Grofwildbeheer in de praktijk mei 2008
Inhoud 1 Inleiding 1.1 Grofwildbeheer 1.2 Wettelijk kader 1.3 Ontwikkelingen 2 Soortbeschrijvingen 2.1 Ree 2.1.1 Kenmerken 2.1.2 Leefwijze 2.1.3 Aanspreken 2.1.4 Populatiebeheer 2.2 Wild zwijn 2.2.1 Kenmerken 2.2.2 Leefwijze 2.2.3 Aanspreken 2.2.4 Populatiebeheer 2.3 Edelhert 2.3.1 Kenmerken 2.3.2 Leefwijze 2.3.3 Aanspreken 2.3.4 Populatiebeheer 2.4 Damhert 2.4.1 Kenmerken 2.4.2 Leefwijze 2.4.3 Aanspreken 2.4.4 Populatiebeheer 2.5 Moeflon 2.5.1 Kenmerken 2.5.2 Leefwijze 2.5.3 Aanspreken 2.5.4 Populatiebeheer 3 Uitvoeringsmethoden 3.1 Uitgangspunten 3.1.1 Rust 3.1.2 Zekerheid 3.1.3 Gevoeligheid 3.1.4 Omgevingsfactoren 3.2 Bejagingsmethoden 3.2.1 Aanzitjacht 3.2.2 Bersjacht 3.2.3 Lokjacht 3.2.4 Jacht met lokvoer 9 9 10 12 15 15 15 19 23 26 27 27 30 35 37 38 38 43 49 51 53 54 57 59 61 61 61 64 68 69 73 73 73 74 76 77 80 80 83 85 86
3.3 Terreininrichting 3.3.1 Aanzitplaatsen 3.3.2 Zitplaatsen 3.4 Effectiviteit van bejaging 4 Effectief jagen 4.1 Wanneer jagen 4.1.1 Periode 4.1.2 Tijdstip 4.2 Waar jagen 4.3 Hoe jagen 4.4 Bepaling leeftijd en constitutie 4.4.1 Selectie op geslacht en leeftijd 4.4.2 Selectie op constitutie 4.4.3 Selectie in de praktijk 4.5 Praktijksituaties 5 Schot en nazorg 88 88 92 96 99 99 99 102 104 110 113 113 117 118 119 129 5.1 Benodigdheden 5.2 Schot 5.3 Schottekens en nazoek 5.3.1 Bladschot 5.3.2 Loperschot 5.3.3 Weidschot en nierschot 5.3.4 Krellschot 5.4 Omgang met geschoten wild 5.4.1 Hygiëne 5.4.2 Ontweiden 5.4.3 Keuring en wildmerken 129 136 140 141 142 143 144 145 145 146 147 Verklarende woordenlijst 149 Literatuur 153 Adressen 155 Register 157
G r ofwi Grof wild ldbe behe heer er in de p raktijj k Zeug met streepjesbiggen, die in de winter zijn geworpen. Foto: P.B. Bruine biggen van 8-12 maanden oud en streepjesbiggen die vroeg in de zomer zijn geworpen. Foto: J.P. Zeug met duidelijk zichtbare tepels, waaruit blijkt dat ze zogend is. Foto: J.P. Keiler met duidelijk zichtbare houwer en haderer en penseel. Foto: H.D. 28
2 Keilers kunnen een gewicht bereiken tot circa 150 kg en zeugen tot 125 kg. De gemiddelde gewichten liggen echter beduidend lager ( 100 kg en 75 kg). De schouderhoogte bedraagt ongeveer 1 meter. In de eerste twee levensjaren is de gewichtsontwikkeling bij wilde zwijnen het grootst, ze bereiken dan 90% van hun uiteindelijke gewicht. Gewicht speelt bij wilde zwijnen een bepalende rol in de reproductie. In goede voedselsituaties met extreem veel eikels en/of beukennoten worden biggen boven de 30 kg beslagen en doen ze naast de zeugen mee aan de reproductie. In normale of slechte voedselsituaties zorgen alleen de zeugen voor aanwas. Soortbeschrijvingen Gewichten en maten Vachtkleur en verharing De dunne zomervacht van overlopers, zeugen en keilers is donker- tot zilvergrijs met in de regel een donkere (zwarte) tekening rond de oren, neus, rug, staart en poten. De dikke wintervacht is afhankelijk van de leeftijd zwartbruin tot zwart en bestaat uit lang borstelig haar en wollig onderhaar. De borstel (rugkam) bestaat uit lange stijve haren. Linksboven: zeug in zomerhaar. Rechtsboven: zeug in winterhaar. Onder: wintervacht met dik isolerende onderhaar. Foto s boven: P.B. Foto onder: G.J.S. 29
G r ofwi Grof wild ldbe behe heer er in de p raktijj k Tabel 10 Kenmerken voor het aanspreken van kaalwild van edelhert. Kalf Smaldier Hinde 2 t/m ± 12 jaar Hinde > ± 12 jaar Zomer witte vlekken duidelijk plast vanuit achterzijde plast vanonder de buik korte dunne nek korte kop geen uier buiklijn recht vroege verharing alert gedrag rustige bewegingen kalf + uier sterke nek buik licht doorhangend knokig lichaam lange kop (vioolkast) soms kalf en uier duidelijke hangbuik late verharing Herfst witte vlekken vervagen speels gedrag Winter groei rozenstokken sterke moederbinding teruggetrokken gedrag Lente begin geweigroei vroege verharing late verharing Tabel 11 50 Kenmerken voor het aanspreken van geweidragers van edelhert. Spitser Jong, 2 t/m 4 jaar Volwassen, 5 t/m ± 12 jaar Oud > ± 12 jaar Zomer bastgewei slank lichaam spitse korte kop vegen buik licht doorhangend slanke kop vegen duidelijke hangbuik korte kop hangende keelhuid alert gedrag vegen korte brede kop zwaar hangende keelhuid Herfst vegen spitsergewei vroege verharing actief gedrag geen overbouwd lichaam (onvolgroeid) bepalend gedrag forse bronstmanen overbouwd lichaam voor passief gedrag zware bronstmanen late verharing vlakke nek-ruglijn Winter spitsergewei nieuwsgierig gedrag spiegel spits actief gedrag brede borstpartij massale nekpartij rustig gedrag schouders steken uit smal achterlijf teruggetrokken gedrag Lente vroege verharing bastgewei bastgewei late verharing bastgewei
2 Soortbeschrijvingen Links: spitser met bastgewei met een slanke nek en spitse korte kop. Rechts: oud hert met zwaar hangende keelhuid, korte kop, zware bronstmanen, uitstekende schouder en teruggezet gewei. Foto s: P.B. De grens tussen volwassen en oude herten ligt niet exact vast. Er wordt hierbij vooral gekeken naar gedrag en uiterlijke kenmerken. Er wordt meestal een leeftijdsgrens van 12 jaar aangehouden, omdat bij herten de eventuele geweisprong dan heeft plaatsgevonden. Bij hindes veranderen het gedrag en de uiterlijke kenmerken ook ongeveer op deze leeftijd. 2.3.4 Populatiebeheer Het populatiebeheer van edelherten bestaat in de Oostvaardersplassen uit ingrijpen in de populatie ter voorkoming van onnodig lijden van de dieren. De populatie wordt beheerd op het niveau van de ecologische draagkracht. Op de Veluwe is gekozen voor lagere dichtheden dan die van nature mogelijk zijn. Ingrijpen in de populatie op basis van aantalregulatie is daarom noodzakelijk. Het controleren van de aantallen in de Oostvaardersplassen en op de Veluwe gebeurt door afschot wat wordt gezien als meest effectieve methode. De jaarlijkse bestandsvermindering op de Veluwe (het aantal) wordt op WBE-niveau bepaald op basis van het verschil tussen de doelstand en de actuele zomerstand. Deze laatste wordt met behulp van voorjaarstellingen in april vastgesteld. Bij het bepalen van welke dieren voor afschot in aanmerking komen, wordt ervoor gezorgd dat er, binnen de afgesproken doelstand, voldoende volwassen dieren overblijven en dat de geslachtsverhouding 1:1 blijft. In de praktijk komt dit neer op intensief ingrijpen onder de kalveren en eenjarige dieren, afschot van jonge volwassen dieren, in principe niet ingrijpen onder volwassen dieren en weer meer ingrijpen onder verouderende dieren. 51
G r ofwi Grof wild ldbe behe heer er in de p raktijj k Groep moeflons in de beschutting van het bos in een goed voedselgebied. Links jonge rammen, achter volwassen rammen en rechts ooien. Foto: H.D. 2.5.3 Aanspreken Het aanspreken van moeflons is, met uitzondering van de lammeren, niet eenvoudig. Er moet vooral gelet worden op de lichaamsbouw en het gedrag. Het opdoen van praktijkervaring hierin is erg belangrijk. In tabel 17 en 18 zijn een aantal kenmerken voor het aanspreken samengevat. Tabel 17 Kenmerken voor het aanspreken van lammeren en ooien. Lam Ooi Hele jaar plast vanuit achterzijde plast vanonder de buik beginnende groei horentjes Herfst groei horentjes tot ± 15 cm Lente 68 opvallend grijswitte tekening in gezicht Zomer Winter Oude ooi > 10 jaar lam + uier lam + uier late verharing lam + uier verharing lam + uier
2 Soortbeschrijvingen Links: jaarlingram met horenmassa volledig aan de voorhoofdzijde. Rechts: jonge rammen van 2 t/m 4 jaar, een ooi met horens (voor) en drie ooien zonder horens. Foto s: H.D. Tabel 18 Hele jaar Kenmerken voor het aanspreken van rammen. Jaarlingram Jonge ram 2 t/m 4 jaar Ram 5 t/m 10 jaar Oude ram > 10 jaar horenmassa aan voorhoofdzijde horenlengte nagenoeg volledige draai horenlengte en sjabrak volledig ontwikkeld witte gezichtstekening opvallend witte gezichtstekening heimelijk gedrag Zomer late verharing Herfst dominant in de bronst Winter Lente verharing 2.5.4 verharing verharing Populatiebeheer Het populatiebeheer bestaat uit ingrijpen in de populatie op basis van afschot. De jaarlijkse bestandsvermindering (het aantal) wordt door de beheerder zelf bepaald op basis van het verschil tussen de doelstand (gewenste stand) en de actuele stand. De actuele stand wordt bepaald via tellingen die het hele jaar door plaatsvinden. Welke dieren voor afschot in aanmerking komen wordt bepaald op basis van leeftijdsopbouw (voldoende volwassen dieren) en een geslachtsverhouding van 1:1. In de praktijk wordt geselecteerd door: intensief ingrijpen onder de lammeren en eenjarige dieren; beperkt afschot van jonge dieren (2 t/m 4 jaar); niet ingrijpen onder volwassen dieren; meer ingrijpen onder ouder wordende dieren. 69
G r ofwi Grof wild ldbe behe heer er in de p raktijj k 4.2 Waar jagen Als op basis van periode, tijdstip en omgevingsfactoren besloten is om te gaan jagen, is de vervolgvraag waar dit het meest effectief zal zijn. Dit wordt bepaald door het gedrag van de dieren. Het is bijvoorbeeld niet effectief om eind augustus volwassen herten te bejagen in de gebieden waar ze tot dan toe verbleven. De volwassen dieren zijn immers naar de leefgebieden van de hindes getrokken, omdat de bronsttijd aanbreekt. Ook is het niet effectief om wilde zwijnen te gaan jagen op aanzitplaatsen met lokvoer (maïs) als het bos vol ligt met mast. De soortbeschrijvingen in hoofdstuk 2 geven het gedrag en leefwijze van het grofwild door het jaar heen weer. Op basis hiervan en met behulp van een gedegen terreinkennis (van dekking, voedsel, wissels, krabplaatsen, veegbomen en mastbomen) kan de plaats gekozen worden om effectief te jagen. Sporen De aanwezigheid van grofwild kan (zonder de dieren zelf te zien) worden bepaald aan de hand van sporen. Hieronder worden een aantal veelvoorkomende sporen behandeld: breedte schaalrand prenten (hoefafdrukken); boonsel en keutels; veegplaatsen; ligplaatsen; zoelplaatsen. lengte teen Prenten zool bal achterklauw 104 In eerste instantie dienen de prenten van de verschillende grofwildsoorten onderscheiden te kunnen worden. Prenten zijn het hele jaar door aanwezig in het terrein en geven daardoor goed inzicht in het gedrag en de leefwijze van het grofwild zonder de dieren te zien. In tabel 20 wordt een overzicht gegeven van de kenmerken van de prenten van de verschillende grofwildsoorten. De benamingen van de verschillende onderdelen zijn in de tekening hiernaast aangegeven.
4 Kenmerken van de prenten van grofwild. Hoefbreedte Hoefbreedte volwassen kalf/big/lam dier Bal Achterklauw Overige onderzichtbaar scheidende kenmerken Ree 2 tot 3,5 cm 1,5 tot 2 cm 20% van de hoeflengte nee spits, smalle zoolafdruk Wild zwijn 5 tot 7 cm 2,5 tot 4 cm 30% van de hoeflengte ja, maar niet op harde ondergrond blijft breed aan de punt Edelhert 5 tot 7 cm 3 tot 4 cm 30% van de hoeflengte nee versmalt aan de punt; teenafdruk ongelijk van lengte Damhert 4,5 tot 6 cm 2,5 tot 4 cm 40-50% van de hoeflengte nee Moeflon 3 tot 4,5 cm 1,5 tot 3 cm 30-40% van de hoeflengte nee Effectief jagen Tabel 20 spits, flauwe S-vorm in de schaalrand Linksboven: edelhert, prent versmalt aan de punt, achterklauw niet zichtbaar. Middenboven: moeflon, flauwe s-vorm in de schaalrand rechts zichtbaar. Rechtsboven: wild zwijn, blijft breed, achterklauw op zachte grond goed zichtbaar. Linksonder: ree, driehoekige afdruk, teenafdrukken in een druppelvorm. Rechtsonder: damhert, lengte van de lange zoolbal is goed zichtbaar. Foto s: R.B. 105