1e blad. Rep.Nr. ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 3 MEI 2010. 11 e KAMER Collectieve Schuldenregeling Tegenspraak t.a.v. D., de schuldbemiddelaar en de NV Europabank en bij verstek t.o.v. de overige schuldeisers Definitief In de zaak: Tegen : D., wonende te [xxx]. Appellante, vertegenwoordigd door Mr. CHRISTOFFELS Johan, advocaat te Lanaken; 1. Europabank nv, gevestigd te 9000 Gent, Burgstraat, 170; 2. Uitvaartcentrum Merters-Castelein VOF, gevestigd te 3360 Bierbeek, Pellenbergstraat, 9; 3. Registratiekantoor Leuven II, gevestigd te 3000 Leuven, Philipssite, 3A; 4. Record Bank nv, gevestigd te 1140 Evere, Henri Matisselaan, 16. Schuldeisers, Mr. DE COCK Philippe loco Mr. VAN DEN DAELEN Michel, advocaat te Gent verschijnt voor de partij Europabank nv (schuldeiser sub 1), de overige partijen verschijnen niet en worden niet vertegenwoordigd ter zitting.
2e blad. In aanwezigheid van: DEWIL, advocaat, in zijn hoedanigheid van schuldbemiddelaar, met kabinet te 3300 Tienen, Veemarkt, 2. Schuldbemiddelaar, verschijnend in persoon; Na beraadslaging, velt het Arbeidshof te Brussel het hiernavolgend arrest: Gelet op de stukken van de rechtspleging en ondermeer op: - het eensluidend verklaard afschrift van de beschikking uitgesproken op 14 december 2009, met kennisgeving aan mevrouw D. bij gerechtsbrief van 15 december 2009, door haar ontvangen op 16 december 2009; - het verzoekschrift tot hoger beroep ontvangen op de griffie van het Arbeidshof op 14 januari 2010; Gehoord de aanwezige partijen in hun middelen en verdediging op de openbare terechtzitting van 19 april 2010 waarna de debatten gesloten werden en de zaak in beraad werd genomen en voor uitspraak werd gesteld op 7 juni 2010. Wegens vroegtijdige beëindiging van het beraad wordt dit arrest op heden uitgesproken.
3e blad. I. FEITEN EN RECHTSPLEGING 1. Bij beschikking van de arbeidsrechtbank te Leuven van 9 juni 2009 werd het verzoek van mevrouw D. om toegelaten te worden tot de collectieve schuldenregeling toelaatbaar verklaard en werd meester Johan Dewil aangesteld als schuldbemiddelaar. Het verslag van de werkzaamheden van de schuldbemiddelaar en het voorlopig ontwerp van minnelijke aanzuiveringregeling werd neergelegd op 29 september 2009. Op 4 december 2009 verzocht de schuldbemiddelaar tot homologatie van zijn voorlopig ontwerp, waarin o.m. de verkoop van het onroerend goed van de schuldenaar werd voorgesteld, gezien de hoge schuldenlast ( 295.833,45 in hoofdsom, waarvan een bedrag van 291.052 wegens hypothecaire lening, met een maandelijkse afbetaling van 2.639,96, terwijl het inkomen van mevrouw D. maandelijks slechts 1.267 bedraagt). Alle schuldeisers gingen hiermee akkoord, uitgezonderd de schuldenaar zelf. In zijn verzoekschrift tot homologatie vroeg de schuldbemiddelaar dat dit bezwaar als misbruik van recht zou worden gekwalificeerd en dat om die reden tot homologatie zou worden overgegaan. 2. De woning waarvan de verkoop wordt voorgesteld betreft het pand gelegen te B.,..., die aan mevrouw D. toekomt in vruchtgebruik en waarvan haar geadopteerde zoon, S.L., de naakte eigendom heeft. Als borgen verleenden ze beiden een hypotheek op de woning. De bvba van deze zoon, ten gunste waarvan de voormelde woning hypothecair werd belast, is failliet verklaard. S.L. werd eveneens toegelaten tot de collectieve schuldenregeling en advocaat Mommaerts werd voor hem aangesteld als schuldbemiddelaar.
4e blad. Deze ging als schuldbemiddelaar van de heer S.L. eveneens akkoord met de openbare verkoop van de woning. 2. Bij beschikking van de arbeidsrechtbank te Leuven van 14 december 2009 werd het bezwaar van mevrouw D. gekwalificeerd als rechtsmisbruik, zodat hiermee geen rekening kon worden gehouden en alle betrokkenen geacht werden in te stemmen met het ontwerp van minnelijke aanzuiveringregeling, waarna dit akkoord werd gehomologeerd. Bij verzoekschrift tot hoger beroep, ontvangen ter griffie van het arbeidshof te Brussel op 14 januari 2010, tekende mevrouw D. hoger beroep aan, waarbij ze vroeg dat eerst een rechtsdag zou worden bepaald om over haar bezwaar te oordelen en dat vervolgens de zaak terug zou worden verwezen naar de arbeidsrechtbank te Leuven. II. BEOORDELING 1.Het hoger beroep van mevrouw D. werd tijdig ingesteld en voldoet aan de ontvankelijkheidvereisten, wat overigens niet wordt betwist, zodat het hoger beroep ontvankelijk kan worden verklaard. 2. In essentie beoogt mevrouw D. een recht van verdediging te bekomen ten aanzien van de stellingname van de schuldbemiddelaar dat haar bezwaar tegen zijn ontwerp van minnelijke aanzuiveringregeling rechtsmisbruik uitmaakt. Door op 4 december 2009 met verwijzing naar rechtsmisbruik de homologatie van de minnelijke aanzuivering te vragen ongeacht het bezwaar van mevrouw D. stelt de schuldbemiddelaar een juridische vordering tegen haar. Zijn standpunt werd in de beschikking van de eerste rechter aanvaard. Op basis van het beginsel van de tegenspraak had mevrouw D. het recht zich hiertegen te verdedigen. Dit beginsel wordt door het Europees Hof van de Rechten van de Mens beschouwd als een inherent onderdeel van een recht op een eerlijk proces ( EHRM 9 december 1994, Publ. 1995, Serie A, 301-B; EHRM 22 februari 1996, ov 47, R.T.D.H., 1996, 627 noot P. Martens); het beginsel van de wapengelijkheid en de
5e blad. tegenspraak wordt door het Hof van Cassatie erkend als een algemeen rechtsbeginsel. (Cass. 22 maart 1993, Arr. Cass. 1993, 316; Cass. 19 januari 1994, Arr. Cass. 1994, 75; zie ook M. Storme, algemene beginselen van behoorlijke procesvoering in M. Van Hoecke, Algemene rechtsbeginselen, Antwerpen 1991, (159), 178). De eerste rechter verwijst voor het aanvaarden van rechtsmisbruik naar B. Wylleman en E. Van Acker, Praktische gids voor schuldbemiddelaars, 2006, 309; in de door deze auteurs aangehaalde rechtspraak werd de beoordeling van rechtsmisbruik telkens tegensprekelijk behandeld. 3. Door huidig hoger beroep bekomt mevrouw D. het recht op tegensprekelijke behandeling en wordt het geschil zelf bij de rechter in hoger beroep aanhangig. 4. Overeenkomstig de hierboven aangehaalde rechtsleer kan de weigering van een instemming met een voorstel van minnelijke aanzuiveringregeling rechtsmisbruik uitmaken en kan de rechter het voorstel homologeren bij wijze van sanctie van het rechtsmisbruik. (zie in dezelfde zin P.Dauw, Topics van de collectieve schuldenregeling, p. 46, nr. 70) Ook de schuldenaar kan zich schuldig maken aan een abusieve instemmingweigering. (ibid. p. 48, nr. 74) 5. Rechtsmisbruik is aanwezig, wanneer een recht wordt uitgeoefend op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de uitoefening van dat recht door een voorzichtig en bezorgd persoon. Het begrip kennelijk wijst erop dat de rechter slechts een marginaal toetsingsrecht heeft. Overeenkomstig de door de rechtspraak van het Hof van Cassatie ontwikkelde en bijgetreden criteria voor de beoordeling van het rechtsmisbruik, kan er sprake van rechtsmisbruik zijn, wanneer het recht wordt uitgeoefend zonder enig nut voor de titularis van het recht of wanneer de titularis zijn recht op verscheidene wijze kan uitoefenen en hij kiest voor de voor derden meest nadelige wijze van uitoefening. (P.Dauw, Topics van de collectieve schuldenregeling, p. 46, nr. 71)
6e blad. 6. Het hof kan niet voorbijgaan aan het feit dat de wetgever in artikel 1675/7 2 Ger. W. uitdrukkelijk voorzien heeft dat indien de dag van de gedwongen verkoop van het in beslag genomen onroerende goed reeds voor de beschikking van toelaatbaarheid was bepaald en door aanplakking was bekendgemaakt, de verkoop niettemin gebeurt voor rekening van de boedel. In de parlementaire voorbereiding werd duidelijk uitgedrukt dat deze bepaling tot doel had te vermijden dat de collectieve aanzuiveringregeling zou ingediend worden om het onvermijdelijke verloop van een gedwongen uitvoeringsmaatregel tegen te werken. (Parl. St. K.v.V. (1996-97), 1073/1 en 1074/2, 31 en Parl. St. K.v.V. (1996-97), 1073/11, 45) 7. In deze zaak had de NV Europabank reeds op 13 maart 2009 beslag laten leggen op de woning te B.,..., waarbij de beslagrechter te Leuven op 28 april 2009 notaris Kurt Geysels te Aarschot had aangeduid om over te gaan tot de veiling van dit goed en tot de verrichting van de rangregeling. Volgens de NV Europabank zou mevrouw D. ook nog verzet hebben aangetekend bij de beslagrechter te Leuven tegen de gedwongen verkoop. De collectieve schuldenregeling werd aangevraagd op 3 juni 2009. De beschikking van toelaatbaarheid volgde op 9 juni 2009. Op dat ogenblik was er nog geen verkoopdag voor het onroerend goed bepaald. Artikel 1675/7 2 Ger. W. speelt dus niet. Toch volgt uit de hierboven aangehaalde parlementaire voorbereiding van de wet op de collectieve schuldenregeling dat de wetgever beoogde dat zou worden vermeden dat de collectieve aanzuiveringregeling zou aangewend worden om het onvermijdelijke verloop van een gedwongen uitvoeringsmaatregel tegen te werken. De schuldenaar heeft een recht van bezwaar, maar wanneer dit recht enkel met deze oneigenlijke bedoeling zou aangewend worden, worden de rechten van de schuldeisers benadeeld zonder dat er een reëel en legitiem doel voor de schuldenaar tegenover staat en kan er sprake zijn van rechtsmisbruik.
7e blad. 5. Het bezwaar van mevrouw D. van 17 november 2009 was gesteund op het feit dat de bedragen door de schuldbemiddelaar niet nauwkeurig zouden zijn weergegeven; de schuldbemiddelaar heeft hierop de schuldeiser verzocht een gedetailleerde afrekening op te maken waarbij de schuldvordering werd uitgesplitst in hoofdsom, intresten, vergoedingen en kosten; vervolgens heeft hij zijn afrekening hieraan aangepast. Tevens werd de schuldbemiddelaar verzocht om na te gaan of geen andere oplossing mogelijk was zonder de verkoop van de woning. De hypothecaire schuldeiser liet aan de schuldbemiddelaar weten dat ze zich akkoord kon verklaren met het behoud van het onroerend goed op voorwaarde van verderzetting van de hypothecaire maandsommen. Uit de voorliggende gegevens volgde echter dat het inkomen van mevrouw D. lager lag dan de verschuldigde hypothecaire afbetalingen en dit werd haar door de schuldbemiddelaar uitgelegd. Het hof dient dan ook vast te stellen dat de schuldbemiddelaar aan de bezwaren van mevrouw D. heeft voldaan; de bedragen werden aangepast en er werd nagegaan of een andere oplossing mogelijk was. De redenen waarom dit niet het geval was, werden haar door de schuldbemiddelaar toegelicht en zij spreekt deze motieven niet tegen. Vraag is dan ook op welke basis ze haar bezwaar, waaraan de schuldbemiddelaar was tegemoet gekomen, handhaafde? Het hoger beroep wordt enkel om formele reden aangetekend zonder enige inhoudelijke grief. Ter zitting wordt naar voren gebracht dat een verkoop voor haar onaangenaam is, maar mevrouw D. dient wel te begrijpen dat een procedure van collectieve schuldenregeling erop gericht dient te zijn om in de mate van het mogelijke de schuldvorderingen van de schuldeisers te voldoen; het gevolg van de hypothecaire inschrijving is dat bij niet afbetaling van de hypothecaire leningen haar woning dient te worden verkocht.
8e blad. Tevens wordt verwezen naar de collectieve schuldbemiddeling van S.L. en het standpunt van de schuldbemiddelaar aldaar, doch deze laatste liet weten dat hij eveneens van mening is dat de verkoop van het onroerend goed onafwendbaar is. Mevrouw D. verzet zich dan ook enkel tegen de verkoop van de woning zonder enig concreet voorstel te doen dat op een realistische wijze kan leiden tot de afbetaling van haar schulden. Buiten dilatoire motieven is kennelijk geen reële beweegreden aanwezig. De motieven van de eerste rechter dienen in die omstandigheden te worden bijgetreden, zodat terecht rechtsmisbruik werd weerhouden om vervolgens tot homologatie van het ontwerp van minnelijke aanzuiveringregeling over te gaan. Het hoger beroep is ongegrond. OM DEZE REDENEN, HET ARBEIDSHOF, Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, zoals tot op heden gewijzigd, inzonderheid op artikel 24, Rechtdoende op tegenspraak t.a.v. Mevrouw D., de schuldbemiddelaar en de NV Europabank en bij verstek t.o.v. de overige schuldeisers; Verklaart het hoger beroep van appellant ontvankelijk, doch ongegrond. Bevestigt de bestreden beschikking. Kosteloze procedure.
9e blad. Aldus gewezen door de elfde kamer van het Arbeidshof te Brussel en ondertekend door: De Heer L. LENAERTS, raadsheer, Mevrouw K. CUVELIER, griffier. L. LENAERTS. K. CUVELIER. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van de elfde kamer van het arbeidshof te Brussel op 3 mei 2010 door L. Lenaerts, kamervoorzitter en K. Cuvelier, griffier. L. LENAERTS. K. CUVELIER.