Over nieuwe Soort van Duif van de Kust van Guinea Columba (Peristera) Puella DOOR H. Schlegel (Üttct cette 3laat.) Het groote geslacht der Duiv wordt in e aanzilijk getal ondergeslacht verdeeld welke all meer of minder natuurlijk zijn maar welker kmerk grootdeels in wijziging der verhouding van de kele deel bestaande gewoonlijk niet zeer in het oog vall somtijds zeer moeijelijk zijn waar te nem. Zoo als bij alle bewerktuigde wezs vindt m ook bij Duiv niet zeld welke d overgang van het geslacht tot het andere uitmak welker kmerk nieuwe wijziging ondergaan waardoor het alsdan nog moeijelijker valt haar in e der bekde ondergeslacht met zekerheid plaats toe te kn. Dit verschijnsel heeft in n hooger graad bij de grond-duiv plaats dan bij de boom-duiv hetge ook t gevolge heeft dat de nieuwere natuurkundig gemed hebb eerstgoemde niet zeer talrijke familie in e vrij aanzilijk getal ondergeslacht te moet splits t einde de veelvuldige wijziging welke hare kmerk ondergaan te kunn geraliser. De nieuwe soort over welke wij will handel behoort mede onder deg welke zich t opzigte harer kmerk niet met volmaakte juistheid aan e der bekde ondergeslacht aansluit ofschoon het niet moeijelijk valt hare betrekking met de haar meest verwante na te gaan uite te zett. Deze verhouding es bepaald de kmerk dezer nieuwe soort met naauwkeurigheid opgegev zijnde zoo zull de vrid der nieuwere stelsels beter dan wij kunn beoordeel of deze de haar verwante in e hetzelfde ondergeslacht vereigd kunn blijv dan wel van elkander afgescheid di te word. Wij rangschikk onze nieuwe soort voorloopig in het ondergeslacht Peristera van SWAINSON. Dit ondergeslacht bevat intussch verscheide meer of minder van elkander afwijkde die wederom in kleine onder-afdeeling kunn vereigd word. Ee dier 3
. 7y3 cj cj 18 onder-afcleeling wordt door eige Afrikaansche gevormd het is blijkbaar aan deze dat zich onze soort het meest natuurlijk aansluit. De welke wij bedoel zijn: de Columba afra van LINNÉ de Col. chalcospilos van SWAINSON de Col. tympanistriga van TEMMINCK. Intussch bied deze nieuw op onderling verscheide afwijking aan. De twee eerste namelijk welke eiglijk slechts twee plaatselijke verscheidhed van wijk de van laatste dezelfde soort vorm door haar meer tortelduifachtig aanzi door hare kleur ook door de onderlinge verhouding der slagpn af zijnde de eerste ev lang als de vijfde de tweede slechts weinig langer dan de derde vierde welke van gelijke lgte zijn; terwijl bij Col. tympanistriga de eerste gelijk is aan de zevde de tweede aan de vijfde de derde vierde ev lang zijn buit de overige pn uitstek. Vergelijk wij nu onze Col. puella met de voornoemde zoo vind wij dat zij in het algeme hetzelfde maaksel dezelfde vorm toont dat ev als bij die hare binnste slagpn der tweede orde de binnste veder der eerste orde met gro of blaauw metaalachtig glanzige vlekk hare drie paar buitste staartpn met dwarsstrep voorzi anders geteekd zijn dan de drie paar overige staartpn; m vindt verder dat zij t opzigte van d vorm harer vleugels meer overekomst toont met Col. tympanistriga dan met de Col. afra chalcospilos aangezi hare vleugels J- y van die der eerstgoemde soort slechts daardoor verschill dat de eerste slagp naar evredigheid langer is ; eindelijk zal m opmerk dat Col. puella van de drie voornoemde bij d eerst opslag van het grootte har meer wigvormig staart hare kleur oog te onderscheid is door hare meer aanzilijke welke van e fraai bruinrood zijn slechts op d kop hals door e grijsachtig blaauw vervang word. Deze algem beschouwing zull toereikde zijn om als inleiding te di tot de meer naauwkeurige beschrijving welke wij nu van onze nieuwe soort lat volg. Parijser maat. Geheele lgte 9 duim 6 lijn. Lgte der vleugels 4» 9» )> des staarts 4» 2»»» snavels van het voorhoofd gemet.» Hoogte van d voetwortel 1172» Lgte»» middelte zonder nagel... 9»»»» duim 5» De bek is naar evredigheid der grootte van het dier tamelijk zwak teeder te noem gelijkt om deze red dewijl zijn vorm g afwijking aanbiedt in het algeme naar di der tortelduiv. Dit werktuig is bov de tamelijk groote zijdelings liggde neusgat aanmerkelijk opgezwoll in het midd zijner lgte dunner dan in de overige deel beide kak zijn naar vor gekromd voornamelijk de bovkaak zonder echter eige insnede te vertoon. De onderkaak is tot op de helft harer lgte met groef voorzi m merkt aan de bovkaak diergelijke groef op die zich tot de neusgat uitstrekt vrij diep is. De snavel is in het lev bleek paarsachtig aan zijne weeke deel vuil rozkleurig aan zijn voorst harde gedeelte. Het oog is van middelmatige grootte van paarsachtige oogled omgev met roodbruine iris voorzi. De veder der schebn reik tot aan het begin van d voetwortel. Deze is ev lang als de middelte met zijn nagel. De binn-te is hoogsts halve lijn langer dan de buit-te deze is ruim twee lijn korter dan de middel-te. De duim is slechts half zoo lang als de middel-te. De voetwortel is aan zijne voorzijde met reeks schild t getale van neg bekleed. Diergelijke maar kleinere schild bedekk de bovzijde der tn. De nagel van d duim d binn-te zijn van gelijke
19 grootte maar laatstgoemde loopt langs zijn' binnkant in n breed scherp rand uit. De nagel van d binnte is krachtiger dan die van d buitte. De poot vertoon fraaije karmijnroode kleur maar de nagels zijn licht bruin. De vleugels zijn van middelmatige lgte bedekk slechts het eerste derde van de staart. De slagpn der eerste orde stek ti tot elf lijn over die der tweede orde uit. De derde slagp de langste van all is gewoonlijk slechts weinig langer dan de vierde de tweede is e weinig korter dan de vijfde die omstreeks anderhalve lijn korter is dan de derde; terwijl de eerste de zesde in lgte overtreft somtijds te dez opzigte het midd houdt tussch de vijfde zesde. De tweede derde vierde vijfde der groote slagpn zijn op het midd harer lgte aan har buitrand duidelijk uitgesned ; de eerste tweede derde vierde dier pn zijn aan har binnrand vernaauwd maar laatstgoemd kmerk vertoont zich slechts aan de eerste p duidelijk is zeer flaauw aan de volgd. De staart is tamelijk sterk wigvormig zijnde het middelste paar staartpn zevti ongeveer lijn langer dan het buitste paar. Voor het overige deze de nem pn van zijd des staarts naar zijn midd zeer gelijkmatig trapsgewijze in lgte toe. Alle staartpn zijn aan haar einde sterk afgerond; het binnste paar echter minder aanmerkelijk dan de overig. De veder dezer duif vertoon de volgde kleurverdeeling. De geheele kop hals zijn van e zacht grijsachtig blaauw hetge op het voorhoofd de keel in het witachtige trekt op de achterzijde van d kop hals e' donkerder tint aanneemt zwarte streep van d snavel tot het oog loopde afgebrok op de teugels door wordt. De hoofdkleur aller overige veder is e fraai roodbruin maar deze kleur ondergaat op de verschillde deel des vogels meer of minder 111 het oog vallde wijziging wordt op sommige deel door andere kleur afgebrok. Deze roodbruine kleur vurig sterk in het vosroode trekkde op d staart rug is bleeker vuiler op de buitzijde der vleugels trekt in het vaalbruine op de groote slagpn welker buitrand achter de uitsned dier pn in het licht geelbruine vall. Op de onderdeel van d vogel trekt voornoemde bruinroode kleur in het sterood ; op d krop mantel speelt zij e weinig in het purperrood vertoont behalve dat fraaije schakering van e' blaauwachtig tint die van d hals af over die deel hetrekt. De bedzijde der vleugels zijn met uitzondering van het uiteinde der slagpn van e tamelijk bleek roodbruin. De laatste drie slagpn cler tweede orde op na de laatste twee groote dekveder van buit naar binn geteld zijn op har baard ieder met meer of minder groote vlek van e fraai metaalglanzig gro voorzi. De staart bestaat uit zes paar pn van welke echter slechts de drie middelste par ekleurig roodbruin zijn ; terwijl de drie buitste par op het laatste derde hunner lgte e' breed zwart dwarsband welke op d binnbaard der pn schuins naar vor loopt vertoon van dez dwarsband af teg hunn wortel in het grijze overgaan. Deze teeking is echter bij ieder der voornoemde drie pn verschilld gewijzigd. Bij het eerste paar van buit af geteld is deze band namelijk zeer regelmatig over beide baard verdeeld de geheele p heeft voor dez band grijsachtige kleur die echter op d buitbaard teg d wortel der in het licht p roode overgaat. Bij de tweede p loopt cle zwarte band slechts tot de op helft der breedte van d buitrand de geheele buitrand dier p vertoont vuil roodbruine kleur die echter weldra naar de kiel der p in het grijze overgaat. Bij de derde p eindelijk vertoont zich de zwarte band op d buitbaard slechts als tamelijk kleine met roodbruin geschakeerde vlek ; de geheele buitbaard dier p is ekleurig roodbruin die tint vormt ook op d binnbaard dier p e' tamelijk breed zoom welke langs d voorrand der zwarte vlek heloopt.
20 Deze nieuwe soort van duif welker beschrijving wij hebb medegedeeld behoort aan de goudkust te huis. Wij hebb tot nog toe slechts drie voorwerp daarvan gezi. Het bevindt zich in de diergaarde van het Gootschap ; de twee ander mak e gedeelte uit der verzameling van 's Rijks Museum van natuurlijke historie te Leid ; zij werd door d ijverig Heer H. PEL in de omstrek van Daboeram aan de goudkust geschot. VERKLARING DER TOT DEZE VERHANDELING BEHOORENDE PLAAT. Fig. i. Columba (Peristera) i) puella. Fig. 2. Fig. 3. Bek van dit dier van bov gezi. Regter poot van buit gezi. Fig. 4. Groote slagpn van d regter vleugel van buit gezi. Fig. 4a. Eerste slagp van binn gezi. Fig. 5. Eerste staartpea (van buit af geteld) van bov gezi. Fig. 6. Fig. 7. Tweede staartp. Derde staartp.
COLUMBA ( Perister a) PUELLA