MARE GERMANICUM NOORDZEE

Vergelijkbare documenten
Angelsaksische grafcultuur: Sutton Hoo

MARE GERMANICUM NOORDZEE

22 Posterheide Brabant, Helmond

Tijd van monniken en ridders ( ) 3.1 Leenheren en leenmannen ( ) ( ) Plundering Rome door Alarik in 410, tekening uit de 20 e eeuw

Tijd van monniken en ridders ( ) 3.1 Leenheren en leenmannen ( ) ( ) Plundering Rome door Alarik in 410, tekening uit de 20 e eeuw

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5 De Romeinen

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2 tijd van grieken en romeinen, paragraaf 3 Imperium Romanum

5,1. Samenvatting door Anoniem 686 woorden 2 maart keer beoordeeld. Geschiedenis. Hoofdstuk 3 De tijd van monniken en ridders.

Toetsvragen Geschiedenis Toelatingstoets Pabo. Tijdvak 3 Toetsvragen

Tijd van monniken en ridders ( n. Chr.) 3.3 Christendom in Europa. De verspreiding van het christendom in geheel Europa.

Doel: Na deze opdracht weet je meer over het leven en de gebruiken van de Vikingen

Verslag Geschiedenis Tijdvakkendossier tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen

TIJDLIJN VAN DE MIDDELEEUWEN TIJDLIJN

Anglo-Saksisch Engeland,

Paragraaf 1 t/m 13 6/7 en 11 minder belangrijk. Hoofdstuk 3: De Middeleeuwen

Project Prehistorie, Grieken en Romeinen ABC

Naam: VAN WILLIBRORD tot Statenbijbel

Verspreiding christendom vmbo12

Geschiedenis hoofdstuk 3

Deel 5: Romeinse Rijk Project: Bij de Gallo- Romeinen in de vicus Tienen. HB pg

Tijd van Grieken en Romeinen. 2.4 De late oudheid. Romeinen. Romeinen. 1. Invallen door Germaanse stammen

Tijd van Grieken en Romeinen. Romeinen. Romeinen. 1. Invallen door Germaanse stammen

Verspreiding christendom vmbo12

Paragraaf 4: De Germaanse cultuur - TL 1

Samenvatting Geschiedenis Romeinen, Het Romeinse Rijk

Tijd van Grieken en Romeinen. Romeinen. Romeinen. 1. Invallen door Germaanse stammen

Analyseschema Tacitus Het leven van Agricola

GROOT-BRITTANNIË en zeeklimaat

Romeinen. Romeinen. Germanen

TERRACOTTALEGER HET. & De erfenis van de eeuwige Keizer van China EXPO > PEDAGOGISCH DOSSIER JAAR LUIK GUILLEMINS TGV STATION

Geschiedenis kwartet Tijd van jagers en boeren

Toelichting beelden tijdbalk Argus Clou Geschiedenis groep 7

Het Frankische rijk. Bedreigd door de islam. Monniken en Ridders

Thors eik, die naam kennen we hier in de omgeving. Thors eik, dat werd zo n 1400 jaar geleden iets anders geschreven. Thornspiic oftewel Doornspijk

Samenvatting Geschiedenis 3.3 het christendom in Europa de islam in Europa + antwoorden Leerdoelen

Samenvatting Geschiedenis De Romeinen

De dynastie van Valentinianus ( n. C)

LESPAKKET ROMEINSE INVAL IN DE LAGE LANDEN

Samenvatting Geschiedenis Tijd van Grieken en Romeinen: kern, perspectief en kenmerkende aspecten

Introductie. De val van het Romeinse Rijk 2.1

Christendom in europa hv123

5,8. Samenvatting door een scholier 933 woorden 28 november keer beoordeeld. Geschiedenis. Begrippen:

Eindexamen geschiedenis vwo II

DE REIS VAN SINT BRANDAAN

Kaart op het einde van het Romeinse Rijk

Limburg tussen staf en troon 1000 jaar graafschap Loon. les 1: Wie waren de graven van Loon

De Germaanse cultuur hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Tijdwijzer. Het begin. Voor en na Christus

VIKING SCHEEPSBOUW De Nordic traditie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5

Ontdekking. Dorestad teruggevonden

Tijd van monniken en ridders Vroege Middeleeuwen. Tijd van jagers en boeren Prehistorie v C

Karel de Grote en het feodale stelsel. Rilana Kuiters. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Karel de Grote Koning van het Frankische Rijk

Onderzoeksvraag; welke motieven leidden in de middeleeuwen tot de kruistochten?

In het oude Rome De stad Rome

100% Romeins. op zoek naar de Romein in jezelf

Jagers & boeren Waarvan leefden de jagers-verzamelaars? Jagers & boeren Waarvan leefden de boeren? Van de jacht en van vruchten en planten

Het christendom. : *nog een hoofdstad *de christenen werden belangrijker in Europa *het kloosterleven *begrippen

Werkstuk Geschiedenis Frankrijk in de tijd van het absolutisme

Machtsuitbreiding en de Punische oorlogen.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

Inhoud. Thema 5.1 Jagers en boeren 3. Thema 5.2 Grieken en Romeinen 6. Thema 5.3 Monniken en ridders 9. Thema 5.4 Steden en staten 12.

Verslag Geschiedenis De Grieken

Romeinen 1/6. Ze vroegen overal belasting en werden zo ook steeds rijker.

Dagboek Sebastiaan Matte

Samenvatting Geschiedenis H1 (-1.5)

Begrippen. mammoet Een dier uit de prehistorie. Een mammoet leek op een grote harige olifant. jagers

Bretagne, een eigenaardige Franse regio. College 1

3. Door de kruistochten werden de wegen naar het Oosten weer bekend en werd

1 Belangrijk in deze periode

Analyseschema Tacitus Jaarboeken. Bron: Tacitus, P.C., Jaarboeken, vert. J.W. Meijer (Baarn 1990)

Bij les 1: Werkblad 1a, bij ansicht 1 (Groeten uit Fletio)

5,3. Samenvatting door een scholier 2990 woorden 9 november keer beoordeeld. Geschiedenis Sprekend verleden

De klassieke tijdlijn

Naam: De Romeinen. Vraag 1. De Romeinen hebben veel gebouwd. Noem vijf verschillende toepassingen. pagina 1 van 6

Geschiedenis van Suriname : Suriname van Engelse naar Nederlandse landbouwkolonie

3000 v. Chr v. Chr v. Chr v. Chr.

De Romeinen. Wie waren de Romeinen?

Onderzoeksvraag: Welke motieven hadden de Europeanen om in Afrika en Zuidoost-Azië een groot koloniaal imperium op te bouwen?

een zee Volksverhuizingen Het Romeinse Rijk is heel rijk. Veel volkeren willen een deel van die rijkdom.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk Romeinen par 1,2,3,4,5,6,7 + begrippen

ONLINE BIJBELSTUDIE VOOR JONGEREN

Het begin van staatsvorming en centralisatie. Onderzoeksvraag; Hoe vond de staatsvorming van Engeland, Frankrijk en het hertogdom Bourgondië plaats?

3000 v. Chr v. Chr v. Chr v. Chr.

Geschiedenis groep 6 Junior Einstein

1. Algemene informatie

Naam: FLORIS DE VIJFDE

Inleiding geschiedenis Griekenland

5,6. Werkstuk door een scholier 1534 woorden 15 januari keer beoordeeld. Aardrijkskunde. 1. Inleiding

Info plus Het leenstelsel

De Germaanse cultuur hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Holland 1000 jaar geleden. Meer weten? Klik hier

Toetsvragen Geschiedenis Toelatingstoets Pabo. Tijdvak 1 Toetsvragen

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 en 4

Startpunt: Volkspark Oosterhofweg 49, Rijssen

Inleiding geschiedenis Griekenland

Extra: Limes hv123. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Pantheon. Door Thom Zagwijn (8365) V4B 2017/2018. Pantheon PO Thom Zagwijn V4B Pagina 1

Transcriptie:

MARE GERMANICUM NOORDZEE 1 Posterheide Brabant, Helmond

2 Posterheide Brabant, Helmond

MARE GERMANICUM-NOORDZEE De talrijke historische verkeers- en handelsroutes in de wereld staan tegenwoordig in het centrum van de belangstelling: de zijderoute, de wierookroute, pelgrimsroutes, barnsteenroute of de zeeroutes van de VOC. Via deze routes hebben zich niet alleen personen verplaatst of zijn goederen naar andere gebieden verhandeld, maar zijn ook ideeën, religies, culturele erfenis of artistieke vormen verhuisd. In veel gevallen betekende het zelfs nieuwe religieuze of culturele verbindingen van regio s of landen. De rol van de Noordzee als transporteur van goederen, personen, religies en culturen wordt daarbij vaak te weinig belicht. Dankzij de Noordzee zijn culturen in Noord- Europa ontstaan, heeft handel voor golven van welvaart gezorgd en hebben religies een plek verworven. Regelmatig wisselden de landen aan de Noordzee elkaar als zeemacht af, met politieke, culturele en religieuze consequenties voor de gehele regio. De geschiedenis en cultuur van Noord-Europa heeft veel te danken aan de Noordzee. In de loop van de geschiedenis zijn veel namen gebruikt voor de Noordzee. Eén van de vroegste gedocumenteerde namen was die van Plinius, Septentrionalis Oceanus of Noordelijke Oceaan. De Kelten die aan de kusten van de Noordzee woonden, noemden hem Morimaru of Dode Zee. Deze naam werd door de Germaanse volkeren overgenomen, Morimarusa. Waarschijnlijk ontstond deze naam vanwege het stilstaand water dat ontstaat wanneer vers water boven een laag zout water ligt. Tot in de middeleeuwen bestonden namen die op hetzelfde fenomeen duiden: mere giliberōt, lebermer, libersee. Andere gebruikelijke namen waren de Latijnse begrippen Mare Frisicum, Oceanum of Mare Germanicum. De naam North Sea kwam waarschijnlijk in het Engels via het Nederlandse Noordzee. Lange tijd werden in het Engels echter de namen German Sea en German Ocean gebruikt. 3 Posterheide Brabant, Helmond

Rond 20.000 v. Chr. was Noord-Europa grotendeels bedekt met ijs. Dat gold ook voor Ijsland en Engeland behalve het zuidelijk deel. Engeland was niet meer dan een schiereiland van Europa, met in het zuiden een poolwoestijn. Ook het areaal van de Noordzee was een poolwoestijn, een droog steppegebied dat Jutland met Engeland verbond. De rivier de Thames was een kleine rivier die in het zuiden van het Noordzeebekken samenstroomde met de Rijn. De gebieden rondom het Noordzeebassin waren bijna geheel ontvolkt. Op het einde van de laatste IJstijd, zo rond 14.000 v. Chr., kwamen mensen weer terug naar de regio van Ierland/Engeland. Door het stijgend water raakte Ierland gescheiden van Engeland. Rond 5600 v. Chr. raakte Engeland gescheiden van continentaal Europa door de stijging van het zeewater. De landmassa Doggerland verbond Engeland met het vasteland van Europa. Tot aan ca. 5000 v. Chr. bleef het bestaan als een eiland, de Doggersbank, om vervolgens ook te verdwijnen onder de stijgende zeespiegel. De Noordzee was vanaf nu een feit! Bronstijd Tijdens het 3de millennium verspreidde zich vanuit de Balkan de bronsgiettechniek langzaam over grote delen van het continent van Europa. In Engeland begon deze periode ca. 2500 v. Chr., in delen van Scandinavië pas vanaf ca. 2000 v. Chr. Veel bronzen voorwerpen werden vanuit het oosten van Europa geïmporteerd. Over grote delen van Europa verspreidde zich in de vroege Bronstijd de zog. Klokbeker-cultuur. Het betreft een culturele revolutie op velerlei terrein, van aardewerk tot metaalbewerking of culturele, religieuze en ideologische ideeën. Via het Kanaal en de Noordzee kwam deze cultuur ook in Engeland. Voor het eerst ontstonden culturele contacten op ongekende schaal in het Atlantische en westelijke deel van Europa. De latere bouwfases van Stonehenge dateren uit deze tijd. Hier is in ieder geval aangetoond dat er nieuwkomers van het vasteland woonden, met name afkomstig uit het huidige Zwitserland. verspreidingskaart Klokbekercultuur 4 Posterheide Brabant, Helmond

Er bestaat een discusssie onder archeologen of de Klokbekercultuur een ras of volk betrof dat van het continent en masse emigreerde naar Engeland en Ierland óf dat een nieuwe golf van producten, vormen en levensstijl zich verspreidde over de bestaande inwoners. Met de Klokbekercultuur werd de bronstechniek verspreid. Engeland beschikte over grote reserves tin in Cornwall en Devon. Door de exploitatie van tinmijnen ontstond rond 1600 v. Chr. een enorme handel van tin uit Engeland naar het Europese continent. De Scandinavische volkeren raakten betrekkelijk laat door handel bekend met de Bronstijd. De metalen werden geïmporteerd, vooral uit Centraal-Europa, maar lokaal bewerkt. Duizenden rotsreliëfs uit deze periode laten voorstellingen van schepen zien hetgeen duidt op het feit dat schepen en zeevaart een belangrijke rol in deze cultuur speelde. In Engeland zijn recentelijk ook zeevaardige schepen uit de Bronstijd gevonden. Tanumshede, rotsreliëf uit Brosntijd De zog. Atlantische Bronstijd wordt gekenmerkt door een economische en culturele uitwisseling die leidde tot een grote mate van culturele gelijkheid in de kuststreken van Portugal tot aan de Noordzee. Er bestonden handelscontacten van Zweden en Denemarken tot in de Meditterane wereld. De belangrijkste productiecentra van brons waren Engeland, Ierland, noordwest-frankrijk en het westen van het Iberisch schiereiland. Veel vondsten en sites uit de Bronstijd duiden op een sterke zonnecultus. Getuigenissen reiken van Stonehenge en Avebury in England tot Carnac in Bretagne of de zonnewagen van Trundhol en de Nebra-schijf uit Saksen-Anhalt. Trundhol, zonnewagen 5 Posterheide Brabant, Helmond

De Keltische periode Onder Kelten wordt een verzameling van volkeren en stammen verstaan die in het 1e millennium v. Chr. en de eeuwen erna een Keltische taal spraken. Het is dus in eerste instantie een taalkundig begrip. Een Kelt was een spreker van een Keltische taal. In klassieke bronnen werden de volkeren die nu collectief worden benoemd als Kelten ook vermeld als Galli of Galatae. Deze benamingen werden door auteurs uit de 1e eeuw v. Chr. gezien als synoniemen voor het Griekse Keltoi en het Latijnse Celtae. Waarschijnlijk is de naamgeving Kelt afkomstig van de Griekse historici Hecataeus van Milete en Herodotus in de 5de eeuw v. Chr. Volgens één theorie ontstond de gemeenschappelijke oorsprong van de Keltische talen, het Proto-Keltisch, in de Urnenveld-cultuur van Centraal-Europa tijdens de Late Bronstijd. Het eerste volk dat cultureel als Keltisch wordt aangeduid, is waarschijnlijk dat van de Hallstatt cultuur (ca. 800-450 v. Chr.) in Centraal Europa. Tijdens de La Tène periode vanaf ca. 450 v. Chr. zou de Keltische cultuur zich verspreid hebben door contacten of migratie naar de Britse eilanden, Frankrijk, België en Nederland, maar ook naar het oosten tot in Turkije en het zuiden tot in Spanje en Italië. 1: Oorsprongsgebied ten noorden van de Alpen L: La Tène H: Hallstatt 2: Grootste verspreiding in ongeveer 400 v.chr. B: Britse eilanden G: Galatië in Klein-Azië I: Iberisch schiereiland Verspreiding Kelten over Europa Tijdens de Keltische periode verspreidde zich de bewerking en productie van ijzer in Europa. Metaalbewerking stond bij de Kelten op een zeer hoog niveau. Grieken en Romeinen waren er vol lof over. Kunstig zijn de gouden siervoorwerpen, zoals de sierband van een drinkhoorn uit een graf in Eigenbilzen of de gouden gevlochten halssieraden, torques. In de Maasstreek zijn talloze Keltische munten gevonden, wat duidt op een intensieve handel in deze streken. Door contacten over zee hebben de Kelten van het Europese continent langzaam de inheemse stammen in Engeland met hun cultuur beïnvloed en omgevormd. Er is daar dus geen Keltische invasie geweest, maar een langzame aanpassing aan de Keltische 6 Posterheide Brabant, Helmond

cultuur. In Zuid-Engeland zouden op het einde van de La Tène tijd elites van Gallische stammen als de Belgae zich gevestigd kunnen hebben. Handelsrelaties voorzagen Engeland van talloze voorbeelden van vakmanschap van het vasteland. Zwaarden werden geïmporteerd, gekopieerd en verbeterd. Voorwerpen van de Hallstatt en La Tène cultuur kwamen ook in Engeland terecht. De vroege Keltische kunst, ca. 500-150 v. Chr.), werd in verschillende regionale centra in Europa geproduceerd die intensieve contacten met elkaar hadden. Zo ontstonden contacten vanuit Centraal-Europa met de gebieden aan de Noordzee en de Atlantische Oceaan. Engeland en Ierland maakten deel uit van deze contacten door Europa. Bronzen en ijzeren objecten zijn er versierd met planten-en dierenvormen die verwant zijn aan die in Centraal-Europa. Naarmate de Romeinse macht echter dominanter werd rond de Middellandse Zee, nam de betekenis van deze gecompliceerde Keltische kunstvormen daar af, terwijl in Engeland en Ierland een bloeiperiode werd ingezet. Handel in de Late Ijzertijd Battersea schild, detail. Ca. 350 v. Chr. Vanaf het einde van de 2 e eeuw v. Chr. was het zuiden van Engeland indirect verbonden met Romeinse handelsnetwerken via Bretagne en de Atlantische zeeroutes naar zuidwest Frankrijk. Hengistbury Head in Dorset was de belangrijkste handelsplaats; hier zijn grote hoeveelheden wijnamforen uit Italië gevonden. In het zuidoosten van Engeland blijken intensieve contacten met de Belgische stammen uit Noord-Frankrijk door de vondsten van grote aantallen geïmporteerde gouden munten. Een recente theorie stelt dat de door antieke historici gemelde emigratie van Belgische stammen naar Engeland ontstond uit een soort politiek en sociaal beschermheerschap van de Belgae in ruil voor steun van de Britse stammen in de oorlog met de Romeinen. 7 Posterheide Brabant, Helmond

Engeland en Caesar Engeland was in de klassieke wereld bekend als het land van tin. De kust was onderzocht door de Griekse geograaf Pytheas in de 4 de eeuw v. Chr. en wellicht eerder door de Carthager Himilco in de 5 de eeuw v. Chr. Voor verreweg de meeste Romeinen was het echter een geheimzinnig land voorbij de Oceaan gelegen, aan de rand van de wereld. Sommige Romeinse auteurs beweerden zelfs dat het niet bestond. Commerciële contacten tussen Engeland en het continent waren sterk gegroeid sinds de Romeinse verovering van Gallia Transalpina in 124 v. Chr. Caesar begon in 58 v. Chr. met de verovering van Gallië. De campagne leidde verrassend snel tot resultaat. Caesar was van mening dat de Britse stammen, in het zuiden grotendeels Keltisch, de campagnes op het vasteland tegen de Romeinen hadden gesteund. Enerzijds door de aanwezigheid en steun van Belgae in het zuiden van Engeland, anderzijds door de steun van de Veneti die hun belangrijke positie in de zeehandel tussen het vasteland en Engeland niet wilden verliezen. Het is echter niet uitgesloten dat Caesar ook onderzoek wilde plegen naar de aanwezigheid van minerale bronnen en de mogelijkheid voor commerciële activiteiten. Tweemaal viel Caesar Engeland binnen. Beide invasies bleven zonder werkelijke gevolgen. De eerste vond plaats in 55 v. Chr., maar was slechts een verkenningsexpeditie van de zuidkust. In 54 v. Chr. landde Caesar met een grote vloot in de buurt van Dover. Inmiddels hadden de Britse stammen zich verenigd onder één leider, Cassivellaunus, de koning van de Catuvellauni. De koning leed een nederlaag bij Canterbury, waarna Caesar de Thames overstak en de hoofdstad van Cassivellaunus innam. Omdat intussen de grote Gallische opstand onder Vercingetorix was losgebarsten, kwam men tot een vergelijk. In naam onderwierpen zich enkele stammen. Britse gijzelaars werden overgeleverd aan de Romeinen, waarna Caesar zich terugtrok. Na de verovering van Gallië door Caesar, nam de handel van het vasteland met Engeland gestaag toe. Mogelijk werd dit bevorderd door politieke banden en relaties van de Romeinse wereld met clientenkoningen in Engeland. In talrijke gevonden voorwerpen valt een romanisering van vormen te bespeuren, wellicht een statussymbool. Tabula Peutingeriana, Engeland De poging om de noordgrens van het Romeinse rijk uit te breiden tot de Elbe werd voor keizer Augustus geen succes. Systematisch verzet in Midden-Duitsland leidde tot de verpletterende nederlaag in 9 na Chr. in het Teutoburgerwoud. Ten noorden van de 8 Posterheide Brabant, Helmond

Romeinse limes bestonden alleen handelsrelaties tussen Romeinen en Scandinaviërs, vooral met de Juten in Denemarken. Een deel van de Deense krijgersaristocratie diende in het Romeinse leger. In Scandinavië is op diverse plaatsen Romeins wapentuig gevonden, wat kan duiden op vorming van status door middel van Romeinse identiteit. Misschien zijn twee Romeinse zilveren bekers uit een graf in Hoby, Denemarken, oorlogsbuit uit de Varusslag in 9 na Chr. Romeinse verovering van Engeland Sinds de mislukte invallen van Caesar bereidde Augustus drie invallen in Engeland voor, in 34, 27 en 25 v. Chr. Alle drie werden voortijdig afgeblazen. In 40 na Chr.bereidde Caligula een campagne tegen de Britten voor. Volgens Suetonius bracht hij de troepen samen aan de continentale zijde van het Kanaal en gaf ze opdracht om zeeschelpen te verzamelen! Onder keizer Claudius vond in 43 een invasie plaats met vier Romeinse legioenen, officieel om een verbannen koning van de Atribates, Verica, in zijn macht te herstellen. Elf stammen in het zuidwesten van Engeland gaven zich over aan Claudius en de Romeinen vestigden hun nieuwe hoofdstad in Colchester. Vespasianus was aanvoerder van Legio II Augusta en veroverde het zuidwesten tot aan Exeter. De volgende stap was de verovering van Wales die werd gehinderd door de opstand van Baudica in 60. De stam van de Silures werd er pas in 76 verslagen. Intussen 9 Posterheide Brabant, Helmond

werd het noorden veroverd, tot aan York. In 78 werd Gnaeus Julius Agricola de nieuwe gouverneur, de schoonvader van Tacitus. Militaire operaties Agricola Agricola versloeg de stam van de Ordovices in het noorden van Wales. Vervolgens rukte hij op tegen de Brigantes in Noord-Engeland en de Selgovae aan de zuidkust van Schotland. Van 79 tot 84 veroverde hij grote delen van Schotland en voer zelfs langs de oost- en noordkust van Schotland en won een beroemde slag van Mons Graupius. Hij bouwde er een netwerk van wegen en forten. In 84 werd Agricola door keizer Domitianus naar Rome teruggehaald. Uiteindelijk werden de Romeinen gedwongen om hun bezetting terug te trekken tot daar waar rond 122 de Hadrian s Wall werd gebouwd. In 142 werd een nieuwe muur, de Antonine Wall, meer naar het noorden aangelegd, maar na korte tijd weer verlaten. Romeinse troepen zouden echter diverse malen tot ver in Schotland doordringen. De bekendste is die van 209, toen keizer Septimius Severus ten strijde trok tegen de Caledonische Confederatie, Pictische stammen in het noorden. Septimius Severus stierf in York tijdens het plannen van nieuwe vijandigheden tegen de Picten. Als onderdeel van de hervormingen van Diocletianus werden op het einde van de 3de eeuw de Britse provincies georganiseerd als een diocees onder het bewind van de prefectuur van Gallia in Trier. Constantinus Chlorus vertrok in 306 naar Engeland om het noorden binnen te vallen. In hetzelfde jaar stierf hij in York met zijn zoon Constantinus I aan zijn zijde. De laatste gebruikte Engeland als springplank voor zijn mars naar de troon. 10 Posterheide Brabant, Helmond

In de Romeinse keizertijd stond Engeland direct onder de controle van de keizer. Het feitelijke bestuur was in handen van gouverneurs die leden van de Senaat waren en consul waren geweest. Colchester was waarschijnlijk de eerste hoofdstad van Romeins Britannia, maar werd snel voorbijgestreefd door Londen met zijn sterke handelsbetrekkingen. De Romeinen bouwden een indrukwekkend en uitgebreid wegennet in Engeland. Het zou nog eeuwenlang in gebruik blijven, in sommige voorbeelden tot vandaag de dag. Daarnaast legden zij watervoorzieningen aan en bijvoorbeeld riolering. Zeer zichtbaar was de Romeinse anwezigheid in de aanleg van een groot aantal nieuwe steden. Steden als Bath, Canterbury, Chichester, Dorchester, Exeter, Lincoln, Londen en Winchester is slechts een selectie. Colchester, reconstructie Een aantal steden werd aangelegd volgens het Romeinse schaakbordpatroon, Romeinse infrastructuur was zichtbaar in publieke gebouwen als theater, amfitheater, bestuursgebouwen, Romeinse bouwstijlen en beeldhouwkunst, etc. In de religie herkent men de typisch Romeinse aanpak van acculturatie: inheemse religies opnemen in de Romeinse, inheemse goden romaniseren, maar enkele extreme gebruiken verbieden. Zo werd de Keltische priesterkaste van de druïden door keizer Claudius verboden. Inheemse goden als Epona, Coventina of Ancasta werden geromaniseerd. De keizercultus vond op veel locaties plaats. Oriëntaalse religies zoals de Mithrascultus werden populair, wellicht bevorderd door de talloze allochtone soldaten in de permanente legioenen in Engeland. Er zijn diverse Mithras-heiligdommen gevonden, bijv. In Londen of bij de Hadrian s Wall in het noorden. Hadrian s Wall 11 Posterheide Brabant, Helmond

Engeland werd tot in de laatromeinse tijd geconfronteerd met een grote militaire aanwezigheid. Het meest duidelijk zichtbaar was dit in het noorden bij de Hadrian s Wall, waar zo n 20.000 soldaten waren gelegerd. Over een afstand van 117 kilometer was een zeer uitgebreid complex van legioenskampen en kleinere forten aangelegd. Uiteraard heeft de aanwezigheid van zoveel soldaten geleid tot een snelle romanisering van de streek. Voor de Romeinen was mijnbouw één van de meest profijtelijke economische activiteiten in Engeland. Engeland was rijk aan delfstoffen als goud, zilver, ijzer, tin en lood. In 49 na Chr. waren de loodmijnen in Mendip, Derbyshire, Yorkshire en Wales volop in bedrijf. In 70 na Chr. produceerde Engeland meer lood dan Hispania als de leidende producent. De goudmijnen van Brittannië waren gelegen in Wales in Dolaucothi. De lijst van ijzermijnen in Romeins Brittannië telt 33 locaties. Zilver werd op grote schaal gewonnen, het belangrijkste metaal voor Romeinse munten. De handel van Britannia naar het continent in de Romeinse tijd vond voornamelijk plaats via het zuiden van de Noordzee en het Kanaal (Straat van Dover). De belangrijkste Romeinse havens waren Londen en Richborough, de belangrijkste continentale havens die van Boulogne, daarnaast Domburg en Colijnsplaat aan de monding van de Schelde. De vele altaren gevonden bij Domburg wijzen op een intensief handelsverkeer van en naar Engeland. Colijnsplaat, Nehellennia-tempel Nehellennia altaar Het christendom bereikte Engeland uiteraard ook in de Romeinse tijd, echter wanneer is onduidelijk. Volgens Beda zouden in 180 missionarissen vanuit Rome gestuurd zijn om de geschillen van Oosterse en Westerse ceremonies bij te leggen. Het oudste geschreven bewijs van christendom in Britannia is een tekst van Tertullianus rond 200. De oudste archeologische bewijzen dateren uit de 3de en 4de eeuw. Uit het begin van de 4de eeuw dateert de Water Newton Treasury, een schat van kerkzilver. In de Romeinse villa s van Lullingstone en Hinton St. Mary zijn wandschilderingen gevonden met christelijke voorstellingen. In ieder geval waren op het Concilie van Arles in 314 drie bisschoppen uit Britannië aanwezig, uit Londen, York en mogelijk uit Lincoln. St. Alban geldt als de eerste christelijke martelaar in Engeland, begin 4de eeuw. 12 Posterheide Brabant, Helmond

De ineenstorting van het Romeinse rijk rondom de Noordzee. In de loop van de 4de eeuw namen de Romeinen grote aantallen Germanen op in de noordelijke gebieden van hun rijk. Deze Germanen kregen onder de naam van foederati (bondgenoten) woongebieden toegewezen in de grensstreken. Zo mochten de Franken in 355 zich vestigen in delen van de zuidelijke Nederlanden. Geleidelijk aan werd het aandeel van de bondgenoten in het leger groter en nam daarmee hun invloed toe. Na enkele generaties bestond het Romeinse leger voor een groot deel uit Germanen en was de legertop zelfs grotendeels Germaans. Zo blijkt dat deze laatromeinse periode een gouden tijd was voor de Germaanse stammen in Noord-Duitsland en Denemarken. Letterlijk veel goud verhuisde naar het noorden, ofwel als soldij voor de huursoldaten ofwel als geschenk/omkoping om de vrede in de regio te bewaren. De Romeinse muntnaam aureus zou voortblijven bestaan in het Noorse ǿre.het goud werd in grote hoeveelheden in de grond gestopt, als offer of als bewaarplaats. De grootste vondst is in Jutland gedaan, twee gouden hoorns. Ook bijzonder zijn de vondsten van gouden imitaties van Romeinse munten en grote gouden medaillons, zog. bracteaten. Gallehus, gouden hoorn (kopie) Eind 406 werden de keizerlijke grenstroepen, inmiddels overwegend Germaans, grotendeels van de Rijn teruggetrokken door Stilicho om ingezet te worden tegen nieuwe groepen binnenvallende Germanen en tegen een nieuwe concurrent van de zittende keizer. In 407 werd het romeinse leger ook definitief teruggetrokken uit Britannia om Gallia en Italië te verdedigen tegen nieuwe indringers. en de migratie van de Angelsaksen In de 5 de eeuw staken de Angelen die behoorden tot de Noordzee-Germanen, samen met de Saksen, Friezen en Juten vanuit Noord-Europa de Noordzee over en vielen Groot- Brittannië binnen. De Friezen waren in de Romeinse tijd geleidelijk langs de gehele westkust van de Lage landen doorgedrongen. De Saksen vestigden zich in het zuiden van het land, de Juten in het zuidoosten (Kent), de Angelen in het midden en noorden. Na verloop van tijd ontstond een aantal kleine koninkrijken die elkaar de hegemonie betwistten. De zeven belangrijkste waren: Kent, Sussex, Wessex, Essex, Northumbria, 13 Posterheide Brabant, Helmond

East Anglia en Mercia. Op het einde van de 6 de eeuw was het overwicht bij Kent. In deze vroeg Angelsaksische periode ontstond de Engelse natie. Het Angelsaksisch werd de gemeenschappelijke taal in Engeland en het oosten van Schotland gedurende zeven eeuwen. Het christendom werd opnieuw geïntroduceerd, de literatuur bloeide en wetten werden uitgevaardigd. 5 e eeuwse migraties volgens Beda De inheemse Britse Kerk ontwikkelde zich in isolatie van Rome onder invloed van missionarissen uit Ierland. Het christendom werd waarschijnlijk in Ierland geïntroduceerd in de 4de eeuw vanuit Romeins Engeland of Frankrijk. De eerste missionaris van Ierland was de H. Patrick. Als slaaf werd hij van zijn moederland van Brittannië naar Ierland gebracht, en na een verblijf in Frankrijk waar hij bisschop werd gewijd, keerde hij naar Ierland terug. De kerkelijke organisatie was niet op bisdommen, maar op kloosters gebaseerd. De zwerflust van de Ierse monniken bracht hen tot in Brittannië, zoals op het eiland Iona ( Columbanus) aan de westkust van Schotland of. Evangeliarium van Augustinus 14 Posterheide Brabant, Helmond

Befaamd zijn de wonderbaarlijke reizen van St. Brendan. Sommige monniken trokken naar het Europese continent, zoals de missionarissen Columbanus en Gallus of Willibrordus. Het was tegen deze achtergrond dat paus Gregorius de Grote de benedictijner monnik Augustinus met een groep van ongeveer 40 metgezellen vanuit Rome naar Kent stuurde om de Angelsaken te bekeren. In 597 bekeerde hij koning Ethelbert van Kent. Zijn Frankische vrouw Bertha was al christen, hetgeen de bekering van de koning vergemakkelijkt zal hebben. De paus had gezorgd voor Frankische tolken. Daarmee werd Augustinus de eerste apostel van de Angelsaksen en stichter van de Kerk van Engeland. Hij werd de eerste bisschop van Canterbury. Al snel na zijn aankomst stichtte Augustinus op door de koning geschonken grond het klooster van de heilige Petrus en Paulus, de latere St. Augustine s Abbey. Vervolgens nam Northumbria de positie van het leiderschap over. Koning Edwin van Northumbria liet zich in 627 dopen, waarna York de zetel werd van een nieuw bisdom. Sutton Hoo, vroeg Angelsaksische schoudergesp en riemgesp, begin 7 e eeuw Uit de vroeg Angelsaksische tijd is weinig bewaard aan bouwkunst, maar wel veel kunstzinnige voorwerpen in de zog. Insulaire stijl. Brittannië en Ierland hadden een gemeenschappelijke stijl die anders was dan die op het vasteland. De meeste Insulaire kunst is van Ierse kloosters afkomstig of de seculiere elite, vanaf ca. 600 toen Keltische en Angelsakische stijlen zich vermengden. Zeer kenmerkend zijn de vlechtbandmotieven zoals in het Book of Kells. Deze vlechtbanden werden vaak gecombineerd met dierenvormen afkomstig van de Germaanse versie van de Euraziatische dierenstijl. Inmiddels was de email cloisonné-techniek wijd verbreid. Op een grote begraafplaats in Sutton Hoo aan de zuidoostkust van Engeland is een bootgraf gevonden met een indrukwekkende schat aan vroeg Angelsaksische voorwerpen. Typisch zijn de combinatie van vlechtband- en dierenornamenten in metaal en email cloisonné. Sommige voorwerpen worden geïdentificeerd als byzantijns, import dus. Het bootgraf van wellicht een clanhoofd, nog niet gekerstend, lijkt zeer op vergelijkbare voorbeelden in Zweden. detail Book of Kells 15 Posterheide Brabant, Helmond

Tijdens de 6 e eeuw staken grote aantallen Britten (Keltische stam) uit Wales en Cornwall het kanaal over om zich te vestigen in Armorica, Klein-Brittannië of Bretagne genoemd. Onder de nieuwkomers waren veel christelijke monniken die de Keltische variant van het christendom introduceerden. Op eilandjes buiten de kust werden geïsoleerde hermitages of kluizenaarshutten gebouwd. Zij inspireerden de religieuze tradities die nog altijd bestaan, zoals de bedevaarten en pardons in bijvoorbeeld Troménie in Locronan. De Britse immigranten voerden de typisch Bretonse plaatsnamen in. Het voorvoegsel plou of varianten als plo, plu of plé komt van het Latijnse plebs en verwijst naar een gemeenschap van christenen. Ker betekent hoeve van.., tre staat voor een bewoonde plaats. In de 9 e eeuw vestigden de Bretons een onafhankelijk koninkrijk. Britse migraties 6 e eeuw Vanuit Engeland staken diverse belangrijke missionarissen over naar het continent. In 690 stak de Angelsaksische monnik Willibrordus over naar de Nederlanden. Vanuit zijn abdij in Echternach bereidde hij zijn missioneringstochten naar Frisia, Thüringen en Denemarken voor. Een nog groter figuur onder de Angelsaksische missionarissen was Bonifatius. In 719 ontving Willibrordus hem in Utrecht, waar hij 3 jaar verbleef. Daarna werd hij in 722 door de paus tot missiebisschop van Duitsland zonder vaste zetel benoemd. Rombout van Mechelen zou van Ierse afkomst zijn. Door al deze contacten breidde de Insulaire stijl met zijn vlechtbanden en diervoorstellingen zich uit naar de christelijke wereld van het continent. De aanwezigheid van Ierse en Angelsaksische kloosters daar leidde tot import van deze vormentaal in de scriptoria, maar ook de ateliers waar bijvoorbeeld boekbanden werden gemaakt. Prachtige voorbeelden zijn de Tassilokelk in Kremsmünster of de boekband van het Lindau Evengeliarium in de Pierpont Morgan Library. 16 Posterheide Brabant, Helmond

Angelsaksische grafcultuur: Sutton Hoo In de vroege Angelsaksische tijd bleef het christendom in Zuid- en Oost-Engeland bestaan. Zo bleef de vroegchristelijke martelarencultus in St. Albans bestaan. Meer spectaculair zijn de honderden heidense begraafplaatsen met zowel crematie- als inhumatiegraven. Beroemde plaatsen zijn bijvoorbeeld Sutton Hoo, Spong Hill, Prittlewell en Walkington Wold. In Sutton Hoo, East Anglia, zijn twee 6 de en 7 de eeuwse begraafplaatsen gevonden. Op één begraafplaats werd een zeer rijk bootgraf gevonden, waarschijnlijk uit het begin van de 7 de eeuw daterend. Volgens sommigen behoorde het graf aan koning Rædweld, vorst van Eat Anglia rond 700. Een zeewaardig schip van 27 meter met een grafkamer erop moet dienst hebben gedaan als graf van hem. Veel gevonden voorwerpen worden geïdentificeerd als regalia. Sutton Hoo, Helm Sutton Hoo, beursklep De vondsten in het graf duiden op belangrijke internationale contacten. Een helm is verwant aan soortgelijke in het zuiden van Zweden, zilveren kommen zijn afkomstig uit het Oost-Romeinse rijk, zilveren lepels worden als Byzantijns bestempeld. Een beroemde gesp, sluithaken en een beursklep gelden als de vroegste bijzondere voorbeelden van de zog. insulaire stijl. De insulaire stijl greep terug op Ierse, Pictische, Angelsaksische en Mediterrane artistieke bronnen. In de christelijke wereld, zoals bij het Book of Durrow, werd het ook geïntroduceerd. Veel artefacten hebben een sterke verwantschap met de zog. Germaanse stijl uit Denemarken en Zuid-Zweden. Het oudste Engelse epische gedicht Beowulf uit ca. 800 verhaalt over gebeurtenissen in Denemarken en het zuiden van Zweden tussen ca. 450 en 600. In het zuiden van Zweden is ook een groot aantal bootgraven gevonden met artistieke voorwerpen en regalia die verwant zijn aan die in Sutton Hoo. In Staffordshire is de grootste Angelsaksische schatvondst aan gouden en zilveren voorwerpen gedaan, met in totaal ruim 5 kg goud, bijna 1,5 kilo zilver en 3500 juweelfragmenten in email cloisonné. De voorwerpen dateren voornamelijk uit de 7 de eeuw. Waarschijnlijk hebben veel voorwerpen een christelijke achtergrond. Angelsaksische periode, 660-899 Vanaf 660 gingen in Engeland grotere koninkrijke de kleinere domineren. Deze periode is wel bekend als die van de Heptarchie. De periode van de 8 e en 9 e eeuw was een bloeitijd met veel invloed op het continent. Zeer belangrijk werd het koninkrijk van Midland, Mercia geheten. Door oorlog en plundering werd het koninkrijk enorm uitgebreid. 17 Posterheide Brabant, Helmond

De macht en invloed van Mercia reikte zover dat op het einde van de 8 e eeuw Karel de Grote de macht van koning Offa erkende en hem overlaadde met eerbewijzen. In deze periode groeide de populariteit van het kloosterwezen in Engeland, deels als interne ontwikkeling, deels door impulsen vanuit het continent. In 669 werd Theodorus, een Grieks-sprekende monnik uit Klein-Azië, de 8 e aartsbisschop van Canterbury. Een jaar later kwam Hadrianus, een Latijns sprekende Noord-Afrikaan en voormalige abt van een klooster in Campanië naar Engeland. Zij stichtten een school in Canterbury. In het Angelsaksische Engeland werden kloosters gesticht als dubbelklooster, één voor mannen en één voor vrouwen, en geleid door abdissen die tot de machtigste vrouwen in Europa werden. De H. Beda was een Angelsaksische monnik op het einde van de 7 e en begin van de 8 e eeuw in Noord-Engeland leefde en bekend werd als bijbelgeleerde en geschiedschrijver. Met zijn Historia ecclesiastica gentis Anglorum werd hij de vader van de Engelse geschiedschrijving. De vroege Angelsaksische maatschappij hechtte grote waarde aan het paard. Het paard zou kennis gehad hebben van de god Wodan. Paarden werden nauw verbonden aan goden als Odin en Freyt. Paarden speelden ook een belangrijke rol in grafrituelen. Zij waren prominente symbolen van vruchtbaarheid. De mythische voorouders van de Angelsaksen, Hengist en Horsa, waren verbonden met paarden. De cultusplaatsen van de Angelsaksen waren zeer divers, van tempels tot heilige bomen, heuveltoppen en bronnen. Toch overheerst het christendom de geschiedenis van de Angelsaksische cultuur. Beda s verhaal van Caedmon, de herder die de vader van de Engelse dichtkunst werd, representeert de feitelijkheid van de bekering van de heidense Angelsaksen tot het christendom. Het verhaal illustreert de vermenging van christelijke en Germaanse, Latijnse en mondelinge tradities. En zo was ook de daadwerkelijke kerstening: geen breuk met het verleden, maar een vernieuwing van een oude erfenis. De Angelsaksen gaven er de voorkeur aan zich niet in de oude Romeinse steden te vestigen, maar kleine steden te bouwen in de buurt van hun landbouwcentra. Er werd voornamelijk in hout gebouwd. Natuursteen werd gebruikt voor de bouw van kerken. Beda stelt dat het metselwerk van kerken en kloosters was more Romanorum. Bradwell-on-Sea, St. Peter-on-the-Wall, ca. 650 Aangenomen wordt dat kerkenbouw in Angelsaksisch Engeland met Augustinus van Canterbury begon rond 600. Wellicht haalde hij vaklui uit Gallië. De kapel van Petrus in Bradwell-on-Sea en de kerk te Reculver (6690 behoren tot de beste vroege voorbeelden in het zuidoosten van Engeland. In Northumbria werden stenen kerken gebouwd vanaf het einde van de 7de eeuw, zoals in Ripon, Hexham en Escomb. Vanaf het midden van de 8e tot het midden van de 10de eeuw zijn monumentalere kerken bewaard, zoals in 18 Posterheide Brabant, Helmond

Brixworth, de best bewaarde Angelsaksische kerk, en de Mariakerk in Wareham. Deze kerken lijken op Karolingische voorbeelden van het continent. De toren van de kerk in Barnack uit het begin van de 10de eeuw vertoont al de typische decoratieve versiering die karakteristiek is voor de late Angelsaksische architectuur. Daarvan is de kerk van Earls Barton ongetwijfeld het fraaiste voorbeeld. Het opkomend christendom heeft ongetwijfeld de beeldende kunst revolutionair veranderd. Kunst kreeg nieuwe functies, het christendom had behoefte aan figuratieve voorstellingen in plaats van overheersend abstracte vormen. De overgang naar christelijke kunst is te bespeuren vanaf de 7de eeuw, beeldhouwkunst en manuscript illustraties duiken voor het eerst op. Germaanse motieven als spiraalbanden en dieren werden gecombineerd met Keltische vormen, christelijke figuren en mediterrane decoratie, zoals in het Ruthwell Cross of Easby Cross is te zien. Het Evangeliarium van Lindisfarne en de Codex Amiatinus dateren van ca. 700. Merovingisch rijk Merovingisch rijk Ten zuidoosten van de Noordzee heersten sinds Childeric vanaf 457 de Merovingers ongeveer drie eeuwen over de Franken in het gebied dat bekend werd als Francia. Het rijk strekte zich uiteindelijk uit tot aan de Pyreneeën en het zuiden van Duitsland. Het graf van Childeric werd gevonden in Doornik. Zijn zoon Clovis I wist het gebied ten noorden van de Loire te verenigen. Hij nam het christelijk geloof van zijn vrouw Clotilda over en liet zich dopen. Na de dood van Clovis in 511 werd het rijk onder zijn vier zoons verdeeld die het collectief bestuurden. Regelmatig stonden de verschillende koningen tegenover elkaar en veroorzaakten conflicten, maar het rijk bleef gezien worden als één geheel. Koning Dagobert I wordt beschouwd als de meest krachtige. Na 687 werd Pepijn de Middelste, hoewel geen koning, de feitelijke machthebber van het Frankische gebied. De macht kwam via zijn zoon Karel Martel en later Pepijn de Korte in handen van diens zoon, Karel de Grote. Het christendom werd geïntroduceerd door de contacten met de Gallo-Romeinse cultuur en door de komst van missionarissen. De meest bekende missionaris was Columbanus, een Ier. 19 Posterheide Brabant, Helmond

Westsaksische hegemonie en Skandinavische invallen, 793-876 In de 9de eeuw kwam het koninkrijk Wessex in het zuidwesten van Engeland op. Koning Alfred de Grote zou in de jaren 70 van de eeuw Mercia aan zijn rijk toevoegen. De rijkdom van de kloosters en de bloei van de Angelsaksische maatschappij trok mensen aan van het continent, vooral uit Denemarken en Noorwegen. Vanwege de plunderingen die volgden, werden de nieuwkomers Viking genoemd (viking = expeditie). In 793 werd Lindisfarne geplunderd, een jaar later Jarrow, het klooster waar Beda zijn geschriften had opgetekend. In 795 volgde Iona, en in 804 het nonnenklooster Lyminge Kent. De plunderingen duurden tot 850. Vanaf dat jaar bleven zij permanent, buitten de feodalen uit en benoemden marionettenkoningen. Uiteindelijk vestigden zij zich in Engeland en zorgden voor sociale en politieke verandering. Intussen gingen de Vikingen door aan beide zijden van het kanaal te plunderen. De plundering van Dorestad is een berucht voorbeeld. Koning Alfred maakte een einde aan de plunderingen en raids door het leger te hervormen. In 896 liet hij een type schip bouwen dat opgewassen was tegen de schepen van de Vikingen. Hij zou belangrijk worden voor de verbreiding vsn het schrift en de basis van de Engelse cultuur.toen de Vikingen in 892 van het continent terugkwamen naar Engeland, bemerkten zij dat zij niet zomaar alle kusten nog konden afstropen. Daarom verdeelden zij zich om zich in Northumbria en East Anglia te vestigen, Een deel probeerde het geluk op het continent. Vikingen Alfred ring Het Vikingtijdperk duurde van de 8 e tot de 11 de eeuw, was de laatste periode van de ijzertijd in Scandinavië en wordt gekenmerkt door oorlogen en handel in Europa en daarbuiten. In 737 werd het eerste deel van Danevirke, een beschermende verdedigingsmuur tegen invasies voltooid.. Het jaar daarop ontstond de eerste Deense stadsgemeenschap, in Ribe. Spoedig zouden enkele andere steden ontstaan. Rond 800 werd in Jutland een sterk centraal gezag gevestigd. De Denen richtten zich buiten hun territorium op zoek naar land, handel en goederen. In Noorwegen vormden bergen en fjorden sterke natuurlijke grenzen, waardoor gemeenschappen veel onafhankelijker bleven bestaan. Rond 800 waren hier ca. 30 kleine koninkrijken. De zee was de gemakkelijkste wijze van communicatie tussen de Noordse koninkrijken en de buitenwereld. In de 8 e eeuw begon men oorlogsschepen te bouwen. De Noordzeerovers waren handelaren, kolonisten, ontdekkers en plunderaars. 20 Posterheide Brabant, Helmond

Over de oorzaken van de Vikingen plundertochten bestaan meerdere theorieën. Eén is dat de Scandinavische bevolking te groot was voor het moederland en er een gebrek was aan goed akkerland. Dit zou geleid hebben tot een jacht op meer land. Een andere oorzaak wordt gezocht in de introductie van het christendom in Saksen onder Karel de Grote. Christelijke handelaren zouden heidense Vikingen hebben gediscrimineerd. Sinds de aanval op Lindisfarne nam de agressie van de Vikingen toe. In 794 werd Iona aangevallen, in 795 de noordkust van Ierland. Het einde van het Vikingtijdperk wordt traditioneel bepaald door de mislukte invasie door de Noorse koning Harald III in 1066. In Ierland was dat de inname van Dublin door Strongbow in 1171. In Schotland in 1263 door de nederlaag van koning Hákon Hákonarson. Koning Harold Godwinson werd in 1067 verslagen door een nazaat van de Vikingen, Willem, hertog van Normandië (Normandië was al in 911 door de Vikingen veroverd ). In Scandinavië rekent men het einde van het Vikingtijdperk het moment waarop het koningschap werd gevestigd en het christendom de overheersende religie werd. Het einde van de Vikingentijd in Noorwegen wordt bepaald door de Slag van Stiklestadt in 1030. Hoewel Olaf de slag verloor, verspreidde het christendom zich vanaf die tijd snel. Rurik in Rusland 21 Posterheide Brabant, Helmond

Rurik richtte zich op het oosten en werd in 859, door verovering of uitnodiging, van de stad Novgorod in het noordwesten van Rusland. Zijn opvolgers trokken verder en stichtten het rijk Rus met Kiev als hoofdstad. Dit rijk bleef bestaan tot de Mongoolse invasie in 1240. Andere Noordse volkeren trokken verder ten zuiden van de Zwarte Zee en naar Constantinopel. De relaties met het Oosten brachten deze Varangers byzantijnse zijde, munten uit Samarkand, en zelfs een bijzondere schelp uit de Rode Zee. Het rijk van de Franken onder Karel de Grote werd zwaar getroffen door de plunderaars. De Vikingen konden ongestraft de Seine op varen. Tijdens het bewind van de opvolgers van Karel de Grote slaagden de Vikingen erin om een serie aanvallen te plegen, die uiteindelijk leidde tot de verovering van Normandië. In 911 bereikte Karel de Eenvoudige een overeenkomst met de Vikingleider Rollo. Hij gaf Rollo de titel van hertog en schonk hem delen van Normandië. Als tegenprestatie verdedigde Rollo voor Karel Noord- Frankrijk tegen nieuwe Vikingeninvasies. Enkele generaties later beschouwden de Normandische nazaten zich als Frans. De Vikingen waren de Noordse ontdekkers, krijgslui, kooplui en piraten die plunderden, handel dreven en zich vestigden in verre streken in Europa, Azië en de Noord Atlantische eilanden tussen het einde van de 8 e en het midden van de 11 de eeuw. Zij voeren met hun beroemde schepen tot aan Constantinopel en de Wolga in Rusland, maar ook naar Ijsland, Groenland en Newfoundland of Zuid-Spanje. De Vikingen hebben een grote rol gespeeld in de middeleeuwse geschiedenis van Scandinavië, Groot- Brittannië, Ierland en het vasteland van Europa. Oslo, vikingschap van Oseberg De maatschappij van de Vikingen was ingedeeld in drie socio-economische klassen: Thralls, Karls en Jarls. Een beschrijving hiervan geeft het gedicht Rigsthula. Thralls waren de laagste sociale klasse bestaande uit slaven. Zij waren zeer belangrijk voor de Vikingen, voor hun economie en handel, maar ook voor bouwwerkzaamheden en werk op het land. Tijdens de strooptochten werden veel mensen gevangen en in Scandinavië tot thralls gemaakt. Karls waren vrije boeren. De Jarls waren de aristocratische bovenlaag. Zij bezaten grote landgoederen met enorme lange huizen, paarden en veel thralls.wanneer 22 Posterheide Brabant, Helmond

een Jarl overleed, werden soms thralls uit zijn huishouden ceremonieel gedood en mee begraven. Vrouwen hadden een relatief vije status in de Noordse gebieden. Vrouwen hadden religieus gezag en waren actief als piresteres en orakels. De drie sociale klassen waren goed herkenbaar in jun uiterlijk vertoon, kleding en juwelen. Er zijn talrijke vindplaatsen van Vikingschepen van alle formaten aangetroffen. Het bekendste scheepstype was het langschip, bestemd voor oorlogsvoering en zoektochten. Zij waren ontwerpen voor de snelheid en voorzien van roeiriemen en zeilen. Met deze schepen konden de Vikingen op Viking gaan. Met deze schepen konden lange expedities worden uitgevoerd. Daarnaast waren er andere typen, voor meer vredige activiteiten. De knarr was een transportschip voor goederen, breder en met een diepere laadruimte. Schepen waren een integraal deel van de Vikingencultuur, voor transport, expedities, veroveringen en handel. Zij hadden ook een grote religieuze betekenis. Soms werden personen van hoge status in een boot begraven, zoals is gebleken bij de verzonken boten in Gokstad en Oseberg in Noorwegen. In Ladby in Denemarken is ook een bootgraf gevonden. In het fjord van Roskilde zijn vijf Vikingschepen gevonden, tot zinken gebracht om een blokkade te vormen van een vaarkanaal en zo Roskilde te beschermen tegen een aanval vanuit zee. Runensteen van Tyke Viking Odin Er bestaat maar weinig inheemse documentatie uit Scandinavië van vóór 1100. Het Latijnse schrift werd geïntroduceerd met de komst van het christendom. De Scandinaviërs gebruikten runen-inscripties, maar deze zijn meestal kort en in formules. De meeste geschreven bronnen zijn afkomstig uit de christelijke en islamitische wereld, die allebei negatief getroffen zijn door de activiteiten van de Vikingen. Sinds het midden van de 20 e eeuw heeft de archeologie voor een meer compleet en gebalanceerd beeld gezorgd. Geschreven bronnen van ná de Vikingtijd, zoals die in Ijsland, kunnen ook belangrijk zijn om de Vikingen te leren kennen. 23 Posterheide Brabant, Helmond

De meerderheid van runen-inscripties uit de Viking-tijd is afkomstig uit Zweden, meestal uit de 11 de eeuw. Veel runenstenen vermelden de namen van deelgenoten in Vikingexpedities. Ook worden mensen vermeld die tijdens expedities om het leven kwamen. Meestal waren de stenen helder gekleurd. De traditie van het gebruik van runenstenen gaat terug tot de 4 de eeuw en duurde tot de 12 de eeuw. De oudste stenen werden bij graven geplaatst. Veel runenstenen zijn aangetroffen in Denemarken en Noorwegen, maar ook op het eiland Man, aan de Zwarte Zee of in Schleswig. In later tijd werden runenstenen geplaatst op bijzondere plaatsen in het landschap, zoals bij vergaderplaatsen, wegen, bruggen en forten. Minstens de helft van de runenstenen uit de Vikingtijd heeft christelijke teksten of tekens. Uit de voorstellingen op runenstenen blijkt dat de meest populaire Noordse legende die van Sigurd de drakendoder was. Een andere belangrijke personage uit de Nibelungen is Gunnarr. Aarhus, maquette nederzetting in de Vikingentijd De Noordse mythologie maakt deel uit van de Germaanse. Zij kent grotendeels dezelfde goden en helden. Maar zij wordt toonaangevend beschouwd als voorbeeldfunctie voor het geheel der oudere mythologieën van het noordelijke deel van Europa. De Noordse mythologie wordt weliswaar gekoppeld aan de Vikingen of Noormannen, maar de verhalen bestonden al langer en waren deels afkomstig uit landen als Ijsland en Duitsland. Het scheppingsverhaal van de Vikingen kent een universum dat in twee delen is gescheiden door een grote kloof, de Ginnungagap. Aan de ene kant was licht en hitte, Muspel, met de leider Surtur. Aan de andere kant was koude en duisternis, Nifel. Hier leefde een oerkoe, Audhumbla. Zij likte het ijs en bevrijdde daarmee de ijsreus Ymir. Zij likte ook de reus Búri vrij, de stamvader van alle reuzen en goden. Uit hem is ook de reus Boor voortgekomen die samen met reuzin Bestla drie zonen kreeg: Odin, Vili en Vé. Dit zijn de eerste drie goden. Deze drie zonen doodden Ymir, brachten hem naar de Oerruimte en maakten zijn lichaam zoals wij die kennen. Zijn bloed werden de meren en zeeën, zijn vlees werd de aarde, uit zijn botten kwamen de bergen. Van zijn schedel werd het uitspansel gemaakt..de mensen werden gemaakt van het hout dat de zonen van Borr op het strand vonden. Zij kregen adem, leven en spraak, bewustzijn, het uiterlijk en gehoor. 24 Posterheide Brabant, Helmond

Ask werd de naam van de man, Embla de naam van de vrouw. Yggdrasil is de heilige wereldboom, bewoond door elfen en draken. Bifröst is de regenboog die de goden maakten en leidt naar de hemel. De goden schiepen meerdere werelden: Asgaard was het domein van de goden, Midgaard was de woonplaats van de mensen, Jotunheim het domein van de reuzen. Helheim is de plaats waar eerst alle doden heen gaan, Alfheim de plaats waar eerst alle elfen woonden, Svartalfheim is de onderwereld, Ljosalfheimr de lichtwereld, het Walhalla de aparte plaats voor de gevallenen in de strijd. De goden zijn verdeeld in twee families, de Asen en de Wanen. De Asen zijn de volgelingen van Odin, die niet tevreden waren met de schepping. De Nornen zijn de schikgodinnen die het web van het leven spinnen. De Walkuren zijn boodschappers van Odin en bedienen de helden in het Walhalla. - Odin is de oppergod en onder anderen de vader van Thor. In de Germaanse mythologie is hij bekend als Wodan. Odin gaf de dichtkunst en de magie van de runen aan de mensen. Hij hing zichzelf op aan de Yggdrasil, om de kennis van de dood te vergaren. Hij werd gereanimeerd door de magie van de boom. Hij was zelf geen krijger, maar had wél een voorliefde voor strijd en oorlog. - Thor is de zoon van Odin en de vernietiger van het kwaad. Hij was voorbestemd om Jormundgand, de slang die om de negen werelden kronkelt, te bevechten, maar hij zou daarna verdrinken in het gif dat uit de slang stroomde. - Freya. Zij is de godin van de liefde, vruchtbaarheid en de schoonheid. - Freyr. Hij is de zoon van de zeegod Njord en de broer van Freya. - Njord. Hij is de vader van Freya en Freyr, maar vooral de god van de zee. Hij koos ervoor om in Asgaard te wonen. Degenen die Njord vereerden konden rekenen op een veilige tocht over zee. - Týr. Hij is oorspronkelijk de god de oorlog en het recht. - Loki. Hij is oorspronkelijk een reuzenzoon, maar koos er voor zich bij de goden in de Asgaard te wonen, al beweegt hij zich vrij in alle werelden. Hij is de grappenmaker onder de goden. - Baldr. Hij is de godheid van de schoonheid, en zoon van Odin en Frigg. Overal waar hij kwam, bracht hij vrede en goedheid. Er werd van hem gedacht dat hij over de nieuwe wereld zou heersen. Lewis schaakstukken, late Vikingenperiode 25 Posterheide Brabant, Helmond

Anglo-Saksisch Engeland, 899-1066 In de loop van de 10 de eeuw breidden de West-Saksische koningen hun macht uit naar Mercia, het zuiden van Danelaw en Northumbria. Er ontstond een schijn van politieke eenheid, het aanzien van het koningschap steeg en pogingen werden ondernomen om een sociale orde te vestigen. Dit proces begon met Edward de Oudere. Er werd veel in het werk gesteld om Engelse invloed te herstellen in de gebieden die door de Denen waren veroverd. Toen zijn zus Athelflæd (heerseres over Mercia) stierf kwam Mercia bij Wessex en het Huis van Wessex voerde het bewind over Engeland. De zoon van Edward, Ǣthelstan, annexeerde Northumbria en dwong de koningen van Wales zich te onderwerpen. In de slag van Brunanburh in 937 versloeg hij een allantie van Scoten, Denen en Vikingen. Zo werd hij de eerste officiële koning van Engeland, hoewel enkele Anglo-Saksische rijken het niet wilden accepteren. In 973 werd Edgar, de achterkleinzoon van Alfred, in Bath gekroond tot koning van Engeland en keizer van Britannië. Koning Edgar in New Minster Charter, 966 Tijdens het bewind van koning Ǣthelred the Unready werden vanaf 978 de aanvallen van Vikingen op Engeland hervat. De aanvallen werden steeds heviger en dwongen de bevolking in 1009-12 op de knieën toen een groot deel van het land was verwoest. Zo kon Sven Gaffelbaard, koning van Denemarken in 1013-4 Engeland veroveren. Zijn zoon Knoet de Grote veroverde Engeland opnieuw en versloeg koning Edmund in 1015-6. De koningen van Wessex voerden in de jaren 80 van de 10 e eeuw een krachtig beleid ten aanzien van het muntwezen. In het land waren ongeveer 60 munthuizen. Het controlesysteem van koersen was goed ontwikkeld. Zo kon de koning over grote sommen geld beschikken als dat nodig was. Ǣthelred besloot losgeld te betalen liever dan oorlog te voeren. Dit werd bekend als Danegeld. In ruil zouden de Denen stoppen met hun aanvallen. Het Danegeld bleek echter meer een stimulans voor de Denen om terug te komen en meer te eisen. De hertogen van Bretagne waren blij met de komst van de Denen en boden hen hun havens aan om vandaar operaties uit te voeren in Engeland. Zo raakten de vorstenhoven van Engeland en Normandië uiterst vijandig naar elkaar. Het huwelijk van Ǣthelred met de dochter van Richard I van Normandië, Emma, in 1002 was een poging om de band tussen plunderaars en Normandië te verbreken. 26 Posterheide Brabant, Helmond

In 1016 wist Knoet de Grote de Engelsen in het graafschap Essex verpletterend te verslaan. Knoet en Edmund kwamen overeen dat het koninkrijk verdeeld werd, maar in hetzelfde jaar stierf Edmund en bleef Knoet als enig heerser over. Hij was nu koning van Engeland, Noorwegen en Denemarken. Hij aanvaardde de traditionele rol van Angel- Saksisch koningschap, maar liet ook de tradionele aristocratie verdwijnen en uitsterven. In 1017 verdeelde hij Engeland in vier grote graafschappen: Wessex, Mercia, East Anglia en Northumbria. In 1018 stuurde hij zijn vloot terug naar Denemarken. Om zich te verbinden met de oude Engelse monarchie en zichzelf te beschermen tegen aanvallen van Normandië trouwde Knoet met de dochter van Richard zonder Vrees, hertog van Normanië. Omdat zijn toekomstige voruw Emma christen was, bekeerde hij zich. De zoon uit dit huwelijk, Knoet III, werd zijn opvolger en daarmee werd Harold uit het huwelijk met zijn eerste vrouw gepasseerd. In 1019 deed Knoet een greep op de Deense troon. In 1028 veroverde hij vanuit Engeland Noorwegen, hoewel de rebellerende Noren de oude dynastie onder Magnus I weer op de troon zetten. In 1028 werd Knoet tot koning gekroond van Engeland, Noorwegen en een deel van Zweden. Na de dood van Knoet in 1035 ontstond er een warrige situatie waarbij delen van zijn rijk in diverse handen kwamen. Het huis van Wessex regeerde weer in Engeland toen Edward de Belijder, 7 e zoon van Emma en Ǣthelred de Unready, uit ballingschap in Normandië naar Engeland terugkeerde en in 1042 tot koning werd gekroond. Edward de Belijder, kinderloos, regeerde over Engeland. Lange tijd had hij in Normandië gewoond, en het schijnt dat hij zijn achterneef Willem de Veroveraar tot zijn opvolger maakte.willem was een buitenechtelijk kind van Robert de Duivel en Herleva. Na de dood van zijn vader in 1035 werd hij hertog van Normandië. Willem de Veroveraar Edward stuurde Harold om Willem officieel te verwittigen. Harold strandde bij zijn overtocht echter op de kusten van Picardië, in het gebied van hertog Guy de Ponthieu, die hem gevangen nam. Willem liet Harold bevrijden en ontving hem plechtig aan het hof van Normandië. Harold werd gedwongen om met de dochter van de hertog, Hedwig, te huwen. Vervolgens streed Harold met Willem mee in Bretagne. Harold zwoer op de relieken trouw aan Willem. Toch zou Harold, na de dood van Edward op 5 januari 1066, de kroon van Engeland accepteren. Op 27 september 1066 vertrok Willem 'de Veroveraar' vanuit Dives-sur-Mer met een Normandische vloot naar Engeland. Een dag later zetten 27 Posterheide Brabant, Helmond

zij voet aan wal, in Sussex, en namen Hastings in. Tijdens de gevechten werd Harold dodelijk getroffen door een pijl in zijn oog. Geheel dit verhaal is uitgebreid behandeld op het beroemde Tapis de Bayeux. Bayeux in Normandië was de wieg van de Normandische hertogen. Willem de Veroveraar werd met Kerstmis 1066 in Westminster Abbey tot koning van Engeland gekroond. Toen Willem in 1087 stierf, waren de Angelsaksische heersers gestorven, verbannen of in de boerenstand opgenomen. Slechts 8% van het land was nog onder Angelsaksisch bewind. Bijna alle Anmgelsakische kerken en kloosters waren verwoest. Veel Angelsaksen moesten de Franse taal leren om te communiceren met hun heersers. Zo werd Engeland drietalig: Angelsaksisch voor de gewone burgers, Latijn voor de Kerk en Norman-Frans voor de bestuurlijke elite. Het Angelsaksisch veranderde snel als taal in het zog. Midden-Engels. Tapis de Bayeux, koning Edward De eerste echte romaanse kerk in Engeland was de door Edward de Belijder verbouwde Westminster Abbey. Een meer decoratieve interpretatie van de romaanse stijl in kleinere kerken dateren tussen het midden en einde van de 11de eeuw, zoals in Hadstock, Clayton en Sompting. In het noorden domineerde de Vikingkunst in de 11 de en 12 de eeuw, met stenen sculptuur gedecoreerd in Anglo-Scandinavische stijl. In het zuiden was er in deze periode duidelijk invloed van het continent met zelfs invloed uit Byzantium. De welvaart van Engeland op het einde van de 10 de en in de 11 de eeuw blijkt uit het rijkelijk gebruik van bladgoud in de manuscripten. De religieuze kunst uit het zuiden van Engeland was zeer invloedrijk in Normandië, Frankrijk en Vlaanderen vanaf ca. 1000. Het Tapis de Bayeux, mogelijk ontworpen door een kunstenaar uit Canterbury voor bisschop Odo van Bayeux lijkt de zwanenzang van de Angelsaksische kunst. Mont Saint-Michel 28 Posterheide Brabant, Helmond

De beroemde Viking Rollo huwde Popa, dochter van hertog Béranger, bestuurder van de stad. In 905 werd zijn zoon, de toekomstige William Langzwaard, in Bayeux geboren, dat zo tot wieg van de hertogelijke dynastie werd. Rollo had zich laten bekeren tot het christendom. Sinds die tijd verbreidde zich het christendom snel onder de Normandiërs. De Normandiërs waren oorspronkelijk Vikingen uit Scandinavië die zich in de 9de eeuw in Normandië vestigden. De opvolgers van Rollo waren gekerstend. Binnen één tot twee generaties zou dit krijgersvolk zich manifesteren als bouwers van kerken en kloosters. De opvolger van Rollo, Willem Langzwaard, was de grootste sponsor van de abdij van Mont St-Michel. Zij groeiden ook uit als vakkundige bestuurders, maakten zich de Franse taal eigen, maar verloren hun, soms wrede, Scandinavische trekjes niet. Van Vikingen tot een christelijk Scandinavië De creativiteit van de Vikingen kwam onder andere tot uiting in toegepaste kunst. Rijkdommen die dankzij plunderingen en handel Scandinavië binnenstroomden, werden gebruikt om praktische gebruiksvoorwerpen van te maken. De ambachtslieden waren meestal anoniem, pas op het einde van de Vikingentijd zetten vaklieden hun naam op sommige runenstenen. Op het eiland Gotland heeft een lange traditie van steenhouwen bestaan, de vervaardiging van zogenaamde plaatstenen. Gotland, plaatsteen Metaalbewerking heeft een lange traditie in Scandinavië. Al in het tweede millennium v. Chr. waren de Noordse bronsbewerkers de beste van Europa. Tot de meesterwerken uit die tijd behoren de zogenaamde lurs, ceremoniële hoorns. Meer bekend nog zijn de vele broches, mantelspelden, armbanden, halskettingen, harnassen, wapens en zelfs met walrusbeen ingelegde kistjes. Opmerkelijk motief daarbij is het vlechtwerk, gebaseerd op de natuur. Als uitgangspunt werd vaak een dier gebruikt, dat soms tot het abstracte werd gestileerd. Vanaf het midden van de 10 de eeuw kwamen planten als motief vaker voor. Mensfiguren waren betrekkelijk zeldzaam. Er worden maar liefst zes stadia van ontwikkeling in de Vikingenkunst herkend, gekenmerkt door subtiele verschuivingen in de stijl. De vroegste stijl is typisch voor de introductie van het zogenaamde grijpende beest. In de periode van de 9 e tot de 12 e eeuw ziet men veel lintwezens, figuren met vervlochten lichamen. In de latere stijlen zijn dieren prominenter aanwezig en komen plantmotieven vaker voor. Aan het begin van de 11 de eeuw waren planten gemeengoed geworden met als hoogtepunt de Urnesperiode, genoemd naar de oudste stavkerk in Noorwegen. 29 Posterheide Brabant, Helmond

Het christendom doorbrak de grote barrière die de Noordse landen afsloot van de rest van Europa. Op het einde van de 11 de was het kersteningsproces voltooid, maar de Vikingen kenden door hun vele reizen al veel eerder het christelijk geloof. In 826 werd al een Deense koning gedoopt. De zendeling Anskar bouwde kerken in belangrijke plaatsen als Hedeby en Ribe in Denemarken, maar de bekering van het land vond pas echt plaats in 965, toen koning Harald Blauwtand zich liet bekeren. In Noorwegen werd de kerstening gezien als realistische politiek: koningen die hun wil probeerden op te leggen aan de onafhankelijke edelen van het land, zagen de kerk als steunpilaar voor centraal gezag. Het nieuwe geloof werd uiteindelijk opgelegd door twee Olafs: Olaf Tryggvason, die er in 955 op uittrok om het land met zijn zwaard te bekeren, en daarna de heerser die St. Olaf wordt genoemd en het werk afmaakte voor hij op het slagveld in 1030 stierf. Rond dezelfde tijd accepteerde Ijsland het christendom, maar op democratische wijze. Zweden was het laatste land waar pas in de 12 de eeuw het christendom definitief wortel schoot. De bekering viel samen met een verschuiving van plaatselijke hegemonie naar centraal bestuur, van een mondelinge naar een geschreven cultuur en van een heldhaftige mentaliteit naar een van onderdanigheid en vergeving. De christelijke Kerk fungeerde als een kanaal waarlangs de Westeuropese cultuur in de 11 de en 12 de eeuw in de noordelijke landen kwam. Dit gold vooral voor Denemarken, waar de Kerk kon vertrouwen op de steun van de machtige dynastie van de Valdemars. Borgund, staafkerk, ca. 1180 Sinds de Vikingentijd zijn in Noorwegen de karakteristieke staafkerken gebouwd. De oudste dateren van rond 1000 en tegen 1300 waren er tussen de 800 en 1000 in het gebied, alle in het zuiden van Noorwegen. Vandaag zijn er nog maar zo n 30 bewaard. In het interieur lijken zij op de kop geplaatste schepen. De bouwtechniek is even perfect als die van hun schepen. Opvallend aan het exterieur is de verticale lijn, en de bekroning met drakenkoppen. De gebouwen zijn vol symboliek. De hoekpalen symboliseren de vier evangelisten, alle palen samen de twaalf apostelen. Het dak symboliseert de mensen...die met hun gebeden de mensheid tegen het kwaad beschermen. Het koor staat voor de heilige mensen in de hemel, het schip voor de christenen op aarde. De staafkerk van Borgund, ca. 1180, is de best bewaarde en heeft als voorbeeld gediend voor diverse andere kerken, als die van Gol. De staafkerk van Urnes is beroemd om het fraaie houtsnijwerk met ingewikkelde vlechtbanden. Of de kerken lage zijbeuken hebben of omgeven door een buitengalerij, altijd zijn de steile daken bedekt met houten dakpannen, gelijkend op vissenschubben. Onder invloed van de romaanse architectuur ontstonden meer complexe vormen, met zijbeuken en halfronde absiden. 30 Posterheide Brabant, Helmond

Normandië en Norman English De romaanse architectuur in Normandië en in Engeland na 1066 wordt meestal Normandische architectuur genoemd. De periode voor de inval van de Normandiërs in Engeland wordt meestal tot de preromaanse bouwkunst gerekend, maar daarvan is bijzonder weinig bewaard gebleven. Na de verovering van de Engelse troon door Willem de Veroveraar werden vanaf het einde van de 11de eeuw alle belangrijke kathedralen en kerken volledig heropgebouwd naar het model van de Normandische kerken. Een model hiervan is de abdijkerk van Jumièges (1040-1067). De kerk, nu een ruïne, had een westgevel met twee torens. Het schip is steil en hoog, met drie etages, en de traveebogen werden gesteund door afwisselend ronde en vierkante pijlers met schalken. De kerk had oorspronkelijk geen gewelf maar een open dakstoel. Over de kruising stond een hoge vierkante vieringtoren die voor de verlichting van kruising en koor zorgde. Ook de kerk van Mont Saint-Michel is een goed voorbeeld van Normandische vroegromaanse bouwstijl, met zware muren en een houten tongewelf. In de abdijkerken van de Abbaye aux Hommes en de Abbaye aux Dames gesticht door Willem en zijn echtgenote Mathilde van Vlaanderen werd dit model verder uitgewerkt met een circulatiegang voor de vensters van de bovenverdieping. De muren worden massief, maar door de verticale schalken en de boogarchitectuur heel sterk geleed. Ook deze kerken hadden een open dakstoel boven het middenschip. Caen, Abbaye aux Dames, exterieur en interieur Het is dit model dat door de Normandiërs geëxporteerd werd naar Engeland waar die stijl voor meer dan een eeuw zal gehanteerd worden. Buiten Normandië verspreidde de stijl zich ook in Picardië, Vexin, Bretagne en in het graafschap Maine. De oudste kerk in Engeland uit die periode die grotendeels bewaard bleef is de kathedraal en abdijkerk van Sint-Albanus. Ook als men abstractie maakt van de herstellingen die in de loop der tijden werden uitgevoerd doet de kerk zeer gotisch aan door de bogen in etages boven elkaar en het omhoogstrevende van de architectuur. Deze abdijkerk had origineel ook geen gewelf, maar het koor van de kathedraal van Durham zou voor 1100 al afgedekt zijn geweest door een kruisribgewelf en zou daarmee de voorloper zijn van de gotische architectuur van het in 1140 herbouwde koor van de kathedraal van Saint-Denis in Parijs. 31 Posterheide Brabant, Helmond

De Hanze: Noordzee als centrum van de wereld Op het einde van de 11 de eeuw voerden handelaren uit West Europa al handel in de regio van de Oostzeekusten. In het kielzog van de handelaren volgden ook christelijke missionarissen. De centrale streken van culturele bloei en economische groei lagen in een brede corridor van Noord Frankrijk en de Nederlanden, langs de Rijn, via Bourgondië en Zwitserland naar Noord Italië. In deze streken was grote vraag naar grondstoffen, levensmiddelen en hoog ontwikkelde producten. Door de enorme groei van de bevolking ontstonden in snel tempo nieuwe dorpen en steden. De opkomst van Brugge als een handelscentrum begon in 1134 toen een stormtij een diepe waterweg naar de stad veroorzaakte, waardoor grote schepen naar de haven konden. Op het einde van de 12 de eeuw was Europa door middel van een nauw netwerk van handelswegen verbonden. Sommige steden kregen een internationaal handelskarakter, zoals Keulen. In het dichtbevolkte gebied van de Nederrijn tot aan de Elbe lag de oorsprong van de Hanze. Van hier trokken de kooplui ook naar de westelijke en oostelijke Oostzeekusten om te handelen in de koopwaar uit deze streken, zoals walrustand, huiden, was, honing, e.d. Westfalen was het kerngebied van de vroege Hanze en Soest één van de centra. In de ontwikkeling van de expansie van het rijk in de gebieden ten noordoosten van de Elbe ontstond met Lübeck de eerste Duitse haven aan de Oostzee. De stad beheerste vanaf het midden van de 13 de eeuw de handel tussen oost en west. Rond 1280 vormden de steden van Hamburg tot Stralsund de machtigste fractie binnen de Hanze. Het hanzeatische gebied vormde een elliptische baan, met Keulen en Lübeck als de twee brandpunten, de eerste van belang voor gebieden van Nederrijn en Westfalen, de tweede voor het Wendische en Saksische gebied. Beide gebieden waren op hun beurt weer onderdeel van het grote Noord- en Oostzeegebied. Schleswig Er waren twee handelsroutes naar het Oostzeegebied. De kooplui van de Nederrijn, het westen van Westfalen en Friesland voeren langs de Noordzeekusten en gebruikten Schleswig als de centrale handelsplaats. Kooplui van Schleswig brachten in de 12 de eeuw koopwaar uit het Oostzee-gebied naar Engeland, Vlaanderen en zelfs Zuid- Frankrijk. Op de tweede route kwamen handelaren uit Oost-Falen, het zuiden van Saksen en de nog verder zuidelijk gelegen streken over land naar de steden van zeehandel aan de zuidkusten van de Oostzee. De zeehandelsplaatsen waar de westelijke kooplui naar trokken, lagen in het westelijk deel van de twee grote economische gebieden van de Oostzee, Denemarken, het zuiden van Zweden, noordkusten van Polen en Pommeren. Het tweede economische gebied betrof Gotland, 32 Posterheide Brabant, Helmond

het Balticum en Rusland. Beide economische gebieden waren sinds lang door handel met elkaar verbonden. De vroege Hanze begon in het tweede kwart van de 12 de eeuw. Nederduitse handelaren konden vanaf toen gemakkelijker in het kustgebied van de Oostzee komen. Tussen 1120 en 1140 opende bovendien Gotland zich tot een centrale overslagplaats in het oostelijke Oostzeebekken. Tegelijkertijd maakte Novgorod zich onafhankelijk van het rijk Rus en werd een bojarenprepubliek onder een gekozen vorst. Vanaf het begin van de 12 de eeuw raakte het zuidwesten van het Oostzeegebied steeds meer in de belangstelling van de Duitse vorsten, met name Lotharius III van Saksen. Met de stichting van Lübeck door graaf Adolf II in 1143 groeide de betekenis van Nederduitse kooplui in het Oostzee gebied. Lübeck bood veel voordelen: rechtszekerheid voor Nederduitse kooplui, een kortere weg naar de Oostzee voor kooplui uit Oostfalen en Nedersaksen en de directe toegang tot zout in Oldesloe en Lüneburg. Veel kooplui gingen in Lübeck wonen, Hendrik de Leeuw (van Saksen) kreeg de stad in handen. Hij liet de intussen afgebrande stad opnieuw aanleggen. De gestage groei van kooplui leidde tot onenigheid en doodslag. Hendrik de Leeuw maakte in 1161 met het Verdrag van Artlenburg een einde aan deze situatie. De grote zorg was dat de Gotlandse handelaren Lübeck zouden mijden. Sinds het verdrag verliep de samenwerking tussen Gotlander en Nederduitse kooplui echter tot het midden van de 13 de eeuw zonder conflicten. Visby,ommuring In de hoge middeleeuwen vormden schippers en kooplui van de Noord Duitse havensteden gilden, die wij risicogemeenschappen zouden kunnen noemen. Zij sloten zich met andere groepen aaneen, tot karavanen. Het waren niet zozeer de gevaren van de zee en de natuur, als wel van de zeerovers en landbewoners die een op een zandbank gelopen schip als strandgoed beschouwden. Het grootste deel van de scheepvaart was kustvaart. Dit alles veranderde de bestaansvoorwaarden van de kooplui aan de zuidkust van de Oostzee en vormde de voedingsbodem van de Hanze. Tot dan was de Oostzee trefpunt geweest van handelaren uit het oosten en westen, Slaven en Denen. De handelaren van de zuidkust van de Oostzee kwamen dus in contact met lieden die een vreemde taal spraken, die ander recht kenden. Tot voorbij het midden van de 12de eeuw moeten de bewoners van Gotland de best geïnformeerde en meest bereisde handelaren van de Oostzeekusten geweest zijn. Alle handel van oost naar west en west naar oost in de Oostzee ging tot het einde van de 13 de eeuw via Gotland. Daarmee was het een internationale omslagplaats, maar ook een rivaal van Lübeck. Het eiland was de zetel van de universitas, de Nederduitse 33 Posterheide Brabant, Helmond

kooplui die in de Oostzee handel dreven en hier zich hadden gevestigd. De kooplui van Gotland en de Nederduitse kooplui in Visby sloten de andere bewoners van het eiland van de hanzeatische handel uit en ommuurden hun stad. Sinds de Duitse schepen vanuit hun havens aan de Oostzee direct naar Novgorod en Riga voeren, verloor het eiland Gotland haar betekenis. Lübeck nam steeds meer het transitoverkeer van andere plaatsen over. De stad was de beste toegang naar de Oostzee voor handel uit Zuid- en West Europa. Al direct na de stichting van Lübeck in 1159 dreven de handelaren uit deze stad handel op Gotland. Zij vormden snel een vaste organisatie, waaraan ook handelaren uit Saksen en Westfalen deelnamen. Al snel had men een eigen wapen met spreuk: universi mercatores Imperii Romani Gotlandiam frequentates. Men ging zelfs handel drijven met Novgorod in Noord-Rusland. Daar stichtten zij een eigen wijk met een eigen kerk. Het zou echter nog anderhalve eeuw duren voor de kooplui van Lübeck en andere steden van de Hanze zouden spreken. De handel in gezouten haring, een basisvoedingsmiddel, legde Lübeck geen windeieren. Naast de handel in haring ontwikkelden zich beursen van Europese reikwijdte. Handelaren uit Novgorod, Engeland en Nederland kwamen. Bergen In de loop van de 13de eeuw werd de rol van de kooplui van Lübeck steeds belangrijker in Zweden. In 1251 werd een verdrag gesloten, o.a. om de stad Stockholm tot bloei te brengen. In Noorwegen werd Bergen een hoofddoel. Daar troffen de handelaren uit Lübeck kooplui uit Keulen, Bremen en andere steden aan de Noordzee. In Bergen haalden zij waren als boter, traan, huiden en gedroogde vis. Spoedig doken de handelaren uit Lübeck op in Engeland, Vlaanderen en de Nederlanden. Engeland was traditioneel het handelsdomein van Keulen en Vlaanderen. De meeste waren die tussen Noord- en Oostzee werden verhandeld, werden over de landbrug tussen Lübeck en Hamburg vervoerd. Daarmee begon de voor de Hanze zo belangrijke samenwerking tussen steden aan Elbe en Trave, wat in 1241 resulteerde in een eerste verdrag. Aan de zuidkusten van de Oostzee wist Lübeck allerlei nederzettingen aan zich te binden, Rostock, Wismar, Stralsund en Greifswald, alle met wijken voor kooplui. Deze steden vormden als de Wendische steden de kern van de Hanze, samen met Lüneburg, Lübeck en Hamburg. 34 Posterheide Brabant, Helmond

35 Posterheide Brabant, Helmond

Hanze: expansie Sinds het begin van de 13 de eeuw brachten de Nederduitse kooplui van de nieuwe steden in het Oostzeegebied hun goederen zélf naar West Europa, eerst naar Engeland, later naar Vlaanderen. Pas door deze terugkoppeling ontstond het hanzeatisch handelssysteem waardoor de twee grote economische gebieden met elkaar verbonden waren. De directe vaart van de oostelijke Oostzeekusten naar het westen begon echter pas op het einde van de 13 de eeuw, voor massagoederen eerst in de 2 e helft van de 14 de eeuw. In Engeland troffen de kooplui uit het Oostzeegebied en de Nederrijn en Westfalen elkaar. De belangen van de individuele steden overwogen echter en de handelsposten waren duidelijk van elkaar gescheiden, behalve in Londen. De kooplui uit het Oostzeegebied waren sinds het midden van de 13 de eeuw in Vlaanderen actief. Sinds het tweede deel van die eeuw kregen de handelaren uit Vlaanderen geen goederen meer uit het Oostzeegebied, zodat ze met lege schepen terug moesten. Vanaf 1270 hadden de Vlamingen ook hun belangrijke rol in de handel met Engeland verloren. De wolexport vanuit Engeland geraakte in handen van Nederduitse handelaren. Sinds de 14 de eeuw concentreerden de Brugse kooplui zich op bemiddelingsfunctie van makelaars, en maakten de stad tot de wieg van het kapitalisme. De groeiende macht van de Duitse Hanze werd duidelijk, maar er was nog geen sprake van een monopolie. Pas aan het begin werden de concurrenten uit de buurlanden van de hoofdroutes van de Hanze weggedrongen. Brugge, hanzekontor Aan het einde van de jaren 20 van de 13 de eeuw begon het tijdperk van de steden als beschermers van de kooplui en daarmee in zekere zin de Hanze als stadsorganisatie. Kooplui en steden ontwikkelden verschillende strategieën om handelsvoorrechten te krijgen. Naast gemeenschappelijk gesloten privileges in het buitenland werden tussen Nederduitse steden onderling ook verdragen gesloten. Lübeck en Hamburg werkten sinds 1241 nauw met elkaar samen, maar pas in 1259 sloten Lübeck, Wismar en Rostock een verdrag van samenwerking. In de tactiek hoorden ook blokkades of de verplaatsing van de handel naar een andere haven, zoals in 1280 van Brugge naar Aardenburg. In de 14de eeuw ontwikkelden de grote steden zich tot permanente markten, waar individuele kooplui altijd zakenpartners konden vinden. De grote vaart werd meer en meer gericht op de grote steden. In 1293 werd Lübeck de hoofdberoepsinstantie inzake onenigheid in de handelsactiviteiten in Novgorod. In 1356 werd de Hanze als handelende organisatie van de steden tussen Noord- en Oostzee geboren: een vergadering van representanten 36 Posterheide Brabant, Helmond

van alle deelnemende steden kreeg de leiding van de organisatie en de macht om beslissingen te nemen. Er was sprake geworden van een zekere coöperatievorm onder leiding van Lübeck. Op de Hanzedag van 1418 werd aan Lübeck formeel de leiding van de Hanzedagen overgedragen. In de loop van de 16de eeuw bleek de handel in goederen zich te verplaatsen, wat het einde van de Hanze zou betekenen. Sinds de jaren dertig werd de handel over de Elbe steeds belangrijker, dit ten koste van Lübeck. Hamburg werd een zelfstandige in- en exporthaven met een gigantisch achterland. Ook kwamen steeds meer Hollandse kooplui in het Oostzeegebied. De handel in zout uit Zuid-Frankrijk was daarbij van grote betekenis. Lübeck, Holstentor De Hanze vestigde commerciële bases over geheel Noord-Europa en in de late middeleeuwen waren meer dan 100 steden lid van de bond. De kontorer - Bergen, Brugge, Londen en Novgorod - hadden hun eigen magistraten, gerechtshoven en financiële systemen. Sommige waren de centra van belangrijke internationale handel: zo was Brugge het belangrijkste handelscentrum van Europa voor de import en export van goederen die werden vervoerd door Venetiaanse en Hanzeatische schepen. Naast Brugge beheerde de Hanze drie andere hoofdkontore, elk gespecialiseerd in basale producten die voor de Europese economie noodzakelijk waren: uit Novgorod kwam bont, uit Londen wol en uit Bergen Noors hout en gedroogde vis. De Hanzebond koos Bergen vanwege de gunstige ligging dicht bij de belangrijke visgebieden en dicht bij de markten van de Noordzee en het Balticum. De stad werd als kontor gesticht rond 1360. Naarmate de Baltische handel belangrijker werd voor de welvaart van de stad, kon de Hanzebond grotere politieke invloed uitoefenen op het land en de koningen. De Duitse wijk - Tyske Bryggen - aan de oostkant van de haven, bestond uit houten huizen, twee of drie verdiepingen hoog, waarin arbeiders en kooplui woonden. Het kontor in Bergen werd in 1754 gesloten, nadat de Hanze reeds geruime tijd haar betekenis zag verdwijnen. Het basisprincipe van het Hanzeatische goederenverkeer was de ruil van voedingsmiddelen, grondstoffen en luxe artikelen uit het oosten tegen industriële producten uit het westen. In de loop van de 13 de eeuw groeide echter de handel in massagoederen uit het Oostzeegebied naar het westen, met name voedingsmiddelen, grondstoffen en halfproducten als zout, haring koren of hout. Vanuit het westen werden vooral wol uit Vlaanderen en Engeland naar het oosten verhandeld, maar ook 37 Posterheide Brabant, Helmond

metalen uit het Nederrijns gebied naast commerciële industriële producten. Daarbij hadden de steden in West-Europa een negatieve handelsbalans met de Oostzeesteden, wat door de levering van grote hoeveelheden zilver moest worden geneutraliseerd. De handelswaren die de Hanzeatische kooplui in de buitenlandse kantoren verwierven, kwamen uit een reusachtig achterland en werden door inheemse handelaren naar de kontore gebracht. De in Bergen verhandelde stokvis werd bij de Lofoten gevangen en door Noorse vissers naar Bergen gebracht. De Hanze had bijna een monopolie op deze handel. Het grootste achterland had Novgorod via de rivieren de Wolga, de Neva en de Don. In de loop van de 15 de eeuw kreeg de Hanze te maken met een veelzijdige handelsconcurrentie in Noord en Noordwest Europa. De landen van de concurrenten kenden vaak ook een protectionistische handelspolitiek. De opkomst van een eigen nationale handel in de landen, waar de Hanze tot dan bijna zonder concurrentie handel had kunnen drijven, betekende vroeg of laat het intrekken van de hanzeatische handelsprivileges, bijvoorbeeld in Engeland of Holland. Vanwege de verhinderingen van de Hollandse handel in het Oostzeegebied door de Hanze hadden de Hollandse kooplui al langere tijd een kaperoorlog gevoerd, die in 1438 met het kapen van 12 hanzeatische zoutschepen een hoogtepunt bereikte. Uiteindelijk kwam door toedoen van koning Christoph van Denemarken een wapenstilstand, maar feit is dat de Hollandse kooplui hier uiteindelijk meer van profiteerden dan de hanzeaten. De hanzeatische handelskontor van Brugge werd wel nieuw leven ingeblazen, maar tegen de groeiende handelsmacht van Holland was niet veel meer te doen. In 1501 liet de Bourgondische hertog Philips de Schone in het gehele hertogdom de vrije handel toe, dus ook in Holland. In het midden van de 16 de eeuw kwam het Brugse hanzekontor ten einde. Hamburg, 1527 Een ander probleem was de enorm harde concurrentie van Engelse kooplui. Sinds het midden van de 14 de eeuw voeren de Engelsen naar de Oostzee en onderhielden goede contacten met de Duitse Orde. In de 15 de eeuw waren zij tot de belangrijkste concurrenten van de Hanze geworden. Oorlogen, pestepidemieën en het ontstaan van nieuwe economische gebieden in de wereld droegen ertoe bij dat de economische verhoudingen zich in Europa in de 15de eeuw wijzigden. Engelsen, Hollanders en Zuid Duitse kooplui werden belangrijke concurrenten en de recessie van de Europese economie leidden er uiteindelijk toe dat het Hanzeatische handelssysteem verzwakte en verdween. In 1441 moest de hanze de gelijkwaardigheid erkennen van de Nederlanden omdat Antwerpen een economische macht was geworden en zich aan Denemarken had gebonden. 38 Posterheide Brabant, Helmond