LR67: Rijnvliet Zuid Sportpark en Strijkviertel

Vergelijkbare documenten
Park Transwijk Paviljoen

Slingeraklaan. Utrecht.nl

Admiraal Helfrichlaan

V&L. Selectiebesluit archeologie Breda, Klokkenberg. Bijlage 5 bij besluit 2017/2000-V1

INFORMATIERAPPORT EN SELECTIEADVIES

Selectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA

Archeologisch veldonderzoek Hoogheemraadschap van Delfland

LR73: Rijnvliet Noord Woningbouw

Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat

Evaluatiebrief Archeologisch onderzoek Sevenum-Beatrixstraat IVO-P

Gerrit Rietveld College

Gageldijk. GAG: Archeologische begeleiding rond de aanleg van een fietsviaduct aan de Gageldijk, gemeente Utrecht. Basisrapportage Archeologie 109

Rotterdamseweg 202 in Delft

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Locatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag

no-hoek: / zw-hoek: / zo-hoek: /

Baden Powellweg. Archeologische begeleiding inrichting groenstrook Baden Powellweg (BPW) in Utrecht. Basisrapportage Archeologie 97.

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

UTRECHT - VLEUTEN/DE MEERN.:. Groot Zandve1d H.L. WYNIA

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld

Sportpark Terweide 4. Utrecht.nl

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Twee ijzertijdvindplaatsen langs de snelweg

Archeologische Begeleiding Plangebied Plofsluis Gemeente Nieuwegein

Selectiebesluit archeologie Liesboslaan 30-32

Een leidingsleuf in Katwijk Klei-Oost Zuid. Een archeologische begeleiding aan de Trappenberglaan te Rijnsburg. A. Porreij-Lyklema. Archol.

Verkennend archeologisch onderzoek IVO Vorstenbosch-Bergakkers fase 2. R. Jansen, L.G.L. van Hoof

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

PLAN VAN AANPAK. Pagina 1 van 7 LOCATIE. Knegsel, gemeente Eersel PROJECT

Recreatiepias Cattenbroek

Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel)

Plan van Aanpak. PvA A I / Johan de Wittlaan 13 te Woerden (gemeente Woerden) 1

Programma van Eisen AK PUTTEN T (0341) E mstruijs@putten.nl. Naam, adres, telefoon, datum paraaf. Regio Noord-Veluwe

ADC Rapport 33 - Polder Breeveld. Archeologisch onderzoek in de polder Breeveld langs de spoorlijn Woerden-Harmelen. W.K.Vos

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Drift Een archeologische begeleiding op het binnenterrein van de Letterenbibliotheek, Utrecht. Basisrapportage Archeologie 88. L.

memo Locatiegegevens: Inleiding

Bijlage. Aanvulling

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.)

Verkennend en waarderend archeologisch. onderzoek. R. de Leeuwe. Erp Aa, plangebied EVZ Leigraaf, deeltraject Veluwe

Lucasbolwerk. LUC04: Archeologische begeleiding op het terrein van de Stadsschouwburg van Utrecht Basisrapportage Archeologie 137. Utrecht.

PLAN VAN AANPAK Waarderend booronderzoek

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen

Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling. Graan en greppels

Dordrecht Ondergronds Waarneming 2 DORDRECHT, SPUIBOULEVARD

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

Bestemmingsplan Lith-oost

Adviesdocument ten behoeve van selectiebesluit archeologie Oosterdalfsen, gemeente Dalfsen. Notitie TML520

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

Sportpark Terweide 3. Definitief Archeologisch Onderzoek LR75 Hogeweide/Verlengde Vleutenseweg in Utrecht Basisrapportage Archeologie 84. Utrecht.

Riool centrum Vleuten

Inventariserend veldonderzoek Plangebied Hoog-Dalem, gemeente Gorinchem. HOLL ANDIA reeks 121

Nota van wijziging 2: Aanvulling op Programma van Eisen (Transect- PvE A.A. Kerhoven/ A. Hakvoort)

Verborgen vindplaatsen

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas

Nota van wijziging: Aanvulling op Programma van Eisen (Transect- PvE A.A. Kerhoven/ A. Hakvoort)

Bijlage 5a. De AMZ-cyclus op land

Rapportage proefsleuvenonderzoek Borsbeek - Eugeen Verelstlei

Advies Archeologische Monumentenzorg 2013 nr. 83

Ewijk Keizershoeve II

Sportpark Terweide. Archeologisch proefonderzoek Sportpark Terweide. Basisrapportage archeologie 3. J.S. van der Kamp

4 Archeologisch onderzoek

Archeologische Quickscan

Wildemanstraat te Elst. rapport 2766

Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven in het plangebied Lage Ring te s Hertogenbosch

Dordrecht Ondergronds Waarneming 6 VEST 124, GEMEENTE DORDRECHT

Nieuw Delft - Veld 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10.2 en 11

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden

QUICKSCAN N69 BRAAMBOSCHROTONDE, GEMEENTE BERGEIJK Arcadis Archeologisch Rapport 75 5 JANUARI 2016

Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst)

Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.

Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

Dordrecht Ondergronds Waarneming 3 DORDRECHT, BOOMSTRAAT, BOLWERK, MERWEKADE

De resultaten van de publieksopgraving in Dalfsen

Parkwijk-noord. Drie archeologische proefonderzoeken. Basisrapportage archeologie 6. J.S. van der Kamp

Rheyngaerde. Basisrapportage archeologie 27. Aanvullend archeologisch proefsleuvenonderzoek naar de Romeinse limesweg

StadsOntwikkeling. Gewei uit de geul

Baarschot, Baarschotsestraat 64 (gem. Hilvarenbeek) rapport 972

Dordrecht Ondergronds / Briefrapport 1. Dordrecht - Meidoornlaan

TU Delft Plangebied Technopolis

Achter het castellum

: Archeologische begeleiding in Katwijk, Tweede Mientlaan

Extern Advies. Gemeentelijke archeologische kaart

Zuidnederlandse Archeologische Notities

Kampen Reevediep R.C.A. Geerts (ADC ArcheoProjecten)

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55

Weg, water en wilgentenen

RAPPORT A R. dhr. G. Boskaljon Panweg PB Enspijk

MEMO. Alphen aan den Rijn. Stevinstraat CR ALPHEN AAN DEN RIJN. Contactpersoon opdrachtgever Dhr. R. Teunisse; (0172) / (06)

Boeren en Molenaars?

RAAP-NOTITIE Plangebied Weideveld. Gemeente Bodegraven Een archeologische begeleiding

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

Bodemonderzoek in Leiden 29

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554

Colofon. Alphen aan den Rijn, Gouwsluisseweg Gemeente Alphen aan den Rijn. CIS-code: 27498

Hogeweg 135. Archeologisch onderzoek in Gent 2012, (Stadsarcheologie. Bodem en monument in Gent, reeks 2 nr. 6), Gent, 2012, p

Gemeente Haarlem. Archeologisch onderzoek en waardestellend rapport

Transcriptie:

StadsOntwikkeling LR67: Rijnvliet Zuid Sportpark en Strijkviertel Inventariserend veldonderzoek (IVO-proefsleuven) naar bewoningssporen uit de late middeleeuwen en Romeinse tijd Basisrapportage Archeologie 72 www.utrecht.nl

Basisrapportage Archeologie 72 LR67: Rijnvliet-Zuid Sportpark en Strijkviertel Inventariserend veldonderzoek (IVO-proefsleuven) naar bewoningssporen uit de late middeleeuwen en Romeinse tijd Linda Dielemans Cultuurhistorie, Gemeente Utrecht Zwaansteeg 11 3511 VG Utrecht Januari 2011 1

Administratieve gegevens van het project Projectcode en naam: LR67 Rijnvliet Zuid Sportpark / Strijkviertel Locatie: Gemeente Utrecht, Utrecht, Rijnvliet. Ciscode: 38683 Landelijke coördinaten: NO: 133207 / 454308 NW: 132669 / 454409 ZO: 132902 / 453498 ZW: 132422 / 453631 Opdrachtgever: Projectbureau Leidsche Rijn Daniël Reuling Beneluxlaan 4 3527 HT Utrecht 030 28 63 795 d.reuling@utrecht.nl Uitvoerder: Cultuurhistorie, Gemeente Utrecht Belcampostraat 12 3544 NG Utrecht 030 28 63 504 cultuurhistorie@utrecht.nl Coördinator vanuit de gemeente (bevoegd gezag): Erik Graafstal / Herre Wynia Dagelijkse leiding opgraving: Anneke Aarts / Linda Dielemans Uitvoering veldwerk: januari / februari / maart / april 2010 Beheer en plaats van documentatie: Cultuurhistorie, Gemeente Utrecht Zwaansteeg 11 3511 VG Utrecht Codering: 97-890-73448-44-5 2 LR67: Rijnvliet-Zuid Sportpark en Strijkviertijl. Basisrapportage Archeologie 72

Inhoudsopgave Samenvatting 5 1 Inleiding 7 1.1 Landschappelijke en historische context van de onderzoekslocatie 7 1.2 Archeologische context van de onderzoekslocatie 7 1.3 Archeologisch vooronderzoek 7 1.4 Archeologische verwachting 7 1.5 Doel van het onderzoek 8 1.6 Onderzoeksvragen 8 1.7 Methode 9 2 Archeologische en fysisch-geografische resultaten 11 2.1 Opbouw van de bodem 11 2.2 Archeologische sporen en structuren 12 3 Vondstmateriaal 17 4 Synthese 19 4.1 Synthese en beantwoording onderzoeksvragen 19 4.2 Waardestelling 21 4.3 Selectieadvies 21 Noten 22 Literatuur 22 Eerdere uitgaven 23 Colofon 25 3

4 LR67: Rijnvliet-Zuid Sportpark en Strijkviertijl. Basisrapportage Archeologie 72

Samenvatting Van januari tot en met april 2010 heeft inventariserend archeologisch veldonderzoek (IVO-proefsleuven) plaatsgevonden aan het Oudenrijnsepad, deelgebied Rijnvliet, gemeente Utrecht. Aanleiding voor dit onderzoek betreft de aanleg van een sportpark met bebouwing, sportvelden en infrastructurele ontwikkeling en waterwerken. Ook zal een deel van het plangebied worden afgegraven voor kleiwinning. Door deze werkzaamheden zal de bodem worden verstoord en mogelijk aanwezige archeologie vernietigd. Doel van het proefsleuvenonderzoek is het vaststellen van de aard, omvang en datering van vindplaats III, en het beoordelen van de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van de archeologische resten. Op basis van dit waarderende onderzoek, wordt een advies uitgebracht over de behoudenswaardigheid van de vindplaats en/of de noodzaak tot een vervolgonderzoek. Hiertoe zijn de werkputten 7 t/m 13 aangelegd. Ter plaatse van de aangetroffen archeologische sporen in werkput 13 zijn de werkputten 17, 18 en 19 aangelegd om de begrenzing van deze vindplaats vast te stellen. structuur met dubbele palen en is gelegen langs een oude riviergeul. Verdere structuren bestaan uit minstens één vierpalige spieker, waterkuilen, kuilen en greppels. In de riviergeul werden diverse houten palen aangetroffen. In één van de waterkuilen bevond zich een zeldzame houten schaal. Deze werd direct voor conservering naar Restaura gestuurd. Voor de vindplaats ter hoogte van werkput 13 wordt een vervolgonderzoek in de vorm van een vlakdekkende opgraving geadviseerd. Vanwege de specifieke locatie van de vindplaats wordt eveneens geadviseerd proefsleuf 14 aan te leggen op basis van AHN-waarden. Daarnaast wordt geadviseerd ter hoogte van de vindplaats die werd ontdekt tijdens de kleiwinning,bij verdere werkzaamheden ter plekke of voorafgaand hieraan een onderzoek, of gelijktijdig archeologische begeleiding uit te voeren, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden. Dit selectieadvies moet vóór aanvang van werkzaamheden door het bevoegd gezag worden beoordeeld en onderschreven in een selectiebesluit. De door RAAP vermoede vindplaats III is niet aangetroffen. Wel werd ter hoogte van werkput 13 een vindplaats aangetroffen, die mogelijk een geïsoleerde woonplaats en/of een klein grafveld betreft in twee fasen: pre-flavisch (fase 1, vóór 69 na Chr.) en Flavisch (fase 2, 69 tot 96 na Chr.). Er zijn uit beide fasen diverse sporen aangetroffen: (paal)kuilen (fase 1 en 2), ingegraven potten (fase 1 en 2), greppels (fase 2) en een brandvlek (fase 1). Structuren zijn voor beide perioden nog niet in de aangetroffen sporen herkend. De vindplaats bevindt zich precies op één van de hoogste delen van de oeverwal van de crevassegeul zoals zichtbaar op de AHN, en kan mogelijk in verband worden gebracht met de eerste-eeuwse nederzetting ten zuidwesten van LR67, die zich ook op de oeverwal van waarschijnlijk dezelfde crevassegeul bevindt. Ook kunnen binnen het plangebied op andere hoogten in het landschap vindplaatsen worden verwacht. Tijdens de kleiafgraving is in het verlengde van werkput 12 een vindplaats uit de late ijzertijd/vroeg-romeinse tijd aangetroffen. Het betreft onder andere een lange kuil, geplaveid met scherven handgevormd aardewerk, waarin zich onder meer verbrand botmateriaal (mogelijk crematieresten) bevindt. De kuil is omgeven door een 5

Afb. 1.1 Onderzoekslocatie op gemeentelijk en lokaal niveau. 6 LR67: Rijnvliet-Zuid Sportpark en Strijkviertijl. Basisrapportage Archeologie 72

1 Inleiding Van 25 januari tot 1 februari 2010, van 16 tot 24 maart 2010 en op 20 april 2010 heeft inventariserend archeologisch veldonderzoek (IVO-proefsleuven) plaatsgevonden aan het Oudenrijnsepad, deelgebied Rijnvliet, gemeente Utrecht. Het onderzoek is uitgevoerd door archeologen van de gemeente Utrecht, StadsOntwikkeling, Cultuurhistorie in opdracht van projectbureau Leidsche Rijn. Aanleiding voor dit onderzoek is de aanleg van een sportpark met bebouwing, sportvelden, en infrastructurele ontwikkeling en waterwerken. Ook zal een deel van het plangebied worden afgegraven voor kleiwinning. Door deze werkzaamheden zal de bodem worden verstoord en de mogelijk aanwezige archeologie vernietigd. Het plangebied Rijnvliet Zuid Sportpark/Strijkviertel was ten tijde van dit onderzoek in gebruik als weidegrond en wordt begrensd door de recreatieplas Strijkviertel in het westen en de C.H. Letschertweg in het oosten en zuiden. Het gehele plangebied wordt doorsneden door noordoost-zuidwest georiënteerde sloten met daarop enkele dwarssloten. 1.1 Landschappelijke en historische context van de onderzoekslocatie Landschap De onderzoekslocatie bevindt zich in een komgebied met verschillende smalle crevassegeulen. 1 Deze zijn te zien op de Actuele Hoogtekaart Nederland (AHN, zie afb. 1.2). Van de meest zuidelijke is slechts bekend dat deze in de Romeinse tijd bewoond en dus verland was. Van de overige meer noordelijke crevassegeulen is over oorsprong en datering niets bekend. Enkele geulen worden op de geomorfogenetische kaart van Berendsen (1982) aangegeven als resultaat van oeverwaldoorbraken van de Rijn. Het lobvormige complex dat grenst aan de oostoever van de recreatieplas, wordt op de paleogeografische kaart van de Rijn-Maasdelta 2 gekoppeld aan de Blokse stroomgordel, wat de vorming ervan tussen 2500 en 1200 voor Chr. plaatst. Het is onduidelijk of de crevassegeulen die het plangebied doorkruisen, tot één systeem behoren. 3 Historische context Vanaf de twaalfde eeuw is het plangebied ontgonnen vanaf de basis van de Leidse Rijn, die toen als wetering (afwateringsbasis) fungeerde. Tussen 1385 en 1500 werd deze wetering tot trekvaart verbreed. De huidige verkaveling van het plangebied is vrijwel onveranderd gebleven sinds de ontginningen. De enige historische bebouwing die bekend is uit het plangebied, is een eendenkooi die vanaf 1912 al niet meer zichtbaar is op de historische kaart (Bonnebladen). 4 In de Tweede Wereldoorlog is in het plangebied een Duitse bommenwerper (Junkers Ju-88) neergestort. De resten van dit vliegtuig zijn in mei 2010 geborgen. 5 1.2 Archeologische context van de onderzoekslocatie Uit het plangebied zelf zijn geen vindplaatsen, monumenten of waarnemingen bekend. Ten westen van de onderzoekslocatie, op een afstand van circa 1250 m, werd in 2003 langs de Oudenrijnseweg in De Meern een inheems-romeinse nederzetting uit de eerste eeuw aangetroffen op de oever van een crevassegeul (LR35). Deze crevasse volgde vanuit de meer westelijk gelegen Heldammer stroomrug een oude restgeul van een (mini) stroomrug uit de midden-bronstijd. 6 Mogelijk vervolgt deze crevassegeul zijn weg door het huidige plangebied. De (mini)stroomrug bleek ook in de middeleeuwen een geschikte locatie voor exploitatie, getuige de vondst van een vlasrootakker uit de twaalfde eeuw na Chr. tijdens het bovengenoemde onderzoek. Op circa 1150 m ten noordwesten van het plangebied zijn tijdens het onderzoek LR60 sporen aangetroffen van de tweede-eeuwse limesweg. In een diepe crevassegeul zijn daarbij ook vele complete, handgevormde kookpotten aangetroffen die mogelijk in rituele (maaltijd)context geplaatst kunnen worden. Ook wijst het vondstcomplex op contacten en/of handel met Romeinse militaire aanwezigheid. 7 1.3 Archeologisch vooronderzoek Voor het plangebied is door medewerkers van RAAP een bureau- en inventariserend veldonderzoek in de vorm van boringen uitgevoerd. Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek is de begrenzing van een mogelijke grote archeologische vindplaats gereconstrueerd (vindplaats III). 8 1.4 Archeologische verwachting De aard en datering van vindplaats III worden niet direct duidelijk. Het aangetroffen aardewerk dateert uit de Romeinse tijd en late middeleeuwen. Gebaseerd op de 7

Afb. 1.2 Het plangebied (zwart kader) op de AHN, met in geel/groen de oeverwallen langs de crevassegeulen (blauw). verspreiding van de archeologische indicatoren in de boringen, is het waarschijnlijk dat vindplaats III bestaat uit meerdere kleine nederzettingen, Einzelhöfe en/of grafvelden, verspreid over het gebied. 1.5 Doel van het onderzoek Doel van het proefsleuvenonderzoek is het vaststellen van de aard, omvang en datering van de vindplaats, en het beoordelen van de inhoudelijke en fysieke kwaliteit. Op basis van dit waarderende onderzoek wordt een advies uitgebracht over de behoudenswaardigheid van de vindplaats en/of de noodzaak tot een vervolgonderzoek. 1.6 Onderzoeksvragen 1. Wat is de aard, datering, fysieke kwaliteit (gaafheid en conserveringstoestand), horizontale begrenzing, diepteligging en omvang van de aanwezige archeologische resten? 2. Kan de vindplaats begrensd worden, en zo ja, wat is deze begrenzing? 8 LR67: Rijnvliet-Zuid Sportpark en Strijkviertijl. Basisrapportage Archeologie 72

Afb. 1.3 Aangelegde putten in rood. 3. Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig? Wat is de vondstdichtheid en hoe is de conserveringstoestand? 4. Wat zeggen de archeologische sporen en het vondstspectrum over de aard en status van de vindplaats(en)? 5. Welke andere activiteiten zijn ter plaatse uitgevoerd, uitgaande van de sporen en vondsten? 6. Valt er iets te zeggen over de functionele situering van de nederzetting in het landschap (geografische ligging) in verschillende bewoningsfasen? 7. In welke mate zijn de onderzoeksgebieden verstoord? 8. Hoe ziet de geologische/bodemkundige opbouw van het plangebied eruit? 9. Indien geen archeologische resten aanwezig zijn: wat is de verklaring voor het ontbreken ervan afgezet tegen de resultaten van het booronderzoek? 1.7 Methode Vindplaats III wordt gewaardeerd en begrensd door de werkputten 7 t/m 13. Vanwege de hoge tijdsdruk die op de werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van het 9

sportpark rustte, zijn in eerste instantie de werkputten 7 (deels) t/m 11 aangelegd, waarna het veldteam met de proefsleuven van LR73 startte. Na afloop van dit onderzoek zijn de werkputten 12 en 13 gegraven. In verband met de afwezigheid van archeologische sporen, belemmeringen vanwege de op het terrein aanwezige hoogspanningskabels en beschikbaar materieel zijn deze slechts gedeeltelijk aangelegd. Ter plaatse van de aangetroffen archeologische sporen in werkput 13 zijn de werkputten 17, 18 en 19 aangelegd om de begrenzing van deze vindplaats verder te onderzoeken. De aanleg van werkput 14 is uitgesteld tot een nog onbekende datum. In totaal is 7062 m² archeologisch vlak blootgelegd, dat in alle werkputten beperkt bleef tot het eerste vlak. Er is in totaal 51 m profiel aangelegd. Hiervan diende 38 m om de opbouw van de bodem en de stratigrafie van de vindplaats uit werkput 13 te onderzoeken. Het profiel is aangelegd ter hoogte van de archeologische sporen in werkput 13 en om vondstmateriaal te kunnen verzamelen ter hoogte van een verwachte crevassegeul. In werkputten 7 en 11 werden met de overige 13 m profiel mogelijke archeologische sporen onderzocht die in het vlak waren waargenomen. De werkputten werden aangelegd met behulp van één of twee graafmachines. Voor werkput 7 t/m 11 is onder de hoogspanningskabels, in verband met veiligheidsvoorschriften, gebruik gemaakt van een klein formaat graafmachine. Er werd laagsgewijs verdiept tot aan het relevante sporenniveau. Vaste RD-punten en NAP-punten zijn voorafgaand aan het onderzoek door de landmeetdienst van de gemeente uitgezet. Het lokale meetsysteem werd van deze vaste punten afgeleid. De vlaktekeningen zijn 1:50 getekend, profielen en coupes 1:20. Het vlak, de profielen en coupes zijn digitaal gefotografeerd, getekend en de hoogte van het vlak en maaiveld werd vastgesteld met behulp van een waterpasinstrument. De tekeningen zijn na afloop van het veldwerk geïnkt en gedigitaliseerd. Alle archeologische sporen zijn gedocumenteerd (getekend, beschreven en gefotografeerd). De sporen van onduidelijke aard en opvallende sporen die bepalend waren voor het vaststellen van de aard, datering en conservering van de vindplaats, zijn gecoupeerd en gedocumenteerd. Overige sporen zijn niet gecoupeerd met het oog op een eventueel vervolgonderzoek. Indien een spoor vondstmateriaal bevatte, is een representatief deel hiervan verzameld en gedocumenteerd om een antwoord te kunnen geven op de vraag naar aard, datering en kwaliteit van de vindplaats. Tijdens het verwijderen van de bovengrond, het aanleggen van de vlakken en het afwerken van de sporen is de metaaldetector ingezet. Bijzondere (metaal)vondsten zijn als puntlocatie ingemeten. Vondstconcentraties zijn eveneens ingemeten. De overige vondsten werden, indien mogelijk, verzameld per spoor of spoorvulling. Vlakvondsten zijn per vlak en per werkput verzameld en gedocumenteerd. De vulling van de brandvlek is geborgen om te worden gezeefd op klein (bot)materiaal en houtskool voor eventuele 14C-datering. Uit de crevassegeul ter hoogte van de vindplaats uit werkput 13 is een veenmonster genomen ten behoeve van eventuele 14C-datering en macrorestenanalyse. Het veldteam bestond afwisselend uit Anneke Aarts, Linda Dielemans, Yolande Meijer, Michel Hendriksen, Nils Kerkhoven en Jeroen van der Kamp (Cultuurhistorie, Gemeente Utrecht). De graafmachines werden bestuurd door Wim Gardenier, Bert Gardenier, Rinus Gardenier en Jouke Gardenier (Gebr. Gardenier). De technische uitwerking van de velddocumentatie en het geborgen vondstmateriaal is uitgevoerd door Linda Dielemans. 10 LR67: Rijnvliet-Zuid Sportpark en Strijkviertijl. Basisrapportage Archeologie 72

2 Archeologische en fysischgeografische resultaten 2.1 Opbouw van de bodem De onderzoekslocatie ligt in een komgebied met verschillende smalle crevassegeulen. Omdat de opbouw van de bodem ter plaatse van respectievelijk komgebied (werkputten 7 t/m 12) en de oeverwallen van dit crevassecomplex (werkput 13) zo van elkaar verschilt, is ervoor gekozen om beide hier te beschrijven. sedimenten afgezet (klei). De stroming van het water is hier zo minimaal dat zelfs kleideeltjes niet meer meegedragen kunnen worden. Dit gebeurt al dichter bij de rivier met de zwaardere zanddeeltjes, die zo de oeverwallen vormen. Het profiel van werkput 7 laat de opbouw van een komgebied zien. Deze lage, natte plaatsen werden doorgaans eerder voor landbouw en/of veeteelt in gebruik genomen dan voor bewoning. Werkput 7: komgebied Het profiel is 5 m lang en bestaat uit een aantal lagen die duiken in zuidelijke richting. Het maaiveld varieert van 0,17 tot 0,35 m+nap. De bouwvoor is 20 tot 40 cm dik en bevindt zich op een 20 tot 30 cm dikke bruingrijze, matig siltige klei met iets mangaanconcentraties en ijzeroervlekken. Deze laag loopt in noordelijke richting de bouwvoor in. Hieronder bevindt zich een donkergrijze, sterk humeuze zwak siltige klei met iets mangaanconcentraties en ijzeroervlekken. Deze 10 tot 30 cm dikke laag kan worden geïnterpreteerd als laklaag of vegetatiehorizont, die wordt gevormd als gevolg van humusaanrijking van de bodem in perioden van verminderde sedimentatie. 9 In deze laag is een uitstulping waargenomen van lichtgrijze, matig siltige klei met iets roestvlekken. Mogelijk betreft het hier een zogenaamde crevassevinger : een smalle uitloop ontstaan tijdens de vorming van een crevassegeul. Hieronder is een lichtbruinlichtgrijze, matig siltige klei met veel ijzeroervlekken waargenomen van 10 tot minimaal 35 cm dik. Deze laag bevindt zich op lichtgrijs zwak siltig zand met matig veel ijzeroervlekken, gelamineerd met grijze, sterk siltige kleilaagjes. Komgebieden zijn laaggelegen gebieden langs rivieren die zeer overstromingsgevoelig zijn. In deze gebieden, tussen oeverwal en achterland, worden alleen de fijnste Werkput 13: crevassecomplex (oeverwal) Het profiel is 38 m lang en gezet over de verschillende in het vlak zichtbare laklagen. Ten westen van deze laklagen bevond zich zand en zavel (uiterst siltige sterk zandige klei), wat duidt op de aanwezigheid van een oeverwal. Het maaiveld varieert tussen de 0,04 en 0,34 m+nap. De bouwvoor is 20 tot 40 cm dik en bevindt zich op een grijze tot grijsbruine, zwak siltige, iets humeuze klei met iets ijzeroervlekken. Deze klei is de vulling van de twee kommen die in het profiel zichtbaar zijn. De meest westelijke bestaat uit twee dipjes en is 23 m breed en maximaal 0,70 m-nap. Onder de kleivulling is een laklaag of vegetatiehorizont zichtbaar van 10 tot 16 cm dik, die bestaat uit blauwdonkergrijze, zwak siltige, sterk humeuze klei. De laklaag bevindt zich op een lichtbruinlichtgrijze, sterk siltige klei van 6 tot 24 cm dik. Deze laag komt na 23 m direct onder de bouwvoor te liggen en loopt horizontaal richting het oosten, waar hij wordt afgesneden door de oostelijke kom. Deze meest oostelijke kom is 9 m breed en maximaal 1,08 m-nap. Onder de grijze klei is een laklaag zichtbaar van maximaal 20 cm dik, die bestaat uit blauwdonkergrijze, zwak siltige, kalkarme, sterk humeuze klei. Deze laklaag komt na 9 m direct onder de bouwvoor te liggen Afb. 2.1 Schematische profielweergave van werkput 7 met de verschillende grondsoorten in verschillende kleuren aangegeven. De nullijn ligt op 0,25 m-nap. 11

Afb 2.2 Schematische profielweergave van de crevassegeul(en) in werkput 13. De nullijn ligt op 0,30 m-nap. en loopt daar horizontaal het profiel uit in oostelijke richting. Onder de laklaag is een bruine, venige kleilaag van maximaal 18 cm dik waargenomen. Beide komvormen doorsnijden een 20 tot 30 cm dikke, lichtgrijze, sterk siltige, kalkarme klei met iets ijzeroervlekken en daaronder een lichtbruin tot lichtgrijze, uiterst siltige klei van minimaal 60 cm dik. De komvormen in het profiel zijn relatief ondiep voor een grote, stromende waterloop. Toch kan de rivierbocht die op de AHN zichtbaar is direct op de meest oostelijke van deze kommen worden geprojecteerd (zie afb. 1.2). Deze oude restgeul is waarschijnlijk aan te sluiten op de geul die is aangetroffen tijdens het westelijk gelegen onderzoek LR35, die in de vroege bronstijd ontstond en in de midden bronstijd begon te verlanden. Na een reactivatie in de eerste eeuw na Chr. vestigden zich mensen op de noordoever. 10 Uit de veenlaag van de geul uit werkput 13 is een monster genomen ten behoeve van 14C-onderzoek. Dit zou meer inzicht kunnen geven in de datering van deze oude rivierloop en of deze inderdaad aansluit op de geul van LR35. lijkt enigszins bodemvorming te hebben plaatsgevonden, maar niet voor erg lange tijd. 11 Dit betekent dat de eigenlijke oeverwal slechts korte tijd aan het oppervlak heeft gelegen en de activiteiten erop kortstondig van aard zijn geweest. Door overstroming is het zand afgedekt door een kleilaag en is de laklaag ontstaan onder invloed van langdurige bodemvorming. Op deze laklaag concentreerden zich Flavische activiteiten (69 tot 96 na Chr., zie paragraaf 2.2.). Dit betekent dat de handgevormde pot in het zand in ieder geval van pre-flavische datering is. 2.2 Archeologische sporen en structuren Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn zestien archeologische sporen aangetroffen. Deze concentreren zich in werkputten 13, 17, 18 en 19. In de overige werkputten zijn alleen natuurlijke fenomenen waargenomen, en er is één vondst gedaan van Romeinse oorsprong in natuurlijke afzettingen (gedraaid aardewerk, vondstnummer 4, werkput 11). Ter plaatse van een ingegraven handgevormde pot in het zand van de oeverwal, is eveneens op vlakhoogte (0,21 0,24 m-nap) een klein profieltje aangelegd om meer duidelijkheid te krijgen over de relatieve ouderdom van deze pot en de direct zuidelijk aanwezige vlek met verbrande botresten (S17). De bovenste, grijsbruine, sterk zandige klei bevat houtskoolspikkels en mangaanconcentraties. Daaronder bevindt zich eveneens sterk zandige klei, maar met minder insluitsels dan bovengenoemde laag en lichtbruinlichtgrijs van kleur. De sterk zandige klei bevindt zich op lichtbruin, zwak siltig zand. Dit zand wordt plaatselijk doorsneden door een circa 1,5 m breed minigeultje, waarin zich op de bodem veenlaagjes hebben afgezet tijdens een periode van stilstaand water. Dit geultje is waarschijnlijk het gevolg van een kleine doorbraak vanuit de omringende grotere rivierbocht die ook zichtbaar is op de AHN. In de zandige ondergrond De sporen ter hoogte van werkput 13 bestaan uit kuilen, paalkuilen, staken, ingegraven potten en een brandvlek met houtskool en verbrande botresten (dierlijk of menselijk is nog niet bekend). Hieronder staan enkele representatieve sporen beschreven. Brandvlek Spoor 17 uit werkput 13 is een 3,25 bij 0,90 m grote, maximaal 10 cm diepe kuil met een vulling van zwartdonkergrijs zwak siltig zand met houtskoolbrokken en spikkels en verbrande botresten. De kuil werd aangetroffen op 0,24 m-nap. Tussen de verbrande botresten zijn al enkele viswervels waargenomen. Dit hoeft echter niet direct te betekenen dat het overige botmateriaal eveneens van vis afkomstig is. Aan de zuidoostrand van de kuil lag een steen die sporen van afslag en een mogelijk slijpspoor vertoont. De kuil loopt door in het zuidprofiel 12 LR67: Rijnvliet-Zuid Sportpark en Strijkviertijl. Basisrapportage Archeologie 72

Afb 2.3 Het profiel (richting noord) over de oeverwal, met onderin de veenlaagjes gevormd door het minigeultje. Afb. 2.4 Lengtecoupe van S17, met het restant van de kuil in het achterliggende profiel. De kuil wordt afgedekt door klei en een laklaag. 13

Afb 2.5 Allesporenkaart. Met een ster is de locatie van het DO ter hoogte van hoogspanningsmast 12 aangegeven. In de uitsnede in detail de archeologische sporen in en rond werkput 13. 14 LR67: Rijnvliet-Zuid Sportpark en Strijkviertijl. Basisrapportage Archeologie 72

van werkput 13 (zie afb. 2.4) en wordt afgedekt door de bovenliggende laklaag. In deze laklaag zijn diverse Romeinse scherven aangetroffen. Dit betekent dat het hier een pre- of vroeg-romeins spoor betreft. de laklaag heen gegraven; in de vulling zijn hiervan brokjes zichtbaar. Stratigrafisch kan S22 dus in of na de Flavische periode worden gedateerd. In het spoor zijn zowel scherven handgevormd als gedraaid aardewerk gevonden. Ingegraven potten In de directe omgeving van bovengenoemde brandvlek zijn twee ingegraven potten aangetroffen. De Romeinse pot uit spoor 20 is waarschijnlijk nooit compleet ingegraven geweest. Het gaat om een grote amfoor uit de Flavische periode (69 tot 96 na Chr.), type Drescher 20. 12 Deze zijn van relatief grote omvang, wat niet in verhouding staat tot het aantal scherven dat is aangetroffen. De amfoor lag op 0,14 m+nap in een kuiltje (12 cm diep) dat in de bovengenoemde laklaag gegraven was. Onder deze laklaag werd de pot uit spoor 18 aangetroffen op 0,24 m-nap. Deze is ingegraven in de zandige oeverafzettingen waarin zich ook de brandkuil S17 bevond. Het kuiltje met de pot is maximaal 8 cm diep en gevuld met een sterk siltige klei. De pot is handgevormd en gemagerd met zowel potgruis als organisch materiaal. Dit, samen met de afdekking door klei en laklaag, geeft de pot in ieder geval een vroeg- of pre-romeinse datering. Kuilen Het merendeel van de kuilen is niet gecoupeerd met het oog op later vervolgonderzoek. Aan de oppervlakte hebben de meeste kuilen en mogelijke paalspoortjes een matig tot sterk siltige kleivulling en is de kleur donkerder dan de omliggende natuurlijke lagen. Kuil S22 (0,27 m-nap) is wel gecoupeerd en is maximaal 12 cm diep met een vlakke bodem waarin een spitspoor zichtbaar is. De kuil is door Greppel Tijdens het onderzoek zijn twee mogelijke greppels waargenomen in werkput 13, waarvan er één (S8) gecoupeerd is in het noordprofiel. Deze werd aangetroffen op circa 0,75 m-nap en is maximaal 30 cm diep. De vulling bestaat uit blauwdonkergrijze laklaagkluitjes (matig humeuze, matig siltige klei) in een grijze, sterk siltige kleimatrix met iets ijzeroervlekken. De greppel is noordwestzuidoost georiënteerd. Omdat de greppel door de laklaag heen is gegraven, kan deze mogelijk met de andere sporen met een Romeinse datering in verband worden gebracht. De tweede greppel (S11) is nog onduidelijk van aard. Hij loopt parallel met een natuurlijke dagzoom en kan niet over het gehele vlak worden gevolgd. In het eventuele vervolgonderzoek zou deze greppel verder onderzocht moeten worden. De archeologische sporen van LR67 IVO kunnen wat betreft datering in twee fasen worden opgedeeld. Ten eerste zijn daar de sporen die zich onder de laklaag bevinden, en in de zandige bodem van de oeverwal zijn ingegraven. 13 De datering hiervan is in ieder geval vóór 69 na Chr., gezien de vondsten die op en in de laklaag zijn aangetroffen. Zij vormen ten tijde van het IVO nog geen herkenbare structuren. Ten tweede zijn er sporen die in of na de Flavische periode (69 tot 96 na Chr.) gedateerd kunnen worden. Deze zijn door de laklaag (toen het loopniveau) heen gegraven. 14 Ook hierin zijn nu nog geen structuren herkenbaar. 15

16 LR67: Rijnvliet-Zuid Sportpark en Strijkviertijl. Basisrapportage Archeologie 72

3 Vondstmateriaal Tijdens het inventariserend veldonderzoek LR67 is relatief weinig vondstmateriaal aangetroffen. De vondsten kunnen onderverdeeld worden in de categorieën aardewerk (n=293), metaal (n=15), glas (n=3), keramisch bouwmateriaal (n=12), natuursteen (n=5) en verbrand bot (drie monsters). Het aardewerk bestaat uit gedraaide (n=16) en handgevormde (n=67) scherven. Van de overige scherven is nog niet nader bepaald of deze handgevormd of gedraaid zijn (n=210). Het aardewerk is zowel uit de bouwvoor als het archeologische vlak afkomstig en dateert uit de pre- of vroeg-romeinse tijd, de Flavische periode (69-96 na Chr.) en de late middeleeuwen tot nieuwe tijd. Het metaal is voornamelijk in de bouwvoor aangetroffen en dateert grotendeels uit de nieuwe tijd. Van één metaalvondst (vondstnummer 3) is de datering twijfelachtig: het bronzen eikeltje kan ofwel van Romeinse oorsprong zijn, ofwel van een zeventiende-eeuwse datering. Het eikeltje is echter niet uit een archeologisch spoor afkomstig. Het glas is van (sub)recente oorsprong en afkomstig uit de bouwvoor. Het keramisch bouwmateriaal is afkomstig uit sporen en een natuurlijke laag in werkputten 13 en 17, en dateert uit de Romeinse tijd. Het natuursteen is voornamelijk aangetroffen tijdens de aanleg van het archeologische vlak, uit de bouwvoor of natuurlijke lagen. Vondstnummer 8 is echter gevonden bij het couperen van de brandvlek in werkput 13, en lijkt een diep slijpspoor te vertonen. In werkput 13 is eveneens een stuk basalt aangetroffen. Het verbrande botmateriaal is in ieder geval deels van dierlijke afkomst. Tussen de resten zijn al vissenwervels waargenomen. Nader onderzoek moet uitwijzen wat de oorsprong van het overige botmateriaal is. De analyse van dit vondstmateriaal wordt in de overkoepelende basisrapportage van deelgebied Rijnvliet opgenomen. 17

18 LR67: Rijnvliet-Zuid Sportpark en Strijkviertijl. Basisrapportage Archeologie 72

4 Synthese 4.1 Synthese en beantwoording onderzoeksvragen Synthese Tijdens het IVO LR67 is slechts een beperkt aantal archeologische sporen aangetroffen. De door RAAP vermoede vindplaats III is niet aangetroffen binnen de verwachte grenzen. Wel is er tijdens de kleiafgraving ter hoogte van de zuidgrens van vindplaats III in het verlengde van werkput 12 (zie afb. 2.5) een vindplaats aangetroffen, die vanwege de kwetsbaarheid van de sporen direct is opgegraven en waarschijnlijk stamt uit de late ijzertijd/vroeg-romeinse tijd. Het betreft een lange kuil, geplaveid met scherven handgevormd aardewerk, waarin zich verbrande botresten bevinden. De kuil is omgeven door een structuur met dubbele palen en ligt langs een oude riviergeul. Verdere structuren bestaan uit minstens één vierpalige spieker, waterkuilen, kuilen en greppels. In de riviergeul werden diverse houten palen aangetroffen. Uit één van de waterkuilen is een 50 cm lange, zeldzame houten schaal geborgen. dit spoor meer op bewoning. Het is voor beide fasen mogelijk dat het hier zogenaamde Einzelhofe betreft. Dit zijn boerderijen met een geïsoleerde ligging, die niet direct deel uitmaken van een grotere nederzetting. Het lijkt waarschijnlijk dat dergelijke bewoningsplaatsen zich over het hele zuidelijk deel van het plangebied op de hoge delen van de oeverwallen hebben voorgedaan. Beantwoording onderzoeksvragen Wat is de aard, datering, fysieke kwaliteit (gaafheid en conserveringstoestand), horizontale begrenzing, diepteligging en omvang van de aanwezige archeologische resten? Vindplaats III werd niet aangetroffen. De vindplaats ter hoogte van werkput 13 betreft mogelijk een geïsoleerde woonplaats en/of een klein grafveld in twee fasen: Flavisch en pre-flavisch. De conservering van sporen en vondstmateriaal is redelijk tot goed. De sporen werden aangetroffen van 0,14 m+nap tot 0,25 m NAP. De precieze omvang van de vindplaats is niet bekend, maar kan circa 65 x 130 m bedragen. Ter hoogte van werkput 13 is een nieuwe vindplaats aan het licht gekomen. Deze ligt precies op één van de hoogste delen van de oeverwal van de crevassegeul zoals zichtbaar op de AHN, en kan in twee fasen gedateerd worden. De eerste fase is relatief en stratigrafisch gedateerd vóór 69 na Chr. (pre-flavisch) en bestaat uit (paal)kuilen, een ingegraven pot en een brandvlek. De diepteligging varieert van 0,01 tot 0,25 m-nap. De tweede fase wordt gekenmerkt door sporen in een laklaag die de zandige ondergrond afdekt. Deze sporen werden aangetroffen op 0,14 m+nap tot 0,20 m-nap. Deze grote variatie kan toegeschreven worden aan de golvende aard van de laklaag waarop de sporen zich bevinden. Het vondstmateriaal van fase 2 bestaat uit zowel handgevormd als gedraaid aardewerk en de sporen betreffen (paal)kuilen, een ingegraven pot en mogelijk één of twee greppels. Deze fase kan in of na de Flavische periode (69 tot 96 na Chr.) gedateerd worden op basis van het aardewerk. De aard van de vindplaats is voor beide fasen onduidelijk. De sporen vormen geen structuur en van de brandvlek is nog niet duidelijk of het menselijk of dierlijk botmateriaal betreft. In het eerste geval zouden de aangetroffen sporen deel uit kunnen maken van een (klein) grafveld in fase 1. In het tweede geval gaat het om een kuil waarin etensresten zijn verbrand en duidt Kan de archeologische vindplaats in ruimte begrensd worden, zo ja, wat is deze begrenzing? Tot op zekere hoogte is de vindplaats werkput 13 begrensd door het proefsleuvenonderzoek (zie afb. 4.1). Om de vindplaats verder te begrenzen is een vervolgonderzoek nodig. Vindplaats III: niet van toepassing. Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig? Wat is de vondstdichtheid en hoe is de conserveringstoestand? Er is aardewerk, keramisch bouwmateriaal, natuursteen, dierlijk bot, metaal en verbrand bot aangetroffen. De vondstdichtheid is matig en de conservering is redelijk tot goed. Vindplaats III: niet van toepassing. Wat zeggen de archeologische sporen en het vondstspectrum over de aard en status van de vindplaats(en)? De aard van de vindplaats is niet direct duidelijk geworden uit de resultaten van het proefsleuvenonderzoek. Mogelijk betreft het een klein grafveld of zogenaamde Einzelhofe. Over de status van de vindplaats is nog niets te zeggen. Vindplaats III: niet van toepassing. 19

Afb. 4.1 De opgraving ter hoogte van werkput 12. Links de geplaveide kuil, rechts de houten schaal in situ. Afb 4.2 Vindplaats werkput 13. Met de lichtgekleurde cirkels is aangegeven waar de diverse fasen van de vindplaats worden verwacht. Waarden Criteria Scores Hoog Midden Laag Beleving Schoonheid Wordt niet gescoord Herinneringswaarde Wordt niet gescoord Fysieke kwaliteit Gaafheid 2 Conservering 2 Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 2 Informatiewaarde 2 Ensemblewaarde 3 Representativiteit n.v.t. 20 LR67: Rijnvliet-Zuid Sportpark en Strijkviertijl. Basisrapportage Archeologie 72

Welke andere activiteiten zijn ter plaatse uitgevoerd, uitgaande van de sporen en vondsten? Mogelijk is er ter plaatse voedsel bereid in een brandkuil, of zijn hierin etensresten terecht gekomen. Het is ook mogelijk dat het (onder andere) menselijke crematieresten betreft. Vindplaats III: niet van toepassing. Valt er iets te zeggen over de functionele situering van de nederzetting in het landschap (geografische ligging) in verschillende bewoningsfasen? Beide bewoningsfasen liggen op één van de hoogste delen van de oeverwal langs een crevassegeul. Vindplaats III: niet van toepassing. In welke mate zijn de onderzoeksgebieden verstoord? Het plangebied en de vindplaats zijn in enige mate verstoord door de (restanten van) sloten die noordoostzuidwest het land doorkruisen. Er zijn geen andere verstoringen waargenomen. Hoe ziet de geologische/bodemkundige opbouw van het plangebied eruit? De onderzoekslocatie bevindt zich in een komgebied waarin verschillende smalle crevassegeulen aanwezig zijn. De bouwvoor bevindt zich op een grijze tot grijsbruine, zwak siltige, iets humeuze klei met iets ijzeroervlekken. Hieronder is een laklaag of vegetatiehorizont zichtbaar. Deze laklaag ligt op een lichtbruinlichtgrijze, sterk siltige klei, of op een bruine, venige kleilaag, afhankelijk van de diepte waarop de laklaag is gevormd. De laklaag doorsnijdt een lichtgrijze, sterk siltige, kalkarme klei met iets ijzeroervlekken en daaronder een lichtbruin tot lichtgrijze, uiterst siltige klei. 4.2 Waardestelling De vindplaats ter hoogte van werkput 13 wordt gemiddeld gewaardeerd. Wel wordt hoog gescoord op ensemblewaarde. Deze waarde is gebaseerd op het aantal onderzochte vindplaatsen in vergelijkbare landschappelijke en archeologische context uit de directe omgeving. Hierdoor kan een brede analyse een goed beeld geven over de bewoning op de oeverwallen in de gebieden Rijnvliet, Strijkviertel en Rijnenburg. 4.3 Selectieadvies Voor de vindplaats ter hoogte van werkput 13 wordt vóór aanvang van bodemverstorende werkzaamheden een vervolgonderzoek in de vorm van een vlakdekkende opgraving geadviseerd. Door de toekomstige ontwikkeling van het gebied gaan de archeologische resten in de bodem verloren. Met deze opgraving kunnen de aard, omvang en datering voor beide fasen verder worden onderzocht. Vanwege de specifieke locatie van de vindplaats wordt geadviseerd alsnog proefsleuf 14 aan te leggen, en die op basis van de op de AHN zichtbare hoogtes nog iets uit te breiden. Daarnaast wordt geadviseerd bij verdere werkzaamheden ter hoogte van de vindplaats die werd ontdekt tijdens de kleiwinning ter plekke een archeologische begeleiding, of een voorafgaand onderzoek uit te voeren, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden. Dit selectieadvies moet vóór aanvang van werkzaamheden door het bevoegd gezag worden beoordeeld en onderschreven in een selectiebesluit. Indien geen archeologische resten aanwezig zijn: wat is de verklaring voor het ontbreken ervan afgezet tegen de resultaten van het booronderzoek? Het ontbreken van vindplaats III is waarschijnlijk het gevolg van het feit dat de archeologische indicatoren, die in het booronderzoek zijn aangetroffen, als gevolg van bemesting of het opbrengen van grond in de bouwvoor terecht zijn gekomen. Deze mest of grond is dan van elders betrokken en enkele scherven of bouwmateriaal zijn hier ter plaatse mee vermengd. 21

Noten Literatuur 1. Jansen 2009. 2. Berendsen & Stouthamer 2001. 3. Jansen 2009. 4. http://watwaswaar.nl 5. Hendriksen & van der Kamp in prep. 6. Luksen-IJtsma 2009. 7. Weterings & Meijer in prep. 8. Jansen 2009. 9. Jansen 2009. 10. van Dinter in Luksen-IJtsma 2009. 11. Mondelinge mededeling M. van Dinter, fysisch geograaf ADC. 12. Mondelinge mededeling E.P. Graafstal, gemeentelijk archeoloog Utrecht. 13. S17 en 18 wp 13, S2 t/m 8 wp 17, S3 in wp19. 14. S8, 20 en 22 wp13, mogelijk S1 wp18. Jansen, B. 2009. Plangebied Strijkviertel, Gemeente Utrecht; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek. Weesp: RAAP-rapport 1981. Berendsen, H.J.A. 1982. De genese van het landschap in het zuiden van de provincie Utrecht een fysisch-geografische studie. Utrechtse Geografische Studies 25. Utrecht: Geografisch Instituut Rijksuniversiteit Utrecht. Berendsen, H.J.A & E. Stouthamer 2001. Palaeogeographic development of the Rhine-Meuse Delta, The Netherlands. Assen: Van Gorcum. Hendriksen, M. & J.S. van der Kamp in prep. Een Duits vliegtuiggraf aan de vooravond van de slag om Engeland. Archeologische begeleiding van de berging van een Junkers 88 A-1 in Leidsche Rijn (Utrecht). Utrecht: Basisrapportage archeologie. Luksen-IJtsma, A. 2009. Oudenrijnseweg. Archeologisch onderzoek van een inheems-romeinse nederzetting uit de eerste eeuw na Chr. en een vlasrootcomplex uit de twaalfde eeuw na Chr. in De Meern, gemeente Utrecht. Utrecht: Basisrapportage archeologie 25. Weterings, P. & Y. Meijer in prep. Op zoek naar de weg. LR60: onderzoek naar de Romeinse limesweg in De Meern, Utrecht. Utrecht: Basisrapportage archeologie 33. Websites: http://watwaswaar.nl http://www.ahn.nl/viewer http://www.openstreetmap.nl 22 LR67: Rijnvliet-Zuid Sportpark en Strijkviertijl. Basisrapportage Archeologie 72

Eerdere uitgaven Basisrapportage Archeologie 1 De Grauwert. Archeologische onderzoek naar een laatmiddeleeuwse omgracht complex Basisrapportage Archeologie 2 Eligenstraat. 2000 jaar bebouwing in het zuiden van de Utrechtse binnenstad Basisrapportage Archeologie 3 Sportpark Terweide. Inheems-Romeinse bewoning uit de eerste eeuw na Christus ten noorden van de Limes Basisrapportage Archeologie 4 Twee ijzertijdvindplaatsen langs de snelweg. Archeologisch proefonderzoek Basisrapportage archeologie 5 Middeleeuwse bewoning langs de snelweg. Archeologisch proefonderzoek langs Rijksweg A2 Basisrapportage Archeologie 6 Parkwijk-Noord. Zoektocht naar Romeinse activiteiten ten noorden van het castellum op de Hoge Woerd Basisrapportage Archeologie 7 Laatmiddeleeuwse bebouwing langs de Hogeweide. Archeologisch proefonderzoek Basisrapportage Archeologie 8 Langs de Hogeweide. Archeologisch proefonderzoek van een laat- en postmiddeleeuws bewoningslint Basisrapportage Archeologie 9 In de schoot van het landschap. Vleuterweide-Wilhelminalaan. Een nederzetting uit de midden- en late IJzertijd Basisrapportage Archeologie 10 Laatmiddeleeuwse bewoning langs de Hoge Weide. Archeologisch onderzoek wegens de verlegging van de Waterleiding Rijn-Kennemerland Basisrapportage Archeologie 11 Wegens Wateroverlast. LR 39 De Balije II: wachttorens, rivierdynamiek en Romeinse infrastructuur in een rivierbocht van de Heldammer Stroom Basisrapportage Archeologie 12 De broederschap Maria in de Wijngaard en onser liever vrouwe in die Sonne Archeologisch onderzoek naar twee kloostergemeenschappen aan de Nieuwe Kamp in Utrecht Basisrapportage Archeologie 14 Wonen aan het water (deel 1). Archeologisch onderzoek van een twaalfde-eeuwse nederzetting langs de Oude Rijn Basisrapportage Archeologie 15 Wonen aan het water (deel 2). Archeologisch onderzoek van een twaalfde-eeuwse nederzetting langs de Oude Rijn Basisrapportage Archeologie 16 Vroege wacht. LR31 Zandweg: archeologisch onderzoek van twee eersteeeuwse houten wachttorens in Leidsche Rijn Basisrapportage Archeologie 18 Sportpark Terweide 2 LR41-42: Archeologisch onderzoek Sportpark Terweide Basisrapportage Archeologie 21 Werk aan de weg. LR31 Zandweg: Archeologisch onderzoek aan een verspoelde sectie van de limesweg Basisrapportage Archeologie 25 Oudenrijnseweg. Archeologisch onderzoek van een inheems-romeinse nederzetting uit de eerste eeuw na Chr. en een vlasrootcomplex uit de twaalfde eeuw na Chr in De Meern, gemeente Utrecht Basisrapportage Archeologie 26 Vroegmiddeleeuwse bewoning langs de A2. Een nederzetting uit de zevende en achtste eeuw in Leidsche Rijn 23

Basisrapportage Archeologie 27 Proefsleuvenonderzoek Rheyngaerde. Aanvullend Archeologisch Onderzoek naar de Romeinse limesweg Basisrapportage Archeologie 28 Een Duits vliegtuiggraf uit de eerste uren van de Tweede Wereldoorlog. Archeologische begeleiding van de berging van een Junkers 88 in Leidsche Rijn (Utrecht) Basisrapportage Archeologie 29 Terug naar Themaat. Het archeologisch onderzoek LR50 en LR52 naar drie huisplaatsen aan de Thematerweg Basisrapportage Archeologie 30 LR55 Appellaantje Een vroegmiddeleeuwse nederzetting aan de Wilhelminalaan bij Vleuten Basisrapportage Archeologie 31 Gewei uit de geul. Onderzoek naar een bronstijdrestgeul en sporen uit de vroeg-romeinse tijd aan de Burgemeester Middelweerdbaan in De Meern, Utrecht Basisrapportage Archeologie 34 Pottenbakkers aan de Anthoniedijk. Inventariserend onderzoek m.b.v. proefsleuven en definitief archeologisch onderzoek voorafgaand aan het nieuwbouwproject Hoogstraat aan de Vecht te Utrecht Basisrapportage Archeologie 50 Klokken gieten naast de kerk. Opgraving op het Pieterskerkhof in Utrecht Basisrapportage Archeologie 54 Wonen aan het Zwarte water. Inventariserend Veldonderzoek Merelstraat aan het Zwarte Water Basisrapportage archeologie 70 Utrecht Vredenburg. Definitief Archeologisch Onderzoek noordwest toren en westmuur van kasteel Vredenburg Basisrapportage Archeologie 71 Utrecht-Bergstraat. Definitief Archeologisch Onderzoek Opgravingen naar de stadsmuur Basisrapportage Archeologie 72 LR67: Rijnvliet Zuid Sportpark en Strijkviertel: inventariserend veldonderzoek (IVO-proefsleuven) naar bewoningssporen uit de late middeleeuwen en Romeinse tijd Basisrapportage Archeologie 73 LR73 - Rijnvliet Noord Woningbouw: inventariserend veldonderzoek (IVO-proefsleuven) naar de limes in het noorden van Rijnvliet, gemeente Utrecht Basisrapportage Archeologie 36 Middeleeuwse bewoningssporen op het binnenterrein van de Letterenbibliotheek Definitief onderzoek aan de Wittevrouwenstraat 7-11, gemeente Utrecht Basisrapportage Archeologie 39 Romeinen op het schoolplein. Proefsleuvenonderzoek (LR 61) op het schoolplein van de R.K. Basisschool Drie Koningen in De Meern, gemeente Utrecht Basisrapportage Archeologie 41 Lichte Gaard 9. Archeologisch onderzoek naar het Castellum en het bisschoppelijk paleis in Utrecht Basisrapportage Archeologie 45 Boeren en molenaars? LR64: Archeologisch onderzoek naar een laatmiddeleeuws erf aan de Strijlandweg, gemeente Utrecht 24 LR67: Rijnvliet-Zuid Sportpark en Strijkviertijl. Basisrapportage Archeologie 72

Colofon Uitgave StadsOntwikkeling Gemeente Utrecht Stedenbouw en Monumenten Cultuurhistorie 2011 Redactie E.P. Graafstal, H.L. Wynia en R.D. Hoegen Eindredactie R. de Kam Vormgeving Grif grafisch ontwerp, Utrecht Datum Januari 2011 Meer informatie Cultuurhistorie Stedenbouw en Monumenten Gemeent Utrecht Telefoon 030 286 3990 E-mail cultuurhistorie@utrecht.nl www.utrecht.nl/cultuurhistorie 25

StadsOntwikkeling Meer informatie Cultuurhistorie afdeling Stedenbouw & Monumenten Telefoon 030-286 39 90 E-mail cultuurhistorie@utrecht.nl www.utrecht.nl