Advisering betreffende de opmaak van een ecohydrologische studie voor het inschatten van mogelijke effecten door het Seine-Schelde West project

Vergelijkbare documenten
Advisering betreffende de ontwerp-offerte van Ecorem nv voor het uitvoeren van een ecohydrologische studie i.f.v. het Seine-Schelde West project

Kartering van Natura2000-habitats op onbebouwde percelen van een verkaveling in het Kluisbos (Kluisbergen)

Aanwezigheid van habitattype 7140 overgangs- en trilveen in de Vallei van de Bosbeek

Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart te Emblem

Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart van enkele percelen in Lommel

NRPO17a NatuurRichtPlan De Dendervallei tussen de gewestgrens en Ninove, evenals het Raspailleboscomplex en Geitebos

Analyse van een aantal eenheden van de Biologische waarderingskaart

Aandeel Natura 2000-habitat in Vogel- en Habitatrichtlijngebieden beheerd in functie van het behalen van de instandhoudingsdoelen

Validatie van de door de VLM opgemaakte attesten in het kader van bestemmingswijzigingen in ruimtelijke uitvoeringsplannen

Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart in Mol-Postel

Ter informatie voor de lezer en gebruiker van dit rapport

Natuurdoelstellingen voor Vogelrichtlijngebied IJzervallei. Danny Maddelein Agentschap voor Natuur en Bos

Aanvulling bij het advies betreffende de indicatieve situering van historisch permanente graslanden in de landbouwstreek Polders

Art. 14. Art. 15. Art. 16.

Advies over de verenigbaarheid van het leefgebied van enkele habitattypische soorten met Natura 2000-habitats en regionaal belangrijke biotopen

Advies betreffende de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Erfgoedlandschap Abdij van Westmalle in uitvoering van het Mestdecreet

Datum advisering: 27 januari Lode De Beck, Geert De Knijf en Wim Mertens. Niko Boone

Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart, uitgave 2014

Ter informatie voor de lezer en gebruiker van dit rapport

Water en natuur: complexe uitdaging in een versnipperd landschap. Koen Martens, VMM AOW met input van vele collega s

Advies over de aanduiding als Speciale Beschermingszone van het gebied Keiheuvel te Balen

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder

Europees beschermde natuur

Bepalen van populatieniveaus van enkele doortrekkende en overwinterende watervogels ten behoeve van S-IHD Schorren en polders van de Benedenschelde

CONCREET VOORBEELD. Ga vervolgens naar stap 2

Ter informatie voor de lezer en gebruiker van dit rapport

Advies betreffende het aantal aanvaringsslachtoffers bij de windturbines langs de oostelijke strekdam te Zeebrugge in 2010

Haven en Natuur. 22/05/2013 Laura Verlaeckt (Havenbedrijf Antwerpen) Peter Symens (Natuurpunt)

Denewet, L. (2001). Voorstel tot bescherming van het pompmolentje Casier te Waregem. Molenzorg- Molenecho s 29(1): 6-8.

Ter informatie voor de lezer en gebruiker van dit rapport

Provinciale Dienst Limburg. T.a.v. Katia Nagels Hendrik Van Veldekegebouw Koningin Astridlaan 50 bus Hasselt

Beschrijving van lokale natuurwaarden i.f.v. geplande ruimingswerken in het Leopoldkanaal

VR MED.0348/2

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

Advies betreffende de inplanting van 10 windturbines in de haven van Antwerpen

Advies betreffende de verspreiding van het kruipend moerasscherm langs de Grote Geule (Beveren-Waas)

Historisch permanent grasland anno 2013 in de landbouwstreek Polders

Advies over de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Zwinpolders in uitvoering van het Mestdecreet

Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart i.h.k.v. het GRUP 'Uitbreiding transportbedrijf H.

Advies over de kennisgevingsnota van het strategische MER voor een windturbinepark in het havengebied op de rechteroever van de Schelde in Antwerpen

Advies betreffende de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Herstructurering Vissenakker en omgeving in uitvoering van het Mestdecreet

Advies over de biologische waarde van enkele percelen tussen de Beeldekensgatstraat, de Achterstraat en de Tervuursesteenweg in Tervuren

Aanvraag planologisch attest door GESBO gemeente Balen

BIJLAGE: Kritische depositiewaarden voor verzuring voor Natura 2000 habitattypen

Advies over de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Volvo Trucks Gent wijziging deelplan 18 in uitvoering van het Mestdecreet

Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

Datum advisering: 30 september Dries Adriaens & Van Kerckvoorde Andy. Kenmerk aanvraag: op datum van 22 juli 2015

BIJLAGE: Kritische depositiewaarden voor stikstof voor Natura 2000 habitattypen

Ter informatie voor de lezer en gebruiker van dit rapport

Advies betreffende ecohydrologische vragen over het Vijverbroek en Heppeneert in het kader van gebiedsspecifieke instandhoudingsdoelstellingen

Inhoud Bosbeekvallei en aangrenzende bossen, heidegebieden te As-Opglabbeek-Maaseik... 2 Bos- en heidegebieden ten oosten van Antwerpen...

Advies over de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Poelberg - Meikensbossen in uitvoering van het Mestdecreet

Advies over de impact op avifauna van werken aan wachtboezems in de Antwerpse haven

Advies betreffende het voorstel slachtoffer monitoring en resultaatverbintenis windpark Goeiende (Zele)

Natura 2000 gebied 36 Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht

Historisch permanente graslanden (HPG) in de landbouwstreek de Polders

Natura 2000 gebied Savelsbos

Het hydro-ecologisch functioneren van Teut en Tenhaagdoornheide

Geert Spanoghe, Kris Decleer, Anny Anselin. Verslag van het Instituut voor Natuurbehoud

T.a.v. Katleen Vandenbergh Provinciale dienst Antwerpen Lange kievitstraat bus Antwerpen.

VR MED.0348/3

gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan vallei van de kleine nete en aa

Advies betreffende de opheffing van het bouwverbod op twee percelen gelegen binnen beschermd duingebied te Bredene

Bijlagen van Plan-MER windenergie Dordrecht. Opdrachtgever:

Advies betreffende de toestand van grondwaterafhankelijke terrestrische ecosystemen

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

Ter informatie voor de lezer en gebruiker van dit rapport

Bart Vandevoorde, Erika Van den Bergh en Lode De Beck. Erika Van den Bergh

Aanvullend advies in het kader van het voorbereidend onderzoek van het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Zwinstreek

Advies over de ecologische impact van het project waterberging Bosbeek- Witbeek stroomopwaarts Neeroeteren

Ter informatie voor de lezer en gebruiker van dit rapport

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

Informatie aan de Europese Commissie inzake plan/project in Natura 2000 vogelrichtlijngebieden (SBZ-V) en habitatrichtlijngebieden (SBZ-H)

Voortoets rapport Datum: 14/09/2016

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Aanvullend advies over de hydrologische impact van de grondwaterwinning te Balen-Nete

BUITENGEBIED ZUIDOOST SPIJKENISSE - VOORTOETS NATUURBESCHERMINGSWET

Ter informatie voor de lezer en gebruiker van dit rapport

Instandhoudingsdoelstellingen Hollands Diep en Haringvliet, doelen beschermde natuurmonumenten

VR MED.0348/6BIS

Raamakkoord en NIP Blankaart regelen afspraken over waterpeilen en natuurherstel

Berekening van het gemiddelde aantal koppels patrijzen per 100 ha open ruimte per wildbeheereenheid voor de periode

Vierde uitbreiding erkend natuurreservaat Zeverenbeek

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1

Aanvullend advies over het gemiddeld aantal koppels patrijzen per 100 ha open ruimte per wildbeheereenheid voor de periode

`Actuele toestand en evolutie van Europese natuurwaarden in de Oostkustpolders (vogelrichtlijngebied Poldercomplex en habitatrichtlijngebied Polders)

Erika Vanden Bergh Agentschap voor Natuur en Bos Provinciale dienst Oost-Vlaanderen Gebr. Van Eyckstraat 2-6 B-9000 Gent

Export WebsiteBulletin :17

Advies betreffende de impact van de verdere ruimte-inname in de voorhaven van Zeebrugge op het broedgebied van de kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw

Ter informatie voor de lezer en gebruiker van dit rapport

VR DOC.1571/2

Habitats van de Habitatrichtlijn

Advies over het gemiddeld aantal koppels patrijzen per 100 ha open ruimte per wildbeheereenheid voor de periode

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Advies over een voorstel tot monitoring en beoordelingskader voor de bouw en exploitatie van vier windturbines in Zonhoven

IN HET KADER VAN EEN NIEUWE VEILIGHEIDSBENADERING. Ingrid Baten Willy Huybrechts IN.A

Gebiedendocument. Overzicht van habitattypen en soorten waarvoor gebieden zijn aangemeld en begrenzing van gebieden

Ter informatie voor de lezer en gebruiker van dit rapport

Monitoring van de avifauna in de SBZ-V Poldercomplex : resultaten van het vijfde jaar ( )

Transcriptie:

Advisering betreffende de opmaak van een ecohydrologische studie voor het inschatten van mogelijke effecten door het Seine-Schelde West project Nummer: INBO.A.2010.229 Datum advisering: 3 november 2010 Auteur(s): Contact: Andy Van Kerckvoorde & Floris Vanderhaeghe Willy Huybrechts (willy.huybrechts@inbo.be) Kenmerk aanvraag: e-mail op datum van 16 juli 2010 Geadresseerden: Waterwegen en Zeekanaal nv T.a.v. Willem Van Crombrugge Afdeling Bovenschelde Nederkouter 28 9000 Gent willem.vancrombrugge@wenz.be Cc: Agentschap voor Natuur en Bos Thomas Defoort (thomas.defoort@lne.vlaandren.be) Leni Demarest (leni.demarest@lne.vlaanderen.be) 1/16 INBO.A.2010.229

AANLEIDING Waterwegen en Zeekanaal nv (verder kortweg W&Z) heeft het voornemen om een volwaardige binnenvaartontsluiting met Zeebrugge te realiseren met aansluiting op het TEN-binnenvaartproject Seine-Schelde. Hiervoor is een opwaardering van het Afleidingskanaal van de Leie wenselijk (Seine-Schelde West project). Het kennisgevingsdossier is door de dienst MER volledig verklaard op 29 november 2007. De richtlijnen werden betekend op 13 maart 2008. Het plan-mer werd ingediend bij de dienst Mer en overgemaakt voor advies naar de relevante adviesinstanties en openbare besturen. Na aftoetsing bleek dat het plan-mer en de passende beoordeling niet voldoen aan de richtlijnen en aan de opmerkingen die geformuleerd werden op de ontwerpversie van het MER (www.mervlaanderen.be). Er werden belangrijke knelpunten en leemten m.b.t. de discipline fauna en flora gemeld. Zo meldt het verslag van dienst MER over het plan-mer van Seine-Schelde West: De ecohydrologische studie, gebaseerd op een correcte waterbalans, is ons inziens een cruciaal aspect van dit ten gronde alternatievenonderzoek op planniveau. Er wordt uitgegaan van het, in het plan-mer, beschreven geoptimaliseerde alternatief. Dit houdt in dat een waterpeil van het Afleidingskanaal van de Leie tussen Zeebrugge tot ten noorden van Raverschoot wordt ingesteld op 3,5 m TAW en vanaf dan 5,6 m TAW tot Schipdonk. In dit scenario blijft het Leopoldkanaal in de huidige vorm behouden. Tevens dienen 3 aansluitingsvarianten naar de haven van Zeebrugge onderzocht: via een verbinding met het Boudewijnkanaal, via het zuidelijk insteekdok, via de voorhaven. Er dient te worden benadrukt dat er, door de waterbalans van de waterloop- en kanaalsystemen, een verschil kan optreden tussen formeel voorgestelde kanaalpeilen en reëel te verwachten kanaalpeilen. Ook in de actuele situatie is er wellicht een dergelijk verschil tussen streefpeil en reëel peil. INBO heeft dit advies afgetoetst met het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB), zodat met hun verwachtingen rond de studie rekening is gehouden. VRAAGSTELLING W&Z vraagt het INBO naar een wetenschappelijke advisering bij de opmaak van de ecohydrologische studie voor het nagaan van mogelijke effecten door het Seine-Schelde West project. Voorliggend advies belicht de doelen en schetst de essentiële kennisopbouw voor de studie. TOELICHTING 1. Doel In de ecohydrologische studie worden mogelijke effecten nagegaan van een geoptimaliseerd Afleidingskanaal van de Leie en een nieuw te graven kanaaltraject (3 alternatieven te beschouwen), en dit voor: het grondwaterregime en grondwaterkwaliteit in de omgeving van het Afleidingskanaal van de Leie/nieuw te graven kanaaltraject (met focus op de SBZ s), het waterpeil van waterlopen in de omgeving van het van het Afleidingskanaal van de Leie/nieuw te graven kanaaltraject (met focus op de SBZ s), het waterdebiet en peilen in de Toeristische Leie, 2/16 INBO.A.2010.229

het overstromingsregime (frequentie, duur, oppervlakte en lokalisatie) in de vallei van de Toeristische Leie, de inschatting van mogelijke ecologische effecten op de SBZ s, de consequenties van de gewijzigde waterbalans van het oppervlaktewater voor waterpeilen, verzilting en natuurwaarden binnen de aandachtsgebieden alsook gebieden in en rond het Groot Pand, het kanaal Gent-Terneuzen en de Zeeschelde (zie verder punt 5 en 6). 2. Kennisopbouw Volgende kennisopbouw is van belang voor het verkennen van het huidig ecohydrologisch functioneren binnen de aandachtsgebieden (zie verder punt 3): het kennen van de organisatie van het oppervlaktewatersysteem in de aandachtsgebieden, zodat bepalende factoren voor hetzij peilen, debieten, overstromingsfrequentie of de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater kunnen worden in kaart gebracht. In dit verband is bv. het waterlopenbeheer (zoals aanvoer van zoet water uit andere kanalen) een belangrijk element. het kennen van de relatie tussen het grondwater in de directe omgeving van het Afleidingskanaal van de Leie en het waterpeil in het kanaal. het kennen van de relatie tussen het oppervlaktewatersysteem en het grondwater in de respectievelijke aandachtsgebieden. Dit is tevens essentieel in het kader van de verziltingstoestand van het grondwater. Uit verspreide metingen op 23-24 september 2010 van de elektrische conductiviteit bleek geregeld dat het oppervlaktewater zilter is dan het omgevende grondwater (bijlage 3). formulering van (vermoede) verziltingsrelaties, met focus op de resulterende verziltingstoestand van het grondwater (afkomst, uitwisseling met oppervlaktewater, afvoer). Dit in zodanige mate dat het mogelijk is om effecten op de verziltingstoestand van grondwater bij gewijzigde debieten of peilen in het oppervlaktewater in te schatten (zie verder). het kennen van het huidige overstromingsregime in de verschillende gebieden (frequentie, duur, oppervlakte en lokalisatie). het kennen van de kwelstromen en zones in de verschillende gebieden. het kennen van de relatie tussen de hydrologische parameters en de natuurwaarden in de aandachtsgebieden. De kennis van belang voor het verkennen van mogelijke impact na de inrichtingswerken is: het nagaan van de mogelijke effecten op de grondwaterstroming bij het geoptimaliseerd Afleidingskanaal van de Leie en bij het nieuw te graven kanaaltraject. het kennen van de relatie tussen het grondwaterregime in de directe omgeving van het geoptimaliseerd Afleidingskanaal van de Leie/nieuw aan te leggen kanaaltraject en het waterpeil in het kanaal. het nagaan van veranderingen in natuurlijke overstromingen (frequentie, duur, oppervlakte en lokalisatie) in de aandachtsgebieden (vnl. vallei van de Toeristische Leie) door een wijzigende waterhuishouding, met afweging van het belang van de overstromingen t.o.v. andere hydrologische processen (bv. grondwaterstroming en kwel). het nagaan van veranderingen in kwelstromen en zones. de mate waarin de berekende effecten kunnen variëren volgens de onzekerheid in de keuze van de modelparameters bij modelschematisatie van de inrichtingswerken; een gebruik van onder- en bovengrens is wenselijk. het inschatten of habitattypes, regionaal belangrijke biotopen en de leefgebieden van aandachtssoorten kunnen voorkomen en het aangeven van hun geschikt areaal na de inrichtingswerken in de aandachtsgebieden. Voor zover al vastgelegd kan een aftoetsing gebeuren met de instandhoudingsdoelstellingen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat gravitaire afwatering (via Afleidingskanaal van de Leie of Leopoldkanaal) van de omliggende gebieden mogelijk is. Indien de gravitaire 3/16 INBO.A.2010.229

afwatering niet meer mogelijk is dient het geschikt areaal van de habitattypes te worden ingeschat bij overeen te komen oppervlaktewaterpeilen. indien negatieve ecohydrologische effecten optreden dienen compenserende (of minstens mitigerende) maatregelen te worden aangegeven samen met de meest geschikte locaties (bv. door hydrologische isolatie van bepaalde gebieden). 3. Aandachtsgebieden Om mogelijke ecologische effecten als gevolg van het Seine-Schelde West project in te schatten werden aandachtsgebieden aangegeven via vroegere overlegmomenten met ANB (Van Kerckvoorde et al., 2008a). De verschillende aandachtsgebieden omvatten de polders Damme Brugge Knokke-Heist (figuur 1), het Paddepoelebos en omgeving (figuur 2), het Leen en omgeving (figuur 3) en de vallei van de Toeristische Leie (figuur 4). Op basis hiervan werd door W&Z een netwerk van piëzometers ingesteld (bijlage 1, Van Kerckvoorde A. & Huybrechts W., 2007; Van Kerckvoorde et al., 2008b) die sinds 2008 om de 14 dagen worden opgemeten. Een verdere uitbreiding van aandachtsgebieden is wenselijk wanneer mogelijke ecologische effecten worden onderzocht voor gebieden in en rond het Groot Pand, het kanaal Gent-Terneuzen en de Zeeschelde (afhankelijk van de resultaten van de waterbalansstudie). Figuur 1. Aandachtsgebied polders Damme Brugge Knokke-Heist. 4/16 INBO.A.2010.229

Figuur 2. Aandachtsgebied het Paddepoelebos en omgeving. Figuur 3. Aandachtsgebied het Leen en omgeving. 5/16 INBO.A.2010.229

Figuur 4. Aandachtsgebied de vallei van de Toeristische Leie. 4. Te behandelen natuurwaarden Op basis van de habitatkaart (Paelinckx et al., 2009) van de aandachtsgebieden en lokale studies dienen volgende Bijlage I-habitattypes, regionaal belangrijke biotopen en leefgebieden van soorten worden beschouwd. Regionaal belangrijke biotopen zijn zeldzame vegetaties met hoge natuurwaarde die niet vervat zijn in de Natura 2000 habitattypen en die via het Besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1998 (voorwaarden voor het wijzigen van vegetatie en van kleine landschapselementen) of een andere wetgeving (bv. bosdecreet) op Vlaamse niveau een wettelijke bescherming genieten. Aandachtsgebied polders Damme Brugge Knokke-Heist Bijlage I-habitattypes (Decleer K., 2007) die voor dit gebied dienen te worden beschouwd in de ecohydrologische studie zijn: éénjarige pioniersvegetaties van slik en zandgebieden met Salicornia-soorten en andere zoutminnende planten (code 1310), atlantische schorren (Glauco-Puccinellietalia maritimae, code 1330), van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition (code 3150), laaggelegen schraal hooiland (glanshaver- en grote vossestaart-grasland, code 6510). Voor de stadswallen van Damme dienen bijkomende habitattypes in rekening te worden genomen: alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae, code 91E0), overgangs- en trilveen (code 7140). 6/16 INBO.A.2010.229

De ecohydrologische studie dient tevens rekening te houden met enkele regionaal belangrijke biotopen (Heutz G. & Paelinckx D., 2005): zilte wateren, dotterbloemgrasland, zilverschoongrasland, rietland, grote zeggenvegetaties, kamgrasland. Er dient rekening te worden gehouden met de eisen van de leefgebieden voor (Courtens W. & Verbelen D., 2010): de (aangemelde) Bijlage I-soorten van de Vogelrichtlijn die er broed(d)en zoals roerdomp, woudaapje, blauwborst, bruine kiekendief, kluut, visdief; enkele rodelijstsoorten die er broeden zoals tureluur, rietgors, rietzanger, zomertaling, snor en baardmannetje; soorten die de 5%-norm halen als broedvogel zoals grutto, bergeend, slobeend en kuifeend; de (aangemelde) vogelsoorten die de 1%-norm overschrijden/overschreden als overwinteraar zoals kleine rietgans, kolgans, rietgans, smient, wintertaling, slobeend; enkele Bijlage II- en Bijlage IV-soorten van de Habitatrichtlijn die er voorkomen zoals kamsalamander, zeggekorfslak, poelkikker. Aandachtsgebied Paddepoelebos en omgeving De ecohydrologische studie dient rekening te houden met het volgend habitattype (Decleer, 2007): zuurminnende Atlantische beukenbossen met ondergroei van Ilex of soms Taxus (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagion, code 9120), Aandachtsgebied het Leen en omgeving In dit gebied dient met volgende habitattypes (Decleer K., 2007) rekening te worden gehouden: alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae, code 91E0), zuurminnende Atlantische beukenbossen met ondergroei van Ilex of soms Taxus (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagion, code 9120), van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition (code 3150). Aandachtsgebied vallei van de Toeristische Leie De ecohydrologische studie dient de volgende habitattypes (Decleer K., 2007) te beschouwen: zuurminnende Atlantische beukenbossen met ondergroei van Ilex of soms Taxus (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagion, code 9120), bossen op alluviale grond met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae; code 91E0), oude zuurminnende bossen met Quercus robur op zandvlakten (code 9190), voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland en van de montane en alpiene zones (code 6430), laaggelegen schraal hooiland (glanshaver- en grote vossestaart-grasland, code 6510), open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen (code 2330), van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition (code 3150), submontane en laagland rivieren met vegetaties behorende tot het Ranunculion fluitans en het Callitricho-Batrachion (code 3260). En de volgende soorten: Triturus cristatus kamsalamander (code 1166), Luronium natans - drijvende waterweegbree (code 1831). 7/16 INBO.A.2010.229

Ook volgende regionaal belangrijke biotopen (Heutz G. & Paelinckx D., 2005) zijn van belang: dotterbloemgrasland, zilverschoongrasland, kamgrasland, moerasspirearuigte met graslandkenmerken, rietland en andere Phragmitionvegetaties, grote zeggenvegetaties. Er dient rekening te worden gehouden met de eisen van: de leefgebieden van rodelijstsoorten die er broe(d)den zoals sprinkhaanrietzanger, rietzanger, rietgors, kwartelkoning, watersnip, patrijs, tureluur, zomertaling, wielewaal of voor bv. kevers van vochtige graslanden zoals Stenolophus skrimshiranus, Agonum nigrum, Agonum viridicupreum,. overwinterende watervogels die de 1% norm halen (Conventie van Ramsar), zoals de populatie smienten die in de Bourgoyen-Ossemeersen overwinteren en s nachts gaan foerageren in de Leievallei. Een verdere verfijning en uitbreiding van de te onderzoeken natuurwaarden is wenselijk wanneer mogelijke effecten worden onderzocht voor gebieden in en rond het Groot Pand, het kanaal Gent-Terneuzen en de Zeeschelde. 5. Enkele concrete aandachtspunten Hieronder komen enkele specifieke aspecten aan bod m.b.t. data of studie-aanpak; dit is een niet-limitatieve lijst. Het is wenselijk dat de opdrachtnemer specifieke, eigen keuzes inzake gegevensverzameling en studie-aanpak (nodige input voor modelbouw, eventuele afwijkende aspecten t.o.v. de hieronder aangegeven benadering, ) motiveert in het licht van de vraagstelling. Met betrekking tot het beter kennen van de huidige situatie is bijzonder aandacht nodig om de waterlopen en afwatering in kaart te brengen in de aandachtsgebieden: accurate kenmerken van de waterlopen (ligging, diepte, breedte, reële peilen (ook het actuele peil van de kanalen), slibafzetting/verlanding, kunstwerken, stroomrichting), teneinde voldoende realiteit in het grondwatermodel in te bouwen (alnaargelang in voldoende nauwkeurige klassen te inventariseren); het huidige overstromingsregime in de verschillende gebieden (frequentie, duur, oppervlakte, lokalisatie). De waterbalans van de waterlopen in huidige en toekomstige situatie dient expliciet besproken te worden (op basis van bestaande informatie) in de ecohydrologische studie, met focus op de consequenties voor waterpeilen, verzilting en natuurwaarden binnen de aandachtsgebieden. Kennishiaten dienen te worden vermeld (zie verder). Voor het aandachtsgebied polders Damme Brugge Knokke-Heist: is het van belang om de bevloeiing van de polders met zoet water nauwgezet te documenteren, is het aangewezen om de conductiviteitswaarden in oppervlakte- en grondwater verder te documenteren in de ruimte en dit zowel in een natte als een droge periode. De door het INBO reeds bemeten punten (verkennende metingen, 23-24 september 2010, bijlage 3) zijn bij voorkeur onderdeel van deze meetcampagne. Voorts dienen in deze campagne de piëzometers en peillatten binnen de aandachtsgebieden te worden opgenomen; deze kunnen naar eigen inzicht worden aangevuld met bijkomende oppervlaktewatermeetpunten. Zo kan er gedacht worden aan het documenteren van zoutgradiënten volgens het lengteprofiel van enkele belangrijke polderwaterlopen. 8/16 INBO.A.2010.229

Betreffende de piëzometers en de datareeksen dienen afspraken te worden gemaakt tussen opdrachtgever en -nemer: in verband met het meetnet zelf (onderhouden en eventueel herplaatsen van de raaien met piëzometers en peilschalen in de waterlopen). Verschillende piëzometers bleken op 23-24 september 2010 verdwenen, en soms is een piëzometer niet meer goed in de ondergrond verankerd (details beschikbaar); in verband met de voortzetting van de opmetingen (14-daags en minstens gedurende 1 jaar of lokaal via divers) en het doorgeven van de gegevens; in verband met het topografisch gedetailleerd opmeten van piëzometers (Lambertcoördinaten, TAW, hoogte t.o.v. maaiveld), in verband met het maken van een bodemprofielbeschrijving op de locatie waar piëzometers worden geplaatst. Betreffende het grondwater zijn ondermeer aangewezen: beschrijving van het grondwatersysteem waarbij de diepte en dikte van de verschillende aquifers en aquitards wordt aangegeven valideren van de meetgegevens, een standaard chemische analyse (minstens macro-ionen en nutriënten) van het grondwater in elke piëzometer (voorjaar), teneinde dit mee te kunnen beschouwen voor de beoordeling van natuurpotenties in gewijzigde situaties, chemische karakterisering van het grondwater volgens relevante technieken (bv. Stuyfzand, ). Verschillende zaken zijn nodig om te komen tot een voldoende inzicht in de regionale en lokale systeemwerking, zoals: bepalen van het tijdsafhankelijke verloop van de grondwatertafel (minimum, maximum en gemiddelde diepte ten opzichte van het maaiveld) en de relatie met de peilen in de waterlopen. Van belang voor o.a. verzilting is de relatieve duur van infiltratie of drainage, grondwatermodellering voor de beschrijving van het gedrag van het grondwatersysteem, met ruimtelijk voldoende fijne voorspellingen in de aandachtsgebieden, bepaling van de (zilte) kwel gebieden. De nodige kennis rond natuurwaarden in elk aandachtsgebied dient te worden bekomen en samengevat om bij evaluatie van de ingrepen rekening te kunnen houden met de (potentiële) natuurwaarden. Per habitattype, regionaal belangrijk biotoop, of leefgebied van een soort is het nodig om de ecologische vereisten af te toetsen met de gemodelleerde resultaten, teneinde de mogelijke ecologische consequenties van de ingrepen na te gaan. Bijlage 2 geeft een niet-limitatieve lijst van referentieliteratuur en beschikbare gegevens aan. 6. Leemtes van kennis Wanneer de nodige kennis, bv. inzake de gewijzigde waterbalans van de waterlopen of veranderde verziltingsrelaties, niet voorhanden zou zijn of binnen de studie kan worden gegeven, dan worden deze kennishiaten vermeld. Dergelijke kennis is immers nodig als input in de ecohydrologische studie om een realistische aanname te maken over oppervlaktewaterpeilen (kanalen en andere waterlopen) na de ingrepen, en als gevolg hiervan om een betrouwbare uitspraak te doen over effecten (grondwater, verzilting, natuur, enz.) van deze ingrepen. 9/16 INBO.A.2010.229

Momenteel wordt een studie van de waterbalans voorbereid van ondermeer het stroomgebied van het Afleidingskanaal van de Leie en Leopoldkanaal. De studie zal uitspraken kunnen geven omtrent de waterbehoefte van het geoptimaliseerd Afleidingskanaal van de Leie en de gevolgen hiervan schetsen voor ondermeer het Groot Pand, het kanaal Gent-Terneuzen en de Zeeschelde. Het is nodig om een ecologische evaluatie te verrichten van de resultaten van de waterbalansstudie. Afhankelijk van de resultaten van de studie kunnen er immers ecologische gevolgen zijn voor: gebieden in en rond het Groot Pand, het kanaal Gent-Terneuzen, de Toeristische Leie en de Zeeschelde. Deze opmerking werd tevens aangehaald in het verslag van de dienst Mer over het plan-mer van Seine-Schelde West; de bevloeiing (kwantiteit), via water afgetapt uit het kanaal Gent-Oostende, van de polders in het aandachtsgebied polders Damme Brugge Knokke-Heist. Als gevolg hiervan kunnen er veranderingen in bv. de verzilting van poldergebied optreden. REFERENTIES COURTENS W. & VERBELEN D., 2010. Monitoring van de avifauna in de SBZ-V Poldercomplex : resultaten van het vijfde jaar (2009-2010). Broedseizoen 2009 en winterhalfjaar 2009/ 10. Rapport van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.R.2010.47. DECLEER K. (red.), (2007). Europees beschermde natuur in Vlaanderen en het Belgisch deel van de Noordzee : habitattypen : dier- en plantensoorten. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2007.01, Brussel. HEUTZ G. & PAELINCKX D. (red.), 2005. Natura 2000 habitats: doelen en staat van instandhouding. Versie 1.0 (ontwerp). Onderzoeksverslag Instituut voor Natuurbehoud en Afdeling Natuur, IN.O.2005.03, Brussel. VAN KERCKVOORDE A. & HUYBRECHTS W., 2007. Eerste voorstel voor plaatsen van piëzometers voor de monitoring van de mogelijke effecten door het project Seine- Schelde West. Gegevensverstrekking van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.E.2007.128. VAN KERCKVOORDE A., RAMAN M., HUYBRECHTS W. & DECLEER K., 2008a. Voorstel van bestek voor de ecohydrologische studie in het kader van Seine-Schelde West. Advies van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.A.2008.20. VAN KERCKVOORDE A., RAMAN M., HUYBRECHTS W. & DECLEER K., 2008b. Voorstel van locaties voor bijkomende piëzometers i.f.v. de monitoring van de mogelijke effecten door het project Seine-Schelde West. Advies van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.A.2008.71. 10/16 INBO.A.2010.229

BIJLAGEN Bijlage 1. Ligging van de piëzometer-netwerk in de omgeving van het Afleidingskanaal van de Leie en in de vallei van de Toeristische Leie. G peilschaal, W&Z!( piezometer, W&Z!( piezometer, Esher!( piezometer, Natuurpunt!( piezometer, Prov. O.Vl. Aandachtsgebied polders Damme Brugge Knokke-Heist 11/16 INBO.A.2010.229

Aandachtsgebied Paddepoelenbos en omgeving Aandachtsgebied het Leen en omgeving 12/16 INBO.A.2010.229

Aandachtsgebied vallei van de Toeristische Leie De piëzometers liggen binnen verschillende deelgebieden: Nummer Deelgebied 1 Kleiputten - Knokke-Heist 2 Braambeierhoek - Dudzele 3 Fort Sint-Donaas - Oostkerke 4 Het Geleed - Lapscheure 5 Ronsaardbeek - Dudzele 6 Romboutswerve West - Damme 7 Romboutswerve Oost - Damme 8 Vuile Vaart - Damme 9 Zuid-over-Lieve - Damme 10 Paddepoelebos - Maldegem 11 Aansluiting Leen - Eeklo 12 Latemse Meersen - Sint-Martens-Latem 13 Leiemeersen Ooidonk - Deinze 14 Keuzemeersen - Gent 15 Assels - Gent 13/16 INBO.A.2010.229

Bijlage 2. Niet-limitatieve lijst van beschikbare gegevens en referentieliteratuur algemeen Digitaal Hoogte Model Vlaanderen Vlaams grondwatermodel: hydrogeologische katering Systematiek van natuurtypen voor Vlaanderen Biologische Waarderingskaart Primair grondwatermeetnet POTNAT-model NICHE Database Flanders Wetland Sites (FlaWet) BELGROMA. 1999. Inventarisatie waterhuishouding Leopoldskanaal. Studie gemaakt in opdracht van afdeling Water van AMINAL, Belgroma, Mechelen oppervlaktewaterkwantiteitsmodel van het stroomgebied van het Leopoldkanaal (VMM) modelleringstudie van het watersysteem Leopoldkanaal-Braakman DECLEER K. (red.), (2007). Europees beschermde natuur in Vlaanderen en het Belgisch deel van de Noordzee : habitattypen : dier- en plantensoorten. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2007.01. ADRIAENS D., ADRIAENS T. & AMEEUW G. (red.), 2008. Ontwikkeling van criteria voor de beoordeling van de lokale staat van instandhouding van de habitatrichtlijnsoorten. Rapport van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek in opdracht van het Agentschap voor Natuur en Bos, INBO.R.2008.35. ADRIAENS P. & AMEEUW G. (red.), 2008. Ontwikkeling van criteria voor de beoordeling van de lokale staat van instandhouding van de vogelrichtlijnsoorten. Rapport van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek in opdracht van het Agentschap voor Natuur en Bos, INBO.R.2008.36 T JOLLYN F., BOSCH H., DEMOLDER H., DE SAEGER S., LEYSSEN A., THOMAES A., WOUTERS J., PAELINCKX D. & HOFFMANN M., 2009. Ontwikkeling van criteria voor de beoordeling van de lokale staat van instandhouding van de Natura 2000 habitattypen. Versie 2.0. Rapport van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek in opdracht van het Agentschap voor Natuur en Bos, INBO.R.2009.46 PAELINCKX D., SANNEN K., GOETHALS V., LOUETTE G., RUTTEN J. & HOFFMANN M., 2009. Gewestelijke doelstellingen voor de habitats en soorten van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn voor Vlaanderen. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2009.6 PAELINCKX D., DE SAEGER S., OOSTERLYNCK P., DEMOLDER H., GUELINCKX R., LEYSSEN A., VAN HOVE M., WEYEMBERGH G., WILS C., VRIENS L., T JOLLYN F., VAN ORMELINGEN J., BOSCH H., VAN DE MAELE J., ERENS G., ADAMS Y, DE KNIJF G, BERTEN B., PROVOOST S., THOMAES A., VANDEKERKHOVE K., DENYS L., PACKET J., VAN DAM G. & VERHEIRSTRAETEN M., 2009. Habitatkaart, versie 5.2. Indicatieve situering van de Natura 2000 habitats en de regionaal belangrijke biotopen. Integratie en bewerking van de Biologische Waarderingskaart, versie 2. Rapport van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.R.2009.4. VAN KERCKVOORDE A. & DECLEER K., 2009. Verkennende ecologische gebiedsvisie voor het Leopoldkanaal en omgeving. Rapport van het Instituut voor Natuurbehoud, INBO.R.2009.36. 14/16 INBO.A.2010.229

polderregio AMEEUW G. & COURTENS W.. 2008. Actuele toestand en evolutie van Europese natuurwaarden in de Oostkustpolders (vogelrichtlijngebied Poldercomplex en habitatrichtlijngebied Polders). Advies van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.A.2008.156. VAN ACKERE A., LIBBRECHT D. & TACK A. 2003. Ecohydrologische studie voor een natuurinrichtingsproject in het Oostends krekengebied: deel hydrologie. WVI-Geolab. ZWAENEPOEL A. 2003. Ecohydrologische studie voor een natuurinrichtingsproject in het Oostends krekengebied. WVI-Geolab. STUURMAN R. & ZWAENEPOEL A. 2003. Ontwerp van een ecosysteemvisie voor de poldergebieden Brugge-Oostende-Knokke. TNO-rapport, NITG 03-075-B. ZWAENEPOEL A. 2002. Detailstudie van het brakke poldergebied aan weerszijden van het Boudewijnkanaal (Lissewege, Dudzele). ZWAENEPOEL A. 2002. Detailstudie poldergebied Meetkerkse Moeren. ZWAENEPOEL A. 2001. BWK-kartering poldergebied Klemskerke-Vlissegem. ZWAENEPOEL A. 2001. BWK-kartering poldergebied Kwetshage. COURTENS W. & VERBELEN D. 2010. Monitoring van de avifauna in de SBZ-V Poldercomplex : resultaten van het vijfde jaar (2009-2010). Broedseizoen 2009 en winterhalfjaar 2009/ 10. Rapport van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.R.2010.47. alluviale bossen CORNELIS J., HERMY M., DE KEERSMAEKER L. & VANDEKERKHOVE K. 2007. Bosplantengemeesnchappen in Vlaanderen : een typologie van bossen op basis van de kruidachtige vegetatie. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.R.2007.1. DE BECKER P., JOCHEMS H. & HUYBRECHTS W. 2004. Onderzoek naar de abiotische standplaats-vereisten van verschillende beekbegeleidende alno-padion & alnion incanae-gemeenschappen. Verslag van het Instituut voor Natuurbehoud, 2004.17. DE KEERSMAEKER L., ROGIERS N., LAURIKS R. & DE VOS B. 2001. Ecosysteemvisie Bos Vlaanderen, Ruimtelijke uitwerking van de natuurlijke bostypes op basis van bodemgroeperingseenheden en historische boskaarten. Eindverslag van project VLINA C97/06, studie uitgevoerd voor rekening van de Vlaamse Gemeenschap binnen het kader van het Vlaams Impulsprogramma Natuurontwikkeling in opdracht van de Vlaamse minister bevoegd voor natuurbehoud. WATERINCKX M. & ROELANDT B. 2001. De bosinventarisatie van het Vlaamse Gewest: resultaten van de eerste inventarisatie 1997-1999. Afdeling Bos en Groen, Brussel. Leie ECOREM. 2007. Ecohydrologische studie. Vervolgstudie Seine-Schelde (deel 3). EMBO T. 1996. Gemeentelijk NatuurOntwikkelingsPlan Sint-Martens-Latem. VERBOVEN A., VERELST I. & DECLEER K. 2003. Verkennende ecologische gebiedsvisie voor de Toeristische Leie. Rapport van het Instituut voor Natuurbehoud, 2003.9. VERBOVEN A., RAMAN, M. & DECLEER K. 2008. Verkennende ecologische gebiedsvisie voor de vallei van de Gouden Leie (Wervik-Deinze). Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.R.2008.32. VLM. 2000. Landinrichtingsproject Leie en Schelde. Inrichtingsplan Assels, VLM Gent. VLM. 2000. Natuurinrichting project Latemse Meersen. Projectrapport, VLM Gent- AMINAL-Afdeling Natuur. MARTENS L. 2009. Uitvoering monitoringsprogramma natuurinrichtingsproject: Latemse Meersen: deel Keuzemeersen. Monitoringsrapport. Esher, Gent. 15/16 INBO.A.2010.229

Bijlage 3. EC 25 -waarden (µs/cm) van grond- en oppervlaktewater (gemeten op 23 en 24 september 2010). 16/16 INBO.A.2010.229