Zondag 18 februari 2018 Voorganger: ds. Carolien Cornelissen Lector: zr. F. den Herder Organist: dhr. Anton Visser Dienstdoende koster: zr. Angelique Hajenius Vanaf 9:45 uur is er gelegenheid tot stilte en inkeer ter voorbereiding op de dienst. Orgelspel gevolgd door een moment van stilte Uit welke bron wil ik drinken? Eerste zondag van de Veertigdagentijd: Water en brood SAMENROEPEN ++++++++++++++++++ Welkom Aansteken van de kaarsen Zingen: Wij keren ons naar binnen (staande) Zingenderwijs 164; tekst: E. van Kol, melodie S. Scheidt, Lied 439 Bemoediging Zingen: Wij keren ons naar binnen hierna gaat de gemeente zitten Inleiding op het thema voor de kinderen Uitzwaailied: Uitzwaailied: Het is fijn om hier te zijn tekst: Liesbeth van Rooijen, melodie: We maken een kringetje Het is fijn om hier te zijn, te horen en te zingen. Het is fijn om hier te zijn, wij danken u. Laten wij opstaan, naar onze plek gaan. Met de kaars, met de kaars, want het licht gaat met ons mee. Met de kaars, met de kaars, want het licht gaat met ons mee. Het is fijn om hier te zijn, te midden van u allen. Het is fijn om hier te zijn, zo met elkaar. Laten wij wensen voor alle mensen: Fijne dienst, fijne dienst, en wij zien elkaar weer vlug. Fijne dienst, fijne dienst, want wij komen straks weer terug. hierna gaan de kinderen naar de kinderdienst
Stilte en gebed Zingen: lied 281: 1, 2 en 3 Wij zoeken hier uw aangezicht HOREN Eerste bijbellezing: Genesis 2: 4-15 Zingen: Als het zaaigoed in de akker Zingenderwijs 2; tekst: Alfred Bronswijk; melodie: Henry Scott Holland, Lied 1008 Tweede bijbellezing: Marcus 8:1-9 Zingen: lied 653: 1, 2, 3 en 7 U kennen, uit en tot U leven Overweging Stilte Orgelspel DELEN Open ruimte (o.m. reacties op wat u gehoord heeft en gebedsintenties, een kerkenraadslid komt met de microfoon naar u toe) Gebeden (voorbeden / stil gebed / Onze Vader- te vinden voorin het Liedboek ) Toelichting op de collecte de kinderen van de crèche komen terug Zingen: lied 534 Hij die de blinden weer liet zien (staande) Uitzending en zegenbede Gezongen Amen Orgelspel, collecte + + + + + + + + + + + + + + +
Mededelingen Collecten: de eerste collecte is voor de adoptiekinderen in Brazilië. De DGU ondersteunt jaarlijks 2 adoptiekinderen in het gemeentecentrum in het dorp Araquecema, Brazilië. Van dit geld worden school, boeken en medische en tandheelkundige zorg betaald. Daarnaast wordt een bijdrage gegeven aan de gezinnen van deze kinderen voor de kosten van voeding. De tweede collecte is voor het werk in de Doopsgezinde Gemeente Utrecht. Na de dienst is er koffie en thee in de Gemeentezaal. Iedereen is van harte welkom. Om 11.30 uur komen de Pitstoppers bij elkaar in de Grachtkamer. Op de tafel in de hal liggen nogmaals de 2 Amnestybrieven. Wilt u uw handtekening daarop zetten? Om 12.00 uur vindt het concert plaats dat Anton Visser organiseert samen met Trio Movendo en het Maastrichts Gamba Consort. De toegang is gratis, van harte welkom! Agenda: Volgende dienst: zondag 25 februari 2018, voorganger: ds. Anneke van der Zijpp Dinsdag 20 februari 19.30 uur Ubi Caritas in de Tuinkamer Woensdag 21 februari 10.00 uur Bijbelkring Bilthoven bij één van de deelnemers thuis Woensdag 21 februari 10.00 uur Gesprek en Geloof in de Tuinkamer
Utrecht, 18-02-2018 Uit welke bron wil ik drinken? Eerste zondag van de Veertigdagentijd: water en brood Genesis 2:4b:14; Marcus 8:1-10 Zusters en broeders, Wij staan aan het begin van onze jaarlijkse reis naar Pasen. Het is een lange reis van veertig dagen. Zo hebben we de tijd om ons te bezinnen op wie we zijn en wat we doen en waarom. Voor dit jaar hebben we een route uitgezet die langs bronnen loopt. Er zijn veel soorten bronnen. Oliebronnen, gasbronnen, nieuwsbronnen, inkomstenbronnen, waterbronnen, voedselbronnen Wat al deze bronnen gemeen hebben, is dat het eerste deel van de samenstelling een oorsprong heeft. Olie, gas, geld, water, voedsel: ze komen ergens vandaan. Dat geldt ook voor geloof en inspiratie. In onze veelkleurige maatschappij zijn er vele bronnen waaruit je geloof en inspiratie kunt putten. Niet elke bron is gelijk. Niet elke bron geeft dezelfde inspiratie. Uit welke bron willen wij putten? Wat is onze inspiratiebron? De bron waaruit wij putten is medebepalend voor de weg die we gaan. Onze bron en ons perspectief hangen zeer nauw samen. Daarom gaan we op zoek naar onze bronnen. Vandaag beginnen we bij het begin. Het begin? Waar is het begin eigenlijk? We slaan de bijbel open. We lezen een verhaal, een priester vertelt: Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde. Geschiedenis, dat klinkt naar vroeger, naar iets wat voorbij is. Maar dat bedoelt de priester niet. Hij bedoelt eerder zoiets als de geboorte, de wording. Iets wat begonnen is en nog doorgaat. Het begin! Het begin, vertelt de priester, is God, die er is. Het begin is een mens, gemaakt van stof van de aarde en geest van God. Het begin is een tuin, een vochtige gaarde, met prachtige bomen met heerlijke vruchten. Dat is het begin.
Daarvóór was er niets. Een dorre, onvruchtbare aarde zonder mensen. Mensen zonder God. Dat is niets. Daar is geen beginnen aan. Het is God die het begin is, die een begin maakt. God brengt de dorre grond tot leven. Als een borrelende bron schenkt God zich uit over de aarde. Dan begint het leven. Dan begint het begin. Een mens is stof van de aarde, maar hij leeft van Gods geest, Gods adem, en van Gods water, levenswater. Zonder God, zonder adem, zonder water, kan een mens niet leven. Daar staan wij dan, mens te zijn. Aards en hemels tegelijk: stof en water en adem. Dit is wie wij zijn. Wij zijn mensen, die het goddelijke geschenk van het leven in ons dragen. Om ons heen is de aarde ook gaan leven. Het water dat opborrelt uit Gods bron heeft de aarde gedrenkt en tot leven gebracht. Aarde en water, samen zorgen ze voor groei en bloei. Bomen, struiken en planten schieten op. De prachtigste bloemen, de heerlijkste vruchten, zo voor het grijpen. Dit is de hof van Eden, de tuin van het begin. Gods bron blijft maar borrelen, het levenswater stroomt eruit. Dit levengevende water is niet alleen voor die ene tuin. Er is zóveel water dat het een rivier vormt. En die rivier is zo vol water, zo vol leven, dat hij zich splitst in vier rivieren. Ze stromen naar noord, naar zuid, naar oost en naar west. Voor elke windrichting is er water, is er leven. Heel de wereld wordt tot leven gebracht door het water dat deze rivieren brengen; water uit die ene bron die God is. Nooit zullen deze rivieren droog komen te staan, want Gods bron is oneindig. Zijn levengevend water, zijn zegen voor de wereld en zijn bewoners, zal altijd blijven stromen. Wat een heerlijke tuin! Hij is zo mooi dat we hem paradijs noemen. In het paradijs is het leven goed. Er is rust en vrede, schoonheid en goedheid. Het paradijs is de ruimte waar het bestaan volmaakt is. Ach, daar zouden we graag willen zijn.
De vertellende priester spreekt niet van een paradijs; hij houdt het bij een tuin. De tuin van Eden waar de bron van God is, waar de vier rivieren hun oorsprong hebben. En de vierde rivier, zegt hij, dát is de Eufraat. Ja en? denken wij dan. Maar de luisteraars van de priester springen op. De Eufraat? Maar dat is waar wij nu zijn! In Babylon, stad aan de Eufraat. Want in Babylon zitten ze, de ballingen uit Juda, en daar vertelt de priester zijn verhaal. Over de tuin van het begin, met de bron van God, waar de Eufraat aan ontspringt. Dan kan Eden dus nooit ver weg zijn! De opdracht aan de mens, zegt de priester, was om de tuin te bewerken en erover te waken. Als wij nu niet meer in die tuin wonen, dan is er iets mis gegaan. Onze opdracht is daarom om de tuin opnieuw te vinden, de plaats waar Gods bron van levenswater rijkelijk vloeit. En daar gingen ze naar op zoek. Niet alleen de ballingen van toen, maar generatie na generatie na hun. In de komende weken lopen wij mee op die zoektocht, op zoek naar de tuin met de bron die ergens is. Vandaag komen we op een plaats, waar een grote menigte bijeen is, en waar ze niets meer te eten hebben. Zouden wij daar Gods bron kunnen vinden? Een dorre plaats is het, zo dor en droog als de aarde was voordat Gods bron begon te stromen. Een plaats van dood, waar het leven ophoudt. Al drie dagen lang verkeren duizenden mensen daar met Jezus en zijn leerlingen. Drie dagen! Drie is het getal van de beslissing, van erop of eronder: er moet iets gebeuren. Als de mensen daar geen voedsel krijgen, dan zullen ze bezwijken, dan krijgt de dood de overhand. Maar wie kan deze mensen leven geven, eten? De leerlingen weten het niet: Hoe zou iemand hen hier, in deze verlatenheid, in deze woestenij, van genoeg brood kunnen voorzien? Hoe zou iemand dit dorre, doodse land tot leven kunnen brengen? Jezus vraagt: Hoeveel broden hebben jullie? Zeven, antwoorden de leerlingen. Zeven is een mooi getal. Het getal van de volheid, het getal dat altijd voldoende is.
Zouden de leerlingen zich herinneren dat het de vorige keer ook voldoende was? Toen hadden ze vijf broden en twee vissen, samen zeven. Het was genoeg voor 5000 man en er waren twaalf manden vol resten over. De mensen gaan op de grond zitten. Jezus neemt de zeven broden, dankt God, breekt de broden en geeft ze aan zijn leerlingen om uit te delen. Nemen, danken, breken en delen. Bekende werkwoorden. De leerlingen delen het brood uit. Er zijn ook nog een paar visjes. Ook die worden verdeeld en uitgedeeld. Alle mensen, 4000 bij elkaar, eten tot ze genoeg hebben. Dan worden de resten opgehaald: zeven manden vol. Al die getallen, het lijkt wel een rekentoets. Maar dit is geen schoolrekenen, dit is bijbelse rekenkunst, getallensymboliek. Bij de eerste wonderbare spijziging zijn er 5000 mensen. Het getal vijf verwijst naar het joodse volk. Twaalf manden zijn er over: twaalf is het getal van de twaalf stammen van Israël. Deze eerste wonderbare spijziging is daarmee nog een intern gebeuren. Het is als de bron van God die eerst de tuin van Eden drenkt, zodat daar leven kan ontstaan. Bij de tweede wonderbare spijziging zijn er 4000 mensen. Het getal vier verwijst naar de vier windstreken, de hele wereld. Zoals de vier rivieren Gods levenswater naar de vier windstreken brengen. Dan zijn er zeven manden over. Zeven is voldoende. Zeven is ook de verkorting van zeventig, het getal dat staat voor alle volken op aarde. De hele wereld kan voldoende eten van zeven broden en dan blijft er nog genoeg over voor iedereen. Het brood dat hier gedeeld wordt, is geen gewoon brood voor de maag; het is het brood des levens, leeftocht voor de levensweg. Vissen zijn er ook. De vis is het symbool voor Christus. Zowel in het brood en in de vis deelt Jezus zichzelf uit voor alle mensen.
Wat Marcus hier schetst met een gebaar, tekent Johannes op met een citaat: Jezus zegt: Ik ben het brood dat leven geeft, wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben. In het verhaal van het begin drenkt het levenswater uit Gods bron de aarde. Eerst in de tuin van Eden, dan via de rivieren in heel de wereld. Leven en zegen komen voort uit de bron die God is. Ergens in Judea in de eerste eeuw schenkt Jezus levensbrood aan heel de wereld. Zegen en leven komen voort uit zijn handen. Daar op die dorre plaats, waar geen eten, geen leven meer is, deelt Jezus zichzelf uit. Hij is zelf het brood dat leven geeft. Zo geeft hij de mensen nieuw leven, een nieuw begin. Het is alsof daar opnieuw een tuin van Eden is. Ja, daar is het paradijs dat we zoeken. Daar is de tuin met de bron. De tuin van Eden, de tuin van het begin, is niet een verloren paradijs van ooit. De tuin van het begin met Gods bron kan overal zijn. Toen in Judea, maar ook hier bij ons. Het kan hier zijn, vandaag, op deze plaats. Eden is overal waar je levenswater en levensbrood vindt voor je reis door het leven. Water en brood des levens, dat goed en goddelijk smaakt. Water en brood die ons zegen en kracht geven om onze weg te gaan. We hoeven niet ver te zoeken naar dat water en dat brood. Het wordt ons gegeven, elke dag opnieuw uit Gods bron. Houd je hand open, houd je hart open. Ervaar de aanwezigheid van God. Ervaar de Christusgeest in je. Neem, dank, breek en deel. Zo zullen we de bron vinden, het goede leven dat God ons geeft. Amen