De nieuwe Belgische octrooiwetgeving



Vergelijkbare documenten
BACK TO BASICS OCTROOIRECHT ERIC DE GRYSE

Zaak C-377/98. Koninkrijk der Nederlanden tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie

VERZOEK AAN DE MINISTER VAN ECONOMIE

Knipperlichten. Intellectuele eigendom en ICT. Ellen Enkels. 20 februari 2013

28 MAART Wet op de uitvindingsoctrooien, tekstbijwerking tot

WETBOEK VAN ECONOMISCH RECHT. Boek XI

Octrooien in België: een praktische leidraad

Studenten verkoopsvoorwaarden

OCTROOIEN IN BELGIË een praktische leidraad

Rolnummer Arrest nr. 69/2000 van 14 juni 2000 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Publicatieblad van de Europese Unie L 170/7

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Hof van Cassatie van België

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Hof van Cassatie van België

(B.S., 14 november 1998)

Koninginnegracht 19, Den Haag Kanaalpad 69, Apeldoorn

Europese octrooiaanvragen

Rolnummer Arrest nr. 174/2005 van 30 november 2005 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Cassatie.

Relevante feiten. Beoordeling. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996

De boekhoudkundige ruling. Congres IEC - IAB 5 oktober 2017

De publicatie en inwerkingtreding van de verschillende boeken van het Wetboek Economisch Recht gaat door.

Rijswijk DE OCTROOIGEMACHTIGDEN telefoon fax Beschikking A. - B.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Hof van Cassatie van België

BASISWETTEKSTEN INZAKE HET RECHT VAN DE INTELLECTUELE EIGENDOM

Uw brief van Uw kenmerk: Ons kenmerk: Bijlage: III.21/ /358/06 model-document Contactpersoon : Tel.: Fax: Frank VERDUYN Call Center

Hof van Cassatie van België

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

DE IDEALE WONING, coöperatieve vennootschap, arrondissement. Antwerpen, met maatschappelijke zetel te 2600 Berchem,

Door het Wetboek van economisch recht opgeheven bepalingen

BASISWETTEKSTEN INZAKE HET RECHT VAN DE INTELLECTUELE EIGENDOM

(Besluiten waaruan de pu blikatie uoorwaarde is uoor de toepassing)

REGLEMENT TER UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPSOCTROOIVERDRAG EERSTE DEEL BEPALINGEN TER UITVOERING VAN HET EERSTE DEEL VAN HET VERDRAG TWEEDE DEEL

ECLI:NL:RVS:2014:3026

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1

Rolnummer Arrest nr. 84/2003 van 11 juni 2003 A R R E S T

Rechtsvordering : ook nadien niet-aangegeven inkomsten

Wet van 10 mei 2007 betreffende de transseksualiteit

Hof van Cassatie van België

ALGEMENE VOORWAARDEN VAN GRONDENGOED VOOR HET LEVEREN VAN (ELEKTRONISCHE) DIENSTEN

Hof van Cassatie van België

NEDERLANDS PATENT IN 6 STAPPEN

* * * * * * Overwegende dat het onderzoek tot de volgende vaststellingen heeft geleid:

2. Vereisten voor het beschermen van een uitvinding door middel van een octrooi

Hoofdstuk 6 Sociaal-economische wetgeving

Hof van Cassatie van België

De erkenning en uitvoerbaarverklaring van vreemde rechterlijke beslissingen en akten

Koninginnegracht 19, Den Haag Kanaalpad 69, Apeldoorn

Contractnummer: VERTROUWELIJKHEIDSCONTRACT TUSSEN DE ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK STATISTICS BELGIUM EN

VR DOC.0975/3

Koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1. Auteursrecht. Hoofdstuk V. (De reproductie voor privé-gebruik. ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk

Hof van Cassatie van België

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 december 2006 (OR. en) 14712/06 Interinstitutioneel dossier: 2005/0274 (CNS) PI 64 OC 841

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013

Instelling. Onderwerp. Datum

BRÜYLANT BRUSSEL-BRUXELLES 0 0 8

Instantie. Onderwerp. Datum

Art. 21. Insolventieprocedure. de enige insolventieprocedure waarin een Gemeenschapsmerk

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten

Beroepsgeheim, deontologie en antiwitwas

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

EUROPESE U IE HET EUROPEES PARLEME T. Straatsburg, 22 oktober 2008 (OR. fr) PE-CO S 3634/2/08 REV /0264 (COD) LEX 921 CODIF 62 PI 21 CODEC 530

Merkenrichtlijn. Publicatieblad Nr. L 299 van 08/11/2008 blz

Hof van Cassatie van België

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN, MINISTERIE VAN FINANCIEN EN MINISTERIE VAN MIDDENSTAND EN LANDBOUW

Datum: 24/05/1994 B.S.: 21/07/1994

Afstamming. U hebt vragen over uw afstamming of over de afstamming van uw kind

Publicatieblad van de Europese Unie L 299/25 RICHTLIJNEN

INFORMATIE OVER AANDEELHOUDERSRECHTEN 23 MAART 2012

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. XIVe KAMER A R R E S T. nr van 13 december 2011 in de zaak A /XIV-32.

Het Beneluxmodel. Hendrik VANHEES Hoogleraar Universiteit Antwerpen Hoofddocent Universiteit Gent LARGER

Rolnummer Arrest nr. 85/2009 van 14 mei 2009 A R R E S T

A 94/4/9. Arrest van 12 februari 1996 in de zaak A 94/ Inzake : OPENBAAR MINISTERIE. tegen

EUROPEES PARLEMENT. Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie. Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

REGELEN VOOR ALLE VOORLOPIGE RIJBE- WIJZEN M36, M18 EN M3

ARREST van 20 oktober 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 20 octobre 1997 dans l affaire A 96/

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

Rolnummer Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

dit artikel bedoelde gegevens van de betrokken Deelnemer opgenomen in het openbare deel van het Register in plaats van de gegevens van de Aanvrager.

: LANDSVERORDENING houdende regels met betrekking tot octrooien ==================================================================== HOOFDSTUK I

Koninklijk besluit betreffende de documenten voor het verblijf in België van bepaalde vreemdelingen.

Recht in Balans. Mr. Arnoud E.C. Punt.

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2015/1/6 ARREST. Inzake: Naam : BVBA Upper At Home. Tegen: Naam : BVBA The Works. Procestaal: Nederlands ARRET

Benelux-verdrag inzake de warenmerken

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zaak T-155/04. SELEX Sistemi Integrati SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

Rolnummer Arrest nr. 3/2014 van 16 januari 2014 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

De nieuwe Belgische octrooiwetgeving Filip Tilleman 1. INLEIDING (1) De vroegere Belgische regeling van het octrooi ligt vervat in de wet van 24 mei 1854 en een reeks bijzondere wetten en besluiten (2). De regeling van de wet van 24 mei 1854 zal vervangen worden door de regelingen van de Wet van 28 maart 1984. Opvallend bij deze nieuwe wet is de veel sterkere graad van regulering. Dit wordt verklaard door de noodzaak effektieve bescherming te bieden aan de octrooihouder, wat impliceert dat zowel de formele als de materh~le octrooleerbaarheidsvereisten strikt gereglementeerd zijn. Daarenboven wordt zodoende de positie van de derde beter beschermd. Hij heeft namelijk een beter inzicht in de grenzen die hij als namaker niet mag overschrijden. Bovendien moeten we voor ogen houden dat het octrooirecht een uitzondering vormt op het principe van het vrij handelsverkeer. Het is dan ook noodzakelijk dat deze uitzondering strikt omschreven wordt. 2. DOELSTELLINGEN VAN DE NIEUWE BELGISCHE WET Berst en vooral woidt beoogd de Belgische wetgeving aan te passen aan de bepalingen die vervat liggen in de internationale verdragen die werden goedgekeurd door het Belgische parlement in de wet van - 8 juli 1977 (B.S. 07.10.77). Het gaat over het - Verdrag betreffende de eenmaking van enige beginselen van het octrooirecht, opgemaakt te Straatsburg op 27 november 1963; - Verdrag tot samenwerking inzake octrooien, opgemaakt te Washington op 19 juni 1970; - Verdrag betreffende de verlening van Europese octrooien, opgemaakt te Miinchen op 5 oktober 1973 ; - Verdrag betreffende het Europese octrooi voor de Gemeenschappelijke Markt, opgemaakt te Luxemburg op 15 december 1975. De tweede doelstelling die nagestreefd wordt is de modernisering van de octrooiwetgeving. Het dient immers vermeld dat de wet van 1854 (1) Het artikel werd geschreven n.a.v. bet symposium "Octrooien, merken, tekeningen en mod ellen''. Dit werd door de Belgische vereniging voor de bescherming van de industrh~le eigendom gehouden te Brussel op 6 november 1984. Voor deze bijdrage werd deels geput uit de referaten D. Vandergheynst en M. Chome. (2) VANHECKE, G., REMOUCHAMPS, L., GOTZEN, F., Wetboek intellectuele rechten, Gent, E. Story-Scientia, 1983, III A, 1 254

slechts zeer geringe wijzigingen onderging. Zodoende hoopt men de octrooihouder een sluitende bescherming te bieden. 3. GRONDVEREISTEN VOOR EEN OCTROOI Art. 2 stelt dat voor octrooi:ering in aanmerking komt iedere uitvinding, die aan drie voorwaarden voldoet nl.: - nieuw is; - op uitvinderswerkzaamheid berust ; - vatbaar is voor toepassing op het gebied van de nijverheid. Deze bepaling is analoog aan art. 5 van het Verdrag van Miinchen. A. Het begrip uitvinding Uitvinden is iets scheppen dat niet bestond. Wanneer de uitvinding een technisch karakter vertoont kan ze voor octrooiering in aanmerking komen. Uitvinden staat tegenover het begrip ontdekken. lets ontdekken is het waarnemen van een natuurlijk fenomeen dat v66r het menselijk optreden reeds bestond. De oude wet haspelde deze beide begrippen door elkaar. In art. 1 werd gesteld dat voor elke ontdekking of verbetering octrooirechten zouden worden verleend en art. 2 gebruikte de juiste benaming van uitvinding. In de nieuwe wet wordt deze taalkundige onzuiverheid uitgewist. Men hanteert het begrip uitvinding er daarenboven wordt in artikel 3 bepaald dat ontdekkingen niet als uitvindingen dienen te worden beschouwd. Terloops dient vermeld dat "ontdekken" in art. 1 van de wet van 1854 steeds door de rechtspraak gei:nterpreteerd werd in de zin van uitvinden en dus nooit in z'n oorspronkelijke betekenis werd gebruikt. B. De nieuwheid van de uitvinding Onder het oude regime werd de nieuwheidsvereiste op louter negatieve wijze bepaald. Art. 24 somde drie gevallen op waarin de vereiste nieuwheid ontbrak (nl. de vroegere uitbating binnen het Rijk, de vroegere publicatie en het vroegere octrooi). Het Hof van Cassatie stelde echter dat deze uitdrukkelijke nieuwheidsgebreken niet limitatief waren (3). De nieuwe wet daarentegen geeft, zich inspirerend op art. 54 van het Verdrag van Munchen, een positieve definitie van de nieuwheidsvereiste. Nieuwheid wordt in art. 5 omschreven als "geen deel uitmakende van de bestaande techniek''. (3) Cass., 13 september 1968, Pas., I, 47. 255

De stand van de techniek wordt gevormd door al hetgeen v66r de datum van indiening van de octrooiaanvraag openbaar toegankelij k is gemaakt door een schriftelijk of mondelinge beschrijving, door toepassing of op enige andere wijze. Roever deze openbaarmaking kan ge!nterpreteerd worden, wordt aangetoond door een beslissing van het Europese Octrooibureau dat oordeelde op grond van een identieke bepaling. Het betrof een vertegenwoordiger in auto's die op z'n dienstwagen een revolutionaire achteruitkijkspiegel had geplaatst. Men oordeelde dat een octroo!ering onmogelijk werd bij gebrek aan de vereiste nieuwheid. Er werd namelijk gesteld dat door het feit dat de wagen op verschillende publieke plaatsen werd geparkeerd de uitvinding hierdoor openbaar was gemaakt (4). In art. 5 5 vinden we twee gevallen van openbaarmaking die het nieuwe karakter van de uitvinding niet ontzenuwen : 1. het kennelijk misbruik ten opzichte van de aanvrager of diens rechtsvoorganger ; 2. het feit dat de aanvrager of diens rechtsvoorganger de uitvinding heeft tentoongesteld op een van overheidswege gehouden of erkende tentoonstelling in de zin van het Verdrag van Parijs nopens internationale tentoonstellingen (5). Als voorwaarde wordt gesteld dat deze vormen van openbaarmaking niet eerder plaatsvonden dan zes maanden v66r de indiening van de octrooiaanvraag. C. Er moet een zekere uitvinderwerkzaambeid aanwezig zijn Nieuwheid wordt vrij gemakkelijk verwezenlijkt (6). Het is immers niet moeilijk een bestaand uitvindsel ietwat te wijzigen en meteen iets nieuws in handen te hebben. Strikt beschouwd bestaan er immers geen twee identieke produkten. In dit opzicht zou alles nieuw zijn en dus onafhankelijk staan van aile vroegere verwezenlijkingen. Nieuwheid als dusdanig volstaat bijgevolg niet. Daarom wordt de vereiste van een zekere uitvinderswerkzaamheid of originaliteit vereist. Art. 6 definieert dit als volgt : ''Een uitvinding wordt als resultaat van een uitvinderswerkzaamheid aangemerkt, indien zij voor een deskundige niet op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek". Het is duidelijk dat dit element een grotere appreciatiebevoegdheid toekent aan de rechter dan bet element nieuwheid. Immers nieuwheid (4) T 84-83. (5) Verdrag nopens internationale tentoonstellingen, ondertekend te Parijs op 22 november 1928. (6) VAN INNIS, T., Rechtsfactoren in de onderneming, Antwerpen, Kluwer, 1982, XB 1-2. 256

is een loutere constatering van een feitelijkheid, nl. of iets voordien bestond of niet. Alhoewel deze vereiste van originaliteit niet uitdrukkelijk werd vereist door de wet van 1854, werd ze wel door de recbtspraak aangenomen(7). D. De uitvinding moet voor toepassing vatbaar zijn in de nijverheid Een uitvinding wordt voor toepassing op bet gebied van de nijverbeid vatbaar geacbt, indien bet onderwerp daarvan kan worden vervaardigd of toegepast op enig gebied van de nijverbeid, de landbouw inbegrepen. 4. DE FORMELE VEREISTEN A. Wie mag de aanvraag indienen? (art. 8) Het recbt op een octrooi komt toe aan de uitvinder of aan z'n rechtverkrijgende. B. Plaats van indiening (art. 14) De aanvrager moet, in persoon of per post, z'n verzoek ricbten tot de Dienst voor industriele eigendom bij bet Ministerie van Economiscbe Zaken. De Koning kan nog enkele openbare diensten aanwijzen waar deze aanvraag kan gescbieden (onder bet oude regime was dit bij de griffie der provinciebesturen). C. Inhoud vande aanvraag (art. 15) De octrooiaanvraag moet bevatten : 1. een tot de Minister gericbt verzoek tot verlening van een octrooi ; 2. een bescbrijving van de uitvinding; Art. 17 preciseert dat de uitvinding in de octrooiaanvraag zodanig duidelijk en volledig moet worden beschreven dat zij door deskundigen kan worden toegepast. Bij bet niet naleven van deze zorgvuldigheidseis kan de recbter bet octrooi nietig verklaren (art. 49,2). Hier komt duidelijk weer de beweegreden tot uiting die de wetgever voorzat bij bet instellen van bet octrooi als een bescbermingsregime voor de uitvinder, nl. bet belang van de gemeenscbap. Voor de gemeenscbap is bet essentieel (7) Cass., 7 januari 1972, Pas. 1972, I, 443. 257

dat de uitvinding op een ondubbelzinnige wijze onthuld wordt. Dit laat haar immers toe mee te genieten van de vruchten van deze uitvinding. In ruil voor deze openbaarmaking wordt dan wel een exclusief recht van exploitatie verleend. 3. een of meer conclusies ; Ben nadere toelichting vinden we in art. 17. De conclusies beschrijven het onderwerp waarvoor bescherming wordt gevraagd. Zij dienen duidelijk en beknopt te zijn en steun te vinden in de beschrijving. Het belang van deze conclusies kan niet genoeg worden onderstreept. Het is immers door de inhoud van de conclusies dat de beschermingsomvang van het octrooi wordt bepaald (8). 4. de tekeningen waarnaar de beschrijving of de conclusies verwijzen; Deze tekeningen dienen enkel te worden toegevoegd indien zij nodig zijn om de uitvinding te begrijpen (art. 17). 5. een uittreksel ; Het uittreksel is alleen bedoeld als technische informatie ; bet kan niet in aanmerking komen voor enig ander doel. D. Een indieningstaks (art. 15) Elke octrooiaanvraag geeft aanleiding tot betaling van een indieningstaks. E. Een procesverbaal (art. 14) Van elke aanvraag wordt door de bevoegde ambtenaar kosteloos een procesverbaal opgemaakt. Het procesverbaal vermeldt dag en uur van ontvangst der stukken. F. Controle op de formele vereisten Als de aanvraagformaliteiten vervuld zijn, gaat een bestuurlijk onderzoek van start. De wet van 1854 liet het bestuur enkel toe de regelmatigheid van de vorm te controleren. Er werd bijvoorbeeld nagegaan of er geen documenten of handtekeningen ontbraken en of de indieningstaks wel was betaald. De controle van de materh!le geldigheidsvereisten gebeurde a posteriori door de rechter, wanneer daartomtrent een zaak bij hem aanhangig was gemaakt. Men kon verhopen dat de wetgever de hernieuwing van de octrooiwet zou aangrijpen om, zoals in de meeste landen, een a priori controle door bet bestuur in te voeren. Dit zou er toe bijdragen dat de octrooiverlening niet louter zou gereduceerd worden tot een (8) Art. 26 258

bevestiging door de overheid van het feit dat op een bepaalde dag en uur, in de wettelijke vorm, een aanspraak werd gedaan op een uitvinding (9). Tevens zou het de octrooiaanvrager meer zekerheid geven omtrent het effektief vervuld zijn van de materh!le octrooi:eerbaarheidsvereisten. Helaas, in de nieuwe wet wordt in art. 23 3 de voorafgaande controle door de overheid uitgesloten. Dit wordt echter genuanceerd door het feit dat art. 21 mogelijk maakt dat een nieuwheidsonderzoek gebeurt door een door de Koning aangewezen intergouvermentele instelling. Maar indien dit verslag negatief is kan de aanvrager toch doorzetten. Het oordeel over het al dan niet vervuld zijn van de materiele geldigheidsvereisten berust dus uiteindelijk weer bij de rechter. 5. DE OCTROOIVERLENING Na het bestuurlijk onderzoek vaardigt de Minister van Economische zaken een besluit uit. Dit ministerieel besluit maakt het octrooi uit. Na de verlening van het octrooi wordt het dossier van het octrooi bij de Dienst voor industriele eigendom ter inzage van het publiek gelegd.het octrooi wordt eveneens gepubliceerd in de Verzameling der Octrooien. 6. DE RECHTSGEVOLGEN VAN DE OCTROOIVERLENING A. De octrooihouder krijgt een monopolierecht Daar het octrooi door de wet wordt toegestaan als gevolg van een vergelijk tussen persoonlijke aanspraken of verdiensten van de houder van de uitvinding en het openbaar belang, is dit recht beperkt in de tijd nl. twintig jaar. Deze termijn begint te I open vanaf de datum van de octrooiaanvraag (art. 39). Het monopolierecht houdt in dat de octrooihouder de uitvinding zelf mag uitbaten of door derden Iaten uitbaten. Het impliceert ook dat de octrooihouder zich tegen elke vorm van inbreuk op z'n monopolierecht kan verzetten ( cf. 7). B. De verplichting de jaartaks te betalen Om dit monopolierecht in stand te houden moet de octrooihouder vanaf het derde jaar, te rekenen van de indieningsdatum van de octrooi- (9) Remouchamps, Octrooien, A.P.R., Gent, E. Story-Scientia, 1969, 141. 259

aanvraag, een jaartaks betalen (10). Onder de vroegere regeling was reeds vanaf het eerste jaar een taks verschuldigd. De mogelijkheid opeenvolgende jaartaksen in eenmaal te betalen (11) is afgeschaft. Indien op de vervaldag niet wordt betaald heeft de octrooihouder nog een respijttermijn van zes maanden. Bij uitblijven van de betaling vervalt het octrooirecht van rechtswege (art. 40). Deze strenge sanctie wordt gerelativeerd door de mogelijkheid om e.en aanvraag tot herstel van z'n recht te richten tot de Minister van Economische Zaken. Dit verzoek moet aan twee voorwaarden voldoen : 1. Het moet binnen de twee maanden na het verlopen van de respijttermijn ingediend worden; 2. Er moet een geldige reden ingeroepen worden; Deze motiveringsplicht werd voordien niet vereist. W at precies een geldige reden is, wordt niet nader bepaald in de wet. Het zal dus door de praktijk moeten uitgemaakt worden. Alleszins kan men stellen dat het begrip rechtmatig excuus niet zo ver gaat als het be grip overmacht. C. De verplich.ting z'n octrooi industrieel uit te baten 1. De regeling van de wet van 1854 Op de octrooihouder rustte een beperkte exploitatieplicht. Het is namelijk pas in de mate dat de uitvinding in het buitenland werd geexploiteerd dat er een verplichting ontstaat om het. in Belgie te exploiteren. Dit moest dan gebeuren binnen het jaar na de exploitatie in het buitenland. Deze verplichting werd gesanctioneerd door het verval van het octrooi (12). Belgie is echter toegetreden tot het Unieverdrag van Parijs. Art. 5 van dit verdrag bepaalt dat de sanctie van verval pas kan toegepast worden indien ze werd voorafgegaan door een systeem van gedwongen licentie, dat dan onvoldoende is gebleken. Art. 23 maakte dus een duidelijke inbreuk uit op het art. 5 van het Unieverdrag, daar het voorziet in het verval als sanctie, zonder voorafgaandelijke gedwongen licentie. Gezien de voorrang van het verdrag op de wet kon art. 23 niet spelen. Er mag dan ook gesteld worden dat onder die wet er in feite geen enkele exploitatieverplichting bestond (13). (10) Art. 40. (11) Art. 7 K.B. 29 sept. 1957. (12) Art. 23. (13) R.v.St. 9 mei 158, Pas. IV, 71. 260

2. De wet van 28 maart 1984 De exploitatieverplicbting wordt nu niet meer atbankelij k gemaakt van een vroegere exploitatie in bet buitenland. Nu ontstaat een plicbt tot exploiteren wanneer een termijn van vier jaar is vestreken vanaf de indiening van de octrooiaanvraag of van drie jaar te.rekenen vanaf de octrooiverlening, waarbij de termijn die bet laatst afloopt wordt toegepast, zonder dat bet octrooi door een wezenlijke en doorlopende fabricage in Belgie werd geexploiteerd en zonder dat de octrooibouder dit door een geldige reden kan recbtvaardigen (14). Daarenboven wordt conform aan bet Parijse Unieverdrag bet systeem van de gedwongen licentie nu expliciet in de wet voorzien. Dit betekent dat er nu een effektief afdwingbare verplicbting tot exploitatie in bet Belgiscb recbt bestaat. Er wordt in de scboot van de Centrale Raad voor bet bedrijfsleven een Commissie voor de gedwongen licentie opgericbt (15). Deze Commissie poogt eerst de betrokkenen te verzoenen. Zo deze poging mislukt, stelt de Commissie een rapport op dat ze doorgeeft aan de Minister van Economiscbe Zaken. De Minister neemt dan terzake een beslissing. 7. VORDERING WEGENS NAMAAK A. Gevallen van namaak Ret octrooi geeft de octrooibouder bet recbt iedere derde die niet z'n toestemming biertoe beeft verkregen, te verbieden: 1. een voortbrengsel waarop bet octrooi betrekking beeft te vervaardigen, aan te bieden, in bet verkeer te brengen, te gebruiken, dan wei daartoe in te voeren of in voorraad te bebben; 2. een werkwijze waarop bet octrooi betrekking beeft, toe te passen of, indien de derde bet weet, dan wei bet gezien de omstandigbeden duidelijk is dat toepassing van de werkwijze verboden is zonder toestemming van de octrooibouder, voor toepassing op bet Belgiscb grondgebied aan te bieden ; 3. een voortbrengsel dat recbtstreeks volgens de werkwijze waarop bet octrooi is verkregen, aan te bieden, in bet verkeer te brengen, te. gebruiken, dan wei daartoe in te voeren of in voorraad te bebben ; 4. op Belgiscb grondgebied aan een ander dan degenen die gerecbtigd zijn de uitvinding toe te passen, middelen betreffende een wezenlijk bestanddeel van de uitvinding aan te bieden of te leveren voor de (14) Art. 34. (15) Art. 35. 261

toepassing van de geoctrooieerde uitvinding op bet grondgebied, indien de derde weet dan wei bet gezien de omstandigbeden duidelijk is, dat deze middelen voor die toepassing gescbikt en bestemd zijn (16). B. Gevallen waarin er van namaak geen sprake kan zijn In art. 28 worden enkele omstandigbeden opgesomd waarin namaak uitgesloten is. De voornaamste zijn: bandelingen die in de particuliere sfeer en voor niet-commerciele doeleinden worden verricbt, proefnemingen die bet voorwerp van de geoctroo!eerde uitvinding betreffen, de bereiding voor direct verbruik ten beboeve van individuele gevallen op mediscb voorscbrift van geneesmiddelen in apotbeken. C. Gevolgen van een vonnis dat vaststelt dat er effektief namaking is Hier dient men bet onderscbeid te maken tussen twee bypotbesen. 1. De namaker bandelde te goeder trouw. Het is belangrijk te weten dat goede trouw de inbreuk niet uitsluit. In bet vonnis beveelt de recbter dan dat de inbreuk moet opbouden en legt aan diegene die de inbreuk pleegde de verplicbting op aan de eiser een berstelvergoeding te betalen. Eventueel kan de recbter de publicatie van bet vonnis bevelen. 2. De namaker bandelde te kwader trouw. Dan loopt de namaker niet aileen dezelfde veroordelingen op als de namaker te goeder trouw. Maar bovendien wordt de verbeurdverklaring uitgesproken van de voorwerpen die met inbreuk op bet octrooi zijn vervaardigd en van instrumenten die voor deze vervaardiging speciaal bestemd waren. De recbter kan eveneens, wanneer bij dit nodig acbt, een vergoeding toekennen aan de eiser ten belope van de prijs van de verkocbte goederen. D. De verjaringstermijn De vordering wegens inbreuk verjaart na vijf jaar te rekenen vanaf de dag waarop de inbreuk werd gepleegd. (16) Art. 27. 262

8. DE OCTROOIGEMACHTIGDE A. Bet begrip octrooigemachtigde Een octrooigemachtigde is iemand die zich beroepshalve bezighoudt met octrooien. Hij kan dit beroep zelfstandig uitoefenen of in vaste dienst van een bedrij f ( 17). Het is vooral wegens de ingewikkeldheid van deze octroo1enmaterie dat een beroep wordt gedaan op de octrooigemachtigde. Deze kan door z'n technische kennis, specifieke documentatie en ervaring de octrooihouders en octrooiaanvragers heel wat narigheden besparen. Hierna volgt een greep uit de vele taken van de octrooigemachtigde : het opstellen van de nodige documenten voor de octrooiaanvraag, de octrooiaanvraag zelf, de interpretatie van de draagwijdte van het octrooi, het onderzoek van mogelijke namaak van het octrooi, de advocaat van de octrooihouder helpen bij de verdediging tegen een ingestelde actie tot nietigverklaring of bij de vordering tot namaak. B. De vroegere regeling De wet van 1854 voorzag niets m.b.t. de octrooigemachtigde.de enige specifieke wettelijke bepaling ter zake was art. 17 van de wet van 11 oktober 1919 tot regeling van sommige aangelegenheden inzake nijverheidseigendom. Art. 17 gaf de Minister van Economische Zaken het recht om een octrooigemachtigde wiens zware tekortkoming in z'n beroep de bevoegdheid te ontzeggen om octrooiaanvragen in te dienen. C. De Wet van 28 maart 1984 Deze nieuwe wet zal, in tegenstelling tot de oude octrooiwet, wel degelijk voorzieningen treffen m.b.t. de octrooigemachtigde. Er worden niet minder dan vijftien artikelen aan de octrooigemachtigde gewijd. Niet ten onrechte, daar het overgrote deel van de octrooiaanvragen door een octrooigemachtigde gebeurt. Deze bepalingen hebben essentieel tot doel zowel de octrooiaanvrager als de Dienst voor industriele eigendom de nodige garantie te bieden dat de octrooigemachtigden waarmee ze handelen, de nodige kennis hebben van de veelvuldige bepalingen inzake octrooien. (17) Definitie overgenomen uit het referaat van M. De Brabanter. 263

1. Inzake het optreden voor de Dienst voor industriihe eigendom Als boofdprincipe wordt gesteld dat iedereen voor de Dienst in persoon kan optreden, zonder dat bij een beroep boeft te doen op een octrooigemacbtigde. Hierop is een uitzondering: de natuurlijke en recbtspersonen die woonplaats nocb werkelijke vestiging in Belgie bebben, moeten, inzake uitvindingsoctrooien, voor de Dienst vertegenwoordigd worden door een erkend gemacbtigde(l8). Wanneer men zicb ecbter wil Iaten vertegenwoordigen voor de Dienst dan kan men dit slecbts door een erkend octrooigemacbtigde. Indien deze bepalingen inzake vertegenwoordiging niet worden nageleefd, dan is elke bandeling van recbtswege nietig (19). 2. Het Register Bij de Dienst voor industriele eigendom wordt een register ingesteld waarop de erkende gemacbtigden ingescbreven zijn (20). Een K.B. zal bepalen welke vermeldingen in dit register moeten worden opgenomen. 3. Voorwaarden Wil men als octrooigemacbtigde erkend worden dan moet men aan de volgende voorwaarden voldoen : a Belg zijn en in Belgie woonacbtig zijn; b minstens 25 jaar oud zijn; c niet onbekwaam verklaard zijn of onder gerecbtelijk raadsman zijn gesteld; d niet in staat van ontzetting zijn als bedoeld in art. 31 tot 34 van bet Strafwetboek ; geen veroordeling in Belgie of in bet buitenland bebben opgelopen voor een van de misdrijven vermeld in bet koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 ; e in bet bezit zijn van een Belgiscb universitair diploma of Belgiscb diploma van boger onderwijs van bet lange type, uitgereikt na minstens vier studiejaren, met betrekking tot een wetenscbappelijke, tecbniscbe of juridiscbe discipline ; f een activiteit in verband met uitvindingsoctrooien bebben uitgeoefend waarvan de Koning de duur en de nadere regelen vaststelt ; g geslaagd zijn voor een examen over de industriele eigendom. (18) Art. 55. (19) Art. 58. (20) Art. 59. 264

4. De Commissie Bij bet Ministerie van Economische Zaken wordt een Commissie ingesteld tot erkenning van de gemachtigden. De Commissie heeft tot opdracht: a nate gaan of de personen die in bet register van de erkende gemachtigden wensen te worden ingeschreven,. voldoen aan de gestelde voorwaarden ; b bet examen m. b. t. de kennis van bet industrithe eigendomsrecht af te nemen; c de Minister van advies te dienen over de door hem te nemen beslissing tot inschrijving en door haling in bet register. 10. DE BEVOEGDE RECHTBANKEN A. Onder de wet van 1854 Krachtens art. 569,7 Ger W. moesten alle vorderingen betreffende de uitvindingsoctrooien waarvan bet bedrag boger was dan 50.000 fr. voor de rechtbank van eerste aanleg aanhanging gemaakt worden. A contrario kon men hieruit afleiden dat indien de vordering minder dan 50.000 fr. bedroeg, de vordering voor de vrederechter moest ingesteld worden. B. De wet van 1984 Nu krijgt de rechtbank van eerste aanleg bet monopolie van de octrooizaken. Ze wordt namelijk bevoegd voor octrooien, ongeacht bet bedrag van de vordering. Belangrijk daarenboven is dat enkel de rechtbanken van eerste aailleg die zitting houden ter zetel van een Hof van Beroep, bevoegd worden. Dit impliceert dus een belangrijke centralisatie van de octrooizaken nl. bij vijf rechtbanken van eerste aanleg. Het voordeel van de nieuwe bepaling mag niet onderschat worden. De centralisatie zal toelaten dat die enkele rechtbanken zich in deze materie meer kunnen specialiseren, wat dus de kwaliteit van die rechtspraak zal bevorderen. Tevens wordt hierdoor meer de doorzichtigheid van de rechtspraak bevorderd. Men kan dus stellen dat deze bepaling er uiteindelijk toe zal leiden dat er meer rechtszekerheid zal heersen op octrooigebied. 265

11. DE OVERGANGSREGELING A. Art. 77 Dit artikel boudt twee bepalingen in : 1 De octrooiaanvragen die voor de inwerkingtreding van deze wet zijn ingediend, worden afgebandeld volgens de bepa:iingendie ten tijde van de indiening van toepassing waren. 2 De wet van 28 maart 1984 wordt onmiddellijk van toepassing verklaard op de octrooien die v66r baar inwerkingtreding werden verleend, met beboud evenwel van de recbten die bij de inwerkingtreding van deze wet zijn verworven. De vraag die bier natuurlijk rijst is: wat zijn nu die verkregen recbten? M. Cbome stelt dat de bierna volgende kwesties na inwerkingtreding van de nieuwe wet tocb onder de oude wet vallen : a de octrooleerbaarbeid van een octrooi aangevraagd onder de oude wet; b afspraken m.b.t. octrooien gesloten onder de oude wet, maar die nu nog voortbestaan ; c een nabootsing van v66r de nieuwe wet maar die pas beoordeeld wordt na inwerkingtreding van de nieuwe wet (nabootsing onder de nieuwe wet m.b.t. octrooien verkregen onder de oude wet word daarentegen beoordeeld volgens de nieuwe wet). B. Art. 78 Ook bier kunnen we twee regels onderscbeiden : 1 De wet moet van kracbt worden binnen de twee jaar na de bekendmaking in bet Belgiscb Staatsblad; 2 De art. 59 en 64 worden daarentegen onmiddellijk van kracbt. 266