De Commissie Posthumus II en de herzieningswetgeving in strafzaken anno 2007

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De Commissie Posthumus II en de herzieningswetgeving in strafzaken anno 2007"

Transcriptie

1 De Commissie Posthumus II en de herzieningswetgeving in strafzaken anno 2007 door Romando Neijndorff Scriptie in de strafrechtswetenschappen te verdedigen tegenover de examencommissie van de Faculteit der Rechtswetenschappen van de Universiteit van Tilburg (prof. mr. dr. Petrus C. van Duyne en mr. dr. J. B. H. M. Simmelink) op 27 augustus 2007, om uur

2 2

3 VOORWOORD Het onderwerp voor deze scriptie was vrij snel gevonden. De Schiedammer Parkmoord was het gesprek van de dag. Niet alleen leefde het onder de bevolking van Nederland, maar vooral natuurlijk onder juristen en andere vakgenoten. In de Schiedammer Parkmoord werden vele fouten gemaakt tijdens de opsporing en bij de presentatie van het bewijs aan de rechter. Onherroepelijke strafzaken bleken zeer moeilijk heropend te kunnen worden. Er moest iets mis zijn met de herzieningswetgeving gezien er meerdere zaken aan het licht kwamen waarbij wel degelijk het bewijs bestond dat er getwijfeld kon worden of de daadwerkelijke dader wel was veroordeeld. Ik liep in die tijd stage bij strafrechtadvocaat Loevendie in Breda en daar werd ik ook geconfronteerd met onbegrijpelijke verhoren en andere misstanden in opsporingsonderzoeken. Tijdens terechtzittingen kwam ik erachter dat rechters soms onbegrijpelijke uitspraken kunnen doen zonder goede motivatie. Ik zag de uitdaging om een afstudeeronderzoek te doen naar de huidige herzieningswetgeving en de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (verder te noemen de Commissie ). Gezien ik mijn afstudeeropdracht uiterst serieus zag en goed uit wilde voeren, koos ik voor een kritische en m.i. goede begeleider prof. dr. Petrus C. van Duyne. Verheugd was ik toen hij besloot mij te begeleiden. Het idee was om een case-study te doen en een aantal onherroepelijke strafzaken te gaan doornemen. Dit betekende het gehele dossier opvragen en doorlezen om vervolgens een oordeel te geven zoals ik dacht dat de Commissie zou hebben gegeven. Dit bleek onmogelijk te zijn gezien de tijd die mij ter beschikking stond. Hiervan werd afgezien en besloten werd om een literatuuronderzoek te doen naar de herzieningswetgeving in het verleden en heden en te bekijken wat haar werking is en of zij mogelijk gewijzigd dient te worden. Ook zou ik een literatuuronderzoek verrichten naar de Commissie. Ik vond het belangrijk om ter aanvulling van het literatuuronderzoek prominente personen, die zich bezig houden met herzieningszaken en werkzaamheden van de Commissie, te onderwerpen aan een diepte-interview. Van Duyne en ik waren sceptisch over de medewerking voor deze diepte-interviews, gezien het onderwerp vrij gevoelig ligt. Tot onze grote verbazing kreeg ik toch de nodige medewerking, ondanks het gevoelige onderwerp. Het empirisch onderzoek heeft een aanvullende bijdrage geleverd aan het literatuuronderzoek. Het literatuuronderzoek gaf een goed beeld van het onderwerp, maar de diepte-interviews werkten meer verhelderend, ook 3

4 doordat men de mogelijkheid heeft om uitleg te vragen als iets niet helemaal duidelijk is. Men kan dieper ingaan op een mening of standpunt. Ik heb het empirisch onderzoek als zeer leerzaam ervaren. Gezien deze scriptie het belangrijkste en laatste geschrift is dat ik op de Universiteit van Tilburg vervaardig, draag ik deze scriptie op aan mijn ouders. Zij zijn degenen die mij goed gesteund hebben bij mijn rechtenstudie en overige studies die ik heb doorlopen. Ik ben hen hiervoor dan ook heel erg dankbaar. Mijn dank gaat ook uit naar advocaat Loevendie. Hij was altijd bereid vragen te beantwoorden en mij te ondersteunen door een kritische kijk op het onderzoek te hebben. Van Duyne is als begeleider een onmisbare schakel geweest in dit afstudeerproject. Zijn positieve kritiek en hulp was voor mij onmisbaar. Ik heb ook de nodige vrijheid gehad om mijn afstudeeronderzoek naar eigen inzicht in te vullen, daar heb ik dan ook dankbaar gebruik van gemaakt. Als laatste wil ik alle geïnterviewden hartelijk danken voor hun medewerking. Ik heb het erg gewaardeerd dat zij mij te woord wilden staan en een bijdrage wilden leveren aan mijn afstudeeronderzoek. Dit ondanks hun drukke werkzaamheden. De moeilijke materie van de herzieningswetgeving is mij veel duidelijker geworden en ben blij tot dit resultaat te zijn gekomen. 4

5 INHOUDSOPGAVE VOORWOORD 3 1. VERANTWOORDING Inleiding Probleemstelling en onderzoek DE COMMISSIE EVALUATIE AFGESLOTEN STRAFZAKEN De aanleiding voor het instellen van de Commissie De Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken en de procedure bij een verzoek tot onderzoek DE NEDERLANDSE HERZIENINGS- WETGEVING EN DE COMMISSIE Het stelsel van rechtsmiddelen De geschiedenis van de herzieningswetgeving Wetboek van Strafvordering Wetboek van Strafvordering Artikel 375 Wetboek van Strafvordering Artikel 457 Wetboek van Strafvordering van Wijziging artikel 457 Wetboek van Strafvordering door uitspraak Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) 30 5

6 4. ONZE HUIDIGE HERZIENINGSWETGEVING Inleiding De herzieningsprocedure Het huidige artikel 457 lid 1 sub 2 Wetboek van Strafvordering Het novumbegrip a. De eerste voorwaarde van het novum b. De tweede voorwaarde van het novum c. Vrijspraak d. Ontslag van alle rechtsvervolging e. Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie f. Opleggen van een minder zware strafbepaling De beperkingen voor de Hoge Raad DE POSITIE VAN DE COMMISSIE IN HET STELSTEL VAN HERZIENINGSWETGEVING NU EN IN DE TOEKOMST Sluit de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken wel aan bij ons huidige stelsel van herzieningswetgeving? De Criminal Cases Review Commission (CCRC) Het toekomstperspectief van de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken 51 6

7 6. VOORSTEL TOT WIJZIGING EN AANPASSING VAN DE HUIDIGE HER- ZIENINGSWETGEVING Inleiding Wijziging van artikel 457 Wetboek van Strafvordering Bijzondere omstandigheden Een schending van de beginselen van goede procesorde Een nieuw onderzoeksresultaat door een nieuwe of verbeterde onderzoekstechniek Kennelijk foutief oordeel van een getuige-deskundige, weerlegd door twee andere getuige-deskundigen van dezelfde discipline Een nieuwe herzieningsgrond a. De bijzondere omstandigheden in het nieuwe artikel 457 lid 1 sub 2 Wetboek van Strafvordering b. Een nieuwe herzieningsgrond in het nieuwe artikel 457 lid 1 Wetboek van Strafvordering Wijziging van artikel 460 Wetboek van Strafvordering? Wijziging van artikel 469 Wetboek van Strafvordering CONCLUSIE De tekortkomingen van de Commissie en de huidige herzieningswetgeving De aanbevelingen omtrent de Commissie en de herzieningswetgeving De Commissie De huidige herzieningswetgeving 69 7

8 LITERATUURLIJST 73 BIJLAGEN 77 Bijlage I : Vragenlijst interview Bijlage II : Samenvatting interviews Bijlage II.a : Interview met Crombag Bijlage II.b : Interview met De Roos Bijlage II.c : Interview met Machielse Bijlage II.d : Interview met Posthumus Bijlage II.e : Interview met Fokkens Bijlage II.f : Interview met Buruma Bijlage III : Instellingsbesluit Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken Bijlage IV : Artikel 457 Wetboek van Strafvordering Bijlage V : Artikel 460 Wetboek van Strafvordering Bijlage VI : Artikel 469 Wetboek van Strafvordering 8

9 1. VERANTWOORDING 1.1. Inleiding Nederland is in beroering. Het bericht dat kennelijk de veroordeelde Kees B. vier jaar onschuldig in de gevangenis had verbleven, sloeg in als een bom. De Nederlandse burgers vonden het onbegrijpelijk dat zoiets in Nederland mogelijk was. Dit kon toch alleen maar gebeuren in landen waar men het niet zou nauw neemt met het recht. De werkelijke dader Wik H. had verklaard dat niet Kees B., maar hij degene was die de strafbare feiten, gepleegd op 22 juni 2000 in het Beatrixpark te Schiedam, op zijn geweten had. Wat en waar was het fout gegaan? Hoe kon dit gebeuren? Nederland was in verwarring. Enkele jaren na de Puttense Moordzaak 1 was er wederom een gerechtelijke dwaling aan het licht gekomen. Het rapport van de Commissie dat na de Schiedammer Parkmoord uitkwam, zorgde voor nog meer beroering. Er kwamen vele fouten aan het licht. Belangrijk bewijs was niet gepresenteerd aan de toenmalige rechters, de technische recherche had het technisch onderzoek niet zorgvuldig genoeg uitgevoerd, de politie ging haar boekje te buiten bij verhoren, ook kreeg het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) het zwaar te verduren. Gerechtelijke dwalingen komen steeds vaker in de publiciteit. Het Openbaar Ministerie werkt niet altijd volgens het boekje en laat hier en daar steken vallen die resulteren in veroordelingen van onschuldige burgers. In 2005 is er een Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (Commissie Posthumus I) in het leven geroepen die de Schiedammer Parkmoord ging onderzoeken, omdat een andere dader tijdens een verhoor voor een andere zaak de moord op Nienke bekende. Hierdoor werd duidelijk dat iemand anders onschuldig vastzat. Door de succesvolle werking van deze Commissie in de Schiedammer Parkmoord, is besloten om een Commissie Posthumus II in het leven te roepen. Afgesloten strafzaken kunnen nu opnieuw worden onderzocht door deze Commissie, mits aan de eisen van toelating is voldaan. Is er iets mis met onze herzieningswetgeving in strafzaken of staat het 1 Op zondagmiddag 9 januari 1994 werd het levenloze lichaam van een 23-jarige vrouw aangetroffen in de woning van haar grootmoeder in Putten. Vier mannen werden gearresteerd. Zij waren op die bewuste zondagmiddag gesignaleerd in het bos, waarin de woning van de grootmoeder van het slachtoffer was gelegen. Twee van hen werden uiteindelijk vervolgd voor verkrachting en doodslag, vooral op grond van bekentenissen (die zij later weer introkken) en getuigenverklaringen. Zij werden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar. In 2002 kwamen zij vrij door herziening van hun zaak. Bron: 9

10 Openbaar Ministerie met de rug tegen de muur en was haar enige instrument nog de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken? Er rijzen vele vragen en dat geeft mij de aanleiding om dit grondig te gaan onderzoeken Probleemstelling en onderzoek Dit onderzoek zal resulteren in een antwoord op de volgende probleemstelling: Hoe sluit de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken aan bij onze huidige herzieningswetgeving en in hoeverre is de Commissie geen overbodig orgaan indien de herzieningswetgeving wordt aangepast of zonodig aangevuld, zodat de Hoge Raad der Nederlanden zich minder beperkt in zijn bevoegdheden? Deze probleemstelling valt uiteen in de volgende subvragen: 1. Welke factoren hebben een rol gespeeld bij het in het leven roepen van de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken, wie is deze Commissie en wat is de procedure indien deze Commissie geraadpleegd wordt? 2. Hoe ziet de huidige herzieningswetgeving eruit en sluit een orgaan, zoals de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken, wel aan bij dit stelsel? 3. Welke beperkingen kent de herzieningswetgeving voor de Hoge Raad, wat zou er veranderd moeten worden om onze herzieningswetgeving doeltreffender te maken en hoe zou dit in de wet geregeld dienen te worden? 4. Welke functie kan of moet de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken vervullen in de nabije toekomst? Het onderzoek ziet vooral op de Commissie en de huidige herzieningswetgeving. Het doel van het onderzoek is dan ook het beschrijven en beoordelen van wat de Commissie in de nabije toekomst nog kan betekenen indien de herzieningsprocedure aangepast c.q. aangevuld zal worden en de Hoge Raad zich minder beperkt in zijn bevoegdheden bij de beoordeling van een herzieningsverzoek. Dit onderzoek vergde een bepaalde aanpak, gezien over de Commissie nog niet veel literatuur voorhanden was. Als uitgangspunt heb ik gekozen voor een literatuuronderzoek om inzicht te krijgen in de huidige Nederlandse herzieningswetgeving enerzijds en de Commissie anderzijds. De term literatuur van literatuuronderzoek heb ik 10

11 breed opgevat. Hieronder vallen alle geschreven en alle elektronische informatiebronnen. Onderzocht moest worden hoe de huidige Nederlandse herzieningswetgeving eruit ziet, haar werking, haar beperkingen en of de herzieningswetgeving aangepast of aangevuld moet worden om haar doeltreffender te maken. Ik zal me vooral beperken tot de meest gebruikte grond van artikel 457 Wetboek van Strafvordering. Dat is artikel 457 lid 1 sub 2. Daarnaast was onderzoek nodig naar de oorzaken voor het instellen van de Commissie: wie zij is, hoe zij tewerk gaat, sluit zij aan bij de huidige herzieningswetgeving en welke functie moet deze Commissie in de toekomst blijven of gaan vervullen. Naast een literatuuronderzoek heb ik ervoor gekozen om ook een empirisch onderzoek uit te voeren. Enerzijds, omdat er niet voldoende informatie beschikbaar was over de Commissie. Anderzijds, omdat ik op deze manier ook meer aanvullende informatie wilde inwinnen betreffende de opvattingen over de huidige herzieningswetgeving. Vooral, omdat deze informatie rechtstreeks uit de praktijk komt en ik op deze manier de mogelijkheid had om tijdens het vraaggesprek door te vragen indien ik meer duidelijkheid wenste. Deze mogelijkheid is er natuurlijk niet bij een literatuuronderzoek. Ik heb vooraf uit een aantal juristen en vakgenoten een selectie gemaakt. De uitgekozen personen hebben allen affiniteit met de herzieningswetgeving of met de Commissie. In samenwerking met mijn begeleider Van Duyne heb ik verschillende personen, die in aanmerking kwamen voor mijn onderzoek, aangeschreven en telefonisch benaderd. Gezien het gevoelige onderwerp van mijn onderzoek en hun functie wilden de raadsheren van de Hoge Raad niet meewerken. Zij gaven aan dat zij sterk beperkt zijn in het geven van enige opinie op een terrein waar politieke aspecten of mogelijke wetsinitiatieven een rol kunnen spelen. Deze uitleg respecteer ik ten zeerste. De volgende personen waren wel bereid aan mijn onderzoek mee te werken: advocaat-generaal van de Hoge Raad der Nederlanden en tevens hoogleraar straf- en strafprocesrecht prof. mr. A. J. Machielse; rechtspsycholoog prof. dr. H. F. M. Crombag; advocaat-generaal en tevens lid van de toegangscommissie van de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken mr. F. Posthumus; lid van de Commissie Evalutie Afgesloten Strafzaken en tevens hoogleraar straf- en strafprocesrecht prof. mr. Th. A. de Roos; 11

12 procureur-generaal van de Hoge Raad der Nederlanden en tevens hoogleraar strafrecht prof. mr. J. W. Fokkens; voorzitter van de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken tevens hoogleraar straf- en strafprocesrecht prof. mr. Y. Buruma. Het empirisch onderzoek is uitgevoerd aan de hand van een open vragenlijst in de vorm van een diepte-interview. Deze vragenlijst vindt u terug in bijlage I. De resultaten van het empirisch onderzoek heb ik in deze scriptie verwerkt daar waar zij betrekking op heeft. De meeste geïnterviewden wilden niet dat ik citaten op zou nemen in deze scriptie. Ik heb me hier dan ook aan gehouden. Ik kreeg wel toestemming om de uitwerking van de interviews aan deze scriptie te hechten. U vindt de samenvatting van de interviews in bijlage II. 12

13 2. DE COMMISSIE EVALUATIE AFGESLOTEN STRAFZAKEN 2.1. De aanleiding voor het instellen van de Commissie Wat was de aanleiding voor het instellen van een Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken? Stond het Openbaar Ministerie met haar rug tegen de muur en had zij geen andere keuze? De eerste gerechtelijke dwaling die bekend werd en breed werd uitgemeten in de media was de Puttense Moordzaak. Peter R. de Vries heeft hier een grote bijdrage aan geleverd door zelf op onderzoek uit te gaan en te blijven geloven in de onschuld van de toenmalige veroordeelden. Door een veranderd inzicht van een getuige-deskundige in de bekend geworden versleepingstheorie werd opnieuw herziening in deze zaak aangevraagd en gehonoreerd. Dit leidde in 2002 uiteindelijk tot een vrijspraak. 2 Hierna kwam de Deventer Moordzaak 3 in de media die ook de nodige twijfels leverde over het feit of de daadwerkelijke dader wel is veroordeeld. Had Ernest L. als financieel adviseur van de weduwe Wittenberg de moord wel gepleegd? Ook in zijn zaak lijken fouten te zijn gemaakt door politie en justitie. Enkele jaren na de gerechtelijke dwaling van de Puttense Moordzaak kwam er een zaak in de publiciteit die wederom het resultaat was van een gerechtelijke dwaling. Dit was de Schiedammer Parkmoord. In 2004 bekende Wik H. dat hij degene was die de strafbare feiten had gepleegd op 22 juni 2000 in het Beatrixpark in Schiedam. 4 Dat zou betekenen dat niet Kees B., maar Wik H. de dader was en Kees B. dus al die jaren onschuldig in de gevangenis had verbleven Hof Leeuwarden 24 april 2002, LJN AE1877. In september 1999 werd in Deventer een 60-jarige vrouw dood in haar woning aangetroffen. Zij was door verstikking en/of messteken om het leven gebracht. Haar financieel adviseur Ernest L. wordt verdacht van de moord. Hij verzorgde haar financiën en was door het slachtoffer benoemd tot executeur-testamentair en als voorzitter gevraagd van een na haar overlijden op te richten stichting. Ernest L. zou daarmee het beheer over een aanzienlijk vermogen krijgen. Diverse herzieningsverzoeken zijn ingediend, waarvan één ontvankelijk is verklaard, maar niets opleverde. Bron: Op 22 juni 2000 werd een 10-jarig meisje Nienke in het Beatrixpark in Schiedam verkracht en vermoord. Haar vriendje Maikel van 11 jaar werd met een mes gestoken en overleefd maar net een wurgpoging. Kees B. werd aangehouden en veroordeeld, ondanks dat hij zijn bekennende verklaring later weer introk. Kees B. kwam na 4 jaar vrij, doordat de werkelijke dader bekende de misdrijven te hebben gepleegd. Bron: 13

14 De media berichtte dat er waarschijnlijk grove fouten waren gemaakt in het opsporingsonderzoek en de vervolging van Kees B. Hoe kon het dat een verdachte uiteindelijk bekende en later zijn bekentenis weer introk, terwijl jaren later vaststaat dat een ander de vreselijke misdrijven had gepleegd? Was er tijdens de verhoren van Kees B. door de politie té veel druk op hem uitgeoefend, omdat zij de zaak koste wat kost tot een goed einde wilde laten brengen? Mede door de grote media-aandacht en grote druk van de juridische beroepsbeoefenaren, besloot het College van Procureurs-Generaal een evaluatieonderzoek uit te laten voeren. Zij vond ook zelf dat het zo goed als zeker was dat iemand veroordeeld was voor feiten die hij niet had gepleegd. Het College van Procureurs-Generaal wilde natuurlijk ook dat er meer duidelijkheid moest komen en dat moest worden onderzocht. Men vroeg zich af waar het precies fout was gegaan. Het onderzoek ging in januari 2005 van start en duurde 7 maanden. Er werd een team aangesteld van drie personen, waaronder mr. F. Posthumus, prof. mr. Y. Buruma en A. de Vries die samen de Commissie (Commissie Posthumus I) vormden. Zij kregen ondersteuning van andere externe krachten. Het onderzoek richtte zich op de opsporing en vervolging en niet welke rol de rechter in het strafproces heeft gespeeld. Dit om staatsrechtelijke redenen. Het onderzoeksteam was immers een tak van het Openbaar Ministerie. Het doel van het onderzoek was om erachter te komen hoe het proces van de waarheidsvinding tot stand was gekomen en om lering te trekken om zo de kwaliteit van opsporing en vervolging te kunnen verbeteren. 5 De Commissie kreeg veel bevoegdheden. Naast de stukken die de rechter en de verdediging hadden ingezien, had de Commissie ook de mogelijkheid om ander onderzoeksmateriaal in te zien zoals tipformulieren, interne werkjournalen, persoonlijke aantekeningen, etc. De Commissie beschikte ook over de bevoegdheid personen te interviewen wiens verklaringen van groot belang konden zijn. Deze bestonden niet alleen uit degenen die onderdeel uitmaakten van het onderzoek, maar ook uit andere betrokkenen: Kees B., zijn raadsman, de ouders van de slachtoffertjes en nog meerdere personen die de Commissie van groot belang achtte. 5 Evaluatieonderzoek in de Schiedammer Parkmoord, Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken, augustus

15 Het onderzoek leidde tot een uiteindelijke moordend resultaat: er waren vele fouten gemaakt tijdens het opsporingsonderzoek en het Openbaar Ministerie had ontlastend bewijsmateriaal achtergehouden, zodat de rechter niet over al het nodige bewijsmateriaal beschikte en niet tot een juist oordeel heeft kunnen komen. In deze is het van groot belang er weet van te hebben dat het Openbaar Ministerie een partij is die niet partijdig mag zijn en een grote verantwoordelijkheid draagt. 6 Ook in het kader van de eerlijke procesgang ex artikel 6 lid 1 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is het voor de hand liggend dat het Openbaar Ministerie ook ontlastend bewijsmateriaal bekend moet maken en moet voorleggen aan de rechter. Om terug te komen op de resultaten van het onderzoek, kan er verder worden gesteld dat het opsporingsonderzoek in de Schiedammer Parkmoord te weinig gestructureerd was. Ook werd er geen aandacht besteed aan het ontbreken van technische sporen die leidde naar Kees B. Het onderzoek gaf voorts blijk van een slechte tactische planning: de verhoren van Maikel waren onzorgvuldig en zeer onprofessioneel afgenomen en hij werd als getuige niet serieus genomen. 7 Ook de forensisch onderzoekers hadden steken laten vallen: resultaten van sporen die essentieel waren voor een goede beoordeling van de zaak door de rechter kwamen niet terug in hun rapport. Van de zeven sporen werden er maar twee vermeld. 8 De grondslag van de onterechte veroordeling van Kees B. vormde zijn eigen bekentenis die hij later introk. Na deze bekentenis is de politie, lijdend aan tunnelvisie, uitsluitend bewijs gaan verzamelen dat moest leiden tot een veroordeling van Kees B. Het stond al vast dat zo iemand waarvan bekend was dat hij een voorliefde had voor minderjarigen, in het Beatrixpark was ten tijde van het misdrijf en ook nog bekende de misdrijven gepleegd te hebben, wel de dader moest zijn. Nu was er alleen nog aanvullend bewijs nodig om de zaak rond te maken. Uit dit alles blijkt dat het wel degelijk mogelijk is dat, ondanks de vele waarborgen in het recht, een onschuldige burger kan worden veroordeeld en lange tijd achter de tralies verdwijnt. Eerst de Puttense Moordzaak en nu de Schiedammer Parkmoord. Door het knullige optreden van politie en justitie Corstens, G.J.M., Rechterlijke dwalingen, NJB, 23 september 2005, afl.33, p Evaluatieonderzoek in de Schiedammer Parkmoord, Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken, augustus Koppen van, P.J., De fluwelen handschoen van Posthumus over hetgeen ontbreekt in het rapport over de Schiedammer Parkmoord, Trema, februari 2006, nr.2. 15

16 had het vertrouwen in de Nederlandse strafrechtspleging een enorme deuk opgelopen. Het ging hier om ernstige misdrijven en niet om lichte delicten. Een burger moet er toch vanuit kunnen gaan dat politie en justitie vooral bij ernstige misdrijven zeer nauwkeurig en kundig tewerk gaan en er alles aan doen om te voorkomen dat een onschuldige wordt veroordeeld. In 2004 en 2005 zijn een aantal maatregelen genomen om gerechtelijke dwalingen tot een minimum te beperken. In 2004 was een proef gestart met Promis. Promis staat voor Project motiveringsverbetering in strafvonnissen. Het doel van Promis was om bij een gelijkblijvende bezetting van mensen en middelen te komen tot een betere bewijs- en strafmotivering. 9 De bedoeling was dat er op maat werd gemotiveerd. Na de bekentenis van Wik H. in 2004 besloot het bestuur van de rechtbank Rotterdam tot een zelfreflectie. Daarbij werd de medewerking gevraagd van de rechters die destijds de zaak behandelden. Het zou vooral de procedurele en inhoudelijke kant van de zaak behandelen. Het resultaat hiervan was dat bij bekentenissen van een verdachte die later ingetrokken worden een grote terughoudendheid in acht moet worden genomen indien men dit als bewijs wil laten meewegen. Bij ernstige zaken moet er gebruik worden gemaakt van beeldopname van de verhoren, zodat later kan worden beoordeeld of er rechtmatig is gehandeld en welke waarde de verklaring van verdachte als bewijs heeft. Als laatste les kan genoemd worden dat de rechter altijd zelf verantwoordelijk blijft voor de waarheidsvinding. 10 De aanbevelingen van de heer Posthumus in het eindrapport van het evaluatieonderzoek in de Schiedammer Parkmoord zijn door de toenmalige minister van Justitie, de heer Donner, uitgewerkt in het verbeterplan Programma versterking opsporing en vervolging. 11 De meest ingrijpende maatregel, die het resultaat was van het evaluatieonderzoek, was dat de Commissie een vervolg kreeg. Dit werd door vele fracties uit de Tweede Kamer toegejuicht. Bij instellingsbesluit werd dit alles vastgelegd en gepubliceerd in de Staatscourant van 13 april De Commissie Posthumus II was een feit. Er wordt veel verwacht van deze Commissie. In november 2006 waren er in totaal veertien zaken aangemeld. 12 De meeste aangemelde zaken werden Eindrapport Pilot Promis, Project motiveringsverbeteringen in strafvonnissen, 26 mei Emster van den, F.W.H., Reflectie op een rechterlijke dwaling, Trema, september 2005, nr.7. Koppen van, P.J., De fluwelen handschoen van Posthumus over hetgeen ontbreekt in het rapport over de Schiedammer Parkmoord, Trema, februari 2006, nr.2. Bron: 16

17 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de indiener niet behoort tot de groep personen van artikel 4 instellingsbesluit. 13 De meeste indieners waren namelijk burgers of veroordeelden zelf en deze groep is niet bevoegd om een zaak aan de Commissie voor te leggen. Waarschijnlijk was het College van Procureurs-Generaal bang dat er anders erg veel zaken werden ingediend. Volgens Buruma heeft het een andere reden. Buruma geeft aan dat de verdediging al twee maal de mogelijkheid heeft gehad de zaak geheel feitelijk door de rechter te laten beoordelen. De rechter zal zijn werk altijd zorgvuldig uitvoeren en de verdediging is dan ook uitgesloten als partij die een verzoek bij de Commissie mag indienen. 14 Enkele zaken vond de toetsingscommissie 15 waardevol voor verder onderzoek. Zij heeft dit dan ook geadviseerd aan het College van Procureurs- Generaal. Het College heeft dit advies overgenomen. Een van de zaken is de Enschedese ontuchtzaak. 16 Deze zaak zal door een onderzoeksteam verder worden onderzocht. De twee andere strafzaken zijn van Ina Post 17 en Lucia de B. 18 Uit het jaarverslag 2006 van de Commissie, opgesteld in februari 2007, blijkt dat er in totaal 26 zaken zijn aangebracht. 19 Van deze 26 zaken worden er nog steeds maar drie onderzocht. Volgens Crombag zouden er meer zaken aangebracht worden indien ook de rol van de rechter door de Commissie bij het onderzoek zou worden betrokken. 20 We hebben al eerder opgemerkt dat dit met de huidige Commissie niet mogelijk is Het instellingsbesluit vindt u terug in bijlage III. Zie bijlage II.f. samenvatting interview Buruma. De toetsingscommissie is een onderdeel van de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken en beoordeelt of een ingediende zaak voldoet aan een aantal voorwaarden. Indien de zaak voldoet, zal er een onderzoeksteam gevormd worden om de zaak te onderzoeken. Dit onderzoeksteam wordt door het College van Procureurs-Generaal gevormd uit leden van de Commissie. 16 De Enschedese ontuchtzaak betreft een veroordeling van twee minderjarige zusjes, verdacht van ontucht met minderjarigen. Hun verklaringen leiden ook tot veroordelingen van hun ouders en oom. Er zijn aanwijzingen dat de toegepaste verhoormethoden bij de zusjes en werkwijze door politie en justitie niet door de beugel kon. De veroordeelden hebben altijd ontkend. Bron: 17 De zaak Ina Post betreft een bejaardenverzorgster die een bejaarde vrouw zou hebben gewurgd. Zij bekend de moord te hebben gepleegd, maar trekt deze verklaring later weer in. Vele ingediende herzieningsverzoeken bleven zonder resultaat. Bron: 18 De zaak Lucia de B. Lucia de B. is een verpleegster in enkele ziekenhuizen. Tijdens haar werk overlijden vele patiënten onverwacht. Lucia de B. was bij alle incidenten aanwezig. Schakelbewijs speelde een grote rol bij de veroordeling. Lucia de B. werd veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Bron: 19 Jaarverslag 2006 Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken, februari 2007, p Zie bijlage II.a. samenvatting interview Crombag. 17

18 2.2. De Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken en de procedure bij een verzoek tot onderzoek. Men was over het algemeen zeer tevreden over de Commissie, mede door de opmerkelijke resultaten uit haar onderzoek in de Schiedammer Parkmoord. De Commissie kreeg hierdoor een vervolg. Volgens het instellingsbesluit heeft de Commissie de volgende doelstelling: De Commissie heeft tot doel om door middel van onderzoek na te gaan of zich in een specifieke strafzaak in de opsporing, vervolging en/of bij de presentatie van het bewijs ter terechtzitting ernstige gebreken hebben voorgedaan die een evenwichtige beoordeling van de feiten door de rechter in de weg hebben gestaan. 21 Het werk van de Commissie staat onder duidelijke beperkingen. De eerste beperking komt voort uit dit artikel 2: de rol van de zittende magistratuur blijft buiten beschouwing. Dit is natuurlijk juist, gezien de Commissie in opdracht van het Openbaar Ministerie werkt en ook door hem is ingesteld. Het Openbaar Ministerie valt weer onder de verantwoordelijkheid van de minister van Justitie. De scheiding der machten blijft hierdoor gehandhaafd. Indien er sprake zou zijn van een onafhankelijke Commissie, zou de minister van Justitie ook niet eindverantwoordelijke zijn. Het kabinet zou de Commissie dan bij Algemene Maatregel van Bestuur in kunnen stellen. In dat geval zou de beperking kunnen komen te vervallen. De leden van de Commissie worden benoemd door het College van Procureurs-Generaal. 22 Uit de Commissie benoemt het College ook drie leden voor de toetsingscommissie, waarbij de voorzitter niet behoort tot het Openbaar Ministerie. 23 De toetsingscommissie bestaat uit Prof. mr. Y. Buruma als voorzitter, Mr. M. Wladimiroff en Mr. F. Posthumus. 24 Deze toetsingscommissie zal een verzoek tot onderzoek toetsen aan de hand van de volgende criteria: 25 a. Het verzoek behoort schriftelijk en deugdelijk gemotiveerd te zijn en afkomstig zijn van een professioneel bij de zaak betrokken (oud-) functionaris van de opsporingsinstantie, het Openbaar Ministerie, het NFI Artikel 2 Instellingsbesluit Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken, Stcrt, 2006, 74, p.16. Artikel 6 Instellingsbesluit Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken, Stcrt, 2006, 74, p.16. Artikel 7 Instellingsbesluit Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken, Stcrt, 2006, 74, p.16. Bron: Artikel 4 Instellingsbesluit Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzakenk, Stcrt, 2006, 74, p

19 of een wetenschapper die de zaak geanalyseerd heeft en daaraan een wetenschappelijke publicatie heeft gewijd; b. Er moet sprake zijn van een onherroepelijke veroordeling voor een feit waarop een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en/of de rechtsorde ernstig door dat feit is geschokt. Hier valt een tweede en derde beperking te bespeuren. Het verzoek kan niet gedaan worden door de veroordeelde zelf of door zijn raadsman. Ook niet door een burger. Volgens de voormalige minister van Justitie Donner zou dit een alternatieve rechtsgang gaan vormen. 26 Dit standpunt acht ik niet juist. Het gaat om afgesloten onherroepelijke strafzaken waarvoor de enige mogelijkheid de herzieningsprocedure bestaat. Ook heeft de Commissie niet de bevoegdheid om eventueel de onderzochte strafzaak aan te brengen bij een Gerechtshof. Zij brengt alleen advies uit aan het College van Procureurs-Generaal. Een alternatieve rechtsgang kan ik er dan ook niet echt in ontwaren. De reden die ik kan bedenken en eerder voor de hand ligt is dat er meer verzoeken zullen worden aangebracht indien ook de verdediging als partij toegang heeft tot de Commissie. Dit is hoogstwaarschijnlijk ook het probleem dat de minister van Justitie voor ogen zag. Een ander serieus probleem vormen de anonieme indieners. Volgens de meeste geïnterviewden vormt anonimiteit geen obstakel om een verzoek in te dienen. Het probleem echter is dat moeilijk te onderzoeken is of de anonieme verzoeker onder de groep indieners valt uit het instellingsbesluit. Gezien anonieme verzoekers zeer belangrijke en gedetailleerde informatie kunnen leveren, behoort hiervoor een oplossing te worden gezocht. Later hierover meer. De andere beperking die artikel 4 van het instellingsbesluit aangeeft, is dat alleen ernstige strafzaken kunnen worden ingediend. Hierbij gaat het vooral om zaken als doodslag, moord en verkrachting. Ik begrijp dat dit zaken zijn waarbij veel op het spel staat zowel voor de verdachte als het Openbaar Ministerie. Fouten in het opsporingsonderzoek en/of vervolging zullen dan ook rampzalige gevolgen hebben. Maar wat te doen met de strafbare feiten waar minder dan twaalf jaar gevangenisstraf op staat. Zaken waarbij bijvoorbeeld grove fouten zijn gemaakt tijdens verhoren en degene, verdacht van zware mishandeling, veroordeeld wordt tot een gevangenisstraf van twee jaar. Dan bestaat het herzieningsverzoek nog, maar gezien het erg 26 Kamerstukken II, 2005/06, VI, nr

20 moeilijk is om aan te tonen dat er sprake is van een novum 27, bestaat er een heel grote kans dat een herzieningsverzoek wordt afgewezen. In zulke gevallen kan men geen verzoek indienen bij de Commissie. M.i. is dit een gemiste kans. Indien het verzoek door de toetsingscommissie ontvankelijk wordt verklaard, zal er door het College van Procureurs-Generaal een onderzoeksteam worden aangesteld. 28 Dit team zal een onderzoek instellen en krijgt de bevoegdheid alle processtukken in te zien die relevant kunnen zijn. Ook kan dit onderzoeksteam naar wens vraaggesprekken voeren met alle betrokken functionarissen van politie en andere opsporingsinstanties, medewerkers van het Openbaar Ministerie, medewerkers van het NFI en andere deskundigen. 29 In dit artikel van het instellingsbesluit is een vierde en vijfde beperking op te merken. Het onderzoeksteam 30 krijgt de bevoegdheid alle processtukken in te zien die relevant kunnen zijn. Dit is een grote beperking, omdat het team beperkt wordt tot de processtukken. Tijdens het evaluatieonderzoek in de Schiedammer Parkmoord had de Commissie, naast de stukken die aan de rechter en de verdediging waren voorgelegd, ook de beschikking over o.a. interne werkjournaals, persoonlijke aantekeningen, etc. 31 Waarom nu dan een beperking tot de processtukken? Artikel 3 van het instellingsbesluit geeft een andere beperking waardoor het onderzoeksteam (c.q. de Commissie) beperkt wordt tot het ondervragen van een bepaalde groep van personen indien zij betrokken waren bij het onderzoek. Tot deze aangewezen groep behoren derhalve niet: de veroordeelde zelf, zijn raadsman, ouders van het slachtoffer, burgers die getuige waren en andere waardevolle getuigen. Dit is onbegrijpelijk aangezien tijdens het evaluatieonderzoek in de Schiedammer Parkmoord de Commissie wel degelijk gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om ook de veroordeelde Kees B, diens raadsman en de ouders van de slachtoffers te interviewen. Dit zijn personen die niet onder artikel 3 van het instellingsbesluit vallen en van grote waarde waren voor het evaluatieonderzoek in de Schiedammer Parkmoord. Vooral de veroordeelde Er moet sprake zijn van een novum ex artikel 457 lid 1 sub 2 Wetboek van Strafvordering. Artikel 9 Instellingsbesluit Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken, Stcrt, 2006, 74, p.16. Artikel 3 Instellingsbesluit Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken, Stcrt, 2006, 74, p.16. In artikel 3 Instellingsbesluit genoemd als de Commissie. Evaluatieonderzoek in de Schiedammer Parkmoord, Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken, augustus

21 kan een zeer grote bijdrage vormen om eventuele gebreken in het onderzoek op te sporen. Ik ben van mening dat men dit niet uit principe heeft gedaan, maar dat men niet voldoende tijd had om het instellingsbesluit goed te overdenken. Dit blijkt ook uit de interviews. Daarin gaven enkele geïnterviewden aan zich niet geheel gebonden te voelen aan het instellingsbesluit en dat er wel degelijk ouders en andere personen bij het onderzoek van de Commissie werden betrokken die niet opgesomd staan in artikel 3 van het instellingsbesluit. Ook wordt het onderzoek niet alleen beperkt tot de processtukken. Werkjournaals worden ook onderzocht. Op het moment de Commissie haar onderzoek heeft afgerond, zal zij advies uitbrengen aan het College van Procureurs-Generaal. 32 Dit advies kan uitmonden in: a. geen vervolgstappen ondernemen; b. een advies dat de procureur-generaal moet overwegen een herzieningsverzoek in te dienen; c. een advies aan het Openbaar Ministerie een nieuw onderzoek te starten. Om de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van het onderzoeksteam c.q. de Commissie bij een onderzoek zoveel mogelijk te waarborgen, bestaan de externe deskundigen uit een deskundige op het terrein van politie en een (strafrechts) wetenschapper of een (oud) advocaat. Ik plaats vraagtekens bij de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de deskundige op het terrein van politie. Het is mogelijk dat deze deskundige toch een bepaalde mate van verborgen partijdigheid heeft. Bij een (oud) advocaat of (strafrechts) wetenschapper zal dit minder het geval zijn. Daar staat tegenover dat, indien één van de leden van de Commissie zich niet kan vinden in (delen van) de rapportage, hiervan in het rapport apart melding wordt gemaakt. Dit heet een dissenting opinion Artikel 5 Instellingsbesluit Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken, Stcrt, 2006, 74, p.16. Bron: 21

22 22

23 3. DE NEDERLANDSE HERZIENINGSWETGEVING EN DE COMMISSIE 3.1. Het stelsel van rechtsmiddelen In Nederland bestaat er een stelsel van rechtsmiddelen die aan de veroordeelde de mogelijkheid biedt een vonnis of arrest 34 aan te vechten, indien hij het niet eens is met de uitspraak van een rechter. Dit stelstel van rechtsmiddelen is geregeld in het derde boek van het Wetboek van Strafvordering. In dit stelsel is een onderscheid gemaakt tussen gewone rechtsmiddelen en buitengewone rechtsmiddelen. Ik zal de rechtsmiddelen in het kort toelichten, gezien enkele ervan terugkomen in deze scriptie. De gewone rechtsmiddelen zijn: verzet tegen een einduitspraak, hoger beroep van een uitspraak in eerste aanleg, beroep in cassatie van een uitspraak in tweede aanleg. Verder ook nog hoger beroep, beroep in cassatie en bezwaarschriften tegen beschikkingen. 35 De rechtsmiddelen tegen beschikkingen worden bijna nooit ingezet en ik zal deze daarom ook niet behandelen. Verzet wordt niet vaak meer gebruikt. Het is een middel dat een verdachte kan inzetten indien in eerste aanleg bij verstek een einduitspraak gewezen is en hiertegen geen hoger beroep openstaat. 36 Bij een hoger beroep zal de strafzaak door een hogere rechter (van het Gerechtshof) opnieuw worden behandeld. Dit in tegenstelling tot een beroep in cassatie waar de strafzaak niet opnieuw wordt behandeld, maar de raadsheren van de Hoge Raad der Nederlanden bekijken of het recht in de betreffende strafzaak geschonden is. De rechtsvraag staat hierbij centraal. Naast de gewone rechtsmiddelen bestaan de buitengewone rechtsmiddelen. Deze zijn: herziening van arresten of vonnissen en cassatie in het belang der wet. 37 Het woord buitengewoon geeft al aan dat dit rechtsmiddel niet vaak wordt ingezet. Het is een rechtsmiddel dat in uitzonderlijke gevallen gebruikt kan worden. Het buitengewone rechtsmiddel cassatie in het belang der wet kan alleen door de procureur-generaal worden aangewend en ziet op de ontwikkeling van het recht. Het is een buitengewoon rechtsmiddel, omdat dit middel alleen Een vonnis of arrest is een uitspraak van een rechterlijke instantie. Wetboek van Strafvordering, derde boek, titel I t/m IV. Corstens, G.J.M., Het Nederlands strafprocesrecht, 4 e druk, 2002, pag.720. Wetboek van Strafvordering, derde boek, titel VII en VIII. 23

24 aangewend kan worden tegen een uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan. Herziening van arresten en vonnissen is ook als bijzonder c.q. buitengewoon aan te merken. Zeer kritisch zal aan de hand van strenge eisen beoordeeld moeten worden of een herzieningsverzoek ontvankelijk en gegrond moet worden verklaard. Om een goede indruk te geven van het ontstaan en de ontwikkeling van de herzieningwetgeving, zal ik dit in de volgende paragraaf uiteenzetten De geschiedenis van de herzieningswetgeving Wetboek van Strafvordering 1838 Ons Wetboek van Strafvordering stamt uit het jaar Het werd destijds wenselijk geacht om een middel voorhanden te hebben die de mogelijkheid bood om een onherroepelijke zaak opnieuw te heropenen. Oordelen en handelingen van rechters en opsporingsbeambten bleven mensenwerk en dus feilbaar. In het wetboek van 1838 was het mogelijk in drie gevallen herziening te vragen. De gronden die tot een herziening konden leiden waren: een conflict van rechtspraak (indien sprake was van een misdrijf); het geval dat na een veroordeling wegens doodslag, bewijsmiddelen bestonden dat het vermeende slachtoffer nog in leven was. De derde grond: bij een veroordeling (van een misdrijf) op grond van een valse verklaring van een getuige (de getuige moest wel terzake van meineed in rechte worden betrokken). 38 De Ranitz concludeert dat voornamelijk de herzieningsgrond conflict van rechtspraak onder de gelding van het wetboek van 1838 van enige betekenis was Wetboek van Strafvordering 1886 Tussen 1838 en 1886 werden nog enkele ontwerpen voor het Wetboek van Strafvordering ingediend. Het waren ontwerpen van minister Godefroi, minister van Justitie Olivier en van minister van Justitie Borret. 39 Dit leverde Ranitz de, R.E.P., Herziening van arresten en vonnissen, Krips Repro, Meppel, 1977, pag.4. Ranitz de, R.E.P., Herziening van arresten en vonnissen, Krips Repro, Meppel, 1977, pag

25 de volgende herzieningsgronden in het Wetboek van Strafvordering van 1886 op: 40 a. herziening wegens een conflict van rechtspraak was niet alleen mogelijk bij misdrijven, maar nu ook bij overtredingen. In het Wetboek van Strafrecht was er nu een onderscheid aangebracht tussen misdrijven en overtredingen; b. herziening werd mogelijk indien na een veroordeling wegens moord, doodslag of enig misdrijf met dodelijk gevolg genoegzaam bleek, dat de persoon, wiens veronderstelde dood aanleiding tot de veroordeling heeft gegeven of bij de bepaling der straf in aanmerking was genomen, nog in leven was. Nu was herziening dus niet alleen meer mogelijk bij een veroordeling wegens doodslag; c. herziening was nu niet meer alleen mogelijk als er sprake was van een veroordeling betreffende een misdrijf op grond van een valse verklaring van een getuige (de getuige moest wel terzake van meineed in rechte worden betrokken), maar ook bij een veroordeling betreffende een overtreding. Dit leverde niet echt een aanvulling op en er bleven problemen bestaan, omdat het onmogelijk was om alle gevallen in de wet te regelen. Men hield nog steeds vast aan de casuïstiek en dat bleef erg lastig voor de rechter. 41 Hier moest verandering in komen. De omslag liet niet lang op zich wachten Artikel 375 Wetboek van Strafvordering 1886 De grote omslag kwam door de Hogerhuis-zaak. De drie broers Hogerhuis, verdacht van een inbraak met geweld in 1895, werden veroordeeld tot lange gevangenisstraffen. Twee jaar na de veroordeling ging jurist Troelstra, die tot Tweede-kamerlid was gekozen, op onderzoek uit en ontdekte ontlastend bewijsmateriaal dat blijk gaf van een gerechtelijke dwaling. Troelstra diende een verzoek tot herziening in, helaas werd het verzoek tot herziening afgewezen. 42 De toenmalige herzieningswetgeving bleek geen uitkomst te bieden in een zaak die duidelijk blijk gaf van een gerechtelijke dwaling. Dit leidde tot de initiatiefwet van 14 juli 1899, ter verruiming van de toepassing van de bestaande herzieningswetgeving. 43 Hierdoor werd gebroken met het stelsel van de casuïstiek Artikel 375 van het Wetboek van Strafvordering van Ranitz de, R.E.P., Herziening van arresten en vonnissen, Krips Repro, Meppel, 1977, pag.11. Bron: Initiatiefwet 14 april 1899, Stb. 1899,

26 Na het van kracht worden van deze initiatiefwet van 1899, luidde het artikel 375 van het Wetboek van Strafvordering van 1886 als volgt: Herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest of vonnis kan plaats hebben op grond van enige omstandigheid, die bij het onderzoek ter terechtzitting de rechter niet bekend was en die, op zich zelf of in verband met de vroegere geleverde bewijzen, ernstige twijfel doet ontstaan aan de juistheid der uitspraak en, ware zij bekend geweest, zou hebben kunnen leiden hetzij tot vrijspraak van den veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging op grond dat deze niet strafbaar was, hetzij tot nietontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling. Indien twee of meer beklaagden bij onderscheidende arresten of vonnissen als schuldig aan hetzelfde strafbare feit zijn veroordeeld en die beslissingen niet zijn overeen te brengen, kan op die enkele grond herziening van deze uitspraken plaats hebben, ook al mochten zij niet alle in kracht van gewijsde zijn gegaan, maar een of meer daarvan zijn gewezen bij verstek. Artikel 375 krijgt nu meer het karakter van ons huidige artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. Het eerste deel van artikel 375 beschrijft dat er sprake moet zijn van een nieuw feit ofwel een novum. Dit novum is in ons huidige artikel 457 terug te vinden in lid 1 sub 2. Het tweede deel van artikel 375 betreft het conflict van rechtspraak dat in ons huidige artikel 457 terug te vinden is in lid 1 sub 1. Door de nieuwe formulering van het artikel kon zij ruimer worden toegepast op zaken. Ranitz geeft in zijn boek aan dat de in artikel 375 Wetboek van Strafvordering opgenomen zinsnede: zoude hebben kunnen leiden tot vrijspraak teveel ruimte biedt. Dit vonden velen onwenselijk, maar gezien de protesten werd het artikel niet gewijzigd. Ranitz stelt: In het algemeen kan men stellen dat de in 1899 in het leven geroepen herzieningsregeling voldeed aan haar doel. De toepassing van herziening werd ruimer dan voorheen, zonder dat zij ontaardde in een verkapt hoger beroep. 44 Een algemene herziening van het Wetboek van Strafvordering zou er komen in Ranitz de, R.E.P., Herziening van arresten en vonnissen, Krips Repro, Meppel, 1977, pag

27 Artikel 457 Wetboek van Strafvordering van 1926 In het Wetboek van Strafvordering van 1926 was de herzieningregeling geregeld in artikel 457. Tot op heden is de herziening geregeld in artikel 457. De herziening vertoonde wederom enkele wijzigingen. Enkele beginselen, die ook in 1899 reeds ter sprake waren gekomen, werden opnieuw in overweging genomen om te bepalen of het wenselijk was deze in de nieuwe regeling op te nemen. Overwogen werd om herziening ook toe te laten bij de volgende beginselen: 45 a. in het nadeel van den verdachte ; b. indien de rechter, die het gewijsde gaf, bij de berechting der zaak zich aan een ambtsmisdrijf schuldig maakte; c. in geval van strijd tussen een arrest en vonnis van den burgerlijke rechter enerzijds en een van den militaire rechter anderzijds, dan wel tussen twee of meer uitspraken van militaire rechters. Voorts werd overwogen: d. of herziening ook moet kunnen plaatsvinden in de gevallen, waarin na ene bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit geen veroordeling is gevolgd; e. of herziening ook moet kunnen volgen, ingeval van strijd van twee of meer beslissingen, ten aanzien van eenzelfde persoon gegeven; f. of ook bepalingen zouden worden opgenomen ten aanzien der beledigde partij, aan wie bij een latere tengevolge van herziening vernietigde uitspraak, schadevergoeding was toegekend; g. of schadevergoeding voor ondergane straf zou worden toegekend aan den veroordeelde, wiens arrest of vonnis tengevolge van herziening wordt vernietigd. Omdat er nog steeds juristen zijn die punt a bepleiten, zal ik punt a wat uitvoeriger bespreken. Over de overige punten zal ik vrij kort zijn. Ad a. Herziening ten nadele van de verdachte. De Memorie van Toelichting laat zien dat de wetgever niet zó ver heeft willen gaan dat herziening ten nadele van de verdachte mogelijk is. Tot op heden is dit niet mogelijk. Een reden hiervoor is dat het moeilijk is te bepalen waar de grens ligt. Dient een zaak ook te worden herzien indien blijkt dat de verdachte de rechter heeft misleid? 45 Memorie van Toelichting, vaststelling van het wetboek van strafrecht 1926, pag

28 Voor de verdachte is het van belang dat de rechtsgang een keer ten einde is. Daarbij komt dat de rechtsorde minder geschokt is indien een verdachte ongegrond wordt vrijgesproken dan wanneer een onschuldige burger is veroordeeld voor een lange gevangenisstraf. De wetgever acht de vrijheid van een individu van een groter belang dan dat in een enkel geval een schuldige niet zal worden gestraft. Dat bij een herziening ten nadele het beginsel ne bis in idem geschonden zou worden deelt de wetgever niet. Ook bij een herziening ten voordele zou dit het geval zijn. De wetgever zegt hierover dat er bij een herziening het betwiste onderzoek van een beëindigde zaak wordt heropend en dat er geen sprake is van een geheel nieuwe behandeling van de zaak, waarin bij gewijsde uitspraak is gedaan. 46 Volgens de Hullu is er ook geen sprake van strijd met ne bis in idem. Volgens de Hullu gaat het bij herziening om een voortzetting van dezelfde vervolging en volgens Remmelink wordt bij herziening niet voor de tweede keer vervolgd, maar in het belang van de veroordeelde wordt doorgeprocedeerd tot wegneming van een rechterlijke dwaling. 47 Het lijkt erop dat de wetgever geen belang hecht aan een herziening ten nadele. De zaak dient dan immers ook heropend te worden en opnieuw te worden onderzocht. Waarom al deze moeite indien de rechtsorde toch niet ernstig is geschokt! Volgens Vennix zou herziening ten nadele toegelaten kunnen worden indien de veroordeelde of verdachte de dwaling zelf heeft veroorzaakt. Volgens Vennix is herziening dan wel gepast. 48 De veroordeelde heeft in dat geval opzettelijk de rechter laten dwalen en dient hiervoor dan ook het risico te lopen alsnog gestraft te worden. Naar mijn mening zouden er dan erg veel zaken herzien behoren te worden, omdat de verdachten in veel gevallen de rechter probeert te laten dwalen. De verdachte wil immers niet veroordeeld worden en zal vrij snel een poging wagen de rechter op een verkeerd been te zetten. Mevis en Kooijmans merken op dat herziening ten nadele beperkt moet blijven tot levensdelicten en ernstige geweldsdelicten waarop een gevangenisstraf staat van 12 jaar of meer. 49 Deze grens is toelaatbaar, gezien er bij deze delicten meestal sprake is van een ernstig geschokte rechtsorde. In andere gevallen acht ik herziening ten nadele niet gewenst Memorie van Toelichting, vaststelling van het wetboek van strafrecht 1926, pag.157. Vennix, R.M., Herziening ten nadele van de verdachte?, Delikt en Delinkwent, nr. 31, 2001, afl.7. Vennix, R.M., Herziening ten nadele van de verdachte?, Delikt en Delinkwent, nr. 31, 2001, afl.7. Mevis, P.A.M., Kooijmans, T., Herziening ten nadele, Sanders Instituut, Kluwer, Rotterdam, 2003, pag

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Van onderstaande zaken zijn nummer 0038 t/m 0052 in 2008 onder de aandacht gebracht. Zaak 0031 is zowel in 2006,

Nadere informatie

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar Samenvatting aangemelde strafzaken Toegangscommissie CEAS 2006/0001 wetenschapper Indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar een strafzaak, die heeft geleid tot onherroepelijke veroordelingen

Nadere informatie

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar zijn

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar zijn Samenvatting aangemelde strafzaken Toegangscommissie Dossiernummer: CEAS 2006/0001 wetenschapper Indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar een strafzaak, die heeft geleid tot onherroepelijke

Nadere informatie

Jaarverslag Toegangscommissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken 2009

Jaarverslag Toegangscommissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken 2009 Jaarverslag Toegangscommissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken 2009 Inleiding Voor u ligt het vierde voortgangsbericht van de Toegangscommissie van de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS). Na

Nadere informatie

Aangenomen en overgenomen amendementen

Aangenomen en overgenomen amendementen Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie Datum 20 december 2011 Betreffende wetsvoorstel: 32045 Wijziging

Nadere informatie

JAARVERSLAG 2006 COMMISSIE EVALUATIE AFGESLOTEN STRAFZAKEN

JAARVERSLAG 2006 COMMISSIE EVALUATIE AFGESLOTEN STRAFZAKEN JAARVERSLAG 2006 COMMISSIE EVALUATIE AFGESLOTEN STRAFZAKEN FEBRUARI 2007 Voorgeschiedenis De Commissie evaluatie afgesloten strafzaken (hierna: CEAS) is ingesteld naar aanleiding van de evaluatie van de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 113 Initiatiefnota van het lid Van Nispen: «Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald: een overheidsfonds voor onderzoek naar justitiële

Nadere informatie

WETSVOORSTEL WET HERVORMING HERZIENING TEN VOORDELE

WETSVOORSTEL WET HERVORMING HERZIENING TEN VOORDELE WETSVOORSTEL WET HERVORMING HERZIENING TEN VOORDELE Naam: Antoinette Roos Studentnummer: 838770807 Opleiding: Open Universiteit Nederland Studierichting: Masteropleiding Rechtsgeleerdheid Afstudeerrichting:

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446 Rapport Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446 2 Klacht Op 11 februari 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer X te Y, ingediend door de heer mr. G. Meijers, advocaat

Nadere informatie

Instructie: Rechtenteller

Instructie: Rechtenteller Instructie: Rechtenteller Korte omschrijving werkvorm De klas wordt in groepjes verdeeld en ieder groepje krijgt een casus. Daarin wordt een bekende of minder bekende strafrechtszaak besproken. Ook krijgt

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 204 26 027 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en enkele andere wetten met betrekking tot het

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 834 Wijziging van enige bepalingen in het Wetboek van Strafvordering inzake het rechtsgeding voor de politierechter en de mededeling van vonnissen

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014 Rapportnummer: 2014 /122 20 14/122 d e Natio nale o mb ud sman 1/5 Feiten

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032 Rapport Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de griffie van het gerechtshof Den Haag hem het arrest van 17 juli 2008 niet heeft toegestuurd met als gevolg

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 320 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 143 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 26 027 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en enkele andere wetten met betrekking tot het beroep

Nadere informatie

De nieuwe bril van de rechter

De nieuwe bril van de rechter De nieuwe bril van de rechter Edwin Kreulen 2:00, 11 oktober 2018 Studio Vonq Zijn de rechterlijke dwalingen definitief de wereld uit? Een wetswijziging leverde in zes jaar tijd een paar spectaculaire

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377

Rapport. Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377 Rapport Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant bij brief gedateerd 10 februari 2005 zijn

Nadere informatie

Voordracht in de zaak van Ina Post regiezitting 22 januari 2010.

Voordracht in de zaak van Ina Post regiezitting 22 januari 2010. OPENBAAR MINISTERIE RESSORTSPARKET s-hertogenbosch Voordracht in de zaak van Ina Post regiezitting 22 januari 2010. Geachte Voorzitter, leden van het Hof, De raadsman heeft namens Clasina Maria Post een

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 045 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met een hervorming van de regeling betreffende herziening ten voordele van de gewezen

Nadere informatie

`Voorheen kon ook zonder machtiging de raadsman de verdediging voeren voor zijn afwezige cliënt, sedert het Bouterse-arrest niet meer.

`Voorheen kon ook zonder machtiging de raadsman de verdediging voeren voor zijn afwezige cliënt, sedert het Bouterse-arrest niet meer. 3.8 Meningen van bevraagden ten aanzien van de verstekregeling 3.8.1 Verruiming mogelijkheden verdachte? Uit de verkregen reacties wordt duidelijk dat er uiteenlopende antwoorden zijn gegeven op de vraag

Nadere informatie

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329 Rapport Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) de gegevens van het arrest van het gerechtshof Arnhem van 20

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 Instantie Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 16-05-2012 Zaaknummer 20-002733-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

Embargo tot 18 okt. 2012, 12.30 uur

Embargo tot 18 okt. 2012, 12.30 uur Embargo tot 18 okt. 2012, 12.30 uur Toespraak van de Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen mr. Corinne Dettmeijer-Vermeulen Ter gelegenheid van de aanbieding van het rapport

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHARL:2017:2188 ECLI:NL:GHARL:2017:2188 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer 21-006632-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

Werkstuk Maatschappijleer putterse moordzaak

Werkstuk Maatschappijleer putterse moordzaak Werkstuk Maatschappijleer putterse moordzaak Werkstuk door een scholier 2339 woorden 19 januari 2009 6,5 13 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer Verslag van de Puttense moordzaak Op 9 januari 1994 wordt

Nadere informatie

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Voorwoord. Materieel strafrecht. Inleiding. 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid. De menselijke gedraging

Voorwoord. Materieel strafrecht. Inleiding. 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid. De menselijke gedraging Inhoud Voorwoord 9 Deel I Materieel strafrecht 11 1 Strafrecht 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid 13 13 14 18 I 4 5 II 6 7 8 9 10 11 De menselijke gedraging De gedraging Causaal

Nadere informatie

366. Wetsvoorstel hervorming herzieningsregeling (2008) ADVIES

366. Wetsvoorstel hervorming herzieningsregeling (2008) ADVIES 366. Wetsvoorstel hervorming herzieningsregeling (2008) ADVIES inzake het concept-voorstel van wet tot Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met een hervorming van de herzieningsregeling

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek ARRESTANTENVERZORGING Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek januari 2013 Doel van het strafproces / strafvordering = het nemen van strafvorderlijke beslissingen Bestaat uit =

Nadere informatie

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2], ECLI:NL:RBAMS:2013:3850 Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER Parketnummer: 13/737331-13 RK nummer: 13/2646 Datum uitspraak: 28 juni 2013 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 685 Regeling van DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000669-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: Gerechtshof te s-gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: (naam

Nadere informatie

Datum 23 november 2012 Onderwerp Nadere informatie n.a.v. de berichtgeving over de secretaris-generaal van mijn ministerie

Datum 23 november 2012 Onderwerp Nadere informatie n.a.v. de berichtgeving over de secretaris-generaal van mijn ministerie 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond. Rapport Een onderzoek naar klachten over het niet eerder seponeren van een strafzaak en over het doorsturen van een verzoek om schadevergoeding naar de rechtbank. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ1 Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2005 2006 30 320 Wijziging van het Wetboek van strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen

Nadere informatie

Datum 24 oktober 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de uitlevering van verdachten aan Rwanda

Datum 24 oktober 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de uitlevering van verdachten aan Rwanda 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 Instantie Datum uitspraak 12-02-2013 Datum publicatie 28-05-2013 Zaaknummer 21-004366-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

Belangen: Rechtenteller

Belangen: Rechtenteller Belangen: Rechtenteller Korte omschrijving werkvorm: De Amsterdamse zedenzaak is een heel heftige rechtszaak met volop media-aandacht. Zo n heftige zaak roept altijd veel reacties op bij het publiek. In

Nadere informatie

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015. ECLI:NL:RBROT:2015:7773 Instantie: Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak: 29-10-2015 Datum publicatie: 02-11-2015 Zaaknummer: 11/870399-12.ov Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277 Rapport Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) te Leeuwarden ten aanzien van de zelfmeldprocedure en elektronische

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop JURISPRUDENTIE STRAFRECHT Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop HR uitspraken 10 februari 2015 Beslissingen voorlopige hechtenis (Cassatie in het belang der wet) HR:2015:247 HR:2015:255 HR:2015:256

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Deze brochure 3. Dagvaarding 3. Bezwaarschrift 3. Rechtsbijstand 4. Slachtoffer 4. Inzage in uw dossier 4. Getuigen en deskundigen 5.

Deze brochure 3. Dagvaarding 3. Bezwaarschrift 3. Rechtsbijstand 4. Slachtoffer 4. Inzage in uw dossier 4. Getuigen en deskundigen 5. U MOET TERECHTSTAAN INHOUD Deze brochure 3 Dagvaarding 3 Bezwaarschrift 3 Rechtsbijstand 4 Slachtoffer 4 Inzage in uw dossier 4 Getuigen en deskundigen 5 Uitstel 5 Aanwezigheid op de terechtzitting 6 Verstek

Nadere informatie

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ECLI:NL:GHDHA:2015:80 Uitspraak Rolnummer: 22-002584-14 Parketnummers: 10-750263-13, 22-003524-12 (TUL) en 22-004272-11 (TUL) Datum uitspraak: 27 januari 2015 TEGENSPRAAK Gerechtshof Den Haag meervoudige

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 JUNI 2015 P.15.0599.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0599.N 1. M M P V D V, beklaagde, 2. D H N H, beklaagde, aangehouden om andere redenen, eisers, beiden met als raadsman mr. Thierry

Nadere informatie

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Bron : Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten (Belgisch Staatsblad,

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2018 30 Wet van 31 januari 2018 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Penitentiaire beginselenwet, de eginselenwet verpleging ter beschikking

Nadere informatie

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361 Rapport Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie te Dordrecht zijn verzoek om een voorwaardelijk sepot om te zetten in een onvoorwaardelijk

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:GHSHE:2017:978 ECLI:NL:GHSHE:2017:978 Instantie Datum uitspraak 17-02-2017 Datum publicatie 10-03-2017 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003836-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 475 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet internationale misdrijven, de Wet overlevering inzake oorlogsmisdrijven

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 Instantie Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-000203-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

Hoofdstukken strafprocesrecht. mr. LE.M. Hendriks mr. J.H. Klifman prof. mr. G.P.M.F. Mols prof.mr. Th.A. de Roos mr. J.

Hoofdstukken strafprocesrecht. mr. LE.M. Hendriks mr. J.H. Klifman prof. mr. G.P.M.F. Mols prof.mr. Th.A. de Roos mr. J. Hoofdstukken strafprocesrecht mr. LE.M. Hendriks mr. J.H. Klifman prof. mr. G.P.M.F. Mols prof.mr. Th.A. de Roos mr. J. Woretshofer Samsom H.D. Tjeenk Willink Alphen aan den Rijn 1992 Inhoud Voorwoord

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120

ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120 ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120 Instantie Datum uitspraak 27-09-2005 Datum publicatie 06-02-2006 Zaaknummer K05/0167 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 24-05-2017 Datum publicatie 09-08-2017 Zaaknummer 22-005150-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Gepubliceerd in Staatscourant 17 september 2007, nr. 179 / pag. 11

Gepubliceerd in Staatscourant 17 september 2007, nr. 179 / pag. 11 Gepubliceerd in Staatscourant 17 september 2007, nr. 179 / pag. 11 Klachtenregeling IGZ Artikel 1 1 Een ieder heeft het recht om over de wijze waarop de inspectie zich in een bepaalde aangelegenheid jegens

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam Datum: 30 december 2013 Rapportnummer: 2013/213 2 Feiten Verzoeker is

Nadere informatie

KLACHTREGELING WETENSCHAPPELIJKE INTEGRITEIT UNIVERSITEIT LEIDEN LEIDS UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM

KLACHTREGELING WETENSCHAPPELIJKE INTEGRITEIT UNIVERSITEIT LEIDEN LEIDS UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM KLACHTREGELING WETENSCHAPPELIJKE INTEGRITEIT UNIVERSITEIT LEIDEN & LEIDS UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM Inhoudsopgave Preambule... 1 1. Definities... 2 2. Algemeen... 3 3. Vertrouwenspersoon... 3 4. Commissie;

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde Nr. 129 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5286 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 13-12-2016 Zaaknummer 23-000227-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 2030, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445 Rapport Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445 2 Klacht Op 5 december 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer H. te Arnhem, ingediend door de heer F. te Doorwerth, met

Nadere informatie

Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie.

Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie. Rapport Ingetrokken of niet? Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over het Openbaar Ministerie te Rotterdam,

Nadere informatie

Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen.

Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen. Excellentie, Met uw brief van 23 april 2008 hebt u ons ter consultatie toegezonden het conceptwetsvoorstel Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie. Het conceptwetsvoorstel geeft ons aanleiding

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:GHSHE:2015:738 ECLI:NL:GHSHE:2015:738 Instantie Datum uitspraak 09-03-2015 Datum publicatie 09-03-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003525-14 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 85 Wet van 28 februari 2013 tot implementatie van richtlijn nr. 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende

Nadere informatie

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11 ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere

Nadere informatie

U moet terechtstaan. Inhoud

U moet terechtstaan. Inhoud U moet terechtstaan Inhoud Deze brochure 3 Dagvaarding 3 Bezwaarschrift 3 Rechtsbijstand 4 Slachtoffer 4 Inzage in uw dossier 4 Getuigen en deskundigen 5 Uitstel 5 Aanwezigheid op de terechtzitting 6 Verstek

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten van de mogelijkheden tot opsporing, vervolging, alsmede het voorkomen

Nadere informatie

Verdieping: DNA alleen onvoldoende bewijs

Verdieping: DNA alleen onvoldoende bewijs Verdieping: DNA alleen onvoldoende bewijs Korte omschrijving werkvorm: De leerlingen luisteren naar een radiofragment van Goedemorgen Nederland en lezen een tekst uit dagblad Trouw over de bewijsvoering

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 JULI 2014 P.14.0969.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0969.N B., veroordeelde tot vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Kris Luyckx, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 AUGUSTUS 2015 P.15.1158.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1158.N Y M, verzoekster tot voorlopige invrijheidstelling, gedetineerd, eiseres, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 116 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van richtlijn nr. 2016/800/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 DECEMBER 2016 P.16.1103.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.1103.N PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN CASSATIE, verzoeker tot vernietiging van een vonnis, eiser, inzake van M V, beklaagde.

Nadere informatie

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293 Rapport Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie hem in de beschikking van 25 februari 2004 op zijn bezwaarschrift

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 01-06-2017 Datum publicatie 01-06-2017 Zaaknummer 09/852030-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie