Commissie Federale Samenwerking inzake O&Oen innovatiestatistieken. Innovatie in België Resultaten van de 3 de Europese enquête



Vergelijkbare documenten
Vier werknemers op tien krijgen opleiding en vorming

Samenwerking en innovatie in het MKB in Europa en Nederland Een exploratie op basis van het European Company Survey

Innovatie bij groot en klein 1

kennis en economie 2013 statistische bijlage

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten,

Economie. De conjunctuur

2. METHODOLOGISCHE AANPASSINGEN

Economie. De conjunctuur

Structurele ondernemingsstatistieken

ICT, kennis en economie 2012 Statistische bijlage

Samenvatting (Summary in Dutch)

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Industriële innovatie, deel II: loont innoveren? 1

BAROMETER 2018 SMART CITIES IN BELGIË

INNOVATIE-INSPANNINGEN VAN DE VLAAMSE ONDERNEMINGEN: KERNRESULTATEN VAN DE EUROPESE INNOVATIEVRAGENLIJST VAN 2013

ZA5470. Flash Eurobarometer 315 (Attitudes of European Entrepreneurs Towards Eco-innovation) Country Specific Questionnaire Belgium (Flemish)

INNOVATIE BIJ DE KLEINSTE BEDRIJVEN ( )

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

Hoe innoveren Belgische bedrijven? Een interregionale en internationale vergelijking

Structurele ondernemingsstatistieken

tariefgroep Hoofdactiviteit van de werkgever NACE code (indicatief)

Innovatiebenchmark Noord-Nederland. Overzichtsrapport. Prof.Dr. Dries Faems

BESCHERMING VAN INNOVATIE MIDDELS BEDRIJFSGEHEIMEN EN OCTROOIEN: DETERMINANTEN VOOR BEDRIJVEN UIT DE EUROPESE UNIE SAMENVATTING

De Belgische Machinebouw- en. Mechatronicasector

Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer

Bijlage Indicatieve streefcijfers voor de lidstaten

Nr 3206 I. ECONOMIE EN FINANCIEN. Conjunctuurindicatoren

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Beeld van het Europees Parlement in Nederland

Instituut voor de nationale rekeningen

BIJLAGE 2.3 STATISTISCHE TABELLEN

Zuinige Superinnovatoren. Deelrapport Noord-Nederlandse Innovatiemonitor. Prof.Dr. Dries Faems

De Belgische farmaceutische industrie in een internationale context

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Onderzoek Mercuri Urval achtergrondinformatie voor de media Klantgerichtheid is de belangrijkste aanjager voor economische groei in Europa

Internationale Benchmark 2009 Extra landen

Basisverlegging Producentenprijzen Index, 2015=100

67,3% van de jarigen aan het werk

ONGELIJKHEID OP DE ARBEIDSMARKT Hoofdstuk 9

De buitenlandse handel van België. - 2 de semester

Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS

Mag het iets meer zijn?

INNOVATIEMONITOR. resultaten regiofoodvalley.nl

INNOVATIE IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

Energieprijzen in vergelijk

SMEsNET. Resultaten. Juni 2006

02 mei Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

Digitale (r)evolutie in België anno 2009

Meer onderzoek in Europa. Doelstelling : 3% van het BBP.

MIP2, op Jacht naar Eco-Innovatiekracht

Handels- en investeringscijfers Ierland-Nederland 1

Hoe Europeanen denken over biotechnologie en genetisch gemodificeerd voedsel in 2005

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

De buitenlandse handel van België

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

De buitenlandse handel van België

Handels- en investeringscijfers Zwitserland-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers Spanje-Nederland 1

Hoofdstuk IV - 2. Industrie en Bouw.

Handels- en investeringscijfers Verenigd Koninkrijk-Nederland 1

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie in september 2,0 procent. Inflatie afgelopen halfjaar vrijwel stabiel

Economie. De conjunctuur

Structurele ondernemingsstatistieken

uitgroeien tot een Vlaamse, Europese en internationale topregio met economische creativiteit als concept voor meer welvaart en welzijn in de regio.

Handels- en investeringscijfers Canada-Nederland 1

Innovatiemonitor. resultaten 2018 samenvatting

Bijlage - Tabellen. Ongevallen op de arbeidsplaats ,9% ,7% 1,9% Ongevallen op de arbeidsweg ,1% 23.

Publicatieblad van de Europese Unie L 165 I. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 61e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal. 2 juli 2018.

Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 2010 Beschrijving prestaties Nederland en andere lidstaten op EU benchmarks

7 Andere primaire en secundaire sectoren

Instituut voor de nationale rekeningen

Betalingsachterstand bij handelstransacties

Openbare raadpleging over de mogelijke herziening van Verordening (EG) nr. 764/2008 (de verordening wederzijdse erkenning)

Statistisch Bulletin. Jaargang

Handels- en investeringscijfers Australië-Nederland 1

Kalender voor het uitbrengen van de indicatoren... 5 Faillissementen Augustus Waterdistributie Juli

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN 11/12/2007

Maakeconomie in Limburg

INNOVATIE IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

HOE BETAALT U? HOE ZOU U WILLEN BETALEN?

MKB investeert in kennis, juist nu!

INNOVATIE-INSPANNINGEN VAN DE VLAAMSE ONDERNEMINGEN: KERNRESULTATEN VAN DE EUROPESE INNOVATIEVRAGENLIJST VAN 2017

De buitenlandse handel van België

Handels- en investeringscijfers Zuid-Korea-Nederland 1

Digitale (r)evolutie in België anno 2010.

De Europese Innovatie-enquête 2010 (CIS 2010)

Eerste Snapshot: tussentijdse analyse van de Vlaamse deelname aan het Europese Zesde Kaderprogramma voor Onderzoek (7 november 2005)

Statistieken. Een blik op de tewerkstelling in de paritaire comités van de metaalsector

6986/01 CS/vj DG H I NL

Bijlage 1: Gekozen regio s en hun sterke kanten. Meest innovatieve regio s

De buitenlandse handel van België. - 9 maanden

Toerisme in Vlaanderen

Regionale economische vooruitzichten

De status van mobiel intranet

STUDIE Faillissementen 1 december Maand november sluit af met stijging van 3,69% In Brussel een stijging van 25,17%.

Collectieve toeristische logiesverstrekkende bedrijven BELGIË 2011 Kerncijfers

Internationaal succesvol, ook voor u dichtbij!? TNS Nipo

3 mei Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

MKB-ondernemers met oog voor de toekomst

Transcriptie:

Commissie Federale Samenwerking inzake O&Oen innovatiestatistieken Innovatie in België Resultaten van de 3 de Europese enquête

Commissie Federale Samenwerking inzake O&O- en innovatiestatistieken Innovatie in België Resultaten van de 3 de Europese enquête

Woord vooraf Eind 2001 begin 2002 heeft het Federaal Wetenschapsbeleid samen met de Gewesten de derde Europese innovatie-enquête verricht (Third Community Innovation Survey). Deze enquête, opgezet op verzoek van Eurostat (Bureau voor de Statistiek van de EU), leidt tot een Europese kijk op de ontwikkeling van innovatie en maakt het mogelijk België met zijn voornaamste handelspartners te vergelijken. De bedoeling van dit werkstuk is om aan de hand van de antwoorden op de enquête een beeld te schetsen van België inzake innovatie. Tevens wenst het Federaal Wetenschapsbeleid de innovatie-actoren warm te maken om tezamen werk te maken van het definiëren en in de verf zetten van de troeven van België op het vlak van wetenschap, technologie en innovatie.

Lezers die meer details wensen over zowel onderzoek en ontwikkeling (O&O) als over innovatie, kunnen de internetsite van het Federaal Wetenschapsbeleid (www.belspo.be/stat/) raadplegen. Meer gedetailleerde informatie is eveneens terug te vinden in het Belgisch Rapport over Wetenschap, Technologie en Innovatie www.belspo.be/belspo/home/publ/pub_ostc/bristi/ nlt1intro.pdf. * IWT (Instituut voor de aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen) voor het Vlaams Gewest, DGTRE (Direction Générale des Technologies, de la Recherche et de l Energie) voor het Waals Gewest en het Federaal Wetenschapsbeleid voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

4 inhoudsopgave Inhoudsopgave Woord vooraf 2 Inhoudsopgave 4 1 Inleiding 6 2 Resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 8 2.1 Innovatiegraad 8 2.2 Omzet gerelateerd aan innovatie 17 2.3 Afzetmarkten voor innovatie 23 2.4 Uitgaven voor innovatie 26 2.5 Overheidsfinanciering voor innovatie 33 2.6 Gevolgen van innovatie 36

inhoudsopgave 5 2.7 Remmen op en hinderpalen voor innovatie 39 2.8 Informatiebronnen voor innovatie 43 2.9 Samenwerking op het vlak van innovatie 46 2.10 Beschermingsmethodes 52 2.11 Strategische en organisatorische veranderingen 54 3 Samenvatting 57 4 Bijlagen 60 4.1 Achtergrondinformatie bij de enquête 60 4.2 Definities 62 4.3 Voor wie meer informatie wil 68

6 1. inleiding 1. Inleiding Economische groei, sociale ontwikkeling en milieu-ontwikkeling gaan hand in hand met innovatie. Daarom is het belangrijk over indicatoren te beschikken waarmee innovatie in kaart gebracht kan worden. In dit werk schetsen we in elf rubrieken een beeld van de innovatie-activiteit van de ondernemingen in België. Eerst gaan we in op het percentage van bedrijven dat innovatieve activiteiten doet (de innovatiegraad), alsook het gedeelte van de omzet gerelateerd aan innovatieve ondernemingen. Vervolgens wordt de belangrijkheid van de afzetmarkt bij innovatie vastgesteld. De uitgaven waarmee iedere innovatie-activiteit gepaard gaat, komen ter sprake in de vierde rubriek, gevolgd door de overheidsfinanciering. In de rubrieken zes tot elf wordt bekeken wat er zich voor en na het innovatieproces voordoet.

1. inleiding 7 Iedere rubriek bevat een korte beschrijving van de besproken indicator, het nut ervan wordt aangekaart, een of meerdere tabellen en/of figuren met betrekking tot deze indicator dienen ter illustratie en tot slot wordt enige toelichting gegeven. Bij de innovatiegraad is een vergelijking terug te vinden met de overige Europese landen die de CIS3-enquête hebben verricht. Op het einde geven we een bondige samenvatting. Als bijlage zijn achtergrondinformatie bij de enquête, enkele definities en een lijst opgenomen van de instellingen waar meer detailinformatie te bekomen is.

8 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 2. Resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 2.1 Innovatiegraad Innovatie wordt omschreven als ieder nieuw of ten opzichte van zijn karakteristieken 1 significant gewijzigd goed of dienst en/of proces. De innovatiegraad 2 is een indicator waarmee bepaald kan worden hoeveel ondernemingen innovaties verrichten. Deze innovatiegraad wordt berekend op grond van de respectieve populaties. De populatie worden bepaald door de sectoractiviteit en de bedrijfsgrootte 3. Van de Belgische ondernemingen met meer dan 10 werknemers houdt 47% er innovatieve activiteiten op na. Sectoraal uitgesplitst is dit 55% voor de verwerkende nijverheid 4 en 41% voor de dienstensector 5. In beide sectoren neemt de innovatiegraad toe met de bedrijfsgrootte (tot 85% voor grote bedrijven actief in de verwerkende nijverheid). 1 Alle hierna volgende voetnoten-aankondigingen verwijzen naar bijlage 4.2 Definities op bladzijde 62.

2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 9 FIGUUR 1 Innovatiegraad volgens bedrijfsgrootte en volgens economische sector in België 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 55% 41% 30% 27% 20% 10% 0% 14% Totaal Klein* Middelgroot* Groot* Verwerkende nijverheid Dienstensector Winning van delfstoffen Distributie van electriciteit, gas en water * In de sector van de winning van delfstoffen hebben we geen waarnemingen voor kleine ondernemingen. De sector van de distributie van electriciteit, gas en water wordt niet uitgesplitst volgens bedrijfsgrootte.

10 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 2 Innovatiegraad volgens economische sector van de landen van de EU 70% 60% 50% 40% 30% 54% 47% 45% 44% 43% 42% 42% 40% 40% 38% 35% 32% 27% 20% 10% 0% Italië Duitsland België Luxemburg Portugal Oostenrijk Nederland Zweden Finland Denemarken Frankrijk Spanje Griekenland Verwerkende nijverheid Dienstensector Totaal

2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 11 Met 47% innovatoren staat België binnen Europa (met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk en Ierland waarvoor wij over geen gegevens beschikken) op de tweede plaats. Wat de sectoren betreft, bekleedt de verwerkende nijverheid de tweede plaats na Duitsland en staat de dienstensector op plaats vijf. Vergelijking volgens bedrijfsgrootte leert ons dat de kleine en middelgrote ondernemingen op de tweede stek blijven staan terwijl de grote ondernemingen in België de derde hoogste innovatiegraad van de beschouwde landen laten optekenen. Totaal Klein Middelgroot Groot Duitsland 54% 49% 67% 62% België 47% 44% 64% 75% Luxemburg 44% 39% 51% 91% Portugal 44% 38% 64% 73% Oostenrijk 42% 35% 61% 85% Nederland 42% 36% 54% 72% Denemarken 41% 37% 52% 65% Finland 40% 35% 49% 65% Zweden 39% 36% 48% 63% Frankrijk 37% 28% 49% 74% Italië 34% 31% 53% 68% Spanje 31% 28% 42% 66% Griekenland 27% 25% 30% 44%

12 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) In de dienstensector zijn het informatica en aanverwante activiteiten die de hoogste innovatiegraad (80%) vertonen, gevolgd door de subsector onderzoek en ontwikkeling en dan technische testen en analyses. De overige sectoren, welke een beduidend groter gewicht hebben in het totale aantal ondernemingen, scoren aanzienlijk lager. FIGUUR 3 Subsectorale innovatiegraad Dienstensector 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Communicatie Onderzoek en ontwikkeling Informatica en aanverwante activiteiten Technische testen en analyses Groothandel en handelsbemiddeling Technisch advies, architecten en ingenieurs Financiële instellingen Transport, opslag

2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 13 Binnen de verwerkende nijverheid is de sector cokes en chemische producten met 73% innovatoren het meest innovatief, gevolgd door vervaardiging van transportmiddelen (70%) en vervaardiging van elektrische en elektronische apparaten en instrumenten (65%). Ook hier stellen we vast dat de meest innovatieve subsectoren binnen de verwerkende nijverheid een relatief gering gewicht in de schaal leggen (minder dan één vijfde van alle bedrijven behoort tot één van de drie vermelde subsectoren). FIGUUR 4 Subsectorale innovatiegraad Verwerkende nijverheid 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Vervaardiging van transportmiddelen Meubels, overige industrie n.e.g. en recuperatie Textiel, kleding, bontnijverheid en leernijverheid Voedingsproducten, dranken en tabak Cokes, petroleum, kernbrandstof, chemische producten Machines, materialen, werktuigen en transport Vervaardiging van elektrische en elektronische apparaten en instrumenten Metallurgie en vervaardiging van producten in metaal Rubber en kunststoffen - Niet-metaalhoudende minerale producten Hout, papier, drukkerijen

14 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) De innovatiegraad kunnen we verfijnen naargelang het product 6 - of procesinnovatie 7 betreft. Onderstaande figuur geeft het percentage productinnovatoren, respectievelijk procesinnovatoren, naargelang de sectoractiviteit en de bedrijfsgrootte. FIGUUR 5 Productinnovatie versus procesinnovatie volgens bedrijfsgrootte en sector 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Totaal - product Totaal - proces Klein - product Klein - proces Middelgroot - product Middelgroot - proces Groot - product Groot - proces Verwerkende nijverheid Dienstensector

2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 15 Uit de figuur blijkt dat - met uitzondering van grote ondernemingen in de verwerkende nijverheid - productinnovatie meer voorkomt dan procesinnovatie. Ondernemingen in de verwerkende nijverheid blijken bovendien zowel meer productinnovaties als procesinnovaties te realiseren dan ondernemingen in de dienstensector. Productinnovaties kunnen verder ingedeeld worden in innovaties die alleen nieuw zijn voor de onderneming 8, en innovaties die nieuw zijn voor de markt 9. Hierna vindt u de innovatiegraad van ondernemingen met producten die nieuw zijn voor de markt. Binnen twee subsectoren heeft meer dan de helft van de ondernemingen productinnovaties gerealiseerd die ook nieuw voor de markt zijn. Het betreft de subsectoren onderzoek en ontwikkeling en informatica en aanverwante activiteiten, beide uit de dienstensector. In de verwerkende nijverheid zijn er drie subsectoren met meer dan één derde van de bedrijven met nieuwe producten voor de markt, namelijk de subsectoren vervaardiging van transportmiddelen, vervaardiging van elektrische en elektronische apparaten en instrumenten en cokes en chemische producten.

16 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 6 Innoverende ondernemingen met producten die nieuw zijn voor de markt 70% 60% 50% 40% 30% Verwerkende nijverheid Dienstensector 20% 10% 0% Vervaardiging van transportmiddelen Machines, materialen, werktuigen en transport Metallurgie en vervaardiging van producten in metaal Textiel, kleding, bontnijverheid en leernijverheid Technisch advies, architecten en ingenieurs Groothandel en handelsbemiddeling Vervaardiging van elektrische en elektronische apparaten en instrumenten Rubber en kunststoffen - Niet-metaalhoudende minerale producten Voedingsproducten, dranken en tabak Onderzoek en ontwikkeling Financiële instellingen Technische testen en analyses Cokes, petroleum, kernbrandstof, chemische producten Hout, papier, drukkerijen Meubels, overige industrie n.e.g. en recuperatie Informatica en aanverwante activiteiten Communicatie Transport, opslag

2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 17 2.2 Omzet gerelateerd aan innovatie Het economisch belang gemeten als het aandeel van het omzetcijfer van de innoverende ondernemingen in het totale omzetcijfer vloeit logisch voort uit de innovatiegraad. Het bepaalt met andere woorden de omvang van het omzetcijfer gerealiseerd door de innoverende ondernemingen. Bijna 70% van het omzetcijfer van de Belgische ondernemingen wordt gerealiseerd door innoverende ondernemingen. Sectoraal bekeken is 83% van het omzetcijfer van de ondernemingen uit de verwerkende nijverheid toe te schrijven aan innoverende ondernemingen. In de dienstensector wordt iets minder dan 60% van het omzetcijfer gerealiseerd door innoverende ondernemingen. De verwerkende nijverheid volgt, naar bedrijfsgrootte gemeten, de positieve link innovatiebedrijfsgrootte. Hoe groter de onderneming, hoe groter het percentage van het omzetcijfer van de sector dat wordt gerealiseerd door innoverende ondernemingen. Voor de grote ondernemingen komt deze indicator zelfs uit op 90%. In de dienstensector daarentegen is het omzetcijfer gerealiseerd door innoverende ondernemingen het grootst bij de middelgrote ondernemingen (64%).

18 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 7 Sectoraal omzetcijfer gerelateerd aan innovative ondernemingen volgens bedrijfsgrootte 100% 90% 80% 83% 70% 60% 50% 40% 60% 42% 56% 30% 20% 10% 0% Totaal Klein* Middelgroot* Groot* Verwerkende nijverheid Dienstensector Winning van delfstoffen Distributie van electriciteit, gas en water * In de sector van de winning van delfstoffen hebben we geen waarnemingen voor kleine ondernemingen. De sector van de distributie van electriciteit, gas en water wordt niet uitgesplitst volgens bedrijfsgrootte.

2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 19 Uiteraard is niet noodzakelijk alle omzet van een innovatieve onderneming gerelateerd aan het nieuwe product. De volgende figuur houdt daarom rekening met het percentage van de omzet effectief gerelateerd aan nieuwe producten. Zoals gezegd kan hierbij een onderscheid gemaakt worden tussen producten die nieuw zijn voor de onderneming (maar reeds gekend door de markt), en producten die nieuw zijn voor de markt en die, in dat geval, voor de sector een première vormen. Algemeen genomen is 14% van het omzetcijfer in de verwerkende nijverheid te danken aan nieuwe producten, waarvan 6% nieuw voor de markt zijn. De subsector vervaardiging van elektrische en elektronische apparaten en instrumenten heeft een aandeel van 41% nieuwe producten voor de onderneming waarvan 33% door de onderneming als sectorale premières beschouwd wordt. Bij textiel en leernijverheid wordt 10% van het omzetcijfer gerealiseerd door sectorale premières. Deze subsector staat daardoor op de derde plaats. De subsector vervaardiging van transportmiddelen vormt een buitenbeentje. Ondanks nagenoeg één vierde van de omzet gerelateerd is aan producten nieuw voor de onderneming, is amper 1,6% van deze producten ook nieuw voor de markt.

20 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 8 Percentage van het omzetcijfer gerelateerd aan nieuwe producten Verwerkende nijverheid 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Textiel, kleding, bontnijverheid en leernijverheid Hout, papier, drukkerijen Vervaardiging van transportmiddelen Machines, materialen, werktuigen en transport Vervaardiging van elektrische en elektronische apparaten en instrumenten Cokes, petroleum, kernbrandstof, chemische producten Meubels, overige industrie n.e.g. en recuperatie Rubber en kunststoffen - Niet-metaalhoudende minerale producten Metallurgie en vervaardiging van producten in metaal Voedingsproducten, dranken en tabak Nieuw product voor de onderneming Nieuw product voor de markt

2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 21 Ook de dienstensector dankt iets meer dan 14% van zijn omzetcijfer aan producten die nieuw zijn voor de onderneming. Ongeveer één derde hiervan betreft sectorale premières. Op een meer gedetailleerd niveau merken we dat de subsector van de informatica en aanverwante activiteiten 88% van zijn omzet dankt aan nieuwe producten. Amper 20% hiervan is echter ook nieuw voor de markt. De sector onderzoek en ontwikkeling daarentegen heeft slechts iets meer dan 34% van zijn omzetcijfer aan innoverende producten te danken, maar bijna 100% hiervan zijn sectorale premières. Deze constatering geldt ook, zij het in iets mindere mate, voor de subsectoren transport en opslag en technisch advies, architecten en ingenieurs.

22 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 9 Percentage van het omzetcijfer gerelateerd aan nieuwe producten Dienstensector 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Communicatie Informatica en aanverwante activiteiten Technische testen en analyses Technisch advies, architecten en ingenieurs Groothandel en handelsbemiddeling Financiële instellingen Onderzoek en ontwikkeling Transport, opslag Nieuw product voor de onderneming Nieuw product voor de markt

2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 23 2.3 Afzetmarkten voor innovatie De volgende figuren tonen het verschil in afzetmarkt tussen innoverende ondernemingen en niet-innoverende ondernemingen in de verwerkende nijverheid en in de dienstensector. In de verwerkende nijverheid zijn innoverende ondernemingen meer afgestemd op de nationale en internationale markt dan niet-innoverende ondernemingen, en dit ongeacht de grootte van de onderneming. Ook in de dienstensector stellen we vast dat innovatieve ondernemingen zich vaker richten op de nationale en internationale afzetmarkt. In tegenstelling tot de verwerkende nijverheid gaat dit evenwel enkel op voor de kleine en middelgrote ondernemingen. De afzetmarkt voor grote dienstverlenende ondernemingen verschilt weinig zowel voor innovatoren als nietinnovatoren.

24 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 10 Belangrijkste afzetmarkt voor de verwerkende nijverheid Innovator/niet-innovator 80% 70% 60% 50% Innovator Niet-innovator 40% 30% 20% 10% 0% Totaal Klein Middelgroot Groot Totaal Klein Middelgroot Groot Lokaal/regionaal Nationaal Internationaal

FIGUUR 11 Belangrijkste afzetmarkt voor de dienstensector Innovator/niet-innovator 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 25 70% 60% Innovator Niet-innovator 50% 40% 30% 20% 10% 0% Totaal Klein Middelgroot Groot Totaal Klein Middelgroot Groot Lokaal/regionaal Nationaal Internationaal

26 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 2.4 Uitgaven voor innovatie Tot nog toe richtten we ons op de outputzijde van innovatie. Met het meten van de uitgaven, die gepaard gaan met innovatie, krijgen we een beeld van de (financiële) inspanningen van de onderneming om tot een innovatie te komen. Figuur 12 geeft de innovatie-uitgaven als percentage van de omzet. In de verwerkende nijverheid neemt deze intensiteit 10 toe naargelang de grootte van de onderneming. Dit is niet het geval in de dienstensector. In verhouding tot hun omzet besteden grote ondernemingen uit de verwerkende nijverheid tot 10 keer meer aan innovatie dan grote ondernemingen in de dienstensector. De Europese innovatie-enquête stelt vijf soorten van innovatie-ondersteunende uitgaven voor. In bijlage 4.2 is nadere informatie te vinden over ieder van deze uitgaven 11.

2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 27 FIGUUR 12 Innovatie-uitgaven in percentage van het omzetcijfer volgens bedrijfsgrootte 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% 0% Totaal Klein Middelgroot Groot Totaal Verwerkende nijverheid Dienstensector

28 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 13 Samenstelling van innovatie-uitgaven volgens bedrijfsgrootte 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Totaal Klein Middelgroot Groot Intern O&O Extern O&O Aankoop machines en uitrusting Kennisverwerving Andere (opleiding, marketing, design)

2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 29 De uitsplitsing van de uitgaven toont aan dat gemiddeld genomen de uitgaven vooral naar intern O&O gaan, gevolgd door de aankoop van machines en uitrusting en daarna opleiding, marketing en design. Amper 10% van de uitgaven zijn voor extern O&O en nauwelijks 5% gaat naar de verwerving van nieuwe kennis. Wat de vergelijking volgens bedrijfsgrootte betreft, gaan de uitgaven van de grote ondernemingen voornamelijk naar intern O&O. Dit is, weliswaar in mindere mate, ook het geval voor de kleine ondernemingen. De middelgrote ondernemingen daarentegen investeren relatief meer in de aankoop van machines en uitrusting. Uitgesplitst volgens sector merken we dat de uitgaven voor intern onderzoek en ontwikkeling ook in de dienstensector de belangrijkste uitgavenpost vormen. Voor iedere soort van uitgaven kan weliswaar een subsector worden geïdentificeerd die hieraan relatief meer van zijn budget besteedt. Zo geeft de subsector technisch advies, architecten en ingenieurs meer uit aan extern O&O dan de andere subsectoren. Wat de aankoop betreft van machines en uitrusting, is het de sector van de financiële instellingen die hieraan een niet onaanzienlijk gedeelte van zijn uitgaven besteedt. Opleiding, marketing en design maken bijna de helft uit van de totale uitgaven in de subsector technische testen en analyses. De subsector groothandel en handelsbemiddeling op zijn beurt investeert relatief veel in kennisverwerving.

30 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 14 Uitsplitsing van de uitgaven volgens sector Dienstensector Groothandel en handelsbemiddeling Transport en opslag Financiële instellingen Technisch advies, architecten en ingenieurs Technische testen en analyses Informatica en aanverwante activiteiten Communicatie Onderzoek en ontwikkeling 16% 8% 26% 26% 23% 29% 9% 21% 19% 22% 30% 19% 42% 2% 6% 33% 51% 4% 4% 7% 50% 1% 3% 46% 0% 52% 3% 7% 11% 27% 55% 14% 23% 3% 6% 1% 77% 7% 11% 4% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Intern O&O Extern O&O Aankoop machines en uitrusting Kennisverwerving Andere (opleiding, marketing, design)

2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 31 In de verwerkende nijverheid zijn er twee vaak dominerende uitgaven : intern O&O en de aankoop van machines en uitrusting. De overige uitgaven variëren nogal, gaande van iets minder dan 40% tot minder dan 5% van de innovatie-uitgaven. De sector met het grootste aandeel (bijna 75%) voor machines en uitrusting is die van hout, papier en drukkerijen. Wat de interne O&O-uitgaven betreft zijn er twee subsectoren met nagenoeg hetzelfde percentage van iets meer dan 60%, namelijk machines, materialen, werktuigen & transport en vervaardiging van elektrische en elektronische apparaten en instrumenten. De subsector meubels, overige industrie en recuperatie besteedt een aanzienlijk gedeelte aan uitgaven voor opleiding, marketing en design. De sector hout, papier en drukkerijen daarentegen besteedt hieraan het minst.

32 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 15 Uitsplitsing van de uitgaven volgens sector Verwerkende nijverheid Hout, papier en drukkerijen Voedingsproducten, dranken en tabak Metallurgie en vervaardiging van producten in metaal Vervaardiging van transportmiddelen Textiel, kleding, bontnijverheid en leernijverheid Cokes, petroleum, kernbrandstof chemische producten Rubber en kunstoffen, niet-metaalhoudende minerale producten Meubels, overige industrie n.e.g. en recuperatie Vervaardiging van electrische en electro. apparaten en instrumenten Machines, mineralen, werktuigen en transport 7% 1% 74% 14% 4% 17% 3% 45% 4% 32% 17% 9% 58% 22% 7% 36% 34% 28% 7% 40% 24% 34% 7% 29% 5% 25% 44% 10% 37% 3% 6% 44% 4% 14% 38% 63% 11% 11% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 1% 1% 16% 13% 63% 7% 15% 4% 10% Intern O&O Extern O&O Aankoop machines en uitrusting Kennisverwerving Andere (opleiding, marketing, design)

2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 33 2.5 Overheidsfinanciering voor innovatie Deze indicator heeft tot doel het aantal ondernemingen te ramen die een financiering ontvangen van een of meerdere overheden en dit in verhouding tot het aantal innoverende ondernemingen. FIGUUR 16 De overheidsfinanciering van innovatie volgens bron en sector 25% 20% 15% 10% 5% 0% Gemeenschappen en Gewesten Verwerkende nijverheid Federale overheid Europese Unie Kaderprogramma van de EU Dienstensector

34 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 17 Overheidsfinanciering van innovatie volgens bron en bedrijfsgrootte 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Klein verwerkende nijverheid Klein dienstensector Middelgroot verwerkende nijverheid Middelgroot dienstensector Groot verwerkende nijverheid Groot dienstensector Gemeenschappen en Gewesten Federale overheid Europese Unie Kaderprogramma van de EU

2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 35 Kijken we naar de financieringsbron en de sector (zie figuur 16), dan stellen we vast dat ondernemingen uit de verwerkende nijverheid meer dan dubbel zoveel steun ontvangen van de gemeenschappen en gewesten dan ondernemingen uit de dienstensector. Binnen de overheidsfinanciering is deze vanwege de Gemeenschappen en de Gewesten veruit de belangrijkste ; zowel wat de sector als wat de grootte van de ondernemingen betreft. Bedrijfsgrootte schijnt in de verwerkende nijverheid een rol te spelen voor het aantrekken van overheidsfinanciering. Het zijn vooral de kleine en grote ondernemingen die het meest geld krijgen. Wat de dienstensector betreft, schijnt de bedrijfsgrootte minder weerslag te hebben op het aantal ondernemingen dat van overheidswege geld krijgt.

36 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 2.6 Gevolgen van innovatie Wanneer een onderneming innovatie verricht, houdt dat een aantal gevolgen in voor haar activiteiten of ontwikkeling. De vragenlijst van de derde Europese innovatie-enquête stelt negen mogelijke gevolgen van innovatie voor. Volgende figuur, waarin de gevolgen van innovatie zijn gerangschikt naar afnemende volgorde van belangrijkheid, verschaft ons informatie over de uitsplitsing van de negen gevolgen volgens de drie bedrijfsgroottes. Globaal gezien is een verbetering van de kwaliteit van de producten en diensten (44%) het belangrijkste gevolg van innovatie, gevolgd door een uitbreiding van het productengamma (35%) en een toename van de marktaandelen (25%). Het minst opmerkelijke gevolg is, voor alle sectoren beschouwd, een minder materiaal- en energiegebruik per geproduceerde eenheid. Volgens bedrijfsgrootte bekeken en enkele verwisselingen in de volgorde van belangrijkheid ter zijde gelaten, is de prioriteit van de innovatiegevolgen fundamenteel dezelfde. Het is duidelijk dat de voornaamste gevolgen op het vlak liggen van het tevredenstellen van de klant, zowel naar kwaliteit als naar kwantiteit van producten of diensten. Ingedeeld volgens sector merken we zowel in de verwerkende nijverheid als in de dienstensector een vergelijkbaar beeld dat nauw aansluit bij de innovatiegevolgen naargelang bedrijfsgrootte.

FIGUUR 18 Gevolgen van innovatie volgens bedrijfsgrootte (alle sectoren) 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 37 Groter aanbod van goederen of diensten Betere kwaliteit van goederen of diensten Beter milieu of betere gezondheidsen veiligheidsaspecten Minder materiaal- en energiegebruik per productie-eenheid Kostenverlaging per geproduceerde eenheid Tegemoetkomen aan overheidsregels of normen Grotere markt of groter marktaandeel Grotere produktieflexibiliteit Grotere produktiecapaciteit Klein Middelgroot Groot

38 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 19 Gevolgen van innovatie volgens sector 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Grotere markt of groter marktaandeel Groter aanbod van goederen of diensten Grotere produktiecapaciteit Grotere productieflexibiliteit Betere kwaliteit van goederen of diensten Beter milieu of betere gezondheidsen veiligheidsaspecten Minder materiaalen energiegebruik per productie-eenheid Tegemoetkomen aan overheidsregels of -normen Kostenverlaging per geproduceerde eenheid Verwerkende nijverheid Dienstensector

2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 39 2.7 Remmen op en hinderpalen voor innovatie Wanneer een onderneming innovatie verricht, of de intentie heeft innovatie te verrichten, stuit ze vaak op bepaalde problemen. In de hiernavolgende figuur wordt voor de verwerkende nijverheid aangegeven welke remmen innoverende ondernemingen ondervinden bij hun innovatie en welke hinderpalen ondernemingen bij het innoveren afremmen of verhinderen. In de daarna volgende figuur komt de dienstensector aan bod. De percentages zijn berekend ten opzichte van de totale populatie van innoverende ondernemingen voor wat de remmen op innovatie betreft en ten opzichte van de populatie van nietinnoverende ondernemingen voor wat de hinderpalen voor innovatie betreft.

40 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 20 Remmen op en hinderpalen van innovatie in de verwerkende nijverheid 20% 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% Organisatorische starheid binnen de onderneming Gebrek aan geschikte financieringsbronnen Gebrek aan technologie-informatie Gebrek aan gekwalificeerd personeel Gebrek aan gebruikersrespons op nieuwe goederen of diensten Onvoldoende flexibele reglementering of normen Gebrek aan marktinformatie Te hoge innovatiekosten Buitensporig geachte economische risico's Niet-innovator - verwerkende nijverheid Innovator - verwerkende nijverheid

2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 41 In de verwerkende nijverheid halen innoverende en niet-innoverende ondernemingen dezelfde problemen aan als zijnde belangrijk, namelijk te hoge innovatiekosten en een gebrek aan passende financieringsbronnen, gevolgd door een gebrek aan gekwalificeerd personeel. Bovendien blijkt een gebrek aan gebruikersrespons op nieuwe goederen of diensten vaak een vierde belangrijke reden om niet aan innovatie te doen. Dezelfde vaststellingen kunnen ook gemaakt worden bij de dienstensector. In vergelijking met de verwerkende nijverheid is de volgorde van de drie voornaamste remmen op innovatie evenwel omgekeerd. Op de eerste plaats komt het gebrek aan gekwalificeerd personeel.

42 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 21 Remmen op en hinderpalen van innovatie in de dienstensector 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% Organisatorische starheid binnen de onderneming Gebrek aan geschikte financieringsbronnen Gebrek aan technologie-informatie Gebrek aan gekwalificeerd personeel Gebrek aan gebruikersrespons op nieuwe goederen of diensten Onvoldoende flexibele reglementering of normen Gebrek aan marktinformatie Te hoge innovatiekosten Buitensporig geachte economische risico's Niet-innovator - dienstensector Innovator - dienstensector

2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 43 2.8 Informatiebronnen voor innovatie De informatiebronnen geven aan waar de ideeën vandaan komen die de ondernemingen in staat stellen in een innovatieproces te stappen of ermee verder te gaan. Zowel de verwerkende nijverheid als de dienstensector geven er de voorkeur aan om hun informatie binnen de onderneming zelf te zoeken. De verdere rangschikking verschilt ietwat naargelang de verwerkende nijverheid of de dienstensector. De tendens blijft evenwel dezelfde. De informatiebronnen waaraan de voorkeur wordt gegeven zijn kortom die welke te maken hebben met de naaste zakenrelaties, zoals leveranciers en klanten. De laatste informatiebronnen zijn de institutionele bronnen, namelijk universiteiten en andere instellingen van hoger onderwijs, alsmede openbare en particuliere onderzoekscentra in de non-profitsector. Bij het bekijken van de uitsplitsing volgens bedrijfsgrootte (gerangschikt naar afnemende volgorde van belangrijkheid voor de grote ondernemingen) stellen we vast dat grote ondernemingen meer belang hechten aan informatie afkomstig van andere ondernemingen binnen de groep en van klanten en gebruikers. Bovendien doen grote en middelgrote ondernemingen meer beroep op interne bronnen dan kleine ondernemingen.

44 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 22 Informatiebronnen volgens sector 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Leveranciers van uitrusting, materiaal, Binnen de onderneming Beurzen tentoonstellingen Universiteiten of andere instellingen van hoger onderwijs Klanten of afnemers Andere ondernemingen in de groep componenten of software Professionele conferentie, meetings, tijdschriften Concurrenten en andere ondernemingen uit dezelfde industriële sector Publieke of particuliere onderzoekscentra in de non-profitsector Verwerkende nijverheid Dienstensector

2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 45 FIGUUR 23 Informatiebronnen volgens bedrijfsgrootte 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Leveranciers van uitrusting, materiaal, Binnen de onderneming Beurzen tentoonstellingen Universiteiten of andere instellingen van hoger onderwijs Klanten of afnemers Andere ondernemingen in de groep componenten of software Concurrenten en andere ondernemingen uit dezelfde industriële sector Professionele conferentie, meetings, tijdschriften Publieke of particuliere onderzoekscentra in de non-profitsector Klein Middelgroot Groot

46 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 2.9 Samenwerking op het vlak van innovatie De samenwerkingsverbanden op het vlak van innovatie delen we in naargelang het soort van partner waarmee wordt samengewerkt en de geografische locatie van deze partner. De meerderheid van de ondernemingen, ongeacht wat hun bedrijfsgrootte is of tot welke sector zij behoren, verkiest samen te werken met ondernemingen van de groep voor zover zij deel uitmaken van een groep. Ook leveranciers lijken partners waarmee relatief courant wordt samengewerkt. Universiteiten en andere instellingen van hoger onderwijs worden, in tegenstelling tot wat de informatiebronnen betreft, meer aangezocht voor samenwerkingsverbanden. Met concurrenten wensen de ondernemingen het minst een samenwerking aan te gaan.

FIGUUR 24 Samenwerking volgens soort van partner en volgens bedrijfsgrootte 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 47 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 74% Andere ondernemingen in de groep 63% Universiteiten of andere instellingen van hoger onderwijs Leveranciers van uitrusting, materiaal, componenten of software 54% 46% Klanten of afnemers 35% Commerciële laboratoria / O&O-ondernemingen 25% Consultants 19% Publieke of particuliere onderzoekscentra in de non-profitsector 17% Concurrenten en andere ondernemingen uit dezelfde industriële sector Klein Middelgroot Groot Totaal

48 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 25 Samenwerking volgens soort van partner en volgens sector 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Verwerkende nijverheid Dienstensector Andere ondernemingen in de groep Leveranciers van uitrusting, materiaal, componenten of software Universiteiten of andere instellingen van hoger onderwijs Klanten of afnemers Commerciële laboratoria / O&O-ondernemingen Consultants Publieke of particuliere onderzoekscentra in de non-profitsector Concurrenten en andere ondernemingen uit dezelfde industriële sector

FIGUUR 26 Samenwerking per geografische zone en volgens bedrijfsgrootte 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 49 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 86% 59% 23% 16% 10% 7% Nationaal EU/EVA VSA Andere Japan EU-Kandidaatlanden Klein Middelgroot Groot Totaal

50 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) Indien we de geografische locatie van de partners onder de loep nemen, stellen we vast dat samenwerking op nationaal vlak het vaakst voorkomt. Ondernemingen geven er daarna de voorkeur aan zo dicht mogelijk bij hun land van herkomst te blijven via samenwerking binnen de Europese Unie. Voor grote ondernemingen maakt het weinig verschil uit of de partner nationaal dan wel binnen de Europese Unie gevestigd is. De EU-kandidaatlanden trekken daarentegen nog geen groot percentage ondernemingen aan. De Verenigde Staten komen op de derde plaats. Vergelijking van de dienstensector met de verwerkende nijverheid toont aan dat er qua samenwerking een grote gelijkenis is tussen beide sectoren.

FIGUUR 27 Samenwerking per geografische zone en volgens sector 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 51 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Verwerkende nijverheid Dienstensector Nationaal EU/EVA VSA Andere Japan EU-Kandidaatlanden

52 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 2.10 Beschermingsmethodes Zoals blijkt uit de figuur hiernaast stelt de CIS3-enquête acht beschermingsmethodes voor innovatie voor. De figuur toont duidelijke verschillen aan in beschermingstechnieken bij innovaties. De verschillen situeren zich op het vlak van het percentage innoverende en niet-innoverende ondernemingen die meegedeeld hebben gebruik te maken van beschermingsmethodes. Dit geldt zowel voor de verwerkende nijverheid als voor de dienstensector. De twee beschermingsmethodes die de voorkeur genieten van de innoverende ondernemingen zijn enerzijds voorsprong van meerdere jaren en anderzijds geheimhouding. Tussen de ondernemingen uit de verwerkende nijverheid en die uit de dienstensector kunnen we min of meer dezelfde technieken in het beschermingsbeleid vaststellen.

2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 53 FIGUUR 28 Beschermingsmethodes volgens innovatie-activiteit en volgens sector 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Octrooiaanvraag Octrooi Registratie van het model Fabrieksmerk Auteursrecht Geheim Complexiteit van het ontwerp Voorsprong van meerdere jaren Innovator - verwerkende nijverheid Niet-innovator - verwerkende nijverheid Innovator - dienstensector Niet-innovator - dienstensector

54 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 2.11 Strategische en organisatorische veranderingen FIGUUR 29 Strategische en organisatorische veranderingen volgens sector 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Esthetische veranderingen en andere subjectieve veranderingen Management Marketing Organisatie Strategie Innovator - verwerkende nijverheid Niet-innovator - verwerkende nijverheid Innovator - dienstensector Niet-innovator - dienstensector

2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 55 Strategische en organisatorische veranderingen kunnen soms noodzakelijk blijken te zijn bij het ontwikkelen en toepassen van innovaties. Het is echter ook waar dat bepaalde veranderingen van strategische of organisatorische aard innovatie vereisen. Door hiermee rekening te houden verruimen we het concept van innovatie. In figuur 29 zijn de antwoorden opgenomen van enerzijds de innoverende ondernemingen en anderzijds de niet-innoverende ondernemingen uit de verwerkende nijverheid en de dienstensector. Het is duidelijk dat innoverende ondernemingen meer geneigd zijn tot strategische en organisatorische verandering dan niet-innoverende ondernemingen. De types van verandering zijn echter vrij gelijk verdeeld. Het zijn vooral de organisatieveranderingen die hoog scoren. Esthetische veranderingen daarentegen, uitzondering gemaakt voor de innoverende ondernemingen uit de verwerkende nijverheid, komen minder voor. In het begin van dit werk hebben wij vastgesteld dat de bedrijfsgrootte een weerslag heeft op de product- en procesgebonden innovatiegraad. Laten wij eens kijken of wij hetzelfde kunnen vaststellen voor deze strategische en organisatorische veranderingen.

56 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 30 Strategische en organisatorische veranderingen volgens bedrijfsgrootte 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Esthetische veranderingen en andere subjectieve veranderingen Klein innovator Klein niet-innovator Management Marketing Organisatie Strategie Middelgroot innovator Groot innovator Middelgroot niet-innovator Groot niet-innovator Wat de innoverende ondernemingen betreft, lijkt het erop dat de grote ondernemingen zich enigszins anders gedragen dan kleine en middelgrote ondernemingen, vooral qua management en strategie. De verandering die, ongeacht hun bedrijfsgrootte, in de niet-innoverende ondernemingen het meest voorkomt ligt op het vlak van de organisatie.

3. samenvatting 57 3. Samenvatting België bekleedt met een innovatiegraad van 47% de tweede plaats binnen de Europese Unie (het Verenigd Koninklijk en Ierland niet meegerekend). De innovatiegraad van de verwerkende nijverheid en van de dienstensector bedraagt respectievelijk 55% en 41%. Het omzetcijfer van innoverende ondernemingen maakt bijna 70% uit van het omzetcijfer van de Belgische ondernemingen. Dit omzetcijfer resulteert voor 83% uit het omzetcijfer van de verwerkende nijverheid dat afkomstig is van innoverende ondernemingen en voor iets minder dan 60% van de dienstensector. Met uitzondering van grote dienstverlenende ondernemingen richten innoverende ondernemingen zich vaker op een ruimere (nationale en internationale) afzetmarkt dan niet innovatoren (welke zich vaker beperken tot de lokale afzetmarkt).

58 3. samenvatting Het omzetcijfer gerealiseerd door nieuwe producten bedraagt ongeveer 14% van het totale omzetcijfer, dit zowel voor de verwerkende nijverheid als de dienstensector. De uitgaven voor innovatie bij innoverende ondernemingen lopen op tot 4,8% van het omzetcijfer voor de verwerkende nijverheid en tot 0,9% van dat voor de dienstensector. Algemeen beschouwd is intern O&O de zwaarste uitgavenpost (iets meer dan 35%), gevolgd door het aanschaffen van machines en uitrusting (iets minder dan 30%). Het zijn voornamelijk de gemeenschappen en de gewesten die van overheidswege tussenkomen in de financiering van innovatie bij de bedrijven. Innovaties hebben tot voornaamste doel om via kwaliteitsverbetering en uitbreiding van het producten- en dienstengamma de klant tevreden te stellen. De drie voornaamste hinderpalen voor innovatie (en dit zowel in de verwerkende nijverheid als in de dienstensector) zijn te hoge innovatiekosten, een gebrek aan financieringsbronnen en een gebrek aan gekwalificeerd personeel.

3. samenvatting 59 Wat de informatiebronnen betreft, blijft de onderneming in haar vertrouwde omgeving en geeft ze de voorkeur aan haar interne bronnen, haar leveranciers en haar klanten. Voor samenwerking wordt, naast de drie genoemde bronnen, ook een beroep gedaan op universiteiten en andere instellingen van hoger onderwijs. Geografisch gezien verkiest de onderneming samenwerking voornamelijk te zoeken op het nationaal grondgebied. Geheimhouding en genieten van een tijdsvoorsprong zijn de belangrijkste beveiligingsmethodes bij innovatie. Tenslotte blijken bedrijven die er innovatieve activiteiten op nahouden ook meer strategische en organisatorische veranderingen te ondergaan dan niet-innovatieve ondernemingen.

60 4. bijlagen 4. Bijlagen 4.1 Achtergrondinfomatie bij de enquête Wij hebben in België, uitgaande van een ondernemingspopulatie van 13.355 eenheden 12 vanaf 10 werknemers, een gestratificeerde en aselecte steekproef getrokken van 4.530 eenheden 13. Daarbij werd met verdeelsleutels rekening gehouden met de gewestelijke component, de activiteitssectoren en de bedrijfsgroottes. De vragenlijst bestaat uit drie delen. Het eerste deel heeft betrekking op algemene en economische informatie van de onderneming. Het tweede heeft betrekking op de innovatie en de desbetreffende elementen zoals het type van innovatie (product-proces), de weerslag op het omzetcijfer, de kostprijs, de gevolgen en de financiering van innovatie. Het derde deel tracht de remmen op de innovatie en de methodes voor de beveiliging van de informatie in kaart te brengen alsmede andere types van verandering doorgevoerd door de onderneming gedurende de referentieperiode (1998-2000).

4. bijlagen 61 Het antwoordpercentage 14 bedraagt, na twee schriftelijke herinneringen, 28%. Er kan in het antwoordpercentage geen enkel significant verschil worden vastgesteld naargelang bedrijfsgrootte of activiteitssector. Om de totale sectorale representativiteit te beoordelen, vonden op macro-economisch niveau drie tests plaats. De eerste is een vergelijking tussen het aantal ondernemingen geëxtrapoleerd aan de hand van de antwoorden en het officieel RSZ-register (dekkingsgraad van 86%). De tweede is gelijksoortig en betreft de werknemers (dekkingsgraad van 99%). De derde focust op de onderzoeks- en ontwikkelingsbudgetten vergeleken met die van de O&O-enquête (dekkingsgraad van 98%). Deze drie tests tonen aan dat er bij de selectie geen fouten zijn gemaakt en dat de verzamelde gegevens bijgevolg representatief zijn. Om de gegevens kwalitatief nog beter te maken, werden bovendien coherentieanalyses uitgevoerd op de afzonderlijke antwoorden en werd opnieuw contact opgenomen met de ondernemingen voor ophelderingen, aanvullende informatie of werden alternatieve informatiebronnen geraadpleegd.

62 4. bijlagen 4.2 Definities 1. Innovatie : innovatie is ofwel een nieuw of significant gewijzigd product (goed of dienst) dat op de markt wordt gebracht, ofwel de introductie in de onderneming van een nieuw of significant gewijzigd proces. Innovatie stoelt op de resultaten van nieuwe technologische ontwikkelingen, op nieuwe combinaties van bestaande technologieën of op het gebruik van andere kennis verworven door de onderneming. 2. Innovatiegraad : het aantal ondernemingen dat verklaart innoverend te zijn inzake producten en/of inzake processen, gerelateerd aan de totale doelpopulatie. 3. Bedrijfsgrootte : Grootte Klein Middelgroot Groot Aantal werknemers van 10 tot 49 werknemers Van 50 tot 249 werknemers 250 en meer werknemers

4. bijlagen 63 4. De verwerkende nijverheid : Nace-Bel Beschrijving 15-16 Voedingsproducten, dranken en tabak 17-19 Textiel, kleding, bont- en leernijverheid 20-22 Hout, papier, drukkerijen 23-24 Cokes, petroleum, kernbrandstof, chemische producten 25-26 Rubber en kunststoffen Niet-metaalhoudende minerale producten 27-28 Metallurgie en vervaardiging van producten in metaal 29 Machines, materialen, werktuigen & transport 30-33 Vervaardiging van elektrische en elektronische apparaten en instrumenten 34-35 Vervaardiging van transportmiddelen 36-37 Meubels, overige industrie n.e.g. en recuperatie

64 4. bijlagen 5. De dienstensector : Nace-Bel Beschrijving 51 Groothandel en handelsbemiddeling 60-63 Transport, opslag 64 Communicatie 65-67 Financiële instellingen 72 Informatica en aanverwante activiteiten 73 Onderzoek en ontwikkeling 74.2 Technisch advies, architecten en ingenieurs 74.3 Technische testen en analyses 6. Productinnovatie : Een productinnovatie is een goed of een dienst die nieuw is of significant gewijzigd ten opzichte van zijn fundamentele karakteristieken, van zijn technische specificaties, van de ingebouwde software of van iedere andere immateriële component, van het in het vooruitzicht gestelde gebruik of van het gebruiksgemak. De innovatie moet nieuw zijn voor de onderneming, maar daarom nog niet voor de markt. Het maakt niet uit of de innovatie is ontwikkeld door de onderneming zelf of door een andere onderneming. Veranderingen van louter esthetische aard of die welke louter de verkoop betreffen van innovaties die volledig door andere ondernemingen zijn tot stand gebracht en ontwikkeld, moeten niet worden meegerekend.

4. bijlagen 65 7. Procesinnovatie : De innovatie van een productieproces omvat ofwel een nieuwe of significant gewijzigde productietechnologie, ofwel een nieuwe of significant gewijzigde methode voor de levering van diensten of producten. Het resultaat moet significant zijn wat betreft het productieniveau, de kwaliteit van de producten (goederen of diensten) of de productie- en distributiekosten. De innovatie moet nieuw zijn voor de onderneming; die moet daarom nog niet de eerste zijn om dit proces te introduceren. Het maakt niet uit of de innovatie is ontwikkeld door de onderneming zelf of door een andere onderneming. De veranderingen ingegeven door louter organisatorische of managementoogmerken tellen hierbij niet mee. 8. Innovatie voor de onderneming : de noviteit verwijst naar de kennis van de onderneming. 9. Innovatie voor de markt : de noviteit verwijst naar de kennis van de markt. 10. Innovatie-intensiteit : De innovatie-intensiteit kan op twee verschillende manieren worden bepaald : ofwel door de innovatie-uitgaven te vergelijken met het omzetcijfer van de innoverende ondernemingen, ofwel door ze te vergelijken met het omzetcijfer van de betrokken populatie.

66 4. bijlagen 11. Innovatie-uitgaven : Interne O&O-uitgaven : Alle creatief werk dat binnen de onderneming systematisch wordt verricht om de kennisvoorraad en het gebruik van deze kennisvoorraad te vergroten voor het ontwerpen van nieuwe toepassingen, zoals nieuwe of significant gewijzigde producten (goederen of processen) of processen (software inbegrepen). Externe O&O-uitgaven : Zelfde activiteiten als de interne O&O-uitgaven, maar verricht door andere ondernemingen (ook andere ondernemingen binnen de groep) of door andere openbare of particuliere onderzoeksinstellingen. Aankoop van machines en uitrusting : Spitstechnologische machines, hardware speciaal aangekocht voor het gebruik van nieuwe of significant gewijzigde producten (goederen of diensten) en/of processen. Verwerving van andere kennis : Aankoop van rechten voor het gebruik van octrooien en nietgeoctrooieerde uitvindingen, van licenties, van know-how, van fabrieksmerken, van software en van andere soorten van kennis afkomstig van anderen om ze te gebruiken voor de innovatie van de onderneming. Andere uitgaven gevormd door : Opleiding : Interne of externe opleiding van het personeel die rechtstreeks verband houdt met de ontwikkeling en/of de invoering van innovaties.

4. bijlagen 67 Invoering van innovatie op de markt : interne of externe marketingactiviteiten die rechtstreeks verband houden met het op de markt brengen van nieuwe of significant gewijzigde producten (goederen of diensten) (kan voorafgaande marktonderzoeken omvatten, het uittesten van markten en lanceringsreclame, maar sluit het opzetten van distributienetten voor innoverende markten uit). Ontwerp en andere voorbereidingen voor de productie en/of levering : technische procedures en voorbereidingen om niet elders vermelde producten (goederen of diensten) en innovatieprocessen echt te gebruiken. 12. Eenheid : in de CIS3-enquête wordt een eenheid omschreven als een onderneming die een entiteit is met rechtspersoonlijkheid die een of meer activiteiten op een of meer plaatsen verricht. 13. Entiteit : zie eenheid 14. Antwoordpercentage : Het aantal antwoorden gerelateerd aan het aantal verstuurde vragenlijsten.

68 4. bijlagen 4.3 Voor wie meer informatie wil Federale Overheid en algemene informatie betreffende het WTI-beleid in België De website van het Federaal Wetenschapsbeleid (Programmatorische federale overheidsdienst Wetenschapsbeleid ex-d.w.t.c.), met links naar alle andere overheden in België : www.belspo.be Het Belgisch Rapport over Wetenschap, Technologie en Innovatie 2004, het Federaal Wetenschapsbeleid, dat weldra verschijnt Het Belgische portaal voor het onderzoek en de innovatie : www.research.be Het contactpunt voor de Federale overheid voor het zesde kaderprogramma voor onderzoek : eurofed.stis.fgov.be Het portaal van het Belgisch onderzoek op de onderzoekssite van de Europese Commissie : www.cordis.lu/belgium Het Trendchart-project van de Europese Unie (bestaande met name uit een verslag over het innovatiebeleid en de instrumenten van het innovatiebeleid in België alsmede de European Innovation Scoreboard) : www.trendchart.org Het BEST-project van de Europese Unie (inventaris van de maatregelen ten gunste van de bevordering van het entrepreneurschap en het concurrentievermogen) : mineco.fgov.be//enterprises/best/home_fr.htm