Hartritmestoornissen Een pacemaker



Vergelijkbare documenten
Pacemaker. In deze informatie leest u wat een pacemaker is, hoe het inbrengen gebeurt en wanneer de pacemaker gecontroleerd wordt.

Hartritmestoornissen Een inwendige defibrillator (ICD)

Pacemaker voor het hart

Pacemaker. In deze informatie leest u wat een pacemaker is, hoe het inbrengen gebeurd en wanneer de pacemaker gecontroleerd wordt.

CARDIOLOGIE. HOCM-ablatie BEHANDELING

Boezemfibrilleren. De bouw en werking van het hart

Biventriculaire therapie. Scheper Ziekenhuis. Emmen

Het S-ICD SYSTEEM. Informatie over de werking, implantatie en nazorg van de S-ICD

HARTRITMESTOORNISSEN DE BEHANDELING DOOR MIDDEL VAN ELEKTRONISCHE CARDIOVERSIE FRANCISCUS VLIETLAND

Wilhelmina Ziekenhuis Assen. Vertrouwd en dichtbij. Informatie voor patiënten. Boezemfibrilleren

Inleiding Hoe werkt het hart? Wat gebeurt er bij een normaal hartritme?

Thoraxcentrum. Aandachtspunten na een pacemakerimplantatie

Longembolie Onderzoek en behandeling.

CARDIOLOGIE. HOCM-ablatie BEHANDELING

Pacemaker implantatie

Leefregels na pacemaker implantatie. Pacemakerpoli Route 44

Biventriculaire pacemaker

Cryo-ablatie Radboud universitair medisch centrum

Procedure na aanmelding ICD

Het sluiten van een PFO

Elektrische Cardioversie

IMPLANTATIE VAN EEN PACEMAKER FRANCISCUS VLIETLAND

Implanteerbare hartritme-monitor

Boezemfibrilleren. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

Pacemaker implantatie

CARDIOLOGIE/HART-LONG CHIRURGIE. Maze-operatie BEHANDELING

Aortaklepinsufficiëntie

Tako Tsubo cardiomyopathie Bij hevige emotionele stress

Hoe wordt het normale hartritme tot stand gebracht?

Thoraxcentrum Cardiologie. De implantatie van een ICD

Richtlijnen na pacemaker implantatie

Inleiding. Afbeelding 1: Het hart

Elektrofysiologisch onderzoek (EFO) na een ritme-operatie

Wilhelmina Ziekenhuis Assen. Vertrouwd en dichtbij. Informatie voor patiënten. Een pacemaker

Boezemfibrilleren. Cardiologie

PATIËNTEN INFORMATIE. Hartkatheterisatie

Cardiologie. Elektrofysiologisch

Patiënteninformatie. Nazorg pacemaker implantatie of -wissel. Praktische informatie voor patiënten met een pacemaker

Cardiologie Leefregels na een pacemakerimplantatie

Boezemfibrilleren. Lianne Permentier, cardioloog Ommelander Ziekenhuis

Informatie. Boezemfibrilleren

Boezemfibrilleren. Atriumfibrilleren. Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op

Longaderisolatie Pulmonaal Vene Isolatie

Oncologie Wegname van teelballen ivm prostaatkanker / subcapsulaire orchiectomie

HARTKATHETERISATIE 920

Leefregels na pacemaker implantatie

Richtlijnen na pacemaker implantatie

Drukmeting in het hart en de longen

H Port-a-Cath

Cardiologie. Boezemfibrilleren. Het Antonius Ziekenhuis vormt samen met Thuiszorg Zuidwest Friesland de Antonius Zorggroep

Percutane mitralisklep clipping

Beweegadvies na een hartinfarct, hartoperatie, ICD implantatie of

Het sluiten van een PFO

Pacemaker implantatie

Drukmeting in het hart en de longen

DE BIVENTRICULAIRE PACEMAKER

Vervanging van een pacemaker of ICD

Elektrofysiologisch onderzoek (EFO) en Ablatiebehandeling

Thoraxcentrum. Boezemfibrilleren poli Fonteinstraat 9

Het verwijderen van een nier

Klinische Genetica. Plots overlijden

Informatie na opname voor hartritmestoornissen

Behandeling ritmestoornis (EFO en/of ablatie) Locatie Molengracht Breda

Pacemaker. Team Electrofysiologie. Cardiologie. 6269i CAR.027/0915

Boezemfibrillatie (atriumfibrillatie)

Cardiologie. Het sluiten van een PFO

VERWIJDERING VAN EEN NIER VIA EEN OPEN OPERATIE

H Port-a-Cath

BASISSTOF 1 HET BLOED OM TE ONTHOUDEN

Poliklinische operatieve ingreep Polikliniek KNO

Hartcentrum. Hartklepaandoeningen. Patiëntenfolder aandoeningen

Atriumfibrillatie polikliniek

Informatiebrochure ablatie. Patiënteninformatie

Maatschap Cardiologie. Boezemfibrilleren en cardioversie

Pacemakerimplantatie

Plaatsen van een Micra Leadless Pacemaker

Bypass operatie aan het been

Het vervangen van uw pacemaker

Dienst hartziekten De pacemaker. Informatiebrochure voor de patiënt

Vervanging van een pacemaker of ICD

Cardiologie/ Cardio-Thoracale Chirurgie (CCTC) Elektrofysiologisch onderzoek (EFO) na een ritme-operatie

Implantatie van een inwendige defibrillator (ICD)

Elektrofysiologisch onderzoek (EFO)

Boezemfibrilleren. Afdeling cardiologie

Na het plaatsen van een pacemaker Praktische informatie voor patiënten

Electro-Cardioversie (ECV) Afdeling Cardiologie

HARTKATHETERISATIE CORONAROGRAFIE

Borstamputatie. Het kan ook zijn dat een borstsparende operatie wel mogelijk is, maar dat u zelf voorkeur hebt voor een borstamputatie.

Inleiding. Een penoplicatie. Pré-operatieve screening

Chirurgie. Patiënteninformatie. Port-a-Cath. Slingeland Ziekenhuis

Informatiebrochure patiënten. Herstel van het hartritme. Elektrische cardioversie bij voorkamerfibrillatie/-flutter

Operatie aan de liesslagader Liesdesobstructie

longembolie patiënteninformatie

Doel van de behandeling Het doel van de behandeling is het herstellen van het onregelmatige hartritme.

Elektrische cardioversie

Plastische Chirurgie Centrum voor Revalidatie Opheffen van de buigstand van de vingers

Hartritmemonitor Implantatie / verwijdering

CARDIOLOGIE. Hartritmestoornissen. EFO en ablatie ONDERZOEK & BEHANDELING

Ook heeft u een gesprek met de anesthesioloog. De anesthesioloog beoordeelt of u de operatie lichamelijk aankunt.

Thoraxcentrum Cardiologie Electrofysiologie. Longaderisolatie door de cardioloog

Transcriptie:

CARDIOLOGIE Hartritmestoornissen Een pacemaker BEHANDELING

Inhoudsopgave Hartritmestoornissen - Een pacemaker Het toestemmingsformulier 2 Wetenschappelijk onderzoek en opleiding 2 Wetenschappelijk onderzoek 2 Opleidingsziekenhuis 3 Klachten 3 De behandeling 4 De pacemaker 4 De biventriculaire pacemaker 5 Nieuwe ontwikkelingen rondom de pacemaker 6 Levensduur en vervanging van de pacemaker 7 Reanimatie en overlijden bij het dragen van een pacemaker 7 Voorbereiding op de behandeling 7 Medicijnen 8 Eten en drinken 8 Zwangerschap 8 Vervoer naar huis 8 Verdere informatie rondom de behandeling 8 Opname in het ziekenhuis 8 Hartkatheterisatiekamer of operatiekamer 8 Het team 9 Verdoving 9 Extra zekerheid met een time-out procedure 9 De duur van de behandeling 9 De daadwerkelijke behandeling 9 Na de behandeling 10 Leefregels 10 Autorijden na een pacemakerimplantatie 11 Werken na een pacemakerimplantatie 11 Sporten na een pacemakerimplantatie 11 Reizen na een pacemakerimplantatie 12 Omgevingsinvloeden 12 Hoe voelt u zich na een pacemakerimplantatie? 13 Praktische en psychosociale gevolgen 13 Wanneer neemt u contact met ons op? 13 Controle 13 Medicijnen 14 Pacemakerpas 14

Risico s en complicaties 14 Korte termijn 14 Lange termijn 15 Andere behandelmethoden 16 Niet behandelen 16 Meer informatie 16 Vragen? 17 Telefonisch spreekuur 17 Bijlage 1: Het hart en hartritmestoornissen 18 Wat doet het hart? 18 Hoe zit het hart in elkaar? 18 De bloedsomloop 19 Het hartritme 20 Hartritmestoornissen 21 Bijlage 2: Controle en nazorg 22 Nazorgtraject: alle controles op een rij 22 Bijlage 3: Omgevingsinvloeden en apparaten 23 Apparatuur in uw dagelijks leven 23 Elektrische en magnetische velden 23 Medische ingrepen en medische apparaten 24

Een pacemaker Het hart slaat meestal in een regelmatig ritme, maar het kan voorkomen dat de hartslag onregelmatig wordt en/of te snel of te langzaam is. In dat geval spreken we van een hartritmestoornis. Bij een te traag hartritme is vaak geen behandeling met medicijnen mogelijk. Een implanteerbare pacemaker kan dan uitkomst bieden. Het implanteren van een pacemaker kan een ingrijpende beslissing zijn met veel praktische en mogelijk ook psychosociale gevolgen. Tijdens het gesprek met uw cardioloog krijgt u meer informatie over deze behandeling. Vóór dat gesprek kunt u deze folder thuis alvast doornemen, en ná het gesprek kunt u alles nog eens rustig nalezen. Hebt u vragen? Stel die dan gerust aan uw cardioloog. U kunt uw vragen achter in deze folder noteren, zodat u ze niet vergeet. Laat deze folder ook aan uw naasten lezen, dat kan u ook helpen. 1

In deze folder beschrijven we de algemene gang van zaken. Het kan dus zijn dat de ingreep bij u iets anders verloopt. Het toestemmingsformulier Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt en samen met de cardioloog een bewuste en overtuigde keuze kunt maken voor de ingreep. Uw behandelend arts kan u alleen onderzoeken en behandelen als u daar toestemming voor geeft. de reden voor de ingreep en de kans van slagen van de behandeling, de kans op en ernst van complicaties die mogelijk kunnen ontstaan door de ingreep, de gevolgen van het niet doen of uitstellen van de ingreep en de eventuele alternatieven, de belangrijkste leefregels na de ingreep: wat mag ik wel/niet (meer) doen. Uw arts en deze folder geven u informatie over bovenstaande punten. U tekent alléén als u: vindt dat u voldoende bent geïnformeerd over de ingreep, akkoord gaat met de ingreep. Daarom zal de cardioloog u aan het einde van het poligesprek vragen gezamenlijk een toestemmingsformulier te ondertekenen. Wanneer u dit niet direct wilt doen, mag u het formulier ook op een later tijdstip ondertekenen en toesturen. Wilt u het formulier om wat voor reden dan ook liever niet ondertekenen? Dan kunt u ook mondeling aan uw cardioloog doorgeven dat u voldoende geïnformeerd bent en akkoord gaat met de ingreep. U ontvangt het toestemmingsformulier samen met deze folder. Hebt u het formulier niet gekregen? Neem dan contact op met de Planning Cardiologie (zie het kader achter in deze folder). Voordat u besluit te tekenen, moet u op de hoogte zijn van: de aard van de ingreep, de te verwachten gevolgen voor uw gezondheid en dagelijks leven, Twijfelt u nog? Neem dan de tijd om na te denken en/of alles te bespreken met uw naasten. U kunt ons ook gerust om meer informatie vragen. Wetenschappelijk onderzoek en opleiding Het St. Antonius Ziekenhuis besteedt ook veel aandacht aan toekomstige patiënten. Dat gebeurt op twee manieren: door wetenschappelijk onderzoek en door opleiding van nieuwe artsen en specialisten. Wetenschappelijk onderzoek In het St. Antonius Ziekenhuis hechten we veel waarde aan wetenschappelijk onder- 2

zoek om ritmestoornissen beter te leren begrijpen en behandelen. Het kan dus zijn dat we u vragen mee te werken aan een onderzoek. Daarbij geldt: dat u zelf beslist of u meewerkt of niet; u bent het niet verplicht, dat u geen reden hoeft op te geven als u niet mee wilt werken, dat uw beslissing om niet mee te werken geen enkele nadelige invloed heeft op uw behandeling. Wij hopen natuurlijk dat u ons wél wilt helpen bij ons onderzoek. Wij gebruiken uw gegevens uiteraard strikt vertrouwelijk. Hebt u vragen over dit onderzoek? Stel ze ons gerust. Opleidingsziekenhuis In het St. Antonius Ziekenhuis worden veel zorgprofessionals opgeleid. Het kan dus zijn dat u tijdens uw opname te maken krijgt met (leerling)verpleegkundigen, coassistenten en/of arts-assistenten (al dan niet in opleiding tot cardioloog). Het kan ook gebeuren dat een verpleegkundig specialist (VS) of physician assistant (PA) een deeltaak van de cardioloog of arts-assistent overneemt. De daadwerkelijke ingreep wordt eigenlijk altijd door een cardioloog uitgevoerd. Hebt u vragen die niet door de (leerling)verpleegkundigen of arts-assistenten beantwoord kunnen worden? Doe dan gerust een beroep op uw behandelend cardioloog. Leeswijzer We hebben de informatie in het eerste deel van de folder beknopt gehouden. Extra informatie over een aantal onderwerpen vindt u in drie bijlages achter in deze folder. U kunt ze afhankelijk van de fase van de behandeling naar behoefte lezen: Bijlage 1: Het hart en hartritmestoornissen Bijlage 2: Controle en nazorg Bijlage 3: Omgevingsinvloeden en apparaten Klachten Het hart pompt ons bloed door ons lichaam. Het hart bestaat uit twee hartboezems (voorkamers of atria) en twee hartkamers (ventrikels). Om het bloed met voldoende kracht te kunnen rondpompen, is het belangrijk dat de boezems en kamers in de juiste volgorde en het juiste ritme samentrekken. Het samentrekken ontstaat doordat er vanuit een groepje cellen bovenin de rechterboezem van het hart (sinusknoop) elektrische prikkels worden afgegeven. Deze prikkel wordt over de hartspier van cel tot cel doorgegeven en via de AVknoop (de knoop tussen hartboezems en hartkamers) aan de kamers doorgegeven. Door ziekte of veroudering kan de sinusknoop minder goed gaan werken of kunnen de prikkels door de AV-knoop vertraagd 3

doorgegeven of zelfs geblokkeerd worden. Hierdoor ontstaat een trage of onregelmatige hartslag. Hierdoor kunnen klachten ontstaan zoals: duizeligheid of zelfs flauwvallen. een onregelmatige hartslag (afwisselend snel en langzaam), vermoeidheid of zich minder goed in kunnen spannen, kortademigheid, vocht vasthouden. Meer informatie over het hart en hartritmestoornissen vindt u in bijlage 1 achter in deze folder. De behandeling Of een trage of onregelmatige hartslag nu gevaarlijk is of alleen maar vervelend, een behandeling is vaak wenselijk of nodig. Wanneer er sprake is van een verstoorde prikkelvorming (zieke sinusknoop) of prikkelgeleiding (AV-knoop), kunt u baat hebben bij een implanteerbare pacemaker. De pacemaker kan het elektrische signaal van het hart waarnemen en het hartritme zo voortdurend bewaken. Als het hart te langzaam klopt, bijvoorbeeld minder dan 40 slagen per minuut, geeft de pacemaker een stroompje af dat het hart op het juiste ritme houdt. (Een pacemaker kan niets doen aan een te snelle hartslag.) De pacemaker kan daarbij rekening houden met een ondergrens (lower rate), een bovengrens (upper rate) én met de inspanning die op een bepaald moment geleverd wordt. Bij een grotere inspanning is het ritme dat de pacemaker aangeeft sneller dan in rust. Met andere woorden, de stroomstootjes volgen elkaar bij inspanning sneller op dan in rust. De cardioloog bepaalt op basis van uw situatie hoe de pacemakerfunctie precies wordt ingesteld. De pacemaker Een pacemaker bestaat uit een pulsgenerator en één tot drie elektroden (leads). Een pulsgenerator is een kastje met hierin onder andere de batterij. Het kastje is zo groot als een klein lucifersdoosje en weegt ongeveer 20-30 gram. Het omhulsel van het kastje is gemaakt van titanium. Bij een magere patiënt is de pacemaker meestal voelbaar en zichtbaar als een bobbel onder de huid. De elektroden lopen vanuit de pacemaker naar het hart. Meestal worden de elektroden via de bloedbaan (aders) naar het hart gebracht. De elektroden zijn dun en daardoor meestal niet voelbaar of zichtbaar. Figuur 1. Een beeld van de grootte van een pacemaker. 4

Er zijn verschillende soorten pacemakers. Uw cardioloog bekijkt welke pacemaker het meest geschikt is voor u. Dit is afhankelijk van de plek waar de ritmestoornis ontstaat en welk gedeelte van het hart gestimuleerd moet worden met elektrische prikkels. De AAI-pacemaker (A staat voor atrium) heeft één elektrode in de rechterboezem en kan daar het hartritme zien en zo nodig prikkelen. De VVI-pacemaker (V staat voor ventrikel) heeft één elektrode in de rechterkamer en kan daar het hartritme zien en zo nodig prikkelen. De DDD-pacemaker heeft één elektrode in de rechterboezem en één in de rechterkamer en kan in beide het ritme zien en prikkelen. Vaak wordt nog de letter R aan deze namen van de pacemakers toegevoegd. Deze geeft aan dat de pacemaker een sensor heeft die de frequentie (rate) van de pacemaker bij inspanning kan aanpassen. De biventriculaire pacemaker (CRT-P) Een biventriculaire pacemaker stimuleert het hart niet alleen bij een te langzame hartslag, maar deze pacemaker probeert het hart bij iedere hartslag te ondersteunen. De biventriculaire pacemaker is speciaal bedoeld voor patiënten met ernstig hartfalen bij wie de wanden van de hartkamers niet gelijktijdig (asynchroon) samentrekken. Bij sommige patiënten wordt de elektrische prikkel die het hart aanstuurt, vertraagd voort geleid over de harstspier van de linkerkamer. Door deze trage geleiding komt de zijkant van het hart veel later in actie dan het tussenschot tussen de rechter- en linkerkamer. Door elektrische prikkels op een elektrode in zowel de rechter- als linkerkamer, kunnen delen van de hartkamer weer gelijktijdig samentrekken (cardiale resynchronisatie), waardoor het hart weer beter gaat pompen. Als het goed is, kan de patiënt zich dan weer (een beetje) gemakkelijker inspannen en verbetert de kwaliteit van leven. Helaas komen niet alle patiënten met hartfalen in aanmerking voor een biventriculaire pacemaker. Met een hartfilmpje (ECG) en eventueel een echo kan de cardioloog zien of de wanden van de hartkamers eventueel niet gelijktijdig samentrekken. De cardioloog kan dan inschatten of de werking van het hart met een biventriculaire pacemaker te verbeteren is. Als de wanden ongelijk samentrekken, neemt de pompfunctie van het hart verder af en kan er hartkleplekkage ontstaan. Patiënten kunnen hierdoor last hebben van: vermoeidheid, toenemende kortademigheid bij platliggen of inspanning, vocht vasthouden (dikke enkels of opgezette buik), gewichtstoename of soms gewichtsafname, een vol gevoel in de buik en/of minder eetlust, slechte nachtrust, s nachts vaker plassen. 5

De biventriculaire pacemaker werkt niet bij iedereen. Maar circa 70% van de patiënten merkt na de ingreep een duidelijke verbetering. Bij patiënten die niet reageren op de behandeling met de biventriculaire pacemaker, heeft een andere instelling van de pacemaker soms nog effect. Om de hartkamers weer gelijkmatiger te laten samentrekken, wordt niet alleen een elektrode in de rechterhartkamer gelegd, maar ook één aan de linkerzijde van het hart. Deze elektrode wordt in een bloedvat (ader) aan de buitenzijde van de linkerkamer geplaatst. Op het hart ligt naast de kransslagaders namelijk ook een netwerk van aders. Deze aders komen via een gemeenschappelijk bloedvat (de sinus coronarius) uit in de rechterboezem. De elektrode wordt in een zijtak van dit bloedvat geplaatst en komt daarmee op de linkerhartkamer te liggen. Deze handeling kan tijdrovend zijn omdat: het soms moeilijk is om in de sinus coronarius of in een geschikte zijtak te komen, het hart op de beoogde plek zeer lastig prikkelbaar is (hoge drempel), de zenuw die het middenrif (spier tussen buik en borstholte) aanstuurt ook geprikkeld wordt, waardoor er een hikkend gevoel ontstaat. In een enkel geval lukt het dan niet de elektrode op deze manier op de linkerhartkamer te leggen. De chirurg kan deze elektrode dan tijdens een tweede ingreep (meestal een kijkoperatie) in de borstkas op de linkerhartkamer plaatsen. Figuur 2. Plaatsing van de elektrodes in het hart. Alleen bij een biventriculaire pacemaker wordt een elektrode in de ader achter de linkerkamer geplaatst. Nieuwe ontwikkelingen rondom de pacemaker De technologische ontwikkeling van pacemakers gaat snel. Pacemakers worden steeds kleiner en hebben steeds meer instellingen. Ook wordt er hard gewerkt aan draadloze pacemakers. Deze worden nu alleen nog in studieverband gebruikt en zijn alleen nog maar beschikbaar als VVI(R)- pacemaker. Remote care Een nieuwe ontwikkeling rond de controle van de pacemaker is remote care of home-monitoring. Dit houdt in dat de metingen die de pacemaker doet ook in de thuissituatie uitgelezen kunnen worden. Voorheen kon dit alleen in het ziekenhuis. Bij de meeste merken bestaat het remote care-systeem uit een ontvanger die contact maakt met uw pacemaker. Afhankelijk van het merk en type pacemaker gebeurt dit 6

via een magneetkop of door radiogolven op korte afstand. De zender gebruikt vervolgens een vaste of mobiele (telefoon) verbinding om de gegevens door te sturen naar een centrale computer. Het ziekenhuis kan deze gegevens via een beveiligde internetsite bekijken. (Deze vorm van pacemakercontrole wordt op dit moment nog niet in ons ziekenhuis gedaan.) MRI-scan en pacemaker Het maken van een MRI-scan bij patiënten met een pacemaker was tot enkele jaren terug ondenkbaar en verboden. Een MRIscanner kan namelijk storing veroorzaken en de pacemaker zelfs beschadigen. De afgelopen jaren is er veel onderzoek gedaan. Er zijn nu ook pacemakers op de markt die onder bepaalde voorwaarden wél in de MRI-scanner mogen. Maar dit geldt zeker niet voor alle pacemakers. Voordat een MRI-scan gemaakt wordt, moeten de instellingen de pacemaker tijdelijk veranderd worden. Overleg dus altijd eerst met de afdeling CardioMeettechniek (CMT) van het St. Antonius Ziekenhuis. Levensduur en vervanging van de pacemaker Na enige jaren begint de batterij van de pacemaker leger te raken. De pacemaker wordt dan in een vroeg stadium, als deze nog maximaal 3 maanden meegaat, vervangen. De levensduur van de pacemaker is onder andere afhankelijk van de instellingen en het stroomgebruik. De ervaring leert dat de pacemaker na ongeveer 5 tot 10 jaar verwisseld moet worden. Biventriculaire pacemakers soms iets eerder. De elektroden (leads) blijven zitten zolang ze goed functioneren. Vervanging van alléén het pacemaker-apparaatje is een relatief kleine ingreep met een korte herstelperiode. Dit komt omdat de elektroden niet vast hoeven te groeien. Als ook de elektroden vervangen worden, is de ingreep te vergelijken met de eerste implantatie van de pacemaker. Reanimatie en overlijden bij het dragen van een pacemaker Dragers van een pacemaker kunnen net als ieder ander gereanimeerd worden. Een naderend levenseinde is meestal geen reden om de pacemaker uit te schakelen. De pacemaker kan dan namelijk nog belangrijk zijn voor het welbevinden van de patiënt. Overlijden pacemakerdrager Als de drager van een pacemaker onverhoopt komt te overlijden, verzoeken wij nabestaanden om dit door te geven aan de afdeling CMT. Medewerkers van deze afdeling informeren nabestaanden dan over het vervolg. Bij cremeren is verwijdering van de pacemaker verplicht. Bij begraven is verwijdering niet verplicht, maar wel wenselijk. Dit in verband met de belasting van het milieu door de batterij. Het is daarom belangrijk dat nabestaanden aan de begrafenisondernemer doorgeven dat de overledene een pacemaker draagt. Voorbereiding op de behandeling Voordat u naar het ziekenhuis komt, moet u enkele zaken doen of juist laten. Hieronder leest u hoe u zich op de opname moet voorbereiden. 7

Medicijnen Het gebruik van (hartritme)medicijnen en bloedverdunners (antistollingsmedicijnen) kan effect hebben op de behandeling. Als u bericht krijgt over uw ziekenhuisopname, hoort u ook wat u moet doen met uw bloedverdunners en eventuele andere medicijnen. Eten en drinken U moet vóór de ingreep nuchter zijn. Dit houdt in dat u enkele uren niets mag eten en drinken om te voorkomen dat er bij eventuele misselijkheid en braken maaginhoud in de longen komt. U leest hier meer over als u bericht krijgt over uw ziekenhuisopname. Zwangerschap Bij de behandeling wordt gebruikgemaakt van röntgendoorlichting. Vertel uw behandelend cardioloog daarom van tevoren als u zwanger bent of zwanger denkt te zijn. Vervoer naar huis Regel vóór uw opname uw vervoer naar huis. Het is niet de bedoeling dat u zelf een voertuig bestuurt! Verdere informatie rondom de behandeling Opname in het ziekenhuis Voor het inbrengen van een pacemaker wordt u meestal een dag en een nacht opgenomen op de afdeling Shortstay (kort verblijf). U krijgt één tot twee weken van tevoren bericht van het ziekenhuis wanneer u kunt komen. Als alles naar wens verloopt, kunt u op de dag na de ingreep weer naar huis. Voor de praktische zaken rondom uw opname krijgt u samen met uw bevestigingsbrief van uw geplande opname de folder Welkom op de Shortstay toegestuurd. Daarin leest u: waar u allemaal rekening mee moet houden rondom uw opname op de afdeling Shortstay, hoe de opname zelf verloopt, wat u kunt verwachten als u weer naar huis gaat, informatie over de Shortstay, juridische informatie. Hartkatheterisatiekamer of operatiekamer De ingreep gebeurt meestal op een hartkatheterisatiekamer van de afdeling Röntgencardio (ROCA). Als u algehele verdoving (narcose) krijgt, gebeurt de ingreep meestal op de operatiekamer. In deze ruimtes is veel apparatuur aanwezig, onder andere veel televisieschermen. Hiermee kan de cardioloog uw hart goed in de gaten houden. De zorgverleners op de kamer dragen een mondkapje, muts en loodschorten voor bescherming tegen röntgenstralen. Voor hen is dat belangrijk, omdat ze dag in dag uit met straling werken. Voor u ligt dat anders, omdat u maar heel kort met straling in aanraking komt. De cardioloog die de behandeling uitvoert, draagt bovendien operatiekleding (groene jas en handschoenen) om te voorkomen dat u een infectie oploopt. U krijgt van tevoren ziekenhuiskleding aan en uw borstkas wordt zo nodig geschoren. Als u op de onderzoekstafel ligt, krijgt u plakkers op uw borst waarmee uw hartritme 8

geregistreerd wordt. Ook worden er een bloeddruk- en een zuurstofmeter aangesloten. Het kan zijn dat u een infuus in uw arm krijgt. Daarna wordt uw huid schoongemaakt (bijvoorbeeld met jodium) en gedeeltelijk afgedekt met een steriel laken. Uw hoofd wordt niet afgedekt. Als u alleen plaatselijk verdoofd wordt en de behandeling op de hartkatheterisatiekamer plaatsvindt, vertelt de cardioloog u steeds wat er gaat gebeuren. U kunt hem of haar natuurlijk ook vragen stellen. Het team Het kan zijn dat de cardioloog die u opereert, niet de cardioloog is die u op de poli hebt gezien. Daarom werken onze cardiologen nauw met elkaar samen, en delen zij binnen het team de informatie over hun patiënten. Behalve de cardioloog zijn er ook cardiomeettechnici en verpleegkundigen aanwezig. Als de pacemaker op de operatiekamer ingebracht wordt, is er ook een hartchirurg aanwezig. Verdoving Plaatselijke verdoving Het inbrengen van de pacemaker gebeurt meestal onder plaatselijke verdoving op de hartkatheterisatiekamer. Daar zijn verschillende redenen voor: een pacemakerimplantatie is niet zo belastend dat narcose nodig is (aan narcose zijn ook risico s verbonden), de cardioloog kan bij plaatselijke verdoving met de patiënt praten over hoe de ingreep loopt. de röntgenapparatuur op de katheterisatiekamer die gebruikt wordt om de elektroden (leads) op de juiste plaats te leggen, is van betere kwaliteit dan de apparatuur op de operatiekamer. Narcose Soms gebeurt de ingreep wel onder algehele anesthesie (narcose). De ingreep vindt dan plaats op de operatiekamer. De anesthesioloog dient de narcose via het infuus toe. U wordt tijdens de ingreep door een buisje in de keel beademd. Extra zekerheid met een time-out procedure Om te controleren of we aan alles gedacht hebben en of u werkelijk u bent, volgt er een time-out procedure. Wij vragen u naar uw naam en geboortedatum, naar een eventuele overgevoeligheid (allergie) en vragen u voor welke ingreep u komt en of u begrepen hebt hoe die uitgevoerd gaat worden. Dat lijkt misschien vreemd, maar uw veiligheid gaat vóór alles! Het hele team controleert ook nog eens of alles geregeld is voor de ingreep. Pas daarna is iedereen er werkelijk klaar voor. De duur van de behandeling De behandeling neemt meestal 1 tot 2 uur in beslag, maar kan ook uitlopen tot meer dan 3 uur. De daadwerkelijke behandeling De pacemaker wordt meestal linksvoor op de borst geplaatst. Bent u linkshandig? Overleg dan van tevoren met de cardioloog of de pacemaker aan de rechterkant kan worden ingebracht. Voor het inbrengen maakt de cardioloog/chirurg een huidsnee van ongeveer 5-10 centimeter. Hierna 9

wordt er onder de huid of onder de borstspier een ruimte gemaakt (pocket) voor het pacemaker-apparaatje zelf. Het plaatsen van de pacemaker kunt u als wat duwen en trekken ervaren, maar dit mag in principe geen pijn doen. Is dit wel het geval, geef dit dan aan. U krijgt dan wat meer verdoving. Daarna worden via een ader in de buurt van het sleutelbeen 1 of 2 elektroden (leads) naar het hart geschoven (bij een biventriculaire pacemaker 3 elektroden). De elektroden worden meestal met een miniatuur-kurketrekker in de wand van het hart geschroefd. Als alle meetwaardes goed en stabiel zijn worden de elektroden ter hoogte van de borstspier vastgelegd met een hechting en aangesloten op de pacemaker. De pacemaker wordt vervolgens in de pocket gelegd en de wond wordt gesloten. Tot slot wordt op de plek van de implantatie een drukverband aangelegd. De kans op een bloeduitstorting is dan kleiner. Figuur 3. De plaatsing van een pacemaker in het lichaam. Na de behandeling Leefregels Het herstel na een pacemakerimplantatie loopt bij de meeste mensen vlot en zonder problemen. De eerste 2 weken na de ingreep moet u nog rustig aan doen. Dit is belangrijk voor goed herstel van de wond. Verder is het belangrijk dat u de eerste 6 weken na de ingreep extra voorzichtig bent met de arm aan de zijde waar de pacemaker ingebracht is. De elektroden (leads) moeten nog vastgroeien in het omliggende weefsel, zodat ze niet meer kunnen verschuiven. Hoe snel u weer kunt beginnen met uw dagelijkse activiteiten en werk, hangt af van de mate waarin u uw arm daarbij moet gebruiken. Leefregelkaart U krijgt bij uw ontslag een leefregelkaart mee. Hier staat precies op wat u de eerste periode na de ingreep wel en niet mag doen. Er staat bijvoorbeeld op dat u: uw arm aan de zijde waar de pacemaker ingebracht is niet boven schouderhoogte of achter het lichaam mag bewegen (begin bij het aantrekken van kleding altijd met de zieke arm), niet te zwaar mag tillen (bijvoorbeeld boodschappen of kinderen), extra voorzichtig moet zijn met rekken, strekken en activiteiten die extra krachtsinspanningen kosten (zoals stofzuigen of ramen lappen), knellende kledingstukken op de wond moet vermijden (zoals bh-bandjes of bretels), oefeningen moet doen die uw schouder in beweging houden, om zo te voor 10

komen dat u schouderklachten krijgt (frozen shoulder syndrome). U kunt de meeste activiteiten 6 weken na de ingreep weer rustig aan oppakken. Maar houdt u rekening met praktische gevolgen waardoor u wellicht niet alles meer kunt doen wat u gewend was. Autorijden na een pacemakerimplantatie Omdat u nog aan de pacemaker moet wennen, de elektroden moeten vastgroeien en de wond moet genezen, adviseren we u om zeker 6 weken na de ingreep geen auto te rijden. Had u voor de pacemakerimplantatie belangrijke klachten, zoals flauwvallen, dan mag u na toestemming van uw cardioloog pas weer autorijden. Dit is meestal na de eerste controle op de poli Cardiologie na 2 maanden. Vrijwillige meldingen Voor de rijbewijzen van Groep 1 (A, B en B+E) stelt u het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) op de hoogte dat u een pacemaker hebt, door middel van een zogenoemde vrijwillige melding. Dit houdt in dat melden niet wettelijk verplicht is, maar dat dit uw eigen verantwoordelijkheid is. Als u dit niet doet, loopt u wel het risico niet ten alle tijden juridisch en verzekeringstechnisch gedekt te zijn. Overleg dit met uw verzekeringsmaatschappij. Eigen verklaring U kunt het CBR op de hoogte stellen met een Eigen verklaring. U kunt deze Eigen verklaring kopen op het gemeentehuis of downloaden en kopen via mijn.cbr.nl. U beantwoordt op dit formulier vragen over uw gezondheid. Bij de vraag over hart- en vaatziekten moet u duidelijk vermelden dat u pacemakerdrager bent. Vervolgens laat u de verklaring ondertekenen door een (onafhankelijke) arts en stuurt u deze op naar het CBR. Voor de rijbewijzen van Groep 2 (C, C+E en D+E) is behalve de Eigen verklaring met een keuringsrapport van een onafhankelijke arts, ook altijd een specialistisch rapport van de behandelend cardioloog vereist. U kunt dit formulier downloaden via de website van het CBR, www.cbr.nl. Werken na een pacemakerimplantatie Wanneer u weer kunt werken, hangt af van uw herstel, hartziekte en de aard van uw werkzaamheden. Werkt u met krachtstroomapparatuur, medische apparatuur en/of magnetische velden? Of maakt u voor uw werk gebruik van een zogenoemd groot rijbewijs? Houd er dan rekening mee dat uw pacemaker gevolgen kan hebben voor uw werk. Overleg altijd met uw cardioloog, de meettechnicus en uw bedrijfsarts. In overleg gaat u dan na of en welke problemen er eventueel kunnen ontstaan voor uw werkzaamheden. Sporten na een pacemakerimplantatie Afhankelijk van uw situatie, kunt u in overleg met uw cardioloog na zo n 6 weken weer rustig beginnen met sporten. Som- 11

mige sporten kunt u beter niet (meer) doen, vanwege de kans op beschadiging van de pacemaker en de elektroden. Denkt u aan vechtsporten, handbal, rugby, gewichtheffen, roeien en (overmatig) trainen van borst- en schouderspieren. Dit geldt ook voor sporten waarbij bewustzijnsverlies gevaar kan opleveren. Denkt u aan duiken, parachutespringen en bergsport. Met sporten waarbij u uw arm- en schouder intensief gebruikt, kunt u het beste pas weer beginnen na de eerste doormeting van de pacemaker na 2 maanden. Denk aan tennis, golf en zwemmen. Overleg bij twijfel gerust met uw cardioloog of meettechnicus van de afdeling CMT. Wandelen en fietsen U mag in principe meteen na de implantatie weer wandelen. Begin met korte afstanden en wandel niet langer dan een kwartier tot een half uur. Als u hieraan gewend bent, mag u de loopafstand uitbreiden. U kunt de eerste 6 weken beter niet fietsen. Dit vanwege de kans dat u plotseling moet uitwijken en valt. Na 6 weken mag u rustig beginnen met fietsen. Breid dit afhankelijk van uw klachten en conditie langzaam uit. Reizen na een pacemakerimplantatie Een pacemaker hoeft geen belemmering te zijn voor een buitenlandse reis. Wel kan de cardioloog in sommige gevallen vliegen afraden in verband met een onderliggende hartziekte. Als u gaat vliegen, zorg er dan voor dat u bij de douane- en veiligheidscontroles uw pacemakerpas kunt tonen. U hoeft dan niet door de detectiepoortjes te lopen en u wordt dan handmatig gecontroleerd. Neem bij reizen naar het buitenland een verklaring mee in de taal van het land (of in het Engels) waarin staat dat u een pacemaker draagt. Houd er in het buitenland rekening mee dat de pacemaker alleen uitgelezen kan worden in een ziekenhuis dat met hetzelfde merk werkt. Mogelijk staan er op de website van de leverancier adressen van deze ziekenhuizen. Omgevingsinvloeden Als u bepaalde voorzorgsmaatregelen in acht neemt, kunt u bijna alle (elektrische) apparaten gewoon blijven gebruiken. Denk aan uw mobiele telefoon, (tuin)gereedschap of huishoudelijke apparaten zoals een inductiekookplaat of magnetron. Wel is het belangrijk dat u weet wat u moet doen om problemen met uw pacemaker te voorkómen. Houdt u er verder rekening mee dat een pacemaker in diefstal- en douanepoortjes (tijdelijk) kan ontregelen. Het is Meer informatie over omgevingsfactoren zoals (eventueel) verstorende apparaten en waar u op moet letten, vindt u in bijlage 3 achter in deze folder. 12

daarom belangrijk dat u de douanemedewerkers inlicht. Ook medische apparaten zoals een MRI-scanner kunnen uw pacemaker beïnvloeden. Geef daarom altijd aan uw behandelend arts of andere zorgverleners door dat u een pacemaker hebt. Hoe voelt u zich na de pacemakerimplantatie? U kunt na de implantatie pijn in uw schouder of wondpijn hebben. Dit wordt normaal gesproken binnen enkele dagen minder. Hoewel het herstel bij de meeste mensen vlot en zonder problemen verloopt, kunnen complicaties het herstel natuurlijk beïnvloeden (zie ook Risico s en complicaties verderop in deze folder). Op de leefregelkaart die u bij uw ontslag krijgt, staat in welke situaties u met wie contact kunt opnemen. Praktische en psychosociale gevolgen Afhankelijk van de aard en ernst van uw hartaandoening zult u naast de praktische gevolgen van uw pacemaker ook in meer of mindere mate aan de psychosociale gevolgen moeten wennen. Sommige mensen gaan gewoon door met hun leven alsof er niets aan de hand is. Anderen vragen juist veel aandacht van hun omgeving. Weer anderen worden er wat onzeker en angstig van. Hoe u met het proces van verwerking en aanvaarding omgaat, is aan u. Voor sommige vragen of problemen kan het bijvoorbeeld prettig zijn contact te hebben met iemand die zelf een pacemaker heeft. Ook kan het fijn zijn verhalen van andere pacemakerdragers te lezen of extra informatie te verzamelen. De volgende patiëntenverenigingen voorzien in deze behoefte: Nederlandse Hartstichting: www.hartstichting.nl, Stichting ICD dragers Nederland: www.stin.nl, De Hart&Vaatgroep: www.hartenvaatgroep.nl. Wanneer neemt u contact met ons op? Neem contact op: bij ernstige en/of herhaaldelijke aanvallen van duizeligheid en/of flauwvallen, bij voortdurende of zich herhalende periodes van hikken (met name bij een biventriculaire pacemaker), bij een (mogelijk) ontstoken wond: u herkent een ontsteking aan roodheid, zwelling van het wondgebied, erge of aanhoudende pijn, meer dan 38 C koorts,alarmen/piepjes vanuit de pacemaker: Hoewel de meeste pacemakers geen alarm kunnen geven zijn er tegenwoordig pacemakers (merk St Jude) die een alarm kunnen geven als de batterij bijna leeg is. Controle U komt 1 tot 2 weken na de implantatie voor controle van de wond. Verder meten de meettechnici van de afdeling CMT uw pacemaker een paar keer per jaar door. Er wordt dan ook een hartfilmpje (ECG) gemaakt en de batterijen, elektroden en de pacemakerfunctie worden gecontroleerd. Ook wordt gecontroleerd of u ritmestoornissen gehad hebt. De eerste doormeting is 2 maanden na de implantatie. Nazorg De ervaring leert dat u pas thuis met veel vragen en onzekerheden te maken krijgt. Omdat de implantatie van een pacemaker 13

een ingrijpende gebeurtenis kan zijn, heeft het St. Antonius Ziekenhuis een uitgebreid nazorgtraject ontwikkeld. Behalve voor praktische zaken, is ook aandacht voor de psychosociale gevolgen van leven met een pacemaker. In het nazorgtraject zijn dan ook een aantal contactmomenten waarop u uw vragen kunt stellen en/of uw ervaringen met ons en andere patiënten kunt delen. Een uitgebreid overzicht van het nazorgtraject van het St. Antonius Ziekenhuis vindt u in bijlage 2 achter in deze folder. Medicijnen U zult meestal nog aanvullend moeten worden behandeld met medicijnen. Bij uw ontslag hoort u welke medicijnen u moet gebruiken. Meestal zijn dit de medicijnen die u voor de ingreep ook al gebruikte. Bloedverdunnende medicijnen (bijvoorbeeld van de trombosedienst) kunnen zwellingen en bloedingen van de wond veroorzaken. Gebruikt u bloedverdunnende medicijnen? Dan geeft uw arts bij uw ontslag de gewenste mate van antistolling (INR) aan. Pacemakerpas Kort na de implantatie ontvangt u een pacemakerpas. Op dit pasje (bankpasformaat) staan de gegevens van uw pacemaker, onder andere het merk en het aantal elektroden. Draag deze pacemakerpas altijd bij u. Als u het bewustzijn verliest, weten de mensen die u helpen dat u een pacemaker draagt en met wie ze eventueel contact moeten opnemen. Risico s en complicaties Korte termijn Het merendeel van de pacemakerimplantaties verloopt zonder bijkomende problemen. De kans is dus niet groot, maar houdt u toch rekening met (een van) de volgende complicaties. Een onderhuidse bloeduitstorting: dit geneest meestal spontaan. Een oppervlakkige irritatie of ontsteking van de wondrand: dit geneest meestal ook spontaan. De longtop wordt geraakt bij het aanprikken van de ader onder het sleutelbeen (klaplong): de kans is kleiner dan 5%. Dit geneest vaak spontaan. Maar soms kan de klaplong groter zijn en moet deze door de longarts behandeld (ontlast) worden door het inbrengen van een slangetje (drain). U moet dan langer in het ziekenhuis blijven. Perforatie van de hartwand: dit komt bijna nooit voor (in minder dan 0,5% van de gevallen). Door de perforatie kan er een grotere hoeveelheid bloed in het hartzakje komen waardoor dit ontlast moet worden. Is de hoeveelheid bloed minder groot, dan kan dit ook spontaan verdwijnen. Een ontsteking rond de pacemaker: krijgt u last van de wond, wordt het litteken rood, ontstaat een zwelling/ bloeding bij de operatiewond, komt er pus uit de wond of hebt u aanhoudend koorts? Dan verzoeken wij u contact met ons op te nemen. Het kan zijn dat rondom de pacemaker een ontsteking is 14

ontstaan. In dat geval helpen antibiotica niet meer en moeten de pacemaker en de elektroden verwijderd worden. Lange termijn Ook op de langere termijn kunnen enkele complicaties optreden. Een infectie: er is een klein risico op infectie door een (huid)bacterie. Omdat de pacemaker lichaamsvreemd materiaal is, gaat deze infectie ook na behandeling met antibiotica meestal niet over. In zo n geval moet het hele systeem, de pacemaker en de elektroden, verwijderd worden. Infecties kunnen kort na de implantatie, maar soms ook pas na jaren optreden. Rondom de implantatie wordt steriel gewerkt en u krijgt preventief antibiotica toegediend om de kans op een (vroege) infectie te verkleinen. Een kapot systeem: soms kan een elektrode kapot gaan of verplaatsen. Dit wordt meestal tijdens de controles van de pacemaker ontdekt. De elektrode zal dan herplaatst of vervangen moeten worden. Frozen shoulder: als u uw schouder na de operatie te weinig beweegt, kan het zijn dat het kapsel van de schouder vast komt te zitten. Het is daarom van belang dagelijks oefeningen te doen. (Zie ook Na de behandeling in deze folder en de leefregelkaart die u bij uw ontslag meekrijgt). Trombose-arm: dit is een vernauwing of afsluiting (door een bloedstolsel) van de ader waardoor de elektroden ingebracht zijn. Anders dan bij een afsluiting van een slagader, is dit in principe niet gevaarlijk. Een eventuele bijkomende longembolie is wél gevaarlijk. De arm kan pijnlijk opzwellen en rood/paars verkleuren. Na behandeling met bloedverdunnende medicijnen of een steunkous nemen de klachten vaak af. Andere aders kunnen de functie van de afgesloten ader overnemen. Het verwijderen van de elektroden is meestal geen goede oplossing. Dit omdat de noodzaak van de pacemaker blijft bestaan en het niet zeker is dat de ader na verwijdering weer opengaat. Aanhoudende pijn: sommige mensen houden pijn in het gebied waar de pacemaker en de elektroden liggen. Soms hangt dit samen met een trombosearm, een ontsteking of een frozen shoulder. Maar vaak is hier geen duidelijke verklaring voor. Afhankelijk van uw situatie, kunt u tijdelijk pijnstillers krijgen. Ook kan de wond geopend worden om te zien of verplaatsing van de pacemaker, eventueel ónder de spier, uitkomst kan bieden. Pacemakersyndroom: soms functioneert de pacemaker goed, maar ontstaan er toch klachten zoals hartkloppingen, moeheid en duizeligheid. Dit kan komen doordat het prikkelen van de boezems en kamers niet goed op elkaar afgestemd is (zoals bij een VVIpacemaker). Soms is dan een andere afstelling of een ander type pacemaker nodig. 15

Andere behandelmethoden Hartritmemedicijnen (anti-aritmica) vormen vaak de basis van de behandeling van te snelle hartritmestoornissen. De medicijnen die snelle hartritmestoornissen onderdrukken, veroorzaken soms een (te) langzaam hartritme, waardoor een pacemaker nodig is. Mogelijk kunnen deze medicijnen na een operatie, ablatie en/of verandering in levensstijl verminderd of gestopt worden. Mogelijk ook is een pacemaker dan niet langer nodig. Omgekeerd geldt ook dat een pacemaker het soms mogelijk maakt om ritmestoornissen met medicijnen te behandelen. Zonder pacemaker kunnen deze medicijnen het hartritme zo sterk vertragen dat dit zeker tot klachten leidt. Bij hardnekkige ritmestoornissen wordt wel eens een ablatie van de AV-knoop gedaan. Omdat de verbinding tussen boezems en kamers daarbij onderbroken wordt, is dit alleen veilig als de patiënt een pacemaker heeft of krijgt. De pacemaker vangt dan de onderbroken geleiding van de elektrische prikkels via de AV-knoop op waardoor het hart toch regelmatig blijft kloppen. De gevolgen van wel of niet plaatsen van een pacemaker zijn per persoon verschillend. Niet behandelen Afhankelijk van de aard en ernst van uw hartaandoening is uitstel of eventueel niet plaatsen van een pacemaker in meer of mindere mate een optie. Hoe dan ook beslist u dit zelf. Realiseert u zich dat uw cardioloog u niet voor niets adviseert om een pacemaker te laten plaatsen. Er is geen sprake van een direct levensbedreigende ritmestoornis. Maar niet plaatsen van een pacemaker kan extra klachten en op de lange termijn uitputting van het hart tot gevolg hebben. Hierdoor kunt u eerder komen te overlijden. Meer informatie Op onze website www.antoniushartcentrum.nl vindt u meer informatie en andere folders over hartritmestoornissen: klik op Klachten en aandoeningen als u meer wilt lezen over het hart en hartritmestoornissen, klik op Behandelingen als u meer wilt lezen over de behandeling van ritmestoornissen, klik op Direct doen/folders inzien als u deze folder of andere folders wilt bekijken. Meer informatie over (de behandeling van) hartritmestoornissen vindt u ook op de volgende websites: Nederlandse Hartstichting: www.hartstichting.nl, Stichting ICD dragers Nederland: www.stin.nl, De Hart&Vaatgroep: www.hartenvaatgroep.nl. 16

Vragen? Hebt u vragen? Wilt u meer informatie, of voelt u zich onzeker? Neem dan gerust contact op met uw cardioloog. U kunt het nummer bellen dat op uw afsprakenkaart staat. Andere nuttige telefoonnummers vindt u in het adreskader achter in deze folder. Tijdens uw opname kunt u ook terecht bij de verpleegkundige op uw afdeling. Als u dat handig vindt, kunt u uw vragen achter in deze folder opschrijven. Dan vergeet u niets. Telefonisch spreekuur Speciaal voor (aanstaande) pacemakerdragers en hun partners/naasten is er elke woensdagmiddag van 14.00 tot 15.00 uur een telefonisch verpleegkundig spreekuur. Ook als u al wat langer een pacemaker hebt, kunt u met vragen en/of onzekerheden contact opnemen. Het telefoonnummer is 030-609 33 92. U kunt uw vraag ook mailen naar pacemaker-azn@antoniusziekenhuis.nl. De verpleegkundige beantwoordt dan uw vragen. 17

Bijlage 1: Het hart en hartritmestoornissen Wat doet het hart? Het hart pompt ons bloed door ons lichaam. Het bloed vervoert allerlei stoffen af en aan, zoals voedingsstoffen, afvalstoffen, mineralen, hormonen, zuurstof (O 2 ) en kooldioxide (CO 2 ). De kamers pompen het bloed dan naar de longslagader en de grote lichaamsslagader (aorta). Verder zorgt de bloedsomloop ervoor dat: witte bloedlichaampjes en bloedplaatjes overal in ons lichaam kunnen komen om infecties te bestrijden en de bloedstolling te regelen, ons lichaam niet (plaatselijk) oververhit of onderkoeld raakt. Hoe zit het hart in elkaar? De hartruimten: kamers en boezems Het hart bestaat uit 2 helften. Elke helft bestaat uit 2 ruimtes: de rechter harthelft bestaat uit de rechterboezem en de rechterkamer, de linker harthelft bestaat uit de linkerboezem en de linkerkamer. Andere namen voor de hartruimten: De boezems worden ook wel atria (enkelvoud: atrium) genoemd. De kamers worden ook wel ventrikels (enkelvoud: ventrikel) genoemd. De hartkamers hebben een dikke spierwand. Zij pompen het bloed door het lichaam. De boezems hebben een iets dunnere spierwand. Zij vangen het bloed op dat via de aders in het hart terugkomt en pompen het naar de kamers. De slagaders (ook wel arteriën genoemd) vervoeren bloed van het hart vandaan. De aders (ook wel venen genoemd) vervoeren bloed naar het hart toe. De hartkleppen Vier hartkleppen zorgen dat het bloed niet de verkeerde kant uit kan stromen. Ze werken als ventielen. De kleppen die tussen de boezems en de kamers zitten (de atrioventriculaire kleppen) zijn: tussen de rechterboezem en -kamer: de tricuspidalisklep, tussen de linkerboezem en -kamer: de mitralisklep. De andere twee kleppen zitten tussen de kamers en de slagaders: tussen de rechterkamer en de longslagader: de pulmonalisklep, tussen de linkerkamer en de aorta (de lichaamsslagader): de aortaklep. 18

Figuur 4. Een kijkje in het hart. De nummers geven de richting van de bloedstroom aan. Blauw = zuurstofarm bloed. Rood = zuurstofrijk bloed. De bloedsomloop Het hart wordt vaak een pomp genoemd, maar eigenlijk bestaat het uit twéé pompen naast elkaar. Het bloed stroomt niet rond, maar in een achtje, waarbij het beurtelings door de rechter- en de linkerharthelft wordt voortgepompt. We spreken van de kleine en de grote bloedsomloop. De kleine bloedsomloop (door de longen): brengt zuurstofarm bloed naar de longen, zodat het daar zuurstof kan ophalen. De grote bloedsomloop (door de rest van het lichaam): brengt zuurstofrijk bloed naar alle weefsels en organen, zodat het daar zuurstof kan afgeven. Figuur 5. De achtvormige route die het bloed aflegt, waarbij het zuurstof opneemt in de longen en afgeeft in het lichaam. Blauw = zuurstofarm bloed. Rood = zuurstofrijk bloed. Het bloed legt in ons lichaam de volgende weg af: 19

Kleine bloedsomloop: De rechterboezem stroomt vol met zuurstofarm bloed uit het lichaam. De rechterboezem trekt samen. Het bloed stroomt naar de rechterkamer. De rechterkamer pompt het zuurstofarme bloed via de longslagader naar de longen. In de longen neemt het bloed zuurstof op. Het zuurstofrijke bloed uit de longen stroomt via de longaders (longvenen) terug naar het hart, naar de linkerboezem. Grote bloedsomloop De linkerboezem stroomt vol met zuurstofrijk bloed uit de longen. De linkerboezem trekt samen. Het bloed stroomt naar de linkerkamer. De linkerkamer pompt het zuurstofrijke bloed via de grote lichaamsslagader (aorta) door het hele lichaam. Het bloed geeft zijn zuurstof af aan de weefsels. Het zuurstofarme bloed uit het lichaam stroomt via de grote lichaamsaders terug naar het hart, naar de rechterboezem. Het hartritme De beide harthelften trekken tegelijkertijd samen. Terwijl de rechterhelft zuurstofarm bloed naar de longen pompt, pompt de linkerhelft zuurstofrijk bloed naar het lichaam. Het is voor een goede pompfunctie belangrijk dat de hartboezems en -kamers in de juiste volgorde samentrekken. Alleen dan kan er genoeg bloed met voldoende kracht worden rondgepompt. Dit noemen we het hartritme. Normaal gesproken ontstaat het hartritme spontaan in een speciaal groepje cellen. Deze cellen (die samen de sinusknoop vormen) zitten aan de bovenkant van de rechterboezem (zie figuur 6). De sinusknoop geeft in rust bij de meeste mensen 60-80 stroomprikkels per minuut af. Bij inspanning, stress of koorts kan dit aantal (afhankelijk van de leeftijd) oplopen tot zo n 150-200 per minuut. Vanuit de sinusknoop verspreidt de elektrische prikkel zich over de rechter- en de linkerboezem, waardoor deze samentrekken en het bloed naar de hartkamers pompen. Daarna wordt de elektrische prikkel via de AV-knoop, de bundel van His en de bundeltakken doorgegeven aan de rechter- en linkerhartkamer. De kamers trekken vervolgens samen en pompen het bloed naar de slagaders. En dan begint het achtje weer van voren af aan met de kleine bloedsomloop. Figuur 6. Het elektrische prikkel- en geleidingssysteem van het hart. 20

Hartritmestoornissen Bij hartritmestoornissen verloopt de prikkel vorming of de prikkel geleiding niet op de normale manier. Omdat elke hartcel in principe elektrisch actief kan zijn, kunnen hartrimtestoornissen op elke plek in het hart ontstaan. Sommige ontstaan in de hartboezems, andere in de hartkamers en bij weer andere is de geleiding van de stroompuls verstoord. Er wordt dan ook wel eens gezegd dat er iets mis is met de elektrische bedrading van het hart. Het hartritme kan hierdoor onregelmatig en/of te snel of juist te langzaan zijn. 21

Bijlage 2: Controle en nazorg Nazorgtraject: alle controles op een rij De ervaring leert dat u pas thuis met veel vragen en onzekerheden te maken krijgt. Het St. Antonius Ziekenhuis heeft daarom een uitgebreid nazorgtraject ontwikkeld. Niet alleen voor controle van uw pacemaker, maar ook voor een aantal contactmomenten waarop u uw vragen kunt stellen en/of uw ervaringen met ons kunt delen. Hieronder volgt een overzicht. Bij problemen wordt uw pacemaker uiteraard vaker gecontroleerd. 1 tot 2 weken na ontslag: wondcontrole U komt op de poli Cardiologie of poli Thoraxchirurgie terug voor controle van de wond. Zijn er eerder of na afloop van deze controle problemen met de wond (nieuwe zwelling of roodheid, toename van wondpijn, bloed- of puslekkage uit de wond en/ of koorts) neem dan direct contact met ons op. Ga met deze problemen liever niet naar uw huisarts. Wij willen deze klachten graag zelf beoordelen en zo nodig behandelen. 2 weken na ontslag: pacemakerpas Ongeveer 2 weken na de implantatie ontvangt u thuis per post een pacemakerpas. Hierin staat onder andere het merk van uw pacemaker en het aantal geïmplanteerde elektroden. 2 maanden na ontslag: poliklinische afspraak Na 2 maanden hebt u een afspraak op de poli bij de cardioloog en op de afdeling CMT. We proberen beide afspraken aansluitend op dezelfde dag voor u te regelen. Op de afdeling CMT wordt de pacemaker doorgemeten. Met de cardioloog bespreekt u eventuele klachten en vragen en wordt de uitslag van de pacemaker-doormeting besproken. Zo nodig worden uw medicijnen aangepast. Bent u vanuit een ander ziekenhuis verwezen naar het St. Antonius Ziekenhuis voor het plaatsen van een pacemaker? Dan gaat u voor de algemene controles naar uw cardioloog in uw eigen ziekenhuis. Eens in de 1 tot 2 jaar: informatiebijeenkomst Voor alle pacemakerdragers van het St. Antonius Ziekenhuis en hun partners en/ of naaste familieleden proberen we eens in de 1 tot 2 jaar een aanvullende informatiebijeenkomst te organiseren. Meestal worden er verschillende lezingen gegeven of workshops gehouden en u kunt contact leggen met lotgenoten. Ook zijn er mensen van de industrie (uw pacemakermerk) en van de STIN (Stichting ICD dragers Nederland) aanwezig. U kunt bij hen terecht voor extra informatie. 22

Bijlage 3: Omgevingsinvloeden en apparaten Apparatuur in uw dagelijks leven De pacemaker is door de ingebouwde beveiliging zoveel mogelijk beschermd tegen omgevingsinvloeden. Normaal gebruik van de meeste apparaten waarmee u in uw dagelijks leven in aanraking komt, heeft dan ook geen invloed op de werking van uw pacemaker. Uiteraard moeten de apparaten waar u mee werkt wel in goede staat van onderhoud verkeren, elektrisch goed geaard zijn en niet direct tegen de pacemaker aan gehouden worden. Voorbeelden van apparaten die u zonder problemen kunt gebruiken zijn: persoonlijke apparaten zoals Stereo, CD/DVD-spelers, computers en televisietoestellen, huishoudelijke apparaten zoals was- en droogmachines, kookplaten en magnetronovens, toestellen en voertuigen met verbrandingsmotoren met een elektrische ontsteking, zoals grasmaaiers, bladblazers en auto s. Elektrische en magnetische velden Hoewel moderne pacemakers goed beschermd zijn tegen invloeden van buitenaf, kan een sterk elektromagnetisch veld de werking van de pacemaker toch verstoren. Over het algemeen merkt u hier niets van en zal de pacemaker weer normaal functioneren wanneer u zich van de bron verwijdert. De meeste huis-, tuin- en keukenapparaten die elektromagnetische signalen afgeven, kunt u zonder problemen gebruiken. Zeker als u voor voldoende afstand zorgt tussen uw pacemaker en het apparaat. Hieronder ziet u een aantal voorbeelden. Mobiele telefoon: houd de mobiele telefoon op minimaal 15 cm van uw pacemaker. Bel niet met het oor aan de implantatiezijde van de pacemaker maar met uw andere oor. Bewaar uw mobiele telefoon niet in uw borstzakje. Hoofdtelefoon of headset: houd 15 cm afstand tussen uw koptelefoon en uw pacemaker. Laat de koptelefoon niet om uw nek of op uw borst hangen. Controller of stuurwiel van een spelcomputer: houd de controller op minimaal 30 cm van uw pacemaker. Blijf ook 30 cm met uw pacemaker van de spelcomputer zelf vandaan. Snoerloze elektrische gereedschappen met batterijvoeding zoals schroevendraaiers en boormachines: houd deze apparaten op minimaal 30 cm van uw pacemaker. Gebruik geen apparaten die u op of tegen uw schouder moet houden. Diefstalspoortjes in winkels: deze kunnen geen kwaad wanneer u er in een normaal tempo doorheen loopt. Blijf niet tussen de poortjes staan en leun er niet tegenaan. De poortjes kunnen reageren op de metalen onderdelen van de pacemaker. 23