O & O fonds is het versterken van de gehele keten door middel van financiering van collectief onderzoek. In verband met de ontwikkelingen in productiewijzen, stromen van producten uit de hele wereld en kennisontwikkeling van nieuwe dan wel opkomende gevaren, is het belangrijk om dit zo spoedig mogelijk te signaleren en methoden van beheersen dan wel eliminatie te ontwikkelen. Daarmee kan het Nederlandse bedrijfsleven rondom de vee- en vleesproductie de veiligheid en kwaliteit van producten voor buitenlandse markten en de Nederlandse consument in stand houden, dan wel vergroten. Aandachtsgebieden ter verwezenlijking van de genoemde doelstellingen in de vleesindustrie zijn onder meer technisch vleesonderzoek en microbiologische kwaliteit, automatisering en technologie en ontwikkelingen op het gebied van traceerbaarheid en integrale kwaliteitszorg. Verder wordt aandacht besteed aan onderzoek naar vlees in relatie tot humane voeding en worden er projecten gefinancierd op het gebied van kennisoverdracht. Fonds sociale aangelegenheden De middelen van het fonds sociale aangelegenheden dienen primair de factor arbeid. De activiteiten die uit het fonds worden bekostigd zijn gericht op het creëren van goede arbeidsomstandigheden en het leggen van een structurele basis voor een hoogwaardige werkgelegenheid in de sector. De activiteiten zijn met name gericht op het signaleren en wegnemen van belangrijke knelpunten met betrekking tot de instroom van nieuwe werknemers, doorstroom naar hogere functies, ouderenbeleid of arbeidsomstandighedenbeleid. Ook vraagt het thema flexibele arbeid de nodige aandacht. Uit het fonds sociale aangelegenheden kunnen projecten bekostigd worden die als doel hebben de werkgevers en werknemers te ondersteunen bij hun inzet om deze bedrijfstak gezonder en aantrekkelijker te maken. Aandachtsgebieden ter verwezenlijking van de genoemde doelstellingen zijn onder meer: Arbeidsmarktbeleid Om werknemers te behouden voor de sector moet een leeftijdsbewust personeelsbeleid worden gevoerd zodat werken aantrekkelijk blijft voor elke leeftijdscategorie. Uiteraard is leeftijdsbewust personeelsbeleid direct gerelateerd aan het arbeidsmarktbeleid. 6

Arbeidsomstandigheden Onderzoek naar oplossingen ter voorkoming van mogelijke gezondheidsschade van werknemers als gevolg van onder meer de belasting van het bewegingsapparaat, het werken met endotoxinen en werkdruk en dergelijke. Tevens wordt in dit onderzoek aandacht besteedt aan veilig werken. Onderzoek en registratie Nadere uitwerking van sociaal economische kerngegevens als werkgelegenheidsregistratie om het beleid ten aanzien van de diverse facetten van arbeid te ondersteunen. Noodzaak publieke regelgeving, afweging t.o.v. private alternatieven, uitvoerings- en handhavingsaspecten Voor individuele bedrijven is het niet of nauwelijks haalbaar om substantiële investeringen te doen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en de verbetering van arbeidsomstandigheden en werkgelegenheid. Aangezien de bevordering van de ontwikkeling op genoemde terreinen het gemeenschappelijk belang van de bedrijfsgenoten in deze branche dient, is gekozen voor een collectieve publieke aanpak. Middels publiekrechtelijke regelgeving is het mogelijk om dankzij de door de gezamenlijke ondernemingen bijeengebrachte middelen, schaaleffecten en efficiencyvoordelen te behalen die individueel niet te realiseren zijn. Het gaat hier om een heffingsverordening waarbij uitvoerings- en handhavingsaspecten geheel voor rekening van het productschap komen. Er wordt geen last gelegd op andere overheden. Onderbouwing structuur en werking naar de bedrijfsgenoten Ondernemingen in de vleesindustrie die ingevolge het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees onder de werkingssfeer van het productschap vallen, zijn slachterijen, uitsnijderijen en voorverpakkers. Voor de vleesbedrijven met een industriële productstructuur is de Commissie Vleesindustrie opgericht, die verantwoordelijk is voor de aangelegenheden die deze ondernemingen betreffen. Het zijn deze bedrijven die heffingsplichtig zijn. Omdat de omvang van het personeelsbestand en de afzetstructuur van de onderneming de bepalende factoren zijn bij de vraag of een onderneming een industriële productiestructuur bezit, is besloten het onderscheid te baseren op het aantal werknemers, uitgedrukt in f.t.e., dat direct of indirect is betrokken bij de vleesproductie. De ondernemer bij wie in 2008 gemiddeld minder dan 4 werknemers, uitgedrukt in f.t.e., werkzaam waren, is niet heffingsplichtig. Bij de vaststelling van het aantal f.t.e. worden medewerkers die worden ingezet bij de detailhandelsverkoop niet meegerekend. Personeel in de overhead, zoals directie en administratie, worden meegerekend naar rato van het gemiddelde aantal werknemers in f.t.e. dat in het betreffende jaar direct bij de vleesproductie betrokken was. Om te verduidelijken dat het bij het vaststellen van het gemiddelde aantal werknemers niet uitsluitend dient te gaan om werknemers die een arbeidsovereenkomst met de onderneming hebben in de zin van het Burgerlijk Wetboek, maar ook om diegenen die als zelfstandige zonder personeel, als uitzendkracht of als inleenkracht werkzaam zijn in die onderneming, is het begrip "werknemer" gedefinieerd. Nu gekozen is voor een heffingsgrondslag op basis van gegevens uit een voorgaand jaar, dient tevens een heffing geformuleerd te worden voor startende ondernemingen, die immers niet over historische gegevens beschikken. Analoog aan de systematiek bij de huishoudelijke heffing wordt deze bedrijven, ongeacht de grootte, een heffing opgelegd die gelijk is aan die voor de kleinste heffingsplichtige bedrijven. In onderhavig geval is dat 81,96 (waarvan 38,72 voor het O & O fonds en 43,24 voor het fonds sociale aangelegenheden), zijnde de heffing, gebaseerd op de loonsom over vier voltijdsmedewerkers, het kleinste personeelsbestand dat te verwachten is bij bedrijven die onder deze verordening vallen. Dit betekent dat de ondernemer niet heffingsplichtig is wanneer het op grond van artikel 2 berekende heffingsbedrag lager is dan 81,96. Schilthuisaftrek Op grond van artikel 126, zesde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie kan aan leden dan wel indirecte leden van een ondernemersorganisatie, zoals aangewezen in het Besluit aanwijzing ondernemersorganisaties in verband met toepassing Schilthuisaftrek 7

(PVV) 2009, een aftrek van 50% van het bedrag dat zij aan contributie aan de betreffende ondernemersorganisatie hebben betaald worden toegestaan tot maximaal de helft van het totaal verschuldigde bedrag aan heffingen in de vleesindustrie. De becijfering van de opbrengst (netto, contributieaftrek) en vindplaats in de begroting Bestemming Begroting 2009 - O & O fonds vleesindustrie 105.000 - fonds sociale aangelegenheden vleesindustrie 116.000 totaal 221.000 (zie pagina 57 van de begroting) Terugwerkende kracht Aan de verordening wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2009. Ondanks het feit dat de terugwerking van de verordeningen een ruime periode beslaat, kan van de betrokken ondernemers redelijkerwijs worden gevraagd dat zij vanaf 1 januari 2009 rekening hebben moeten houden met deze heffingsverordening. Hierbij wordt gerefereerd aan het feit dat het doorlopende heffingen betreft die jaarlijks worden vastgesteld. Voor het heffingsjaar 2009 was reeds een heffingsverordening vastgesteld identiek aan de onderhavige, zij het dat de heffingsgrondslag was gebaseerd op de gerealiseerde loonsom in plaats van op f.t.e. Die verordening is toen overeenkomstig het bepaalde in artikel 100, eerste en tweede lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie,in ontwerp vastgesteld, en ter kennisgeving van personen voor welke die verordening bindende regelen inhield, geplaatst in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie van 26 september 2008 (nr. 80). Naar aanleiding daarvan zijn destijds geen bedenkingen ontvangen, zodat het bestuur van het productschap in zijn vergadering van 29 oktober 2008 is overgegaan tot definitieve vaststelling van die verordening. De voorzienbaarheid van de verordening is ook hiermee gegeven. Met onderhavige verordening worden voorts geen hogere heffingen voorzien dan waartoe destijds was besloten. Uitgesloten is dat een individuele ondernemer op basis van de onderhavige verordening, met heffingsgrondslag f.t.e., een hogere heffing zou moeten betalen dan wanneer deze zou zijn berekend op basis van de voormalige heffingsgrondslag loonsom. Tenslotte wordt nog opgemerkt dat over de op te leggen heffingen vroegtijdig met de vleesindustriesector is gecommuniceerd. Administratieve lasten Met onderhavige verordening zijn geen administratieve lasten gemoeid. De administratieve lasten die betrekking hebben op de toepassing van deze verordening zijn terug te voeren op de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005. Deze administratieve lasten zijn integraal bepaald voor het gehele heffingsinstrumentarium van het Productschap Vee en Vlees. Steunmelding De bestemmingsheffingen die op grond van deze verordening geheven worden behoren tot één van de categorieën steunmaatregelen van artikel 87, tweede lid, van het EG-Verdrag (thans artikel 107, tweede lid, VWEU). De Europese Commissie heeft de financiering door middel van de in deze verordening opgenomen bestemmingsheffingen op grond van artikel 87, derde lid, van het EG-Verdrag (thans artikel 107, derde lid, VWEU) goedgekeurd. De meest recente goedgekeurde steunmaatregelen zijn bekend als N155/2004 en N211/2004. 8

Het is de voorzitter niet toegestaan bestemmingsheffingen zoals in deze verordening voorzien aan de ondernemer op te leggen, indien hieraan niet een door de Europese Commissie goedgekeurde steunmaatregel ten grondslag ligt. Zoetermeer, 14 december 2011 S.W.A. Lak voorzitter S.B.M. Jongerius secretaris PVV 4 Verordening bestemmingsheffingen vleesindustrie (PVV) 2010 Verordening van het Productschap Vee en Vlees van 14 december 2011, houdende de vaststelling van een bestemmingsheffing ten behoeve van de vleesindustrie voor het jaar 2010 (Verordening bestemmingsheffingen vleesindustrie (PVV) 2010). Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees; Gelet op de artikelen 95 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikel 12 van het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees; Gezien de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005; Besluit: Artikel 1 Deze verordening neemt over de begripsbepalingen van de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005 en de Verordening huishoudelijke heffingen (PVV) 2010 en verstaat voorts onder: a. fonds sociale aangelegenheden : fonds als bedoeld in artikel 1 van de Verordening fonds sociale aangelegenheden vleesindustrie (PVV) 2003; b. O & O fonds : fonds als bedoeld in artikel 1 van de Verordening O & O fonds vleesindustrie (PVV) 2003; c. f.t.e. : fulltime-equivalent van de werknemer waarbij de fulltimeequivalent gemiddeld 36 uur per week bedraagt; d. werknemer : eenieder die werkzaam is in een onderneming in de vleesindustrie, waaronder begrepen: - eenieder die een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan met de ondernemer die de onderneming in stand houdt; - alsmede eenieder die als zelfstandige zonder personeel of als uitzendkracht of inleenkracht werkzaam is in de onderneming. Artikel 2 1. De ondernemer die een onderneming drijft waarin de vleesindustrie wordt uitgeoefend is voor het kalenderjaar 2010 op basis van het gemiddelde aantal werknemers, uitgedrukt in f.t.e., dat in 2009 in de onderneming werkzaam was een bestemmingsheffing verschuldigd tegen het in het tweede lid bepaalde tarief en de daarbij gegeven bestemming. 2. De in het eerste lid bedoelde heffing bedraagt 18,87 per f.t.e., waarvan 10,00 voor het fonds sociale aangelegenheden is bestemd en 8,87 voor het O&O fonds is bestemd. 9

3. De ondernemer die na 1 januari 2010 heeft aangevangen een onderneming te drijven als bedoeld in het eerste lid, is een heffing verschuldigd overeenkomstig het tweede lid gebaseerd op 4 f.t.e. 4. De in het eerste lid bedoelde heffing geldt niet voor de ondernemer in wiens onderneming in 2009, gemiddeld minder dan 4 werknemers, uitgedrukt in f.t.e., werkzaam waren. Artikel 3 1. Aan de ondernemer, die voor het jaar 2010 contributie heeft betaald als lid of indirect lid van een volgens het vierde lid aangewezen ondernemersorganisatie, wordt op zijn verzoek een aftrek toegestaan op het bedrag dat de ondernemer aan heffingen is verschuldigd op grond van deze verordening. 2. De in het eerste lid bedoelde aftrek beloopt 40% van het bedrag dat de ondernemer als contributie voor het jaar 2010 aan de betreffende ondernemersorganisatie heeft betaald tot ten hoogste 40% van het bedrag dat de ondernemer aan heffingen is verschuldigd op grond van deze verordening. 3. Indien de ondernemer, naast de aftrek als bedoeld in het eerste lid, op grond van een andere heffingsverordening van het productschap aanspraak maakt op aftrek in verband met betaalde contributie als lid of indirect lid van een overeenkomstig het vierde lid aangewezen ondernemersorganisatie, dan kan de som hiervan niet meer bedragen dan 50% van de contributie die door de ondernemer aan de aangewezen ondernemersorganisatie voor het jaar 2010 is betaald. 4. De in het eerste lid bedoelde ondernemersorganisatie wordt aangewezen door het bestuur, met inachtneming van het bepaalde in het Besluit beleidsregels Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad. Artikel 4 Voor de toepassing van deze verordening geldt het bepaalde bij of krachtens de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005. Artikel 5 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestemmingsheffingen vleesindustrie (PVV) 2010. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van publicatie van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010. Zoetermeer, 14 december 2011 S.W.A. Lak voorzitter S.B.M. Jongerius secretaris Goedgekeurd door de Toezichtkamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 2 februari 2012. 10

TOELICHTING BIJ DE VERORDENING BESTEMMINGSHEFFINGEN VLEESINDUSTRIE (PVV) 2010 Algemeen In deze verordening worden de bestemmingsheffingen vleesindustrie over het jaar 2010 vastgesteld. De heffingsopbrengsten zullen deels in het O & O fonds en deels in het fonds sociale aangelegenheden vloeien. Het productschap heeft over het jaar 2010 niet eerder een bestemmingsheffing ten behoeve van de vleesindustrie opgelegd op de grondslag van de loonsom. Bij gebreke van een door de Europese Commissie goedgekeurde steunmaatregel ter zake van de wijziging van de heffingsgrondslag van het "aantal f.t.e." naar "loonsom", was het productschap daartoe ook niet gerechtigd. Omdat niet duidelijk is geworden of de noodzakelijke goedkeuring van de Europese Commissie überhaupt kan worden verkregen voor het nieuwe heffingsregime, en zo ja, wanneer dat het geval zou zijn, is besloten terug te keren naar de heffingsgrondslag zoals die tot en met 2008 gold en waaraan de Europese Commissie reeds haar goedkeuring heeft gegeven. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om alsnog de benodigde inkomsten te genereren die ter financiering van de activiteiten ten behoeve van de vleesindustriesector noodzakelijk zijn. De Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005 regelt de algemene zaken ten aanzien van vaststelling, oplegging en inning van de heffingen. Doelstelling, neveneffecten en algemeen/sectoraal belang activiteiten De in het kader van onderhavige heffingsverordening op te leggen heffingen in de vleesindustrie worden aangewend ter bevordering van onderzoek en ontwikkeling en sociale aangelegenheden. O & O fonds Doelstelling van het O & O fonds is het versterken van de gehele keten door middel van financiering van collectief onderzoek. In verband met de ontwikkelingen in productiewijzen, stromen van producten uit de hele wereld en kennisontwikkeling van nieuwe dan wel opkomende gevaren, is het belangrijk om dit zo spoedig mogelijk te signaleren en methoden van beheersen dan wel eliminatie te ontwikkelen. Daarmee kan het Nederlandse bedrijfsleven rondom de vee- en vleesproductie de veiligheid en kwaliteit van producten voor buitenlandse markten en de Nederlandse consument in stand houden, dan wel vergroten. Aandachtsgebieden ter verwezenlijking van de genoemde doelstellingen in de vleesindustrie zijn onder meer technisch vleesonderzoek en microbiologische kwaliteit, automatisering en technologie en ontwikkelingen op het gebied van traceerbaarheid en integrale kwaliteitszorg. Verder wordt aandacht besteed aan onderzoek naar vlees in relatie tot humane voeding en worden er projecten gefinancierd op het gebied van kennisoverdracht. Fonds sociale aangelegenheden De middelen van het fonds sociale aangelegenheden dienen primair de factor arbeid. De activiteiten die uit het fonds worden bekostigd zijn gericht op het creëren van goede arbeidsomstandigheden en het leggen van een structurele basis voor een hoogwaardige werkgelegenheid in de sector. De activiteiten zijn met name gericht op het signaleren en wegnemen van belangrijke knelpunten met betrekking tot de instroom van nieuwe werknemers, doorstroom naar hogere functies, ouderenbeleid of arbeidsomstandighedenbeleid. Ook vraagt het thema flexibele arbeid de nodige aandacht. Uit het fonds sociale aangelegenheden kunnen projecten bekostigd worden die als doel hebben de werkgevers en werknemers te ondersteunen bij hun inzet om deze bedrijfstak gezonder en aantrekkelijker te maken. Aandachtsgebieden ter verwezenlijking van de genoemde doelstellingen zijn onder meer: Arbeidsmarktbeleid Om werknemers te behouden voor de sector moet een leeftijdsbewust personeelsbeleid worden gevoerd zodat werken aantrekkelijk blijft voor elke leeftijdscategorie. Uiteraard is leeftijdsbewust personeelsbeleid direct gerelateerd aan het arbeidsmarktbeleid. 11

EU- medewerkers in de vleessector Om de vlees- en vleeswarensector aantrekkelijk te houden en te maken voor arbeidsmigranten is een project gestart om deze te informeren over wet en regelgeving, arbeidsvoorwaarden en huisvesting. Daarnaast zullen activiteiten worden gestart rond behoud en instroom van arbeidskrachten in de sector en mogelijke normering van huisvesting. De looptijd van het project is drie jaar waarin verschillende evaluatiemomenten zijn opgenomen. Arbeidsomstandigheden Onderzoek naar oplossingen ter voorkoming van mogelijke gezondheidsschade van werknemers als gevolg van onder meer de belasting van het bewegingsapparaat, het werken met endotoxinen en werkdruk en dergelijke. Tevens wordt in dit onderzoek aandacht besteed aan veilig werken via arbeidscatalogi. Onderzoek en registratie Nadere uitwerking van sociaal economische kerngegevens als werkgelegenheidsregistratie om het beleid ten aanzien van de diverse facetten van arbeid te ondersteunen. Noodzaak publieke regelgeving, afweging t.o.v. private alternatieven, uitvoerings- en handhavingsaspecten Voor individuele bedrijven is het niet of nauwelijks haalbaar om substantiële investeringen te doen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en de verbetering van arbeidsomstandigheden en werkgelegenheid. Aangezien de bevordering van de ontwikkeling op genoemde terreinen het gemeenschappelijk belang van de bedrijfsgenoten in deze branche dient, is gekozen voor een collectieve publieke aanpak. Middels publiekrechtelijke regelgeving is het mogelijk om dankzij de door de gezamenlijke ondernemingen bijeengebrachte middelen, schaaleffecten en efficiencyvoordelen te behalen die individueel niet te realiseren zijn. Het gaat hier om een heffingsverordening waarbij uitvoerings- en handhavingsaspecten geheel voor rekening van het productschap komen. Er wordt geen last gelegd op andere overheden. Onderbouwing structuur en werking naar de bedrijfsgenoten Ondernemingen in de vleesindustrie die ingevolge het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees onder de werkingssfeer van het productschap vallen, zijn slachterijen, uitsnijderijen en voorverpakkers. Voor de vleesbedrijven met een industriële productstructuur is de Commissie Vleesindustrie opgericht, die verantwoordelijk is voor de aangelegenheden die deze ondernemingen betreffen. Het zijn deze bedrijven die heffingsplichtig zijn. Omdat de omvang van het personeelsbestand en de afzetstructuur van de onderneming de bepalende factoren zijn bij de vraag of een onderneming een industriële productiestructuur bezit, is besloten het onderscheid te baseren op het aantal werknemers, uitgedrukt in f.t.e., dat direct of indirect is betrokken bij de leesproductie. De ondernemer bij wie in 2009 gemiddeld minder dan 4 werknemers, uitgedrukt in f.t.e., werkzaam waren, is niet heffingsplichtig. Bij de vaststelling van het aantal f.t.e. worden medewerkers die worden ingezet bij de detailhandelsverkoop niet meegerekend. Personeel in de overhead, zoals directie en administratie, worden meegerekend naar rato van het gemiddelde aantal werknemers in f.t.e. dat in het betreffende jaar direct bij de vleesproductie betrokken was. Om te verduidelijken dat het bij het vaststellen van het gemiddelde aantal werknemers niet uitsluitend dient te gaan om werknemers die een arbeidsovereenkomst met de onderneming hebben in de zin van het Burgerlijk Wetboek, maar ook om diegenen die als zelfstandige zonder personeel, als uitzendkracht of als inleenkracht werkzaam zijn in die onderneming, is het begrip "werknemer" gedefinieerd. Nu gekozen is voor een heffingsgrondslag op basis van gegevens uit een voorgaand jaar, dient een heffing geformuleerd te worden voor startende ondernemingen, die immers niet over historische gegevens beschikken. Analoog aan de systematiek bij de huishoudelijke heffing wordt deze bedrijven een heffing opgelegd die gelijk is aan die voor de kleinste heffingsplichtige bedrijven. In onderhavig geval is dat 75,48 waarvan 35,48 voor het O & O fonds en 40,00 voor het fonds sociale aangelegenheden), zijnde de heffing gebaseerd op de loonsom over vier voltijdsmedewerkers, het kleinste 12

personeelsbestand dat te verwachten is bij bedrijven die onder deze verordening vallen. Dit betekent dat de ondernemer niet heffingsplichtig is wanneer het op grond van artikel 2 berekende heffingsbedrag lager is dan 75,48. Schilthuisaftrek Op grond van artikel 126, zesde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie kan aan leden dan wel indirecte leden van een ondernemersorganisatie, zoals aangewezen in het Besluit aanwijzing ondernemersorganisaties in verband met toepassing Schilthuisaftrek (PVV) 2010, een aftrek worden toegestaan op de verschuldigde heffingen tot een deel van het bedrag dat door deze ondernemers als contributie aan de aangewezen ondernemersorganisatie is betaald. De Schilthuisaftrek wordt ingevolge het achtste lid van artikel 126, voor bestemmingsheffingen jaarlijks afgebouwd, tot uiteindelijk nihil. Voor het jaar 2010 geldt een maximumaftrek van 40% van het bedrag dat aan contributie voor het jaar 2010 is betaald. Indien recht bestaat op Schilthuisaftrek zowel op grond van deze verordening als op grond van een andere verordening van het productschap, zoals de Verordening huishoudelijke heffingen (PVV) 2010, dan mag deze aftrek tezamen niet meer bedragen dan 50% van het aan contributie betaalde bedrag. De becijfering van de opbrengst (netto, contributieaftrek) en vindplaats in de begroting Bestemming Begroting 2010 - O & O fonds vleesindustrie 110.400 - fonds sociale aangelegenheden vleesindustrie 121.800 totaal 232.200 (zie pagina 57 van de begroting) Terugwerkende kracht Aan de verordening wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2010. Ondanks het feit dat de terugwerking van de verordeningen een ruime periode beslaat, kan van de betrokken ondernemers redelijkerwijs worden gevraagd dat zij vanaf 1 januari 2010 rekening hebben moeten houden met deze heffingsverordening. Hierbij wordt gerefereerd aan het feit dat het doorlopende heffingen betreft die jaarlijks worden vastgesteld. Voor het heffingsjaar 2010 was reeds een heffingsverordening vastgesteld identiek aan de onderhavige, zij het dat de heffingsgrondslag was gebaseerd op de gerealiseerde loonsom in plaats van op f.t.e. Die verordening is toen overeenkomstig het bepaalde in artikel 100, eerste en tweede lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie,in ontwerp vastgesteld, en ter kennisgeving van personen voor welke die verordening bindende regelen inhield, geplaatst in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie van 25 september 2009 (nr. 63). Naar aanleiding daarvan zijn destijds geen bedenkingen ontvangen, zodat het bestuur van het productschap in zijn vergadering van 28 oktober 2009 is overgegaan tot definitieve vaststelling van die verordening. De voorzienbaarheid van de verordening is ook hiermee gegeven. Met onderhavige verordening worden voorts geen hogere heffingen voorzien dan waartoe destijds was besloten. Uitgesloten is dat een individuele ondernemer op basis van de onderhavige verordening, met heffingsgrondslag f.t.e., een hogere heffing zou moeten betalen dan wanneer deze zou zijn berekend op basis van de voormalige heffingsgrondslag loonsom. Tenslotte wordt nog opgemerkt dat over de op te leggen heffingen vroegtijdig met de vleesindustriesector is gecommuniceerd. Administratieve lasten Met onderhavige verordening zijn geen administratieve lasten gemoeid. De administratieve lasten die betrekking hebben op de toepassing van deze verordening zijn terug te voeren op de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005. Deze administratieve lasten zijn integraal bepaald voor het gehele heffingsinstrumentarium van het Productschap Vee en Vlees. 13

Steunmelding De bestemmingsheffingen die op grond van deze verordening geheven worden behoren tot één van de categorieën steunmaatregelen van artikel 107, tweede lid, VWEU. De Europese Commissie heeft de financiering door middel van de in deze verordening opgenomen bestemmingsheffingen op grond van artikel 107, derde lid, VWEU (destijds artikel 87, derde lid van het EG-Verdrag) goedgekeurd. De meest recente goedgekeurde steunmaatregelen zijn bekend als N155/2004 en N211/2004. Het is de voorzitter niet toegestaan bestemmingsheffingen zoals in deze verordening voorzien aan de ondernemer op te leggen, indien hieraan niet een door de Europese Commissie goedgekeurde steunmaatregel ten grondslag ligt. Zoetermeer, 14 december 2011 S.W.A. Lak voorzitter S.B.M. Jongerius secretaris PVV 5 Verordening bestemmingsheffingen vleesindustrie (PVV) 2011 Verordening van het Productschap Vee en Vlees van 14 december 2011, houdende de vaststelling van een bestemmingsheffing ten behoeve van de vleesindustrie voor het jaar 2011 (Verordening bestemmingsheffingen vleesindustrie (PVV) 2011). Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees; Gelet op de artikelen 95 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikel 12 van het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees; Gezien de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005; Besluit: Artikel 1 Deze verordening neemt over de begripsbepalingen van de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005 en de Verordening huishoudelijke heffingen (PVV) 2011 en verstaat voorts onder: a. fonds sociale aangelegenheden : fonds als bedoeld in artikel 1 van de Verordening fonds sociale aangelegenheden vleesindustrie (PVV) 2003; b. O & O fonds : fonds als bedoeld in artikel 1 van de Verordening O & O fonds vleesindustrie (PVV) 2003; c. f.t.e. : fulltime-equivalent van de werknemer waarbij de fulltimeequivalent gemiddeld 36 uur per week bedraagt; d. werknemer : eenieder die werkzaam is in een onderneming in de vleesindustrie, waaronder begrepen: - eenieder die een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan met de ondernemer die de onderneming in stand houdt; - alsmede eenieder die als zelfstandige zonder personeel of als uitzendkracht of inleenkracht werkzaam is in de onderneming. Artikel 2 1. De ondernemer die een onderneming drijft waarin de vleesindustrie wordt uitgeoefend is voor het kalenderjaar 2011 op basis van het gemiddelde aantal werknemers, uitgedrukt in f.t.e., dat in 2010 in de onderneming werkzaam was een 14

bestemmingsheffing verschuldigd tegen het in het tweede lid bepaalde tarief en de daarbij gegeven bestemming. 2. De in het eerste lid bedoelde heffing bedraagt 18,87 per f.t.e., waarvan 10,00 voor het fonds sociale aangelegenheden is bestemd en 8,87 voor het O&O fonds is bestemd. 3. De ondernemer die na 1 januari 2011 heeft aangevangen een onderneming te drijven als bedoeld in het eerste lid, is een heffing verschuldigd overeenkomstig het tweede lid gebaseerd op 4 f.t.e. 4. De in het eerste lid bedoelde heffing geldt niet voor de ondernemer in wiens onderneming in 2010, gemiddeld minder dan 4 werknemers, uitgedrukt in f.t.e., werkzaam waren. Artikel 3 1. Aan de ondernemer, die voor het jaar 2011 contributie heeft betaald als lid of indirect lid van een volgens het vierde lid aangewezen ondernemersorganisatie, wordt op zijn verzoek een aftrek toegestaan op het bedrag dat de ondernemer aan heffingen is verschuldigd op grond van deze verordening. 2. De in het eerste lid bedoelde aftrek beloopt 30% van het bedrag dat de ondernemer als contributie voor het jaar 2011 aan de betreffende ondernemersorganisatie heeft betaald tot ten hoogste 30% van het bedrag dat de ondernemer aan heffingen is verschuldigd op grond van deze verordening. 3. Indien de ondernemer, naast de aftrek als bedoeld in het eerste lid, op grond van een andere heffingsverordening van het productschap aanspraak maakt op aftrek in verband met betaalde contributie als lid of indirect lid van een overeenkomstig het vierde lid aangewezen ondernemersorganisatie, dan kan de som hiervan niet meer bedragen dan 50% van de contributie die door de ondernemer aan de aangewezen ondernemersorganisatie voor het jaar 2011 is betaald. 4. De in het eerste lid bedoelde ondernemersorganisatie wordt aangewezen door het bestuur, met inachtneming van het bepaalde in het Besluit beleidsregels Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad. Artikel 4 Voor de toepassing van deze verordening geldt het bepaalde bij of krachtens de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005. Artikel 5 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestemmingsheffingen vleesindustrie (PVV) 2011. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van publicatie van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2011. Zoetermeer, 14 december 2011 S.W.A. Lak voorzitter S.B.M. Jongerius secretaris Goedgekeurd door de Toezichtkamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 2 februari 2012. 15

TOELICHTING BIJ DE VERORDENING BESTEMMINGSHEFFINGEN VLEESINDUSTRIE (PVV) 2011 Algemeen In deze verordening worden de bestemmingsheffingen vleesindustrie over het jaar 2011 vastgesteld. De heffingsopbrengsten zullen deels in het O & O fonds en deels in het fonds sociale aangelegenheden vloeien. Het productschap heeft over het jaar 2011 niet eerder een bestemmingsheffing ten behoeve van de vleesindustrie opgelegd op de grondslag van de loonsom. Bij gebreke van een door de Europese Commissie goedgekeurde steunmaatregel ter zake van de wijziging van de heffingsgrondslag van het "aantal f.t.e." naar "loonsom", was het productschap daartoe ook niet gerechtigd. Omdat niet duidelijk is geworden of de noodzakelijke goedkeuring van de Europese Commissie überhaupt kan worden verkregen voor het nieuwe heffingsregime, en zo ja, wanneer dat het geval zou zijn, is besloten terug te keren naar de heffingsgrondslag zoals die tot en met 2008 gold en waaraan de Europese Commissie reeds haar goedkeuring heeft gegeven. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om alsnog de benodigde inkomsten te genereren die ter financiering van de activiteiten ten behoeve van de vleesindustriesector noodzakelijk zijn. De Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005 regelt de algemene zaken ten aanzien van vaststelling, oplegging en inning van de heffingen. Doelstelling, neveneffecten en algemeen/sectoraal belang activiteiten De in het kader van onderhavige heffingsverordening op te leggen heffingen in de vleesindustrie worden aangewend ter bevordering van onderzoek en ontwikkeling en sociale aangelegenheden. O & O fonds Doelstelling van het O & O fonds is het versterken van de gehele keten door middel van financiering van collectief onderzoek. In verband met de ontwikkelingen in productiewijzen, stromen van producten uit de hele wereld en kennisontwikkeling van nieuwe dan wel opkomende gevaren, is het belangrijk om dit zo spoedig mogelijk te signaleren en methoden van beheersen dan wel eliminatie te ontwikkelen. Daarmee kan het Nederlandse bedrijfsleven rondom de vee- en vleesproductie de veiligheid en kwaliteit van producten voor buitenlandse markten en de Nederlandse consument in stand houden, dan wel vergroten. Aandachtsgebieden ter verwezenlijking van de genoemde doelstellingen in de vleesindustrie zijn onder meer technisch vleesonderzoek en microbiologische kwaliteit, automatisering en technologie en ontwikkelingen op het gebied van traceerbaarheid en integrale kwaliteitszorg. Verder wordt aandacht besteed aan onderzoek naar vlees in relatie tot humane voeding en worden er projecten gefinancierd op het gebied van kennisoverdracht. Fonds sociale aangelegenheden De middelen van het fonds sociale aangelegenheden dienen primair de factor arbeid. De activiteiten die uit het fonds worden bekostigd zijn gericht op het creëren van goede arbeidsomstandigheden en het leggen van een structurele basis voor een hoogwaardige werkgelegenheid in de sector. De activiteiten zijn met name gericht op het signaleren en wegnemen van belangrijke knelpunten met betrekking tot de instroom van nieuwe werknemers, doorstroom naar hogere functies, ouderenbeleid of arbeidsomstandighedenbeleid. Ook vraagt het thema flexibele arbeid de nodige aandacht. Uit het fonds sociale aangelegenheden kunnen projecten bekostigd worden die als doel hebben de werkgevers en werknemers te ondersteunen bij hun inzet om deze bedrijfstak gezonder en aantrekkelijker te maken. Aandachtsgebieden ter verwezenlijking van de genoemde doelstellingen zijn onder meer: Arbeidsmarktbeleid Gezamenlijk met andere productschappen en de vakorganisaties wordt het project Verankering arbeid uitgevoerd. Doel hiervan is om het werken in de vleesindustrie aantrekkelijk te houden en te verbeteren. 16

EU- medewerkers in de vleessector Om de vlees- en vleeswarensector aantrekkelijk te houden en te maken voor arbeidsmigranten is een project gestart om deze te informeren over wet- en regelgeving, arbeidsvoorwaarden en huisvesting. Daarnaast zullen activiteiten worden gestart rond behoud en instroom van arbeidskrachten in de sector en mogelijke normering van huisvesting. De looptijd van het project is drie jaar waarin verschillende evaluatiemomenten zijn opgenomen. Arbeidsomstandigheden Onderzoek naar oplossingen ter voorkoming van mogelijke gezondheidsschade van werknemers als gevolg van onder meer de belasting van het bewegingsapparaat, het werken met endotoxinen en werkdruk en dergelijke. Tevens wordt in dit onderzoek aandacht besteed aan veilig werken via arbeidscatalogi. Onderzoek en registratie Nadere uitwerking van sociaal-economische kerngegevens als werkgelegenheidsregistratie om het beleid ten aanzien van de diverse facetten van arbeid te ondersteunen. Noodzaak publieke regelgeving, afweging t.o.v. private alternatieven, uitvoerings- en handhavingsaspecten Voor individuele bedrijven is het niet of nauwelijks haalbaar om substantiële investeringen te doen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en de verbetering van arbeidsomstandigheden en werkgelegenheid. Aangezien de bevordering van de ontwikkeling op genoemde terreinen het gemeenschappelijk belang van de bedrijfsgenoten in deze branche dient, is gekozen voor een collectieve publieke aanpak. Middels publiekrechtelijke regelgeving is het mogelijk om dankzij de door de gezamenlijke ondernemingen bijeengebrachte middelen, schaaleffecten en efficiencyvoordelen te behalen die individueel niet te realiseren zijn. Het gaat hier om een heffingsverordening waarbij uitvoerings- en handhavingslasten geheel voor rekening van het productschap komen. Er wordt geen last gelegd op andere overheden. Onderbouwing structuur en werking naar de bedrijfsgenoten Ondernemingen in de vleesindustrie die ingevolge het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees onder de werkingssfeer van het productschap vallen, zijn slachterijen, uitsnijderijen en voorverpakkers. Voor deze vleesbedrijven, die een industriële productstructuur hebben, is de Commissie Vleesindustrie opgericht, die verantwoordelijk is voor de aangelegenheden die deze ondernemingen betreffen. Het zijn deze bedrijven die heffingsplichtig zijn. Omdat de omvang van het personeelsbestand en de afzetstructuur van de onderneming de bepalende factoren zijn bij de vraag of een onderneming een industriële productiestructuur bezit, is besloten het onderscheid te baseren op het aantal werknemers, uitgedrukt in f.t.e., dat direct of indirect is betrokken bij de vleesproductie. De ondernemer bij wie in 2010 gemiddeld minder dan 4 werknemers, uitgedrukt in f.t.e., werkzaam waren, is niet heffingsplichtig. Bij de vaststelling van het aantal f.t.e. worden medewerkers die worden ingezet bij de detailhandelsverkoop niet meegerekend. Personeel in de overhead, zoals directie en administratie, worden meegerekend naar rato van het gemiddelde aantal werknemers in f.t.e. dat in het betreffende jaar direct bij de vleesproductie betrokken was. Om te verduidelijken dat het bij het vaststellen van het gemiddelde aantal werknemers niet uitsluitend dient te gaan om werknemers die een arbeidsovereenkomst met de onderneming hebben in de zin van het Burgerlijk Wetboek, maar ook om diegenen die als zelfstandige zonder personeel, als uitzendkracht of als inleenkracht werkzaam zijn in die onderneming, is het begrip "werknemer" gedefinieerd. Nu gekozen is voor een heffingsgrondslag op basis van gegevens uit een voorgaand jaar, dient een heffing geformuleerd te worden voor startende ondernemingen, die immers niet over historische gegevens beschikken. Analoog aan de systematiek bij de huishoudelijke heffing wordt deze bedrijven een heffing opgelegd die gelijk is aan die voor de kleinste heffingsplichtige bedrijven. In onderhavig geval is dat 75,48 (waarvan 35,48 voor het O & O fonds en 40,00 voor het fonds sociale aangelegenheden), zijnde de heffing gebaseerd op de loonsom over vier 17

voltijdsmedewerkers, het kleinste personeelsbestand dat te verwachten is bij bedrijven die onder deze verordening vallen. Dit betekent dat de ondernemer niet heffingsplichtig is wanneer het op grond van artikel 2 berekende heffingsbedrag lager is dan 75,48. Schilthuisaftrek Op grond van artikel 126, zesde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie kan aan leden dan wel indirecte leden van een ondernemersorganisatie, zoals aangewezen in het Besluit aanwijzing ondernemersorganisaties in verband met toepassing Schilthuisaftrek (PVV) 2011, een aftrek worden toegestaan op de verschuldigde heffingen tot een deel van het bedrag dat door deze ondernemers als contributie aan de aangewezen ondernemersorganisatie is betaald. De Schilthuisaftrek wordt ingevolge het achtste lid van artikel 126, voor bestemmingsheffingen jaarlijks afgebouwd, tot uiteindelijk nihil. Voor het jaar 2011 geldt een maximumaftrek van 30% van het bedrag dat aan contributie voor het jaar 2011 is betaald. Indien recht bestaat op Schilthuisaftrek zowel op grond van deze verordening als op grond van een andere verordening van het productschap, zoals de Verordening huishoudelijke heffingen (PVV) 2011, dan mag deze aftrek tezamen niet meer bedragen dan 50% van het aan contributie betaalde bedrag. De becijfering van de opbrengst (netto, contributieaftrek) en vindplaats in de begroting Bestemming Begroting 2011 - O & O fonds vleesindustrie 115.800 - fonds sociale aangelegenheden vleesindustrie 127.600 totaal 243.400 (zie pagina 57 van de begroting) Terugwerkende kracht Aan de verordening wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2011. Ondanks het feit dat de terugwerking van de verordeningen een ruime periode beslaat, kan van de betrokken ondernemers redelijkerwijs worden gevraagd dat zij vanaf 1 januari 2011 rekening hebben moeten houden met deze heffingsverordening. Hierbij wordt gerefereerd aan het feit dat het doorlopende heffingen betreft die jaarlijks worden vastgesteld. Voor het heffingsjaar 2011 was reeds een heffingsverordening vastgesteld identiek aan de onderhavige, zij het dat de heffingsgrondslag was gebaseerd op de gerealiseerde loonsom in plaats van op f.t.e. Die verordening is toen overeenkomstig het bepaalde in artikel 100, eerste en tweede lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie, in ontwerp vastgesteld, en ter kennisgeving van personen voor welke die verordening bindende regelen inhield, geplaatst in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie van 17 september 2010 (nr. 55). Naar aanleiding daarvan zijn destijds geen bedenkingen ontvangen, zodat het bestuur van het productschap in zijn vergadering van 27 oktober 2010 is overgegaan tot definitieve vaststelling van die verordening. De voorzienbaarheid van de verordening is ook hiermee gegeven. Met onderhavige verordening worden voorts geen hogere heffingen voorzien dan waartoe destijds was besloten. Uitgesloten is dat een individuele ondernemer op basis van de onderhavige verordening, met heffingsgrondslag f.t.e., een hogere heffing zou moeten betalen dan wanneer deze zou zijn berekend op basis van de voormalige heffingsgrondslag loonsom. Tenslotte wordt nog opgemerkt dat over de op te leggen heffingen vroegtijdig met de vleesindustriesector is gecommuniceerd. Administratieve lasten Met onderhavige verordening zijn geen administratieve lasten gemoeid. De administratieve lasten die betrekking hebben op de toepassing van deze verordening zijn terug te voeren op de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005. Deze administratieve lasten zijn integraal bepaald voor het gehele heffingsinstrumentarium van het Productschap Vee en Vlees. 18