Antea Group Archeologie 2016/140

Vergelijkbare documenten
Bijlage 1: Archeologische perioden

Bijlage 1: Archeologische perioden

Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel)

4 Archeologisch onderzoek

Archeologische Rapporten Oranjewoud 2012/163 Inventariserend veldonderzoek t.b.v. maatregelen archeologie N209B, gemeente Rijnwoude

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Heenvliet, Steenhoeck-Welleweg Gem. Bernisse (ZH.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /11Z

Antea Group Archeologie 2016/141. Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen Vaart 151 te Gasselternijveen, gem. Aa en Hunze

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. gemeente Nieuwkoop

Opdrachtgever Liander B.V. Postbus AB DUIVEN. auteurs I.S.J. Beckers J. Tolsma. projectnr revisie 0B 11 februari 2015

Antea Group Archeologie 2016/93

PLAN VAN AANPAK Waarderend booronderzoek

Antea Group Archeologie 2016/99

Antea Group Archeologie 2015/128 Inventariserend veldonderzoek, verkennende fase, Sporthal Pastoor Heerkensdreef te Valkenswaard

Opdrachtgever Gemeente Haarlem Postbus PB Haarlem. auteur(s) P.C.Teekens. projectnr revisie september 2012

Bureau voor Archeologie Rapport 273

CHECKLIST. 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning

Inventariserend veldonderzoek door middel van boringen binnen plangebieden De Laars en Elkshove te Bergen)

Archeologische Rapporten Oranjewoud 2012/161 Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek t.b.v. aanleg baggerdepot Dijkpark RWZI Garmerwolde

Inventariserend veldonderzoek modificatie 1 (S-4876) en 2 (S-1233) De Krim GNIP 1511 De Krim-Hoogeveen

memo Locatiegegevens: Inleiding

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.)

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek

Waterberging Ackerdijksepolder in Pijnacker (gemeente Pijnacker-Nootdorp)

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

INFORMATIERAPPORT EN SELECTIEADVIES

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

Opdrachtgever Gemeente Groningen Dienst ROEZ 9701 JB Groningen. auteur A. M. Bakker. projectnr revisie 00 oktober 2012

Bijlage 11 bij toelichting Bestemmingsplan Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug, Voorhout

Rotterdamseweg 202 in Delft

Ede, Roekelse Bos (gem. Ede)

ARCHEOLOGISCH ONDERZOEKSRAPPORT

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Heemsteedsekanaaldijk/Overeindse weg

6500 voor Chr. RAAP-NOTITIE 4478 Plangebied Noorderweg 27 te Noordwijk 3750 voor Chr. Gemeente Marum Archeologisch vooronderzoek: een verkennend veldo

Archeologisch veldonderzoek Hoogheemraadschap van Delfland

Gemeente Haarlem. Archeologisch onderzoek en waardestellend rapport

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam, Gemeente Zwijndrecht, B&G rapport 899

Bureau voor Archeologie. Plan van Aanpak booronderzoek Achterdijk 2-1, Arkel, gemeente Giessenlanden

Antea Group Archeologie 2015/168. Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen Dr. Derckxstraat Van Vogelsanckstraat te Venlo

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

De Moer, plangebied De Hooivork (gemeente Loon op Zand)

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Opdrachtgever TenneT TSO B.V. Postbus AS Arnhem. auteurs M. Arkema J. Tolsma. projectnr revisie februari 2012

Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.

Nieuw Delft veld 6, 8 (oostelijk deel), 9 en kademuur Nieuwe Gracht Zuid

Archeologisch booronderzoek voor het plangebied Utrechtseweg 82 te Zeist. K oen Hebinck

Archeologische Quickscan

Archeologische Rapporten Oranjewoud 2012/166 Bureauonderzoek locatie Piekberging Haarlemmermeer (gemeente Haarlemmermeer)

Archeologische Rapporten Oranjewoud 2010/169

RAAP-NOTITIE Plangebied Weideveld. Gemeente Bodegraven Een archeologische begeleiding

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat het besluit neemt of de vergunning verleent.

Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst)

CHECKLIST. en Wetenschap aan instellingen die hebben aangetoond bekwaam te zijn tot het doen van

30 sept OU

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Plangebied HOV Spooronderdoorgang Santpoort- Driehuis in Santpoort-Noord

Antea Group Archeologie 2016/023. Archeologisch bureauonderzoek Rijnlandroute verleggen leidingen A-515 en W , knooppunt 2 gemeente Leiden

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. Honderdland Ontwikkelingscombinatie cv Honderdland, fase2

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Plangebied Wytsmastraat te Burdaard Gemeente Ferwerderadiel Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.

RAAP-NOTITIE Plangebied Burloseweg Gemeente Winterswijk Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

QUICKSCAN N69 BRAAMBOSCHROTONDE, GEMEENTE BERGEIJK Arcadis Archeologisch Rapport 75 5 JANUARI 2016

CHECKLIST. Beoordeling standaard rapport IVO-waarderend

Bureau- en inventariserend veldonderzoek Rembrandtlaan 44 te Bleiswijk, gemeente Lansingerland

Opdrachtgever Backx Compleet Beheer Nieuwe Ginnekenstraat 33a 4811 NN Breda. auteur(s) M.L. Craane. projectnr revisie 00 9 april 2013

Quickscan Archeologie. Forellenvisvijvers De Huif Aan de Uilenweg 2 Lelystad, gemeente Lelystad

Opdrachtgever gemeente Heerlen Postbus AA Heerlen. auteur(s) L.J. van der Haar I.M.J. Vossen. projectnr revisie 02 2 mei 2013

Opdrachtgever Gemeente Midden Drenthe Postbus AA Beilen. auteur I.N. Kaptein. projectnr revisie mei 2012

Antea Group Archeologie 2015/49 Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend) Baarschotsestraat 4 te Dorst (gemeente Oosterhout)

Transect-rapport Sevenum, Vinkepas 16. Gemeente Horst aan de Maas (L)

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Antea Group Archeologie 2016/5

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Archeologisch onderzoek t Zand Noord

Opdrachtgever Alliander N.V. Postbus AB Duiven. auteur(s) L.J. van der Haar P.C. Teekens. projectnr revisie 00 3 mei 2012

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

RAAP België - Rapport 027 Rupelmonde Kleine Gaanweg, aanleg visvijver (gemeente Kruibeke)

Bedrijventerrein Emerald te Delfgauw (gemeente Pijnacker-Nootdorp)

Burgwerd, De Hemert 13 Gem. Wûnseradiel (Frl.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /02

Antea Group Archeologie 2017/96. Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen voor de verlegging 10/20 KV kabeltracé Roodwilligenstraat Duiven

Archeologische Rapporten Oranjewoud 2013/65 Karterend booronderzoek Rhenoy-Noord, Rhenoy, gemeente Geldermalsen

Archeologische Begeleiding Plangebied Plofsluis Gemeente Nieuwegein

INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE OEKEN EN BRUMMEN

Transcriptie:

Antea Group Archeologie 216/14 Rijnlandroute verlegging leidingen A-515 en W- 535-11; knooppunten 1 en 3 projectnummer 4831 definitief revisie 5 december 216

Inhoudsopgave Blz. Administratieve gegevens 1 Samenvatting 2 1 Inleiding 3 2 Bureauonderzoek 4 2.1 Beschrijving onderzoekslocatie 4 2.1.1 Huidig en toekomstig gebruik 5 2.2 Gespecificeerde archeologische verwachting 8 3 Veldonderzoek 1 3.1 Doel- en vraagstelling 1 3.2 Onderzoeksopzet en werkwijze 1 3.3 Resultaten 11 3.3.1 Bodemopbouw 11 3.3.2 Archeologie 12 4 Conclusies en advies 13 4.1 Conclusies 13 4.2 (Selectie)advies 15 Literatuur en geraadpleegde bronnen 16 Bijlagen 1 Archeologische perioden 2 AMZ-cyclus 3 Boorbeschrijvingen Kaartbijlagen 4831-S1 Situatiekaart met ligging boorpunten knooppunt 1, intredepunt 4831-S2 Situatiekaart met ligging boorpunten knooppunt 1, uittredepunt 4831-S3 Situatiekaart met ligging boorpunten knooppunt 3

Antea Group Archeologie 216/14 projectnummer 4831 5 december 216 revisie N.V. Nederlandse Gasunie Administratieve gegevens Projectnummer Antea Group 4831 OM-nummer 4122971 Provincie Zuid-Holland Gemeente Leidschendam-Voorburg Plaats Voorschoten Toponiem Vinkepad/Rietpolderweg (intredepunt knooppunt 1), Hofpolderpad (uittredepunt knooppunt 1) en Rietpolderweg (knooppunt 3) Kaartblad 3H Centrumcoördinaten Intredepunt knooppunt 1: 9225 / 459444 Uittredepunt knooppunt 1: 9157 / 458541 Knooppunt 3: 92255 / 46173 Opdrachtgever N.V. Nederlandse Gasunie Uitvoerder Antea Group Datum uitvoering september-oktober 216 Projectteam L. van Twisk (projectleider) J. Tolsma (projectleider archeologie) P.C. Teekens (senior KNA-archeoloog, uitvoerder/rapporteur) Vrijgave conform KNA Bevoegd gezag Deskundige bevoegd gezag Beheer documentatie Vondstdepot I. Vossen (senior KNA-archeoloog) Gemeente Leidschendam-Voorburg L. van de Geijn Antea Group n.v.t. 1 2 3 Afbeelding 1. Uitsnede topografische kaart 1:25. met globale ligging plangebied (niet op schaal; bron: PDOK). 1) Knooppunt 3; 2) intredepunt knooppunt 1; 3) uittredepunt knooppunt 1. Blad 1 van 17

Antea Group Archeologie 216/14 projectnummer 4831 5 december 216 revisie N.V. Nederlandse Gasunie Samenvatting Op 2 september en 31 oktober 216 heeft Antea Group in opdracht van de N.V. Nederlandse Gasunie een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd ter plaatse van drie locaties in de gemeente Leidschendam-Voorburg. De directe aanleiding tot het onderzoek is de voorgenomen aanleg van de Rijnlandroute en de noodzaak die hierbij ontstaat om plaatselijk diverse gasleidingen te verleggen (GU Projectnummer I.12942.1). De Rijnlandroute is een nieuwe te realiseren wegverbinding van Katwijk, via de A44, naar de A4 bij Leiden. De route moet actuele knelpunten oplossen en de doorstroming in de regio garanderen. Om realisatie van de Rijnlandroute mogelijk te maken, is het nodig om bij de snelweg A4 een aantal aardgastransportleidingen te verleggen. De locaties waar deze verleggingen plaatsvinden, worden door N.V. Nederlandse Gasunie knooppunten genoemd In dit kader heeft RAAP in 215 reeds een bureauonderzoek (en plaatselijk een inventariserend veldonderzoek middels boringen) uitgevoerd (RAAP-rapport 2884). 1 Toentertijd is geadviseerd om beide knooppunten vrij te geven ten gunste van de voorgenomen ontwikkeling. De gemeente Leidschendam heeft echter aangegeven zich niet in het advies voor wat betreft knooppunten 1 en 3 te kunnen vinden, en heeft aangegeven dat beide locaties middels een verkennend booronderzoek nader moeten worden onderzocht. In de huidige rapportage worden de resultaten van dit onderzoek uiteen gezet. Het doel van het onderzoek is het in kaart brengen van eventuele verstoringen in de bodem, het verkrijgen van enig inzicht in de bodemopbouw van het gebied en aldus het in kaart brengen van kansrijke en kansarme zones wat betreft archeologie. Op basis van het bureauonderzoek werd rekening gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische resten uit diverse perioden in de top van de strandwalafzetting, eventueel aanwezige oeverafzettingen en in de top van het veen (indien veraard). Dergelijke resten zijn echter niet aangetroffen. Ook zijn er binnen de beboorde diepte geen strandwalafzettingen, oeverafzettingen of vegetatieniveaus aangetroffen, en is de top van het veen niet veraard. (Selectie)advies Geadviseerd wordt om de drie deelgebieden, voor wat betreft archeologie, vrij te geven ten gunste van de voorgenomen werkzaamheden en wel om de volgende redenen: 1. Nergens werden (intacte) oeverafzettingen aangetroffen; 2. Nergens werden vegetatiehorizonten aangetroffen; 3. Met uitzondering van boringen 3.9 en 3.1 is er geen veraarde veentop aanwezig, en ter plaatse van boringen 3.9 en 3.1 is hiervan slechts 5 cm over; 4. Er zijn geen aanwijzingen gevonden om de aanwezigheid van veenterpjes of huisplaatsen te veronderstellen; 5. Er zijn geen aanwijzingen voor strandwalafzettingen in de ondergrond (binnen 2 m mv). De implementatie van de bovenstaande aanbeveling is afhankelijk van het oordeel van de bevoegde overheid, in deze de gemeente en Leidschendam-Voorburg. Dezen dienen een selectiebesluit te nemen. 1 Wink, 215. Blad 2 van 17

Antea Group Archeologie 216/14 projectnummer 4831 5 december 216 revisie N.V. Nederlandse Gasunie 1 Inleiding Op 2 september en 31 oktober 216 heeft Antea Group in opdracht van de N.V. Nederlandse Gasunie een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd ter plaatse van drie locaties in de gemeente en Leidschendam-Voorburg. De directe aanleiding tot het onderzoek is de voorgenomen aanleg van de Rijnlandroute en de noodzaak die hierbij ontstaat om plaatselijk diverse gasleidingen te verleggen (GU Projectnummer I.12942.1). De Rijnlandroute is een nieuwe te realiseren wegverbinding van Katwijk, via de A44, naar de A4 bij Leiden. De route moet actuele knelpunten oplossen en de doorstroming in de regio garanderen. Om realisatie van de Rijnlandroute mogelijk te maken, is het nodig om bij de snelweg A4 een aantal aardgastransportleidingen te verleggen. De locaties waar deze verleggingen plaatsvinden, worden door N.V. Nederlandse Gasunie knooppunten genoemd In dit kader heeft RAAP in 215 reeds een bureauonderzoek (en plaatselijk een inventariserend veldonderzoek middels boringen) uitgevoerd (RAAP-rapport 2884). 2 Toentertijd is geadviseerd om beide knooppunten vrij te geven ten gunste van de voorgenomen ontwikkeling. De gemeente Leidschendam heeft echter aangegeven zich niet in het advies voor wat betreft knooppunten 1 en 3 te kunnen vinden, en heeft aangegeven dat beide locaties middels een verkennend booronderzoek nader moeten worden onderzocht. In de huidige rapportage worden de resultaten van dit onderzoek uiteen gezet. Het doel van het onderzoek is het in kaart brengen van eventuele verstoringen in de bodem, het verkrijgen van enig inzicht in de bodemopbouw van het gebied en aldus het in kaart brengen van kansrijke en kansarme zones wat betreft archeologie. Het bureauonderzoek en veldonderzoek zijn uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.3. 2 Wink, 215. Blad 3 van 17

Antea Group Archeologie 216/14 projectnummer 4831 5 december 216 revisie N.V. Nederlandse Gasunie 2 Bureauonderzoek Zoals reeds in de inleiding is aangegeven heeft RAAP in 215 reeds een bureauonderzoek uitgevoerd voor onder meer de huidige onderzoeksgebieden. 3 Hieronder volgen dan ook alleen enkele noodzakelijke (administratieve) gegevens alsmede het gespecificeerde verwachtingsmodel. Voor nadere details wordt echter naar de betreffende rapportage verwezen. 2.1 Beschrijving onderzoekslocatie Het plangebied bestaat uit drie deelgebieden: 1) knooppunt 3 (circa 2.4 m 2 ), 2) het intredepunt van knooppunt 1 (circa 4. m 2 ) en 3) het uittredepunt van knooppunt 1 (circa 1.6 m 2 ). Bij knooppunt 3 wordt overigens alleen het deel onderzocht dat zich binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg bevindt. Alle drie de deelgebieden zijn gelegen in Zuid-Holland, ten zuiden van Voorschoten en ten westen van Leiden en ligging min of meer aan de zuidrand van natuur- en recreatiegebied het Vlietland. De drie deelgebieden liggen in de gemeente Leidschendam-Voorburg. Voor de ligging van het plangebied en de deelgebieden wordt verwezen naar afbeelding 1 (globale ligging) en afbeeldingen 2-4 (gedetailleerde ligging) alsmede de kaartbijlagen. Afbeelding 2. De globale locatie van deelgebied 1 (knooppunt 3). 3 Wink, 215. Blad 4 van 17

Antea Group Archeologie 216/14 projectnummer 4831 5 december 216 revisie N.V. Nederlandse Gasunie Afbeelding 3. De globale locatie van deelgebied 2 (intredepunt knooppunt 1). Afbeelding 4. De globale locatie van deelgebied 3 (uittredepunt knooppunt 1). 2.1.1 Huidig en toekomstig gebruik Huidig gebruik plangebied Voor het huidige gebruik van de deelgebieden wordt verwezen naar de onderstaande tabel. Deelgebied Huidig gebruik 1 Grasland 2 Berm/gras 3 Berm/gras Tabel 1. Het huidige gebruik per deelgebied. Consequenties toekomstig gebruik De voorgenomen graafwerkzaamheden zullen tot meer dan,5 m mv reiken. Hierbij zullen eventueel aanwezige archeologische resten worden verstoord dan wel vernietigd. Voor een overzicht van de (aard van de) werkzaamheden wordt verwezen naar de onderstaande paragrafen. Blad 5 van 17

Antea Group Archeologie 216/14 projectnummer 4831 5 december 216 revisie N.V. Nederlandse Gasunie Achtergrond en voornemen De Rijnlandroute is een nieuwe te realiseren wegverbinding van Katwijk, via de A44, naar de A4 bij Leiden. De route moet actuele knelpunten oplossen en de doorstroming in de regio garanderen. Om realisatie van de Rijnlandroute mogelijk te maken, is het nodig om bij de snelweg A4 een aantal aardgastransportleidingen te verleggen. De locaties waar deze verleggingen plaatsvinden, worden door Gasunie knooppunten genoemd. Het betreft de volgende drie knooppunten van leidingen van het hoofdtransportnet (HTL) en het regionale transportnet (RTL); Knooppunt 1 : A-517 (HTL Ø 3, ruim 76 cm) en W-514-1 (RTL Ø 12, ruim 3 cm) Knooppunt 2 : A-515 (HTL Ø 36, ruim 91 cm) en W-535-11 (RTL Ø 16, ruim 4 cm) Knooppunt 3 : A-517 (HTL Ø 3, ruim 76 cm) en W-514-1 (RTL Ø 12, ruim 3 cm) Deze knooppunten liggen in drie gemeenten: Leiden (valt buiten de scope van dit onderzoek) Leidschendam-Voorburg Knooppunt 1 Het gaat hier om twee verleggingen: de aardgastransportleidingen A-517, Ø3 en de W-514-1 Ø12 ter plaatse van de Rijksweg A4. Er zal op initiatief van de provincie en Rijkswaterstaat een wegenknooppunt worden gerealiseerd tussen de aan te leggen Rijnlandroute en de bestaande snelweg A4. De snelweg zal daarom ter hoogte van het recreatiegebied Vlietlanden worden verbreed. Het verleggen van de gasleidingen is daarom noodzakelijk. De gasleiding A-517 parallel aan de A4, zal over een lengte van circa 1.2 meter door middel van een horizontaal gestuurde boring (HDD) in noordwestelijke richting parallel aan het huidige tracé verlegd worden. De gasleiding W-514-1 die de snelweg kruist, zal door middel van een gestuurde boring met een lengte van circa 48 meter en vervolgens enkele tientallen meters in open ontgraving ten behoeve van de aansluiting op de bestaande leiding de A4 kruisen zodat verbreding van de rijksweg mogelijk wordt. De bestaande leidingen zullen worden verwijderd of zullen worden gedämmerd (gevuld met een daarvoor geschikt materiaal). Dit knooppunt ligt in de gemeente Leidschendam-Voorburg). Uitvoeringsfase De leidingen worden grotendeels aangelegd middels een horizontaal gestuurde boortechniek (HDD). Hierbij wordt de leiding sleufloos aangelegd onder obstakels door (boven en ondergrondse infrastructuur). Aan weerzijden van de HDD wordt de leiding in open ontgraving aangesloten op de reeds bestaande leiding. Om aanleg van de leidingen mogelijk te maken zijn ontsluitingsroutes, werkterreinen en voor de horizontaal gestuurde boringen ook uitlegstroken nodig. Ter plaatse van deze uitlegstroken wordt de leiding aan elkaar gelast en tijdelijk neergelegd, voorafgaand aan het intrekken van de leiding. Dat intrekken gebeurt met een boorinstallatie. Deze boorinstallatie wordt opgesteld aan de andere zijde van het te overbruggen deeltracé. Vervolgens vindt de horizontaal gestuurde boring plaats. Daarna wordt bij het uittrede punt van de boring de klaargelegde leiding gekoppeld aan de boorstang en wordt vervolgens de leiding in het boorgat getrokken in de richting van de boorinstallatie. Hierna zal de leiding aan weerszijden worden aangesloten op de bestaande leiding (open ontgraving). Blad 6 van 17

Antea Group Archeologie 216/14 projectnummer 4831 5 december 216 revisie N.V. Nederlandse Gasunie Voor de werkterreinen ten noorden van de snelweg is het noodzakelijk om bomen/bosschages te kappen. Dit is meegenomen in de uitgevoerde natuurtoets. Eindresultaat Na afronding van de aanlegactiviteiten wordt de situatie zo veel mogelijk teruggebracht in de oorspronkelijke toestand. Het karakter van de gebieden waar de werkzaamheden worden uitgevoerd wordt er niet blijvend door veranderd, ondanks de kap van een strook met bomen. Door de aanleg van de Rijnlandroute zelf, zal de situatie uiteraard ook wijzigen. Knooppunt 2 Ook hier gaat het om twee verleggingen van de aardgastransportleidingen A-515, Ø36 (HTL) en de W-535-11 Ø16 (RTL) ten noorden van de Rijksweg A4. Er zal op initiatief van de Provincie Zuid-Holland en Rijkswaterstaat een wegenknooppunt worden gerealiseerd tussen de aan te leggen Rijnlandroute en de bestaande snelweg A4. De snelweg zal daarom ter hoogte van de Oostvlietpolder te Leiden worden verbreed. Het verleggen van de gasleidingen is daarom noodzakelijk. Beide gasleidingen komen in het zelfde tracé te liggen. Deels zullen de leidingen in open ontgraving worden gelegd, deels middels horizontaal gestuurde boringen (HDD). De bestaande leidingen zullen worden verwijderd of zullen worden gedämmerd (gevuld met een daarvoor geschikt materiaal). Dit knooppunt ligt geheel in de gemeente Leiden (valt buiten de scope van dit onderzoek). Uitvoeringsfase De leidingen worden grotendeels aangelegd middels een horizontaal gestuurde boortechniek (HDD). Hierbij wordt de leiding sleufloos aangelegd onder obstakels door (boven en ondergrondse infrastructuur). Aan weerzijden van de HDD wordt de leiding in open ontgraving aangesloten op de reeds bestaande leiding. Om aanleg van de leidingen mogelijk te maken zijn ontsluitingsroutes, werkterreinen en voor de horizontaal gestuurde boringen ook uitlegstroken nodig. Ter plaatse van deze uitlegstroken wordt de leiding aan elkaar gelast en tijdelijk neergelegd, voorafgaand aan het intrekken van de leiding. Dat intrekken gebeurt met een boorinstallatie. Deze boorinstallatie wordt opgesteld aan de andere zijde van het te overbruggen deeltracé. Vervolgens vindt de horizontaal gestuurde boring plaats. Daarna wordt bij het uittrede punt van de boring de klaargelegde leiding gekoppeld aan de boorstang en wordt vervolgens de leiding in het boorgat getrokken in de richting van de boorinstallatie. Hierna zal de leiding aan weerszijden worden aangesloten op de bestaande leiding (open ontgraving). Voor de uitlegstrook is het noodzakelijk om bomen/bosschages te kappen. Eindresultaat Na afronding van de aanlegactiviteiten wordt de situatie zo veel mogelijk teruggebracht in de oorspronkelijke toestand. Het karakter van de gebieden waar de werkzaamheden worden uitgevoerd, wordt er niet blijvend door veranderd, alhoewel er enkele bomen verdwijnen. Door de aanleg van de Rijnlandroute zelf, zal de situatie uiteraard ook wijzigen. Knooppunt 3 Ook hier gaat het om twee verleggingen van de aardgastransportleidingen A-517, Ø3 en de W-514-1 Ø12 ter plaatse van het Meet- en regelstation Zoeterwoude. De Rijnlandroute zelf (het wegtracé) zal hier door middel van een tunnelbuis in noordelijke richting lopen. Het deelproject 3 zal bestaan uit het verleggen van de betreffende leidingen zodat de ingang van de Blad 7 van 17

Antea Group Archeologie 216/14 projectnummer 4831 5 december 216 revisie N.V. Nederlandse Gasunie tunnelbuis mogelijk gemaakt kan worden. Vervolgens zullen de uit bedrijf genomen leidingdelen verwijderd worden. Knooppunt 3 ligt deels in de gemeente Leiden (valt buiten de scope van dit onderzoek) en deels in de gemeente Leidschendam-Voorburg. Uitvoeringsfase Om aanleg van de leidingen hier mogelijk te maken zijn ontsluitingsroutes en werkterreinen nodig. Eindresultaat Na afronding van de aanlegactiviteiten wordt de situatie zo veel mogelijk teruggebracht in de oorspronkelijke toestand. Door de aanleg van de Rijnlandroute zelf, zal de situatie uiteraard wel wijzigen. 2.2 Gespecificeerde archeologische verwachting Datering Binnen de drie deelgebieden kunnen archeologische resten vanaf het neolithicum tot en met de nieuwe tijd worden aangetroffen, met de nadruk op de Romeinse tijd en de middeleeuwen/nieuwe tijd. Complextype Een weg of pad en lage dijk (inclusief berm- of teensloten) uit periode middeleeuwen nieuwe tijd. Kleine kans op nederzettingen op kreekruggen (neolithicum-romeinse tijd) en/of huisplaatsen in het veen (middeleeuwen). Sporen van ontginning, inpoldering en landbouw (late middeleeuwen - nieuwe tijd). In voormalige kreken kunnen natte context -vindplaatsen voorkomen uit verschillende perioden, zoals voorden, bruggen, kadebeschoeiing, depots, fuiken etc. Omvang Nederzettingen op de kreekruggen zullen een kleine omvang hebben gehad (<5 m 2 ) hebben gehad. Nederzettingsterreinen uit de Romeinse tijd en middeleeuwen kunnen een omvang hebben van een enkel huiserf van enkele honderden vierkante meters. Natte context-vindplaatsen zijn vaak puntvondsten met geringe omvang. Diepteligging De archeologische resten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd kunnen in principe direct onder de bouwvoor (of toemaakdek uit de nieuwe tijd) worden aangetroffen. De (bovenste) veenlaag is in de komgronden circa 1 m dik, maar op plaatsen van de kreekruggen kan deze een geringere dikte hebben. Resten uit het laat-neolithicum en de bronstijd kunnen zich bevinden op gerijpte klei (het laagpakket van Wormer) dat tussen circa 3,2 m NAP en 4,5 m NAP kan worden aangetroffen (ca. 1,5 m mv tot 2,8 m mv). Het pleistocene zand ligt op een diepte van 1 tot 15 m NAP; resten uit het paleolithicum en het mesolithicum zullen zich derhalve op grote diepte bevinden. Locatie In principe kunnen vooral ter plaatse van kreken en aangrenzende oeverzones archeologische resten worden aangetroffen. Op basis van archeologische vondsten en historische bewoningsresten heeft bewoning in de periode Romeinse tijd tot aan de Blad 8 van 17

Antea Group Archeologie 216/14 projectnummer 4831 5 december 216 revisie N.V. Nederlandse Gasunie nieuwe tijd voornamelijk aan de noordzijde van de latere Oostvlietpolder en Hofpolder plaatsgevonden: langs de Vliet (en het latere Rijn-Schiekanaal). Uiterlijke kenmerken Nederzettingen en boerenerven uit de bronstijd en ijzertijd/romeinse tijd kunnen worden herkend aan grondsporen zoals paalkuilen, kuilen en greppels, en vermoedelijk te herkennen aan hun ligging op een kreekoever. In de grondsporen en het voormalige loopvlak zijn vondsten uit deze tijd aanwezig, zoals aardewerkscherven. In de komgronden komen vooral verspoelde resten van hoger gelegen nederzettingen voor. Een depot of offergave is moeilijk herkenbaar omdat het een puntlocatie betreft. Het kan bestaan uit een cluster van voorwerpen van bot, aardewerk, vuursteen, ander gesteente en kan vanwege de natte of afgedekte context goed bewaard zijn gebleven. Natte context-vindplaatsen in de kreek kunnen bestaan uit houten constructies zoals een kade of houten boot. Mogelijke verstoringen Door agrarische activiteiten (bijvoorbeeld ploegen) kunnen eventuele verstoringen in het bodemprofiel aanwezig zijn. Ook kan het middeleeuwse maaiveld begraven zijn onder enkele decimeters toemaakdek van stadsvuil, slootbagger etc. Blad 9 van 17

Antea Group Archeologie 216/14 projectnummer 4831 5 december 216 revisie N.V. Nederlandse Gasunie 3 Veldonderzoek 3.1 Doel- en vraagstelling Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van de archeologische verwachting, zoals deze op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek is opgesteld. Het uitgevoerde onderzoek betreft een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen, verkennende fase. Een verkennend onderzoek heeft als doel het in kaart brengen van eventuele verstoringen in de bodem, het verkrijgen van enig inzicht in de bodemopbouw van het gebied en aldus het in kaart brengen van kansrijke en kansarme zones wat betreft archeologie. Het onderzoek dient antwoord te geven op de volgende vragen: Wat is de bodemopbouw en zijn er aanwijzingen voor bodemverstoringen? Is er binnen het plangebied een vindplaats aanwezig en/of zijn er archeologische indicatoren aangetroffen die hierop kunnen wijzen? Zo ja, wat is de aard, conserveringstoestand en datering van deze indicatoren/vindplaats? Indien archeologische lagen aanwezig zijn; op welke diepte bevinden deze zich en wat is de maximale diepte? Waaruit bestaat of bestaan deze archeologische laag of lagen? In welke mate wordt een eventueel aanwezige vindplaats verstoord door realisatie van geplande bodemingrepen? Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt? In welke mate stemmen de resultaten van het veldwerk overeen met de verwachtingen van de bureaustudie? Wat zijn de aanbevelingen? Is nader onderzoek noodzakelijk? En zo ja, waaruit kan deze bestaan? 3.2 Onderzoeksopzet en werkwijze Datum uitvoering 2-9-216 en 31-1-216 Veldteam Weersomstandigheden Boortype P.C. Teekens (senior KNA-archeoloog) en W. Bakker (milieukundige) 2-9-216: Zonnig, circa 25 graden Celsius 31-1-216: Zonnig, circa 15 graden Celsius 1 cm Edelmanboor en 3 mm guts Methode conform N.v.t. (verkennend) Leidraad SIKB 4 Aantal boringen Intredepunt knooppunt 1: 6 (1.1 1.6) Uittredepunt knooppunt 1: 4 (1.7 1.1) Knooppunt 3: 5 (3.6 3.1) 5 Diepte boringen 2, m - mv 4 Tol e.a., 212. 5 In eerste instantie zijn per abuis 5 boringen gezet in het deel van het plangebied binnen de gemeente Leiden (boringen 3.1 3.5). Deze boringen worden hier niet (meer) behandeld. Blad 1 van 17

Antea Group Archeologie 216/14 projectnummer 4831 5 december 216 revisie N.V. Nederlandse Gasunie Oriëntatie grid t.o.v. geomorfologie/paleolandschap Wijze inmeten boringen Overige toegepaste methoden Wijze onderzoek / beschrijving boorkolom Verzamelwijze archeologische indicatoren Bemonstering Vondstzichtbaarheid aan oppervlak Omschrijving oppervlaktekartering N.v.t. (de boringen zijn, rekening houdend met de reeds aanwezige gasleidingen, zoveel mogelijk verspreid over de deelgebieden gezet) Kavelbegrenzingen N.v.t. ASB / NEN514 Snijden, brokkelen, doorwoelen en visuele inspectie van de boorkernen N.v.t. Nihil (weiland/braak) N.v.t. 3.3 Resultaten Voor een overzicht van de boringen wordt verwezen naar de boorprofielen in Bijlage 3 en de situatiekaarten in de kaartenbijlage. 3.3.1 Bodemopbouw Hieronder wordt de bodem per deellocatie beschreven: Knooppunt 3; boringen 3.6 3.1 De bodemopbouw ter plaatse van knooppunt 3 wordt, van boven naar beneden, gekenmerkt door de aanwezigheid van een,25,4 m dikke Ap-horizont of bouwvoor bestaande uit matig zandige, matig humeuze, bruingrijze klei of sterk siltige, zwak humeuze bruingrijze klei. Hieronder komen ter plaatse van boringen 3.6 en 3.7 één of twee sterk zandige kleilagen of zeer grof baksteenhoudend zand voor. In beide gevallen gaat het om een geroerd dan wel (deels) opgebracht pakket, dat mogelijk het gevolg is van de aanleg van een tijdelijke toegangsweg ten behoeve van de aanleg van de reeds bestaande leidingen. Onder het opgebrachte klei- en zandpakket dan wel direct onder de bouwvoor (boringen 3.8 3.1 is tot op een diepte van,45 tot,85 m mv sprake van matig siltige, licht grijsbruine klei dan wel sterk siltige, sterk humeuze, matig veenhoudende klei. Ter plaatse van boring 3.7 is echter allereerst sprake van een,1 m dunne, sterk zandige veenlaag waarna tot op een diepte van 1,2 m mv sprake is van matig siltige, neutraalgrijze klei. Onder de genoemde verstoorde (ophogings)lagen dan wel de aanwezige klei is vanaf een diepte van,6 tot 1,2 m mv sprake van een dik pakket mineraalarm tot zwak kleiig (riet)veen (Hollandveen laagpakket; Formatie van Nieuwkoop). Plaatselijk zijn hierin dikke en dunne plantenresten- en veenhoudende kleilagen aanwezig. Ter plaatse van boringen 3.9 en 3.1 is de bovenste 5 cm matig veraard. Nergens werden (intacte) (kreek)oeverafzettingen dan wel vegetatiehorizonten aangetroffen. Ook is er geen sprake van strandwalafzettingen in de ondergrond binnen 2, m mv. Blad 11 van 17

Antea Group Archeologie 216/14 projectnummer 4831 5 december 216 revisie N.V. Nederlandse Gasunie Intredepunt knooppunt 1; boringen 1.7 1.1 De bodemopbouw ter plaatse het intredepunt knooppunt 1 wordt, van boven naar beneden, gekenmerkt door de aanwezigheid van een,3 tot,4 m dikke Ap-horizont of bouwvoor bestaande uit zwak tot matig zandige, matig humeuze, bruingrijze klei. Hieronder is ter plaatse van boring 1.7 sprake van een dun geroerd kleipakket van,1 m dikte. Hieronder, en ter plaatse van boringen 1.8 1.1 is een,2 tot,3 m dikke laag matig siltige, licht grijsbruine komklei aanwezig. Vervolgens is in nagenoeg alle boringen sprake van een dik mineraalarm (riet)veenpakket behorende tot het Hollandveen Laagpakket (tot minimaal 2, m mv). Opgemerkt dient te worden dat ter plaatse van boring 1.7 nog een,3 m dikke matig zandige kleilaag bovenop het veen aanwezig is. Waarschijnlijk betreft het hier een overstromingsdek. Nergens werden (kreek)oeverafzettingen dan wel vegetatiehorizonten aangetroffen. Ook is er geen sprake van een veraarde veentop of strandwalafzettingen in de ondergrond. Uittredepunt knooppunt 1; boringen 1.1 1.6 De bodemopbouw ter plaatse van boringen 1.1 1.4 (gezet langs de Rietpolderweg) wordt, van boven naar beneden, gekenmerkt door de aanwezigheid van een,3 m dikke Ap-horizont of bouwvoor bestaande uit matig fijn, matig siltig, zwak humeus, bruingrijs zand dan wel matig zandige, zwak humeuze, licht bruingrijze klei. Hieronder komen (tot op 1,2 tot 1,5 m mv) twee of meer geroerde dan wel opgehoogde zandlagen voor. Ter plaatse van boringen 1.1 en 1.5 is vervolgens sprake van zeer fijn, sterk siltig, donkergrijs zand. Ter plaatse van boringen 1.2 en 1.3 is onder het genoemde opgebrachte zandpakket sprake van een,3 m dikke laag sterk zandige klei met veenlaagjes. Vervolgens is tot op 1,9 m mv sprake van zeer fijn, sterk siltig, neutraalgrijs zand met kleilaagjes en vervolgens matig siltige, zwak veenhoudende, donkergrijze klei. Deze afzettingen worden gerekend tot getijde- of kreekafzettingen respectievelijk komafzettingen. Boringen 1.5 en 1.6 zijn ten oosten van de sloot langs de Rietpolderweg gezet (dit gebied ligt flink lager). De bodemopbouw wordt hier, van boven naar beneden, gekenmerkt door de aanwezigheid van een,3 m dikke Ap-horizont of bouwvoor bestaande uit zwak zandige, matig humeuze, bruingrijze klei. Hieronder, tot op een diepte van,6 m mv, werd een laag matig siltige, licht grijsbruine komklei aangetroffen. Hieronder is tot op een diepte van minimaal 2, m mv sprake van een pakket mineraalarm (riet)veen. Op een diepte van,9 tot 1, m mv is overigens sprake van een dunne matig siltige kleilaag die wijst op een kortstondige, laag energetische overstroming van het veen, waarna opnieuw veenvorming heeft plaatsgevonden. Het veen kan worden gerekend tot het Hollandveen Laagpakket (Formatie van Nieuwkoop). Nergens werden oeverafzettingen dan wel vegetatiehorizonten aangetroffen. Ook is er geen sprake van een veraarde veentop of strandwalafzettingen in de ondergrond. 3.3.2 Kalkgehalte Enkele zand- en zandige kleilagen zijn in het veld onderzocht op het kalkgehalte. Gebleken is dat de overduidelijk opgebrachte zandlagen kalkrijk zijn. De overige zand- en zandige kleilagen zijn kalkarm. Blad 12 van 17

Antea Group Archeologie 216/14 projectnummer 4831 5 december 216 revisie N.V. Nederlandse Gasunie 3.3.3 Archeologie Er zijn tijdens het veldonderzoek geen archeologische indicatoren aangetroffen. Het gaat hier echter wel om een verkennende fase van het inventariserend veldonderzoek door middel van boringen. Het doel van de verkennende fase van het veldonderzoek is het in kaart brengen van de bodemopbouw en het aantonen van eventuele bodemverstoringen. De afwezigheid van archeologische indicatoren kan dan ook niet worden beschouwd als indicatie voor de afwezigheid van een archeologische vindplaats. Echter, gezien de aard van de bodemopbouw en mate van bodemverstoring wordt de kans hierop wel laag ingeschat. Blad 13 van 17

Antea Group Archeologie 216/14 projectnummer 4831 5 december 216 revisie N.V. Nederlandse Gasunie 4 Conclusies en advies 4.1 Conclusies Op basis van de resultaten van het veldonderzoek kunnen de onderzoeksvragen uit paragraaf 3.1. als volgt worden beantwoord: 1. Wat is de bodemopbouw en zijn er aanwijzingen voor bodemverstoringen? Knooppunt 3; boringen 3.6 3.1 De bodemopbouw ter plaatse van knooppunt 3 wordt, van boven naar beneden, gekenmerkt door de aanwezigheid van een,25,4 m dikke Ap-horizont of bouwvoor bestaande uit matig zandige klei of sterk siltige klei. Hieronder komen ter plaatse van boringen 3.6 en 3.7 één of twee sterk zandige kleilagen of zeer grof baksteenhoudend zand voor. In beide gevallen gaat het om een geroerd dan wel (deels) opgebracht pakket, dat mogelijk het gevolg is van de aanleg van een tijdelijke toegangsweg ten behoeve van de aanleg van de reeds bestaande leidingen. Onder het opgebrachte klei- en zandpakket dan wel direct onder de bouwvoor (boringen 3.8 3.1 is tot op een diepte van,45 tot,85 m mv sprake van matig siltige, licht grijsbruine klei dan wel sterk siltige, sterk humeuse, matig veenhoudende klei. Ter plaatse van boring 3.7 is echter allereerst sprake van een,1 m dunne, sterk zandige veenlaag waarna tot op een diepte van 1,2 m mv sprake is van matig siltige, neutraalgrijze klei. Onder de genoemde verstoorde (ophogings)lagen dan wel de aanwezige klei is vanaf een diepte van,6 tot 1,2 m mv sprake van een dik pakket mineraalarm tot zwak kleiig (riet)veen (Hollandveen laagpakket; Formatie van Nieuwkoop). Plaatselijk zijn hierin dikke en dunne plantenresten- en veenhoudende kleilagen aanwezig. Ter plaatse van boringen 3.9 en 3.1 is de bovenste 5 cm matig veraard. Nergens werden (intacte) (kreek)oeverafzettingen dan wel vegetatiehorizonten aangetroffen. Ook is er geen sprake van strandwalafzettingen in de ondergrond binnen 2, m mv. Intredepunt knooppunt 1; boringen 1.7 1.1 De bodemopbouw ter plaatse het intredepunt knooppunt 1 wordt, van boven naar beneden, gekenmerkt door de aanwezigheid van een,3 tot,4 m dikke Ap-horizont of bouwvoor bestaande uit zwak tot matig zandige bruingrijze klei. Hieronder is ter plaatse van boring 1.7 sprake van een dun geroerd kleipakket van,1 m dikte. Hieronder, en ter plaatse van boringen 1.8 1.1 is een,2 tot,3 m dikke laag komklei aanwezig. Vervolgens is in nagenoeg alle boringen sprake van een dik mineraalarm (riet)veenpakket behorende tot het Hollandveen Laagpakket (tot minimaal 2, m mv). Opgemerkt dient te worden dat ter plaatse van boring 1.7 nog een,3 m dikke matig zandige kleilaag bovenop het veen aanwezig is. Waarschijnlijk betreft het hier een overstromingsdek. Nergens werden oeverafzettingen dan wel vegetatiehorizonten aangetroffen. Ook is er geen sprake van een veraarde veentop of strandwalafzettingen in de ondergrond. Uittredepunt knooppunt 1; boringen 1.1 1.6 De bodemopbouw ter plaatse van boringen 1.1 1.4 wordt, van boven naar beneden, gekenmerkt door de aanwezigheid van een,3 m dikke Ap-horizont of bouwvoor bestaande uit matig fijn zand dan wel matig zandige klei. Hieronder komen (tot op 1,2 tot 1,5 m mv) twee of meer geroerde dan wel opgehoogde zandlagen voor. Ter plaatse van boringen 1.1 en 1,5 is vervolgens sprake van zeer fijn, sterk siltig, donkergrijs zand. Ter plaatse van boringen 1.2 en 1.3. is onder het genoemde opgebrachte zandpakket sprake van een,3 m dikke laag sterk zandige klei met veenlaagjes. Vervolgens is tot op 1,9 m mv sprake van zeer fijn, sterk siltig, neutraalgrijs zand met kleilaagjes en vervolgens matig siltige, zwak veenhoudende, donkergrijze Blad 14 van 17

Antea Group Archeologie 216/14 projectnummer 4831 5 december 216 revisie N.V. Nederlandse Gasunie klei. Deze afzettingen worden gerekend tot getijde- of kreekafzettingen respectievelijk komafzettingen. Boringen 1.5 en 1.6 zijn ten oosten van de sloot langs de Rietpolderweg gezet (dit gebied ligt flink lager). De bodemopbouw wordt hier, van boven naar beneden, gekenmerkt door de aanwezigheid van een,3 m dikke Ap-horizont of bouwvoor bestaande uit zwak zandige, matig humeuse, bruingrijze klei. Hieronder, tot op een diepte van,6 m mv, werd een laag matig siltige, licht grijsbruine komklei aangetroffen. Hieronder is tot op een diepte van minimaal 2, m mv sprake van een pakket mineraalarm (riet)veen. Op een diepte van,9 tot 1, m mv is overigens sprake van een dunne matig siltige kleilaag die wijst op een kortstondige, laag energetische overstroming van het veen, waarna opnieuw veenvorming heeft plaatsgevonden. Het veen kan worden gerekend tot het Hollandveen Laagpakket (Formatie van Nieuwkoop). Nergens werden oeverafzettingen dan wel vegetatiehorizonten aangetroffen. Ook is er geen sprake van een veraarde veentop of strandwalafzettingen in de ondergrond. Enkele zand- en zandige kleilagen zijn in het veld onderzocht op het kalkgehalte. Gebleken is dat de overduidelijk opgebrachte zandlagen kalkrijk zijn. De overige zand- en zandige kleilagen zijn kalkarm. 2. Is er binnen het plangebied een vindplaats aanwezig en/of zijn er archeologische indicatoren aangetroffen die hierop kunnen wijzen? Zo ja, wat is de aard, conserveringstoestand en datering van deze indicatoren/vindplaats? Nee, Er zijn tijdens het veldonderzoek geen archeologische indicatoren aangetroffen. Het gaat hier echter wel om een verkennende fase van het inventariserend veldonderzoek door middel van boringen. Het doel van de verkennende fase van het veldonderzoek is het in kaart brengen van de bodemopbouw en het aantonen van eventuele bodemverstoringen. De afwezigheid van archeologische indicatoren kan dan ook niet worden beschouwd als indicatie voor de afwezigheid van een archeologische vindplaats. Echter, gezien de aard van de bodemopbouw en mate van bodemverstoring wordt de kans hierop wel laag ingeschat. 3. Indien archeologische lagen aanwezig zijn; op welke diepte bevinden deze zich en wat is de maximale diepte? Niet van toepassing (er zijn geen archeologische lagen aangetroffen). 4. Waaruit bestaat of bestaan deze archeologische laag of lagen? Niet van toepassing (er zijn geen archeologische lagen aangetroffen). 5. In welke mate wordt een eventueel aanwezige vindplaats verstoord door realisatie van geplande bodemingrepen? Niet van toepassing. 6. Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt? Niet van toepassing. 7. In welke mate stemmen de resultaten van het veldwerk overeen met de verwachtingen van de bureaustudie? Op basis van het bureauonderzoek werd rekening gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische resten uit diverse perioden in de top van de strandwalafzetting, eventueel aanwezige oeverafzettingen en in de top van het veen (indien veraard). Dergelijke resten zijn Blad 15 van 17

Antea Group Archeologie 216/14 projectnummer 4831 5 december 216 revisie N.V. Nederlandse Gasunie echter niet aangetroffen. Ook zijn er binnen de beboorde diepte geen strandwalafzettingen, oeverafzettingen of vegetatieniveaus aangetroffen, en is de top van het veen niet veraard. 8. Wat zijn de aanbevelingen? Is nader onderzoek noodzakelijk? En zo ja, waaruit kan deze bestaan? Zie hiervoor paragraaf 4.2. 4.2 (Selectie)advies Geadviseerd wordt om de drie deelgebieden, voor wat betreft archeologie, vrij te geven ten gunste van de voorgenomen werkzaamheden en wel om de volgende redenen: 1. Nergens werden (intacte) oeverafzettingen aangetroffen; 2. Nergens werden vegetatiehorizonten aangetroffen; 3. Met uitzondering van boringen 3.9 en 3.1 is er geen veraarde veentop aanwezig, en ter plaatse van boringen 3.9 en 3.1 is hiervan slechts 5 cm over; 4. Er zijn geen aanwijzingen gevonden om de aanwezigheid van veenterpjes of huisplaatsen te veronderstellen; 5. Er zijn geen aanwijzingen voor strandwalafzettingen in de ondergrond (binnen 2 m mv). De implementatie van de bovenstaande aanbeveling is afhankelijk van het oordeel van de bevoegde overheid, in deze de gemeente Leidschendam-Voorburg. Dezen dienen een selectiebesluit te nemen. Ook voor vrijgegeven (delen van) plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Op grond van artikel 5.1 van de Erfgoedwet dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: telefoon 33-4217456). Een vondstmelding bij de gemeentelijk of provinciaal archeoloog kan ook. Antea Group Heerenveen, december 216 Blad 16 van 17

Antea Group Archeologie 216/14 projectnummer 4831 5 december 216 revisie N.V. Nederlandse Gasunie Literatuur en geraadpleegde bronnen Tol, A., P. Verhagen & M. Verbruggen, 212: Leidraad inventariserend veldonderzoek. Deel: karterend booronderzoek. SIKB. Wink, K., 215: RijnlandRoute deelgebied Europaweg knooppunt Ommedijk. Gemeenten Leiden, Wassenaar, Voorschoten, Leidschendam-Voorburg en Zoeterwoude. Actualisatie van het bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek in het kader van het PIP en Tracé Besluit (versie 1.) (RAAP-rapport 2884). RAAP Archeologisch Adviesbureau. Blad 17 van 17

Bijlage 1: Archeologische perioden

Bijlage 1: Archeologische perioden Als bijlage op de resultaten en verzamelde gegevens wordt hieronder een algemene ontwikkeling van de bewonersgeschiedenis in Nederland geschetst. Gedurende het paleolithicum (3.-88 voor Chr.) hebben moderne mensen (homo sapiens) onze streken tijdens de warmere perioden wel bezocht, doch sporen uit deze periode zijn zeldzaam en vaak door latere omstandigheden verstoord. De mensen trokken als jager-verzamelaars rond in kleine groepen en maakten gebruik van tijdelijke kampementen. De verschillende groepen jager-verzamelaars exploiteerden kleine territoria, maar verbleven, afhankelijk van het seizoen, steeds op andere locaties. In het mesolithicum (88-49 voor Chr.) zette aan het begin van het Holoceen een langdurige klimaatsverbetering in. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor geleidelijk een bosvegetatie tot ontwikkeling kwam en de variatie in flora en fauna toenam. Ook in deze periode trokken de mensen als jager-verzamelaars rond. Voorwerpen uit deze periode bestaan voornamelijk uit voor de jacht ontworpen vuurstenen spitsjes. De hierop volgende periode, het neolithicum (53-2 voor Chr.), wordt gekenmerkt door een overschakeling van jager-verzamelaars naar sedentaire bewoners, met een volledig agrarische levenswijze. Deze omwenteling ging gepaard met een aantal technische en sociale vernieuwingen, zoals huizen, geslepen bijlen en het gebruik van aardewerk. Door de productie van overschot kon de bevolking gaan groeien en die bevolkingsgroei had tot gevolg dat de samenleving steeds complexer werd. Uit het neolithicum zijn verschillende grafmonumenten bekend, zoals hunebedden en grafheuvels. Het begin van de bronstijd (2-8 voor Chr.) valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen, zoals bijlen. Het gebruik van vuursteen was hiermee niet direct afgelopen. Vuursteenmateriaal uit de bronstijd is meestal niet goed te onderscheiden van dat uit andere perioden. Het aardewerk is over het algemeen zeldzaam. De grafheuveltraditie die tijdens het neolithicum haar intrede deed werd in eerste instantie voortgezet, maar rond 12 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden opgeworpen, eventueel omgeven door een greppel. In de ijzertijd (8-12 voor Chr.) werden de eerste ijzeren voorwerpen gemaakt. Ten opzichte van de bronstijd traden er in de aardewerktraditie en in het gebruik van vuursteen geen radicale veranderingen op. De mensen woonden in verspreid liggende hoeven of in nederzettingen van enkele huizen. Op de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen (celtic fields). In deze periode werden de kleigebieden ook in gebruik genomen door mensen afkomstig van de zandgebieden. Opvallend zijn de verschillen in materiële welstand. Er zijn zogenaamde vorstengraven bekend in Zuid-Nederland, maar de meeste begravingen vonden plaats in urnenvelden. Met de Romeinse tijd (12 voor Chr. tot 45 na Chr.) eindigt de prehistorie en begint de geschreven geschiedenis. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als rijksgrens van het Romeinse Rijk ingesteld. Ter controle van deze zogenaamde limes werden langs de Rijn castella (militaire forten) gebouwd. De inheems leefwijze handhaafde zich wel, ook al werd de invloed van de Romeinen steeds duidelijker in soorten aardewerk (o.a. gedraaid) en een betere infrastructuur. Onder meer ten gevolge van invallen van Germaanse stammen ontstond er instabiliteit wat uiteindelijk leidde tot het instorten van de grensverdediging langs de Rijn. Over de middeleeuwen (45-15 na Chr.), en met name de vroege middeleeuwen (45-1 na Chr.), zijn nog veel zaken onbekend. Archeologische overblijfselen zijn betrekkelijk schaars. De politieke macht was na het wegvallen van de Romeinen in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Vanaf de 1 e eeuw ontstaat er weer enige stabiliteit en is een toenemende feodalisering zichtbaar. Door bevolkingsgroei en gunstige klimatologische omstandigheden werd in deze periode een begin gemaakt met het ontginnen van bos, heide en veen. Veel van onze huidige steden en dorpen dateren uit deze periode. De hierop volgende periode 15 heden wordt aangeduid als nieuwe tijd.

Bijlage 2: Archeologische Monumentenzorg (AMZ)

Schema Archeologische Monumentenzorg (AMZ)

Schema Archeologische Monumentenzorg (AMZ) Verklarende woordenlijst Archeologische Monumentenzorg (AMZ) Archeologische begeleiding (STAP 5c) Een archeologische begeleiding wordt uitgevoerd wanneer proefsleuven of en opgraving niet mogelijk zijn door bijvoorbeeld civieltechnische beperkingen. Archeologische indicatoren Hiermee worden aanwijzingen in de bodem bedoeld die duiden op menselijke activiteiten in het verleden, zoals aardewerkscherven, houtskool, botmateriaal, vondstlagen, etc. Archis Archeologisch informatiesysteem voor Nederland. Een digitale databank met gegevens over archeologische vindplaatsen en terreinen. Bureauonderzoek (STAP 1) Het bureauonderzoek is een rapportage waarin een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel wordt opgesteld aan de hand van geomorfologische en bodemkaarten, de Archeologische Monumentenkaart (AMK), het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS), historische kaarten en archeologische publicaties. Fysiek beschermen (STAP 4c) De archeologische resten blijven in de bodem behouden door bijvoorbeeld planaanpassingen. Geofysisch onderzoek Meetapparatuur brengt archeologische verschijnselen in de bodem driedimensionaal in kaart zonder te boren of te graven. Dit kan bijvoorbeeld door radar-, weerstandsonderzoek of elektromagnetische metingen. Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Dit model geeft op detailniveau voor het plangebied aan wat aan archeologische vindplaatsen aanwezig kan zijn. Op basis van dit verwachtingsmodel wordt bepaald of een inventariserend veldonderzoek nodig is en wat de juiste methode is om eventueel aanwezige archeologische resten aan te tonen. Inventariserend veldonderzoek (IVO) (STAP 2) Tijdens een inventariserend veldonderzoek worden archeologische waarden in het veld geïnventariseerd en gedocumenteerd. Waar is wat in de bodem aanwezig? De inventarisatie kan bestaan uit een inventariserend veldonderzoekoverig (door middel van een booronderzoek, veldkartering en/of geofysisch onderzoek) en/of een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven. Wat de beste methode is, hangt sterk af van de omstandigheden en de aard van de vindplaats. Inventariserend veldonderzoek - overig (IVO-o) (STAP 2b of 2c) Bij een Inventariserend veldonderzoek - overig door middel van boringen (IVOo) worden boringen gezet door middel van een handboor of guts. Inventariserend veldonderzoek -proefsleuven (IVO-p) (STAP 2f) Proefsleuven zijn lange sleuven van twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar aanwijzingen zijn voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen. Inventariserend veldonderzoek (IVO) - Verkennende fase (STAP 2b) Wanneer bij het bureauonderzoek onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om een gespecificeerd verwachtingsmodel op te stellen, wordt een inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd. In deze fase wordt onderzocht of de bodem nog intact is, wat de bodemopbouw is en hoe deze invloed heeft gehad op de locatiekeuze van de mens in het verleden. Het onderzoek is bedoeld om kansarme zones om archeologische resten aan te treffen uit te sluiten en kansrijke zones te selecteren voor vervolgonderzoek. Een verkennend onderzoek kent een relatief lage onderzoeksintensiteit en wordt meestal uitgevoerd door middel van boringen. Inventariserend veldonderzoek (IVO) - Karterende fase (STAP 2c of 2f) Tijdens een inventariserend veldonderzoek - karterende fase wordt het plangebied systematisch onderzocht op de aanwezigheid van archeologische sporen en/of vondsten. De intensiteit van onderzoek is groter dan in de verkennende fase, bijvoorbeeld door een groter aantal boringen per hectare of door het aanleggen van proefsleuven. Inventariserend veldonderzoek (IVO) - Waarderende fase (STAP 2f) Tijdens de waarderende fase wordt aangegeven of de aangetroffen archeologische vindplaatsen behoudenswaardig zijn. Dat betekent dat de aard, omvang, datering, conservering en inhoudelijke kwaliteit van de vindplaats(en) wordt vastgesteld. Wanneer de waardering van de archeologische resten laag is, hoeft geen verder archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het plangebied wordt 'vrijgegeven'. Wanneer de resten behoudenswaardig zijn, wordt in eerste instantie behoud in situ (ter plekke in de bodem) nagestreefd. Wanneer dit door de voorgenomen ontwikkelingen niet mogelijk is, wordt vervolgonderzoek uitgevoerd in de vorm van een opgraving of archeologische begeleiding. Vaak wordt deze fase gecombineerd uitgevoerd met het inventariserend veldonderzoek karterende fase. Opgraving (STAP 5c) Wanneer door de toekomstige ontwikkelingen aanwezige archeologische resten in de bodem niet behouden kunnen worden, wordt een opgraving uitgevoerd. Tijdens de opgraving worden archeologische resten gedocumenteerd, gefotografeerd en bestudeerd. Hierdoor wordt informatie over het verleden zo goed mogelijk vastgelegd en behouden. Plan van Aanpak (PvA) (STAP 2a) Voor een booronderzoek is een Plan van Aanpak (PvA) noodzakelijk. Het PvA beschrijft hoe het veldwerk wordt uitgevoerd en uitgewerkt. Programma van Eisen (PvE) (STAP 2d of 5a) Voor het uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek - proefsleuven, archeologische begeleiding of opgraving is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk. Het PvE beschrijft het doel, vraagstelling en uitvoeringsmethode van het archeologisch onderzoek. Dit document wordt beschouwd als basisdocument voor archeologisch veldonderzoek waarmee de inhoudelijke kwaliteit gewaarborgd wordt. Het PvE wordt goedgekeurd door het bevoegd gezag (gemeente, provincie of het rijk). Quickscan In een quickscan wordt geïnventariseerd of en waar archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Selectieadvies (STAP 3) In het selectieadvies wordt op archeologisch inhoudelijke argumenten het advies gegeven welke delen van het plangebied vrijgegeven kunnen worden voor verdere ontwikkeling en welke delen behouden of opgegraven moeten worden. Selectiebesluit (STAP 4) De bevoegde overheid (gemeente, provincie of soms het rijk) geeft op basis van het selectieadvies aan welke maatregelen genomen worden. De bevoegde overheid kan van het selectieadvies afwijken indien zij dat nodig acht. Veldkartering Bij een veldkartering wordt het plangebied systematisch belopen om archeologische oppervlaktevondsten te verzamelen.

Bijlage 3: Boorprofielen

Legenda (NEN 514 en ASB) laaggrens (wordt bepaald voor de ondergrens van de beschreven laag) <,3 cm D,3 - < 3 cm E > 3 cm scherpe overgang overgang geleidelijk diffuse overgang amorfiteit veen (veraardheid)? zwak amorf niet tot zwak veraarde resten A matig amorf structuur nog zichtbaar @ sterk amorf sterk veraard, structuurloos gezeefd traject

Projectnr.: 4831 IVO Rijnlandroute Bijlage 3: Profielbeschrijvingen met waarnemingen Boring: 1.1 Coördinaten: 92261,94 / 459499,4 weiland Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, licht bruingrijs, scherp, A-horizont, omgewerkte -25 3 grond -5-75 5 Zand, matig fijn, sterk siltig, matig humeus, bruingrijs, scherp, omgewerkte grond Zand, matig fijn, sterk siltig, matig humeus, licht grijsbeige, scherp, omgewerkte grond Boring: 1.2 Coördinaten: 92244,4 / 459471,94 weiland Klei, matig zandig, zwak humeus, licht bruingrijs, scherp, A-horizont, bouwvoor -25 3-5 -75 5 Zand, matig fijn, sterk siltig, matig humeus, bruingrijs, scherp, omgewerkte grond Zand, matig fijn, sterk siltig, matig humeus, licht grijsbeige, scherp, omgewerkte grond Boring: 1.3 Coördinaten: 92221,6 / 459436,39 weiland Klei, matig zandig, zwak humeus, licht bruingrijs, scherp, A-horizont, bouwvoor -25 3-5 -75 5 Zand, matig fijn, sterk siltig, matig humeus, bruingrijs, scherp, omgewerkte grond Zand, matig fijn, sterk siltig, matig humeus, licht grijsbeige, scherp, omgewerkte grond -1-1 -1-125 12 Zand, matig fijn, matig siltig, sterk schelphoudend, neutraalgrijs, geleidelijk, omgewerkte grond -125 12 Klei, sterk zandig, laagjes veen, neutraalgrijs, geleidelijk -125 12 Klei, sterk zandig, laagjes veen, neutraalgrijs, geleidelijk -15 15 Zand, zeer fijn, sterk siltig, donkergrijs, geleidelijk -15 15 Zand, zeer fijn, sterk siltig, laagjes klei, neutraalgrijs, geleidelijk -15 15 Zand, zeer fijn, sterk siltig, laagjes klei, neutraalgrijs, geleidelijk -175-175 -175-2 2-2 19 2 Klei, matig siltig, zwak veenhoudend, donkergrijs -2 19 2 Klei, matig siltig, zwak veenhoudend, donkergrijs Boring: 1.4 Coördinaten: 92198,55 / 45941,6 weiland Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, licht bruingrijs, scherp, A-horizont, omgewerkte -25 3 grond -5-75 -1-125 -15 5 12 15 Zand, matig fijn, sterk siltig, matig humeus, bruingrijs, scherp, omgewerkte grond Zand, matig fijn, sterk siltig, matig humeus, licht grijsbeige, scherp, omgewerkte grond Zand, matig fijn, matig siltig, sterk schelphoudend, neutraalgrijs, geleidelijk, omgewerkte grond Zand, zeer fijn, sterk siltig, donkergrijs, geleidelijk Boring: 1.5 Coördinaten: 92224,44 / 45942,16 weiland Klei, zwak zandig, matig humeus, bruingrijs, scherp, A-horizont, bouwvoor -25-5 -75-1 -125-15 3 6 9 1 Klei, matig siltig, licht grijsbruin, scherp Veen, mineraalarm, donkerbruin, scherp, Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laag Klei, matig siltig, donkergrijs, scherp Veen, mineraalarm, sterk riethoudend, Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laag Boring: 1.6 Coördinaten: 92253,82 / 459469,31 weiland Klei, zwak zandig, matig humeus, bruingrijs, scherp, A-horizont, bouwvoor -25-5 -75-1 -125-15 3 6 9 1 Klei, matig siltig, licht grijsbruin, scherp Veen, mineraalarm, donkerbruin, scherp, Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laag Klei, matig siltig, donkergrijs, scherp Veen, mineraalarm, sterk riethoudend, Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laag -175-175 -175-2 2-2 2-2 2 Schaal Getekend volgens NEN 514

Projectnr.: 4831 IVO Rijnlandroute Bijlage 3: Profielbeschrijvingen met waarnemingen Boring: 1.7 Coördinaten: 91541,89 / 458549,54 weiland Klei, matig zandig, matig humeus, bruingrijs, scherp, A-horizont, bouwvoor Boring: 1.8 Coördinaten: 91531,65 / 458536,89 weiland Klei, zwak zandig, matig humeus, bruingrijs, scherp, A-horizont, bouwvoor Boring: 1.9 Coördinaten: 91518,99 / 458521,84 weiland Klei, zwak zandig, matig humeus, bruingrijs, scherp, A-horizont, bouwvoor -25-5 -75-1 -125 4 5 7 1 Klei, uiterst siltig, zwak humeus, brokken zand, bruingrijs, scherp, roestvlekken: weinig, omgewerkte grond Klei, sterk siltig, zwak humeus, matig wortelhoudend, donker bruingrijs, geleidelijk Klei, matig zandig, zwak humeus, donker bruingrijs, geleidelijk Veen, mineraalarm, donker, scherp, Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laag -25-5 -75-1 -125 3 6 9 1 Klei, matig siltig, licht grijsbruin, scherp Veen, mineraalarm, donkerbruin, scherp, Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laag Klei, matig siltig, donkergrijs, scherp Veen, mineraalarm, sterk riethoudend, Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laag -25-5 -75-1 -125 3 6 9 1 Klei, matig siltig, licht grijsbruin, scherp Veen, mineraalarm, donkerbruin, scherp, Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laag Klei, matig siltig, donkergrijs, scherp Veen, mineraalarm, sterk riethoudend, Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laag -15-175 15 Veen, mineraalarm, matig riethoudend, neutraalbruin, rietveen, Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laag -15-175 -15-175 -2 2-2 2-2 2 Boring: 1.1 Coördinaten: 9156,45 / 45857,28 weiland Klei, zwak zandig, matig humeus, bruingrijs, scherp, A-horizont, bouwvoor -25-5 -75-1 -125 3 6 9 Klei, matig siltig, licht grijsbruin, scherp Veen, mineraalarm, donkerbruin, scherp, Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laag Veen, mineraalarm, sterk riethoudend, Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laag Boring: 3.6 Coördinaten: 92174,62 / 46185,2 gras Klei, matig zandig, zwak humeus, bruingrijs, scherp, omgewerkte grond -25-5 -75-1 -125 25 6 7 85 Klei, sterk zandig, zwak roesthoudend, zwak schelphoudend, licht grijsbruin, scherp, opgebrachte grond Klei, matig zandig, zwak humeus, zwak schelphoudend, donkergrijs, scherp, omgewerkte grond Klei, sterk siltig, sterk humeus, matig veenhoudend, donker grijsbruin, geleidelijk Veen, mineraalarm, matig riethoudend, neutraalbruin Boring: 3.7 Coördinaten: 92191,21 / 46154,64 gras Klei, matig zandig, zwak humeus, matig roesthoudend, bruingrijs, scherp, omgewerkte grond -25 3-5 -75-1 -125 7 8 12 Zand, zeer grof, kleiïg, matig baksteenhoudend, neutraalgrijs, scherp, opgebrachte grond Veen, sterk zandig, donkerbruin, scherp Klei, matig siltig, neutraalgrijs, scherp, Sporen gevlekt Veen, mineraalarm, matig riethoudend, neutraalbruin -15-15 -15-175 -175-175 -2 2-2 2-2 2 Schaal Getekend volgens NEN 514

Projectnr.: 4831 IVO Rijnlandroute Bijlage 3: Profielbeschrijvingen met waarnemingen Boring: 3.8 Coördinaten: 92211,11 / 46189,58 gras Klei, sterk siltig, zwak humeus, bruingrijs, A-horizont Boring: 3.9 Coördinaten: 92227,32 / 46159,3 gras Klei, sterk siltig, zwak humeus, bruingrijs, A-horizont Boring: 3.1 Coördinaten: 9224,58 / 46131,99 gras Klei, sterk siltig, zwak humeus, bruingrijs, A-horizont -25-5 -75 4 5 Klei, matig siltig, licht grijsbruin, scherp Veen, mineraalarm, sterk riethoudend, neutraalbruin, rietveen -25-5 -75 3 45 5 Klei, matig siltig, licht grijsbruin, scherp Veen, zwak kleiïg, donkerbruin Veen, mineraalarm, sterk riethoudend, neutraalbruin, rietveen -25-5 -75 4 45 Veen, zwak kleiïg, donkerbruin Veen, mineraalarm, sterk riethoudend, neutraalbruin, rietveen -1-1 -1-125 -125-125 -15-15 -15-175 -175-175 -2 2-2 2-2 2 Schaal Getekend volgens NEN 514

Kaartbijlagen

bbooss 2. 7- B 16 4588 248 248 6 A DN 75 g RRi eietpt pool deer 4594 rwwe eg 2293 2293 L1 W M D 25 a H 12" W-514-1-KR-47-B16 "A 3 bos en 924 da m er VERKLARING: 1.1 1 2 C 12-1-216 Nr Datum BORING MET NUMMER 3 4m CONCEPT A.B. Wijziging N.V. NEDERLANDSE GASUNIE Tek Tekenaar Schaal A. Bos 1:1 Projectleider Rijnlandroute te Leidien Formaat J.L de Jong A3 1 IN 1 Status Archeologisch onderzoek knooppunt 1 intredepunt rin integ r a e rawt grwe e r g buru erbr g bu Gem LEIDEN 1 ag M r ee e rg st O M ST 3 2-B 16 R7-K -51 DN 4594 Am PW IJ K K 1-B 16 R7-K -51 "A -A - 2 KR 17 -. 1 DN312W-5 " W-5 141-1-K 4- RR 1-K -- 474-A 7-A 1616 VVin inkk eppa add Lis le Ge 16 27 A5 Ø3/12" W-514-1-KR-47-B16 -D Rie 51 N77tpo K lde 5R rwe -A- g 521-7AK 16R - 3 "A 2-A -51 16 7-K R 2-B 16 bos 922 75 A4. stuw g 15 H old ofp Lis 3291 A4 1.4 le Ge d a erp g we s jk Ri 26 Lis 1.5 247 2" /1 Ø3 DN3 W-5 14-1-KR- 47-A16 922 3 923"3A"5A17-5-1K 7R3--K " R-1A51 1 7-K R 1 W- 51 VVin inkk eppa add 4-1-K R- 4 bboss Rietv oornp ad 13. 3291 m le Ge 1.3 d paad nnp r r oo tvtv e i e RRi. 248 1.6 ARCHEOLOGIE 75 1.2 12 3291 3291 R 1.1 4595 W-514-1W-514-1E2774 BB E2774 W-514-1E2774 W i j z. n r. INTERN C www.anteagroup.nl Tekeningnummer 4831-S1 R:\45\4831\Acad\BOORPLANNEN\4831-S1-S3.dwg rw e et rin

A4 Recreatie g E22 BE A-517- E23 A4 bos Hofpolderpad ARCHEOLOGIE Uittredepunt X=91531.5 1.8 1.7 Y=458538.95 1.1 1.9 Den Haag VERKLARING: 1.1 BORING MET NUMMER bos A4 1 2 3 4m C 12-1-216 CONCEPT A.B. Nr Datum Wijziging Tek A4 N.V. NEDERLANDSE GASUNIE Rijnlandroute te Leidien Archeologisch onderzoek knooppunt 1 uittredepunt T e k e n i n g n u m m e r 4831-S2 T e k e n a a r A. Bos P r o j e c t l e i d e r J.L de Jong S c h a a l F o r m a a t 1 IN 1 Status W i j z. n r. INTERN www.anteagroup.nl 1:1 A3 C R:\45\4831\Acad\BOORPLANNEN\4831-S1-S3.dwg

P217 2189 1 16.61m 924 463 E1 BD 2297 BD W-535-1- W-514-1- E2869 BEGIN VERLEGGING 8" W-535-1-KR-1 3 " A-517-KR-1 G2219 W-535-11- A-517- E1 BC 12" W-514-1-KR-48 1.m Gem. LEIDEN LEIDEN V 3 " A-517-KR-1-B16 12" W-514-1-KR-48-B16 2178 9245 4625 LEIDEN V Gem. LEIDSCHENDAM-VOORBURG 2. 1 4615 9215 3.6 STOMPWIJK K 3.7 3.8 P62 buiten beschermingszone ARCHEOLOGIE 3.9 P62 P217 DN3 W-514-1-KR-48-A16 DN3 A-517-KR-1-A16 DN3 W-514-1-KR-48-A16 2188 2189 VERKLARING: 3.1 BORING MET NUMMER Rietpolderweg kernzone profiel van vrije ruimte beschermzone 3.1 Gem. LEIDEN GRENS ONDERZOEKGEBIED PLANGEBIED kernzone Recreatie gebied 'Vlietland' beschermzone bos EINDE VERLEGGING bos bos 3 " A-517-KR-1 12" W-514-1-KR-48 3291 Gem. LEIDSCHENDAM-VOORBURG buiten beschermingszone 1 2 3 4m C 2-11-216 CONCEPT A.B. Nr Datum Wijziging Tek parkeerterrein Rietpolderweg 465 kernzone Ø3/12" W-514-1-KR-48 3 " A-517-KR-1 N.V. NEDERLANDSE GASUNIE Rijnlandroute te Leidien T e k e n a a r A. Bos P r o j e c t l e i d e r J.L de Jong S c h a a l 1:1 F o r m a a t A3 1 IN 1 Cultuurtechnisch onderzoek knooppunt 3 Status W i j z. n r. INTERN www.anteagroup.nl C 9215 kernzone T e k e n i n g n u m m e r 4831-S3 R:\45\4831\Acad\BOORPLANNEN\4831-S1-S3.dwg

Over Antea Group Van stad tot land, van water tot lucht; de adviseurs en ingenieurs van Antea Group dragen in Nederland sinds jaar en dag bij aan onze leefomgeving. We ontwerpen bruggen en wegen, realiseren woonwijken en waterwerken. Maar we zijn ook betrokken bij thema s zoals milieu, veiligheid, assetmanagement en energie. Onder de naam Oranjewoud groeiden we uit tot een allround en onafhankelijk partner voor bedrijfsleven en overheden. Als Antea Group zetten we deze expertise ook mondiaal in. Door hoogwaardige kennis te combineren met een pragmatische aanpak maken we oplossingen haalbaar én uitvoerbaar. Doelgericht, met oog voor duurzaamheid. Op deze manier anticiperen we op de vragen van vandaag en de oplossingen van de toekomst. Al meer dan 6 jaar. Contactgegevens Tolhuisweg 57 8443 DV HEERENVEEN Postbus 24 844 AA HEERENVEEN T. (513) 63 43 13 E. jet.tolsma@anteagroup.com ISSN: 157-6273 Copyright 216 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs. www.anteagroup.nl Disclaimer Antea Group aanvaardt op generlei wijze aansprakelijkheid voor schade welke voortvloeit uit beslissingen genomen op basis van de resultaten van archeologisch (voor)onderzoek.