Gemeente. Besluit: Voorafgaand onderzoek beëindigd

Vergelijkbare documenten
Winkelier. Winkelier creditcard; definitieve bevindingen

Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling ONS KENMERK z

rechtmatigheid POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Prins Clauslaan 20

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Wetgevingsadvies AMvB wijziging Besluit SUWI

verklaring omtrent rechtmatigheid

Op grond van de verstrekte informatie concludeert het CBP dat de FAD voornemens is het Protocol op een aantal punten te wijzigen.

Ontwerpbesluit inzake de verklaring omtrent de rechtmatigheid van de verwerking pre-employment screening van Randstad Nederland B.V.

Ontwerpbesluit inzake de verklaring omtrent de rechtmatigheid van de verwerking van screeningsgegevens van Curriculum Vitae Zeker B.V.; z

Zorgverzekeraars Nederland Definitieve bevindingen Ambtshalve onderzoek aangaande toepassing Controle op Verzekering van VECOZO B.V.

de minister van Economische Zaken, de heer mr L.J. Brinkhorst Postbus EC Den Haag Ministeriële regeling afsluitingen

De loop van de procedure Op 1 juni 2007 hebben IGZ en CBP een bezoek gebracht aan het OZG Lucas in het kader van het hiervoor genoemde onderzoek.

Afdeling Werk en Inkomen Gemeente Enschede

Afdeling Sociale Zaken Gemeente Leidschendam-Voorburg

Stichting RDC. Informatieverplichting

Ontwerpbesluit inzake de verklaring omtrent de rechtmatigheid van de verwerking pre-employment screening van Adecco Group Nederland; z

Klager bevindingen en beoordeling inzake klacht verzoeker/scholengemeenschap

Afdeling Sociale Zaken Gemeente Hilversum

Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Gemeente Rotterdam

c) persoonsgegeven: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;

Klacht Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens is de klacht als volgt geformuleerd:

Afdeling Sociale Zaken Gemeente Bergen op Zoom

Secretariaat De Eendracht (BETA) Voorafgaand onderzoek Verklaring omtrent rechtmatigheid Definitief besluit. Geachte A,

Afdeling Werk & Inkomen Gemeente Hulst

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG

Afdeling Sociale Zaken Gemeente Goes

Team Werk en Inkomen Gemeente Deventer

Cluster Sociale Dienstverlening Gemeente Haarlemmermeer

Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Advies concept wetsvoorstel Basisregistratie Ondergrond. Geachte,

Stichting Waarschuwingsregister Logistieke Sector. z Postbus KS ZOETERMEER

de Minister van VWS concept wetsvoorstel structurele maatregel wanbetalers

Afdeling Werk en Inkomen Gemeente Roosendaal

Bij brief heeft het CBP u laten weten de beslissing op het bezwaarschrift te verdagen.

Bevindingen De bevindingen van het CBP luiden als volgt:

Nederlands Instituut van Psychologen inzagerecht testgegevens

ISD Optimisd Gemeenten Bernheze, Schijndel, Sint Michielgestel en Veghel

Afdeling Sociale Zaken en Werk Gemeente Groningen

Definitieve bevindingen Centrale Huisartsenpost Gorinchem

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Postbus LV DEN HAAG. Wetgevingsadvies lagere regelgeving Quotumwet.

Notitie FRAUDEBESTRIJDING door BESTANDSKOPPELING. Uitgangspunten

AANGETEKEND Rijnland Ziekenhuis last onder dwangsom. Geachte A,

Privacyreglement Spoor 3 BV. Artikel 1. Begripsbepalingen. Voor zover niet uitdrukkelijk anders blijkt, wordt in dit reglement verstaan onder:

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG

Bestuurlijk Overleg Almere. onderzoek Digidoor; eindoordeel

8.50 Privacyreglement

De Minister van Economische Zaken. Advies over de novelle behorende bij het wetvoorstel 31374

POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10

Gelders Archief. Defintieve bevindingen inzake onderzoek Gelders Archief. Geachte,

In de werkgroep over DIS/TTP heeft het CBP in meerdere instanties nadrukkelijk op deze aandachtspunten gewezen.

Het CBP voldoet hierbij aan dit verzoek. Kader

Arbodienst. Klacht; verzoeker/arbodienst

Vangnetregeling huursubsidie

De minister van Infrastructuur en milieu

Definitieve bevindingen Rijnland ziekenhuis

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Postbus EJ DEN HAAG. Advisering Besluit langdurige zorg.

de minister voor Jeugd en Gezin Ontwerpbesluit verwijsindex risicojongeren

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Postbus LV Den Haag

Universiteit Leiden Centrum voor Recht in de Informatiemaatschappij Postbus RA LEIDEN. privacyaspecten digitalisering cultureel erfgoed

Ons kenmerk z Onderwerp Wetgevingsadvies Tijdelijk besluit experiment vervroegde inzet no-risk polis

Minister van Financiën. Postbus EE Den Haag

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn. Advies conceptwijziging Besluit gebruik BSN in de zorg

Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft een onderzoek gedaan naar aanleiding van de klacht bij brief van 10 maart 2006 A.

GEMEENTEBLAD. Nr Protocol Huisbezoek WIZ, gemeente Weert 1. INLEIDING

SCA Hygiene Products Zeist B.V. AANGETEKEND. Eindbrief onderzoek CBP. Geachte directie,

Protocol Huisbezoek 2015

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Wijziging in SZW wetgeving

Klacht Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens is de klacht als volgt geformuleerd:

Privacy reglement. Inleiding

Definitieve bevindingen MC/Lelystad

Protocol huisbezoeken 2015

De CIO van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Postbus EH DEN HAAG AANTEKENEN

Persoonsgegevens Alle gegevens die informatie kunnen verschaffen over een identificeerbare natuurlijke persoon.

Definitieve bevindingen SPITZ Midden-Holland

Privacyreglement. Inhoudsopgave. Vastgestelde privacyreglement Kraamzorg Novo Peri, 13 juni 2012

Inhoud van het wetsvoorstel

Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de Wet meldplicht datalekken

Rapport. Datum: 24 juli 2007 Rapportnummer: 2007/156

De voorgestelde wijziging in artikel I B geven het CBP aanleiding tot het maken van de volgende op- en aanmerkingen.

de bank ambtshalve onderzoek de bank Definitieve Bevindingen

Gastouderbureau Alles Kids Zoetermeer Privacyreglement

KLACHTEN- EN PRIVACYREGLEMENT NEW TARGET VISION BV (met betrekking tot verwerking persoonsgegevens)

In dit reglement wordt in aansluiting bij en in aanvulling op de Wet bescherming persoonsgegevens (Staatsblad 2000, 302) verstaan onder:

Inhoud. Privacyreglement Roebia Zorg. Boek 4. Bijlagen

Privacy reglement kinderopvang Opgesteld volgens de Wet Bescherming Persoonsgegevens (W.B.P.)

U heeft contact gezocht met het College bescherming persoonsgegevens (CBP) inzake het navolgende.

Bijgaand treft u het advies van het CBP aan. Het advies kan als volgt worden samengevat.

Privacyreglement. Voorwoord Privacybepalingen Begripsbepalingen Toepassingsgebied... 3

Op grond van de door verzoeker verstrekte informatie is de klacht als volgt geformuleerd:

Even vooraf Dit is ons doel Dan maken wij gebruik van uw gegevens Dit is het doel van dit reglement

Protocol bescherming persoonsgegevens van de Alvleeskliervereniging Nederland

Ons kenmerk z Onderwerp Definitief oordeel onderzoek "publicatie wietadressen op internet" gemeente Renkum

Rapport. Datum: 15 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/280

De Registratiekamer voldoet hierbij gaarne aan uw verzoek.

Bekendmaking Goedkeuring Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen

Rubriek Onderwerp Nummer Datum document KWALITEIT - BELEID Privacybeleid

POSTADRES BEZOEKADRES

Protocol huisbezoek

Ons kenmerk [VERTROUWELIJK] Contactpersoon [VERTROUWELIJK]

College bescherming persoonsgegevens

Reglement bescherming persoonsgegevens Nieuwegein

Transcriptie:

POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN Gemeente DATUM 12 juli 2006 CONTACTPERSOON UW BRIEF VAN 8 juni 2006 UW KENMERK Koppeling Diftar/SoZaWe ONDERWERP Besluit: Voorafgaand onderzoek beëindigd U heeft op 19 december 2005 een wijziging van een melding doorgegeven aan het College bescherming persoonsgegevens (CBP) van een geheel of gedeeltelijke geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (koppeling Diftar/SoZaWe). Verloop onderzoek Naar aanleiding van uw melding heeft het CBP op 28 december 2005 een Voorafgaand onderzoek als bedoeld in artikel 31 van de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) ingesteld. Op 11 januari 2006 heeft u uw melding op verzoek van het CBP telefonisch toegelicht. Het door het CBP ingestelde vooronderzoek heeft geleid tot het besluit een nader onderzoek, als bedoeld in artikel 32, vierde lid, WBP in te stellen. Het CBP heeft u dit bij brief van 24 januari 2006 meegedeeld. In het kader van het nader onderzoek heeft het CBP u op 15 maart 2006 een aantal vragen voorgelegd. Bij brief van 19 april 2006 heeft u deze vragen beantwoord. Op 23 mei 2006 heeft het CBP u de voorlopige bevindingen van het onderzoek gestuurd. Het CBP oordeelt in deze brief dat koppeling van de Diftargegevens aan de SoZaWe-gegevens onrechtmatig zou zijn. In reactie hierop heeft u het CBP op 8 juni 2006 een E-mailbericht gezonden waarin u heeft meegedeeld dat de gemeente afziet van de voorgenomen Diftar/SoZaWe-koppeling. Verder heeft u in dit bericht aangegeven geen reactie te hebben op de voorlopige bevindingen. Beëindiging Voorafgaand onderzoek Op grond van de mededeling van de gemeente om af te zien van de voorgenomen Diftar/SoZaWe-koppeling heeft het CBP besloten het Voorafgaand onderzoek naar deze verwerking te beëindigen en geen verklaring omtrent de rechtmatigheid als bedoeld in artikel 32, vijfde lid, WBP af te geven. Vanwege de beëindiging van het Voorafgaand onderzoek zal er geen publicatie van het ontwerpbesluit en het definitieve besluit in de Staatscourant plaatsvinden. BIJLAGEN BLAD 1

DATUM 12 juli 2006 Afsluiting Als u het niet eens bent met het besluit het nader onderzoek te beëindigen kunt u hiertegen ingevolge de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken bezwaar maken bij het CBP. Het CBP verzoekt u de wijziging van de melding ongedaan te maken door een bericht aan de afdeling Bestandsbeheer. Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, Het College bescherming persoonsgegevens, Voor het College, mr. J. Kohnstamm voorzitter BLAD 2

POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN Gemeente DATUM 23 mei 2006 CONTACTPERSOON UW BRIEF VAN 19 april 2006 UW KENMERK Koppeling Diftar/Sozawe ONDERWERP Voorafgaand onderzoek: voorlopige bevindingen U heeft op 19 december 2005 een wijziging van een melding doorgegeven aan het College bescherming persoonsgegevens (CBP) van een geheel of gedeeltelijke geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (koppeling Diftar/SoZaWe, m1302546). Diftar staat voor gedifferentieerd tarief, het aantal keren dat een vuilcontainer geleegd wordt, is bepalend voor het bedrag wat de burger moet betalen aan afvalstoffenheffing. De letters SoZaWe staan voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dit is de gemeentelijke afdeling die de uitkeringsadministratie verzorgt. Aan het slot van de melding heeft u het CBP om een voorafgaand onderzoek gevraagd vanwege de voorgenomen verwerking van een persoonlijk identificatienummer voor een ander doel dan waarvoor het nummer specifiek is bestemd en het vastleggen van gegevens die u door eigen waarneming hebt verkregen, zonder de betrokkene van die vastlegging op de hoogte te stellen. Samenvatting Koppeling van persoonsgegevens vormt een risico voor de persoonlijke levenssfeer van burgers. Voordat gegevens gekoppeld mogen worden zal nagegaan moeten worden of de koppeling aan de wettelijke eisen voldoet. De gemeente heeft het CBP gevraagd of gegevens uit de vuilverwerkingsadministratie gekoppeld mogen worden aan de administratie van de sociale dienst. De sociale dienst wil de gegevens van de koppeling gebruiken voor fraude-onderzoek naar de bewoning van een pand door een uitkeringsgerechtigde. Na toetsing van de gegevensverwerking aan de wet komt het CBP tot de conclusie dat de vuilverwerkingsgegevens niet gekoppeld mogen worden voor fraude-onderzoek door de sociale dienst. In dit onderzoek geeft het CBP aan welke afwegingen tot deze conclusie leiden. Verloop onderzoek Naar aanleiding van uw melding heeft het CBP op 28 december 2005 een voorafgaand onderzoek als bedoeld in artikel 31 van de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) ingesteld. Op 11 januari 2006 heeft u uw melding op verzoek van het CBP telefonisch toegelicht. Het door het CBP ingestelde vooronderzoek heeft geleid tot het besluit een nader onderzoek, als bedoeld in artikel 32, vierde lid, WBP in te stellen. Het CBP heeft u dit bij brief van 24 januari 2006 meegedeeld. In het kader van het nader onderzoek heeft het CBP u op 15 maart 2006 een aantal vragen BIJLAGEN BLAD 1

voorgelegd. Bij brief van 19 april 2006 heeft u deze vragen beantwoord. Thans stuurt het CBP u de voorlopige bevindingen van het onderzoek. Verwerking persoonlijk identificatienummer Op grond van artikel 31, eerste lid, onder a, WBP is een voorafgaand onderzoek vereist indien de verantwoordelijke voornemens is om een nummer ter identificatie van personen te verwerken voor een ander doeleinde dan waarvoor het nummer specifiek bestemd is teneinde gegevens in verband te kunnen brengen met gegevens die worden verwerkt door een andere verantwoordelijke, tenzij gebruik van het nummer geschiedt voor de gevallen als omschreven in artikel 24 WBP. Op basis van de door u verstrekte informatie komt het CBP tot de conclusie dat de door u gemelde gegevensverwerking een verwerking is als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onder a, WBP. U bent immers voornemens om op basis van een identificerend nummer gegevens van het vuilverwerkingsbedrijf in verband te brengen, namelijk door koppeling, met gegevens uit de SoZaWe-administratie. Omdat het door u bedoelde nummer niet bij wet is voorgeschreven, valt deze koppeling van gegevens niet onder het in artikel 24 WBP bepaalde. Uit de parlementaire behandeling van de WBP (Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, kamerstuk 25892, nr. 6, blz. 46) leidt het CBP af dat het nummer, waarvan u het voornemen heeft om het te gaan verwerken voor een ander doeleinde dan waarvoor het bestemd is, onder de werking van artikel 31, eerste lid, sub a, WBP valt. Teneinde meer duidelijkheid te creëren over het onderwerp bestandskoppeling heeft het door het CBP ingestelde onderzoek betrekking op de gehele gemelde gegevensverwerking. Vastleggen van gegevens op grond van eigen waarneming Op grond van artikel 31, eerste lid, sub b, WBP stelt het CBP een onderzoek in indien een verantwoordelijke voornemens is gegevens vast te leggen op grond van eigen waarneming zonder de betrokkene daarvan op de hoogte te stellen. Na bestudering van de door u verstrekte informatie komt het CBP tot de conclusie dat er van eigen waarneming in de zin van artikel 31, eerste lid, sub b, WBP geen sprake is. De gemeente wil door bestandsvergelijking gegevens verzamelen zond er dat betrokken burgers daarvan op dat moment op de hoogte zijn. Bij deze gegevensverwerking worden echter geen waarnemingen ter plaatse door functionarissen van de gemeente verricht. Aanleiding De gemeente heeft deelgenomen aan het interventieteamproject Waterproof. In dit project zijn gegevens van de waterbedrijven en waterschappen gekoppeld met het bestand van de sociale dienst van een groot aantal gemeenten in het noorden van het land, waaronder de gemeente. De gemeente heeft uit dit project een bestand teruggeleverd gekregen waarin panden staan waar een zeer laag waterverbruik is geconstateerd. BLAD 2

Een laag waterverbruik kan een aanwijzing zijn dat een pand niet wordt bewoond. Om niet alleen af te gaan op gegevens omtrent het waterverbruik, worden van die panden ook gegevens opgevraagd over verbruik van gas en elektra. Om nog meer gegevens te verkrijgen alvorens de bijstandscliënt met de bevindingen van het onderzoek te confronteren, wenst (wenste) de gemeente ook gegevens over het aantal aanbiedingen van huisvuilcontainers te verzamelen. Een zeer laag verbruik van gas, water en elektra in combinatie met het op jaarbasis niet dan wel sporadisch aanbieden van huisvuilcontainers, zou kunnen duiden op het niet verblijven van de uitkeringsgerechtigde in het betreffende pand. Het enkele feit dat een container niet wordt aangeboden is geen aanleiding te veronderstellen dat een pand niet wordt bewoond. Een combinatie van de hierboven vermelde gegevens kan het vermoeden van niet bewoning echter versterken. Alleen gegevens van panden die voorkomen op de teruggeleverde lijst van Waterproof (de panden met een laag energie- en waterverbruik) zouden gecontroleerd worden op het aanbieden van huisvuilcontainers. Het is niet de bedoeling dat de afdeling SoZaWe voor de panden die niet op de terugleveringslijst van Waterproof voorkomen een onderzoek instelt waarom een belanghebbende geen container aanbiedt. De gemeente wacht de reactie van het CBP af voordat verdere stappen ondernomen worden. Oorspronkelijk doel Diftar-administratie De meeste huishoudens binnen de gemeente beschikken over twee containers met en chip (een groene GFT-container en een grijze voor overig huisvuil). Deze chip wordt iedere containerlediging uitgelezen. Vuilverzamelingsbedrijf is een aparte organisatie. De gemeente verkrijgt de gegevens over het aanbieden van huisvuilcontainers om een belanghebbende een rekening te kunnen sturen voor het legen van de container en de verwerking van het afval. Per lediging wordt een bedrag in rekening gebracht. Toetsingskader De voorgenomen verwerking koppeling Diftar/SoZaWe is een koppeling van twee verschillende bestanden. Voor een oordeel omtrent de rechtmatigheid van deze bestandskoppeling zijn de artikelen 8, sub e, WBP; 9, eerste en tweede lid, WBP; 34 WBP; 17 WWB; 40 WWB, 53 a, tweede lid, WWB en 64 WWB relevant. Gelet op de toenemende belangstelling voor bestandskoppeling heeft het CBP recent het toetsingskader Fraudebestrijding door bestandskoppeling ontwikkeld. Met dit kader wil het CBP fraudebestrijding door bestandskoppeling in overeenstemming brengen met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. Het kader is een nadere uitwerking van de WBP. De essentie van dit kader is door de staatsecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid weergegeven in zijn brief aan de Tweede Kamer over gegevensuitwisseling door gemeenten (Kamerstuk 28870, nr. 149). De staatsecretaris schrijft in zijn brief dat de overwegingen van het BLAD 3

College een helder kader voor de besluitvorming met betrekking tot ontsluiting van gegevensbronnen levert. De voorgenomen koppeling Diftar/SoZaWe is aan dit kader getoetst. Argumentatie gemeente De gemeente acht de voorgenomen bestandskoppeling noodzakelijk voor een goede vervulling van de publiekrechtelijke taken van de gemeente (artikel 8, sub e, WBP). Daarbij wordt aangegeven dat de belanghebbende op basis van de artikelen 17 en 40 Wet werk en bijstand (WWB) verplicht is informatie te verstrekken welke van belang is voor de verlening en voorzetting van de bijstand. Daaronder valt ook informatie over het verblijf. Verder stelt de gemeente dat er alleen gevolgen op persoonsniveau zijn als er nader onderzoek naar de rechtmatigheid van de uitkering volgt. Voor zover er hierdoor een wijziging in de uitkeringssituatie plaats zou vinden, staan de normale bezwaar en beroepsprocedures open. Voor het overgrote deel van de te vergelijken gegevens is geen sprake van samenloop en gebeurt er verder niets. De enkele vaststelling dat geen sprake is van samenloop schendt geen persoonsrechten, er ontstaat immers geen feitelijke verandering of rechtsgevolg. De koppeling kan naar oordeel van de gemeente dan ook de toets aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit doorstaan. Beoordeling door CBP De cliënt heeft de plicht om alle feiten en omstandigheden die van belang zijn voor het recht op een uitkering mede te delen aan de sociale dienst (formeel het College van Burgemeester en Wethouders). Dit is de zogenoemde inlichtingenplicht. De inlichtingenplicht is, zoals de gemeente aangegeven heeft, beschreven in artikel 17 WWB. Artikel 40 WWB handelt over woonplaats en adresgegevens. Een belangrijk gegeven om het recht op bijstand te kunnen bepalen is de woon- /leefsituatie van de cliënt. Standaard checkt de gemeente de inschrijving in de GBA. Op grond van artikel 53a, tweede lid, WWB is de sociale dienst bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zonodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel voortzetting van de bijstand. In artikel 64 WWB worden de instanties genoemd die inlichtingenplichtig aan de gemeente zijn. In het eerste lid van dit artikel staat dat de te verstrekken gegevens noodzakelijk moeten zijn voor de uitvoering van de WWB. Wanneer er een vermoeden van (woon)fraude is kan de gemeente gegevens opvragen bij de instanties die in het kader van de openbare nutsvoorziening energie en water leveren (artikel 64, eerste lid, sub m, WWB). De noodzaak tot het opvragen en verstrekken van gegevens is in dergelijke gevallen aantoonbaar. Wanneer er geen vermoeden van fraude is, zal men de noodzaak tot het opvragen en koppelen van gegevens op andere wijze moeten kunnen aantonen. Dit kan door op basis van een handhavingsbeleid aannemelijk te maken dat nadere controle van een bepaalde groep uitkeringsgerechtigden gerechtvaardigd is. BLAD 4

Als verwerkingsgrond heeft u aangegeven dat de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak door het betreffende bestuursorgaan dan wel het bestuursorgaan waaraan de gegevens worden verstrekt (artikel 8, sub e, WBP). Volgens artikel 9 WBP worden persoonsgegevens niet verder verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen. Om dit te kunnen bepalen moet een verenigbaarheidstoets worden uitgevoerd. Op dit aspect wordt later ingegaan. Proportionaliteit en subsidiariteit Verschillende malen merkt u in antwoord op de door het CBP gestelde vragen op dat de enkele vaststelling dat geen sprake is van samenloop geen persoonsrechten schendt, omdat er geen feitelijke verandering of rechtsgevolg ontstaat. Verder geeft u aan dat er alleen gevolgen op persoonsniveau zijn als nader onderzoek naar de rechtmatigheid van een uitkering volgt. Indien er een wijziging in de uitkeringsituatie plaatsvindt, staan de normale bezwaar en beroepsprocedures open. Wanneer er geen sprake is van samenloop gebeurt er niets. Op basis van deze redenering oordeelt de gemeente dat de koppeling de toets aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit kan doorstaan. Het CBP bestrijdt deze redenering. Voor het CBP is niet geheel duidelijk wat u met de term persoonsrecht bedoeld. Het CBP neemt aan dat u hiermee de wetten bedoelt die de rechten van personen waarborgen. De consequenties van een bestandskoppeling bepalen niet of wetten en rechten geschonden zijn en de koppeling de proportionaliteits- en subsidiariteitstoets kan doorstaan. De (mogelijke) gevolgen van een bestandskoppeling wegen wel mee bij de beoordeling of het gebruik van het bestand voor het beoogde doel verenigbaar is met het oorspronkelijke doel van de verwerking (artikel 9, lid 2, sub c, WBP). Bescherming van de persoonlijke levenssfeer is een recht dat geregeld is in onder andere de WBP. Een verwerking van persoonsgegevens die in strijd is met deze wet levert dan ook een schending van het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer op, ongeacht het feit dat de koppeling misschien geen consequenties heeft voor betrokkene. De proportionaliteitstoets houdt in dat het middel in verhouding moet staan tot het beoogde doel. Een laag waterverbuik van een pand maakt van de uitkeringsgerechtigden, van wie u de Diftargegevens wil gebruiken, nog geen verdachten. Vaak is er sprake van een logische verklaring voor het lage waterverbruik. Dit betekent dat de inbreuk die op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen gemaakt mag worden zo gering mogelijk dient te zijn. U heeft aangegeven dat de gemeente bij de adressen waar sprake is van laag waterverbruik nadere controle heeft verricht door gegevens over elektra- en gasverbruik op te vragen. Daar er reeds drie bronnen zijn geraadpleegd is het CBP van oordeel dat het raadplegen, door koppeling, van een vierde bron als disproportioneel dient te worden beschouwd. BLAD 5

De subsidiariteitstoets houdt in dat er naar andere, minder ingrijpende, methoden is gezocht voordat het beoogde middel wordt ingezet. U geeft aan dat de gemeente (dossier)onderzoek heeft verricht naar de panden die aan het licht kwamen door Waterproof. Dit kan als subsidiaire methode voor de beoogde bestandskoppeling worden aangemerkt. Bovendien is de gemeente voornemens om huisbezoeken af te leggen bij de adressen waar sprake is van laagverbruik. Subsidiariteit is kiezen voor de minst ingrijpende methode en niet voor alle ter beschikking staande middelen tegelijk of na elkaar. Het CBP is dan ook van oordeel dat de voorgenomen koppeling de subsidiariteitstoets niet kan doorstaan. Kader In het kader Fraudebestrijding door bestandskoppeling worden drie niveau s van controle en handhaving onderscheiden. Naarmate het vermoeden van fraude sterker is, is een ingrijpendere inbreuk op de persoonlijke levenssfeer gerechtvaardigd. Het eerste niveau is het administratief proces waarin de door de burger aangeleverde gegevens worden gecheckt bij een aantal externe organisaties, zoals het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), de Informatiebeheer Groep (IBG) en de Belastingdienst. De daarop volgende fase is het handhavingsbeleid. Door middel van het handhavingsbeleid geeft de organisatie aan op welk terrein het handhavingsbeleid zich richt. Dit kan schijnbewoning zijn, maar ook vermogens- of inkomstenfraude. Doordat er in het handhavingsbeleid keuzes gemaakt worden, kunnen er niet tegelijkertijd allerlei verschillende bestandskoppelingen plaatsvinden. Het ene jaar zal bijvoorbeeld een koppeling met het waterbedrijf noodzakelijk geacht worden in verband met controle op de woonsituatie en in het andere jaar een koppeling met de Rijksdienst voor het Wegverkeer in verband met de waarde van de auto (vermogensfraude). Betrokkenen dienen vooraf geïnformeerd te worden over het handhavingsbeleid. Daarbij geeft de gemeente aan dat het handhavingsbeleid zich in een bepaalde periode richt op bijvoorbeeld woonfraude of inkomsten. De Belastingdienst hanteert een vergelijkbare methodiek, het ene jaar richt men zich op tegemoetkomingen in verband met kinderopvang en het andere jaar op neveninkomsten. In verband met het anticiperen op de controle hoeft de burger vooraf niet geïnformeerd te worden over de controlemethodiek. Het laatste niveau van controle is de opsporing en vervolging van fraude. Indien tijdens het administratieve traject, een handhavingsactie of op andere wijze duidelijke indicaties voor fraude naar voren gekomen zijn, heeft de gemeente veel mogelijkheden om informatie op te vragen. De zaak kan worden overgedragen aan de Sociale Recherche. Voor het uitzoeken van de indicatie is het niet nodig om complete bestanden met elkaar te vergelijken. Controle door koppeling van de gegevens van de persoon die van fraude verdacht wordt, met zijn gegevens in een ander bestand volstaat. De gemeente heeft aangegeven dat de zaken die voortvloeiden uit het project Waterproof, voor zover er sprake is van een verdenking van fraude, zijn aangemeld bij de sociale recherche. Indien BLAD 6

de koppeling Diftar/SoZaWe uitgevoerd zou worden, dan zou dit alleen zijn voor de dossiers die bij de sociale recherche zijn gemeld. Verenigbaarheid van gebruik Persoonsgegevens worden niet verder verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen aldus artikel 9, eerste lid, WBP. Het CBP heeft de gemeente gevraagd naar zijn afwegingen op grond van de zogenoemde verenigbaarheidstoets uit artikel 9, tweede lid, WBP. Deze toets bevat vijf punten waar in elk geval rekening mee gehouden moet worden bij de beoordeling of een verwerking (on)verenigbaar is. Deze afwegingen zullen worden behandeld. Verwantschap De gegevens in de Diftar-administratie zijn verkregen met het oog op facturering van het verwijderen van huisvuil. De gemeente wil deze gegevens gaan gebruiken om een indicatie te krijgen over bewoning van een pand. Het CBP constateert dat er geen verwantschap bestaat tussen het oorspronkelijke doel en het beoogde doel van de gegevensverwerking. Wegens het ontbreken van verwantschap is de koppeling niet te voorzien voor betrokkenen. Aard van de gegevens De gemeente geeft aan dat er geen sprake is van gevoelige gegevens, zoals bijvoorbeeld omtrent de kredietwaardigheid van een belanghebbende. Gelet hierop neemt de gemeente aan dat mag worden aangenomen dat sprake is van verenigbaar gebruik ook al wordt nu afgeweken van het oorspronkelijke doel. Het CBP beaamt dat de Diftargegevens geen gevoelige gegevens zijn. Hoewel de gegevens naar hun aard niet gevoelig zijn, mag daardoor niet zondermeer worden aangenomen dat ze daarmee voor een ander doel gebruikt mogen worden. Gevolgen voor de betrokkene De Diftar-gegevens kunnen worden gebruikt als basis voor een mogelijke beslissing met betrekking tot belanghebbende, bijvoorbeeld het beëindigen van een uitkering. Beëindiging van de uitkering zal niet alleen gebeuren op basis van de Diftar-gegevens. De gegevens zijn ondersteunend aan het project Waterproof. Gelet op het feit dat de gegevens mee kunnen wegen bij de beoordeling op het recht op een voorziening van een burger constateert het CBP dat de gevolgen van de koppeling voor een betrokkene ingrijpend kunnen zijn. Wijze verkrijging gegevens U heeft aangegeven dat de gemeente de gegevens verkregen heeft voor het in rekening brengen van de kosten van het verwijderen van huisvuil. Een belanghebbende is op de hoogte van deze verwerking doordat later een rekening volgt. Als de gegevens vrijwillig zijn verstrekt zal er eerder sprake zijn van verenigbaar gebruik dan wanneer de betrokkene de gegevens voor een (ander) bepaald doel heeft moeten afgeven. Verder BLAD 7

speelt de verwachting van de betrokkene over het gebruik van zijn gegevens een belangrijke rol bij de beantwoording van de verenigbaarheidsvraag. De verwachting wordt mede bepaald door de aard van de onderliggende relatie en de informatie die de cliënt heeft verkregen. De gegevens zijn bij betrokkene verkregen voor het in rekening brengen van de kosten van de verwijdering van huisvuil. Deze gegevens zijn niet vrijwillig verstrekt, de burger is immers verplicht om zijn huisvuil te laten verwijderen. Door de rekening van de gemeente zijn betrokkenen op de hoogte van het oorspronkelijk doel van de verwerking. De rekening kan echter niet beschouwd worden als informatievoorziening voor het beoogde doel van de verwerking. De gemeente is op het idee van de Diftar/SoZaWe-koppeling gekomen door het project Waterproof. De nutsbedrijven verkrijgen de gegevens voor het in rekening brengen de kosten van gas, licht en water. Toch worden deze gegevens gebruikt voor de controle van de woonsituatie. De nutsbedrijven zijn als inlichtingenplichtige instantie opgenomen in de WWB. Vanwege deze wettelijke grondslag wordt het opvragen van verbruiksgegevens bij dergelijke bedrijven wel voorzienbaar voor betrokkenen geacht. Omdat er een wettelijke grondslag is, hoeft bovendien geen verenigbaarheidstoets te worden gemaakt. De wetgever heeft deze afweging reeds gemaakt. Waarborgen U heeft aangegeven dat er alleen gevolgen op persoonsniveau zijn als er nader onderzoek naar de rechtmatigheid van de uitkering volgt. Voor zover er hierdoor een wijziging zou plaatsvinden, staan de normale bezwaar- en beroepsmogelijkheden open. Voor het overgrote deel van de te vergelijken gegevens is er geen sprake van samenloop en gebeurt er verder niets. De enkele vaststelling dat geen sprake is van samenloop schendt (volgens u) geen persoonsrechten, er ontstaat immers geen feitelijke verandering of rechtsgevolg. Eerder in deze brief heeft het CBP deze redering bestreden. Als waarborg heeft u aangegeven dat tegen de gevolgen van de koppeling bezwaar- en beroepsmogelijkheden openstaan. Deze waarborgen gelden echter niet de koppeling zelf. Waarborgen die een positief effect op de verenigbaarheidsafweging hebben, zijn het bieden van een bezwaarmogelijkheid en het vooraf informeren van betrokkenen over de gegevensverwerking. Uit de door u gegeven antwoorden blijkt niet dat u dergelijke waarborgen wilt creëren. Koppeling Diftar/SoZaWe onverenigbaar met oorspronkelijk doel Gelet op het voorafgaande is het CBP van oordeel dat het voorgenomen gebruik van de Diftargegevens onverenigbaar is met het doel waarvoor deze gegevens werden verkregen, namelijk facturering van de kosten van huisvuilverwijdering. De koppeling is dan ook in strijd met het in de WBP bepaalde. BLAD 8

Informatieplicht Volgens de parlementaire stukken moet de verantwoordelijke die binnen de grenzen van de WBP bestanden wil koppelen om een nieuwe gegevensverzameling op te bouwen, de betrokkene informeren over de wijze waarop hij deze nieuwe gegevens heeft verkregen. Koppeling legt dan een extra verantwoordelijkheid bij de verantwoordelijke. De informatieplicht in het geval van koppelen omvat bijvoorbeeld de verplichting de betrokkene op de hoogte te stellen van het feit dat de gegevens zijn verkregen middels een koppeling van bestanden, een omschrijving van de soort bestanden die zijn gekoppeld en het wijzen van de betrokkene op zijn recht op toegang en verbetering van de gegevens. Op de vraag van het CBP naar de invulling van de informatieplicht bij de Diftar/SoZaWekoppeling heeft u geantwoord dat de gemeente in de plaatselijke media een artikel wil wijden aan de resulaten van het project Waterproof. Daarin zou dan ook te kennen worden gegeven dat de gegevens van Diftar daarbij zijn gebruikt (dit onder voorbehoud dat de koppeling daadwerkelijk zal worden uitgevoerd). Verder zal de gemeente aandacht besteden aan de koppeling in een periodiek informatieblad dat door de gemeente aan de uitkeringsgerechtigden wordt gezonden. Hiermee gaat u ervan uit dat alle betreffende belanghebbenden worden bereikt. Bij bestandskoppelingen in het kader van het handhavingsbeleid moeten burgers twee keer worden geïnformeerd. Vóór er gegevens gekoppeld worden, dienen burgers geïnformeerd te worden over het handhavingsbeleid. Deze informatievoorziening zou plaats kunnen vinden via een periodiek informatieblad dat aan alle uitkeringsgerechtigden wordt verzonden. Nadat koppeling heeft plaatsgevonden dienen betrokkenen geïnformeerd te worden over de koppeling en de bestanden waarmee gematched is. Wat betreft de door u beoogde praktische uitwerking van de informatievoorziening nadat koppeling heeft plaatsgevonden het volgende. Huis aan huis verspreide bladen worden niet aangemerkt als informatiebron van de betrokkene. Betrokkene zou dan welliswaar kennis kunnen nemen van de informatie maar hij is er misschien niet op bedacht dat op deze manier belangrijke informatie wordt overgedragen. Bovendien kan betrokkene makkelijk over de informatie heenlezen. Informatievoorziening via een periodiek informatieblad dat aan alle uitkeringsgerechtigden wordt verzonden is evenmin een acceptabele manier om betrokkenen te informeren over de Diftar/SoZaWe-koppeling. Een groot deel van de uitkeringsgerechtigden zal er immers (terecht) vanuit gaan dat de door de gemeente verstrekte informatie geen betrekking heeft op hun situatie. Voor een burger moet duidelijk zijn wanneer zijn gegevens gekoppeld zijn en wanneer niet. De extra verantwoordelijkheid bij bestandskoppeling, waar in de parlementaire stukken over wordt gesproken, houdt in dat iedere burger waarvan de gegevens gekoppeld zouden worden, op BLAD 9

persoonsniveau geïnformeerd wordt over de koppeling en dan de eerder beschreven informatie ontvangt. Conclusie Gelet op het voorafgaande komt het CBP tot de conclusie dat een koppeling tussen de Diftargegevens en de administratie van de sociale dienst van de gemeente niet in overeenstemming is met de WBP. Het CBP verklaart de koppeling daarom onrechtmatig. Vervolg In zijn brief van 19 april 2006 geeft de gemeente aan dat het niet zeker is of de koppeling Diftar/SoZaWe nog wordt uitgevoerd. Verder geeft u aan dat u de berichten van het CBP afwacht alvorens verdere stappen te nemen. Aangezien de koppeling niet in overeenstemming met de WBP is, gaat het CBP er vanuit dat de gemeente afziet van de Diftar/SoZaWe-koppeling. Afsluiting De gemeente heeft twee weken de tijd om te reageren op deze voorlopige bevindingen. Indien daar aanleiding voor is, zal uw reactie leiden tot wijziging van de bevindingen. Over twee weken zullen de voorlopige bevindingen worden omgezet in een ontwerpbesluit. Dit ontwerpbesluit wordt u toegezonden. Het ontwerpbesluit wordt daarna middels een kennisgeving in de Staatscourant ter inzage gelegd. Vervolgens liggen het ontwerpbesluit en de onderliggende stukken gedurende zes weken ter inzage bij het CBP. Tijdens deze periode kunnen belanghebbenden hun zienswijze op het ontwerpbesluit indienen bij het CBP. Na zes weken wordt het definitieve besluit opgesteld. U ontvangt dit besluit voordat het gepubliceerd wordt in de Staatscourant. Indieners van een zienswijze ontvangen eveneens een afschrift van het besluit. Gedurende zes weken na plaatsing van het definitieve besluit in de Staatscourant liggen besluit en onderliggende stukken ter inzage bij het CBP. Tegen het definitieve besluit kan door een belanghebbende beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Indien niemand beroep instelt, is het besluit na zes weken onherroepelijk geworden. Het dossier zal dan worden gesloten. Het CBP vertrouwt erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben. Hoogachtend, mr. J. Kohnstamm Voorzitter BLAD 10