VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN 2004



Vergelijkbare documenten
RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES. Over het Europees verbintenissenrecht.

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES. over de behandeling van klachten en geschillen voor de bankdiensten-krediet-beleggingen.

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES. Over het voorontwerp actieplan Maatschappelijk verantwoord ondernemen in België.

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

N HANDELSPR Fin. diensten A 03 Brussel, MH/SL/LC A D V I E S. betreffende

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

CRB DEF CCR 10

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

N Financiële planners A2 Brussel, 27 maart 2014 MH/SL-EDJ/AS ADVIES. over

RAAD VOOR HET VERBRUIK

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

VERSLAG AAN DE KONING

A. Inleiding. De Hoge Raad had zijn advies uitgebracht op 7 september 2017.

RVV 377 RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

RVV 317 RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES. Over de bankreclame en -marketing ten aanzien van jongeren

RAAD VOOR HET VERBRUIK HUISHOUDELIJK REGLEMENT

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 5 november

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES. Over het verzoek tot bescherming van de beroepstitel van interieurarchitect van de Unie van Designers van België (UDB).

ADVIES. 15 september 2016

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

A D V I E S. over de

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

A D V I E S. over EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT BETREFFENDE NATUURLIJK MINERAAL WATER EN BRONWATER

Inhoudstafel. De Bibliotheek Handelsrecht Larcier... i Voorwoord bij de Reeks Bank- en insolventierecht...iii. Voorafgaande opmerking...

RVV 375 RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK

Metrologische Reglementering

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna "WVP"), inzonderheid artikel 29;

A ESR. Minister Gosuin. Aanvrager. Aanvraag ontvangen op 18 mei Aanvraag behandeld door

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk.

Doc. nr. E2:31011C05 Brussel, ADVIES VAN HET BUREAU. betreffende

12 AUGUSTUS Koninklijk besluit houdende de organisatie van de informatieveiligheid bij de instellingen van sociale zekerheid.

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

Voorzitter Mevrouw AELVOET, Minister van Consumenten, Volksgezondheid en Leefmilieu Kunstlaan 7

MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN, MINISTERIE VAN FINANCIEN EN MINISTERIE VAN MIDDENSTAND EN LANDBOUW

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

N HANDELSPR Oneerlijke handelspraktijken A06 Brussel, MH/SL/LC A D V I E S. over een

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

K het nummer van volgorde aanduidt van een kredietopneming, waarbij 1 < of = m;

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Nationaal Actie Plan d A ction N ational HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN DE NAPAN TASK FORCE

ADVIES. 24 april 2019

WETBOEK VAN ECONOMISCH RECHT. Boek XIII

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 29 april

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

A. Inleiding. beroepen. 2 Hervorming verschenen in het Publicatieblad van de Europese Unie L158 van 27 mei 2014.

ADVIES. Ontwerp van Milieuovereenkomst betreffende de afgedankte voertuigen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De erkenning als beroepsorganisatie

Doc. nr. E2:90---C36 Brussel, A D V I E S. over

8537/15 dau/pw/sm 1 DG G 3 A

N HAND PRAK - Biociden A2 Brussel, 26 juli 2013 MH/AB/AS ADVIES. over

Koninklijk besluit van 30 mei 1997 houdende de versterking van de doeltreffendheid van de instrumenten voor financiële steun aan de export

Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de samenstelling en de werking van de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn

452 ( ) Nr juli 2015 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

A D V I E S. betreffende DE PROBLEMATIEK VAN DE MUNTSTUKKEN VAN 1 EN 2 EUROCENT

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ;

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

Deel I. Belangrijkste basiswetgeving

Circulaire 2018/C/37 betreffende de invoering van een nieuwe vrijstelling van de taks op de beursverrichtingen

MINNELIJKE SCHIKKING GEFORMULEERD DOOR DE AUDITEUR VAN DE FSMA EN WAARMEE ABN AMRO BANK NV HEEFT INGESTEMD

Transcriptie:

VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN 2004 VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN 1

F.O.D. ECONOMIE Rechtstreeks op internet: www.mineco.fgov.be Verantwoordelijke uitgever: Michel Allardin North Gate III Koning Albert II laan, 16 1000 Brussel Wettelijk depot: D/2004/2295/38 0510-05 2 RAAD VOOR HET VERBRUIK

INHOUDSTAFEL I. Voorwoord van de Voorzitter van de Raad voor het Verbruik...5 II. De Raad voor het Verbruik : een oord van dialoog en overleg...9 III. De activiteiten van de Raad voor het Verbruik in 2004...13 IV. Bijlagen...25 1. Lijst van de adviezen van 2004 integraal overgenomen in huidig verslag...27 2. Lijst van de adviezen van de Raad voor het Verbruik sedert zijn oprichting...231 3. Statuten...249 4. Huishoudelijk reglement...253 5. Samenstelling van de Raad voor het Verbruik...257 6. Samenstelling van het Dagelijks Bestuur van de Raad...265 7. Secretariaat...267 VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN 3

4 RAAD VOOR HET VERBRUIK

I. Voorwoord van de Voorzitter van de Raad voor het Verbruik VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN 5

6 RAAD VOOR HET VERBRUIK

De Raad voor het Verbruik heeft in 2004 achtenveertig keer vergaderd (2 plenaire vergaderingen, 35 commissievergaderingen en 11 vergaderingen met het dagelijks bestuur) en heeft 25 adviezen uitgebracht en toch is dit net als dat van 2003 een vrij licht jaarverslag. Aangezien alle door de Raad uitgebrachte adviezen nu op de internetsite van de FOD Economie staan, heeft het immers niet veel nut meer om alle adviezen in het jaarverslag op te nemen. Wij hebben dus besloten om dertien adviezen te publiceren in huidig verslag. Dertien adviezen die een vrij volledig beeld geven van de thema s die in 2004 werden besproken. We vermelden kriskras door elkaar: - de studie en de omzetting van het Europese consumentenrecht, met onderwerpen zoals het actieplan voor de uitwerking van een coherenter Europees verbintenissenrecht, het voorstel voor een richtlijn betreffende oneerlijke handelspraktijken, het wegnemen van hinderpalen voor elektronische handel en de toekomstige wetgeving betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten; - de wil om reclame voor bankproducten en financiële producten beter te omkaderen, ook ten aanzien van jongeren; - de ontwikkelingen in de reissector, met de ontwikkeling van de praktijk van sommige professionelen waarbij ze aan klanten dossierkosten vragen; - de moeizame voltooiing van de hervorming van het consumentenkrediet die nu tien jaar geleden werd ingezet en waarbij onze Raad intensief werd betrokken getuige hiervan is het lijvig advies dat hij op 22 april 1998 heeft uitgebracht. We vermelden ook nog dat de Raad nauw werd betrokken bij de dagdagelijkse actualiteit, met name het plan van de regering om de winkelopeningsuren te verruimen en de initiatieven om het gebruik van de muntstukken van 1 en 2 cent terug te schroeven. En tot slot nog was het onderzoek van het Belgische programma ter vermindering van pesticiden en biociden de gelegenheid voor de Raad om zich te buigen over de bescherming van de gezondheid en het milieu. Op meer technisch vlak, heeft de Raad adviezen uitgebracht die niet gepubliceerd werden in dit jaarverslag, adviezen die betrekking hebben op ontwerpen van koninklijk besluit tot omzetting van Europese richtlijnen in zake informatie over het energieverbruik van elektrische huishoudapparaten, de benamingen en de kenmerken van brandstoffen en biobrandstoffen, het gebruik van gevaarlijke stoffen, van biociden, enz Ik dank de leden van de Raad voor het Verbruik voor hun medewerking en in het bijzonder de verslaggevers die de ontwerpen van advies binnen de verschillende commissies hebben opgesteld. Deze verslaggevers komen uit lidorganisaties van de Raad en ook van het Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties (OIVO). De Raad voor het Verbruik beschikt immers niet over een secretariaat voor de voorbereiding van de adviezen, hetgeen hij nochtans al sinds zijn oprichting, d.w.z. al 40 jaar lang, vraagt. Robert GEURTS VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN 7

8 RAAD VOOR HET VERBRUIK

II. De Raad voor het Verbruik: een oord van dialoog en overleg. VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN 9

10 RAAD VOOR HET VERBRUIK

De bevoegdheden van de Raad voor het Verbruik Opgericht bij Koninklijk Besluit van 20 februari 1964, heeft de Raad voor het Verbruik de taak adviezen te verstrekken inzake consumptie en bescherming van de consument, op vraag van de voogdijminister, maar ook op vraag van het Parlement. Hij kan eveneens op eigen initiatief adviezen uitbrengen. Dit federaal adviesorgaan is onder de voogdij geplaatst van de Federale Overheidsdienst Economie. De Raad is een paritair orgaan, samengesteld, enerzijds, uit erkende consumentenorganisaties en, anderzijds, uit representatieve beroepsorganisaties van de productie, de distributie, de middenstand en de landbouw. In totaal zijn er 14 consumentenorganisaties en 17 beroepsverenigingen vertegenwoordigd. De Raad voor het Verbruik is bevoegd voor alle problemen inzake consumentenbescherming. Bovendien verplichten bepaalde wetgevingen de voorafgaande raadpleging van de Raad voor het Verbruik vooraleer de uitvoeringsbesluiten worden genomen, met name de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, de wet van 12 juni 1991 betreffende het consumentenkrediet en de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen. Teneinde het goedkeuringsproces van de ontwerpbesluiten niet te vertragen, voorzien deze wetten dat een maximumtermijn voor het uitbrengen van het advies door de Minister mag worden bepaald en dat, eens deze termijn verstreken is, het advies niet meer vereist is. Wanneer de raadpleging verplicht is, vormt zij een voorgeschreven formaliteit op straffe van nietigheid. Sedert meer dan 40 jaar is de Raad voor het Verbruik een oord van dialoog en overleg, waar zowel de ondernemingen als de consumenten worden betrokken bij de regulering van de markt. Hij vormt een bevoorrecht instrument bij de beleidsbepaling. Zijn de adviezen van de Raad niet bindend voor de overheid, dan worden ze des te meer opgevolgd wanneer ze unaniem zijn. De Raad wordt ook herhaaldelijk belast met de voordracht van kandidaturen, met het oog op de benoeming van leden van adviserende Raden of Commissies. De organisatie van de werkzaamheden van de Raad voor het Verbruik Een Dagelijks Bestuur organiseert maandelijks de werkzaamheden van de Raad. Het is samengesteld uit de Voorzitter, de twee ondervoorzitters en tien bijzitters. Het Dagelijks Bestuur bereidt de zaken voor die aan de Raad moeten worden voorgelegd, plant de werkzaamheden die in de commissie zullen worden uitgevoerd en ziet toe op de uitvoering van de genomen beslissingen. Verschillende permanente commissies (Handelspraktijken, Financiële Diensten, Interne Markt, Leefmilieu, ) zijn belast met het onderzoek van problemen in functie van de te behandelen onderwerpen, en met de voorbereiding van een ontwerpadvies dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de plenaire vergadering, als enige bevoegd om adviezen uit te brengen. Deskundigen kunnen worden uitgenodigd bij de werkzaamheden. In dringende gevallen kan het Dagelijks Bestuur ertoe gebracht worden voorlopige adviezen uit te brengen die nadien door de plenaire vergadering moeten worden geratificeerd. Indien nodig kan het Dagelijks Bestuur, ingevolge de dringendheid, gebruik maken van de schriftelijke procedure om zijn adviezen door de Raad te doen goedkeuren. De adviezen van de Raad zijn ofwel unaniem, en geven in dat geval de bereikte consensus weer, ofwel uiteenlopend, en geven dan de standpunten van alle betrokken partijen weer. Het secretariaat van de Raad wordt verzekerd door het personeel van de Algemene Directie van de FOD Economie Regulering en Organisatie van de Markt. VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN 11

De adviezen van de Raad voor het Verbruik Sedert zijn oprichting heeft de Raad voor het Verbruik 332 adviezen uitgebracht over de meest uiteenlopende aspecten van het verbruik. Hij heeft een niet te onderschatten rol gespeeld bij de uitwerking van belangrijke wetgevingen inzake de bescherming van de consument (handelspraktijken, consumentenkrediet, veiligheid van producten,...). De lijst van de adviezen, uitgebracht sedert zijn oprichting, alsook de meest recente adviezen zijn terug te vinden op de website http://mineco.fgov.be, onder de rubriek Bescherming consument, subrubriek Raden en Commissies. 12 RAAD VOOR HET VERBRUIK

III. De activiteiten van de Raad voor het Verbruik in 2004 VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN 13

14 RAAD VOOR HET VERBRUIK

In 2004 is de Raad tweemaal in plenaire vergadering bijeengekomen (27 januari 2004 en 30 juni 2004). Hij bracht bij deze gelegenheid 12 adviezen uit. Bovendien werd de dringende schriftelijke procedure gebruikt voor de goedkeuring van 13 adviezen. U vindt hierna de lijst van de 25 adviezen van de Raad voor het Verbruik uitgebracht in 2004: RVV 308 : Advies over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2003 (COM 2003/68 eindverslag): Een coherenter Europees verbintenissenrecht Een actieplan (27.01.04). RVV 309 : Advies over het ontwerp van Ministerieel besluit tot wijziging van het Ministerieel besluit van 20 november 1996 houdende de toepassing van het Koninklijk besluit van 10 november 1996 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaardproductinformatie van huishoudelijke apparaten wat de etikettering van het energieverbruik van huishoudelijke elektrische koelkasten, diepvriezers en combinaties daarvan betreft (27.01.04). RVV 310 : Advies over het ontwerp van Koninklijk besluit betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren en over het ontwerp van Ministerieel besluit houdende aanstelling van de ambtenaren die ermee belast zijn de daders van inbreuken op de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren, de minnelijke schikking bedoeld in artikel 19 van dezelfde wet voor te stellen (27.01.04). RVV 311 : Advies over reiscontracten en dossierkosten (27.01.04). RVV 312 : Advies over de prijsaanduiding per meeteenheid (27.01.04). RVV 313 : Advies over het voorontwerp van Koninklijk Besluit tot aanpassing van verschillende wettelijke en reglementaire bepalingen die een belemmering vormen voor het sluiten van overeenkomsten via elektronische weg (27.01.04). RVV 314 : Advies betreffende de bijzondere procedures te voorzien bij de hernieuwing van de mandaten voor de Raad voor het Verbruik en voor de kandidatuur van nieuwe organisaties binnen de Raad (27.01.04). RVV 315 : Advies over de bekendmakingmodaliteiten die de Gezinsbond voorstelt in het kader van het staken van de uitgifte van zijn ristorno-zegels (28.04.04). RVV 316 : Advies over een ontwerp van K.B. tot regeling van de etikettering van producten die leder of bont bevatten afkomstig van honden of katten (28.04.04). RVV 317 : Advies over de bankreclame en -marketing ten aanzien van jongeren (28.04.04). R.v.V. 318 : Advies over het voorstel voor een richtlijn van het Europees parlement en de Raad betreffende oneerlijke business-to-consumer -handelspraktijken op de interne markt en tot wijziging van de richtlijnen 84/450/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG (richtlijn oneerlijke handelspraktijken) (28.04.04). RVV 319 : Advies over twee ontwerpen van K.B. betreffende de benamingen, de kenmerken en het loodgehalte van de benzines voor motorvoertuigen en betreffende de benamingen, de kenmerken en het zwavelgehalte van de gasolie-diesel voor wegvoertuigen (24.05.04). RVV 320 : Advies over een ontwerp van Koninklijk besluit betreffende de benamingen en de kenmerken van biobrandstoffen voor motorvoertuigen en voor niet voor de weg bestemde mobiele machines (24.05.04). RVV 321 : Advies over een ontwerp van Koninklijk Besluit tot bepaling van de financiële gegevens die in de prospectus, bedoeld in artikel 5, 3, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet dienen vermeld te worden (30.06.04). RVV 322 : Advies over de wekelijkse rust en de openingsuren in de detailhandel. (30.06.04). RVV 323 : Advies over het Koninklijk besluit tot bepaling van de vermeldingen van het document bedoeld in artikel 27bis, 4, van deze wet en tot wijziging van het Koninklijk besluit van 4 augustus VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN 15

1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet (30.06.04). RVV 324 : Advies over het voorontwerp van K.B. tot wijziging van het K.B. van 23 maart 1995 betreffende de prijsaanduiding van homogene financiële diensten en tot reglementering van de reclame voor verschillende financiële diensten en instrumenten (30.06.04). RVV 325 : Advies over een voorontwerp van wet tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy en elektronische communicatie. (30.06.04). R.v.V. 326 : Advies over het ontwerp van Koninklijk Besluit inzake het voorkomen van gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (24.09.04). RVV 327 : Advies over een ontwerp van Koninklijk besluit tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 9 maart 1973 houdende reglementering der textielbenamingen (24.09.04). RVV 328 : Advies over het ontwerp van K.B. tot wijziging van het K.B. van 13 september 1999 betreffende de etikettering van voorverpakte voedingsmiddelen (25.10.04). RVV 329: Advies over het Federaal programma voor verminderd gebruik van gewasbeschermingsmidd elen en biociden in België (05.11.04). RVV 330: Advies over het voorstel van de verschillende fabrikanten-deelnemers aan het Artis, naar aanleiding van de faling van de N.V. Artis-Historia, om af te wijken van de publiciteitsregels voorzien in het KB van 14.04.1975 (19.11.04). RVV 331: Advies over het ontwerp van Koninklijk Besluit tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden (19.11.04). RVV 332: Advies over de problematiek van de muntstukken van 1 en 2 eurocent (29.11.04). Van de 25 door de Raad uitgebrachte adviezen in 2004 handelen er twaalf over besluiten hoofdzakelijk van technische aard (waaronder sommige Europese harmonisatierichtlijnen omzetten) : het gaat over de adviezen RVV 309, 310, 312, 315, 316, 319, 320, 326, 327, 328, 330 en 331. Deze adviezen worden niet overgenomen in huidig verslag. Dertien adviezen, daarentegen, handelen over problemen welke nauw aansluiten met de grote bevoegdheden en de rol van de Raad. Gezien hun belang worden deze adviezen hierna samengevat en integraal gepubliceerd in huidig verslag. HET EUROPEES RECHT Advies van de Raad over de Mededeling van de Commissie van 12 februari 2003 (COM 2003/68 eindverslag) betreffende een actieplan dat de uitwerking van een coherenter Europees verbintenissenrecht beoogt (RVV 308). Tot op heden had de Europese wetgever de Richtlijnen geval per geval aangenomen. De Commissie overweegt deze punctuele benadering te wijzigen en heeft, ter consultatie, een aantal pistes voorgelegd ten einde de kosten en lasten te laten verdwijnen welke voortkomen uit de instandhouding van uiteenlopende nationale wetgevingen. Tien jaar geleden stelde het Europees Parlement de oprichting voor van een Europese code voor privaatrecht of een Europees Burgerlijk Wetboek ten einde aan de juridische eisen van de Gemeenschap te kunnen beantwoorden voor de realisatie van een eenheidsmarkt zonder grenzen. De conclusies van de Europese Raad van Tempere hebben bovendien verduidelijkt dat wat het materieel recht betreft, een algemene studie moet uitgevoerd worden over de noodzaak om de wetgevingen van de Lidstaten op het Burgerlijk vlak tot elkaar te brengen, om obstakels te elimineren, voor het goed verloop van burgerlijke procedures. 16 RAAD VOOR HET VERBRUIK

Het Actieplan van 2003 presenteert de conclusies voor van de Commissie. Het stelt een mengeling van reglementaire en niet-reglementaire maatregelen voor: 1. onderzoek naar de uitwerking van een gemeenschappelijk referentiekader om de coherentie van de gemeenschappelijke verworvenheden te doen toenemen in het verbintenissenrecht (gemene terminologie, definitie van de sleutelconcepten, ) ; 2. promotie van contractuele standaardbedingen op gemeenschappelijke basis (uitwisseling van informatie, richtlijnen, ) ; 3. overdenkingen over het aannemen van een optioneel instrument dat gemeenschappelijke regels voorziet, samengaand met de nationale rechten, aangepast aan de grensoverschrijdende verbintenissen in de Interne Markt. De Raad deelt de vaststelling van de Commissie volgens welke de afwijkingen tussen de nationale verbintenissenrechten moeilijkheden veroorzaken en dit, zowel voor de consumenten als voor de ondernemingen. Bovendien belemmeren deze afwijkingen rechtstreeks of onrechtstreeks de ontwikkeling van de Interne Markt. De Raad heeft commentaar gegeven over de drie actietypes die door de Commissie overwogen worden, door de aandacht te vestigen op het feit dat deze standpunten uitsluitend de verbintenissen betreffen afgesloten tussen professionals en consumenten (B2C). Advies van de Raad over het voorstel van richtlijn betreffende oneerlijke handelspraktijken (RVV 318) Dit voorstel van Richtlijn beoogt de eliminatie van obstakels in de werking van de Interne Markt bij de verkoop van goederen en diensten aan de consumenten. Met dit doel stelt zij een gemeenschappelijk kader in in gans de E.G. voor de reglementering van oneerlijke handelspraktijken van de professionals tegenover consumenten (in het bijzonder de reclame en de marketing) die de economische belangen schaden van de consumenten. Om ze beter te kunnen verbieden kwalificeert deze toekomstige Richtlijn aldus een groot aantal praktijken die door de ondernemingen gebruikt worden als oneerlijk. Zodoende wordt een beter evenwicht verzekerd tussen verkopers en een eenvormige bescherming van de Europese consumenten gegarandeerd. De Raad blijft voorstander van vereenvoudiging, zelfs van een diepgaande harmonisatie, op Europees vlak van de betrekkingen tussen ondernemingen en consumenten met het oog op de versteviging van het vertrouwen van de consumenten in de Europese markt. Desalniettemin uit de Raad zijn felle bezorgdheid over het vaag en onduidelijk karakter van een aantal woorden en uitdrukkingen die in de tekst van dit voorstel gebruikt worden. Dergelijke onduidelijkheid kan aanleiding geven tot verschillende interpretaties welke de juridische bescherming niet meer kunnen waarborgen. De Raad drukt overigens uiteenlopende standpunten uit tussen de sector van de productie, de distributie en de middenstand, enerzijds, en de verbruikersorganisaties, anderzijds, over de middelen die dienen aangewend om tot deze vereenvoudiging te komen. Er werd geen enkel akkoord bereikt over de minimale bepalingen in Europese Richtlijnen, het principe van de wederzijdse erkenning, de autoregulering, het bewijs, de controle en de sancties bij vaststelling van oneerlijke commerciële praktijken. Advies van de Raad over een voorontwerp van wet tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn betreffende de financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy en elektronische communicatie (RVV 325) Het voorontwerp van wet tot omzetting vult de juridische leemte inzake verkoop op afstand van financiële diensten. De huidige beschikkingen van de wet op de handelspraktijken zijn immers niet van toepassing op de verkoop op afstand van financiële diensten. VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN 17

Hoewel de omzetting van de richtlijnen grosso modo correct is gebeurd, stelt de Raad enerzijds vast dat de door het ontwerp uitgewerkte regelgeving niet altijd overeenkomt met een getrouwe omzetting van de richtlijnen. Hij benadrukt dat de reglementering met betrekking tot de reclames verspreid via technieken voor communicatie op afstand, weinig coherent en leesbaar is. Bovendien wijzen de vertegenwoordigers van de productie en van de distributie erop dat het al dan niet voorzien in een uitzondering op de bedenktermijn voor de hypothecaire kredieten (uitzondering waarin de lidstaten volgens de richtlijn kunnen voorzien) volledig opengelaten wordt. Deze vertegenwoordigers hebben de volgende essentiële bemerkingen geformuleerd: - eenzelfde product zal, afhankelijk van de wijze van contracteren (op afstand of niet, elektronisch of niet), onder verschillende reglementeringen vallen; - de ontwerpwet geeft geen antwoord op de vraag in welke gevallen de regels betreffende de contracten op afstand van toepassing zijn als een tussenpersoon optreedt in het proces van contractvorming; - de verantwoordelijkheid zou evenredig moeten verdeeld worden tussen de aanbieder en de verkoper, in tegenstelling tot wat bepaald is in de ontwerpwet die de volledige verantwoordelijkheid enkel bij de leverancier legt. - inzake consumentenkrediet gaat het voorontwerp verder dan een eenvoudige aanpassing van de wet aan de nieuw reglementering m.b.t. verkoop op afstand. De belangrijkste opmerkingen van de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties zijn de volgende: de aankoop op afstand van financiële diensten vertoont specifieke kenmerken die de aanneming van een bijzondere tekst rechtvaardigen om de bescherming van de consument te verzekeren; met het oog op doeltreffendheid en bescherming van de consument moet de verantwoordelijkheid en de bewijslast bij één enkele interveniënt worden gelegd; De bedenktijd inzake consumentenkrediet zou moeten worden veralgemeend DE ELEKTRONISCHE HANDEL Advies van de Raad over een ontwerp van Koninklijk besluit dat de opheffing beoogt van de obstakels die een belemmering vormen voor het sluiten van overeenkomsten via elektronische weg (RVV 313) Het ontwerp van Koninklijk Besluit werd genomen in uitvoering van artikel 16 van de wet over bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij. Het beoogt de aanpassing van verschillende wettelijke en reglementaire bepalingen die mogelijk een belemmering kunnen vormen voor het sluiten van overeenkomsten via elektronische weg. De Raad onthaalt gunstig dit ontwerp. Hij betreurt daarentegen dat het probleem van de omzetting naar de virtuele wereld van adressen die een geografisch element inhouden (bv. hoofdverblijfplaats, exploitatiezetel ) niet in het algemeen wordt geregeld via een transversale bepaling. De vertegenwoordigers van de productie, de distributie, de middenstand en de landbouw zijn van mening dat in bedoeld ontwerp van Koninklijk Besluit eveneens een beschikking moet ingevoegd worden welke toelaat om een elektronische aangetekende zending te verzenden, in alle gevallen waar een aangetekende zending per post vereist is in het kader van een wettelijke of reglementaire beschikking. Deze vertegenwoordigers doen opmerken dat de voorschriften welke een betaling van de consument verbieden voor het verstrijken van de bedenktermijn, zoals geviseerd in de wet betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (WHPC, art 80, 3, al.1), een 18 RAAD VOOR HET VERBRUIK

obstakel vormen bij de afsluiting van elektronische overeenkomsten. Zij vragen daarom de wetgeving op dit punt aan te passen of ten minste een oplossing te vinden voor dit probleem in het ontwerp-kb. De vertegenwoordigers van de verbruikersorganisaties stellen vast dat de mogelijkheid om gebruik te maken van de elektronische aangetekende zending in het kader van het contractueel proces reeds wettelijk werd toegewezen. Omdat er geen formele obstakels zijn voor het gebruik van de elektronische aangetekende zending zien deze vertegenwoordigers niet de noodzaak om een horizontale beschikking toe te voegen in huidig ontwerp-kb. Deze vertegenwoordigers benadrukken dat de beschikking van artikel 80 van de WHPC geen obstakel vormt bij de afsluiting van elektronische overeenkomsten, aangezien zij van toepassing is op alle verkopen op afstand en dat zij bijgevolg niet op haar plaats is in het kader van dit ontwerp-kb. DE RECLAME VAN HET BANK- EN FINANCIEWEZEN Advies van de Raad over een ontwerp van Koninklijk besluit tot reglementering van de reclame voor sommige financiële diensten en instrumenten (RVV 324) Het voorontwerp van Koninklijk besluit heeft als doel de aanpassing van het K.B. van 23.03.1995 betreffende de prijsaanduiding van homogene financiële diensten en de aanduiding van minimale vermeldingen in financiële reclame op te leggen. Voor de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties moeten er bepaalde regels worden opgelegd inzake reclame voor financiële producten/diensten. In die context sluiten deze vertegenwoordigers zich aan bij de doelstellingen en bepalingen van dit voorontwerp van Koninklijk besluit. Zij vragen evenwel de uitbreiding van het toepassingsgebeid ervan tot de deposito s, levensverzekeringen van tak 21 en kapitalisatieproducten van tak 26. Deze verschillende zeer verspreide vormen van belegging beantwoorden in feite aan dezelfde spaar- of investeringsbehoeften van de consumenten. Wat de spaardeposito s betreft, vragen de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties een grondige hervorming van dit zeer populaire product. Zij eisen een vereenvoudiging en een harmonisatie van de berekeningsmethoden van de interesten en toegepaste valutadata zodat de consument in staat is om geldige vergelijkingen te maken, een hervorming die buiten het kader van het ontwerp van Koninklijk besluit valt. De vertegenwoordigers van de distributie en de productie manen aan tot de allergrootste omzichtigheid omdat overreglementering de belangen van alle betrokken partijen zou kunnen schaden en reclame onmogelijk zou maken (wat de concurrentie en ook de belangen van de spaarders zou schaden). Tevens vragen deze vertegenwoordigers dat in de mate van het mogelijke ook zelfregulering een volwaardige kans zou worden gegeven (cf. Belgische Vereniging van Banken aanbevelingen betreffende spaardeposito s). Ze dringen er eveneens op aan dat het bevoegdheidsconflict tussen de FOD Economie en de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen volledig zou worden uitgeklaard vooraleer een nieuwe reglementering op dit vlak zou worden uitgevaardigd. Ondoorzichtigheid in de toezichtsbevoegdheden, evenals overlappende, parallelle en eventueel tegenstrijdige overheidstussenkomsten en reglementeringen, vormen immers eveneens reële bedreigingen voor de belangen van consumenten en producenten. Men moet ook oog hebben voor de coherentie en de kwaliteit van reglementering en controle. Advies van de Raad over de bankreclame en -marketing ten aanzien van jongeren (RVV 317) Op vraag van de Minister van Consumentenzaken heeft de Raad referentieregels uitgewerkt die toepasselijk zijn op alle professionelen van de banksector, in het kader van hun reclame- en/of marketing gericht aan minderjarigen. Zodoende heeft de Raad de criteria uitgestippeld waaraan elke reclame- en/of marketingpraktijk gericht aan een minderjarige door een professioneel die bankproducten en/of diensten aanbiedt, moet voldoen. VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN 19

Deze referentieregels zullen worden opgenomen in de gedragscode van de Belgische Vereniging van Banken. Het debat had eveneens betrekking op de problematiek van de debetsaldi op de zichtrekeningen van minderjarigen. Om dit te voorkomen wil de Raad dat bij het openen van een zichtrekening de aandacht van de jongeren nog meer zouden worden gevestigd op de manier waarop die rekening werkt. De Raad beveelt overigens de veralgemening aan van de praktijk waarbij de bankinstellingen de debetinteresten, die berekend zijn op het tekort, op zich nemen. Uiteindelijk, stelt de Raad voor om een alarmprocedure in te stellen in geval dat een debetsaldo wordt vastgesteld op de rekening van een minderjarige. Er volgde dan een debat over de rechtsbekwaamheid van een minderjarige om op eigen houtje, zonder toestemming van de ouders, een zichtrekening te openen. Over dit thema kon geen gemeenschappelijk standpunt onder de consumentenorganisaties worden bereikt., waarbij één ervan een heel andere mening had dan de anderen. DE REISSECTOR EN DE DOSSIERKOSTEN Advies van de Raad over de dossierkosten die door de reisbemiddelaars gevraagd worden (RVV 311) De Raad heeft zich uitgesproken over het probleem van de wettigheid van de dossierkosten die door de reisagenten gevraagd worden aan de consumenten. Hij is er niet in geslaagd om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen. Voor de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties is het zo dat de verplichting om een globale prijs aan te duiden voor de producten en diensten die te koop zijn, zoals bepaald is in de artikels 2 en 3 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, de reisbemiddelaar verbiedt om dossierkosten te vragen boven op de prijzen die worden opgegeven in de brochures, die verdeeld worden door de reisorganisatoren of de prijzen vastgesteld door de luchtvaartmaatschappijen. De vertegenwoordigers van de productie, van de distributie, van de middenstand en de landbouw menen dat in het grootste gedeelte van de gevallen de reisagentschappen autonoom werken en andere diensten leveren dan de reisorganisatoren. Het betreft geen homogene dienst in de zin van de WHPC waarvoor een globale prijs zou worden gevraagd. Tijdens de werkzaamheden werd de idee besproken van een lijst, waarop de prestaties waaraan dossierkosten zouden kunnen verbonden zijn opgenomen worden, en die door de hele Raad zou worden aanvaard. Er kon echter geen consensus worden bereikt over de inhoud van die lijst omdat de standpunten te ver uit elkaar blijven liggen. In dit advies komen ook de economische aspecten van het probleem van de dossierkosten aan bod alsmede de internationale context waarin dit probleem kadert. HET CONSUMENTENKREDIET Advies van de Raad over twee ontwerpen van Koninklijke besluiten in uitvoering van de wet van 12 juni 1991 betreffende het consumentenkrediet (RVV 321 en RVV 323) Het door de wet van 24 maart 2003 ingevoerde artikel 5, 3 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 en bepaalt dat de kredietgever en de kredietbemiddelaar de consumenten informatie moeten verschaffen in de vorm van een prospectus, die de financiële gegevens over de aangeboden kredietovereenkomsten moet bevatten. De nagestreefde doelstelling is dat de consumenten over een instrument moeten kunnen 20 RAAD VOOR HET VERBRUIK

beschikken waarbij ze kunnen worden geïnformeerd en de door de kredietgevers aangeboden financiële producten kunnen vergelijken. Het ontwerp van Koninklijk besluit voorziet met name dat in de prospectus zullen moeten worden vermeld: de personalia van de kredietgever, een beschrijving van de aangeboden kredietovereenkomsten, een becijferd voorbeeld voor elk type van kredietovereenkomst, de toepasselijke debetrentevoet voor elk type van kredietopening, de bijzondere of restrictieve voorwaarden waaraan de kredietovereenkomst kan worden onderworpen, de aard van de eventueel gevraagde zekerheden of nog, de eventueel door de kredietgever aangerekende kosten. De Raad heeft een gemeenschappelijk standpunt kunnen innemen over bijna alle onderzochte punten. Hij meent bijvoorbeeld: - dat de kredietgever moet kunnen kiezen tussen het verschaffen van informatie in een globale prospectus waarin alle producten zijn opgenomen of in een prospectus opgesteld per product, vooropgesteld dat, in het laatste geval, de consument informatie krijgt over het bestaan van andere door deze kredietgever aangeboden kredietvormen; - dat het niet redelijk zou zijn om van de kredietgever te eisen dat hij alle mogelijke percentages voor elk bedrag dat kan worden toegestaan zou vermelden en dat het treffender zou zijn, in geval van percentageschommeling verbonden aan de afrondingen inzake verkoop op afbetaling, dat de kredietgever een representatief voorbeeld geeft samen met de aanduiding van een vork van percentages; - dat de bijzondere of restrictieve voorwaarden waarvan de kredietgever gebruik maakt in het kader van kredietverlening in ieder geval in overeenstemming zullen moeten zijn met de voorschriften van de wet; - dat de inwerkingtreding moet plaatsvinden de 1 ste dag van de vierde maand na deze van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad; Het enige verschilpunt betreft de eventuele vermelding van de personalia van de kredietbemiddelaar. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties menen dat, overeenkomstig artikel 63 van de WCK, waarbij in een informatieplicht voor de kredietbemiddelaar is voorzien, deze personalia eveneens deel moeten uitmaken van de verplichte vermeldingen in de prospectus. De vertegenwoordigers van de productie, van de distributie en van de middenstand menen dat een dergelijke verplichting niet zou mogen worden opgelegd aan de kredietgevers omdat het doel van de prospectus erin bestaat financiële informatie te geven over de aangeboden producten en omdat deze producten per definitie die van de kredietgevers zijn en niet van de kredietbemiddelaars. Het tweede ontwerp van Koninklijk besluit beoogt hoofdzakelijk: 1. de aanpassing van hogergenoemd Koninklijk besluit van 4 augustus 1992, gezien de hervorming van de wet op het consumentenkrediet ingevoerd door de wet van 24 maart 2003, in het bijzonder voor wat betreft de werkwijze ter bepaling van het jaarlijkse kostenpercentage evenals de invoering van de zogezegde nulstellingstermijnen voor de kredietopeningen; 2. de vastlegging van de gegevens die zouden moeten voorkomen op het afrekeningsbewijs voor de gevraagde betalingen in toepassing van artikel 27bis 1 en 2 van de wet van 12 juni 1991 betreffende het consumentenkrediet, gewijzigd door de wet van 7 januari 2001. De Raad heeft een gemeenschappelijk standpunt kunnen innemen over sommige technische bepalingen maar blijft fundamenteel verdeeld over twee grote opties vervat in het ontwerp van Koninklijk besluit, te weten, de vastlegging van een uniek maximum JKP van 22% boven een referentiepercentage voor alle types van consumentenkredieten, en de vermeldingen die moeten voorkomen op het gedetailleerd verklarend document, in geval van niet-betaling door de consument. De vertegenwoordigers van de verbruikersorganisaties zijn van mening dat het vastleggen van een uniek maximum JKP niet in overeenstemming is met de wet en dat het bedrag ervan (referentie rentevoet + 22%) te hoog is in de optiek van consumentenbescherming en bestrijding van overmatige schuldenlast. VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN 21

Dezelfde vertegenwoordigers menen bovendien dat het afrekeningsbewijs essentieel is voor de verbruiker omdat hij hierdoor de nodige middelen krijgt om de juistheid te controleren van de bedragen die hem gevraagd worden. De vertegenwoordigers van de productie, de distributie en de middenstand zijn van mening dat de wet het mogelijk maakt dat de Koning een uniek maximum JKP bepaalt en dat de voorgestelde rentevoet aan hun minimumeisen voldoet om een rentevoet te bepalen die de ondernemingen in staat stelt om te blijven bestaan en zich op een redelijke wijze te ontwikkelen. Daarentegen beschouwen zij het bewijsstuk met de gevraagde bedragen in geval van wanbetaling als een bijkomende formaliteit ten laste van de kredietverlener, die zwaar en duur is en in sommige gevallen zelfs onmogelijk te realiseren en niet in verhouding met de belangen van de verbruiker. DE WEKELIJKSE RUST EN DE OPENINGSUREN IN DE DETAILHANDEL (RVV 322) Na afloop van de bijzondere ministerraad van Gembloux van 16 en 17 januari 2004, heeft de Regering een overleg aangekondigd over de openingsuren van winkels en de zondagsrust. Ze stelde eveneens de vraag of de bestaande reglementering nog steeds was aangepast aan de maatschappij en of ze met voldoende objectiviteit werd toegepast. De Raad voor het Verbruik werd door de regering verzocht een advies terzake uit te brengen. De Raad heeft een consensus bereikt en vraagt aan de regering om geen maatregelen te nemen die aanleiding zouden geven tot de verruiming van de winkelopeningstijden. De vertegenwoordigers van de productie, de distributie, het ABVV, het ACV en het ACLVB sluiten zich aan bij dit advies maar wensen zich strikt te beperken tot het standpunt dat eerder werd ingenomen op een gemeenschappelijk vergadering van de paritaire comité s uit de distributiesector. De vertegenwoordigers van de middenstand baseren zich op de enquêtes die onder de handelaars gevoerd werden om te besluiten dat een grote meerderheid onder hen tevreden zijn met de huidige openingsuren en voorstander zijn van het behoud van de huidige wetgeving. Een verruiming van de openingstijden zal geen positieve weerslag hebben op de rendabiliteit van de ondernemingen, en dus ook niet op de tewerkstelling. Het zou zelfs een negatieve weerslag kunnen hebben. De vertegenwoordigers van de verbruikersorganisaties, uitgezonderd het ABVV, het ACV en het ACLVB baseren zich op de enquêtes van Test-Aankoop en van het O.I.V.O. om te besluiten dat er geen specifieke vraag bestaat van de verbruikers voor een uitbreiding van de winkelopeningstijden. Het huidige kader, voorzien door de wetgeving, biedt voldoende flexibiliteit om aan de behoeften van de consument te beantwoorden. Het zou evenwel doorzichtiger moeten zijn en beter toegepast worden. DE EUROCENTEN Advies van de Raad over de problematiek van de muntstukken van 1 en 2 eurocent (RVV 332) De Raad heeft zich over de initiatieven ter vermindering van het gebruik van de muntstukken van 1 en 2 cent gebogen, zowel voor wat de doelstellingen betreft (de schatkist in staat stellen geen hoge productiekosten meer te hoeven dragen en het de handelaars mogelijk maken om tijd te winnen bij transacties en bij latere omgang met de stukken) als de vooropgestelde maatregelen (stopzetting van de productie en/of invoeren van een afrondingsregel). Het advies gaat vooral over de oplossing van de afrondingsregel, op het dichtst mogelijke veelvoud van 5 cent van de te betalen eindsom. Het bevat ook de vraag van de invloed op de inflatie die zo een regel tot gevolg zou kunnen hebben. 22 RAAD VOOR HET VERBRUIK

Voor de vertegenwoordigers van de distributie en de consumentenorganisaties zou het instellen van een afrondingsregel het niveau van de index der consumptieprijzen doen stijgen en de consumenten de indruk geven van een stijging van de inflatie. Voor de vertegenwoordigers van de middenstand, daarentegen, zou een afronding, zowel naar boven als naar beneden, geen invloed hebben op de inflatie of op een eventueel gevoel van inflatie. Over de opportuniteit van de aanvaarding van de afrondingsregel zijn de vertegenwoordigers van de distributie en van de consumentenorganisaties van mening dat een beslissing in die richting erg voorbarig zou zijn. Er zou op Europees niveau vooraf een diepgaande discussie moeten plaatsvinden. De vertegenwoordigers van de middenstand zijn voorstander van de invoering van de afrondingsregel op de dubbele voorwaarde dat hij wordt ingevoerd door een wet en dat hij wordt toegepast op alle betaalmethodes, ook elektronische betalingen. DE ERKENNINGSCRITERIA VAN DE CONSUMENTENORGANISATIES (RVV 314) De Raad voor het Verbruik, die in 2002 door de Minister van Consumentenzaken gevat werd, was het niet eens om criteria vast te leggen die zouden toelaten de vertegenwoordiging te objectiveren van in zijn kader vertegenwoordigde organisaties. Hij heeft het evenwel nodig geacht een advies uit te brengen houdende concrete voorstellen over de kandidatuur van eventuele nieuwe organisaties die willen zetelen in zijn kader, de vertegenwoordiging van de verbruikers in andere adviesorganen en de hernieuwing van de mandaten van de Raad. De voorstellen van de Raad beogen een verplicht te volgen procedure bij aanvragen van nieuwe organisaties aan de voogdijminister om te zetelen in de Raad voor het Verbruik. Bovendien meent de Raad dat de vertegenwoordiging van de verbruikers in andere adviserende commissies moet verzekerd worden door verbruikersorganisaties, voorgesteld door de Groepering van Verbruikersorganisaties van de Raad voor het Verbruik. Tot slot is de Raad van mening dat de benoeming van zijn Voorzitter niet het onderwerp van een bijzondere procedure moet zijn. GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN Advies van de Raad over het Federaal programma voor verminderd gebruik van gewasbesche rmingsmiddelen en biociden in België (RVV 329) Het Belgische reductieprogramma voor gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt om de 2 jaar geactualiseerd, vindt zijn oorsprong in het federaal plan voor duurzame ontwikkeling 2000-2004, en wordt door de wet van 28 maart 2003 ingeleid die de wet op de productnormen wijzigt. De reductiedoelstellingen voor het gebruik belopen tot 25 % voor gewasbeschermingsmiddelen (gebruik in de landbouw) en tot 50% voor de biociden en de gewasbeschermingsmiddelen voor nietlandbouwkundig gebruik. Het programmaontwerp moet gefinaliseerd worden tegen eind 2004. De Raad stelt vast dat: - geen enkel becijferd gegeven als basis heeft gediend voor de reductiedoelstellingen, en dat vandaag de dag evenmin een bestaande gegevensinventaris beschikbaar is; - er tegenspraak is tussen het beoogde doel, met name de reductie van de negatieve effecten op de gezondheid en het leefmilieu, en het voorziene programma, dat meer bepaald een gebruiksreductie van pesticiden en biociden nastreeft; VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN 23

- het essentieel is, om voor biociden een functioneel vergunningssysteem in te stellen, ter vervanging van de huidige procedure die door de Hoge Raad voor openbare hygiëne wordt toegepast; - de vervangings- en voorzorgsprincipes in dit geval niet gegrond zijn, aangezien de goedkeuringen van de producten gebaseerd zijn op risico-evaluaties waarbij rekening wordt gehouden met de doeltreffendheid van de producten, het resistentiebeleid en de veiligheidsfactoren. Bovendien is het voorzorgsprincipe slechts noodzakelijk bij gebrek aan wetenschappelijke gegevens. De Raad besluit dat: - het nodig is de impact op de gezondheid en het leefmilieu te evalueren door de toepassing van een impactindicator: een gewone reductie van de gebruikte hoeveelheden houdt geen rekening met de specifieke karakteristieken van de producten en actieve materies; - het belangrijk is een actieve samenwerking te voorzien van de Gewesten en Gemeenschappen en dat het reductiebeleid opgenomen wordt in het Europees kader. 24 RAAD VOOR HET VERBRUIK

IV. BIJLAGEN VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN 25

26 RAAD VOOR HET VERBRUIK

BIJLAGE 1 ADVIEZEN VAN 2004 INTEGRAAL OVERGENOMEN - RVV 308 : Advies over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2003 (COM 2003/68 eindverslag): Een coherenter Europees verbintenissenrecht Een actieplan... 29 - RVV 311 : Advies over reiscontracten en dossierkosten... 39 - RVV 313 : Advies over het voorontwerp van Koninklijk Besluit tot aanpassing van verschillende wettelijke en reglementaire bepalingen die een belemmering vormen voor het sluiten van overeenkomsten via elektronische weg... 77 - RVV 314 : Advies betreffende de bijzondere procedures te voorzien bij de hernieuwing van de mandaten voor de Raad voor het Verbruik en voor de kandidatuur van nieuwe organisaties binnen de Raad... 87 - RVV 317 : Advies over de bankreclame en -marketing ten aanzien van jongeren... 97 - RVV 318 : Advies over het voorstel voor een richtlijn van het Europees parlement en de Raad betreffende oneerlijke business-to-consumer -handelspraktijken op de interne markt en tot wijziging van de richtlijnen 84/450/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG (richtlijn oneerlijke handelspraktijken)... 107 - RVV 321 : Advies over een ontwerp van Koninklijk Besluit tot bepaling van de financiële gegevens die in de prospectus, bedoeld in artikel 5, 3, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet dienen vermeld te worden... 121 - RVV 322 : Advies over de wekelijkse rust en de openingsuren in de detailhandel... 131 - RVV 323 : Advies over het Koninklijk besluit tot bepaling van de vermeldingen van het document bedoeld in artikel 27bis, 4, van deze wet en tot wijziging van het Koninklijk besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet... 141 - RVV 324 : Advies over het voorontwerp van K.B. tot wijziging van het K.B. van 23 maart 1995 betreffende de prijsaanduiding van homogene financiële diensten en tot reglementering van de reclame voor verschillende financiële diensten en instrumenten... 157 - RVV 325 : Advies over een voorontwerp van wet tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy en elektronische communicatie... 179 - RVV 329 : Advies over het Federaal programma voor verminderd gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden in België... 207 - RVV 332: Advies over de problematiek van de muntstukken van 1 en 2 eurocent... 221 VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN 27

28 RAAD VOOR HET VERBRUIK

RVV 308 RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES over het Europees verbintenissenrecht. Brussel, 27 januari 2004 VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN 29

SAMENVATTING In zijn advies over de 2 e Mededeling van de Europese Commissie (COM (2003), 68 eindverslag) over het Europees verbintenissenrecht, deelt de Raad voor het Verbruik de vaststelling van de Commissie volgens dewelke de afwijkingen onder de nationale verbintenissenrechten moeilijkheden zou den opleveren en dit, ziowel voor de consumenten als voor de ondernemingen. Bovendien, deze afwijkingen belemmeren rechtstreeks of onrechtstreeks, de ontwikkeling van de interne markt. Het advies van de Raad verklaart de drie aktievormen, overwogen door de Europese Commissie: toename van de coherentie van de communautaire verworvenheden op het vlak van het verbintenissenrecht, uitwerken van contractuele standaardclausules bevorderen toepasbaar in gans de EU en een optioneel instrument instellen op het vlak van het Europees verbintenissenrecht. 30 RAAD VOOR HET VERBRUIK

De Raad voor het Verbruik, die op eigen initiatief besliste om een advies uit te brengen over de tweede Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2003: Een coherenter Europees verbintenissenrecht Een actieplan, is op 27 januari 2004 in plenaire vergadering bijeengekomen, onder het voorzitterschap van de heer J.-P. Ducart, en heeft huidig advies goedgekeurd. De Raad voor het Verbruik heeft de voorzitter verzocht dit advies over te maken aan de Minister van Economie, aan de Minister van Consumentenzaken en aan de DG SANCO van de Europese Commissie. ADVIES De Raad voor het Verbruik, Gelet op de beslissing om op eigen initiatief een advies uit te brengen over de tweede Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2003: Een coherenter Europees verbintenissenrecht Een actieplan ; Gelet op de werkzaamheden van de Commissie Interne Markt tijdens de vergaderingen van 16 juni 2003, 25 september 2003, 20 oktober 2003 en 6 november 2003; Gelet op de deelname aan de werkzaamheden van de volgende deskundigen: de dames Ghysels (V.S.Z.), Giroul (A.D. Controle en Bemiddeling), Lemaigre (A.D. Regulering en Organisatie van demarkt) en Van Den Broeck (O.I.V.O.), de heren Allardin (A.D. Regulering en Organisatie van demarkt), Karsten (DG SANCO), Meirsman (O.I.V.O.), Sénécal (B.V.K.), Staudenmayer (DG SANCO) en Van Poucke (O.I.V.O.); Gelet op de uitwerking van het ontwerpadvies door de heren Dubois (V.B.O.) en Meirsman (O.I.V.O.). BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT: VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN 31

32 RAAD VOOR HET VERBRUIK

I. Inleiding Op voorstel van het Dagelijks Bestuur van de Raad voor het Verbruik, werd de Commissie Interne markt belast met de voorbereiding van een advies over de 2 de communicatie van de Europese Commissie (COM (2003), 68 eindverslag) betreffende een coherenter Europees verbintenissenrecht Actieplan -. De Commissie verwachtte de commentaar en opmerkingen aangaande dit document voor 16 mei 2003 ten laatste. Het Dagelijks Bestuur alsmede de heren Staudenmayer en Karsten (DG Sanco van de Europese Commissie) menen evenwel dat dit advies nog opportuun zou kunnen zijn gelet op het werk dat de afwerking van dit dossier op lange termijn vereist. In het actieplan worden drie maatregelen voorgesteld: de coherentie van het communautaire acquit op het gebied van het verbintenissenrecht vergroten, de uitwerking van standaard contractuele bedingen, die toepasselijk zijn in de hele EU, stimuleren en een optioneel instrument creëren op het gebied van het Europese verbintenissenrecht. II. Standpunten De Raad stelt net als de Commissie vast dat de verschillen tussen de nationale verbintenisrechten moeilijkheden met zich meebrengen en dit zowel voor de consumenten als voor de ondernemingen. Bovendien belemmeren deze verschillen de ontwikkeling van de interne markt op directe of indirecte wijze. De Raad vestigt de aandacht op het feit dat de volgende standpunten uitsluitend de contracten betreffen afgesloten tussen professionals en consumenten (B2C). De Raad voor het Verbruik wil commentaar geven bij de drie actietypes als beoogd door de Europese Commissie. 1. Verbetering van de kwaliteit en van de coherentie van de geldende wetgeving De Raad deelt dus dezelfde doelstellingen van de Commissie die het volgende beoogt in haar actieplan: De incoherenties in het Europese verbintenissenrecht rechtzetten. Het is inderdaad noodzakelijk dat de coherentie van de gebruikte concepten wordt verzekerd. De kwaliteit van de redactie herzien. De bestaande wetgeving vereenvoudigen en verduidelijken. De te voeren acties moeten toegespitst zijn op het communautaire acquit, dus met andere woorden op de bestaande regels. Op die basis wil de Raad ook tegemoetkomen aan de doelstellingen van vereenvoudiging en opheldering (kwaliteit van de opstelling). De Raad wil constructief meewerken aan de initiatieven van de Commissie om de kwaliteit en de coherentie van de geldende wetgeving te verbeteren. De vertegenwoordigers van de productie, distributie, middenstand en landbouw menen echter dat de vaststelling van algemene regels inzake het sluiten, de geldigheid en de interpretatie van contracten alsmede die met betrekking tot de uitvoering, tot de niet-uitvoering van overeenkomsten en met betrekking tot de beroepen, zonder de regels te vergeten inzake kredietwaarborgen bij roerende goederen en het recht met betrekking tot ongerechtvaardigde verrijking, veel verder gaat dan de voorgestelde doelstellingen en bijna de opstelling van een Europees burgerlijk wetboek impliceert. VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN 33