Het gebruik van echolodingen voor de meting van de natte sectie van het dwarsprofiel wordt toegestaan onder volgende voorwaarden:

Transcriptie

1 A. Functionele en technische eisen Algemene beschrijving van de werkzaamheden De topografische opmetingen omvatten de topografische detailopmetingen van waterlopen incl. kunstwerken en de verwerking van de resultaten tot plannen en digitale bestanden, met inbegrip van de integratie van bestaande kunstwerkplannen in de nieuwe plannen, met als doel het in tekening brengen van de bestaande toestand. De terreinopmetingen worden verricht met een GPS-systeem en/of een totaalstation. Alle opgemeten punten hebben als planimetrische coördinaten deze van het Lambert BD72/50-stelsel (X en Y coördinaten) en als altimetrische coördinaten deze van de "Tweede Algemene Waterpassing" (TAW, Z coördinaat). Voor de afzonderlijk op te meten kunstwerken dienen enkel de kunstwerken zelf en een set dwarsprofielen op- en afwaarts en op het brugdek opgemeten te worden. Er moeten enkel kunstwerk-, dwarsprofiel- en overzichtsplannen worden gemaakt. 1. Topografische opmetingen van de waterloop 1.1. Algemene bepalingen De opmeting geschiedt, bij gebruik van een totaalstation, ten opzichte van een basispolygonaal die zo dicht mogelijk bij de bedding van de waterloop gekozen wordt. Op het einde van de opmeting gebeurt een transformatie van het lokaal stelsel naar het Lambert BD72/50-TAW-stelsel aan de hand van de in coördinaten gekende verdichtingspunten. De nauwkeurigheid bedraagt 5 cm RMS voor de planimetrie en 2 cm RMS voor de altimetrie Dwarsprofiel Het dwarsprofiel geeft het verloop (in dwarsdoorsnede) van de bedding, de taluds, de kruin en het maaiveld van de waterloop weer (zie tekening onder punt van deze bijlage voor definities). Er worden twee peilen voor de bedding van de waterloop gemeten: het peil van de vaste bodem en het peil van de slibbodem. Het peil van de vaste bodem wordt gemeten door de punt van de peilstok doorheen de eventuele sliblaag te duwen. Het peil van de slibbodem wordt apart gemeten met een valstok met horizontale bodemplaat (10cm x 10 cm), waarbij de bodemplaat niet in het slib mag indringen. De valstok met bodemplaat wordt manueel, zonder kracht uit te oefenen, naar beneden geleid. De profiellijnen van beide bodempeilen dienen op elkaar aan te sluiten m.a.w. het eerste/laatste gemeten punt van de slibbodem dient op de profiellijn van de vaste bodem te liggen. Het gebruik van echolodingen voor de meting van de natte sectie van het dwarsprofiel wordt toegestaan onder volgende voorwaarden: Voorafgaand overleg met leidend ambtenaar; Nauwkeurigheid van peiltoestel voldoet aan de voorwaarden; Peiltoestel kan zowel vaste bodem (30/33kHz) en slib (210kHz) waarnemen; de ligging van de vaste bodem dient extra gecontroleerd te worden met voldoende oordeelkundig gekozen handmatige peilingen; GPS-antenne of spiegel totaalstation zijn pal boven de transducers gemonteerd; De plaatsbepaling en de dieptemeting gebeurt simultaan; Voor en na elke meting wordt het peiltoestel geijkt d.m.v. een bar-check ; In principe worden dwarsprofielen gevaren; Indien de waterloop te smal is worden langsprofielen gevaren.

2 Dwarsprofielen worden met een maximale tussenafstand van 25 meter opgemeten. Bovendien worden over het ganse traject bijkomend dwarsprofielen opgemeten op volgende plaatsen: a. stroomopwaarts en stroomafwaarts van ieder kunstwerk op de waterloop worden 2 sets dwarsprofielen opgemeten: één set zo dicht mogelijk tegen en parallel met de wand van het kunstwerk (d.i. in de dagvlakken van het kunstwerk); eveneens wordt hier het bijhorende stroomopwaartse en stroomafwaartse aanzicht van het kunstwerk met inbegrip van de vaste bodem (indien aanwezig) mee opgemeten; een tweede set op 'enige afstand' van het kunstwerk op een locatie die niet meer beïnvloed wordt door het kunstwerk; b. bij bruggen wordt er ook een dwarsprofiel opgemeten over en in het verlengde van het brugdek; c. waar de waterloop enige bijzonderheid vertoont, zoals plotse vernauwing of verbreding (dit geldt ook voor overwelvingen of inbuizingen die van sectie veranderen); d. stroomopwaarts en stroomafwaarts van splitsingen en samenvloeiingen van waterlopen. Per dwarsprofiel wordt opgemeten: a. voor de vaste bodem van de bedding: het peil van punten, zodanig gekozen dat de gemiddelde afstand tussen twee opnamepunten niet groter is dan 1/10 e van de bovenbreedte, met een minimum afstand van 0,25m (voor waterlopen smaller dan 2,5m) en een maximumafstand van 1,00m (voor waterlopen breder dan 10m); b. voor de slibbodem van de bedding: het peil van het middenpunt, van de twee overgangspunten tussen slib en vaste bodem en andere tussenpunten, zodanig gekozen dat de gemiddelde afstand tussen twee opnamepunten niet groter is dan 1/10 e van de bovenbreedte, met een minimum afstand van 0,25m (voor waterlopen smaller dan 2,5m) en een maximumafstand van 1,00m (voor waterlopen breder dan 10m); c. voor de taluds en de dijken: het peil van een voldoend aantal punten langsheen de taluds en de kruinen, zodanig gekozen dat een nauwkeurige weergave van het verloop van de taluds en de kruinen mogelijk wordt; d. voor het maaiveld: het peil van een voldoend aantal tussenpunten, met een gemiddelde tussenafstand van 2,5 m, zodanig gekozen dat een hoogteligging van het maaiveld en de bijzonderheden ervan ter plaatse van het dwarsprofiel over een afstand van 20 m op beide oevers nauwkeurig weergegeven wordt; e. ingeval de waterloop begrensd is door afsluitingen of gebouwen, worden deze gegevens op het dwarsprofiel nauwkeurig aangeduid; f. ingeval de waterloop overwelfd of ingebuisd is worden bedding, taluds en dijken vervangen door dwarsdoorsneden van de overwelving of inbuizing, waarvan de gegevens afkomstig zijn van opmetingen vanuit de in- en uitstroomopeningen, aangevuld met detailgegevens van beschikbare uitvoeringsplannen en metingen ter hoogte van aanwezige inspectieputten en toegangsluiken. De slibbodem wordt eveneens opgemeten en weergegeven; g. voor de begroeide oevers: de punten op linker- en rechtertalud vanaf waar de begroeiing begint; h. voor de oevers: aanduiding van de oeverversteviging; De punten van een zelfde dwarsprofiel worden effectief opgemeten en dit in een vlak loodrecht op de as van de waterloop, behalve voor de dwarsprofielen in de dagvlakken van de kunstwerken waar ze parallel met het vlak van het kunstwerk worden opgemeten (zie hoger). Het bekomen van een dwarsprofiel of een deel ervan door extractie uit een digitaal terreinmodel is niet toegelaten Lengteprofiel Om een accuraat beeld van het verloop van de oevers te krijgen, worden er voldoende bijkomende punten tussen de dwarsprofielen opgemeten. Om een accuraat beeld van het verloop van de hoogste punten van de kruinen van de oevers, de dijken of de oeverwallen te krijgen worden op de kruinen voldoende bijkomende punten tussen de dwarsprofielen opgemeten zodat minstens alle hoogteverschillen van meer dan 10 cm in detail op het lengteprofiel worden weergegeven, bijvoorbeeld voor het juiste verloop van de kruinen ter hoogte van zijgrachten of andere lagere en/of hogere punten van de oevers, de dijken of de oeverwallen.

3 De kruin valt alleen samen met de oever indien geen dijken of oeverwallen aanwezig zijn. Van ingebuisde of overwelfde waterlopen worden via alle aanwezige inspectieputten de bodempeilen en kruinpeilen opgemeten. Van al de aanwezige bodem- en oeverversterkingen wordt een inventaris opgemaakt. Begin en eindpunt van elke versterking wordt opgemeten. De versterkingen worden over hun ganse lengte op het lengteprofiel ingetekend. Volgende versterkingen worden geïnventariseerd: Bodemversterking in stortsteen; Bodemversterking in schanskorven; Bodemversterking in beton; Oever- en bodemversterking in betonnen grachtelementen; Oeverversterking in stortsteen; Oeverversterking in breuksteen; Oeverversterking in keien; Oeverversterking in gebitumeerde steenslag; Oeverversterking in schanskorven; Oeverversterking in stapelkorven; Oeverversterking in erosiewerend weefsel; Oeverversterking in betonnen doorgroeitegels; Oeverversterking in betonelementen; Oeverversterking in natuurlijk materiaal; Oeverversterking in betuining; Muur beton; Muur metselwerk; Metalen damwand; Houten damwand; Combinaties van bovenstaande elementen zijn eveneens mogelijk Topografie Naast het dwars- en lengteprofiel van de waterloop worden eveneens alle topografische objecten die zich bevinden langs de waterloop over een afstand van minstens 20 m aan weerszijde buiten de oevers opgemeten. Indien er zich buiten deze afstand nog specifieke topografische bijzonderheden bevinden, dienen deze mee opgemeten te worden. Van elk gebouw wordt tevens het dorpelpeil opgemeten en ingetekend. De opmeting dient conform te zijn aan de specificaties van de GRB-skeletbestekken van het Agentschap voor Geografische informatie Vlaanderen. De documenten zijn beschikbaar op de website van het AGIV. ( De meest recente versies van de documenten worden geraadpleegd en staan op de website onder de rubriek Producten > GRB > Meer over GRB > GRB-skelet > Nieuwe skeletspecificaties > Documenten, templates en voorbeelden. Volgende DXF-lagen dienen opgenomen te worden: - Kernbepalingen: volledig - Aanvullingen: - Synthese: niet opnemen - Detail: volledig - GRB: enkel de laag [knw2]: waterbouwkundige constructie - Opties: - Optie groen- en begraafplaatsenbeheer: niet opnemen - Optie water- en rioolbeheer: volledig - Optie virtuele grenzen: enkel de laag [vvg]: grens gemeente

4 1.5. Kunstwerken Van elk kunstwerk worden de dimensies (hoogten, breedten, lengten) en de peilen (bodempeilen, sleutelpeilen, kruinpeilen, ) opgemeten met zulke graad van detail dat de vorm van het kunstwerk en zijn hydraulische karakter (i.e. stromingsgedrag doorheen het kunstwerk) voldoende gekend zijn. Specifiek voor kunstwerken zoals stuwen, overlaten, bodemvallen, e.d. wordt ook de vorm (breedte en lengte zowel in dwars- als langszicht) van de overlaat in detail opgemeten. Specifiek voor overwelvingen wordt een dwarssectie gemeten telkens de sectie wijzigt van vorm of oppervlakte. Voor duikers en andere inlaatstructuren worden ook de vorm en hoek van de front- en vleugelmuren opgemeten. Alle kunstwerken, uitgezonderd de lozingen en draineerbuizen, worden genummerd van stroomafwaarts naar stroomopwaarts, onder volgende vorm: VHAG-code/volgnummer opgaand met 10 en beginnend met nummer 010 aan de monding van de waterloop (i.e. VHAG-code/010, VHAG-code/020, VHAGcode/030, met VHAG-code = Gewestcode in de Vlaamse Hydrografische Atlas: bv /030). Het beginnummer van de waterloop wordt medegedeeld door het Bestuur. De VHAG-code dient steeds met 5 cijfers weergeven te worden. 2. Integratie van bestaande kunstwerkplannen in nieuwe plannen De door het Bestuur geleverde kunstwerkplannen moeten geïntegreerd worden in de grondplannen en lengteprofielen van de nieuw opgemeten waterlooptrajecten. Op het grondplan moet duidelijk aangegeven worden waar welk kunstwerk zich bevindt, op dezelfde manier als een nieuw opgemeten kunstwerk zou worden aangeduid zoals beschreven in In het lengteprofiel moet worden aangegeven tussen welke dwarsprofielen de kunstwerken zich bevinden, en moeten de kunstwerken worden weergegeven zoals beschreven staat in Keuring en nauwkeurigheid van de werkzaamheden De vereiste nauwkeurigheid van de resultaten van de werkzaamheden wordt gecontroleerd conform de bepalingen opgenomen in de Concepten kwaliteitscontrole skeletgegevens, de Concepten kwaliteitscontrole GRB-kernbepalingen, de Concepten kwaliteitscontrole GRB-skeletaanvulling detail en de Concepten kwaliteitscontrole GRB-skeletoptie water- en rioolbeheer. De recentste versies van de documenten kunnen geraadpleegd worden op de website van het AGIV ( onder de rubriek Producten > GRB > Meer over GRB > GRB-skelet > Nieuwe skeletspecificaties > Documenten, templates en voorbeelden. 4. Documenten en digitale bestanden 4.1. Topografische rekennota Van de GPS-metingen, de TAW-waterpassing en van de polygoonvereffening wordt een rekennota bijgevoegd en dit zowel onder digitale als analoge vorm (tenzij anders vermeld). De rekennota bestaat minimaal uit volgende onderdelen: Rekennota GPS-metingen Log-bestanden metingen (alleen digitaal). Lijst gemeten verdichtingspunten met hun nummer en x-, y- en z-coördinaten Rekennota TAW-waterpassing Fiche(s) van de planimetrische (T.A.W.) punten. Rekenblad Rekennota polygoonvereffening Polygoonvereffening Plannen van de topografische opmetingen

5 Algemene bepalingen De gegevens van de opmetingen worden verwerkt tot Autocad 2010 Drawing (*.dwg) - bestanden en ingetekend op plan. Er worden 4 types van plannen opgemaakt volgens de hieronder beschreven voorschriften, nl. dwarsprofielplan, lengteprofielplan, grondplan en kunstwerkplan. Hiernaast wordt er voor de op te meten trajecten ook een overzichtsplan opgemaakt. Al de hulpbestanden (ctb, shx, ttf, fmp, bmp, jpg, tiff, ) nodig om de tekening te gebruiken worden meegeleverd. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van de AutoCad functies "Pack'nGo" of "etransmit". Elk plan wordt voorzien van een titelblad met minimaal vermelding van de opdrachtgever, dienstverlener, titel en nummer van het bestek, type plan, naam waterloop, plannummer en het totaal aantal plannen per type. Tevens worden de nummers van de dwarsprofielen (bv. DP nrs ) die voorkomen op het desbetreffende plan vermeld. Een voorbeeld van de vormgeving van het titelblad zal worden overgemaakt op de startvergadering. Op alle lengteprofiel- en dwarsprofielplannen wordt een legende aangebracht. Voor de grondplannen wordt de legende als een apart document bijgevoegd. Een voorbeeld hiervan met de minimale inhoud van de legende wordt op de startvergadering overhandigd. Indien de overzichtelijkheid het toelaat mag op elk individueel grondplan eveneens een legende aangebracht worden. Alle teksten of andere notaties worden horizontaal geplaatst, eventueel ter bevordering van de leesbaarheid volgens de bepalingen in de ontwerp-aanbeveling van het AGIV voor het plaatsen van tekstuele informatie. Het document kan geraadpleegd worden op de website van het AGIV ( onder de rubriek Producten > GRB > Meer over GRB > GRB-skelet > Nieuwe skeletspecificaties > Documenten, templates en voorbeelden. Overlappende tekst is niet toegelaten. Bovendien worden op de plannen teksten met straatnamen, plaatsnamen en namen van markante punten, gebouwen en installaties geplaatst Dwarsprofielplan INHOUD De resultaten van de opmeting van het dwarsprofiel van de waterloop worden verwerkt tot een dwarsprofielplan. Hiertoe worden de effectief opgemeten punten van een zelfde dwarsprofiel geprojecteerd op een vlak loodrecht op de as van de waterloop en zo in tekening gebracht. Voor ieder dwarsprofiel in de dagvlakken van de kunstwerken wordt samen met het dwarsprofiel ook het bijhorende stroomopwaartse en stroomafwaartse aanzicht van het kunstwerk geprojecteerd en in tekening gebracht. De projectie gebeurt op een vlak doorheen het snijpunt van het aanzicht van het kunstwerk en de as van de waterloop. Ten titel van inlichting worden het nummer, de benaming (bv. voor brug de naam van de straat) en de voornaamste (hydraulische) peilen en maten van het kunstwerk aangebracht. De dwarsprofielen worden doorlopend genummerd per waterloop, stroomafwaarts beginnend. Het meest stroomafwaarts dwarsprofiel van elke waterloop krijgt nr. 1, tenzij de opmetingen aansluiten op reeds bestaande opmetingen. Dit wordt meegedeeld op de startvergadering. De rechter- en de linkeroever (d.w.z. de oevers wanneer gezien met de stroomrichting mee) worden op plan respectievelijk rechts en links getekend. De dwarsprofielen worden getekend in twee tot vier onder elkaar staande rijen met doorlopende nummering per kolom en per plan. In afzonderlijke vakken van 1 cm worden onder de lijn die het referentievlak weergeeft voor ieder dwarsprofiel het peil van de opgemeten punten opgegeven met: het peil van de vaste bodem met eveneens de peilen van het begin van de begroeiing en de oeververdediging; het peil van de slibbodem; de tussenafstanden; de samengestelde afstanden.

6 Het nulpunt van de samengevoegde afstanden ligt op de as van de waterloop. Telkens het voor een goede voorstelling nodig is, kunnen verschillende referentievlakken worden aangenomen. De hoogte van het referentievlak wordt aangeduid. Het peil van de punten en de afstand tussen de punten wordt weergegeven met een nauwkeurigheid van 1 cm. De as van de waterloop is gelegen in het midden tussen de grenslijnen van de hoogst mogelijke waterlijn. De as wordt grafisch bepaald op basis van de opgemeten dwarsprofielen. VORMGEVING De dwarsprofielen worden getekend op schaal 1/100 op plannen waarvan de hoogte beperkt is tot 2 x 297 mm en waarvan de lengte een veelvoud is van 210 mm. De lengte van een dergelijk plan mag niet meer dan 7 x 210 mm bedragen. De profiellijn van het dwarsprofiel met de vaste bodem wordt in cyaan getekend, de twee punten van het begin van de begroeiing in groen met een dikte van 0,5 mm, de verticale aslijn in rood. Alle andere gegevens, m.i.v. de sliblijn, worden in zwart getekend. De teksthoogte voor de maten bedraagt minimum 2 mm. De dikte van de zwarte lijnen bedraagt 0,1 mm, die van de gekleurde lijnen 0,3 mm. De kunstwerken worden in zwart getekend en gearceerd volgens het type materiaal Lengteprofielplan INHOUD De resultaten van de opmeting van het lengteprofiel worden verwerkt tot een lengteprofielplan. Het lengteprofiel geeft het verloop weer per dwarsprofiel van: het laagste punt van de vaste-bodemlijn, geprojecteerd op een verticaal vlak door de aslijn van de waterloop; het laagste punt van de slibbodemlijn, geprojecteerd op een verticaal vlak door de aslijn van de waterloop; de kruinen van de oevers, de dijken of de oeverwallen (aan de linker- en rechteroever), geprojecteerd op een verticaal vlak door de aslijn van de waterloop. De bijkomend opgemeten punten tussen de dwarsprofielen worden eveneens in het profiel opgenomen. Ter hoogte van een kunstwerk wordt telkens een orthogonale dwarsdoorsnede op het lengteprofiel aangebracht met aanduiding van de (inwendige) maten van het kunstwerk evenals de naam van de straat die de waterloop kruist. Het lengteprofiel wordt getekend van links (stroomafwaarts) naar rechts (stroomopwaarts) en ten opzichte van een referentievlak dat hetzelfde blijft voor het ganse deelplan en zodanig gekozen is dat het niet meer dan 3 m en niet minder dan 2 m onder het laagst opgenomen bodempeil van de waterloop gelegen is. Onder de lijn die het referentievlak weergeeft, wordt een rooster met afzonderlijke vakken opgegeven (kleur zwart, lijndikte 0,1 mm): de naam, VHAG-code en provinciaal nummer van de waterloop en de gemeentenaam; de nummers van de dwarsprofielen; de afstanden tussen de dwarsprofielen en de samengevoegde afstanden, te beginnen vanaf het nulpunt stroomafwaarts; de opgemeten peilen van de vaste bodem (laagste punt) per dwarsprofiel; de opgemeten peilen van de slibbodem (laagste punt) per dwarsprofiel; de opgemeten peilen van de hoogste kruin aan de L.O.; de opgemeten peilen van de hoogste kruin aan de R.O.; type en cumulafstand oeverversterking L.O.; type en cumulafstand oeverversterking R.O.; type en cumulafstand bodemversterking. Op het lengteprofiel situeert men eveneens de kunstwerken. De langsdoorsnede van het kunstwerk wordt door een lijn van 0,5 mm dikte aangegeven. Door middel van een hulplijn worden de volgende gegevens van het kunstwerk vermeld:

7 het nummer (Nr); de lengte (L); het (vast) bodempeil (BP); het sleutelpeil (voor bruggen) (SP) of het kruinpeil (voor stuwen) (KP); de afmetingen van de dwarsdoorsnede (i.e. van de doorstroomopening): diameter (D) of breedte (B) en hoogte (H); type + benaming kunstwerk; materiaal kunstwerk. De maten die aangegeven worden zijn de geprojecteerde dimensies van het kunstwerk. Alle uitlaatconstructies van waterlopen, riolen of andere lozingspunten (draineringsbuizen uitgezonderd) worden eveneens in het lengteprofiel ingetekend. Met een hulplijn worden volgende gegevens aangeduid: diameter in mm; B.O.K. (peil binnen onderkant) in m TAW; oever waarin constructie zich bevindt (L.O. of R.O.); materiaal waaruit constructie gemaakt is; de al dan niet aanwezigheid van een terugslagklep. Indien de uitlaatconstructie front en -vleugelmuren omvat wordt tevens een detailtekening van het aanzicht op het plan weergegeven. Voor alle mondingen van geklasseerde waterlopen in de opgemeten waterloop worden bovendien met een hulplijn de naam, categorie, VHAG-code en het provinciaal nummer van de zijloop weergegeven. Voor de overige ingebuisde of overwelfde waterlopen laat men het lengteprofiel doorlopen tussen het beginpunt en het eindpunt van de inbuizing of overwelving. De opmetingen worden aangevuld met alle detailgegevens die uit de beschikbare uitvoeringsplannen van de inbuizing of overwelving blijken. Op basis van de opgemeten en gedigitaliseerde bodempeilen en daklijnen wordt de langsdoorsnede van de constructie op het lengteprofiel met twee lijnen met een dikte van 0,5 mm ingetekend. De kruinhoogten links en rechts zijn in dit geval identiek en stemmen overeen met het maaiveld opgemeten verticaal boven de inbuizing of overwelving. VORMGEVING Het plan wordt getekend op schaal van 1/100 voor de hoogten en 1/1000 voor de afstanden en heeft een hoogte van 297 mm en een veelvoud van 210 mm voor de breedte, met een maximum van 7 x 210 mm. De volgende lijntypes en kleuren worden gebruikt voor de weergave van het lengteprofiel: voor de vaste bodemlijn: volle lijn, kleur cyaan; voor de slibbodemlijn: volle lijn, kleur zwart; voor de hoogste kruin aan de L.O.: volle lijn, kleur rood; voor de hoogste kruin aan de R.O.: streeplijn, kleur blauw; kunstwerken: volle lijn zwart en gearceerd volgens het type materiaal. De dikte van de lijnen bedraagt 0,3 mm, met uitzondering van de vaste bodemlijn waarvoor de dikte 0,5 mm zal bedragen Grondplan INHOUD Het grondplan geeft het traject van de opgemeten waterlopen en de topografie van de omgeving ervan tot minstens 20m aan weerszijde buiten de oevers weer. Volgende objecten worden in detail weergegeven op het grondplan. Voor de definitie van de termen wordt verwezen naar de aanduidingen op de tekening van het dwarsprofiel hieronder:

8 de begrenzing van de waterloop zijnde de oeverlijnen (genoemd afvoerlijnen) en de onderkanten van de taluds; de aslijn van de waterloop valt samen met de vaste-bodemdalweg; de begrenzing van eventuele dijken, langsgrachten, zijgrachten, constructies, hindernissen e.d.; de topografische objecten (o.a. bomen, bouwwerken, afsluitingen), met aanduiding van de dorpelhoogte voor alle bouwwerken. Van een bos worden enkel de randbomen weergegeven; van een rij bomen wordt elke individuele boom weergegeven; van bouwwerken wordt enkel de buitenste contour weergegeven; de lokalisatie van de polygoonpunten, de verdichtings- en referentiepunten; de lozingsconstructies of uitmondingen met een (vermoedelijke) aanzet en richting van de leiding die in de oever uitmondt. Met een hulplijn wordt eveneens de B.O.K en het materiaal waaruit constructie is gemaakt aangeduid evenals de eventuele aanwezigheid van een terugslagklep. de kunstwerken op en langs de waterloop weergegeven met vermelding van de X en Y Lambert BD72/50-coördinaten ter hoogte van de as van de waterloop; overwelvingen en inbuizingen; VORMGEVING Het grondplan wordt getekend op schaal 1/500 met coördinatenkruisje om de 100m. Het grondplan wordt getekend op één of meerdere plans. In dit laatste geval wordt de schikking van de plans overzichtelijk voorgesteld op het overzichtplan van de waterloop. Bovendien zijn alle plannen zodanig georiënteerd dat de stroomrichting van een zelfde waterloop nagenoeg dezelfde is. De afmetingen van deze plans zijn een veelvoud van 297 mm voor de hoogte en een veelvoud van 210 mm voor de breedte, met als maximum afmetingen 891 mm voor de hoogte en 1470 mm voor de breedte. Al deze plans zijn voorzien van een noordpijl. De grondplannen worden in twee stellen bestanden opgebouwd waarvan één stel bestaat uit 3Dpolylijnen en punten, te tekenen in een zelfde laag (layer met naam 3D en kleur zwart), en één stel bestaande uit 2D-lijnen, -punten, -tekst, -symbolen, e.a. De 3D-plannen geven voor de Z-dimensie van natuurlijke objecten telkens het laagste punt van het voorwerp weer (voet van de stam, haag, ) en voor kunstmatige objecten het hoogste punt van het voorwerp weer (bovenkant kopmuur, paal, ), indien dit zich binnen handbereik bevindt. De opbouw van de bestanden in 2D gebeurt volgens de symbolen van het GRB met uitzondering van de lijnsymbolen in bijlage F van dit bestek. Elke entiteit dient in de overeenstemmende laag te worden opgenomen en met de juiste kleur weergegeven te worden. Het assenstelsel van de grondplannen komt overeen met de coördinaten van het Lambert BD72/50-stelsel. De plaats waar de dwarsprofielen zijn gemeten wordt aangegeven met een dwarsstreep van 1 cm lengte, verbonden aan een cirkel van 1 cm diameter, waarin het nummer van het dwarsprofiel vermeld is. Deze cirkel wordt geplaatst buiten de oevers en op een zodanige wijze dat de dwarsstreep loodrecht op de as van de waterloop staat. Het snijpunt van het dwarsprofiel met de as van de waterloop wordt weergegeven met vermelding van de X en Y Lambert BD72/50-coördinaten. Zowel de cirkel met dwarsstreep, het nummer van het dwarsprofiel als de coördinaten worden in het cyaan weergegeven. Voor overwelfde of ingebuisde waterlopen evenals bij bruggen wordt de begrenzing van de waterloop vervangen door de breedste dwarsdoorsnede van de overwelving of inbuizing, in stippellijn op het grondplan aangeduid. De relevante bovengrond wordt eveneens ingetekend (alle constructies, hindernissen e.d. boven en minstens tot 20 m buiten de zijkanten van de overwelving) Kunstwerkplan

9 Alle kunstwerken worden elk apart in tekening gebracht, op schaal 1/100, 1/50 of 1/20 op afzonderlijke plannen (d.i. max. één kunstwerk per plan). Deze afzonderlijke tekening geeft een grondplan, een zicht stroomopwaarts, een zicht stroomafwaarts en de lengte- en dwarsdoorsnede van het kunstwerk, een en ander met een voldoende aanduiding van de dimensies van het kunstwerk (breedtes, hoogtes, lengtes) en van de peilen (bodempeilen, sleutelpeilen, kruinpeilen,...), zodat de vorm van het kunstwerk en zijn hydraulisch karakter (stromingsgedrag doorheen het kunstwerk) voldoende gekend zijn. Indien nodig worden er extra lengte- of dwarsprofielen in de tekening opgenomen (bv. een lengteprofiel voor elke tak van een molen, of dwarsprofielen telkens de sectie van een kunstwerk wijzigt van vorm of oppervlakte). Bij bruggen wordt de dwarsdoorsnede gecombineerd met het dwarsprofiel over het brugdek. Op het grondplan wordt tevens de locatie van de lengte- en dwarsdoorsneden (A-A, B-B) aangeduid alsook de XY Lambert BD72/50-coördinaten van het punt waar het kunstwerk de as van de waterloop snijdt. Eveneens wordt zowel op het grondplan als op de lengtedoorsnedes de stroomrichting aangeduid. De afmetingen van dit plan zijn: 297 mm voor de hoogte en een veelvoud van 210 mm voor de breedte, met als maximum 7 x 210 mm voor de breedte. Indien de leesbaarheid van het plan dit eist mag de hoogte van het plan groter zijn dan 297 mm Overzichtsplan Voor de op te meten trajecten van waterlopen wordt een overzichtsplan op schaal 1/5000 gemaakt met als achtergrond de topografische NGI-kaart in grijze tint. De volgende gegevens worden op het overzichtplan aangeduid: ligging (aslijn) van de opgemeten waterlopen met hun stroomrichting en nummers; verdichtingspunten en polygoonpunten weergegeven in aparte symbolen en met hun referentienummer; de coördinaten van al de verdichtingspunten en polygoonpunten; de ligging van de opgemeten dwarsprofielen; de coördinaten van het snijpunt van het dwarsprofiel met de as van de waterloop; de ligging van de opgemeten kunstwerken met aanduiding van hun nummer en het type kunstwerk; een noordpijl en coördinatenkruisjes met een interval van 1000 m. De plaats waar de dwarsprofielen zijn gemeten en het nummer van het dwarsprofiel worden aangegeven op een overzichtelijke manier. In aparte tabel op het overzichtsplan wordt per dwarsprofiel het nummer van het dwarsprofiel en de coördinaten van het snijpunt van het dwarsprofiel met de as van de waterloop weergegeven (Lambert BD72/50-coördinaten) Databank kunstwerken Alle kunstwerken, met uitzondering van de lozingen en draineerbuizen, worden geïnventariseerd in een databank waarvan een voorbeeld van invoervelden is weergegeven in bijlage G bij dit bestek. De invoervelden verschillen per type kunstwerk. De inventaris wordt opgemaakt in csv-formaat. Een lege databank wordt ter beschikking gesteld tijdens de startvergadering. Tijdens de inventarisatie worden van elk kunstwerk twee foto's gemaakt: één met zicht vanuit stroomopwaartse richting en één met zicht vanuit stroomafwaartse richting. De opname-afstand moet zodanig zijn dat het kunstwerk en de aansluiting ervan op de waterloop de foto bijna vullen. De kwaliteit van de foto moet zodanig zijn dat alle details van het kunstwerk duidelijk zichtbaar zijn. De opdrachtgever heeft het recht foto s te weigeren indien zij van oordeel is dat dit niet het geval is. De stroomopwaartse (bovenaan) en stroomafwaartse (onderaan) foto worden in 1 enkel bestand opgeslagen. Dit heeft volgende kenmerken: een afmeting van 768x1024 pixels (bxh) of een afmeting van 150x200mm (bxh); formaat: JPEG-bestand; type: 24-bits RGB-kleuren; resolutie = 130dpi; de naam van het bestand bevat het kunstwerknummer.

10 Op elke foto afzonderlijk moet de aanzichtzijde en datum van opname vermeld zijn in witte kleur volgens de lay-out bepalingen van bijgevoegd voorbeeld in bijlage E van dit bestek Overige bestanden Tabel van de inventarisatie van oeverversterkingen Per op te meten traject van de waterloop wordt van het lengteprofiel van zowel linker- als rechteroever een aparte tabel in csv-formaat gemaakt met aanduiding van de opeenvolging van het type oeververdediging. Deze tabel waarvan een leeg voorbeeld ter beschikking wordt gesteld dient minimaal volgende velden te bevatten: X1: de X Lambert BD72/50-coördinaat van het punt op de as van de waterloop aan de stroom(af/op)waartse zijde van het bouwwerk, Y1: de Y Lambert BD72/50-coördinaat van het punt op de as van de waterloop aan de stroom(af/op)waartse zijde van het bouwwerk, X2: de X Lambert BD72/50-coördinaat van het punt op de as van de waterloop aan de stroom(af/op)waartse zijde van het bouwwerk, Y2: de Y Lambert BD72/50-coördinaat van het punt op de as van de waterloop aan de stroom(af/op)waartse zijde van het bouwwerk, VHAG: de VHAG-code van de betreffende waterloop, SITUERI: plaats van de oeververdediging ten opzichte van de waterloop (Beide oevers, Linkeroever, Rechteroever, Bodem) TYPE: type oeververdediging, Lengte: lengte van het segment van de oever waarvoor betreffende type telt Tabel van de coördinaten van de dwarsprofielen De X en Y Lambert BD72/50-coördinaten van het snijpunt van het dwarsprofiel met de as van de waterloop worden ook weergegeven in een Excel tabel. Deze tabel heeft volgende velden: VHAG code Dwarsprofielnummer X BD72/50-coördinaat van het snijpunt van het dwarsprofiel met de as van de waterloop Y BD72/50-coördinaat van het snijpunt van het dwarsprofiel met de as van de waterloop Opgesplitst AutoCad 3d-bestand Ingevolge het feit dat InfoWorks-RS, de software die binnen de afdeling Operationeel Waterbeheer de standaard is voor het modelleren van de oppervlaktewaterafvoer, toelaat om netwerken rechtstreeks op te bouwen op basis van AutoCad-3D bestanden, dient elke topografische opmeting ook te resulteren in één uniform AutoCad 3d-bestand waarbij de 3D opmeetgegevens worden opgesplitst in de onderstaande gestandaardiseerde laagindeling. Het aan te leveren AutoCad-3D bestand bevat volgende lagen : Tekenlaag/ACAD layerlaag Basislijntype Kleur Bevat 3D opmeting Linkeroever Continuous 11 Linkeroevers Linkerkruin Continuous 1 Linkerkruinen Rechteroever Continuous 151 Rechteroevers Rechterkruin Continuous 5 Rechterkruinen Slibbodem-dalweg Continuous 2 Slibdalwegen Vaste-bodem-dalweg Continuous 3 Vaste bodem dalwegen Slibdwp-ln Continuous 6 Slibdwarsprofielen-polylines Vastedwp-ln Continuous 4 Vaste-bodem-dwarsprofielen-polylines Slibdwp-ptn Punten 6 Slib opmeetpunten Vastedwp-ptn Punten 4 Vaste bodem opmeetpunten Totaal-3D-ln Continuous 7 Alle 3D polylines en lijnen Totaal-3D-pntn Punten 7 Alle 3D opmetingspunten

11 De tekenlagen worden als volgt gedefinieerd: - Linkeroever: 3D polyline die van opwaarts naar afwaarts het verloop van de hoogte van de linkeroever van de betreffende waterloop weergeeft; - Linkerkruin: 3D polyline die van opwaarts naar afwaarts het verloop van de kruinhoogte aan de kant van de linkeroever van de betreffende waterloop weergeeft; - Rechteroever: 3D polyline die van opwaarts naar afwaarts het verloop van de hoogte van de rechteroever van de betreffende waterloop weergeeft; - Rechterkruin: 3D polyline die van opwaarts naar afwaarts het verloop van de kruinhoogte aan de kant van de rechteroever van de betreffende waterloop weergeeft; - Slibbodem-dalweg: 3D polyline die van opwaarts naar afwaarts de laagste opgemeten punten van de slibdwarsprofielen naadloos verbindt, ingetekend tussen de linker- en rechteroever polyline; - Vaste-bodem-dalweg: 3D polyline die van opwaarts naar afwaarts de laagste opgemeten punten van de vaste bodemdwarsprofielen verbindt, ingetekend tussen de linker- en rechteroever polyline. - Slibdwarsprofiel : naadloze 3D polyline die van linkeroever naar rechteroever de opmetingspunten van het slibbodemdwarsprofiel verbindt, aangevuld met de opmetingspunten van het vaste-bodem-dwarsprofiel die buiten het slibdwarsprofiel liggen (één polylijn per ingemeten dwarsprofiel), waarbij de opmeetpunten volgens de kortste onderlinge afstand worden verbonden. - Vaste-bodem-dwarsprofiel : naadloze 3D polyline die van linkeroever naar rechteroever de opmetingspunten van de dwarsprofielen van de vaste oevers over de bodem naar de andere vaste oever verbindt (dus inclusief de 20 meter oeverzone) (één polyline per ingemeten dwarsprofiel), waarbij de opmeetpunten volgens de kortste onderlinge afstand worden verbonden. De 3D polylijnen van de linker- en rechteroever en van de dalwegen dienen opgesteld te worden voor alle gevraagde lengteprofielen. Ze zijn naadloos en worden opgesplitst (i) telkens er op de betreffende as van de waterloop een andere waterloop toekomt of vertrekt en (ii) ter hoogte van een kunstwerk gelegen op de as van de waterloop. Wanneer twee punten in het dwarsprofiel even diep liggen, dan wordt de dalweg op het diepste punt dat het dichtst bij de linkeroever ligt getekend. Overlappende lijnstukken zijn niet toegelaten. De 3D polylijnen van het slib- en vaste bodem dwarsprofiel dient aangemaakt te worden voor alle opgemeten dwarsprofielen. Indien de kruinen samenvallen met de oevers worden beide lagen weergegeven. De tekenlagen worden aangeduid op de onderstaande figuur.

12 5. Digitale levering van de bestanden Alle onder hoofdstuk 4 beschreven plannen evenals de topografische rekennota s, de kunstwerkendatabank, en de kunstwerkfoto s worden digitaal geleverd op CD\DVD-ROM volgens onderstaande directorystructuur. Bovendien worden digitaal geleverd: een tekstbestand (leesmij.txt) dat een nadere omschrijving geeft van alle bestanden voorkomend op CD\DVD-ROM, periode van de opmeting, lijst met bijkomende layers grondplan en eventuele opmerkingen van de dienstverlener; de plotfiles van alle onder 1 vermelde (2D-) plannen in PDF-formaat; tot één plan naadloos samengevoegde 2D-grondplannen, zonder kader of titelblad, in DWGformaat release De opbouw van de bestanden in 2D gebeurt volgens de symbolen van het GRB met uitzondering van de lijnsymbolen in bijlage F van dit bestek. Al de hulpbestanden (ctb, shx, ttf, fmp, bmp, jpg, tiff, ) nodig om de tekening te gebruiken worden meegeleverd; een 2D bestand in DWG-formaat (release 2010) van de as van de waterloop over de volledige lengte van de opmeting als 2D polyline. De polyline wordt opgesplitst telkens er op de betreffende as een andere waterloop toekomt of vertrekt. De polylines van de verschillende secties dienen aan mekaar aan te sluiten. Deze as wordt getekend in layer 'WGR'; één naadloos digitaal 3D bestand, opgedeeld in onder vermelde lagen, zonder kader of titel en conform de hierboven vermelde definities; Directorystructuur van de CD\DVD-rom D:\ (drive van cd\dvd-rom lezer) -leesmij.txt (bestand) -naam waterloop_vhag-code (map) -data (map) -topografische achtergrondkaarten (bestanden) -hulpbestanden autocad zoals.shx-bestanden (bestanden) -2d- bestand met as van de waterloop -MS-excelbestand van oeververdediging -dwarsprofiel (map) -dwg-bestanden -excel bestand -foto (map) -foto s kunstwerken (bestanden) -grondplan (map) -dwg-bestanden (gp, gp3d, overzicht, gp_2d met behoud van complexe lijntypes) -dxf r12-bestanden ten behoeve van GIS-Vlaanderen -hoogtemeting (map) -dwg-bestanden -kunstwerk (map) -dwg-bestanden -csv-bestanden per type kunstwerk (bestand) -lengteprofiel (map) -dwg-bestanden -plot (map) -pdf-bestanden (gp,dp,lp,kw,overzicht)

13 - meetnetlocaties (map) -meetnetnummer_meetnetnaam (map) -dwg-bestanden (bestanden) -doc-bestand met beschrijving vaste punten (bestanden) -JPEG-bestanden, gebruikt in het doc-bestand (bestanden) -csv-bestand van de peilmeter (voor invoer in kunstwerk-databank) -rekennota (map) -gps (map) -verdichtingspunten (map) -polygoon (map) -waterpassing (map) Elk bestand dient vrij te zijn van binding met andere DWG-bestanden (o.a. via XREF) of andere bestanden (fotobestanden, rasterbestanden, ) zodat de opdrachtgever in staat is om de bestanden te lezen zonder enige vorm van aanpassingen te moeten uitvoeren. De naam van de waterloop is zoals vermeld in de Vlaamse Hydrografische Atlas (VHA), bij dubbele benaming deze nemen die de waterloop heeft bij uitmonding in een waterloop van hogere categorie. De namen van de bestanden verwijzen naar de VHAG-code, naar het type bestand en de betrokken range van dwarsprofielnummers, zoals hieronder aangegeven. Individueel Grondplan 06551_GP_250_260 Samengevoegd grondplan 2D en 3D 06551_GP_2d 06551_GP_3d Overzicht Grondplannen 06551_GP_OV_x (volgnummer indien meerdere bestanden) Dwarsprofiel 06551_DP_250_260 Lengteprofiel 06551_LP_250_260 Kunstwerk 06551_120

14 B. Tabel lijnsymbolen Lijnsymbool Code Verklaring Code Kleur Lijndikt Basis nieuw oud e lijntype WGR As van de waterloop of gracht Hidden Blok Divide Segment lengte WGL1 Verharde rand van de Continuous WGL1 2.5 watergang WGL3 Onverharde rand van de Continuous WGL3 2.5 watergang WRW4 Waterlijn Continuous WRW4 2 WTO1 Teen verharde talud Continuous WTO1 WTO2 Kruin verharde talud Continuous WTO2 Vrij WTO3 Teen onverharde talud Continuous WTO4 Kruin onverharde talud Continuous WTO4 Vrij AHG Haag Centre AHG 2.5 WGI3 Bomenrij Hidden WGI3 Vrij AFS Afsluiting Continuous AFS 5 AWD Weideafsluiting Continuous AWD 5 GVLx Gevel (gebouw) Continuous GBS Bouwsel Continuous AMR Muren Continuous AMR VGG Gemeentegrens Continuous VGG 2