De onderwijsvisitatie Pedagogische Wetenschappen - Sociale en Culturele Agogiek



Vergelijkbare documenten
HET REFERENTIEKADER VAN DE VISITATIECOMMISSIE MATERIAALKUNDE CHEMISCHE TECHNOLOGIE INLEIDING

Het referentiekader van de visitatiecommissie Informatica-Toegepaste Informatica-Computerwetenschappen 2009

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

De onderwijsvisitatie master na master Geneeskunde

Toetsplan Masteropleiding Midden-Oosten Studies

De onderwijsvisitatie Oosterse Studies

De onderwijsvisitatie Godgeleerdheid en godsdienstwetenschappen

De onderwijsvisitatie Bouwkunde/ Bachelor Ingenieurswetenschappen

Informatievergadering. Hervisitatie Specifieke lerarenopleiding

De onderwijsvisitatie Manama s Economische wetenschappen Toegepaste economische wetenschappen Handelsingenieur

De onderwijsvisitatie Vergelijkende Cultuurwetenschappen

De onderwijsvisitatie Kunstwetenschappen en Archeologie

Doelstellingen Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

Midden-Oostenstudies CROHO 60842

De onderwijsvisitatie Oost-Europese talen en culturen

De opleiding Master in de Internationale Betrekkingen en de Diplomatie van de Universiteit Antwerpen

De onderwijsvisitatie Biochemie / Biotechnologie

De onderwijsvisitatie Diergeneeskunde en Laboratory Animal Science

De onderwijsvisitatie Geschiedenis. Een evaluatie van de kwaliteit van de opleidingen in het domein Geschiedenis aan de Vlaamse universiteiten

De onderwijsvisitatie Onderwijswetenschappen

De onderwijsvisitatie Moraalwetenschappen

De onderwijsvisitatie Filmstudies en Visuele Cultuur

ERKENNING NIEUWE OPLEIDING VLAANDEREN SJABLOON AANVRAAGDOSSIER AMBTSHALVE GEREGISTREERDE INSTELLINGEN MACRODOELMATIGHEIDSTOETS TOETS NIEUWE OPLEIDING

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Algemene cultuurwetenschappen,

DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR

Beoordelingskader Pilot Bijzonder Kenmerk Ondernemen

Doelstellingen van de opleiding Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

De onderwijsvisitatie Biologie

De onderwijsvisitatie Verkeerskunde. Een evaluatie van de kwaliteit van de academische opleidingen Verkeerskunde aan de Universiteit Hasselt

VISITATIE TOEGEPASTE TAALKUNDE

Toerisme. Vlaamse Interuniversitaire Raad Vlaamse Hogescholenraad ONDERWIJSVISITATIE

De onderwijsvisitatie Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen

De onderwijsvisitatie Flanders Business School

Neerlandistiek CROHO 60849

Politieonderwijs & externe kwaliteitszorg op weg naar accreditatie

Master in het Sociaal werk

10 Masteropleiding Filosofie & Maatschappij

Samenvattende bevindingen en overwegingen De NVAO steunt haar inhoudelijke besluitvorming op de onderstaande elementen uit het visitatierapport.

De onderwijsvisitatie Politieke Wetenschappen

De onderwijsvisitatie Kerkelijk Recht

Nieuw accreditatiestelsel: de opleidingsbeoordeling

De onderwijsvisitatie Politieke Wetenschappen

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Duitse taal en cultuur,

Master in de Verpleegkunde en Vroedkunde

Programma van toetsing

De onderwijsvisitatie Materiaalkunde Chemische Technologie

Opleidingsspecifieke deel OER, Opleiding / programma: BA Liberal Arts and Sciences

Onderwijs- en examenregeling

Samenvattende bevindingen en overwegingen De NVAO steunt haar inhoudelijke besluitvorming op de onderstaande elementen uit het visitatierapport.

De onderwijsvisitatie Sociale en Culturele Antropologie

JAAR 1 semester 1 Blok 1 Blok 2. (her)toetsing Griekse grammatica en

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma s tijdens de pilotfase

De onderwijsvisitatie Afrikaanse Talen en Culturen

Certificaten Daltononderwijs KPZ Wenke Daltonconsultants

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Spaanse taal en cultuur,

In aanvulling op bovenstaande voorwaarden gelden de volgende aanvullende toelatingsvoorwaarden per track:

Opleiding / programma: BA Liberal Arts and Sciences. Artikel Tekst 2.3 Colloquium doctum

Toetsplan Bacheloropleiding Kunsten, Cultuur en Media

van onderwijs en onderwijsondersteuning binnen Directeur onderwijsinstituut

FACULTEIT DER NATUURWETENSCHAPPEN, WISKUNDE EN INFORMATICA. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Masterschool Life and Earth Sciences studiejaar

in de politieke wetenschappen (master) van de Vrije Universiteit Brussel

Deel 1 Algemeen deel

Programma van toetsing

COMMISSIE HOGER ONDERWIJS VLAANDEREN

Men komt in aanmerking voor toelating tot het programma Kunstgeschiedenis indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties:

Medewerker onderwijsontwikkeling

Curriculumevaluatie BA Filosofie

Visitatieprotocol. specifieke lerarenopleidingen november 2009

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN - SOCIALE EN CULTURELE AGOGIEK

in de vergelijkende en internationale politiek (master) van de Katholieke Universiteit Leuven

Directeur onderwijsinstituut

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte

Het domeinspecifieke referentiekader professioneel gerichte bacheloropleiding Biomedische laboratoriumtechnologie

Reglement opleidingsraden zoals goedgekeurd door de Raad van Bestuur op 24 april Opleidingsraden. reglement

De onderwijsvisitatie Psychologie. Een evaluatie van de kwaliteit van de academische opleidingen Psychologie aan de Vlaamse universiteiten

Teamscan op accreditatiewaardigheid

Uw brief van Ons kenmerk Contactpersoon Zoetermeer HBO/AS/2002/4056

ZER Informatica. Programma-evaluatie. Resultaten programma-evaluatie. 5 enquêtes:

De onderwijsvisitatie Architectuur

Opleidingsspecifiek deel bij de OER Bacheloropleiding Natuurwetenschap en Innovatiemanagement Undergraduate School Geosciences

Reglement opleidingsraden zoals goedgekeurd door de Raad van Bestuur d.d. 1 april Opleidingsraden. reglement

De onderwijsvisitatie Technology for Integrated Water Management

Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING FFTR

BA 1 NTC Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4 vaktitel vakcode 7 collegewekeweken. tentamen. schriftelijk. schriftelijk. tentamen. tentamen.

Onderwijs- en examenregeling

Toetsplan Bachelor CIW

Besluit. Oordeel en samenvattend advies van de visitatiecommissie De beoordeling betreft een verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

Samenvattende bevindingen en overwegingen De NVAO steunt haar inhoudelijke besluitvorming op de onderstaande elementen uit het visitatierapport.

Kwaliteitszorg en accreditatie

Handreiking toelichting bij descriptoren NLQF

Artikel Tekst 2.1 Toelatingseisen opleiding Voor toelating tot de opleiding Mediastudies komt in aanmerking de bezitter van

De onderwijsvisitatie Biomedische Wetenschappen

De onderwijsvisitatie Lichamelijke Opvoeding

Besluit. Oordeel en samenvattend advies van de visitatiecommissie. Doelstellingen. Programma

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Toetsplan Bacheloropleiding Informatiekunde

Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen 2 de ronde

Transcriptie:

De onderwijsvisitatie Pedagogische Wetenschappen - Sociale en Culturele Agogiek Een evaluatie van de kwaliteit van de opleidingen pedagogische wetenschappen en sociale en culturele agogiek aan de Vlaamse universiteiten [Brussel - december 2006]

De onderwijsvisitatie Pedagogische Wetenschappen - Sociale en Culturele Agogiek Exemplaren van dit rapport kunnen tegen betaling verkregen worden op het VLIR-secretariaat. Egmontstraat 5 1000 Brussel T 02 550 15 94 F 02 512 29 96 secretariaat@vlir.be - www.vlir.be Het rapport is elektronisch beschikbaar op de webstek van de VLIR: http://www.vlir.be Wettelijk depot: D/2006/2939/7 2

VOORWOORD VAN DE VOORZITTER VAN DE VLIR Dit rapport geeft de visie weer van de visitatiecommissie die de academische opleidingen Pedagogische Wetenschappen en Sociale en Culturele Agogiek in Vlaanderen evalueerde. De commissie verrichtte haar onderzoek en bezocht de betrokken opleidingen in het voorjaar 2006. Dit initiatief kadert in de opdracht die de Vlaamse overheid gaf aan de Vlaamse universiteiten en aan de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) wat betreft de externe kwaliteitszorg van het academisch onderwijs. De visitatiecommissie heeft hierbij de vernieuwde visitatieprocedure gevolgd, waarin zij naast de zeer belangrijke geachte suggesties en aanbevelingen in het kader van de continue verbetering van het academisch onderwijs ook een oordeel en evaluatiescore geeft over de zes onderwerpen en onderliggende facetten van het accreditatiekader van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). Deze evaluatiescores zullen een belangrijk element zijn in de accreditatiebesluiten van de NVAO. Het zou echter onverantwoord zijn om op basis van deze evaluatiescores een rangorde van universiteiten te maken of de evaluatiescores van verschillende visitatiecommissies onderling te vergelijken. Elke visitatiecommissie geeft immers zelf een invulling aan de gewogen gewichten van meerdere criteria die per facet in één evaluatiescore moeten worden uitgedrukt. Daarom blijven de kwalitatieve oordelen in de tekst van de deelrapporten zelf cruciaal. Zoals steeds, stelde de visitatiecommissie vooraf haar eigen referentiekader op en legde deze voor aan de opleidingen. In haar referentiekader verwoordt de commissie waaraan een goede opleiding in het betrokken studiegebied volgens haar zou moeten voldoen, ook met het oog op een internationale benchmarking. Ook de onderzoeksgebondenheid van het onderwijs wordt in de evaluatie betrokken. Omdat voor vrijwel alle opleidingen deze visitatieronde inmiddels de tweede onderwijsvisitatie inhoudt, wordt door de commissie ook nagegaan in welke mate en op welke manier werd ingespeeld op de aanbevelingen en suggesties van de vorige visitatiecommissie. Het visitatierapport is in de eerste plaats bedoeld voor de betrokken opleidingen en is vooral gericht op kwaliteitshandhaving en -verbetering. Daarnaast wil het rapport ook de buitenwereld objectief inlichten over de kwaliteit van de geëvalueerde opleidingen. Daarom worden de visitatierapporten op de webstek van de VLIR geplaatst (www.vlir.be). Voorwoord 3

De lezer moet er echter rekening mee houden dat dit visitatierapport slechts een momentopname is van het academisch onderwijs in het betreffende studiegebied en slechts één fase is in het proces van blijvende zorg voor onderwijskwaliteit. Al na korte tijd kunnen de opleidingen immers grondig zijn gewijzigd en verbeterd, mede als antwoord op de resultaten van interne onderwijsevaluaties door de universiteiten zelf of als reactie op de geformuleerde aanbevelingen van visitatiecommissies. Graag danken we op de eerste plaats de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor de geïnvesteerde tijd en voor de grote deskundigheid waarmee zij hun opdracht hebben uitgevoerd. Deze visitatie was enkel mogelijk dankzij de inzet van velen die binnen de universiteiten betrokken waren bij de voorbereiding en uitvoering ervan. Oprecht willen wij hen daarvoor danken. Hopelijk ervaren zij in de positieve opmerkingen van de visitatiecommissie een bevestiging voor hun inspanningen en vinden zij in de geformuleerde aanbevelingen tevens een bijkomende stimulans om de kwaliteit van het academisch onderwijs aan hun universiteit nog te verbeteren. B. Van Camp voorzitter VLIR 4 Voorwoord

WOORD VOORAF VAN DE VOORZITTER VAN DE VISITATIECOMMISSIE Voorheen keken Vlamingen vol bewondering naar het noorden. Maar Nederland is in de war en Vlaanderen doet het goed. Tijd om de blik te keren, en van het zuiden te leren (NRC Handelsblad, vrijdag 23 juni 2006). Bovenstaand citaat had het motto kunnen zijn van de visitatiecommissie Pedagogische Wetenschappen en Sociale en Culturele Agogiek in Vlaanderen, die in zijn geheel uit Nederlandse hoogleraren bestond. Aanvankelijk telde de commissie ook nog twee studenten, die door de Erkenningscommissie niet onafhankelijk genoeg werden bevonden, omdat zij betrokken waren geweest bij het opstellen van de zelfevaluatierapporten van hun eigen opleidingen. De commissie betreurde dit oordeel en heeft dit te kennen gegeven aan de opdrachtgever, de VLIR, met de aanbeveling in de toekomst meer doorzichtige richtlijnen en procedures voor het lidmaatschap van studentleden te bevorderen. Niettemin heeft de commissie zich naar eer en geweten en met veel genoegen van haar taak gekweten. De uiteenlopende deskundigheden van de commissie zorgden ervoor dat het onderwijs in de pedagogische en Agogische Wetenschappen in al zijn facetten kon worden beoordeeld. Dit was mede mogelijk door de openhartigheid en zelfkritische houding waarmee de commissie door onze Vlaamse gastheren en dames tegemoet werd getreden. Vooraf wisten we al dat het met de vermaarde Vlaamse gastvrijheid wel goed zat en dat bleek tijdens al onze bezoeken. Onze visitatie viel samen met de bijzondere transitieperiode waarin de Vlaamse universiteiten verkeren. Terwijl de licenties allengs uitdoven, is de implementatie van de bachelor en master opleidingen in volle gang. Dit heeft de opleidingsverantwoordelijken de kans gegeven om niet alleen de labels te verhangen, maar serieus na te gaan in welk opzicht de opleidingen verbeterd konden worden. De uitkomsten van de vorige visitatie zorgden mede voor de input voor een daadwerkelijke innovatie. Met enige afgunst konden we constateren dat in veel gevallen voor de master twee jaar studietijd beschikbaar is, waardoor academische kwaliteit kan worden geleverd. De commissie heeft bovendien kunnen constateren dat de implementatie van de bachelor en master structuur in het algemeen gepaard is gegaan met veel aandacht voor kwaliteitszorg. De implementatie zorgde er echter ook voor dat de commissie verschillende zaken moest beoordelen: gedane zaken c.q. uitdovende licenties, lopende vernieuwingen in het bachelorprogramma en op de nabije toekomst gerichte master plannen. De commissie heeft getracht een en ander zoveel mogelijk te ontrafelen met Voorwoord 5

behulp van de wel zeer omvangrijke stapels schriftelijk materiaal en intensieve, maar immer plezierige gesprekken met de Vlaamse collega s, hun bestuurders en hun (oud)studenten. We kregen de indruk dat de gesprekken ook door onze gesprekspartners als nuttig werden ervaren. Over hun inzet en betrokkenheid voor het curriculum was de commissie zeer te spreken. Tijdens onze ronde van Vlaanderen zijn ook andere zaken opgevallen. De internationalisering laat nog te wensen over. Het aantal studenten dat in het buitenland een deel van de studie volgt is beperkt. Het aanbieden van Engelstalig onderwijs zonder Nederlandstalige pendant wordt door Vlaamse decreten niet gestimuleerd. De samenwerking met Franstalige universitaire instellingen ontbreekt vrijwel geheel. De scherpe competitie tussen de Vlaamse universiteiten inclusief de associaties is bepaald ondoorzichtig. Verder was ook de visitatie beperkt. Enkele nauw verwante opleidingen (bijvoorbeeld de Leuvense vestiging in Kortrijk, de afdeling Social Work in Gent en de nieuwe afstudeerrichting Orthopedagogiek in Brussel) zijn buiten deze visitatie gehouden. Ook de grondslag waarop de allocatie van financiën geschiedt is voor de externe visitator moeilijk te begrijpen, waardoor klachten over te weinig formatie bij het vergelijken van de onderwijsbelasting tussen de instellingen niet verifieerbaar zijn. Opvallend is ook dat instellingen vacatures vooral vullen met eigen kweek, hoewel men in sollicitatieprocedures abituriënten van andere instellingen zeker niet uitsluit. Wat de commissie zeer bekend voorkwam was de spanning tussen onderwijs en onderzoek, waarmee ook Nederlandse universiteiten te maken hebben. Ook de Vlaamse onderzoekers worden vooral afgerekend op de zogenaamde A1 publicaties in gerenommeerde tijdschriften, terwijl het beloningssysteem voor onderwijsprestaties minder precies is uitgewerkt. De verdeling van onderwijslast geschiedt dan al gauw op basis van solidariteit zoals ons dikwijls werd gezegd maar de grenzen zijn dan moeilijk te bepalen en overbelasting ligt op de loer. Al met al heeft de visitatiecommissie een heel positief beeld van de kwaliteit van de Vlaamse pedagogische en Agogische Wetenschappen. Het beoordelingsprotocol van de NVAO heeft zeker geholpen bij de systematische vorming van dit beeld. Het is echter vooral procedureel van aard en blijft daardoor wat aan de oppervlakte. Doorvragen is dan het parool en dat heeft 6 Voorwoord

de commissie ook zeker gedaan. De uiteindelijke oordelen zijn dan ook soms na ampele discussies unaniem tot stand gekomen. Unanimiteit bestond bij ons ook over de kwaliteit van onze secretaris Steven Van Luchene. We menen dat onze rapportage geen beletsel zal zijn voor verdere accreditatie van de Vlaamse opleidingen en een goede grondslag na de visitatie in 2005 van de Nederlandse opleidingen voor verdere verdieping van de reeds bestaande samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen op het gebied van de Pedagogische en Agogische Wetenschappen. Max van der Kamp Voorzitter visitatiecommissie Pedagogische Wetenschappen / Sociale en Culturele Agogiek Voorwoord 7

8

INHOUD Voorwoord van de voorzitter van de VLIR 3 Voorwoord van de voorzitter van de visitatiecommissie 5 Deel 1: Algemeen deel I. De onderwijsvisitatie Pedagogische Wetenschappen Sociale en Culturele Agogiek 13 1. Inleiding 13 2. De betrokken opleidingen 13 3. De visitatiecommissie 14 4. Opzet en indeling van het rapport 17 II. Het referentiekader 19 1. Inleiding 19 2. Doelstellingen en eindtermen 20 3. Programma 23 4. Inzet personeel 26 5. Voorzieningen / Onderwijsorganisatie 27 6. Interne kwaliteitszorg 28 7. Resultaten 29 III. De opleidingen in vergelijkend perspectief 31 1. Onderwerp 1: doelstellingen van de opleiding 32 2. Onderwerp 2: programma 33 3. Onderwerp 3: inzet van personeel 38 4. Onderwerp 4: voorzieningen 39 5. Onderwerp 5: interne kwaliteitszorg 41 6. Onderwerp 6: resultaten 42 IV. Tabellen kwaliteitsaspecten 45 1. Vergelijkende tabel 47 2. Overzichtstabel MES-N / MES-E 48 Inhoud 9

Deel 2: Opleidingsrapporten 49 1. De opleidingen Pedagogische Wetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven 51 2. De opleiding Master Educatieve Studies / Master Educational Studies van de Katholieke Universiteit Leuven 79 3. De opleidingen Pedagogische Wetenschappen van de Universiteit Gent 109 4. De opleidingen Sociale en Culturele Agogiek / Agogische Wetenschappen van de Vrije Universiteit Brussel 139 5. De opleiding licentiaat Pedagogische Wetenschappen / Master Onderwijskunde van de Vrije Universiteit Brussel 167 Bijlagen 195 Bijlage 1: Personalia van de leden van de visitatiecommissie 196 Bijlage 2: Bezoekschema s 199 10

DEEL 1 ALGEMEEN DEEL 11

12

I. De onderwijsvisitatie Pedagogische Wetenschappen - Sociale en Culturele Agogiek 1. Inleiding In dit rapport brengt de visitatiecommissie Pedagogische Wetenschappen - Sociale en Culturele Agogiek verslag uit van haar bevindingen over de academische opleidingen Pedagogische Wetenschappen en Sociale en Culturele Agogiek, die zij in het voorjaar 2006, in opdracht van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) heeft bezocht. Dit initiatief kadert in de werkzaamheden van de VLIR op het vlak van de externe kwaliteitszorg, waarmee de Vlaamse universiteiten gevolg geven aan de decretale verplichtingen terzake. 2. De betrokken opleidingen Ingevolge haar opdracht heeft de visitatiecommissie bezocht : - van 28 februari tot 2 maart 2006: Katholieke Universiteit Leuven - bacheloropleiding Pedagogische Wetenschappen - masteropleiding Pedagogische Wetenschappen - masteropleiding Educational Studies / Educatieve Studies - van 13 maart tot 15 maart Universiteit Gent - bacheloropleiding Pedagogische Wetenschappen - masteropleiding Pedagogische Wetenschappen - van 19 april tot 21 april Vrije Universiteit Brussel - bacheloropleiding Sociale en Culturele Agogiek / Agogische Wetenschappen - masteropleiding Sociale en Culturele Agogiek / Agogische Wetenschappen - masteropleiding Pedagogische Wetenschappen / Onderwijskunde De onderwijsvisitatie Pedagogische Wetenschappen Sociale en Culturele Agogiek 13

De volgorde van de bezoeken is veelal bepaald door overwegingen van pragmatisch-organisatorische aard. De commissie is er zich van bewust dat deze volgorde, zij het impliciet, een invloed kan hebben gehad op de visitatie. Ze heeft er evenwel zorgvuldig over gewaakt dat in alle opzichten vergelijkbare beoordelingen en adviezen tot stand kwamen. 3. De visitatiecommissie 3.1. Samenstelling De visitatiecommissie Pedagogische Wetenschappen - Sociale en Culturele Agogiek werd ingesteld door de VLIR bij besluiten van 13 september 2005 en 18 november 2005. De commissie had de volgende samenstelling : Voorzitter: - Prof. dr. M. van der Kamp, hoogleraar volwasseneneducatie, Rijksuniversiteit Groningen Vakdeskundige leden: - Prof. dr. H. Baartman, bijzonder hoogleraar orthopedagogiek, Vrije Universiteit Amsterdam - Prof. dr. G. Kanselaar, hoogleraar Onderwijskunde, Universiteit Utrecht, Wetenschappelijk directeur van het onderzoekscentrum ICO-ISOR - Prof. dr. J.J.H. Dekker, hoogleraar historische pedagogiek, geschiedenis van de opvoeding en zorg, Methoden en technieken van interpretatief en interventiegericht onderzoek, Rijksuniversiteit Groningen Onderwijsdeskundig lid - Prof. dr. em. R. van den Berg, emeritus hoogleraar Onderwijskunde, Radboud Universiteit Nijmegen dr. S. Van Luchene, stafmedewerker kwaliteitszorg verbonden aan het VLIR-secretariaat, trad op als secretaris van de commissie. Voor een kort curriculum vitae van de commissieleden wordt verwezen naar bijlage 1. 3.2. Taakomschrijving De opdracht aan de visitatiecommissie, die in het instellingsbesluit is omschreven, luidde als volgt: a. op basis van de door de faculteiten aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken, zich een oordeel te vormen over de kwaliteit van de opleiding (inclusief de kwaliteit van de afgestudeerden) en over de kwaliteit van het onderwijsproces (inclusief de kwaliteit van de onderwijsorganisatie), mede gelet op de eisen/verwachtingen die voortvloeien uit de facultaire taak iedere student voor te bereiden op de zelfstandige beoefening van de wetenschap of de beroepsmatige toepassing van wetenschappelijke kennis; 14 De onderwijsvisitatie Pedagogische Wetenschappen Sociale en Culturele Agogiek

b. het formuleren van aanbevelingen om te komen tot kwaliteitsverbetering; c. het beoordelen of de kwaliteit van de opleiding voldoet aan de beoordelingscriteria van het accreditatiekader en het geven van een integraal oordeel over de opleiding waarop de NVAO zich zal baseren bij de accreditatie. 3.3. Werkwijze 3.3.1. Voorbereiding Ter voorbereiding van de visitatie werd aan de instellingen gevraagd een uitgebreid zelfevaluatierapport op te stellen. De Cel Kwaliteitszorg van de VLIR heeft hiervoor een visitatieprotocol ter beschikking gesteld, waarin de verwachtingen t.o.v. de inhoud van het zelfevaluatierapport uitgebreid beschreven zijn. De zelfevaluatierapporten volgen het accreditatiekader. Naast feitelijke beschrijvingen per onderwerp en per facet van het accreditatiekader wordt aan de opleidingen ook gevraagd hun toekomstperspectieven kenbaar te maken en een kritische sterkte-zwakte analyse op te nemen in het zelfevaluatierapport. Daarnaast wordt een aantal verplichte bijlagen opgenomen, zoals een beschrijving van het programma, studenten- en personeelstabellen, cursusbeschrijvingen, examenvragen, enz. De commissie ontvangt deze zelfevaluatierapporten een aantal maanden voor de eigenlijke bezoeken, waardoor zij voldoende gelegenheid krijgt deze documenten zorgvuldig te bestuderen en het eigenlijke bezoek grondig voor te bereiden. De commissieleden worden bovendien verzocht per instelling een tweetal eindverhandelingen te selecteren uit een lijst van recente eindverhandelingen. De geselecteerde eindverhandelingen worden eveneens een aantal weken voor het eigenlijke bezoek door de Cel Kwaliteitszorg aan de commissieleden bezorgd. Elk commissielid heeft bijgevolg twee eindverhandelingen grondig gelezen vooraleer het bezoek aan de opleiding plaatsvindt. De visitatiecommissie hield haar installatievergadering op 6 februari 2006. Op dit moment hadden de commissieleden het visitatieprotocol en de zelfevaluatierapporten reeds een aantal maanden in hun bezit. Tijdens deze vergadering werden de commissieleden verder ingelicht over het visitatieproces en hebben zij zich concreet voorbereid op de af te leggen bezoeken. Verder heeft de commissie op deze vergadering een referentiekader geformuleerd (zie hoofdstuk II). Daarnaast werd het programma van de bezoeken opgesteld (zie bijlage 2) en werd een eerste bespreking gehouden van de zelfevaluatierapporten. De onderwijsvisitatie Godgeleerdheid en godsdienstwetenschappen 15

3.3.2. Bezoek aan de instellingen De tweede bron van informatie wordt gevormd door de gesprekken die de commissie tijdens haar bezoek aan de betreffende faculteiten heeft gevoerd met alle geledingen die zijn betrokken bij het onderwijs. Ook wordt aan de opleidingen gevraagd - als een derde bron van informatie om een veelheid aan documenten ter inzage te leggen ten behoeve van de commissie. Tijdens het bezoek is voldoende tijd uitgetrokken om de commissie de gelegenheid te geven deze documenten grondig te bestuderen. De documenten die ter inzage van de commissie worden gelegd zijn: het leermateriaal (cursussen, handboeken, syllabi), verslagen van de belangrijke beleidsvormende of beleidsopvolgende organen (faculteitsraad, opleidingscommissies, departementsraden), documenten die betrekking hebben op de interne kwaliteitszorg (enquêteformulieren, niet-persoonsgebonden evaluatie van het onderwijs), documenten aangaande de procedures van curriculumherzieningen, c.q. de omvorming naar de bachelor-master (bama)structuur, voorbeelden van informatieverstrekking aan abituriënten, etc. Bovendien worden nog enkele tientallen eindverhandelingen ter inzage gelegd. Het programma voorziet naast gesprekken met de opleidingsverantwoordelijken, de studenten, de assistenten, de docenten en de facultaire en opleidingsgebonden beleidsmedewerkers - steeds in een bezoek aan de faciliteiten (inclusief bibliotheek, practicalokalen, computerfaciliteiten), een gesprek met de afgestudeerden van de opleidingen en een spreekuur waarop de commissie bijkomend leden van de opleiding kan uitnodigen of waarop individuen op een vertrouwelijke wijze door de commissie kunnen worden gehoord. De gesprekken zijn verhelderend geweest en waren een goede aanvulling bij de lectuur van de zelfevaluatierapporten. Aan het einde van elk bezoek werden, na intern beraad van de visitatiecommissie, de voorlopige bevindingen mondeling aan de gevisiteerde opleiding medegedeeld aan de hand van een presentatie door de voorzitter. 3.3.3. Rapportering Als laatste stap in het visitatieproces heeft de commissie haar bevindingen, conclusies en aanbevelingen in voorliggend rapport vastgelegd. Bovendien heeft zij, overeenkomstig de bepalingen voor de visitaties in het kader van de NVAO accreditatie van de opleidingen, een beoordeling voldoende/ onvoldoende toegekend aan de zes onderwerpen van het accreditatiekader, en een beoordeling excellent/goed/voldoende/onvoldoende toegekend aan de samenstellende en onderliggende facetten van elk onderwerp. De faculteiten werden hierbij in de gelegenheid gesteld om op de concepten van het rapport te reageren. De commissie heeft de reacties van de faculteiten voor zover zij zich hierin kon vinden in 16 De onderwijsvisitatie Pedagogische Wetenschappen Sociale en Culturele Agogiek

het rapport verwerkt. 4. Opzet en indeling van het rapport Het voorliggend rapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel van het rapport beschrijft de visitatiecommissie in hoofdstuk II het referentiekader van waaruit zij de gevisiteerde opleidingen heeft beoordeeld. In hoofdstuk III worden de belangrijkste conclusies en bevindingen van de commissie per thema vergelijkenderwijs weergeven, waarna in hoofdstuk IV een overzichtstabel volgt. In het tweede deel van het rapport brengt de commissie rapport uit over de verschillende opleidingen die zij heeft gevisiteerd. De aanbevelingen die de commissie de afzonderlijke universiteiten geeft, worden in deze deelrapporten achteraan opgenomen. De deelrapporten werden geordend naar de chronologische volgorde van de bezoeken. De onderwijsvisitatie Pedagogische Wetenschappen Sociale en Culturele Agogiek 17

18

II. Het referentiekader 1. Inleiding Voor het beoordelen van het onderwijs gaat de visitatiecommissie uit van een referentiekader gebaseerd op geformuleerde doelstellingen, omschreven eindtermen en vastgestelde kwaliteitseisen waaraan naar haar oordeel de gevisiteerde opleidingen dienen te voldoen. De commissie kan immers niet volstaan met het geven van oordelen, maar moet ook aangeven waarop deze oordelen zijn gebaseerd. Bij het opstellen van het referentiekader heeft de commissie zich gebaseerd op het referentiekader zoals gehanteerd in 1999 bij de onderwijsvisitatie Pedagogische Wetenschappen - Sociale en Culturele Agogiek (VLIR, november 1999), het referentiekader dat in 2005 werd gehanteerd bij de Nederlandse visitatie Pedagogische Wetenschappen (QANU, december 2005), de doelstellingen en eindtermen die de opleidingen in de zelfevaluatierapporten voor hun eigen onderwijs hebben geformuleerd, het Vlaamse structuurdecreet (2003) en het toetsingskader van het Nederlands-Vlaams Accreditatie Orgaan (NVAO) waarin een aantal minimumeisen worden vooropgesteld die zijn gebaseerd op de internationaal aanvaarde Dublin-descriptoren, alsook op internationale eisen die worden gesteld aan academische opleidingen in de Pedagogische Wetenschappen. Het referentiekader beschrijft waaraan dient te worden voldaan aangaande de domeinspecifieke minimumeisen voor de opleidingen (bachelor / licenties-master), het vereiste studentprofiel voor een afgestudeerde in het vakgebied en de aansluiting met de arbeidsmarkt. Tevens dient er voldoende inzicht te zijn in de algemeen onderwijskundige uitgangspunten van een academische opleiding, de eisen aangaande de onderwijsorganisatie, het personeelsbeleid en het onderwijzende personeel, en de interne kwaliteitszorg. Het referentiekader werd vóór het bezoek, maar na het inleveren van de zelfevaluatie, voorgelegd aan de opleidingen. Tijdens het bezoek van de visitatiecommissie werd het referentiekader met de opleidingen bediscussieerd. Referentiekader 19

2. Doelstellingen en eindtermen 1.1 Algemene doelstellingen Voor de omschrijving van de algemene (minimale) doelstellingen van een academische bacheloropleiding en een academische masteropleiding baseert de commissie zich op vijf Dublin-descriptoren, met name (1) kennis en inzicht, (2) toepassen van kennis en inzicht, (3) oordeelsvorming, (4) communicatie en (5) leervaardigheden. Kwalificatie afgestudeerde bacheloropleiding A. Kennis en inzicht Heeft aantoonbare kennis en inzicht van/in een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet (secundair) onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van specifieke leermiddelen, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. B. Toepassen van kennis en inzicht Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op verantwoorde wijze in de beroepsuitoefening toe te passen, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen in een breed georiënteerd vakgebied. C. Oordeelsvorming Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van cultureel, sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Kwalificatie afgestudeerde masteropleiding (uitdovende licentie) Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op het verworven niveau van de bachelor en die deze overtreffen of verdiepen, evenals een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband. Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een brede multidisciplinaire context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met culturele, sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. 20 Referentiekader

D. Communicatie Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten. E. Leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan. Is in staat om conclusies, evenals de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten. Bezit de leervaardigheden om zich verder zelfstandig te ontplooien en een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter. Tabel 1: Beschrijving van de globale doelstellingen van academische opleidingen, aan de hand van de Dublin-descriptoren. 1.2 Domeinspecifi eke eisen en eindtermen opleidingen: De visitatiecommissie expliciteert de volgende domeinspecifieke eisen voor de bachelor en uitdovende licentie (inclusief de in opbouw zijnde master) voor de opleidingen Pedagogische Wetenschappen / Onderwijskund en Agogische Wetenschappen / Sociale en Culturele Agogiek en voor de master Educatieve Studies / Educational Studies. De opdeling in kennis/inzicht, vaardigheden en attitudes betekent niet dat er geen interactie en interdependentie tussen de verschillende eindtermen is. 1.2.1 de bacheloropleiding KENNIS/INZICHT - 1. Kennis en inzicht in de vraagstellingen waarmee men in het vakgebied geconfronteerd wordt (dit zowel in het gewone als in het wetenschappelijke taalgebruik), de bijdragen die het vakgebied daartoe levert en de nationale en internationale context en werkvelden waarbinnen dit gebeurt. - 2. Kennis en inzicht in de historische en culturele inbedding van de vakspecifieke processen. - 3. Kennis en inzicht in diverse methodische benaderingen van het vakgebied, gericht op het definiëren, situeren en oplossen van vakspecifieke problemen. - 4. Kennis en inzicht in een aantal verwante basisdisciplines en dit kunnen betrekken op vakspecifieke ontwikkelingen en processen. VAARDIGHEDEN - 5. Kunnen relateren van de verschillende stromingen uit het vakgebied aan bredere visies op mens en maatschappij. - 6. Kunnen toepassen van basisbegrippen en modellen en kunnen aanduiden van hun implicaties voor de praktijk binnen het vakspecifieke werkveld. - 7. Adequaat kunnen toepassen van, en kritisch kunnen reflecteren over empirisch-analytische, interpretatieve en actiegerichte onderzoeksmethodes. Referentiekader 21

- 8. Systematisch en op methodologisch verantwoorde manier kunnen verzamelen, analyseren, rapporteren en presenteren van informatie in de context van wetenschap, beleid of praktijk. - 9. Zelfstandig en kritisch kunnen reflecteren over praktische en theoretische vraagstukken. - 10. Mondeling en schriftelijk kunnen rapporteren over het eigen vak, zowel aan vakgenoten als aan niet-vakgenoten. - 11. Zelfstandig en in teamverband kunnen functioneren. ATTITUDES - 12. Kritisch en ethisch bewust kunnen reflecteren over het eigen handelen vanuit een deontologisch kader. - 13. De attitudes ontwikkelen om zich na de opleiding verder te ontplooien en zich bij te scholen. - 14. Een attitude van kritische openheid en respect ontwikkelen. 1.2.2. de uitdovende licentie, inclusief de masteropleiding KENNIS/INZICHT - 1. Kennis en inzicht in de wetenschappelijke denkkaders vanuit de verschillende domeinspecifieke invalshoeken inclusief hun geschiedenis. - 2. Kennis en inzicht in de belangrijkste hedendaagse en internationale relevante ontwikkelingen in het onderzoeks- en werkveld. - 3. Kennis en inzicht om op een wetenschappelijke wijze te kunnen omgaan met theorieën, beleid en praktijk van het eigen vakgebied zowel in nationale als in internationale context. - 4. Kennis, inzicht en vaardigheid om de afgestudeerde in staat te stellen het beroep van pedagoog/ agoog op een wetenschappelijk verantwoorde manier uit te oefenen, dan wel met succes deel te nemen aan een wetenschappelijke vervolgopleiding. VAARDIGHEDEN - 5. Zelfstandig kunnen uitvoeren van een kritische literatuurstudie en in staat zijn een bijdrage te leveren tot het wetenschappelijk onderzoek op het niveau van een beginnend onderzoeker. - 6. Kunnen stellen van diagnoses, kunnen opstellen en verantwoorden van plannen en adviezen. - 7. Kunnen gebruiken en/of ontwerpen van instrumenten voor het optimaliseren van praktijksituaties. - 8. Kritisch en ethisch bewust kunnen reflecteren op de inhoud, de aanpak, de grenzen en de legitimiteit van praktijkinterventies. - 9. Kunnen begeleiden en ontwikkelen van innovaties en kwaliteitsbevorderende acties. - 10. Zelfstandig en kritisch kunnen functioneren in een multidisciplinair team van experts. - 11 Kunnen plaatsen van probleemstellingen in het kader van internationale debatten en contexten en kunnen toepassen van internationale inzichten en onderzoeken op de eigen lokale context. - 12. Kritisch kunnen beoordelen van een wetenschappelijke studie of een publicatie. 22 Referentiekader

- 13. Mondeling en schriftelijk kunnen rapporteren over het eigen vak, zowel aan vakgenoten als nietvakgenoten. ATTITUDES - 13. Kritisch en ethisch bewust kunnen reflecteren over het eigen handelen vanuit een deontologisch kader. - 14. De attitudes ontwikkelen om zich na de opleiding verder te ontplooien en zich bij te scholen. - 15. Een attitude van kritische openheid en respect ontwikkelen. - 16. Inzicht hebben in de grenzen van de eigen capaciteiten. 1.3. Werkdomein en beroepsprofi el van de afgestudeerde Zowel de bachelor als de master legt een basis voor een brede waaier aan beroepen binnen het vakspecifieke werkveld (onder meer binnen beleid, beheer, begeleiding, privé-praktijk en onderzoek) zonder direct op één specifiek beroep afgestemd te zijn. 3. Programma De opleiding stelt zich garant voor de wetenschappelijke, maatschappelijke en beroepsvoorbereidende relevantie, de effectiviteit en efficiëntie van het opleidingsprogramma. Daartoe moet het onderwijs voldoen aan inhoudelijke en professionele standaarden bepaald door de ontwikkelingen in het vak- en wetenschapsgebied en aan eisen die de arbeidsmarkt stelt, moet de opleiding op de hoogte zijn van de beschikbare wetenschappelijke kennis over leren en onderwijzen nodig voor het ontwerpen, uitvoeren en evalueren van het onderwijs en rekening houden met relevante maatschappelijke ontwikkelingen zoals de sterke opkomst van de informatietechnologie, de toenemende multiculturaliteit van de samenleving en de trend tot internationalisering. Wetenschaps- en vakgebied - De opleiding is op de hoogte van de (meest recente) theorievorming en van de ontwikkelingen in het vakgebied en deze zijn terug te vinden in de inhoud en de opbouw van het onderwijsprogramma. Arbeidsmarkt - De opleiding bouwt structurele contacten met het werkveld op of heeft aandacht voor de behoeften van het werkveld. - De kennis van en ervaring met het werkveld wordt daar waar mogelijk vertaald naar het onderwijsaanbod. - De opleiding voert een actief alumnibeleid. Wetenschappelijke kennis omtrent leren en onderwijzen - De opleiding heeft een expliciete visie op leren en onderwijzen (het onderwijskundige referentiekader) Referentiekader 23

die is gebaseerd op recente theorieën. - Het onderwijskundig referentiekader is mede uitgangspunt voor de inrichting van het programma. Relevante maatschappelijke ontwikkelingen - De opleiding is op de hoogte van de effecten van de informatietechnologie op het vak- en wetenschapsgebied en heeft die kennis verwerkt in het onderwijsprogramma. - De opleiding heeft een duidelijke en geëxpliciteerde visie op de internationalisering van de opleiding. 3.1. Doelstellingen en eindtermen - De doelstellingen en eindtermen van de opleiding moeten mede gebaseerd zijn op de wettelijke regelingen, de ontwikkelingen in het wetenschaps- en vakgebied, de arbeidsmarkt voor de afgestudeerden, de kennis omtrent leren en onderwijzen en relevante maatschappelijke ontwikkelingen. - De keuze die daarbij door de opleiding zijn gemaakt zijn helder en expliciet vastgelegd in het onderwijsbeleid van de opleiding en vertaald naar het opleidingsprofiel. - De doelstellingen en eindtermen zijn helder en concreet. De eindtermen zijn beschreven aan de hand van bij de student waarneembaar gedrag (inzake kennis, vaardigheden en attitudes); - In de doelstellingen en eindtermen komt het wetenschappelijk niveau van de opleiding concreet tot uitdrukking. - De eindtermen zijn richtinggevend voor de inhoud en de vormgeving van het onderwijsaanbod. - Doelstellingen en eindtermen zijn zowel geformuleerd op het niveau van de opleiding als op programmafase en cursusniveau. - Het academisch personeel werkt aantoonbaar in het kader van de eindtermen van de opleiding; - Er is sprake van een herkenbare samenhang tussen de eindtermen van de opleiding en de doelstellingen op cursusniveau, programmafase en programmaniveau. - Eindtermen en doelstellingen zijn zo geformuleerd dat ze toetsbaar zijn. 3.2. Didactiek van het onderwijsleerproces - De visie op leren en onderwijzen is concreet vertaald naar door de opleiding noodzakelijk geachte werkvormen en didactiek. - Het onderwijsprogramma en de werkvormen dienen zoveel mogelijk te worden afgestemd op het leerproces van de student. - Het leerproces wordt ondersteund door een adequate didactische uitrusting en door goed aansluitend studie- en instructiemateriaal, dat in voldoende mate voor de studenten beschikbaar is. - Er is een gevarieerd gebruik van aangepaste didactische werkvormen en een efficiënte begeleiding ervan met relevante technologieën waarbij actief gebruik wordt gemaakt van een elektronisch leerplatform. - De werkvormen zijn stimulerend en activerend. 24 Referentiekader

- De student wordt zo goed mogelijk in staat gesteld om zich te specialiseren op een wijze die aansluit bij de eigen capaciteiten en interesses. 3.3 Studeerbaarheid Studeerbaarheid - De visie op leren en onderwijzen is concreet vertaald naar studeerbaarheidskenmerken waaraan de programma-organisatie van de opleiding moet voldoen. - Het programma dient door de student te kunnen worden gevolgd in de ervoor gestelde tijd en dient aan te zetten tot doelmatig tijdsgebruik. - In de mate van het mogelijke dient rekening te worden gehouden met individuele variaties in studietempo. Dit blijkt onder meer uit differentiatievoorzieningen binnen het programma. Studierendement / Studietijd - De instelling beschikt over een systematische studietijdbewaking. - In de instelling wordt gewerkt aan een systeem waardoor cijfermatige gegevens aangaande studievoortgang en studieloopbaan ter beschikking zullen komen. Instroom / Toelatingsvoorwaarden - De instelling geeft duidelijk aan welk beginniveau van de studenten wordt vereist. Aanwezigheid studiebevorderende/studiebelemmerende factoren - Studiebelemmerende factoren worden in kaart gebracht. Een remediering wordt uitgewerkt. - Studiebevorderende factoren worden geïmplementeerd, opgevolgd en bijgestuurd waar dit nodig blijkt. 3.4. Beoordeling en toetsing - De visie op leren en onderwijzen is concreet vertaald naar de vorm en inhoud van de evaluatie. - Er wordt gestreefd naar variatie in evaluatievormen, naar een optimale spreiding van studielast en naar een zo gunstig mogelijke planning van de evaluatieactiviteiten tijdens de examenperiodes. - De exameneisen en -vormen zijn vooraf aan de studenten duidelijk bekend gemaakt. - De beoordeling vindt plaats op basis van te voren vastgelegde beoordelingscriteria. - De opleiding voorziet in feedback over de toetsresultaten aan de studenten. 3.5. Kwaliteitseisen m.b.t. de eindverhandeling / masterproef - De eindverhandeling/masterproef is een individuele proeve van bekwaamheid en vormt het sluitstuk van de opleiding. - De opleiding is zo ingericht dat de student zich op een adequate manier kan voorbereiden op het afleggen van een proeve van bekwaamheid. - Met de eindverhandeling/masterproef tonen de studenten aan dat ze een onderzoeksprobleem op een creatieve en wetenschappelijk verantwoorde manier kunnen analyseren, aanpakken en uitvoeren, en de resultaten ervan helder kunnen rapporteren, zowel schriftelijk als mondeling. Referentiekader 25

- De eindverhandeling/masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten. - De beoordelingscriteria zijn helder en expliciet vastgelegd en bekendgemaakt. 3.6. Internationalisering - De opleiding maakt actief deel uit van een netwerk van onderwijsinstellingen. - Buitenlandse studenten worden gestimuleerd bij de opleiding onderwijs te volgen. - De opleiding stimuleert internationalisering en universitaire mobiliteit. - Om de internationale dimensie ook aan hen die niet naar het buitenland vertrekken aan te bieden, worden regelmatig buitenlandse gastsprekers uitgenodigd en internationale conferenties georganiseerd. - De kwaliteit van het in het buitenland gevolgd onderwijs wordt getoetst. - De infrastructuur van de opleiding is afgestemd op buitenlandstudies en de opvang van buitenlandse studenten. 4. Inzet personeel 4.1. Kwaliteitseisen onderwijzende staf De kwaliteitseisen van de onderwijzende staf hebben vooral betrekking op: - de onderwijsdeskundigheid; - de wetenschappelijke deskundigheid; - de vertrouwdheid en de ervaring met het werkveld. Deze vereisten impliceren ook een op wetenschappelijk onderzoek gestoelde opleiding teneinde de continue evolutie in het vakgebied in het algemeen en in de respectievelijke specialisatie in het bijzonder op de voet te kunnen volgen, en om actief deel te kunnen nemen aan de evaluatie van de ontwikkelingen binnen het werkveld. Daarenboven wordt continue bijscholing en voortgezette vorming noodzakelijk geacht. Qua bestaffing veronderstelt de opleiding academici van hoog niveau. Opdat bekendheid met en betrokkenheid bij het wetenschappelijk onderzoek kan gerealiseerd worden, worden van de staf een wetenschappelijk curriculum en een actieve deelname in het wetenschappelijk onderzoek verondersteld. 26 Referentiekader

4.2. Personeelsbeleid - De procedure aangaande aanwervingen en benoemingen van personeel is helder omschreven en gekend; - De selectie van personeel vindt mede plaats op basis van taakprofielen die afgestemd zijn op de onderwijstaken; - Het periodiek voeren van functionerings- en beoordelingsgesprekken is een integraal onderdeel van het personeelsbeleid van de opleiding; - De opleiding heeft een geëxpliciteerd scholingsbeleid dat is afgestemd op de eisen van het onderwijsprogramma en op de resultaten van functioneringsgesprekken; - Resultaten van evaluaties vormen mede de basis van het te voeren personeelsbeleid; - De opleiding werkt met normen voor het vaststellen van de onderwijslast; - Het personeel is aanspreekbaar en bereikbaar; - Er wordt gezorgd voor voldoende evenwicht tussen de omvang van het personeelsbestand en de specifieke kwaliteit en de taken die worden vereist van het personeel in functie van de opleiding; - Er wordt een actieve politiek gevoerd inzake gelijkekansenbeleid. 5. Voorzieningen / Onderwijsorganisatie 5.1. Materiële voorzieningen / faciliteiten - De staf heeft voldoende middelen (kwantiteit en kwaliteit) en adequate accommodatie ter beschikking in functie van hun onderwijs- en onderzoeksopdracht. - De studenten hebben voldoende middelen (kwantiteit en kwaliteit) en adequate accommodatie ter beschikking ter ondersteuning van het onderwijs- en leerproces. 5.2 Studieinformatie en -begeleiding - Er wordt voldoende informatie (brochures, website, introductiedagen) beschikbaar gesteld voor (potentiële) studiekiezers. - Het onderwijs- en examenreglement wordt voor iedereen beschikbaar gesteld alsook de mogelijkheid om dienaangaande klacht neer te leggen bij een ombudsdienst, centrale afdeling, vertrouwenspersoon. - De opleiding voert een beleid gericht op het vroegtijdig signaleren van veranderingen in de instroom. - Flexibele leerroutes zijn uitgewerkt in functie van individuele voorkeuren en verschillende vooropleiding van studenten (Individueel Aangepast Jaarprogramma, cumuleren, combineren van studiejaren van verschillende opleidingen, brugprogramma s, Eerder Verworven Kennis/Eerder Verworven Competenties-trajecten, voorbereidings- en schakelprogramma s). - In het onderwijs zijn mogelijkheden ingebouwd om de deficiënties in kennis en vaardigheden weg te werken. Referentiekader 27

- De opleiding voorziet in een systeem van studie- en studentenbegeleiding gericht op het voorkomen en tijdig signaleren van studieproblemen. Er wordt actief naar oplossingen gezocht. Individuele begeleiding is voorzien voor persoonlijke en/of studiegebonden problemen. - De begeleiding van de studenten is gericht op het nemen van eigen verantwoordelijkheid m.b.t. het (leren) studeren. - De opleiding neemt gericht maatregelen om de resultaten en de studievoortgang van de studenten te bevorderen. - De opleiding voert een actief begeleidingsbeleid. 5.3 Onderwijsorganisatie - De onderwijsorganisatie is zo ingericht dat sturing van het onderwijs mogelijk is. - De onderwijsorganisatie is zodanig van opzet dat de samenhang in het onderwijsprogramma (zowel in de ontwikkelingsfase als in de uitvoerings- en verbeterfase) is gewaarborgd. - Het opleidingsbestuur heeft de bevoegdheid en verantwoordelijkheid om vanuit de doelstellingen en eindtermen en het daarop gebaseerde opleidingsprofiel vorm en inhoud te geven aan het onderwijs en de onderwijsorganisatie. - De interne werk- en overlegstructuur is afgestemd op de noodzakelijke sturing van het programma. 6. Interne kwaliteitszorg - De opleiding beschikt over een geëxpliciteerd kwaliteitszorgsysteem dat onder meer cyclisch, systematisch en integraal is; - Het kwaliteitsbeleid en -systeem is zowel preventie- als controlegericht; - De kwaliteitszorg betreft niet enkel het primaire proces, maar alle kwaliteitsaspecten in hun onderlinge samenhang en in relatie tot de verschillende verantwoordelijkheidsniveaus; - De opleiding werkt zo veel mogelijk met streefnormen voor het beoordelen of en in welke mate de gewenste kwaliteit wordt gerealiseerd; - Er is duidelijk vastgelegd wie welke bevoegdheid heeft in het kader van de uitvoering van de kwaliteitscontrole, het overleg n.a.v. de beschikbaarheid van de resultaten, de follow-up van de genomen besluiten met mogelijke aanpassingen en/of onderwijsinnovaties als gevolg; - De opleiding beschikt over de informatiesystemen nodig voor het tot stand brengen van kwaliteit en voor het bewaken en beoordelen van de geleverde kwaliteit; - Er is een duidelijke structuur aanwezig ter ondersteuning van het kwaliteitszorgproces. - De kwaliteitsbewaking is afgestemd op de met het onderwijsontwerp beoogde doelen en de streefnormen die voor het halen daarvan zijn vastgesteld; - Binnen de opleiding is een klimaat aanwezig gericht op het leveren van maximale kwaliteit. - De opleiding voert een beleid dat aandacht voor het leveren van kwaliteit bevordert. 28 Referentiekader

7. Resultaten De opleiding waakt over de realisatie van haar doelstellingen en heeft oog voor haar onderwijsrendement. Daarbij kunnen de volgende elementen een rol spelen: - Het eindniveau van de afgestudeerden (onder meer het niveau van de masterproef, het niveau van de stage en het niveau van de examens). - De structurele contacten met het werkveld en de aandacht voor de behoeften van het werkveld. - Een actief alumnibeleid. - Het onderwijsrendement: Studiebelemmerende factoren worden in kaart gebracht. Een remediering wordt uitgewerkt. Studiebevorderende factoren worden geïmplementeerd, opgevolgd en bijgestuurd waar dit nodig blijkt. Cijfermatige gegevens aangaande de instroomkenmerken, studievoortgang en studieloopbaan worden bijgehouden. Referentiekader 29

30

III. De opleidingen in vergelijkend perspectief De opleidingen Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit Gent, de opleidingen Sociale en Culturele Agogiek / Agogische Wetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel, de opleiding licentiaat Pedagogische Wetenschappen / master Onderwijskunde aan de Vrije Universiteit Brussel en de opleidingen Pedagogische Wetenschappen aan de Katholieke Universiteit Leuven. Vooraf In dit hoofdstuk geeft de visitatiecommissie vanuit vergelijkend perspectief een overzicht van haar bevindingen over de opleidingen Pedagogische Wetenschappen en Sociale en Culturele Agogiek. Zij besteedt hierbij voornamelijk aandacht aan de elementen die haar het meest in het oog zijn gesprongen en aan aspecten die in meerdere opleidingen zijn vastgesteld. Het is dus niet de bedoeling om in dit hoofdstuk de individuele deelrapporten van de opleidingen aan de verschillende instellingen in detail te herhalen. Voor een uitvoerige beschrijving van haar bevindingen en een grondige motivering van de afzonderlijke scores verwijst de commissie naar de afzonderlijke deelrapporten. Zowel de Katholieke Universiteit Leuven (K.U.Leuven) als de Universiteit Gent (UGent) bieden een bachelor- en aansluitende masteropleiding Pedagogische Wetenschappen aan. Aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB) dooft de kandidaatsopleiding Pedagogische Wetenschappen uit en wordt de huidige licentiaatsopleiding Pedagogische Wetenschappen omgevormd tot een masteropleiding Onderwijskunde. Daarnaast biedt de VUB ook een bachelor- en aansluitende masteropleiding Agogische Wetenschappen aan (de omvorming van de uitdovende opleidingen Sociale en Culturele Agogiek). De visitatiecommissie behandelt in dit visitatierapport ook de opleiding Educatieve Studies / Educational Studies die wordt verzorgd door de K.U.Leuven. Vanwege haar specificiteit, die in het hoofdstuk inleiding & preambule bij de oordelen van dat deelrapport nader wordt toegelicht, wordt deze opleiding niet in deze vergelijking opgenomen. De bezoeken van de commissie vielen in een periode waarin de opleidingen zich in volle transitie bevonden. De geplande driejarige bacheloropleidingen verkeerden voor twee derde in uitvoering, terwijl de masteropleidingen nog niet van start waren gegaan. De commissie heeft zich desalniettemin een goed beeld kunnen vormen van de opleidingen, waarbij zij zich onder meer heeft gebaseerd op de lopende eerste en tweede bachelor en de licenties, op een De opleidingen in vergelijkend perspectief 31

grondige studie van de plannen en programma s voor de op te richten masteropleiding en de derde bachelor, en op de uitvoerige gesprekken die zij heeft gevoerd met alle betrokkenen. ONDERWERP 1: DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING Facet 1.1.: Niveau en oriëntatie De commissie is over het algemeen tevreden over het niveau en de oriëntatie van de Vlaamse opleidingen (ped)agogische Wetenschappen. Alle opleidingen leggen qua doelstellingen en eindtermen de lat voldoende hoog en voldoen aldus aan de minimumeisen die de commissie daaromtrent in haar referentiekader formuleerde. De commissie drukt daarbij in het bijzonder haar waardering uit over het zeer goede evenwicht tussen theorie- en praktijkgerichtheid in de Leuvense opleidingen. Voor de opleidingen Agogische Wetenschappen aan de VUB dient er in dit kader blijvend gewaakt te worden over de deels uitgevoerde en deels geplande bijsturing in verband met de wetenschappelijk/ reflectieve oriëntatie van de opleidingen, terwijl er bij de opleidingen Pedagogische Wetenschappen aan de UGent een mogelijke ambiguïteit werd vastgesteld met betrekking tot de externe communicatie van de (in se goede) balans tussen de reflectieve en praktische component. De Brusselse opleidingen Onderwijskunde en Agogische Wetenschappen en de opleidingen Pedagogische Wetenschappen van de K.U.Leuven hebben de verschillende doelstellingen helder geformuleerd en ook overzichtelijk gepresenteerd. De Gentse opleidingen zouden de doelstellingen helderder en compacter moeten formuleren. Een centraal didactisch concept werd zowel bij de opleidingen Pedagogische Wetenschappen van de K.U.Leuven (m.n. begeleide zelfstudie ) als bij die van de UGent (m.n. reflective practicioner ) ontwikkeld, en voor beide opleidingen staat de commissie achter de mogelijkheden die deze concepten in zich dragen. De commissie raadt beide Brusselse opleidingen wel aan om de respectieve visies die de respectieve opleidingen sturen (de inclusiegedachte voor de Onderwijskunde en de buitenkamergeleerde die ageert in de praxis bij de Agogische Wetenschappen) wat duidelijker conceptueel vorm te geven. Aan de Leuvense opleidingen suggereert de commissie om het centrale concept en zijn mogelijke implicaties duidelijker te expliciteren en intern te communiceren, terwijl er bij de Gentse opleidingen een blijvende aandacht zou moeten worden geschonken aan een heldere en evenwichtige communicatie van hun goed uitgewerkte en vruchtbare procesconcept naar de abituriënten toe. 32 De opleidingen in vergelijkend perspectief