Inventariserend veldonderzoek door middel van boringen Konijnenpad 20 te Zaandam, gemeente Zaanstad. HOLLANDIA reeks 477

Vergelijkbare documenten
Archeologische aanbeveling naar aanleiding van de archeologische vondstmeldingen op het vliegveld Bergen, gemeente Bergen

Inventariserend veldonderzoek door middel van boringen en een archeologische begeleiding op de Kinderhuisvest 47 te Haarlem. HOLLANDIA reeks 402

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Inventariserend veldonderzoek Zuiddijk 400 te Zaandam, gemeente Zaanstad. HOLLANDIA reeks 516

memo Locatiegegevens: Inleiding

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel)

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Verkennend booronderzoek McDonald's A44 te Oegstgeest, gemeente Oegstgeest. Argo 96 ARCHEOLOGENBUREAU ARGO

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. gemeente Nieuwkoop

4 Archeologisch onderzoek

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554

Archeologische Quickscan Eerste Oosterparkstraat (QSnr ) Stadsdeel: Centrum Adres: Eerste Oosterparkstraat

CHECKLIST. 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning

Archeologisch veldonderzoek Hoogheemraadschap van Delfland

Archeologische Quickscan

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam, Gemeente Zwijndrecht, B&G rapport 899

Archeologisch Booronderzoek (IVO-ND) in de Schepenenstraat te Gorinchem. HOLLANDIA reeks 224

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.)

OMnummer: Datum: Archeologische Quickscan Klaprozenweg (QSnr ) Opdrachtgever (LS01)

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Heenvliet, Steenhoeck-Welleweg Gem. Bernisse (ZH.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /11Z

BUREAUONDERZOEK NAAR DE ARCHEOLOGISCHE WAARDE VAN HET PLANGEBIED ELSHOF TE KLEINE SLUIS GEMEENTE ANNA PAULOWNA

PLAN VAN AANPAK Waarderend booronderzoek

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

Een leidingsleuf in Katwijk Klei-Oost Zuid. Een archeologische begeleiding aan de Trappenberglaan te Rijnsburg. A. Porreij-Lyklema. Archol.

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Een Archeologisch Bureauonderzoek voor het bestemmingsplan De Grift 3 in Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel). Figuur 1.

Een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (IVO-O) aan de Molenkrochtlaan 3 en 5 te Bergen, gemeente Bergen (N-H)

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Gemeente Haarlem. Archeologisch onderzoek en waardestellend rapport

Inventariserend veldonderzoek middels verkennende boringen Surmerhuizerweg 18 te Eenigenburg, gemeente Schagen. HOLLANDIA reeks 452

Ede, Roekelse Bos (gem. Ede)

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Selectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Dordrecht Ondergronds 51. Gemeente Dordrecht, Schrijversstraat 7. Een archeologisch bureauonderzoek.

Inventariserend veldonderzoek (boringen) WSV 30 terrein te Wormer, gemeente Wormerland. HOLLANDIA reeks 263

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek

CHECKLIST. en Wetenschap aan instellingen die hebben aangetoond bekwaam te zijn tot het doen van

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Steenbergen Plangebied Doornedijkje 26

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Heemsteedsekanaaldijk/Overeindse weg

Tzummarum, Buorren Gem. Franekeradeel (Frl.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /10

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Archeologische MonumentenZorg

Bureau voor Archeologie Rapport Dorpsstraat 245, Assendelft, gemeente Zaanstad: bureauonderzoek en booronderzoek.

: Archeologische begeleiding in Katwijk, Tweede Mientlaan

Bureau voor Archeologie Rapport 273

Heesch - Beellandstraat

De Rijp, Oostdijkje Gem. Graft De Rijp (NH.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /09

Figuur 1 Geulafzettingen (Bron: CHS)

Het glacis van bastion XI in Gorinchem, een archeologische opgraving voor de plaatsing van een duiker. HOLLANDIA reeks 680

Oude Amersfoortseweg 99 te Hilversum rapport 2022

INFORMATIERAPPORT EN SELECTIEADVIES

RAAP-NOTITIE Plangebied Weideveld. Gemeente Bodegraven Een archeologische begeleiding

Verkennend booronderzoek aan de Drs. J. van Disweg 4 te Broek in Waterland, gemeente Waterland. Argo 118 ARCHEOLOGENBUREAU ARGO

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

Roermond, Swalmen schorsdepot

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Bureau voor Archeologie Rapport 205. Hoefweg, Bleiswijk, gemeente Lansingerland: een booronderzoek

CHECKLIST. Beoordeling standaard rapport IVO-waarderend

Plan van Aanpak. PvA A I / Johan de Wittlaan 13 te Woerden (gemeente Woerden) 1

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Pagina 1 van 7 Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Rotterdamseweg 202 in Delft

-Rapporten. Een archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van boringen voor het plangebied De Slaag te Maurik, gemeente Buren (Gld)

-Rapporten. Een archeologisch bureau-onderzoek aan de Broekermeerdijk 30 te Watergang, gemeente Waterland (NH) ARC-Rapporten

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst)

OOSTERHESSELENSTRAAT E.O. GEMEENTE DEN HAAG. BUREAUONDERZOEK en INVENTARISEREND VELDONDERZOEK-boringen

Joure, De Woudfennen Gem. Skarsterlân (Frl.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /23

Buro de Brug Rapporten Quickscan Archeologie Kabeltracé Waarderpolder - Vijfhuizen B09-38

QUICKSCAN N69 BRAAMBOSCHROTONDE, GEMEENTE BERGEIJK Arcadis Archeologisch Rapport 75 5 JANUARI 2016

Archeologische Quickscan

RAPPORT A I Archeologisch onderzoek aan de Graafweg 2c te Lopik, gemeente Lopik

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. Honderdland Ontwikkelingscombinatie cv Honderdland, fase2

Bureauonderzoek Archeologie

ArcheoPro Archeologische rapporten nr Archeologische bouwbegeleiding Klimmen gemeente Voerendaal. Souterrains Partner of ArcheoPro

Quickscan Archeologie

Delftse Archeologische Notitie 129. Markt 85, Delft. Een archeologische begeleiding. Jorrit van Horssen

Archeologisch booronderzoek voor het plangebied Utrechtseweg 82 te Zeist. K oen Hebinck

RISICO-INVENTARISATIE DE WEID TE CASTRICUM

Gemeente Deventer Toelichting Bestemmingsplan Eikendal 2014 eerste uitwerking

Ankeveen, A. Voetlaan. rapport 1633

Archeologisch bureauonderzoek De Kikkerpit te Domburg, gemeente Veere

Archeologisch booronderzoek voor het plangebied Ringbaan Noord-Maasstraat te Tilburg. Koen Hebinck

-Rapporten. Een archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Glanerbruggeweg 75 te Enschede (O) ARC-Rapporten

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Kruising van de van Heuven-Goedhartlaan met de Weg om de Noord/Kruisweg te Hoofddorp (gemeente Haarlemmermeer)

Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat het besluit neemt of de vergunning verleent.

Transcriptie:

Inventariserend veldonderzoek door middel van boringen Konijnenpad 20 te Zaandam, gemeente Zaanstad HOLLANDIA reeks 477

COLOFON Hollandia reeks nr. 477 Titel: Inventariserend veldonderzoek door middel van boringen Konijnenpad 20 te Zaandam, gemeente Zaanstad Toponiem: Konijnenpad 20 Gemeente: Zaanstad Onderzoeksmeldingsnummer Archis: 59430 Hoekcoördinaten: 116.681-495.615 116.691-495.616 116.680-495.605 116.691-495.605 Auteur: Uitvoering: In opdracht van: Contactpersoon opdrachtgever: Wetenschappelijke leiding: Illustraties: K.T. Salomons S. Dautzenberg (projectleider) en K. Salomons (archeoloog) Fam. van Enk, Zaandam Dhr. R. van Enk M.J.J. Dautzenberg K. Salomons, tenzij anders vermeld Definitieve versie: December 2013 Oplage: 6 ISSN: 1572-3151 Hollandia archeologen, Zaandijk 2013 HOLLANDIA archeologen Tuinstraat 27a 1544 RS Zaandijk 075-622 49 57 info@archeologen.com

Inhoudsopgave Samenvatting 7 1. Inleiding 9 2. Onderzoeksgebied 11 2.1 Algemeen 11 2.2 Verwachtingsmodel 11 2.3 Onderzoeksvragen 11 3. Aardwetenschappelijke gegevens 13 4. Doel en methode 15 5. Onderzoeksresultaten 17 6. Beantwoording van de onderzoeksvragen 19 7. Conclusie en aanbeveling 21 Literatuur 22 Bijlagen 23 Bijlage 1: Archeologische perioden 24 Bijlage 2: Archeologisch stappenplan 25 Bijlage 3: Boorstaten 28

Inventariserend veldonderzoek Konijnenpad 20 7 Samenvatting Op woensdag 4 december 2013 heeft Hollandia archeologen in opdracht van de fam. Van Enk een inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen verricht ter hoogte van Konijnenpad 20 te Zaandam, gemeente Zaanstad. De opdrachtgever is voornemens om het huidige houten huis te slopen en er een nieuw woonhuis te bouwen, waarvoor de ondergrond ten behoeve van de fundering geroerd wordt. Het onderzoeksgebied bevindt zich in een gebied dat op de gemeentelijke cultuur-historische waardenkaart een hoge archeologische waarde geniet. Grondroering zou de eventueel aanwezige archeologische resten aan kunnen tasten. Het doel van het inventariserend veldonderzoek door middel van boringen is om aan te tonen hoe de ondergrond opgebouwd is, waar zich recente vergravingen zich bevinden en of er archeologische resten in de ondergrond aanwezig zijn die mogelijk worden bedreigd. Er zijn binnen het onderzoeksgebied in totaal zeven boringen gezet. Direct onder de straattegels bevindt zich een schoon geel zandpakket van ca. 10-40 cm dik. Onder het zand ligt een dik kleipakket van ongeveer een meter. In deze kleilagen is aardewerk en puin aangetroffen, die in de tweede helft van de 18e/19e eeuw te dateren zijn. Het te slopen huis dateert eveneens in de 19e eeuw. Op het achtererf, maar buiten de toekomstige bebouwing, is waarschijnlijk een sloot gelegen. Er zijn verder geen archeologische resten aangetroffen. De kleiige ophogingslagen bevinden zich op een amorf donkerbuin rietveenpakket. De top hiervan is of sterk kleiig of veraard. Met de boringen is niet vastgesteld of het rietveenpakket opgebracht is of dat het op natuurlijke wijze is gevormd. Tot 2,5 m onder het maaiveld is het veen aangetroffen. Gelet op de ouderdom van de antropogene lagen, de diepte van de toekomstige grondroering en de afwezigheid van andere archeologische resten worden geen archeologische vervolgstappen aanbevolen. Het is echter aan de gemeente Zaanstad om hierover een besluit te nemen. Ongeacht het besluit van de gemeente Zaanstad geldt dat conform de wet op de archeologische monumentenzorg toevalsvondsten die bij de uitvoer van de graafwerkzaamheden tevoorschijn komen, onverlet aan de gemeente Zaanstad (dhr. P. Kleij, 075-6553142) gemeld dienen te worden.

8 Inventariserend veldonderzoek Konijnenpad 20

494 495 496 497 Inventariserend veldonderzoek Konijnenpad 20 9 1. Inleiding Op woensdag 4 december 2013 heeft Hollandia archeologen in opdracht van de fam. Van Enk een inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen verricht ter hoogte van Konijnenpad 20 te Zaandam, gemeente Zaanstad. De opdrachtgever is voornemens om het huidige houten huis te slopen en er een nieuw woonhuis te bouwen, waarvoor de ondergrond ten behoeve van de fundering geroerd wordt tot ca. 0,8 m onder het maaiveld. Het onderzoeksgebied bevindt zich in een gebied dat op de gemeentelijke cultuur-historische waardenkaart een hoge archeologische waarde geniet. Grondroering zou de eventueel aanwezige archeologische resten aan kunnen tasten, waardoor de gemeente Zaanstad heeft besloten om voorafgaand aan de vergunningverstrekking er archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. De gemeente Zaanstad heeft hiervoor een programma van eisen opgesteld (Kleij 2013). Het doel van het inventariserend veldonderzoek door middel van boringen is om aan te tonen hoe de ondergrond opgebouwd is, waar zich recente vergravingen zich bevinden en of er archeologische resten in de ondergrond aanwezig zijn die mogelijk worden bedreigd. Het onderzoek heeft in ARCHIS2 het onderzoeksmeldingsnummer 59430 toegekend gekregen. Naderhand zal de onderzoeksdocumentatie aan het gemeentelijk archeologisch depot van Zaanstad, te Zaandijk, worden overgedragen. 0 50 km Uitgeest Afbeelding 1. Het onderzoeksgebied, in rood aangegeven met pijl, op de topografische kaart van Nederland en in het kader binnen Nederland. 116 117 118 119

10 Inventariserend veldonderzoek Konijnenpad 20 Afbeelding 2. De achterzijde van het te slopen houten huis uit de 19e eeuw.

Inventariserend veldonderzoek Konijnenpad 20 11 2. Onderzoeksgebied 2.1 Algemeen Het onderzoeksgebied bevindt zich aan het Konijnenpad 20 te Zaandam. Op ca. 150 m ten oosten van de Zaan. De RD-coördinaten zijn: 116.681-495.615, 116.691-495.616, 116.680-495.605 en 116.691-495.605. Op het onderzoeksgebied staat een houten woonhuis, dat sterk is verzakt. Het huis dateert uit de tweede helft van de 19e eeuw. De opdrachtgever is voornemens om het bestaande woonhuis te slopen en er een nieuw woonhuis te bouwen. Het nieuwe woonhuis wordt richting het achtererf groter dan het huidige huis. De totale oppervlakte van het nieuw te bouwen huis bedraagt ca. 120 m 2. Onder het huis wordt een betonnen fundering gelegd, waarvoor de ondergrond tot ca. 0,8 meter wordt ontgraven. Op het achtererf staan geen structuren. Voor zover bekend zijn er binnen het onderzoeksgebied geen recente vergravingen. 2.2 Verwachtingsmodel Op grond van bekende historische en archeologische gegevens wordt binnen het onderzoeksgebied eventuele middeleeuwse en nieuwetijdse bewoningsresten verwacht. Op oude kaarten is te zien dat in de 18e eeuw het onderzoeksgebied als boomgaard was ingericht. 2.3 Onderzoeksvragen In het programma van eisen (Kleij 2013) zijn onderzoeksvragen opgenomen, die met het booronderzoek beantwoord dienen te worden. De onderzoeksvragen zijn als volgt: 1. Het plangebied heeft een bodemkundige situatie die in archeologisch opzicht hoog scoort. Waar en tot hoe diep is de ondergrond door graafwerkzaamheden uit de 20e eeuw verstoord? 2. Welke archeologische sporen en artefacten zijn aanwezig? 3. Wat is de algemene datering van de archeologische resten 4. Is er sprake van archeologische overblijfselen (funderingen, sloten, greppels, kuilen etc.) uit de periode Middeleeuwen en Post-Middeleeuwen of alleen maar Post-Middeleeuwen? Hierbij dient ook gelet te worden op de aanwezigheid van molens. 5. Wat is de aard en de fysieke kwaliteit van de archeologische overblijfselen? 6. Bevinden zich nog (afval)kuilen en sloten in het gebied? Hoe zijn deze geconstrueerd en wat is de samenstelling van eventueel botanisch materiaal van de vulling van de bodems, van de kuilen en van de zijkanten/oervers van de sloten? Ligt onder de achterste perceelsgrens (de zuidelijke) een sloot? 7. Zijn in de oevers van de sloten en kuilen stortlagen met bewoningsafval van vóór 1800 aanwezig? 8. Kunnen aparte vindplaatsen onderscheiden worden en zo ja wat is hun begrenzing? 9. Wat is de ruimtelijke spreiding van sporen en structuren zowel horizontaal en vertikaal? 10. Is er sprake van clustering van sporen en structuren binnen een vindplaats? 11. Kunnen meerdere bewoningsfasen onderscheiden worden, zo ja in welke mate zijn de

12 Inventariserend veldonderzoek Konijnenpad 20 aaneensluitend? 12. War is de datering of looptijd van de archeologische vondsten, tot welke vondsttypen of vondstcategorieën behoren zij en wat is hun herkomst? 13. In hoeverre vormt de realisatie van de geplande ontwikkeling, die de bodem mogelijk tot een diepte van 80 cm beneden maaiveld gaat verstoren, een bedreiging voor de archeologische waarden?

Inventariserend veldonderzoek Konijnenpad 20 13 3. Aardwetenschappelijke gegevens Type gegevens Bron Omschrijving Geologie De Mulder et al., 2003 Nieuwkoop laagpakket binnen de Formatie van Nieuwkoop Geomorfologie ARCHIS2 Ontgonnen veenvlakte Bodemkundig ARCHIS2 Koopveengronden op mosveengronden Grondwatertrap ARCHIS2 II Genese van het landschap In de beginfase van het Holoceen steeg de zeespiegel drastisch. Tussen 8000 en 4000 v. Chr. ontstond er in het huidige kustgebied achter lage strandwallen een lagune waarin veenvorming plaatsvond. Dit is het zogenaamde basisveen dat zich nu op ca. 12 tot 14 m - NAP bevindt (Van Braam 1993). Tussen 5000 en 3000 v. Chr. steeg de zeespiegel verder waardoor de voorwaarden ontstonden waarin onder andere ter plaatse van de Zaanstreek een waddengebied kon ontstaan (Laagpakket van Wormer). De wadafzettingen bevinden zich tussen 5 en 8 m -NAP. Dit gebied verwerd tot een kweldergebied doordat de wadplaten met kleiafzettingen bedekt raakte. Er vormde zich vegetatie, wat het begin vormde van het ontstaan van een (laag)veengebied, waar zich het Hollandveen vormde. Waar de latere Zaan stroomde bevond zich een wadgeul. Na 3000 v. Chr. nam de mate van zeespiegelstijging enigszins af waardoor de veengroei ongehinderd door kon zetten. Het veen werd naarmate het hoger groeide ombrogeen van karakter en ging geleidelijk over in hoogveen (Van Braam 1993). In de vroege middeleeuwen bestond het Zaanse landschap uit hoge mosveenkussens, geflankeerd door lagere woud- en rietvenen. Gedurende de middeleeuwen nam de invloed van de zee toe en werden grote delen van het veen in het kustgebied weggeslagen. Ook het menselijke ingrijpen in het landschap door grootschalige ontwatering en later inpoldering, heeft het veen drastisch doen slinken. Geomorfologisch Geomorfologisch wordt het plangebied vanwege bebouwing niet beschreven. Het onderzoeksgebied bevindt zich op ongeveer 400 m ten oosten van de Zaan. Zowel de zone langs de Zaan als de gebieden ten oosten hiervan, worden in onbebouwde delen, geomorfologisch beschreven als ontgonnen veenvlaktes bestaande uit klei en zand (code: 2M46). Het is aannemelijk dat ter hoogte van het plangebied de geomorfologie niet afwijkt van deze beschrijving. Bodemkunde en grondwatertrap Net als hierboven reeds aangehaald, wordt het plangebied vanwege bebouwing bodemkundig niet beschreven. Het dichtsbijzijnde onbebouwde gebied wordt bodemkundig gekenmerkt als koopveengronden op veenmosveen (code: hvs). De oorspronkelijke bodem zal hier naar alle waarschijnlijk niet van afwijken. De grondwatertrap is II. Dit houdt in dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op <40 cm onder maaiveld ligt en de gemiddelde laagste grondwaterstand op 50-80 cm onder maaiveld.

14 Inventariserend veldonderzoek Konijnenpad 20 Afbeelding 3. Het onderzoeksgebied, met rode stip aangegeven, op de geomorfologische- (boven) en bodemkaart van Nederland. Bron: ARCHIS2.

Inventariserend veldonderzoek Konijnenpad 20 15 4. Doel en methode Het doel van een inventariserend veldonderzoek middels karterend boringen is het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die in het programma van eisen is vermeld. Binnen het onderzoeksgebied (rood omkaderd op afb.?) zijn in totaal zeven boringen gezet met een onderlinge afstand van ca. 3-4 m afstand. Voor de boringen is gebruik gemaakt van een Edelmanboor met een diameter van 7 cm en een gutsboor met een diameter van 2 cm. De boringen zijn tot 2,0 m onder het maaiveld gezet. Een boring (B2) is als controle dieper gezet, tot ca 2,5 m onder het maaiveld. De opgeboorde grond is doorzocht op archeologische indicatoren. Daarvoor is de grond met een boormes afgezet en met de hand verbrokkeld. De beschrijving van de bodemopbouw is geschied volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijving (NEN-5104). De lokaties van de boringen zijn vanwege de aanwezigheid van bebouwing en bomen ten opzichte van het woonhuis opgetekend. Voor een bepaling van de hoogtes is gebruik gemaakt van een vast punt, dat met een GPS instrument is ingemeten. Vanuit dit punt zijn de hoogtes van de overige boringen bepaald. 495610 495630 B1 B7 B2 B5 B3 B4 B6 495590 0 20m Hollandia zaandijk 2008 2013 116650 116670 116690 116710 116730 Afbeelding 4. Overzicht van de gezette boringen binnen het onderzoeksgebied (rood omkaderd).

16 Inventariserend veldonderzoek Konijnenpad 20

Inventariserend veldonderzoek Konijnenpad 20 17 5. Onderzoeksresultaten Konijnenpad 20 Zaandam NAP - 0.50 B 1 B 2 B 3 ZS1 ge KZ2 dbrgr KZ2 dgr ZS1 ge KZ2 dbrgr -1.00 KZ1 dgrbr KZ1 brgr KZ1 dgrbr -2.00-1.50 KS2 lgrbr KS2 brgr VK3 brgr VKM dbr VKM dbrro VKM dbr KS2 dgrbr VK3 dbrgr VK3 dbrgr VK3 brgr VKM dbrro KS2 dgrbr VKM brzw VKM brro ophogingslagen klei en zand. natuurlijke veenlagen VKM dbr -2.50 VKM dbrro bijmenging van houtskool, puin en baksteen fragmenten verticale doorworteling en riet fragmenten Afbeelding 5. Overzicht van het bodemprofiel haaks op het Konijnenpad. Met de stippellijn is de top van het veen aangegeven. Tekening gemaakt door S. Dautzenberg, Hollandia archeologen. Bodemopbouw Van de bodemopbouw binnen het onderzoeksgebied is een duidelijk beeld verkregen. Op afbeelding 5 is een dwarsdoorsnede haaks op het Konijnenpad te zien. Deze bodemopbouw komt overeen met de overige boringen. Een uitzondering hierop is boring 6, waar sterk humeuse lagen tot einde boring in de ondergrond aanwezig zijn. Mogelijk hebben deze lagen te maken met een oude sloot, die vroeger op het achtererf aanwezig is geweest. Globaal is de bodemopbouw onder te verdelen in antropogene en (mogelijke) natuurlijke lagen. De diepte van het natuurlijke veen is onder voorbehoud, omdat middels een boring het verschil tussen natuurlijk veen en opgebracht veen lastig te onderscheiden is. Veelal bestaat opgebracht veen uit schoon veen, waarin brokken veraard veen ontbreken. Direct onder de straattegels bevindt zich een schoon geel zandpakket (Zs1). Deze laag is ca. 10-40 cm dik. Onder het zand ligt donkerbruin-grijs zandige klei (Kz1-2). De dikte van dit pakket varieert tussen de 20 en 55 cm. Onder dit pakket zandige klei bevindt zich donkerbruin siltige klei. Opvallend is dat in de eerste boring de siltige klei lichtgrijs is, mogelijk een plaatselijk gelegen brok. Ter hoogte van boring 6 verschilt de bodemopbouw. Onder het zandpakket van 20 cm ligt een puinlaag van 52 cm dik. De puinlaag bestaat uit losse bakstenen. Onder deze laag ligt een bruinzwarte siltige kleilaag van 33 cm dik (Ks2). De laag is licht humeus, maar wordt vanaf 115 tot 135 cm onder het maaiveld sterk humeus. De aard van de laag doet sterk vermoeden dat hier een oude slootvulling is aangesneden. De antropogene kleilagen liggen op mineraalarm donkerbruin rietveen, amorf van aard. Ter

18 Inventariserend veldonderzoek Konijnenpad 20 hoogte van boring 2 ligt op het veen een dun laagje lichtbruin kleiig veen. In de derde boring is de top van het veen veraard. Het veen gaat tot minimaal 2,5 m onder het maaiveld door. Recente vergravingen en archeologische indicatoren Onverwacht bleek tijdens het onderzoek dat ten westen en ten zuiden van het onderzoeksgebied, langs de belendende bebouwing een betonnen verharding in de ondergrond aanwezig was. Hierdoor stuikte enkele boringen, waaronder boring 4. In de antropogene lagen zat puin, mortel en sporadisch een fragment keramiek. In boring 5 is vastgesteld dat in de siltige kleilaag (tussen 105 tot 150 cm onder het maaiveld) een fragment industrieel wit aardewerk gelegen is. Dit plaatst de desbetreffende laag in de tweede helft 18e, 19e eeuw. Wellicht dat deze laag is opgebracht ten behoeve van de bouw van het huidige woonhuis. Afbeelding 6. Foto van boring 2. Op de top van het veen is een dun kleiig veenbandje gelegen, tussen 132 en 135 cm onder het maaiveld.

Inventariserend veldonderzoek Konijnenpad 20 19 6. Beantwoording van de onderzoeksvragen 1. Het plangebied heeft een bodemkundige situatie die in archeologisch opzicht hoog scoort. Waar en tot hoe diep is de ondergrond door graafwerkzaamheden uit de 20e eeuw verstoord? De graafwerkzaamheden uit de 20e eeuw beperken zich rondom de belendende bebouwing. Er is een betonnen plaat in de grond geplaatst, met daarop een zandlaag. Binnen het plangebied is ter hoogte van boring zes een kuil gegraven tot 72 cm onder het maaiveld. hierin is vervolgens modern puin gestort. 2. Welke archeologische sporen en artefacten zijn aanwezig? Binnen het plangebied zijn ophogingslagen aanwezig, op een mogelijk natuurlijk veenpakket. De ophogingslagen bestaan uit zandige klei- of siltige kleipakketten. In de ophogingslagen is puin en aardewerk aanwezig uit de tweede helft 18e/19e eeuw. 3. Wat is de algemene datering van de archeologische resten De algemente datering van de archeologische resten wordt geplaatst in de Nieuwe tijd, tweede helft 18e en 19e eeuw. 4. Is er sprake van archeologische overblijfselen (funderingen, sloten, greppels, kuilen etc.) uit de periode Middeleeuwen en Post-Middeleeuwen of alleen maar Post-Middeleeuwen? Hierbij dient ook gelet te worden op de aanwezigheid van molens. Er is ter hoogte van boring zes, op het achtererf en buiten de toekomstige bebouwing, een mogelijke Post-Middeleeuwse slootvulling aangetroffen. In dezelfde boring is een met veel moderne bakstenen opgevulde kuil gelegen. In de overige boringen zijn geen aanwijzigen van archeologische overblijfselen. 5. Wat is de aard en de fysieke kwaliteit van de archeologische overblijfselen? De aard van de archeologische overblijfselen betreft ophogingslagen en slootvullingen. De fysieke kwaliteit van deze archeologische overblijfselen is goed. 6. Bevinden zich nog (afval)kuilen en sloten in het gebied? Hoe zijn deze geconstrueerd en wat is de samenstelling van eventueel botanisch materiaal van de vulling van de bodems, van de kuilen en van de zijkanten/oervers van de sloten? Ligt onder de achterste perceelsgrens (de zuidelijke) een sloot? Ja, op het achtererf heeft mogelijk in het verleden een sloot gelopen, parallel aan het Konijnenpad. Er is op het achtererf een met moderne bakstenen kuil aangetroffen. 7. Zijn in de oevers van de sloten en kuilen stortlagen met bewoningsafval van vóór 1800 aanwezig? Er is aardewerk aangetroffen waarvan de begindatering in de tweede helft van de 18e eeuw

20 Inventariserend veldonderzoek Konijnenpad 20 te plaatsen is. Het betreft industrieel wit aardewerk, dat eveneens in de 19e eeuw te plaatsen is. 8. Kunnen aparte vindplaatsen onderscheiden worden en zo ja wat is hun begrenzing? Het onderzoeksgebied kan als een vindplaats beschouwd worden, waar bewoning vanaf de tweede helft van de 18e eeuw is vastgesteld. 9. Wat is de ruimtelijke spreiding van sporen en structuren zowel horizontaal en vertikaal? De ophogingslagen bevinden zich over het gehele onderzoeksgebied. Een uitzondering hierop is ter hoogte van boring 6, waar een veronderstelde slootvulling is aangetroffen. De ophogingslagen bevinden zich direct onder een recent zandpakket, maar variëren van dikte. De ophoginglagen liggen op een mogelijk natuurlijk veenpakket. Het onderscheid tussen natuurlijk of antropogeen veen is moeilijk, zowel niet met een boor vast te stellen. 10. Is er sprake van clustering van sporen en structuren binnen een vindplaats? Nee, er is geen sprake van een een clustering van sporen en structuren binnen de vindplaats. 11. Kunnen meerdere bewoningsfasen onderscheiden worden, zo ja in welke mate zijn de aaneensluitend? Er is ten minste een bewoningsfase vastgesteld, vanaf de tweede helft 18e/19e eeuw. 12. War is de datering of looptijd van de archeologische vondsten, tot welke vondsttypen of vondstcategorieën behoren zij en wat is hun herkomst? Er is keramiek en bouwmateriaal aangetroffen in de antropogene grondlagen. Het betreft rode en gele bakstenen en industrieel wit aardewerk. De ouderdom vangt hiervan aan in de tweede helft van de 18e eeuw en loopt door tot in de 19e eeuw. 13. In hoeverre vormt de realisatie van de geplande ontwikkeling, die de bodem mogelijk tot een diepte van 80 cm beneden maaiveld gaat verstoren, een bedreiging voor de archeologische waarden? De geplande ontwikkeling, die de bodem mogelijk tot een diepte van 80 cm beneden maaiveld gaat verstoren, vormt geen bedreiging voor archeologische waarden die ouder zijn dan de tweede helft 18e/19e eeuw.

21 7. Conclusie en aanbeveling Er zijn binnen het onderzoeksgebied in totaal zeven boringen gezet die een goed beeld hebben opgeleverd van de bodemopbouw, eventuele 20e eeuwse vergravingen. Daarnaast zijn in de boringen fragmenten puin en keramiek gevonden, waarmee de ouderdom van de grondlagen bepaald kan worden. Direct onder de straattegels bevindt zich een schoon geel zandpakket van ca. 10-40 cm dik. Onder het zand ligt een dik kleipakket van ongeveer een meter. In deze kleilagen is aardewerk en puin aangetroffen, die in de tweede helft van de 18e/19e eeuw te dateren zijn. Het te slopen huis dateert eveneens in de 19e eeuw. Op het achtererf, maar buiten de toekomstige bebouwing, is waarschijnlijk een sloot gelegen. Er zijn verder geen archeologische resten aangetroffen. De kleiige ophogingslagen bevinden zich op een amorf donkerbuin rietveenpakket. De top hiervan is of sterk kleiig of veraard. Met de boringen is niet vastgesteld of het rietveenpakket opgebracht is of dat het op natuurlijke wijze is gevormd. Tot 2,5 m onder het maaiveld is het veen aangetroffen. Aanbeveling De voorgenomen bebouwing, waarvoor ten behoeve van de funderingen de grond tot ongeveer 0,8 m onder het maaiveld wordt vergraven, zal geen bedreiging vormen voor de eventueel in de ondergrond aanwezige archeologische resten. De antropogene lagen die zijn vastgesteld dateren zeer waarschijnlijk in de 19e eeuw. Op grond van het aardewerk kan echter een datering vanaf de tweede helft van de 18e eeuw niet worden uitgesloten. De top van het rietveen zal ongemoeid blijven. De in de ondergrond aanwezige archeologische resten zullen dan ook geen belemmering zijn voor de toekomstige gebouwing. Er wordt daarom geen archeologische vervolgstappen aanbevolen. Het is echter aan de gemeente Zaanstad om hierover een besluit te nemen. Ongeacht het besluit van de gemeente Zaanstad geldt dat conform de wet op de archeologische monumentenzorg toevalsvondsten die bij de uitvoer van de graafwerkzaamheden tevoorschijn komen, onverlet aan de gemeente Zaanstad (dhr. P. Kleij, 075-6553142) gemeld dienen te worden.

22 Inventariserend veldonderzoek Konijnenpad 20 Literatuur Braam, A. van, 1993: Zaandam in de middeleeuwen, Hilversum. Kleij, P., 2013: Programma van eisen Konijnenpad 20, Zaandam

Bijlagen Inhoudsopgave Bijlage 1: Archeologische perioden Bijlage 2: Archeologische stappenplan Bijlage 3: Boorstaten

Inventariserend veldonderzoek Konijnenpad 20 25 Bijlage 1: Archeologische perioden Nieuwe tijd Nieuwe tijd Nieuwe tijd Late-Middeleeuwen Late-Middeleeuwen Vroege-Middeleeuwen Laat-Romeinse tijd B 350-450 A 270-350 Miden-Romeinse tijd Vroeg-Romeinse tijd Late-IJzertijd Midden-IJzertijd Vroege-IJzertijd Late-Bronstijd Midden-Bronstijd B 1.500-1.100 Vroege-Bronstijd C 1.850-heden B 1.650-1.850 A 1.500-1.650 B 1.250-1.500 A 1.050-1.250 D 900-1.050 C 725-900 B 525-725 A 450-525 B 150-270 A 70-150 B 25-70 A 12-25 12 na Chr.- 250 v. Chr. 500-250 800-500 1.100-800 A 1.800-1.500 2.000-1.800 BRONSTIJD IJZERTIJD ROMEINSE TIJD MIDDELEEUWEN NIEUWE TIJD Laat-Neolithicum B 2.450-2.000 A 2.850-2.450 Midden-Neolithicum B 3.400-2.850 A 4.200-3.400 Vroeg-Neolithicum B 4.900-4.200 A 5.300-4.900 Laat-Mesolithicum 6.450-4.900 Midden-Mesolithicum Vroeg-Mesolithicum 7.100-6.450 8.800-7.100 Laat-Paleolithicum B 18.000-8.800 A 35.000-18.000 Midden-Paleolithicum Vroeg-Paleolithicum 300.000-35.000-300.000 PALEOLITHICUM MESOLITHICUM NEOLITHICUM

26

27 Bijlage 2: Archeologische stappenplan In het stappenplan archeologie wordt aangegeven welk traject bij planvorming bewandeld moet worden als het gaat om het inpassen van archeologische waarden en verwachtingen. Het is van groot belang om in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen en wel voordat men aanvangt met de globale invulling van een plangebied. Het stappenplan gaat uit van een brede inventarisatie van wat er bekend is over de archeologische waarden. Op basis daarvan wordt zeer gericht ingezoomd op voor het plan(gebied) relevante archeologische informatie. Na iedere stap wordt beredeneerd gekozen voor meer diepgaand onderzoek op specifieke plekken, zodat uiteindelijk voldoende bekend is over aanwezige vindplaatsen om gemotiveerde afweging in het ruimtelijke-ordeningsproces te kunnen maken. I. Bureauonderzoek Het doel van bureauonderzoek is het verwerven van informatie - aan de hand van bestaande bronnen - over bekende of verwachte archeologische waarden binnen of relevant voor het plangebied. Daarnaast moet het bureauonderzoek inzicht bieden in eventueel benodigd inventariserend onderzoek (stap II, zie onder). Een bureauonderzoek bestaat uit een archiefen literatuuronderzoek van archeologische en bodemkundige gegevens die bij RCE, provincie, gemeente en/of andere instanties (b.v. universiteiten, musea) bekend zijn over het betreffende gebied. Het Bureauonderzoek dient de volgende aspecten te behandelen: * aangeven wat de aanleiding is voor het bureauonderzoek en om welk gebied het gaat. Dit in verband met het bepalen van het onderzoekskader; * beschrijven van het huidige gebruik van de locatie op basis van beschikbare relevante gegevens; * beschrijven van het historische grondgebruik of de historische ontwikkeling van het gebied op basis van geofysische, fysische en historisch geografische gegevens o een korte impressie over de onstaansgeschiedenis van het landschap o een impressie van de bewoningsgeschiedenis; * beschrijven bekende archeologische waarden o archeologisch waardevolle terreinen zoals deze zijn opgenomen in het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de RCE. Dezelfde terreinen zijn tevens opgenomen op de Archeologische Monumentenkaarten (AMK) van de provincies. Archeologisch waardevolle terreinen genieten wettelijke bescherming (ex artikel 3 en 6 van de Monumentenwet) of dienen een planologische escherming te krijgen binnen het bestemmingsplan; o archeologische vindplaatsen zoals deze in het Centraal Archeologisch Archief (CAA) van de RCE aanwezig zijn. Clustering van vindplaatsen kan wijzen op de aanwezigheid van bewonings-sporen uit het verleden; * beschrijven van de archeologische verwachtingen en opstellen van een gespecificeerd en onderbouwd verwachtingsmodel van de verwachte archeologische waarden: o aan de hand van de door de RCE ontwikkelde Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden. Gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde of trefkans komen in ieder geval voor een nader archeologisch

28 onderzoek in aanmerking; o aan de hand van een meer gedetailleerde provinciale c.q. gemeentelijke verwachtingskaart; * rapportage met daarin advisering ten behoeve van het vervolgtraject gerelateerd aan de verschillende stadia van het planvormingsproces. II. Inventariserend veldonderzoek (IVO) Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het zeer gericht aanvullen en toetsen van de uitkomsten van het bureauonderzoek. Stapsgewijs wordt bekeken óf er archeologische waarden aanwezig zijn en zo ja, wat dan de aard, karakter, omvang, datering, gaafheid, conservering en relatieve kwaliteit is. Ten behoeve van een IVO dient een Programma van Eisen (PvE) opgesteld te worden. In principe wordt het IVO uitgevoerd op basis van een Plan van Aanpak (PvA). Het onderzoek kan bestaan uit de volgende methoden: * non-destructieve methoden: geofysische methoden ; * weinig destructieve methoden: oppervlaktekartering, booronderzoek, sondering (putjes van maximaal een vierkante meter); * destructieve methoden: proefsleuven. Welke methoden (kunnen) worden ingezet hangt af van de locatie en vraagstelling. De onderbouwing voor de in te zetten methoden is in het bureauonderzoek gegeven. Een inventariserend veldonderzoek moet leiden tot een waardering en een archeologisch inhoudelijk selectieadvies. Nadere toelichting onderzoeksmethoden: 1 en 2: Bij non-destructieve methoden moet men denken aan elektrische, magnetische en elektromagnetische methoden, eventueel in combinatie met remote sensing technieken. Bij weinig destructieve methoden gaat het om oppervlaktekartering en booronderzoek. Dit houdt in dat het plangebied wordt gekarteerd door middel van het belopen van akkers en weilanden, waarbij gezocht wordt naar aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden. Daarnaast wordt door middel van boringen onderzocht hoe het staat met de bodemopbouw, en of er archeologische lagen of indicatoren te onderscheiden zijn. De aangetroffen vindplaatsen kunnen vervolgens nader bekeken worden met een meer diepgaand booronderzoek. Dit levert nadere informatie over de omvang en waardering op. Soms is het nodig om in dit stadium proefputjes te graven. Een proefsleuvenonderzoek wordt uitgevoerd indien uit de minder destructieve onderzoeksmethoden is gebleken dat er in een plangebied waardevolle archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. Door middel van het graven van een aantal proefsleuven kunnen de exacte begrenzing, de datering en de graad van conservering van een vindplaats worden onderzocht. Uit het proefsleuvenonderzoek moet blijken of een vindplaats behoudenswaardig of zelfs beschermenswaardig is. Is dit het geval, dan zal bekeken moeten worden of de vindplaats ingepast kan worden in het plan. Het rijks- en ook het provinciaal archeologiebeleid gaat in eerste instantie uit van behoud van het bodemarchief in situ (ter plekke in de bodem).

29 Eventueel: III. Opgraven ofwel archeologisch vervolgonderzoek Indien het niet mogelijk is een behoudenswaardige of beschermenswaardige vindplaats in situ te bewaren, zal het hier aanwezige bodemarchief voor het nageslacht bewaard dienen te worden door middel van een vlakdekkend onderzoek. Alleen dan is deze stap (stap III) noodzakelijk. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)

30 Bijlage 3: Boorstaten Maten zijn in cm -mv B01 0-20 Zs1 (schoon zand) 20-40 Kz2 dgr puin kiezel 40-72 Kz1 dgrbr hk-spik puin cmst 72-86 Ks2 lgrbr h1 cmst hk-spikkel + fragm gl bkst 75 cm 86-90 Ks2 br.gr. cmst 90-95 Vk3 br.gr. av2 95-133 Vkm dbr av1 ri2 (rietveen segmenten) 133-150 Vkm dbr.ro av2 150-178 Vkm dbr. T zw. Av2 ht (takjes) 178 BB B02 0-55 Kz2 dbr.gr (55 cm vergaan hout, wortel) 55-82 Kz1 br.grh1 cmst (65 cm hout, wortel) 82-133 Ks2 dgr.br. bst.rd.zacht cstms 133-136 Vk3 dbr.gr. puinspik. 136-138 Vk3 br.gr. cstv 138-143 Vk3 dbr.gr. av2 143-155 Vkm dbr.ro 155-214 Vkm dbr. Verticale doorworteling 214-250 Vkm dbr.ro av2 (ietsje steviger en minder riet) 25 BB B03 0-20 Zs1 (schoon zand) 20-48 Kz2 dbr gr puin (veel dakpan fragm.) 48-70 Kz1 dgr.br puin.(ijsselsteenfr.) 70-105 Ks2 dgr.br. h1 puinspikkel (beetje zandig) 105-118 Vkm br.zw (geoxideerd veen) 118-145 Vkm br.ro av2 145 BB B04 0-55 Zs1 (schoon zand) 55 BB gestuikt B05 (op erfje achter woonhuis) 0-40 Zs1 (schoon zand) 40-80 Kz2 dbrgr (ker 19e/20e witglazuur industrieel) 80-105 Kz2 dbrgr (iets minder zanderig) 105-150 Ks2 dbrgr cms puin aw (ind witgoed) 150 BB

31 B06 (onder afdakje achterin) 0-20 Zs1 (20e eeuws material, bloempot) 20-72 puinlaag. 20e eeuws 72-115 Ks2 brzw gevl h1 cstv 115-135 Ks2 zw h3 csla (lijkt op slootvulling) 135 BB B07 0-10 Ks1 schoon zand 10-35 Kz2 gr-dgr gevl. puinfragm. 35-63 Zs1 (puur zand) gr. ophoog. 63-95 Ks3 br.gr h2 95-108 Vkm br.zw (geoxideerd veen) 108-148 Vkm br.ro av2 148 BB