CHAPTER 9. Summary & Samenvatting

Vergelijkbare documenten
Chapter 9. Nederlandse Samenvatting

Chapter 9. Summary and Nederlandse Samenvatting

Summary Samenvatting. Chapter 9

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

CHAPTER 10 SAMENVATTING

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Modererende Rol van Seksuele Gedachten. Moderating Role of Sexual Thoughts. C. Iftekaralikhan-Raghubardayal

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

STIGMATISERING VAN PATIENTEN MET LONGKANKER 1. Stigmatisering van Patiënten met Longkanker: De Rol van Persoonlijke Relevantie voor de Waarnemer

Chapter 9. Nederlandse samenvatting

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

Behandeleffecten. in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel. Treatment effects in. Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel

Summary 136

Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie.

SUPPLEMENTARY FIGURES AND TABLES

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Summary 124

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij

Academisch schrijven Inleiding

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

CSRQ Center Rapport over onderwijsondersteunende organisaties: Samenvatting voor onderwijsgevenden

Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

De Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

De Invloed van Altruïsme op de Samenhang tussen Leeftijd en Mentale Veerkracht

HPV nu en in de toekomst. Nynke de Boer Magda van Oven Britt van Etten Debruijn Jorien Helder-Woolderink

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope

Summary Chapter one chapter two chapter three

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Verbanden tussen Coping-Strategieën en. Psychologische en Somatische Klachten. binnen de Algemene Bevolking

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

Het modererend effect van de moeder kind relatie op de effecten van prenatale blootstelling aan PCB s op de cognitieve ontwikkeling van het kind

Nederlandse Samenvatting

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of

Running head: BREAKFAST, CONSCIENTIOUSNESS AND MENTAL HEALTH 1. The Role of Breakfast Diversity and Conscientiousness in Depression and Anxiety

De Effecten van de Kanker Nazorg Wijzer op Psychologische Distress en Kwaliteit van. Leven

Chapter 10 Summary 10

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Chapter 8 S U M M AR Y / S AM E N V AT T IN G

Verschillen in het Gebruik van Geheugenstrategieën en Leerstijlen. Differences in the Use of Memory Strategies and Learning Styles

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

HLA-B*27 diagnostiek: is sequentie analyse the way to go?

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Sociale Cognitie bij Psychisch Gezonde Volwassenen

Samenvatting. De ziekte en het bevolkingsonderzoek

De Relatie tussen Dagelijkse Stress en Stemming met Modererende Invloed van Coping stijl

gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang?

Academisch schrijven Inleiding

Triage van vrouwen met lichte cytologische afwijkingen in het uitstrijkje mbv de HPV test

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief. Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid

Het Effect van de Kanker Nazorg Wijzer* op Werkgerelateerde Problematiek en Kwaliteit. van Leven bij Werkende Ex-Kankerpatiënten

Nieuwe bevolkings onderzoek baarmoederhalskanker

Mentaal Weerbaar Blauw

De Relatie tussen Hechting en Welbevinden bij Ouderen: De mediërende Invloed van Mindfulness en Zingeving

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive

SAMPLE 11 = + 11 = + + Exploring Combinations of Ten + + = = + + = + = = + = = 11. Step Up. Step Ahead

Is screening bij longkanker zinvol?

De Relatie tussen het Adaptief en Cognitief Functioneren van Dak- en Thuisloze Jongeren en het Wel of Niet Hebben van een Psychiatrische Diagnose

BISEKSUALITEIT: DE ONZICHTBARE SOCIALE IDENTITEIT. Biseksualiteit: de Onzichtbare Sociale Identiteit met Zichtbare Gezondheidsgevolgen

Stress en Psychose 59 Noord. Stress and Psychosis 59 North. A.N.M. Busch

De Invloed van Innovatiekenmerken op de Intentie van Leerkrachten. een Lespakket te Gebruiken om Cyberpesten te Voorkomen of te.

Ontwikkeling, Strategieën en Veerkracht van Jongeren van Ouders met Psychische Problemen. Een Kwalitatief Onderzoek op Basis van Chats.

Quality of life in persons with profound intellectual and multiple disabilities. Marga Nieuwenhuijse maart 2016

De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden

Determinanten en Barrières van Seksuele Patiëntenvoorlichting. aan Kankerpatiënten door Oncologieverpleegkundigen

Het Effect van Assertive Community Treatment (ACT) op het. Sociaal Functioneren van Langdurig Psychiatrische Patiënten met. een Psychotische Stoornis.

Running head: MINDFULNESS, CONTINGENTE ZELFWAARDERING EN DEPRESSIE 1. De Invloed van een Gecombineerde Mindfulnessbehandeling op

Kwaliteit van Leven en Depressieve Symptomen van Mensen met Multiple Sclerose: De Modererende Invloed van Coping en Doelaanpassing

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

Vormen Premorbide Persoonlijkheidskenmerken die Samenhangen met Neuroticisme een Kwetsbaarheid voor Depressie en Apathie bij Verpleeghuisbewoners?

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

(SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1

De Relatie tussen de Fysieke Omgeving en het Beweeggedrag van Kinderen gebruik. makend van GPS- en Versnellingsmeterdata

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

CORPORATE BRANDING AND SOCIAL MEDIA: KEY FINDINGS FOR DUTCH CONSUMERS Theo Araujo

Depressieve Klachten bij Adolescenten: Risicofactoren op School en de Invloed. van Geslacht, Coping, Opleiding en Sport

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

Epigenetische veranderingen betrokken bij het ontstaan van baarmoederhalskanker

Chapter 3 Chapter 4 Chapter 5

Transcriptie:

CHAPTER 9 Summary & Samenvatting

Chapter 9 SUMMARY Genital human papillomavirus (HPV) infections are responsible for a range of benign, premalignant and malignant diseases in both women and men. This thesis highlights two distinct topics in HPV research. The first part describes clinical studies in search of the most efficient way to detect cervical (pre)cancer among women who are infected with HPV. The second part of this thesis deals with male genital HPV infections, especially the presence of HPV in semen, in a more exploratory fashion. Chapter 1 provides a general introduction on human papillomaviruses, genital HPV infections in both women and men, the presence of HPV in semen, sexual transmission of HPV, cervical cancer, HPV-mediated cervical carcinogenesis and the prevention of cervical cancer. PART ONE: How to improve the triage of high-risk HPV-positive women The most important consequence of persistent infection with a high-risk HPV (hrhpv) type is cervical cancer, the fourth most common cancer in women worldwide. Cytology-based screening programs, organized to identify and treat women with premalignant cervical disease, have drastically reduced the incidence of and mortality from cervical cancer. Nevertheless, cervical cancer affects over half a million new women each year, warranting continuing efforts to improve the prevention of this disease. An important improvement in cervical cancer screening is the introduction of the hrhpv test as a primary screening tool. This adaptation, which has been firmly evidence-based, is currently being introduced in several countries. It is important to understand that the majority of hrhpvinfections is self-limiting and does not lead to the development of cancer. For this reason, HPV-based screening can only succeed in combination with a second, so-called triage test. To prevent over-diagnosis and over-treatment, this test should specifically identify only those hrhpv-positive women who harbour a persistent transforming hrhpv infection (associated with cervical high-grade premalignant disease) and are therefore truly at risk of developing cervical cancer. Part one of this thesis describes the clinical performance of several novel triage tests in a large cohort of hrhpv-positive women. The ability of these molecular tests to identify women with high-grade premalignant cervical disease is evaluated in comparison with the accuracy of cytology, the currently advised triage test. To compare the clinical performance of several triage tests, we recruited a large cohort (n=508) of hrhpv-positive women among those visiting gynecology outpatient departments of six Dutch hospitals (age 18-66 years). From all hrhpv-positive women, a self-sampled cervico-vaginal lavage, a physician-taken cervical scrape and at least one colposcopy-directed cervical biopsy were obtained. The (liquid-based) self-samples and scrapes were tested for several different 204

Summary triage tests. The biopsies provided a histological diagnosis serving as the gold standard. Cervical cancer, adenocarcinoma in situ, cervical intraepithelial neoplasia grade 3 (CIN3) and grade 2 (CIN2) were considered relevant lesions. In Chapter 2, a comparison of three triage strategies for hrhpv-positive women is presented: E7 mrna testing, HPV16/18 DNA genotyping and cytology. The E7 mrna test was performed using nucleic acid sequence-based amplification (NASBA) for the detection of HPV16/18/31/33/45/52/58 mrna in women who tested DNA-positive for the respective HPV types. The sensitivity for CIN2 or worse ( CIN2) of the E7 mrna test was slightly higher than that of HPV16/18 DNA genotyping (67% versus 61%), at a similar specificity (55% versus 52%). Neither sensitivity nor specificity of the E7 mrna test differed significantly from that of cytology (sensitivity 69% versus 75%; specificity 59% versus 65%). Chapter 3 presents a molecular alternative to regular (Pap) cytology: p16/ki-67 dual-stained cytology. This microscopy-based technique aims to identify cervical cells that exhibit a transforming hrhpv infection. In our cohort of hrhpv-positive women, the sensitivity of p16/ Ki-67 dual-stained cytology for CIN3 or worse ( CIN3) (94%) did neither differ significantly from that of Pap cytology (88%) nor from that of Pap cytology combined with HPV16/18 genotyping (95%). However, the specificity of p16/ki-67 dual-stained cytology for CIN3 (51%) was significantly higher than that of Pap cytology (45%) and Pap cytology combined with HPV16/18 genotyping (26%). After exclusion of women who had been referred to the gynecologist because of abnormal Pap cytology, the specificity of p16/ki-67 dual-stained cytology for CIN3 (57%) remained the same, whereas that of Pap cytology (60%) increased substantially, resulting in a similar specificity of both assays in this sub-cohort. We concluded that p16/ki-67 dual-stained cytology could serve as a suitable replacement of (repeat) Pap cytology. Chapter 4 describes the clinical accuracy of a novel molecular triage test: FAM19A4 methylation analysis. Hypermethylation of the promoter region of this gene has been previously associated with the presence of cervical cancer and its high-grade precursors. In the total group of hrhpvpositive women, the sensitivities for CIN3 of cytology, FAM19A4 methylation analysis, and cytology combined with HPV16/18 genotyping were 86%, 76% and 92%, respectively, with corresponding specificities of 50%, 71%, and 29%, respectively. Both sensitivity and specificity of FAM19A4 methylation analysis were influenced by the age of the patient. In younger women (aged <30 years), the sensitivity for CIN3 of FAM19A4 methylation analysis was significantly lower than that of cytology (50% versus 87%), with a significantly higher specificity (82% versus 52 %). Given the high regression rate of CIN3 in these young women, the low number of chromosomal aberrations and the short duration of HPV infection associated with these lesions it seems plausible that the methylation-negative CIN3 in this group represent regressive lesions. In women aged 30 years (n=287), CIN3 sensitivity of FAM19A4 methylation analysis was noninferior to that of cytology (88% versus 86%), at a significantly higher specificity (62% versus 9 205

Chapter 9 48%). Based on these data, FAM19A4 methylation analysis might serve as an objective triage tool for hrhpv-positive women in this age group (screening target in the Netherlands). An additional advantage of using a molecular triage strategy in cervical cancer screening is its applicability to self-collected specimens. The currently advised triage test among hrhpvpositive women, cytology, can only be reliably performed on physician-taken cervical scrapes. To investigate whether FAM19A4 methylation analysis on self-collected specimens could be of value, we studied its clinical performance on self-collected cervico-vaginal lavage material in comparison with paired physician-taken cervical scrapes, as is described in Chapter 5. Overall FAM19A4 methylation levels were significantly correlated between sample types, with strongest correlation in women with CIN3. FAM19A4 methylation analysis in hrhpv-positive self-samples had a slightly lower sensitivity and a higher specificity for CIN3 compared to paired physiciantaken scrapes. In women 30 years, CIN3 sensitivity of FAM19A4 methylation analysis was 78% in self-samples and 88% in scrapes (difference not statistically significant), with a significantly higher corresponding specificity in self-samples (73%) compared to scrapes (63%). The performance of FAM19A4 methylation analysis combined with HPV16/18 genotyping did not differ significantly between sample types and could provide a feasible triage strategy for hrhpvpositive women. In conclusion, this combination could enable fully molecular cervical cancer screening by self-sampling PART TWO: The prevalence and clinical relevance of HPV in semen As genital HPV infections are predominantly sexually transmitted, men play a significant role in the distribution of the virus. HPV has been detected in several parts of the male genital tract. However, little evidence exists on the exact routes of sexual HPV transmission. Previous studies have shown that HPV can be detected in semen but the source of the HPV present is unknown and the clinical relevance of this phenomenon (in terms of fertility) has not yet been elucidated. Chapter 6 addresses the prevalence of HPV in semen of Dutch men and its relationship with HPV infections of the penile epithelium. In an observational study, healthy male volunteers (n=213) provided one penile scrape and three semen samples each in three consecutive weeks, which were tested for HPV by two different assays (GP5+/6+-PCR and SPF10-PCR). Penoscopy was performed to detect flat penile lesions. HPV-DNA at moderate/high viral loads (i.e. GP5+/6+-PCRpositive) was detected in 1 semen sample(s) in 27% of participants. Most men with moderate/ high viral loads in the penile scrape also had moderate/high viral loads in semen (85%). Men with a HPV-negative penile scrape were very unlikely to have moderate/high viral loads in semen (3%). The presence of HPV in semen was associated with the presence of HPV in the penile scrape also on a genotype-specific level. Having flat lesions on the penile glans was a risk 206

Summary factor for HPV presence in semen. We concluded that HPV presence in semen of healthy men is common and may result from desquamation of HPV-infected epithelial cells of the penile glans. Chapter 7 describes a study on the association between seminal HPV presence and impairment of semen quality. In a cohort of male partners of couples seeking fertility evaluation (n=430), overall HPV was detected in 15% of semen samples, including 2% that contained both highrisk HPV and low-risk (lr) HPV types, 9% with exclusively hrhpv types and 4% with exclusively lrhpv types. The presence of HPV in semen was not associated with the age of the participants, seminal ph, volume, sperm count, concentration, progressive motility or the presence of antisperm antibodies. In conclusion, we did not observe an association of HPV presence in semen and impairment of semen quality. Chapter 8 concludes with a general discussion. The available literature on triage markers for hrhpv-positive women is reviewed and summarized in tables. A comparative overview of all triage markers studied in this thesis is given. Furthermore, the possible consequences of HPV presence in semen are discussed in the context of fertility screening and procedures of assisted reproduction. 9 207

Chapter 9 SAMENVATTING Genitale infecties met het humaan papillomavirus (HPV) kunnen verschillende goedaardige aandoeningen en verschillende types kanker veroorzaken bij zowel vrouwen als mannen. Dit proefschrift behandelt twee uiteenlopende onderwerpen binnen het brede spectrum van HPVonderzoek. Het eerste deel beschrijft meerdere klinische studies naar de meest efficiënte manier om, binnen de groep vrouwen met een HPV-infectie, de vrouwen met een ernstig voorstadium van baarmoederhalskanker te kunnen opsporen. Het tweede deel van dit proefschrift beschrijft twee meer oriënterende studies, over mannelijke genitale HPV-infecties en in het bijzonder de aanwezigheid van HPV in sperma. Hoofdstuk 1 geeft een algemene introductie over humane papillomavirussen, genitale HPV-infecties bij vrouwen en mannen, de aanwezigheid van HPV in sperma, de seksuele overdracht van HPV, baarmoederhalskanker, de manier waarop HPVinfecties tot baarmoederhalskanker kunnen leiden en de preventie van baarmoederhalskanker. DEEL EEN: Hoe de triage van hoog-risico HPVpositieve vrouwen kan worden verbeterd Van alle HPV-gerelateerde ziekten is baarmoederhalskanker, wereldwijd de vierde meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen, de belangrijkste en meest onderzochte aandoening. Baarmoederhalskanker ontstaat ten gevolge van een jarenlang aanhoudende infectie van de baarmoederhals met een van de hoog-risico types van het HPV (hrhpv). Het aantal nieuwe gevallen van baarmoederhalskanker en de sterfte ten gevolge van deze ziekte zijn in de afgelopen decaden drastisch gedaald door het invoeren van screeningsprogramma s, welke over het algemeen zijn gebaseerd op de microscopische analyse van cellen (cytologie) middels een uitstrijkje van de baarmoederhals. Deze screening heeft als doel om vrouwen met een ernstig voorstadium van baarmoederhalskanker op te sporen en bijtijds te behandelen, om zo het ontstaan van kanker te voorkomen. Desondanks worden jaarlijks echter nog steeds meer dan een half miljoen nieuwe vrouwen door baarmoederhalskanker getroffen. Daarom blijft het zeer de moeite waard om de preventie van deze ziekte te blijven verbeteren. Een belangrijke verbetering in de screening op baarmoederhalskanker is de introductie van de hrhpv-test als primair screeningsinstrument. Deze aanpassing, die gebaseerd is op stevig wetenschappelijk bewijs, wordt momenteel in verschillende landen ingevoerd. Het is belangrijk om te beseffen dat de meerderheid van hrhpv-infecties vanzelf verdwijnt en niet tot de ontwikkeling van kanker leidt. Screening met een primaire HPV-test kan dan ook alleen slagen indien deze HPV-test wordt gevolgd door een tweede, zogenaamde triage test. Ter voorkoming van overdiagnose en overbehandeling moet deze test alleen positief zijn in de hrhpv-positieve vrouwen die daadwerkelijk een langdurig aanhoudende transformerende hrhpv-infectie hebben (die leidt tot het ontwikkelen van een hooggradig 208

Samenvatting voorstadium van baarmoederhalskanker) en dus een reëel risico lopen op het ontwikkelen van baarmoederhalskanker. Deel 1 van dit proefschrift beschrijft de waarde en toepasbaarheid van verschillende nieuwe triagetesten, die werden onderzocht in een grote groep hrhpv-positieve vrouwen. Het vermogen van deze moleculaire testen om vrouwen met een hooggradig voorstadium van baarmoederhalskanker op te sporen werd vergeleken met dat van cytologie, de thans geadviseerde triagetest. Om verschillende triagetesten te kunnen vergelijken, werd een grote groep (n = 508) hrhpvpositieve vrouwen (leeftijd 18 tot 66 jaar) geworven op de gynaecologische poliklinieken van zes Nederlandse ziekenhuizen. Alle hrhpv-positieve vrouwen namen zelf een vaginale spoeling af, waarna een arts een uitstrijkje van de baarmoederhals en ten minste één biopt van de baarmoederhals afnam (tijdens camera-onderzoek van de baarmoederhals: colposcopie). Het materiaal van de spoelingen en het (eveneens in vloeistof bewaarde) materiaal van de uitstrijkjes werd onderworpen aan verschillende triagetesten. Door analyse van de biopten van de baarmoederhals kon een histologische diagnose worden gesteld, die als gouden standaard werd beschouwd. Baarmoederhalskanker, adenocarcinoom in situ, cervicale intraepitheliale neoplasia graad 3 (CIN3) en graad 2 (CIN2) werden hierbij beschouwd als relevante (pre)maligne aandoeningen. In Hoofdstuk 2 wordt een vergelijking gemaakt tussen drie triagestrategieën voor hrhpvpositieve vrouwen: een E7 mrna test, HPV16/18 DNA-genotypering en cytologie. De E7 mrnatest werd uitgevoerd met behulp van een op nucleïnezuursequentie gebaseerde amplificatie (NASBA) voor het aantonen van HPV16/18/31/33/45/52/58 mrna bij vrouwen die positief testten voor DNA van de betreffende HPV-types. De sensitiviteit van de E7 mrna test voor het aantonen van CIN2 of een ernstiger laesie ( CIN2) was iets hoger dan die van HPV16/18 DNA-genotypering (67% versus 61%), bij een gelijke specificiteit (55% versus 52%). Noch de sensitiviteit, noch de specificiteit van de E7 mrna-test verschilde significant van die van cytologie (sensitiviteit 69% versus 75%, specificiteit 59% versus 65%). In Hoofdstuk 3 wordt een moleculair alternatief voor reguliere (Pap) cytologie beschreven: p16/ki-67 cytologische dubbelkleuring. Met deze techniek, waarvoor microscopische beoordeling vereist is, worden baarmoederhalscellen aangekleurd die tekenen vertonen van een transformerende hrhpv-infectie. In de door ons onderzochte groep hrhpv-positieve vrouwen verschilde de sensitiviteit van p16/ki-67 dubbelkleuring voor het aantonen van CIN3 of ernstiger laesies ( CIN3) (94%) niet significant van die van Pap cytologie (88%) of van die van Pap cytologie gecombineerd met HPV16/18 genotypering (95%). De specificiteit van p16/ Ki-67 dubbelkleuring voor CIN3 (51%) was echter significant hoger dan die van Pap cytologie (45%) en Pap cytologie gecombineerd met HPV16/18 genotypering (26%). Als de groep vrouwen, die naar de gynaecoloog was verwezen vanwege afwijkende Pap cytologie (binnen 9 209

Chapter 9 het bevolkingsonderzoek), werd verwijderd uit de analyse, bleef de specificiteit van p16/ki- 67 dubbelkleuring voor CIN3 (57%) hetzelfde, terwijl die van Pap cytologie (60%) aanzienlijk toenam, resulterend in een gelijke specificiteit van beide testen in deze subgroep. Gebaseerd op deze uitkomsten kan p16/ki-67 dubbelkleuring dienen als een geschikte vervanging van (herhaaldelijke) Pap cytologie. Hoofdstuk 4 beschrijft de klinische evaluatie van een nieuwe moleculaire triagetest: FAM19A4 methyleringsanalyse. Hypermethylering van de promoterregio van dit gen werd in eerdere studies geassocieerd met de aanwezigheid van baarmoederhalskanker en hooggradige voorstadia van baarmoederhalskanker. In de totale groep hrhpv-positieve vrouwen waren de sensitiviteit voor CIN3 van cytologie, FAM19A4 methyleringsanalyse en cytologie gecombineerd met HPV16/18 genotypering respectievelijk 86%, 76% en 92%, met een bijbehorende specificiteit van respectievelijk 50%, 71% en 29%. Zowel de sensitiviteit als de specificiteit van FAM19A4 methyleringsanalyse werd beïnvloed door de leeftijd van de patiënt. Voor jongere vrouwen (<30 jaar) gold dat de sensitiviteit voor CIN3 van FAM19A4 methyleringsanalyse significant lager was dan die van cytologie (50% versus 87%), met een significant hogere specificiteit (82% versus 52%). Gezien het feit dat CIN3 laesies in jonge vrouwen een grote neiging hebben tot regressie, weinig chromosomale afwijkingen vertonen en geassocieerd zijn met relatief kortdurende HPVinfecties, is het aannemelijk dat de methyleringsnegatieve CIN3 laesies in deze groep regressief van aard zijn. Bij vrouwen van 30 jaar en ouder (n = 287) was de sensitiviteit voor CIN3 van FAM19A4 methyleringsanalyse non-inferieur ten opzichte van die van cytologie (88% versus 86%), met een significant hogere specificiteit (62% versus 48%). Op basis van deze data zou FAM19A4 methyleringsanalyse kunnen dienen als objectieve triagetest voor hrhpv-positieve vrouwen in deze leeftijdsgroep (die in Nederland in aanmerking komt voor screening). Een bijkomend voordeel van het gebruik van een moleculaire triagestrategie is de mogelijkheid om deze toe te passen op materiaal dat door de vrouw zelf wordt afgenomen. De thans geadviseerde triagetest voor hrhpv-positieve vrouwen, cytologie, kan alleen betrouwbaar worden uitgevoerd op een uitstrijkje dat door een arts gericht is afgenomen van de baarmoederhals. Om te onderzoeken of FAM19A4 methyleringsanalyse op zelf-afgenomen materiaal van waarde zou kunnen zijn in de screening op baarmoederhalskanker, hebben we de waarde van deze test op zelf-afgenomen vaginale spoelingen vergeleken met uitstrijkjes van dezelfde vrouwen (Hoofdstuk 5). FAM19A4 methyleringslevels in het materiaal van de spoelingen en de uitstrijkjes waren significant met elkaar gecorreleerd, waarbij de correlatie het sterkst was in vrouwen met CIN3. FAM19A4 methyleringsanalyse in hrhpv-positief zelfafgenomen materiaal had een iets lagere sensitiviteit en een hogere specificiteit voor CIN3 dan die in uitstrijkjes van dezelfde vrouwen. Bij vrouwen van 30 jaar was de sensitiviteit voor CIN3 van FAM19A4 methyleringsanalyse 78% in zelf-afgenomen materiaal en 88% in uitstrijkjes (verschil niet statistisch significant), met een significant hogere specificiteit in zelf-afgenomen materiaal (73%) dan in uitstrijkjes (63%). De accuratesse van FAM19A4 methyleringsanalyse 210

Samenvatting gecombineerd met HPV16/18 genotypering verschilde niet significant tussen de beide types materiaal, en kan daarmee een geschikte triagestrategie vormen voor hrhpv-positieve vrouwen die zelf materiaal voor screening wensen af te nemen. Samenvattend zou deze combinatie het mogelijk maken om de screening op baarmoederhalskanker volledig moleculair te maken, en toe te passen op door de vrouw zelf afgenomen materiaal. DEEL TWEE: De prevalentie en klinische relevantie van HPV in semen Aangezien genitale HPV-infecties seksueel overdraagbaar zijn, spelen mannen een belangrijke rol in de verspreiding van het virus. HPV is aangetoond in verschillende delen van de mannelijke genitaliën. Er is echter weinig bekend over de exacte routes van HPV-overdracht tijdens seksueel contact. Eerdere studies hebben laten zien dat HPV in semen (sperma) kan worden aangetoond, maar het blijft onduidelijk wat de bron is van het HPV dat zich in semen bevindt. Ook over de klinische relevantie van dit fenomeen, zoals een eventueel effect op de vruchtbaarheid, is nog veel onopgehelderd. Hoofdstuk 6 beschrijft de prevalentie van HPV in semen van Nederlandse mannen en de relatie met HPV-infecties van het oppervlak van penis. In een observationeel onderzoek werd van gezonde mannelijke vrijwilligers (n = 213) één penisuitstrijk afgenomen en leverden zij in drie opeenvolgende weken drie porties semen aan. Deze monsters werden getest op HPV door middel van twee verschillende technieken (GP5 +/6+-PCR en SPF10-PCR). Verder werd op iedere deelnemer penoscopie uitgevoerd om zogenaamde platte penislaesies (flat penile lesions) te kunnen aantonen. GP5+/6+-PCR-positiviteit, die werd beschouwd als de aanwezigheid van een matige tot hoge virale (HPV-)load, werd in tenminste één van de drie semenmonsters gevonden bij 27% van de deelnemers. De meeste mannen met een matige tot hoge virale load in de penisuitstrijk hadden ook een matige tot hoge virale load in semen (85%). Mannen met een HPV-negatieve penisuitstrijk hadden vrijwel nooit een matige tot hoge virale load in semen (3%). De aanwezigheid van HPV in semen was geassocieerd met de aanwezigheid van HPV in de penisuitstrijk, ook op een genotype-specifiek niveau. Het hebben van platte laesies op het oppervlak van de penis was een risicofactor voor de aanwezigheid van HPV in semen. Samenvattend komt HPV vaak voor in semen van gezonde mannen. Deze aanwezigheid van HPV in semen zou het gevolg kunnen zijn van losgekomen HPV-geïnfecteerde cellen van het oppervlak van de penis. 9 De studie beschreven in Hoofdstuk 7 heeft een eventuele associatie onderzocht tussen de aanwezigheid van HPV in semen en een vermindering van de semenkwaliteit. Dit onderzoek werd verricht onder mannelijke partners van koppels die vanwege een onvervulde kinderwens vruchtbaarheidsonderzoek ondergingen (n = 430). In deze groep werd HPV in semen gedetecteerd 211

Chapter 9 bij 15% van de mannen, waarbij 2% zowel hoog-risico HPV als laag-risico HPV types (lrhpv) bevatte, 9% uitsluitend hrhpv types en 4% uitsluitend lrhpv types. De aanwezigheid van HPV in semen was niet geassocieerd met de leeftijd van de deelnemers, de ph of het volume van het semen, de spermacelconcentratie, de progressieve motiliteit van de spermacellen of de aanwezigheid van anti-sperma antilichamen. Afgaand op deze data lijkt er geen associatie te bestaan tussen de aanwezigheid van HPV in semen en een vermindering van de semenkwaliteit. Hoofdstuk 8 bevat een algemene discussie over de bevindingen die werden beschreven in dit proefschrift. De beschikbare literatuur over triagetesten voor hrhpv-positieve vrouwen wordt doorgenomen en samengevat in tabellen. Verder wordt een vergelijkend overzicht gegeven van alle triagetesten die in dit proefschrift zijn bestudeerd. Ten slotte wordt bediscussieerd welke consequenties zouden kunnen worden verbonden aan aanwezigheid van HPV in semen in het kader van vruchtbaarheidsonderzoek en in procedures van geassisteerde voortplanting. 212

Samenvatting 9 213