Allochtone vrouwen op de arbeidsmarkt

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Allochtone vrouwen op de arbeidsmarkt"

Transcriptie

1 Ans M erens * Allochtone vrouwen op de arbeidsmarkt De arbeidsdeelname van allochtone vrouwen is de afgelopen jaren gestegen. Zij volgen daarmee de algemene trend van een toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen in Nederland. Toch is het aandeel werkende Turkse en Marokkaanse vrouwen nog duidelijk lager dan onder Surinaamse, Antilliaanse en autochtone vrouwen. Aan de hand van een aantal factoren ontleend aan de human-capital-benadering en integratietheorieën, is nagegaan welke de determinanten zijn voor de arbeidsdeelname van de verschillende groepen vrouwen. Het opleidingsniveau blijkt voor alle groeperingen de belangrijkste factor te zijn voor de arbeidsdeelname. Daarnaast zijn voor Turkse, Marokkaanse en Antilliaanse vrouwen de migratiegeschiedenis en de samenstelling van het huishouden van invloed. Het verschilt per groep op welke wijze deze factoren van belang zijn voor de arbeidsdeelname. Elke groep heeft haar eigen specifieke patroon. Inleiding Een van de belangrijkste ontwikkelingen op de Nederlandse arbeidsmarkt in de afgelopen twintig jaar is de sterk toegenomen deelname van vrouwen. In 1980 had 30% van de vrouwen van jaar een baan, in 1990 gold dat voor 39% en in 1997 was dit 47% (SCP, 1998: 222). De stijging heeft zich vooral voorgedaan onder (gehuwde) vrouwen met minderjarige kinderen. Het wordt, met andere woorden, steeds meer gebruikelijk dat moeders betaalde arbeid verrichten. Veelal wordt in onderzoeken naar de arbeidsmarktdeelname van vrouwen ingegaan op (relevante) factoren als gezinssituatie en opleidingsniveau. Een differentiatie naar etnische herkomst wordt vrij weinig gemaakt. In de Sociale Atlas van de vrouw, deel 3 (Hooghiemstra & Niphuis-Nell, 1995) is de arbeidsdeelname van allochtone vrouwen in Nederland voor het eerst systematisch in kaart gebracht. Daaruit kwam naar voren dat de lagere arbeidsparticipatie van allochtone vrouwen niet alleen kan worden toegeschreven aan hun gemiddeld lagere opleidingsniveau maar ook aan verschillen in huishoudenssituatie en migratiekenmerken. Ten opzichte van autochtone vrouwen worden Turkse en Marokkaanse vrouwen op relatief jonge leeftijd moeder. Surinaamse en Antilliaanse vrouwen zijn relatief vaak alleenstaande moeders. Verder bleek dat de meeste volwassen allochtone vrouwen relatief kort in Nederland woonden, hetgeen ook als een nadeel voor de arbeidsmarktparticipatie kan worden gezien. De vraag is nu hoe de arbeidsdeelname van allochtone vrouwen zich sinds de eerste helft van de jaren negentig heeft ontwikkeld en ol daarbij (nog steeds) dezelfde factoren een rol spelen. In dit artikel1 komt eerst een bespreking aan bod van een aantal theorieën die relevant zijn voor de arbeidsmarktpositie van allochtone vrouwen. Daarna wordt op basis van recente data ingegaan op de ontwikkeling van de arbeidsmarktparticipatie van allochtone vrouwen in de afgelopen jaren. Vervolgens * Ans Merens is als onderzoeker werkzaam bij het Sociaal en Cultureel Planbureau. 278 Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken , nr 3

2 wordt in kaart gebracht welke factoren bepalend zijn voor de arbeidsdeelname van allochtone en autochtone vrouwen. Theorieën Er bestaan verschillende theorieën die betrekking hebben op de arbeidsmarktpositie van zowel allochtonen als vrouwen. Deze theorieën bieden verklaringen voor de verschillen in kans op werk (en werkloosheid) voor deze groepen. De theorie die de meeste aanknopingspunten biedt voor de beantwoording van de vraagstelling is de human-capital-theorie. Specifiek voor allochtonen zijn integratietheorieën relevant. Deelname aan de arbeidsmarkt is een van de belangrijke aspecten van integratie. Aan de integratietheorieën kunnen beschrijvingen en verklaringen van de inhoud en het tempo van het integratieproces van allochtonen worden ontleend. Human-capital-theorieën Een individualistische theorie, die betrekking heeft op de aanbodkant van de arbeidsmarkt is de human-capital-benadering (Becker, 1975). Volgens deze uit de economie afkomstige theorie kunnen mensen, net als machines, als kapitaal worden beschouwd. Investeringen in mensen kosten enerzijds geld, maar brengen op langere termijn opbrengsten in de vorm van productiviteit voort. De belangrijkste investeringen vormen opleidingen en andere vormen van scholing (bedrijfsspecifieke training of taalcursussen). Maar ook relevante werkervaring kan de productiviteit van een werknemer vergroten. Hoe langer iemand een zelfde beroep uitoefent, des te beter zal hij of zij daarin worden. Volgens de human-capital-benadehng zullen werkgevers de voorkeur geven aan een kandidaat met de meest geschikte opleiding en/of meeste werkervaring omdat zij daarvan de hoogste productiviteit ver wachten. Vrouwen en allochtonen zijn in dat opzicht om verschillende redenen in het nadeel. Vrouwen beschikken in het algemeen over minder menselijk kapitaal doordat hun opleidingsniveau lager is dan dat van mannen. Deze verklaring begint overigens wel aan kracht in te boeten nu de jongste generatie vrouwen (tot 30 jaar) beter opgeleid is dan hun mannelijke leeftijdgenoten (SCP, 1998: 218).Verder is het voor het menselijk kapitaal van een aanzienlijk aantal vrouwen nadelig dat zij voor een aantal jaren uit het arbeidsproces zijn gestapt vanwege de zorg voor kinderen. Op het moment dat zij weer willen herintreden missen zij dus een aantal jaren werkervaring in vergelijking met werknemers met een zelfde opleidingsniveau en van dezelfde leeftijd. Daarnaast is het goed mogelijk dat hun menselijk kapitaal zelfs is verminderd doordat hun opleiding of werkervaring inmiddels zijn verouderd. Ook voor allochtonen geldt dat hun menselijk kapitaal lager wordt ingeschat door werkgevers vanwege hun lagere opleidingsniveau. Wel moet hierbij worden aangetekend dat het scholingsniveau van Turken en Marokkanen veel lager ligt dan van Surinamers en Antillianen. De laatsten zijn slechts iets lager opgeleid dan de autochtonen (Tesser et al., 1999). Daarnaast beschikken allochtonen om specifieke redenen over minder menselijk kapitaal. Voor degenen die als volwassenen zijn gemigreerd (meestal aangeduid als de eerste generatie) en degenen die als kind zijn gemigreerd (vaak aangeduid als de tussengeneratie) geldt dat zij hun opleiding geheel of gedeeltelijk in het land van herkomst hebben gevolgd. Voor werkgevers is het vaak moeilijk de inhoud van deze opleidingen op hun waarde te schatten, wat in de hand wordt gewerkt doordat buitenlandse diploma's niet altijd worden erkend in Nederland. Wellicht gaat het soms ook om opleidingen van minder niveau dan vergelijkbare opleidingen in Nederland. Verder is het mogelijk dat opleidingen in het land van herkomst minder toepasbaar zijn in de Nederlandse samenleving (Kee, 1998) zodat deze investeringen (in de ogen van werkgevers) relatief minder productiviteit genereren dan in Nederland gevolgde opleidingen. Ten slotte kunnen allochtonen, met name degenen die hier op latere leeftijd zijn gekomen, hinder ondervinden bij het vinden van werk doordat hun Nederlandse-taalbeheersing soms minder goed is. Het zal van het soort werk afhangen in hoeverre dit een nadeel vormt. Werk in hogere functies stelt meer eisen aan Nederlandse taalvaardigheid dan werk in lagere functies. Analoog aan de hiervoor gevolgde economische benadering van menselijk kapitaal, kunnen ook andere vormen van kapitaal een rol spelen bij de verklaring van de arbeidsmarkt Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken , nr 3 279

3 positie van allochtone vrouwen. Het gaat dan om het sociaal en het cultureel kapitaal waarover individuen beschikken Bourdieu, 1990). Bij het sociaal kapitaal valt te denken aan sociale netwerken waarvan mensen deel uitmaken en die behulpzaam kunnen zijn bij het vinden van werk. Bij het cultureel kapitaal gaat het vooral om het hebben van een bepaalde houding tegenover betaald werk, tot uiting komend in kennis en vaardigheden gericht op het verkrijgen van een baan. Integratietheorieën Specifiek voor allochtonen zijn theorieën over het integratieproces relevant.2 Er zijn diverse definities van integratie in omloop. In de discussie die onlangs weer is opgelaaid, wordt integratie soms als synoniem voor aanpassing opgevat, in de zin van volledige overname door allochtonen van normen en waarden van de ontvangende samenleving. Op deze plaats wordt een ruimere omschrijving van integratie gehanteerd. In navolging van Entzinger (1984) betekent deze omschrijving van integratie dat een zekere mate van autonomie mogelijk blijft, terwijl tegelijk sprake is van enige aanpassing. Naast dit houdingsaspect betreft integratie ook een gedragsaspect. Concreet gaat het vooral om de mate waarin allochtonen participeren in de diverse sferen van de maatschappij, met name de kerninstituties onderwijs en arbeidsmarkt. Dit wordt ook wel formele participatie genoemd. Daarnaast kan informele participatie als onderdeel van het integratiebegrip worden onderscheiden. Hiermee wordt gedoeld op de informele contacten tussen allochtonen en autochtonen (Veenman, 1995a). Het belang van een ontleding van het begrip integratie in meerdere delen is dat integratie op één terrein kan plaatsvinden en op een ander terrein niet of nog niet. Sommige auteurs hebben geprobeerd uitspraken te doen over de volgorde waarin de verschillende onderdelen van integratie zich bij allochtonen voordoen. Volgens Gordon (1964) vindt eerst integratie op het culturele vlak plaats, dat wil zeggen het overnemen van de normen en waarden van de ontvangende samenleving. Daarna zou structurele integratie, overeenkomend met het eerder genoemde begrip formele participatie, onder meer op de arbeidsmarkt, volgen. Anderzijds stelt Gordon dat als structurele integratie als eerste optreedt, de andere vormen van integratie automatisch zullen volgen. Empirisch onderzoek (Merens & Veenman, 1992) wijst eveneens op een wisselwerking tussen houding en gedrag. Allochtonen die in een nieuwe samenleving komen, moeten waarschijnlijk eerst een bepaalde mate van gewenning doormaken voordat zij kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt en eventueel het onderwijs. Vervolgens leidt het deelnemen aan deze instituties door de contacten die men daar met autochtonen opdoet (sociaal kapitaal) tot een betere kennis van de samenleving en een (verdere) overname van normen en waarden (cultureel kapitaal). Hieruit kan als verwachting worden afgeleid dat nieuwkomers vermoedelijk pas na verloop van tijd aan de arbeidsmarkt zullen deelnemen. Ook wordt in de literatuur over integratie ingegaan op het verloop van integratieprocessen over een langere periode. In alle theorieën op dit terrein wordt er vanuit gegaan dat integratie de nodige tijd in beslag neemt.volgens sommigen duurt het drie generaties voordat sprake is van integratie van een allochtone groepering in de ontvangende samenleving (Glazer & Moynihan, 1963). Anderen menen dat het tempo van integratie per groep kan verschillen. Het is afhankelijk van onder meer de grootte van de groep, kenmerken van de groep, de houding van de ontvangende samenleving en de feitelijke mogelijkheden voor deelname aan belangrijke sferen, zoals de arbeidsmarkt (Esser, 1980; Gordon, 1964; Penninx, 1988). Hoe dan ook, in geen enkele theorie wordt het aannemelijk geacht dat een eerste generatie in alle opzichten geïntegreerd is. Verwacht kan dus worden dat de arbeidsdeelname van de eerste generatie allochtone vrouwen lager is dan die van de tweede generatie. Inzichten uit de hiervoor besproken human-capital-benadering leiden er verder toe dat het zinvol is bij de eerste generatie een onderscheid te maken naar de leeftijd waarop allochtonen zijn gemigreerd. Degenen die als kind zijn gekomen hebben bijvoorbeeld de kans gehad het grootste deel van hun human Capital in Nederland op te bouwen, terwijl de volwassen migranten die kans niet of veel minder hebben. Over verschillen in het integratieproces tussen allochtone vrouwen en mannen worden in de integratietheorieën overigens geen uitspraken gedaan. Het blijft hier dus bij algemene verwachtingen over 280 Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken , nr 3

4 zonder onder integratie van allochtonen, scheid naar geslacht. Bruikbaarheid van theorieën Elk vanuit een andere invalshoek geven de hier besproken theorieën mogelijke verklaringen voor de arbeidsdeelname vair vrouwen èn allochtonen. Aan de hum an-c apital-benadering is een aantal goed te kwantificeren variabelen als opleiding, land van opleiding en migratieleeftijd te ontlenen. De integratietheorieën vestigen vooral de aandacht op specifieke (migratie)kenmerkenvan allochtonen, zoals de verblijfsduur, het al dan niet behoren tot de eerste generatie en (in combinatie met de human-capitalbenadering) de migratieleeftijd. Tevens kunnen verschillen in kenmerken van de verschillende allochtone groeperingen van belang zijn voor de arbeidsdeelname. In het voorgaande zijn enkele relevante verschillen in huishoudsituatie tussen Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse vrouwen naar voren gekomen. Kortom: met behulp van het beschikbare datamateriaal (SPVA'98) zal in het hiernavolgende de arbeidsdeelname van allochtone vrouwen aan de hand van een drietal groepen variabelen worden geanalyseerd, namelijk opleidingsniveau, migratiekenmerken en huishoudsituatie. Empirische resultaten Data De belangrijkste bron die hier wordt gebruikt is de survey Sociale Positie en Voorzieningengebruik Allochtonen 1998 van het Instituut voor Sociologisch-Economisch Onderzoek (ISEO) van de Erasmus Universiteit Rotterdam en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Deze survey, die eens per drie ä vier jaar wordt gehouden, is specifiek gericht op de vier grootste minderheidsgroeperingen in Nederland, te weten Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen (inch Arubanen). Etnische herkomst is daarbij bepaald aan de hand van het geboorteland van de persoon en het geboorteland van de ouders. Er is gebruik gemaakt van een getrapte steekproef. Eerst is een selectie gemaakt vair 13 grote en middelgrote gemeenten, waar ongeveer 80% van deze groeperingen woonachtig is. Vervolgens is uit de bevolkingsregisters een a-selecte huishoudenssteekproef getrokken onder de vier groeperingen, alsmede onder een autochtone referentiegroep. Bij de benadering van Turkse en Marokkaanse respondenten is met tweetalige enquêteurs gewerkt, allen van Turkse of Marokkaanse afkomst. Surinaamse en Antilliaanse respondenten zijn ondervraagd door Surinaamse, A ntilliaanse of autochtone enquêteurs, autochtonen alleen door autochtone enquêteurs. Aan de hoofden van huishoudens is een uitgebreide vragenlijst over diverse onderwerpen (onderwijs, arbeid, huisvesting, sociale contacten, culturele integratie) voorgelegd. De overige gezinsleden (vanaf 12 jaar) kregen een beperkte vragenlijst. Daardoor zijn voor de meeste vrouwen niet dezelfde gegevens beschikbaar als voor mannen. Er zijn echter voldoende gegevens over allochtone vrouwen beschikbaar om hun arbeidsdeelname aan een nadere analyse te onderwerpen. Totaal bevat de SPVA'98 gegevens over ruim respondenten. De SPVA'94, die ook als bron voor dit artikel is gebruikt, bevat ruim respondenten. De uitkomsten van de verschillende jaargangen van de SPVA kunnen representatief worden geacht voor de totale populaties van Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen in Nederland.Voor de autochtone controlegroep in de SPVA geldt dit niet; autochtone bewoners van stedelijke gebieden zijn in deze steekproef oververtegenwoordigd. O ntw ikkeling van de arbeidsdeelnam e In Tabel 1 worden de ontwikkelingen in arbeidsdeelname van allochtone en autochtone vrouwen weergegeven. In dit artikel wordt de aandacht gericht op de netto-arbeidsdeelname. Daarmee wordt bedoeld het aantal personen dat minstens 12 uur per week werkt als percentage van alle personen in de leeftijd van jaar. De keuze voor netto-arbeidsdeelname is gemaakt omdat dan duidelijk is dat het om personen gaat die daadwerkelijk een relatie met de arbeidsmarkt hebben en die daarvoor zaken moeten regelen (bijvoorbeeld kinderopvang of hun werktijden op zorgtaken afstemmen). Bij de bruto-arbeidsdeelname is dat minder duidelijk. Deze maat heeft betrekking op alle personen met een baan van m instens 12 uur tezamen met werklozen die op zoek zijn naar een baan van eveneens minstens 12 uur. Onder de Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken , nr 3 281

5 Tabel 1 Netto-arbeidsparticipatiegraad van de bevolking van jaar (excl. schoolgaanden) naar sekse en etnische herkomst, 1994 en 1998 (in procenten) Turken Marokkanen Surinamers Antillianen/ Arubanen autochtonen totale Nederlandse bevolking1 vrouwen mannen a Op basis van de EBB'98, incl. schoolgaanden Bron; ISEO (SPVA'94); ISEO/SCP (SPVA'98); CBS (EBB'94 en '98) laatsten is niet altijd met zekerheid vast te stellen wie er daadwerkelijk beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. De tabel laat op basis van de SPVA'94 en SPVA'98 duidelijk zien dat de arbeidsdeelname van allochtone vrouwen, net als die van alle vrouwen, in de afgelopen jaren is toegenomen. Marokkaanse vrouwen hebben in dat opzicht de grootste groei doorgemaakt; hun participatie nam van toe met 42%. Ook de stijging van de arbeidsdeelname van Surinaamse en Turkse vrouwen is niet onaanzienlijk. Bij de Surinaamse vrouwen is de stijging dusdanig dat zij nu een hogere netto-participatie hebben dan autochtone vrouwen (in vergelijkbare gemeenten). Ondanks de sterke toename is de arbeidsdeelname van Turkse en Marokkaanse vrouwen nog relatief laag. Rond een vijfde van hen heeft een baan. De arbeidsdeelname van Surinaamse, Antilliaanse/Arubaanse en autochtone vrouwen ligt daarentegen op een veel hoger niveau. Bijna de helft van hen verricht betaalde arbeid. Ook bij de mannen is in de periode sprake van een groei van de netto-arbeidsparticipatie. Vooral bij de Marokkaanse mannen en, in iets mindere mate, bij de Surinaamse en Antilliaanse/Arubaanse mannen, is het aandeel werkenden flink toegenomen. Zowel voor allochtone mannen als vrouwen geldt dat de werkloosheid onder invloed van de gunstige economische ontwikkelingen in de afgelopen jaren flink is afgenomen. Bij de m annen is de ontwikkeling nog iets sterker geweest dan voor de vrouwen, uitgezonderd de Surinaamse vrouwen (Tesser et al., 1999). M igratie-achtergronden De migratiegeschiedenis van Turken en Marokkanen verschilt duidelijk van die van Surinamers en Antillianen. Turkse en Marokkaanse mannen werden in de jaren zestig en begin jaren zeventig geworven voor laaggeschoold werk in de Nederlandse industrie. Hun echtgenotes en kinderen kwamen vaak jaren later naar Nederland. De verblijfsduur van deze vrouwen is dus korter dan die van hun mannen. Daarentegen had de migratie van Surinamers en Antillianen naar Nederland aanvankelijk vooral een elite-karakter (Van Hulst, 1997). In de jaren zestig en zeventig kwamen jonge Surinaamse en Antilliaanse mannen en vrouwen om hier te studeren. Daarnaast kwam in de periode rond de onafhankelijkheid van Suriname (1975) een grote groep mensen naar Nederland. Deze groep bestond uit alle lagen van de bevolking. Onder de Antilliaanse migranten bevonden zich sinds eind jaren vijftig ook mensen die vooral voor werk naar Nederland kwamen. Pas met de grote werkloosheid in de jaren tachtig op de Antillen kwam dit motief nadrukkelijker naar voren. De afgelopen vijftien jaar zijn vooral mannen en vrouwen uit de lagere sociaal-economische klassen naar Nederland gemigreerd. De migratie vanuit de Antillen naar Nederland is dus in de loop van de tijd sterk van karakter veranderd. Langzamerhand neemt onder de allochtone groeperingen in Nederland het belang toe van de tweede generatie, dus degenen die hier zijn geboren. Toch is deze generatie nog niet zo oud dat ze op de arbeidsmarkt de boventoon voert. D e categorie jaar, dus de potentiële beroepsbevolking, bestaat bij de vier minderheidsgroeperingen voor ongeveer vijftien procent uit leden van de tweede generatie. Verder moet worden bedacht dat nog steeds volwassenen uit Tbrkije, Marokko, Suriname en de Nederlandse Antillen naar Nederland komen, 282 Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken , nr 3

6 voor wat betreft de eerste drie landen veelal als huwelijksmigranten. Daardoor wordt de eerste generatie steeds aangevuld met nieuwkomers. In Tabel 2 zijn cijfers opgenomen over de arbeidsdeelname naar de leeftijd waarop allochtone vrouwen naar Nederland zijn gekomen. Bij de Tbrkse en Marokkaanse vrouwen is de arbeidsdeelname het hoogst in de categorie die hier is geboren of als jong kind (tot 6 jaarj naar Nederland is gekomen. Zij hebben immers een gunstiger uitgangspositie om de Nederlandse taal te leren, een Nederlandse opleiding te volgen, over de juiste netwerken te beschikken en, meer in het algemeen, van de Nederlandse normen en waarden kennis te nemen. Turkse en Marokkaanse vrouwen die op volwassen leeftijd zijn gekomen en vóór 1981 zijn gemigreerd, werken het minste van allen. Het gaat hier vooral om vrouwen die, zoals hiervoor genoemd, hun echtgenoten in het kader van gezinshereniging zijn gevolgd. De veel h o gere arbeidsparticipatie van later gemigreerde Tbrkse vrouwen van de eerste generatie springt in het oog. De voortgaande migratie in het kader van een huwelijk heeft voor de arbeidsparticipatie van Turkse vrouwen blijkbaar niet onmiddellijk negatieve gevolgen. Bij Marokkaanse vrouwen ligt dat anders. Voor hen geldt dat de verschillen in arbeidsdeelname tussen de tweede generatie en de anderen groot is. Doordat de tweede generatie echter nog gering in omvang is, legt deze categorie weinig gewicht in de schaal als het gaat om de totale arbeidsparticipatie van de Marokkaanse vrouwen. Bij de Surinaamse vrouwen is er duidelijk minder verschil in arbeidsdeelname naar migratieleeftijd. Wel is de participatie van vrouwen die vóór 1981 zijn gekomen als volwassenen wat lager dan van de andere vrouwen. Verder blijkt uit Tabel 2 dat de Antilliaanse/Arubaanse vrouwen die vóór 1981 migreerden vaker een baan hebben dan degenen die later kwamen. Vermoedelijk is dit toe te schrijven aan het eerder genoemde relatief hoge opleidingsniveau van de vroegere Antilliaanse migranten. Ook is bij Antilliaanse en Arubaanse vrouwen de arbeidsdeelname van de tweede generatie relatief hoog. Net als bij de Tbrkse en Marokkaanse vrouwen blijkt het voor de A ntilliaanse vrouwen niet gunstig voor de latere kansen op werk, om na het zesde jaar te migreren. Wordt de arbeidsdeelname niet naar migratieleeftijd en -periode beschouwd, maar afzonderlijk naar verblijfsduur dan blijkt ook hier een samenhang (niet in tabel).voor alle groeperingen geldt dat de arbeidsdeelname duidelijk het laagst is in de categorie die nog kort (korter dan 5 jaar) in Nederland verblijft. Nieuwkomers beschikken nog over te weinig economisch, maar ook sociaal en cultureel kapitaal dat in Nederland bruikbaar is: zij moeten nog wennen aan de Nederlandse samenleving, de taal leren en eventueel extra scholing volgen. Daarnaast geldt voor vele pas gemigreerde vrouwen dat zij jonge kinderen hebben. Omgekeerd geldt echter niet dat de arbeidsdeelname bij een lange verblijfsduur het hoogst ligt. Tbrkse, Marokkaanse en Surinaamse vrouwen met een middellange verblijfsduur (5-9 jaar of jaar) werken het Tabel 2 Netto-arbeidsparticipatie van vrouwen van jaar (excl. schoolgaanden) naar leeftijd bij migratie naar Nederland, migratieperiode en etnische herkomst, 1998 (in procenten) Turken Marokkanen Surinamers Antillianen /Arubanen In Nederland geboren of vóór het zesde jaar gekomen jaar jaar jr/na 1980 gemigreerd jr/voor 1981 gemigreerd n(=100%) Bron: ISEO/SCP (SPVA'98) Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken , nr3 283

7 vaakst van de vrouwen van de eerste generatie. Alleen bij de Antilliaanse/Arubaanse vrouwen is de arbeidsdeelname hoger naarmate de verblijfsduur langer is. De steeds hogere arbeidsdeelname in elke langer hier verblijvende categorie vrouwen is vermoedelijk een weerspiegeling van de in de loop der tijd veranderde samenstelling van de groep Antilliaanse/Arubaanse migranten. De rol van opleiding In het voorafgaande is vanuit de hum an-capital-benadering al het nodige gezegd over de relatie tussen opleiding en het krijgen van een baan. Daarnaast is voor vrouwen de relatie tussen werken en opleidingsniveau nog op een andere manier van belang. Onder autochtone vrouwen blijven hoog opgeleiden veel vaker dan laag opgeleiden werken na de geboorte van hun eerste kind (Hooghiemstra fit Niphuis- Nell, 1993). Voor hoger opgeleide vrouwen brengt stoppen met werken veel meer verlies van human Capital met zich mee, in termen van loon(stijging) en van carrièremogelijkheden. Bovendien zijn de kosten van kinderopvang beter op te brengen door hoger opgeleiden die vaker blijven werken dan lager opgeleiden, zeker als er in deeltijd wordt gewerkt. Tabel 3 laat voor vrouwen uit alle groeperingen een duidelijke relatie zien tussen arbeidsparticipatie en opleidingsniveau. In het algemeen geldt: hoe hoger het opleidingsniveau, des te groter het aandeel werkenden. Vrouwen met een vwo/hbo/wo-diploma hebben twee a drie keer zo vaak een baan als vrouwen die alleen lager/basisonderwijs hebben doorlopen. Allochtone vrouwen die geen enkele opleiding hebben afgerond, hebben nog minder vaak werk dan degenen die alleen basisonderwijs hebben gevolgd. Opmerkelijk is dat het aandeel werkenden hoger is onder Turkse en vooral Marokkaanse vrouwen met een mbo/havodiploma dan onder degenen met een vwo/ hbo/wo-diploma. Hiervoor is niet direct een verklaring aan te voeren. Vergelijking van de diverse groeperingen leert dat de arbeidsparticipatie van Turkse en Marokkaanse vrouwen binnen elk opleidingsniveau lager is dan dat van andere vrouwen. Bij Antilliaanse/Arubaanse vrouwen valt op dat degenen met alleen basisschool minder vaak werken dan autochtone vrouwen op dit opleidingsniveau. Daarentegen is de arbeidsparticipatie van Antilliaanse/Arubaanse vrouwen met minstens een vbo/mavo-diploma hoger dan of vergelijkbaar met die van autochtone vrouwen. Een andere belangrijke uitkomst in Tabel 3 is dat Surinaamse vrouwen, ongeacht hun opleidingsniveau, vaker werken dan autochtone vrouwen. Bij Surinaamse vrouwen varieert hun arbeidsdeelname wel enigszins met hun opleidingsniveau, maar niet zo sterk als bij autochtone vrouwen. Hun gerichtheid op werk is in het algemeen sterk te noemen. Tot nu toe is alleen gekeken naar het opleidingsniveau. Volgens de hum an-capital-thtom zou het verschil moeten uitmaken waar het menselijk kapitaal in de vorm van scholing is gevormd. De gegevens uit de SPVA'98 laten zien dat dit inderdaad het geval is. De arbeidsdeelname van vrouwen die hun opleiding gedeeltelijk of geheel in Nederland hebben ge- Tabel 3 Netto-arbeidspartidpatie van vrouwen van jaar (excl. schoolgaanden) naar hoogste afgeronde opleiding en etnische herkomst, 1998 (in procenten) Turken Marokkanen Surinamers Antillianen /Arubanen autochtonen Geen opleiding afgerond 12 5 T l 15 - Basisonderwijs vbo/mavo mbo/havo vwo/hbo/woa n(=100% ) a Vanwege de geringe aantallen respondenten met hbo/wo-diploma zijn zij samengevoegd met de vwo-opgeleiden. Bron: ISEO/SCP (SPVA'98) 284 Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken , nr 3

8 volgd is veel hoger dan van degenen die alleen in het land van herkomst naar school zijn geweest. Opmerkelijk is dat de groep die zowel in het herkomstland als in Nederland een opleiding heeft gevolgd vaker werkt dan de groep die alleen in Nederland is opgeleid. Wellicht is een deel van de groep die verder gaat studeren in Nederland, al relatief hoog opgeleid. Werken en de sam enstelling van het huishouden Naast de hiervoor besproken factoren, die direct of indirect aan de hum an-capital-theorie ontleend kunnen worden is het al dan niet zorgen voor kinderen een andere belangrijke factor voor de arbeidsdeelname van vrouwen in het algemeen. Zoals in de inleiding vermeld, blijft tegenwoordig een toenemende groep vrouwen na de geboorte van kinderen aan het werk, bijna altijd in deeltijd. Niettemin is er nog steeds een aanzienlijke groep vrouwen in de vruchtbare leeftijd die niet aan de arbeidsmarkt deelneemt. Ten aanzien van het proces van gezinsvorming zijn er tussen allochtone en autochtone vrouwen een aantal belangrijke verschillen aan te wijzen. Turkse en, in iets mindere mate, Marokkaanse vrouwen trouwen op relatief jonge leeftijd en krijgen jonger (op gemiddeld 24- respectievelijk 25-jarige leeftijd) dan autochtone vrouwen (29 jaar) hun eerste kind (Sprangers, 1998). Ook is het gemiddelde kin dertal bij Turkse en Marokkaanse vrouwen groter. Hierbij moet worden opgemerkt dat de leeftijd waarop zij moeder worden al geruime tijd stijgt en dat - hiermee samenhangend - het aantal kinderen afneemt. Surinaamse en Antilliaanse vrouwen krijgen op iets oudere leeftijd dan dehirkse en Marokkaanse vrouwen maar op jongere leeftijd dan de autochtone vrouwen hun eerste kind (gemiddeld 27 a 26 jaar). Hun gemiddeld kin dertal wijkt weinig af van dat van autochtone vrouwen. Een demografisch kenmerk waarop Surinaamse en Antilliaanse vrouwen wèl duidelijk verschillen van autochtone (alsmede Turkse en Marokkaanse) vrouwen is het grote aandeel eenoudergezinnen onder deze huishoudens. Ongeveer een vijfde, respectievelijk 30% van hen is alleenstaande moeder. Ter vergelijking: bij de autochtonen geldt dit voor ongeveer 6% (Hooghiemstra & Merens, 1999: 20). Vanwege de hier boven genoemde verschillen tussen allochtone en autochtone vrouwen zal de arbeidsdeelname in deze paragraaf in samenhang met diverse aspecten van de samenstelling van het huishouden worden besproken. In Tabel 4 wordt de arbeidsdeelname onderscheiden naar verschillende huishoudenstypen. Duidelijk is te zien dat de inwonende Turkse en Marokkaanse vrouwen - vrouwen die doorgaans (nog) geen kinderen hebben - het vaakst werken. Bij zowel Turkse als Marokkaanse vrouwen is het gebruikelijk enige jaren thuis te blijven wonen na het verlaten van de opleiding. In deze periode is de arbeidsparticipatie hoog. Aan de cijfers over alleenstaande Turkse en Marokkaanse vrouwen kan niet zoveel waarde worden gehecht, omdat deze leefvorm heel weinig voorkomt in deze groeperingen. Turkse en Marokkaanse vrouwen die getrouwd zijn en (nog) geen kinderen hebben werken beduidend minder dan inwonende kinderen of alleenstaanden. De huwelijksda- Tabel 4 Netto-arbeidsparticipatie van vrouwen van jaar (excl. schoolgaanden) naar samenstelling van het huishouden waartoe zij behoren en etnische herkomst, 1998 (in procenten) Turken Marokkanen Surinamers Antillianen /Arubanen autochtonen inwonend alleenstaande met partner en evt. anderen met partner en kinderen alleenstaande ouder anders n(=100%) Bron: ISEO/SCP (SPVA'98) Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken , nr3 285

9 tum is kennelijk een moment waarop velen van hen stoppen met werken. Bovendien hebben Marokkaanse vrouwen met kinderen veel minder vaak een baan dan Marokkaanse vrouwen die wel zijn getrouwd maar (nog) geen kinderen hebben. Het lijkt erop dat bij deze groep ook het krijgen van kinderen samengaat met het zich (verder) terugtrekken van de arbeidsmarkt. Bij de Turkse vrouwen is dat veel minder het geval. Bij de Surinaamse en Antilliaanse/Arubaanse vrouwen is de samenhang tussen arbeidsparticipatie en huishoudenssamenstelling van een geheel andere aard, zo blijkt uit tabel 4. Bij hen is de participatie het hoogste in de categorie die samenwoont met een partner en geen kinderen heeft. Ook de Surinaamse en Antilliaanse vrouwen die met partner en met kinderen wonen, werken vrij vaak, terwijl de participatie bij de TUrkse, Marokkaanse en ook autochtone vrouwen dan relatief laag is. Daarentegen is de arbeidsparticipatie van Surinaamse en Antilliaanse/Arubaanse vrouwen als zij hoofd van eenoudergezinnen of alleenstaand zijn, relatief laag te noemen ten opzichte van hun herkomstgenotes. Opvallend is in dat opzicht vooral de tamelijk lage arbeidsparticipatiegraad van alleenstaande Antilliaanse/ Arubaanse moeders (32%). Bezien we de arbeidsparticipatie van uitsluitend de moeders naar de leeftijd van hun kinderen dan vallen een aantal verschillen op (niet in tabel). Turkse moeders werken duidelijk het meest in de categorie met jongste kinderen op de basisschool. De participatie van Surinaamse en Antilliaanse/Arubaanse moeders is het hoogst in de categorie met een jongste kind van jaar en ook nog relatief hoog in de categorie 4-11 jaar. Daarentegen werken Marokkaanse en autochtone moeders met jonge kinderen het vaakst. Bij de Antilliaanse/ Arubaanse moeders is de participatie van deze categorie relatief laag (31%). De SPVA'98 laat verder zien dat ook het aantal kinderen invloed heeft op de arbeidsparticipatie van vrouwen. In het algemeen blijkt een kindertal van drie of meer de arbeidsparticipatie hij alle etnische groepen te drukken. Vooral Turkse en Marokkaanse vrouwen met een groot kindertal werken maar weinig (13% resp. 5%), nog minder dan de andere vrouwen. Juist omdat dit een aanzienlijk aandeel betreft (30% resp. 40% van hen heeft 3 of meer kinderen) is dit een factor die zwaar telt in de totale arbeidsparticipatie van de Turkse en van de Marokkaanse vrouwen. Voor de arbeidsdeelname van Uirkse vrouwen lijkt het weinig of niet uit te maken of zij geen, één kind of twee kinderen hebben. Hetzelfde geldt voor de Surinaamse vrouwen. Bij Marokkaanse, evenals autochtone vrouwen is de arbeidsparticipatie lager, naarmate het kindertal hoger is. Determinanten van arbeidsparticipatie In het voorafgaande zijn drie clusters van variabelen besproken in samenhang met de arbeidsdeelname van allochtone en autochtone vrouwen. De migratiegeschiedenis, het opleidingsniveau en de huishoudens situatie bleken alle van belang voor de arbeidsdeelname. De vraag is nu hoe deze variabelen tezamen invloed hebben op het al dan niet werken van de verschillende groepen vrouwen. Het zal duidelijk zijn dat ze niet los van elkaar staan. Zo is de eerste generatie Turkse en Marokkaanse vrouwen, die doorgaans op volwassen leeftijd is gemigreerd, zeer laag opgeleid, zodat niet duidelijk is of de lage arbeidsdeelname van degenen die als volwassenen naar Nederland zijn gekomen nu te maken heeft met het tijdstip van de migratie zelf of met hun lage opleidingsniveau. In de hierna volgende logistische regressieanalyses is gezamenlijk de invloed van de migratie, opleiding en huishoudenssituatie op de kans op werk geschat. Voor een mogelijke samenhang tussen de variabelen, zoals hierboven genoemd, is daarbij gecorrigeerd. Voor TUrkse en Marokkaanse vrouwen enerzijds en Surinaamse en Antilliaanse vrouwen anderzijds zijn verschillende modellen geschat. De reden daarvoor is dat, zoals in het voorafgaande bleek, de variabelen voor de verschillende groepen niet dezelfde samenhang met arbeidsdeelname hebben. Zo bleek dat bij Turkse en Marokkaanse vrouwen het kindertal er wel toe deed en de leeftijd van het jongste kind veel minder. Bij Surinaamse en Antilliaanse vrouwen was het omgekeerde het geval. Hiermee is rekening gehouden bij de constructie van de huishoudensvariabelen voor de verschillende combinaties van groepen. Iets soortgelijks geldt voor de migratievariabelen. Tabel 5 laat zien dat opleidingsniveau, de huishoudsituatie en de migratiegeschiedenis allen een significante invloed hebben op de arbeidsparticipatie van Turkse en Marokkaanse 286 Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken , nr 3

10 Tabel 5 De kans op arbeidsparticipatie van Turkse en Marokkaanse vrouwen, bepaald door migratiegeschiedenis, huishoudsituatie en opleidingsniveau, 1998 (odds ratios)(referentie categorie=i) Turkse vrouwen odds ratios R Marokkaanse vrouwen odds ratios migratiegeschiedenis 0.15* 0.14* ref.groep=op jaar gemigreerd/ jaar in Nederland in Nederland geboren/op < 6 jr gemigreerd 2.99* 2.44* op 6-17 jr gemigreerd 2.66* 2.34* op gemigreerd en < 5 jaar in Nederland * op 18+ gemigreerd en 2.00* jaar in Nederland huishoudsituatie 0.13* 0.20* ref.groep=45 jaar of ouder en geen kinderen tot 45 jaar en geen kind 6.68* of 2 kinderen 3.34* kinderen opleidingsniveau 0.26* 0.19* ref.groep=geen,bao vbo.mavo, ook land van herkomst 2.00* 4.37* vbo,mavo, in Nederland * mbo,havo 3.90* 7.66* vwo,hbo,wo 4.05* 7.16* * significantieniveau < Bron: ISEO/SCP (SPVA 98) vrouwen. Het effect van opleiding is duidelijk het grootste. Bij de Marokkaanse vrouwen is de invloed van huishoudenssituatie groter dan die van de migratiegeschiedenis. Bij TUrkse vrouwen is er weinig verschil tussen deze variabelen. De invloed van de huishoudenssamenstelling is bij Marokkaanse vrouwen dus van gro - ter gewicht voor hun arbeidsdeelname dan bij Tiirkse vrouwen, al zijn er tussen de verschillende huishoudtypen geen significante verschillen in de kans op werk waar te nemen. Bij Turkse vrouwen is opvallend dat degenen die jong zijn en (nog) geen kinderen hebben veel vaker werk hebben dan de vrotrwen met kinderen en de oudere vrouwen die geen kinderen (meer) in hun huishouden hebben. Wat betreft de migratiegeschiedenis blijkt dat de tweede generatie verreweg de grootste kans op een baan heeft. Eerste generatie-vrouwen die langer dan 15 jaar in Nederland wonen hebben minder kans op werk, maar de nieuwkomers, vooral de Marokkaanse vrouwen, hebben nog minder kans. Dit is een bevestiging van de eerder geformuleerde verwachtingen dat nieuwkomers eerst een proces van gewenning moeten doormaken of, anders geformuleerd, (nog) over te weinig sociaal en cultureel kapitaal beschikken om te kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt. Ook bij de Surinaamse en Antilliaanse vrouwen heeft het opleidingsniveau het grootste effect op arbeidsdeelname (Tabel 6). Bij de Surinaamse vrouwen is het zelfs verreweg de belangrijkste factor. De huishoudenssamenstelling speelt hij hen een ondergeschikte rol en de migratiegescliiedenis heeft geen significant effect. Het doet er, met andere woorden, voor Surinaamse vrouwen niet (meer) toe of zij kort of lang in Nederland wonen of dat zij tot de tweede generatie behoren. Daarentegen hebben voor de arbeidsdeelname van Antilliaanse vrouwen migratiekenmerken en de samenstelling van huishouden wel enig effect. Net als in de bivariate analyses blijkt ook hier weer dat degenen met een korte verblijfsduur en de alleenstaande moeders, twee groepen die veel overlap vertonen, duidelijk de minste kans op werk hebben. Dit geldt R Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken , nr 3 287

11 Tabel 6 De kans op arbeidsparticipatie van Surinaamse en Antilliaanse/Arubaanse vrouwen, bepaald door migratiegeschiedenis, huishoudsituatieen opleidingsniveau,1998 (odds ratios)(referentiecategorie=l) Surinaamse vrouwen odds ratios ft Antilliaanse/ Arubaanse vrouwen odds ratios migratiegeschiedenis ns 0.12* ref.groep= < 5 jaar in Nederland in Nederland geboren * 5-14 jaar in Nederland 1.85* 2.57* jaar in Nederland huishoudsituatie 0.07* 0.12* ref.groep=eenoudergezin geen partner, geen kinderen * wel partner, geen kinderen 1.69* 4.13* tweeoudergezin, jongste kind < 5 jaar tweeoudergezin, jongste kind 5 + jaar 1.84* 3.08* opleidingsniveau 0.28* ref.groep^geen.bao * vbo,mavo 2.63* 3.34* mbo,havo 4.64* 5.59* vwo,hbo,wo 10.08* 6.80* * significantieniveau < 0.05 Bron: ISEO/SCP (SPVA'98) ft dus blijkbaar ook als, zoals in deze analyse, gecorrigeerd wordt voor de samenhang tussen deze twee categorieën. Er is dus ook sprake van zelfstandige effecten van verblijfsduur en huishoudenssituatie. Antilliaanse vrouwen die in Nederland zijn geboren en degenen met partner en zonder kinderen hebben volgens deze analyse duidelijk betere kansen op werk. Tot nu toe is steeds de aandacht uitgegaan naar de arbeidsdeelname van afzonderlijke groepen allochtone vrouwen. Elke groep bleek daarbij haar eigen specifieke patroon van bepalende factoren te vertonen. Daarnaast kan het tevens interessant zijn de allochtone èn autochtone vrouwen in een analyse samen te brengen. Daarmee kan beter zicht worden verkregen op de vraag of en in welke mate er verschillen tussen de groepen vrouwen bestaan wat betreft hun kansen op arbeidsparticipatie als rekening wordt gehouden met verschillende achtergrondkenmerken. Hiertoe is een logistische regressie-analyse uitgevoerd voor de vijf groepen vrouwen tezamen, waarvan de resultaten in Tabel 7 zijn weergegeven. Ter wille van de vergelijkbaarheid is de analyse beperkt tot vrouwen jonger dan 45 jaar. Met name de groep Turkse en Marokkaanse vrouwen van 45 jaar en ouder is dusdanig anders samengesteld (veel lager opleidingsniveau, veel hoger kindertal) dan de andere vrouwen dat een vertekening van de resultaten zou optreden. De huishoudsituatie is in deze analyse geoperationaliseerd aan de hand van het kindertal, een variabele die voor alle groeperingen voldoende spreiding vertoont. Verder is, om de analyse praktisch mogelijk te maken, de groep autochtone vrouwen samengevoegd met de groep allochtone vrouwen die in Nederland zijn geboren (tweede generatie). Ook in de analyse van kansen op arbeidsdeelname van de allochtone en autochtone vrouwen tezamen blijkt wederom dat het opleidingsniveau de belangrijkste determinant is. Verder blijkt dat etnische herkomst op zichzelf een bepalende factor voor arbeidsdeelname is, zelfs als gecorrigeerd is voor verschillen tussen de etnische groepen naar opleidingsniveau en huishoud- of migratiekenmerken. Er is dus blijkbaar ook een afzonderlijke 'etnische factor' in het spel. Deze factor werkt overigens niet voor alle groepen vrouwen in dezelfde richting. Surinaamse vrouwen hebben immers een grotere kans op werk dan autochtone vrouwen. Antilliaanse vrouwen daarentegen hebben een iets kleinere kans, Turkse en vooral Marokkaanse vrouwen hebben een duidelijk kleinere kans dan autochtone vrouwen. Wellicht gaat het hierbij om specifieke culturele 288 Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken , nr 3

12 Tabel 7 De kans op arbeidsparticipatie van vrouwen naar etnische herkomst, migratiegeschiedenis, huishoudsituatie en opleidingsniveau, 1998 (odds ratios) (referentiecategorie=l) odds ratios R etnische herkomst 0.19* ref.groep=autochtonen Turks 0.50* Marokkaans 0.37* Surinaams 1.48* Antilliaans 0.94 migratiegeschiedenis 0.11* ref.groep=in Nederland geboren 1.00 op 6-17 jr gemigreerd 1.04 op gemigreerd en < 5 jaar in Nederland 0.32* op gemigreerd en 5-14 jaar in Nederland 1.00 huishoudsituatie 0.17* refgroep=1 of 2 kinderen 1.00 geen kinderen 2.19* 3+ kinderen 0.57* opleidingsniveau 0.24* ref.groep=vbo/mavo 1.00 bao 0.48* mbo,havo 1.80* vwo,hbo,wo 2.92* * significantieniveau <0.05 Bron: ISEO/SCP (SPVA'98) kenmerken die lastig zijn te operationaliseren maar wel van invloed zijn op het integratieproces c.q. de arbeidsdeelname. Een andere mogelijkheid is, behalve hier voor de Surinaamse vrouwen, het bestaan van discriminatie van allochtone vrouwen ten opzichte van autochtone vrouwen. Op grond van de SPVA kunnen hierover geen harde conclusies worden getrokken. Wel is uit specifiek onderzoek op dit terrein bekend dat achterstelling van allochtonen ten opzichte van autochtonen in het algemeen nog steeds voorkomt (Bovenkerk et al., 1995; Veenman, 1995b;VanBeek, 1993). De analyse laat verder zien dat de huishoudsituatie (lees hier: het kindertal) van meer belang is voor de arbeidsdeelname dan de migratiekenmerken. In de afzonderlijke analyse voor Thrkse en Antilliaanse vrouwen bleken deze kenmerken van ongeveer even groot belang. Hier gaat het om de jongere vrouwen. Blijkbaar doet het er voor hun arbeidsdeelname niet of nauwelijks toe of ze hier zijn geboren of op (iets) latere leeftijd zijn gekomen. Ze zijn blijkbaar jong genoeg om hier nog te integreren. Alleen de nieuwkomers hebben een duidelijk kleinere kans op werk dan de andere categorieën, zoals op grond van de integratietheorieën en de hu m an -capital-theorie verwacht kon worden. Conclusies Allochtone vrouwen volgen de algemene trend van een toenemende arbeidsdeelname van vrouwen. Ook zij hebben baat gehad bij de gunstige economische ontwikkelingen in de afgelopen jaren. Wel is het aandeel werkenden onder Turkse en Marokkaanse vrouwen nog steeds duidelijk lager dan onder Surinaamse, Antilliaanse/Arubaanse en autochtone vrouwen. Aan de hand van een aantal variabelen, ontleend aan de hum an -capital-ben adeiin g en integratietheorieën is nagegaan welke factoren bepalend zijn voor de kans op werk. Voor alle groeperingen geldt, zowel in afzonderlijke als gezamenlijke analyses, dat het opleidingsniveau de belangrijkste determinant is voor arbeidsdeelname. Daarnaast is voor Turkse, Marokkaanse en Antilliaanse vrouwen de migratiegeschiedenis van belang: de tweede generatie heeft de grootste kans op werk en Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken , nr 3 289

13 nieuwkomers de kleinste kans. Verder hebben maar weinig Turkse en Marokkaanse vrouwen van de eerste generatie die al lang in Nederland wonen, een baan, maar wel vaker dan de nieuwkomers. In een analyse voor alle vrouwen tot 45 jaar bleek dat migratiekenmerken er minder toe doen dan voor de totale afzonderlijke groeperingen. Als ze niet in Nederland zijn geboren, is de relatief jonge leeftijd van deze vrouwen blijkbaar gunstig om hun weg op de arbeidsmarkt te vinden. Ook heeft de huishoudenssituatie effect op arbeidsdeelname, maar voor elke groepering op een andere manier. Zo hebben Antilliaanse vrouwen, die aan het hoofd staan van een eenoudergezin, de minste kans op werk. En bij Turkse vrouwen heeft de groep die jong is en (nog) geen kinderen heeft beduidend vaker werk dan degenen met kinderen of de oudere vrouwen zonder kinderen. Resumerend: naast de voor allen belangrijke rol van opleidingsniveau geldt voor elke hier onderscheiden groep vrouwen haar eigen specifieke patroon wat betreft arbeidsdeelname. Een voorzichtige conclusie die daaruit getrokken zou kunnen worden is dat 'etniciteit' een belangrijkere rol speelt dan 'gender' ter verklaring van de positie van allochtone vrouwen op de arbeidsmarkt. Verschillen in migratiekenmerken (verblijfsduur, migratieleeftijd) en de - deels daarmee samenhangende - verschillen in human Capital (opleiding, sociale netwerken) en mate van integratie spelen een belangrijke zelfstandige rol. Daarnaast zijn 'gender'- kenmerken van belang. Zo hangt bij alle groepen vrouwen de arbeidsdeelname af van het al dan niet hebben van kinderen. De manier waarop dit invloed heeft verschilt echter weer per groep. Zo lijkt de arbeidsdeelname van Surinaamse vrouwen minder bepaald te worden door het hebben van kinderen en het alleenstaand moederschap dan bij de andere vrouwen. En de jonge leeftijd waarop Turkse en Marokkaanse vrouwen moeder worden lijkt daarentegen nadelig te werken voor hun arbeidsdeelname. De hier geschetste verbanden tussen opleidingsniveau, migratiegeschiedenis, huishoudenssamenstelling enerzijds en arbeidsdeelname anderzijds, zijn des te meer van belang als bedacht wordt dat de tweede generatie nog maar een beperkt deel van de volwassen bevolking vormt en dat (mede daardoor) het opleidingsniveau van Turkse en Marokkaanse vrouwen relatief laag is. Ook het kleine aandeel Turkse en Marokkaanse vrouwen dat (nog) geen kinderen heeft en het aanzienlijke aandeel eenoudergezinnen onder Antilliaanse huishoudens leggen daardoor veel gewicht in de schaal als het gaat om de totale participatie van deze groepen vrouwen. Als in de toekomst het aandeel van de tweede generatie toeneemt, het opleidingsniveau omhoog gaat en de leeftijd waaropturkse en Marokkaanse vrouwen moeder worden, verder stijgt, is het goed denkbaar dat de arbeidsparticipatie van allochtone vrouwen verder zal toenemen. Een en ander is uiteraard ook afhankelijk van factoren aan de aanbodzijde van de arbeidsmarkt, die hier niet of nauwelijks aan de orde zijn gekomen, zoals de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de mate waarin discriminatie van de kant van werkgevers voorkomt. Wat betreft het eerste lijkt het gunstig dat allochtone meisjes, net als autochtone meisjes, in vergelijking tot jongens relatief vaak verzorgende en verpleegkundige opleidingen volgen (Vlasblom et ah, 1997). In de nabije toekomst zijn de arbeidsmarktperspectieven van verpleegkundige opleidingen op mbo -niveau zeer gunstig te noemen (ROA, 1999). Daarnaast kan het zinvol zijn beleid te voeren ter bevordering van de arbeidsdeelname van allochtone vrouwen. Vanwege het belang van opleidingsniveau is algemeen beleid ter verhoging van het onderwijsniveau en bestrijding van de uitval in het onderwijs nuttig. Daarnaast kan gezien de bijzondere patronen van de verschillende groepen vrouwen ook worden gedacht aan specifieke beleidsmaatregelen. Turkse en Marokkaanse vrouwen krijgen vaak jonge kinderen en velen van zijn dan niet (meer) actief op de arbeidsmarkt, sommigen hebben dan nog helemaal geen werkervaring opgedaan. Specifieke toeleidingsprojecten naar de arbeidsmarkt of beroepsgerichte opleidingen, waarin ook werkervaring wordt opgedaan, kunnen voorkomen dat deze groep buiten de boot valt. Van belang is dan wel dat bij deze maatregelen rekening wordt gehouden met de zorgtaken van deze jonge Turkse en Marokkaanse vrouwen. Het concept van de vrouwenvakscholen, waarbij de lestijden zijn afgestemd op de schooltijden van de kinderen en waarbij kinderopvang is geregeld voor de jongere kinderen, verdient daarbij navolging. Der 290 Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken , nr 3

14 gelijke voorzieningen zouden ook kunnen worden ingepast in de inburgeringsprogramma's, die nieuwkomers moeten volgen. Dit vergroot de kans op het succesvol afronden van zo'n programma door vrouwelijke nieuwkomers en de doorstroom naar educatie of arbeidsmarkt. Velen van hen hebben immers de zorg voor kleine kinderen of worden in de eerste jaren na aankomst moeder. Vanzelfsprekend hebben niet alleen vrouwelijke nieuwkomers uit de hier besproken groeperingen baat bij dergelijke 'zorggerichte' aanpassingen in de inburgermgsprogramma's, maar ook vrouwelijke vluchtelingen en asielgerechtigden. Noten 1 De empirische resultaten die in dit artikel worden besproken zijn grotendeels ontleend aan: B.T.JL Hooghiemstra St J.G.F. Merens (1999], Variatie in participatie. Achtergronden van arbeidsdeelname van allochtone en autochtone vrouwen, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. 2 Zie voor overzichten van integratietheorieën: Gordon (1964) en Esser (1980). Literatuur Becker, G. (1975), Human capital. A theoretical and empirical analysis, with special reference to education, Chicago: The University of Chicago Press. Beek, K.W.H. van (1993), To be hired or not be hired, the employer decides. Relative chances of unemployed job-seekers on the Dutch labor market, Amsterdam (proefschrift). Bovenkerk, F., M.J.I. Gras St D. Ramsoedh, m.m.v. M. Dankoor en A. Havelaar (1995), Discrimination against migrant workers and ethnic minorities in access to employment in the Netherlands, Genève: International labour office (International migration paper nr. 4). Distelbrink, M., T. Pels St A. Roode (1995), Een wil, maar nog geen weg. Marokkaanse vrouwen en hun relatie tot de arbeidsmarkt, Rotterdam: ISEO. Entzinger, H. (1984), Het minderhedenbeleid. Dilemma's voor de overheid in Nederland en zes andere immigratielanden in Europa, Amsterdam/ Meppel: Boom. Esser, H. (1980), Aspekte der Wanderungssoziologie. Assimilation und Integration von Wandern, etnische Gruppen und Minderheiten. Ein handlungstheoretische Analyse, Darmstad/Neuwied: Luchterhand. Glazer, N. St D. Moynihan (1963), Beyond the melting pot, Cambridge: Harvard University Press, Gordon, M.M. (1964), Assimilation in American Life. The Role of Race, Religion and National Origins, New York: Oxford University Press. Hooghiemstra, B.T.J. St M. Niphuis-Nell (1993), Sociale atlas van de vrouw. Deel 2. Arbeid, inkomen en faciliteiten om werken en de zorg voor kinderen te combineren, Rijswijk/Den HaagVUGA/ Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP-cahier nr. 97). Hooghiemstra, B.T.J. St M. Niphuis-Nell (1995), Sociale atlas van de vrouw. Deel 3. Allochtone vrouwen, Den Haag/Rijswijk: VUGA/Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP-cahier nr. 118). Hooghiemstra, B.T.J. St J.G.F. Merens (1999), Variatie in participatie. Achtergronden van arbeidsdeelname van allochtone en autochtone vrouwen, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau/Elsevier bedrijfsinformatie (SCP-cahier nr. 159). Kee, P. (1997), 'De verklaring van de relatief hoge werkloosheid onder immigranten in Nederland', in: Migrantenstudies 13 (4) ( ). Merens, J.G.F. St J. Veenman (1992), Succes en falen bij allochtonen, 's-gravenhage: Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek (OSA-voorstudieV40). Penninx, R. (1988), Minderheidsvorming en emancipatie. Balans van kennisverwerving ten aanzien van immigranten en woonwagenbewoners , Alphen aan den Rijn/Brussel: Samsom (proefschrift). ROA (1999), De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2004, Maastricht: Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA-R-1999/8). Sociaal en Cultureel Planbureau (1998), Sociaal en Cultureel Rapport 1998: 25 jaar sociale verandering, Rijswijk/Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau/Elsevier bedrijfsinformatie. Sprangers, A.H. (1998). 'Vruchtbaarheid van in het buitenland geboren vrouwen', in: Maandstatistiek van de bevolking 7 (8-11). Tesser, P.T.M., J.G.F. Merens St C.S. van Praag (1999), Rapportage minderheden Positie in het onderwijs en op de arbeidsmarkt, Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau/Elsevier bedrijfsinformatie (SCP-cahier nr. 160). Veenman, J. (1995a), 'Integratie en het onderwijs'. In: G. Engbersen en R. Gabriëls, Sferen van integratie. Naar een gedifferentieerd allochtonenbeleid, Amsterdam/Meppel: Boom, 1995 ( ). Veenman, J. (1995b), Onbekend maakt onbemind. Over selectie van allochtonen op de arbeidsmarkt, Assen: Van Gorcum Vlasblom et al. (1997), Arbeidsmarktperspectieven voor meisjes en allochtonen, Maastricht: Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA-R-1997/9). Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken , nr 3 291

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Artikelen Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Martijn Souren en Jannes de Vries Onder laagopgeleide vrouwen is de bruto arbeidsparticipatie aanzienlijk

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging

Nadere informatie

Arbeidsdeelname van paren

Arbeidsdeelname van paren Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 Lian Kösters, Paul den Boer en Bob Lodder* Inleiding In dit artikel wordt de arbeidsparticipatie in Nederland tussen 1970

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

Langdurige werkloosheid in Nederland

Langdurige werkloosheid in Nederland Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.

Nadere informatie

Bijlagen bij hoofdstuk 7 Sociaal-culturele integratie Sandra Beekhoven (SCP) en Jaco Dagevos (SCP)

Bijlagen bij hoofdstuk 7 Sociaal-culturele integratie Sandra Beekhoven (SCP) en Jaco Dagevos (SCP) Jaarrapport Integratie Sociaal en Cultureel Planbureau / Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum / Centraal Bureau voor de Statistiek september, 2005 Bijlagen bij hoofdstuk 7 Sociaal-culturele

Nadere informatie

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Suzanne Peek Gescheiden moeders stoppen twee keer zo vaak met werken dan niet gescheiden moeders. Ook beginnen ze vaker met werken. Wanneer er

Nadere informatie

Bijlagen bij hoofdstuk 4 Opleidingsniveau en taalvaardigheid

Bijlagen bij hoofdstuk 4 Opleidingsniveau en taalvaardigheid Jaarrapport Integratie Sociaal en Cultureel Planbureau / Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum / Centraal Bureau voor de Statistiek september, 2005 Bijlagen bij hoofdstuk 4 Opleidingsniveau

Nadere informatie

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen Carel Harmsen en Joop Garssen Terwijl het aantal huishoudens met kinderen in de afgelopen vijf jaar vrijwel constant bleef, is het aantal eenouderhuishoudens sterk toegenomen. Vooral onder Turken en Marokkanen

Nadere informatie

Meer of minder uren werken

Meer of minder uren werken Meer of minder uren werken Jannes de Vries Een op de zes mensen die minstens twaalf uur per week werken (de werkzame beroeps bevolking) wil meer of juist minder uur werken. Van hen heeft minder dan de

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald 7. Vaker werkloos In is de arbeidsdeelname van niet-westerse allochtonen gedaald. De arbeidsdeelname onder rs is relatief hoog, zes van de tien hebben een baan. Daarentegen werkten in slechts vier van

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Jeugdwerkloosheid Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam 201-201 Factsheet maart 201 De afgelopen jaren heeft de gemeente Amsterdam fors ingezet op het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Nu de aanpak jeugdwerkloosheid is afgelopen

Nadere informatie

10. Veel ouderen in de bijstand

10. Veel ouderen in de bijstand 10. Veel ouderen in de bijstand Niet-westerse allochtonen ontvangen 2,5 keer zo vaak een uitkering als autochtonen. Ze hebben het vaakst een bijstandsuitkering. Verder was eind 2002 bijna de helft van

Nadere informatie

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Mila van Huis De vruchtbaarheid van vrouwen van niet-westerse herkomst blijft convergeren naar het niveau van autochtone vrouwen. Het kindertal

Nadere informatie

Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland

Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland Onderwijs Het aandeel in de bevolking van 15 tot 64 jaar dat het onderwijs reeds heeft verlaten en hun onderwijscarrière

Nadere informatie

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs 7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs Vergeleken met autochtonen is de participatie in het hoger onderwijs van niet-westerse allochtonen ruim twee keer zo laag. Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/

Nadere informatie

V erschenen in: ESB, 83e jaargang, nr. 4162, pagina 596, 31 juli 1998 (datum)

V erschenen in: ESB, 83e jaargang, nr. 4162, pagina 596, 31 juli 1998 (datum) Emancipatie en opleidingskeuze A uteur(s): Grip, A. de (auteur) Vlasblom, J.D. (auteur) Werkzaam bij het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht. (auteur) Een

Nadere informatie

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009 FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)

Nadere informatie

BIJLAGEN. Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland. Willem Huijnk Jaco Dagevos

BIJLAGEN. Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland. Willem Huijnk Jaco Dagevos Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland Willem Huijnk Jaco Dagevos BIJLAGEN Bijlagen hoofdstuk 2... 2 Bijlagen hoofdstuk 3... 3 Bijlagen hoofdstuk 4...

Nadere informatie

Mantelzorgers op de arbeidsmarkt

Mantelzorgers op de arbeidsmarkt ers op de arbeidsmarkt Jannes de Vries en Francis van der Mooren Een op de tien 25- tot 65-jarigen verleent zorg aan hun partner, een kind of een ouder. Vrouwen en 45- tot 55-jarigen zorgen vaker voor

Nadere informatie

Het arbeidsaanbod van laagopgeleide vrouwen vanuit een economisch en sociologisch perspectief. A Gebruikte databestanden... 2

Het arbeidsaanbod van laagopgeleide vrouwen vanuit een economisch en sociologisch perspectief. A Gebruikte databestanden... 2 BIJLAGEN Het werken waard Het arbeidsaanbod van laagopgeleide vrouwen vanuit een economisch en sociologisch perspectief A Gebruikte databestanden... 2 B Bijlage bij hoofdstuk 4... 3 C Bijlage bij hoofdstuk

Nadere informatie

Bijlagen bij hoofdstuk 6 Arbeid en inkomen

Bijlagen bij hoofdstuk 6 Arbeid en inkomen Jaarrapport integratie 2007 Jaco Dagevos en Mérove Gijsberts Sociaal en Cultureel Planbureau, november 2007 Bijlagen bij hoofdstuk 6 Arbeid en inkomen Jaco Dagevos B6.1a Nettoparticipatie naar etnische

Nadere informatie

2. Groei allochtone bevolking fors minder

2. Groei allochtone bevolking fors minder 2. Groei allochtone bevolking fors minder In 23 is het aantal niet-westerse allochtonen met 46 duizend personen toegenomen, 19 duizend minder dan een jaar eerder. De verminderde groei vond vooral plaats

Nadere informatie

Bijlagen bij hoofdstuk 6 Arbeid en inkomen

Bijlagen bij hoofdstuk 6 Arbeid en inkomen Jaarrapport Integratie Sociaal en Cultureel Planbureau / Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum / Centraal Bureau voor de Statistiek september, 2005 Bijlagen bij hoofdstuk 6 Arbeid en inkomen

Nadere informatie

Pensioenaanspraken in beeld

Pensioenaanspraken in beeld Pensioenaanspraken in beeld Deel 2: aanspraken naar herkomst, sociaaleconomische categorie en type Deel 2: huishouden Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije van de Grift De pensioenopbouw

Nadere informatie

Jonge Turken en Marokkanen over gezin en taakverdeling

Jonge Turken en Marokkanen over gezin en taakverdeling Marjolijn Distelbrink 1) en Suzanne Loozen 2) Jonge Turkse en Marokkaanse vrouwen blijken moderne opvattingen te hebben over de combinatie van werk en de zorg voor jonge, niet schoolgaande, kinderen. Zij

Nadere informatie

Gebruik van kinderopvang

Gebruik van kinderopvang Gebruik van kinderopvang Saskia te Riele In zes van de tien gezinnen met kinderen onder de twaalf jaar hebben de ouders hun werk en de zorg voor hun kinderen zodanig georganiseerd dat er geen gebruik hoeft

Nadere informatie

Bijlage bij hoofdstuk 4 Opleiding en taal

Bijlage bij hoofdstuk 4 Opleiding en taal Jaarrapport integratie 7 Jaco Dagevos en Mérove Gijsberts Sociaal en Cultureel Planbureau, november 7 Bijlage bij hoofdstuk 4 Opleiding en taal Monique Turkenburg en Mérove Gijsberts B4.1 Een vergelijking

Nadere informatie

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Respons thuiszorgorganisaties en GGD en In deden er tien thuiszorgorganisaties mee aan het, verspreid over heel Nederland. Uit de

Nadere informatie

Bijlagen Jaarrapport integratie 2011

Bijlagen Jaarrapport integratie 2011 Bijlagen Jaarrapport integratie 2011 Redactie: Mérove Gijsberts Willem Huijnk Jaco Dagevos Bijlage bij hoofdstuk 2... 2 Bijlage bij hoofdstuk 4... 8 Bijlage bij hoofdstuk 5... 13 Bijlage bij hoofdstuk

Nadere informatie

De integratie van Antillianen in Nederland. Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden

De integratie van Antillianen in Nederland. Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden De integratie van Antillianen in Nederland Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden De integratie van Antillianen in Nederland Willem Huijnk - Wetenschappelijk onderzoeker

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-013 17 februari 2009 9.30 uur Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Minder sterke daling werkloosheid niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017 Gemeente Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 201 Factsheet maart 201 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald ten opzichte van 201. Van de.000 Amsterdamse

Nadere informatie

4. Kans op echtscheiding

4. Kans op echtscheiding 4. Kans op echtscheiding Niet-westerse allochtonen hebben een grotere kans op echtscheiding dan autochtonen. Tussen de verschillende groepen niet-westerse allochtonen bestaan in dit opzicht echter grote

Nadere informatie

FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid,

FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid, FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid, @ FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, september 29 Samenvatting De werkloosheid onder de 1 tot 2 jarige Nederlanders is in het 2 e kwartaal van 29 met

Nadere informatie

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs

Nadere informatie

Variatie in participatie

Variatie in participatie Variatie in participatie Achtergronden van arbeidsdeelname van allochtone en autochtone vrouwen B.T.J. Hooghiemstra J.G.F. Merens Sociaal en Cultureel Planbureau Variatie in participatie De vier groepen

Nadere informatie

Jongeren op de arbeidsmarkt

Jongeren op de arbeidsmarkt Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding

Nadere informatie

BIJLAGEN. Jaarrapport integratie 2013

BIJLAGEN. Jaarrapport integratie 2013 Jaarrapport integratie 2013 Willem Huijnk Mérove Gijsberts Jaco Dagevos BIJLAGEN Bijlage bij hoofdstuk 2... 2 Bijlage bij hoofdstuk 3... 8 Bijlage bij hoofdstuk 4... 11 Bijlage bij hoofdstuk 5... 14 Bijlage

Nadere informatie

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen Jeroen Nieuweboer Allochtonen in, en voelen zich minder thuis in Nederland dan allochtonen elders in Nederland. Marokkanen, Antillianen

Nadere informatie

2. De niet-westerse derde generatie

2. De niet-westerse derde generatie 2. De niet-westerse derde generatie Op 1 januari 23 woonden in Nederland tussen de 34 duizend en 36 duizend personen met ten minste één grootouder die in een niet-westers land is geboren. Dit is ruim eenderde

Nadere informatie

Bijlagen Bouwend aan een toekomst in Nederland

Bijlagen Bouwend aan een toekomst in Nederland Bijlagen Bouwend aan een toekomst in Nederland Pagina 1 van 24 Inhoud Bijlagen bij hoofdstuk 1 5 Bijlage B1.1 5 Bijlagen bij hoofdstuk 2 6 Figuur B2.1 6 Figuur B2.2 7 Figuur B2.3 8 Bijlagen bij hoofdstuk

Nadere informatie

Ouders op de arbeidsmarkt

Ouders op de arbeidsmarkt Ouders op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Johan van der Valk De bruto arbeidsparticipatie van alleenstaande s is sinds 1996 sterk toegenomen. Wel is de arbeidsparticipatie van paren nog steeds een stuk

Nadere informatie

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Vrouwen op de arbeidsmarkt op de arbeidsmarkt Johan van der Valk Annemarie Boelens De arbeidsdeelname van vrouwen lag in 23 op 55 procent. De arbeidsdeelname van vrouwen stijgt al jaren. Deze toename komt de laatste jaren bijna

Nadere informatie

Personen met een uitkering naar huishoudsituatie

Personen met een uitkering naar huishoudsituatie Personen met een uitkering naar huishoudsituatie Ton Ferber Ruim 1 miljoen personen van 15 tot 65 jaar ontvingen eind 29 een werkloosheids-, bijstands- of arbeidsongeschiktheidsuitkering. Gehuwden zonder

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD

Nadere informatie

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun s Karin Hagoort en Maaike Hersevoort In 24 verdienden samenwonende of gehuwde vrouwen van 25 tot 55 jaar ongeveer de helft van wat hun s verdienden. Naarmate het

Nadere informatie

Migranten in de Nederlandse Antillen (2)

Migranten in de Nederlandse Antillen (2) Migranten in de Nederlandse Antillen (2) Sabrina Dinmohamed In dit artikel is de positie van de totale groep migranten ten aanzien van de gebieden onderwijs, arbeid en inkomen vergeleken met dat van het

Nadere informatie

Bedrijfsscholing: scholen voor de concurrent?

Bedrijfsscholing: scholen voor de concurrent? Onderwijs en opleiding Bedrijfsscholing: scholen voor de concurrent? Wolff, Ch. J. de, R. Luijkx en M.J.M. Kerkhofs (2002), Bedrijfsscholing en arbeidsmobiliteit, OSA A-186, Tilburg. Scholing van werknemers

Nadere informatie

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande

Nadere informatie

Bijlagen Werkloos toezien?

Bijlagen Werkloos toezien? Bijlagen Werkloos toezien? Gevolgen van de crisis voor emancipatie en welbevinden Ans Merens Edith Josten Bijlage A Data en methode 2 A.1 Arbeidsduur en arbeidsdeelname van partners van werklozen 2 A.2

Nadere informatie

Ontwikkelingen in de werkloosheid in Amsterdam per stadsdeel tussen 1 januari 2001 en oktober 2003 (%)

Ontwikkelingen in de werkloosheid in Amsterdam per stadsdeel tussen 1 januari 2001 en oktober 2003 (%) Werkloosheid Amsterdam sterk gestegen Volgens de nieuwste cijfers van het CBS steeg de werkloosheid in Amsterdam van bijna 5% in 2002 naar 8,4% in 2003. Daarmee is de werkloosheid in Amsterdam sneller

Nadere informatie

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan Carel Harmsen en Liesbeth Steenhof In dit artikel wordt de levensloop gevolgd van jongeren die in 1995 het ouderlijk huis hebben verlaten. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de verschillen tussen herkomstgroeperingen.

Nadere informatie

Gemengd Amsterdam * in cijfers*

Gemengd Amsterdam * in cijfers* Gemengd Amsterdam * in cijfers* Tekst: Leen Sterckx voor LovingDay.NL Gegevens: O + S Amsterdam, bewerking Annika Smits Voor de viering van Loving Day 2014 op 12 juni a.s. in de Balie in Amsterdam, dat

Nadere informatie

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders Marjolein Korvorst en Tanja Traag Het krijgen van kinderen dwingt ouders keuzes te maken over de combinatie van arbeid en zorg. In de meeste gezinnen

Nadere informatie

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Tanja Traag Van alle jongeren die in 24 niet meer op school zaten, had 6 procent een startkwalificatie, wat inhoudt dat ze minimaal

Nadere informatie

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Arbeidsgehandicapten in Nederland Arbeidsgehandicapten in Nederland Ingrid Beckers In 2003 waren er in Nederland ruim 1,7 miljoen arbeidsgehandicapten; 15,8 procent van de 15 64-jarige bevolking. Het aandeel arbeidsgehandicapten is daarmee

Nadere informatie

Bevolkingstrends 2014. Allochtonen en geluk. Karolijne van der Houwen Linda Moonen Oktober 2014 CBS Bevolkingstrends oktober 2014 1

Bevolkingstrends 2014. Allochtonen en geluk. Karolijne van der Houwen Linda Moonen Oktober 2014 CBS Bevolkingstrends oktober 2014 1 Bevolkingstrends 2014 Allochtonen en geluk Karolijne van der Houwen Linda Moonen Oktober 2014 CBS Bevolkingstrends oktober 2014 1 1. Inleiding Economische welvaart draagt bij aan welzijn, maar ook niet-economische

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK LAAGGELETTERDHEID IN LAAK Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD IN OPDRACHT

Nadere informatie

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking Betaling én vervanging van vergrijzende arbeidspopulatie worden een probleem Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking Peter Ekamper, Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) Op

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen

Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen Martijn Souren Ongeveer 7 procent van de werknemers met een verleent zelf mantelzorg. Ze maken daar slechts in beperkte mate gebruik van aanvullende

Nadere informatie

Samenvatting. Wat is de kern van de Integratiekaart?

Samenvatting. Wat is de kern van de Integratiekaart? Samenvatting Wat is de kern van de Integratiekaart? In 2004 is een begin gemaakt met de ontwikkeling van een Integratiekaart. De Integratiekaart is een project van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie

Nadere informatie

Arbeidsaanbod naar sociaaldemografische kenmerken

Arbeidsaanbod naar sociaaldemografische kenmerken CPB Memorandum Sector : Arbeidsmarkt en Welvaartsstaat Afdeling/Project : Arbeid Samensteller(s) : Rob Euwals, Daniël van Vuuren, Adri den Ouden, Janneke Rijn Nummer : 171 Datum : 12 december 26 Arbeidsaanbod

Nadere informatie

Herintreders op de arbeidsmarkt

Herintreders op de arbeidsmarkt Herintreders op de arbeidsmarkt Sabine Lucassen Voor veel herintreders is het lang dat ze voor het laatst gewerkt hebben. Herintreders zijn vaak vrouwen in de leeftijd van 35 44 jaar en laag of middelbaar

Nadere informatie

szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding

szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding Naar aanleiding van vragen over de hoge arbeidsongeschiktheidspercentages

Nadere informatie

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann Overwerken in Nederland Ingrid Beckers en Clemens Siermann In 4 werkte 37 procent de werknemers in Nederland regelmatig over. Bijna een derde het overwerk is onbetaald. Overwerk komt het meeste voor onder

Nadere informatie

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen Arie de Graaf en Suzanne Loozen In 25 telde Nederland 4,2 miljoen personen van 18 jaar of ouder die zonder partner woonden. Eén op de drie volwassenen woont dus niet samen met een partner. Tussen 1995

Nadere informatie

Onderzoeksignalement

Onderzoeksignalement Onderzoeksignalement 2017-1201 Titel Auteurs Uitgave : Gevlucht met weinig bagage : Iris Andriessen, Mérove Gijsberts, Willem Huijnk : SCP Verschijningsdatum : 1 december 2017 Binnen het kader van de meerjarige

Nadere informatie

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers Research Centre for Education and the Labour Market ROA Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers ROA Fact Sheet ROA-F-2014/1 Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt

Nadere informatie

BIJLAGEN. Wel of niet aan het werk. Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten

BIJLAGEN. Wel of niet aan het werk. Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten BIJLAGEN Wel of niet aan het werk Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten Patricia van Echtelt Stella Hof Bijlage A Multivariate analyses... 2

Nadere informatie

Inkomensongelijkheid naar migratieachtergrond

Inkomensongelijkheid naar migratieachtergrond Inkomensongelijkheid naar migratieachtergrond Inkomensverschillen tussen personen met en zonder migratieachtergrond inkomensverschil tussen 3- jarigen met en zonder migratieachtergrond (zonder/e achtergrond

Nadere informatie

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft Dienst Wonen, Zorg en Samenleven Fact sheet nummer 1 januari 211 Eigen woningbezit 1e en Aandeel stijgt, maar afstand blijft Het eigen woningbezit in Amsterdam is de laatste jaren sterk toegenomen. De

Nadere informatie

Maatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk.

Maatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk. Maatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk. Paraprofessionele functies Voor allochtone vrouwen zonder formele kwalificaties worden komende jaren paraprofessionele functies gecreëerd. Deze

Nadere informatie

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Martine Mol De geboorte van een heeft grote invloed op het arbeidspatroon van de vrouw. Veel vrouwen gaan na de geboorte van het minder werken.

Nadere informatie

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Werkloosheid Redenen om niet actief te Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends Werkloosheid Redenen 2004-2011 om niet actief te zijn Stromen op en duren de arbeidsmarkt Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking

Nadere informatie

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Clemens Siermann en Henk-Jan Dirven De uitstroom van 50-plussers uit de werkzame beroepsbevolking is de laatste jaren toegenomen. Een kwart van deze

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie Sociale en Ruimtelijke Statistieken Sector Ontwikkeling en Ondersteuning

Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie Sociale en Ruimtelijke Statistieken Sector Ontwikkeling en Ondersteuning Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie Sociale en Ruimtelijke Statistieken Sector Ontwikkeling en Ondersteuning Part 1 Instructions LFS ad hoc module 2008 Aan: Interviewers Van: Wim Maassen Onderwerp:

Nadere informatie

12. Vaak een uitkering

12. Vaak een uitkering 12. Vaak een uitkering Eind 2001 hadden niet-westerse allochtonen naar verhouding 2,5 maal zo vaak een uitkering als autochtonen. De toename van de WW-uitkeringen in 2002 was bij niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 Fact sheet juni 20 De werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald. Van de 3.00 Amsterdamse jongeren in de leeftijd van 15

Nadere informatie

Uitgevoerd in opdracht van de afdeling Beleid, dienst Sociale Zaken en Werk, gemeente Groningen

Uitgevoerd in opdracht van de afdeling Beleid, dienst Sociale Zaken en Werk, gemeente Groningen Meer of Minder Heden Verschillen tussen, en trends in, de verhouding allochtone en autochtone klanten van de dienst SOZAWE Alfons Klein Rouweler Ard Jan Leeferink Louis Polstra Uitgevoerd in opdracht van

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S-GRAVENHAGE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S-GRAVENHAGE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S-GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40

Nadere informatie

Parallellen tussen België en Nederland

Parallellen tussen België en Nederland Parallellen tussen België en Nederland Integratie in Nederland Beleidstheorie, beleidsinformatie en beleidsimplicaties Mechelen 8 mei 2018 Arjen Verweij Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

Arbeidsmarkttransities van recente niet-westerse immigranten in Nederland

Arbeidsmarkttransities van recente niet-westerse immigranten in Nederland Arbeidsmarkttransities van recente niet-westerse immigranten in Nederland Jennissen, R.P.W. & Oudhof, J. (Reds.). 2007. Ontwikkelingen in de maatschappelijke participatie van allochtonen: Een theoretische

Nadere informatie

5. Onderwijs en schoolkleur

5. Onderwijs en schoolkleur 5. Onderwijs en schoolkleur Niet-westerse allochtonen verlaten het Nederlandse onderwijssysteem gemiddeld met een lager onderwijsniveau dan autochtone leerlingen. Al in het basisonderwijs lopen allochtone

Nadere informatie

Meeste werknemers tevreden met aantal werkuren

Meeste werknemers tevreden met aantal werkuren Meeste werknemers tevreden met aantal werkuren Christianne Hupkens De meeste werknemers zijn tevreden met de omvang van hun dienstverband. Ruim zes op de tien werknemers tussen de 25 en 65 jaar wil niet

Nadere informatie

Zorggebruik. 5.1 Inleiding. 5.2 Contact eerste lijn

Zorggebruik. 5.1 Inleiding. 5.2 Contact eerste lijn Dit rapport is een uitgave van het NIVEL in 2004. De gegevens mogen met bronvermelding (H van Lindert, M Droomers, GP Westert.. Een kwestie van verschil: verschillen in zelfgerapporteerde leefstijl, gezondheid

Nadere informatie

Regionale verschillen in de vruchtbaarheid van autochtonen en allochtonen

Regionale verschillen in de vruchtbaarheid van autochtonen en allochtonen Mila van Huis 1) en Petra Visser 2) Regionale verschillen in vruchtbaarheid worden vooral bepaald door regionale verschillen in de vruchtbaarheid van autochtone vrouwen. Grote verschillen komen voor. Er

Nadere informatie

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen Jan-Willem Bruggink en Clemens Siermann Werkenden van 45 jaar of ouder zijn weinig mobiel op de arbeidsmarkt. Binnen deze groep neemt de mobiliteit af met het stijgen

Nadere informatie

Bijlage bij hoofdstuk 11 Wederzijdse beeldvorming

Bijlage bij hoofdstuk 11 Wederzijdse beeldvorming Jaarrapport integratie 27 Jaco Dagevos en Mérove Gijsberts Sociaal en Cultureel Planbureau, november 27 Bijlage bij hoofdstuk 11 Wederzijdse beeldvorming Mérove Gijsberts en Miranda Vervoort B11.1 Aandeel

Nadere informatie

Allochtone vrouwen: arbeidsdeelname en verandering in de gezinssituatie

Allochtone vrouwen: arbeidsdeelname en verandering in de gezinssituatie Allochtone vrouwen: arbeidsdeelname en verandering in de gezinssituatie Marjolijn Das Huwen heeft geen effect op de arbeidsdeelname van vrouwen, maar de geboorte van kinderen wel. Zowel bij allochtone

Nadere informatie

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007 LelyStadsGeluiden De mening van de jongeren gepeild School en werk 007 In 007 hebben.37 jongeren meegewerkt aan de jongerenenquête. Het onderzoek had als doel om in kaart te brengen wat jongeren doen,

Nadere informatie