Master 1 in Managing Information and Sustainable Change. Radboud Universiteit Nijmegen. 24 september NVAO beperkte Toets nieuwe opleiding

Transcriptie

1 Master 1 in Managing Information and Sustainable Change Radboud Universiteit Nijmegen 24 september 2015 NVAO beperkte Toets nieuwe opleiding Paneladvies 1 (wetenschappelijk onderwijs, post initiële opleiding)

2 pagina 2

3 1 Samenvattend advies 4 2 Werkwijze panel 6 3 Beschrijving van de opleiding Algemeen Profiel instelling en opleiding 8 4 Opleidingsbeoordeling Beoogde eindkwalificaties Onderwijsleeromgeving Toetsing Afstudeergarantie en financiële voorzieningen Algemene conclusie over de kwaliteit van de opleiding Aanbevelingen 21 5 Overzicht oordelen 22 Bijlage 1: Samenstelling panel 23 Bijlage 2: Programma locatiebezoek 25 Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten 26 Bijlage 4: Lijst met afkortingen 27 pagina 3

4 1 Samenvattend advies De opleiding Master 2 in Managing Information and Sustainable Change(MISC) wordt onderdeel van het aanbod van de Faculteit der Managementwetenschappen van de Radboud Universiteit (RU). De opleiding wordt geïnitieerd door de Stichting Postdoctorale Opleidingen Informatie en Management (I&M), gevestigd te Amsterdam. Deze stichting heeft een jarenlange ervaring op het gebied van executive onderwijs in informatiemanagement. De samenwerking tussen de RU en I&M berust op wederzijds belang. De opleiding MISC kan via de samenwerking met de Faculteit der Managementwetenschappen accreditatie voor de opleiding verkrijgen en vindt aansluiting bij een relevante onderzoeksomgeving. Voor de Faculteit is belangrijk dat het thema informatiemanagement (weer) een vaste plaats krijgt in onderzoek en regulier onderwijs. Tevens beoogt de samenwerking het gezamenlijk uitvoeren van onderzoek, onder meer door het ontwikkelen en aanbieden van een PhD traject op het gebied van informatiemanagement in ruime zin. Het panel stelt vast dat er bij beide partijen sprake is van commitment en bereidheid om de samenwerking te laten slagen. Nijmeegse docenten zijn betrokken bij het verzorgen van de opleiding. Er is daarnaast een begin gemaakt met het invullen van de voorwaarden om de kwaliteit te waarborgen vanuit het beleid van de RU. De Radboud Universiteit heeft in november 2011 de Instellingstoets kwaliteitszorg met positief gevolg afgerond. De decaan van de faculteit zal vanaf accreditatie verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de opleiding. De opleiding heeft heldere eindkwalificaties op masterniveau geformuleerd. Inhoudelijk past de opleiding bij het profiel van de Faculteit der Managementwetenschappen van de RU. De brede en interdisciplinaire benadering past eveneens bij de vraag vanuit het werkveld naar generalisten die in veranderingsprocessen als change-agent kunnen optreden en het vermogen hebben om verschillende perspectieven te hanteren. De opleiding toont aan dat de eindkwalificaties aansluiten bij het landelijke domeinspecifieke referentiekader in de bedrijfskunde. Verder zijn de eindkwalificaties in lijn met internationale definities voor masterniveau. Het panel beveelt aan om het eigen profiel van de opleiding nog scherper te verwoorden. Het panel concludeert dat de opleiding voldoet aan standaard 1. Het programma is thematisch helder gestructureerd en samenhangend opgebouwd. De meervoudige blik en de reflectie komen goed uit de verf. De studenten worden van meet af aan meegenomen in relevante onderzoeksmethoden en academische verantwoording. De docenten zijn voldoende gekwalificeerd en kunnen een verbinding met relevant onderzoek en de praktijk leggen. Het is voor de studenten inspirerend dat een aantal kopstukken uit het vakgebied optreedt in het programma. Het programma voldoet aan de standaard 2. Het panel heeft met betrekking tot standaard 3 Toetsing moeten constateren dat veel elementen voor een goed toetsbeleid aanwezig zijn maar dat de inpassing in het beleid van de Radboud Universiteit nog niet voldoende is geïmplementeerd om daaraan het vertrouwen te ontlenen dat de kwaliteit van toetsing en het eindniveau is gewaarborgd. De 2 Wetenschappelijk onderwijs, post-initiële opleiding pagina 4

5 OER past nog niet bij het informatiedossier, er zijn nog vragen bij de toevoeging van de programmadirecteur en coördinator als adviseur aan de Examencommissie. Niet duidelijk is of de pre-master ook bij deze opleiding verplicht gesteld kan worden. De beoordeling van het groepswerk is nog niet naar de Nijmeegse standaard. Tevens vraagt de invulling van de vervangende opdracht aandacht (verhelderen van de criteria en afwegen wat de vorm is). Overwegende dat de borging van het eindniveau gelegen is in de verankering van het toetsbeleid in het beleid van de RU concludeert het panel dat de opleiding ten dele voldoet aan de standaard 3. In de samenwerkingsovereenkomst is de afstudeergarantie voor studenten adequaat geregeld. I&M houdt altijd voldoende reserve aan om aan de verplichtingen jegens een cohort studenten te kunnen voldoen. De Radboud Universiteit heeft uiteindelijk een zorgplicht naar de studenten die zich inschrijven voor de opleidingen. Voorts is in de samenwerkingsovereenkomst vastgelegd dat de bestaande verplichtingen jegens studenten van de opleiding onverkort worden nageleefd wanneer de overeenkomst wordt beëindigd. Het panel concludeert dat de opleiding voldoet aan standaard 4. Het panel adviseert de NVAO om positief te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de nieuwe opleiding wo-master Master in Managing Information and Sustainable Change van de Radboud Universiteit Nijmegen maar daar bij enkele voorwaarden te stellen waarvan de realisatie binnen een jaar na het besluit moet zijn aangetoond door de opleiding. De voorwaarden zijn dat de Examencommissie en de Opleidingscommissie operationeel zijn conform het beleid van de Faculteit der Managementwetenschappen en de RU, dat het toetsbeleid aantoonbaar voldoet aan de normen van de RU en de Examencommissie de wettelijke taken daadwerkelijk uitvoert. Den Haag, 24 september 2015 Namens het panel ter beoordeling van de beperkte Toets nieuwe opleiding wo-master Master in Managing Information and Sustainable Change van de Radboud Universiteit Nijmegen, Prof. dr. Ard-Pieter de Man (voorzitter) Frank Wamelink (secretaris) pagina 5

6 2 Werkwijze panel De NVAO heeft een panel vastgesteld met volgende samenstelling: Voorzitter: - Prof. Ard-Pieter de Man; Hoogleraar Management Studies aan de Vrije Universiteit en Rector van Sioo in Utrecht. Leden: drs. Erwin van de Pol CMC RVGME (vertegenwoordiger werkveld) is senior organisatieadviseur bij Rijnconsult. Prof. Danielle Zandee; (inhoudelijk lid) Hoogleraar Sustainable Organizational Development aan de Nyenrode Business Universiteit; Student-lid: Joris Solleveld studeert de master Biological Sciences aan de Universiteit van Amsterdam. Het panel werd bijgestaan door Frank Wamelink, beleidsmedewerker NVAO, procescoördinator en secretaris. Bij de toetsing heeft het panel het Beoordelingskader voor de beperkte Toets nieuwe opleiding van de NVAO (Stcrt. 2014, nr ) in acht genomen. Het panel heeft zich aan de hand van de door de opleiding verstrekte documenten op de beoordeling voorbereid. Op 29 juni vond een voorbespreking van het dossier plaats tussen de voorzitter en de procescoördinator secretaris. Als uitkomst van dit gesprek zijn enkele aanvullende vragen aan de opleiding voorgelegd. In de eerste plaats is gevraagd om de beoordelingsformulieren van verschillende onderdelen ter inzage te leggen. Daarnaast is gevraagd om een concreet opleidingsprogramma waarin de invulling van de blokken en de docenten die deze onderdelen verzorgen zijn opgenomen. Verder is gevraagd om in het programma een apart gesprek met de decaan te arrangeren. De opleiding heeft aan deze vragen voldaan. Het panel heeft de middag voorafgaand aan het locatiebezoek, op 1 juli 2015, een voorbereidende bespreking gehouden. Tijdens deze bijeenkomst zijn de eerste bevindingen van het panel besproken en nadere vragen geformuleerd voor de aanvrager. Deze vragen zijn vervolgens door de secretaris gebundeld tot een lijst met vragen per delegatie. In bijlage 3 van dit paneladvies is een overzicht opgenomen van documenten die het panel heeft ontvangen. Op 2 juli 2015 heeft het panel een locatiebezoek afgelegd. Tijdens dit bezoek is het panel in verschillende gespreksrondes van nadere informatie voorzien en zijn de vraagpunten aan de orde gesteld en in discussie gebracht. Het programma van het locatiebezoek is toegevoegd in bijlage 2. Na afloop van het locatiebezoek heeft het panel de bevindingen onderling besproken en vertaald naar voorlopige conclusies. De secretaris heeft op basis hiervan een conceptadvies opgesteld dat aan de panelleden is voorgelegd voor commentaar. Vervolgens heeft het panel dit concept van commentaar voorzien, waarna de definitieve tekst is vastgesteld. pagina 6

7 Uiteindelijk zijn aan de hand van de uitkomsten per standaard beargumenteerde oordelen per onderwerp en een eindoordeel over de kwaliteit van de opleiding gegeven. Dit heeft geresulteerd in een definitief paneladvies aan de NVAO op 24 september pagina 7

8 3 Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen Instelling: Opleiding: Graad: Variant(en): Afstudeerrichtingen: Locatie(s): Studieomvang (ECTS): Sector: Radboud Universiteit Nijmegen wo-master Master in Managing Information and Sustainable Change Master of Science deeltijd geen Amsterdam 60 ECTS economie 3.2 Profiel instelling en opleiding De opleiding Master in Managing Information and Sustainable Change (MISC) is geïnitieerd door de Stichting Postdoctorale Opleidingen Informatie en Management (I&M), gevestigd te Amsterdam. Deze stichting heeft een jarenlange ervaring op het gebied van executive onderwijs in informatiemanagement. De opleiding MISC wordt vanaf het moment van accreditatie door de NVAO gepositioneerd bij de Radboud Universiteit. De opleiding wordt dus vanuit de RU in een samenwerkingsverband tussen RU en I&M aan studenten aangeboden conform een samenwerkingsovereenkomst waarin afspraken zijn gemaakt over de wederzijdse verplichtingen en verantwoordelijkheden. De samenwerking tussen RU en I&M beoogt te bewerkstelligen dat de informatievraagstukken in relatie tot organisatie en management (weer) een vaste plaats krijgen in onderzoek en regulier onderwijs van de Faculteit der Managementwetenschappen van de RU. Tevens beoogt de samenwerking het gezamenlijk uitvoeren van onderzoek, onder meer door het ontwikkelen en aanbieden van een PhD traject op het gebied van informatiemanagement in ruime zin. De opleiding zal worden ondergebracht binnen het aanbod van de Faculteit der Managementwetenschappen van RU (organisatorisch binnen de Radboud Management Academy (RMa)). RU zorgt voor registratie van de opleiding in het CROHO en maakt het verlenen van een NVAO geaccrediteerd masterdiploma met betrekking tot de opleiding mogelijk. RU is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de opleiding vanaf het moment dat deze onder de naam van RU in het CROHO geregistreerd is. I&M stelt het programma van de opleiding op en zorgt voor beschikbaarheid van de benodigde gekwalificeerde docenten en voor het vereiste onderwijsmateriaal. I&M draagt zorg en is verantwoordelijk voor de vermarkting, dagelijkse leiding, organisatie, logistiek en de financiële administratie van de opleiding. De opleiding wordt verzorgd op de locatie van I&M in Amsterdam. Er wordt naar gestreefd om docenten van de RU in te zetten bij het verzorgen van de opleiding. De samenwerkingsovereenkomst legt verder de voorwaarden vast waaronder de opleiding in overeenstemming met de WHW kan functioneren. Zo is de decaan verantwoordelijk voor het instellen van een Examencommissie en Opleidingscommissie in overeenstemming met de WHW. Voorts wordt een Stuurgroep ingesteld om de uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst te bewaken. pagina 8

9 De samenwerkingsovereenkomst legt eveneens vast dat de bestaande verplichtingen jegens studenten van de opleiding onverkort worden nageleefd wanneer de overeenkomst wordt beëindigd. Het panel is in de gesprekken nagegaan of de samenwerkingsovereenkomst en de implementatie daarvan resulteert in een zodanige inpassing van de opleiding in de kwaliteitszorg van de Radboud Universiteit dat daaraan de waarborgen voor de kwaliteit kunnen worden ontleend. Het panel heeft derhalve vooraf met de opleiding de afspraak gemaakt dat de kwaliteitszorg van de opleiding vanuit dit perspectief in de beoordeling aan de orde is en niet zoals bij een reguliere beperkte toets nieuwe opleiding, buiten beeld blijft. Het is gezien de bijzondere positionering van de opleiding binnen de organisatie van de Radboud Universiteit immers noodzakelijk om vast te stellen dat het instellingsbeleid van de RU voldoende gestalte krijgt binnen de opleiding. Het panel heeft met name rond de Examencommissie, het toetsbeleid, personeelsbeleid en de zorgplicht naar de studenten nadere vragen gesteld om zich er van te vergewissen dat de decaan van de Faculteit der Managementwetenschappen, namens de RU, in voldoende mate de verantwoordelijkheid kan dragen voor de kwaliteit van de opleiding. Daartoe is een apart gesprek met de decaan gevoerd (die zich door ziekte moest laten vervangen door de vice-decaan). De Radboud Universiteit heeft in 2011 de Instellingstoets Kwaliteitszorg met positief gevolg doorlopen (besluit 21 november 2011). De aanvraag voor de toets nieuwe opleiding van MISC is namens het college van bestuur van de Radboud Universiteit ingediend bij de NVAO. De opleiding Master in Managing Information and Sustainable Change (MISC) is een onbekostigde executive opleiding die zich richt op studenten met managementervaring. De opleiding kent een studielast van 60 EC en een doorlooptijd van twee jaar. pagina 9

10 4 Opleidingsbeoordeling Van toepassing is het Beoordelingskader voor de beperkte Toets nieuwe opleiding van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 36791). Dit kader wordt gebruikt als de instelling beschikt over een positief oordeel over de instellingstoets kwaliteitszorg. De beoordeling komt tot stand op basis van een discussie met peers over de inhoud en kwaliteit van de opleiding en is gericht op vier vragen: 1. Wat beoogt de opleiding? 2. Hoe wil de opleiding dit realiseren? 3. Hoe wil de opleiding dit toetsen? 4. Zijn er voldoende financiële middelen? Deze vier vragen zijn vertaald in vier standaarden. Over de standaarden geeft een visitatiepanel een gemotiveerd oordeel en hanteert daarbij de volgende scores: voldoet, voldoet ten dele en voldoet niet. Vervolgens geeft het panel een gemotiveerd eindoordeel over de kwaliteit van de opleiding, daarbij kan naast positief en negatief ook geadviseerd worden tot positief onder voorwaarden. pagina 10

11 4.1 Beoogde eindkwalificaties Standaard 1 De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen. Bevindingen De Master in Managing Information and Sustainable Change (MISC) is een universitaire niet-bekostigde masteropleiding die zich ten doel stelt studenten met managementervaring in de praktijk, en in directe interactie met die praktijk, op te leiden tot academische professionals en academische onderzoekers in de sociale bedrijfskunde voor het informatietijdperk. De opleiding neemt het landelijke domeinspecifieke referentiekader Bedrijfskunde opleidingen als uitgangspunt bij het uitwerken van de eigen eindkwalificaties. Dit domeinspecifieke referentiekader is ontwikkeld door de gezamenlijke opleidingen bedrijfskunde in Nederland en werd eerder gevalideerd door de visitatiecommissie Bedrijfskunde onder voorzitterschap van professor Theo Verhallen uit Tilburg. In 2013 is dit domeinspecifieke referentiekader gebruikt bij de beoordeling van de bedrijfskunde opleidingen in Nederland. De opleiding kiest daarmee een geaccepteerd referentiekader. Volgens dit kader richt de bedrijfskunde zich op de interdisciplinaire studie van organisaties met betrekking tot de interne processen en de interactie met de omgeving. Het doel van de bedrijfskunde is om te begrijpen hoe de verschillende activiteiten binnen een organisatie een bijdrage leveren aan de verwezenlijking van doelstellingen van de organisatie. MISC positioneert zich op een eigen wijze ten opzichte van deze brede algemene doelstellingen voor de bedrijfskunde opleidingen. De opleiding past binnen de Nijmeegse benadering van bedrijfskunde. Deze benadering wordt gekenmerkt door drie onderling nauw verweven perspectieven: Brede oriëntatie op de sociale wetenschappen; Integratieve benadering; Gericht op interventies in de praktijk. De brede benadering wordt interdisciplinair ingevuld. Er wordt verder een integrale ( systemische ) benadering gehanteerd om concrete praktijkproblemen op te lossen met name gericht op het ontwikkelen van veranderingsstrategieën. Uit het gesprek van het panel met Prof. Paul Hendriks (vice-decaan onderwijs van de Faculteit der Managementwetenschappen van de RU) blijkt dat de samenwerking van de Faculteit met de Academy for Information & Management (I&M) past in de uitvoering van een van de strategische speerpunten van de faculteit. Binnen de faculteit heeft zich een ontwikkeling voorgedaan waardoor informatievraagstukken en de rol van de informatiemaatschappij te weinig aandacht krijgen in de opleidingen. Dat wordt als een tekortkoming ervaren. Naast de samenwerking met I&M wordt ook op andere fronten gewerkt aan versterking van deze thematiek, bijvoorbeeld door uitwisseling met de afdeling Information Sciences van de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica aan de RU. Verder brengt de aanstelling van Prof. R. Maes (verantwoordelijk directeur I&M) een uitbreiding van het palet aan pagina 11

12 stakeholders voor de Faculteit. De opleiding kiest een breed sociaal wetenschappelijk perspectief op informatievraagstukken, dat past bij de doelstellingen van de faculteit. Dit komt goed tot uitdrukking in de doelstellingen van MISC. MISC is een opleiding in de sociale bedrijfskunde (te onderscheiden van bijvoorbeeld de economische of technische bedrijfskunde). Sociale, politieke, economische, technologische, ecologische en organisatorische veranderingen ten gevolge van het zogenaamde informatietijdperk bieden volgens de opleiding uitdagingen voor geaccepteerde opvattingen en praktijken en gangbare kennis vanuit de sociale wetenschappen ten aanzien van management van informatie. De opleiding wil veranderprocessen vanuit een postmodern perspectief doordenken om deze duurzaam te laten zijn. De complexe, informatie gerelateerde vraagstukken, waar organisaties in de huidige tijd mee te maken hebben kunnen niet duurzaam opgelost worden door ze als meerdere deelproblemen te definiëren en deze apart van elkaar op te lossen. Zij dienen als geheel, systemisch, te worden benaderd. De opleiding ziet de bedrijfskunde dan ook als een praktijkgerichte interdiscipline. Voor een universitaire studie bedrijfskunde betekent dit dat studenten worden opgeleid die niet alleen als academisch onderzoeker, maar ook als academische professional kwalificeren. In het informatiedossier schetst de opleiding hoe dit is verbonden aan onderzoeksprogramma s waar de docenten in participeren. Naast een breed scala internationale programma s van de verschillende (gast)docenten vormt het onderzoeksprogramma Sensemaking of Business Language van de Academy for Information & Management (I&M) en het onderzoek van o.a. de sectie Bedrijfskunde binnen het Institute for Management Research (IMR) van de Radboud Universiteit een concrete verbinding met het onderzoek op het thema van: Sociale constructies van het bedrijfskundig discours. Voorbeelden van onderzoek dat uitgevoerd en gebruikt wordt, is onderzoek naar de mogelijkheden en effecten van gamification samen met het Centre for Applied Games in Amsterdam. Verder zijn docenten van de opleiding actief binnen drie onderzoeksprogramma s van het Institute for Management Research van de RU. Docenten die optreden doen verder onderzoek naar en publiceren over participatief onderzoek, Appreciative Inquiry, actie onderzoek, etnografie, narratieve analyse, symbolic interactionism, engaged scholarship, etc. De opleiding presenteert in het informatiedossier eveneens een benchmark met verwante opleidingen in het binnen- en buitenland die zich richten op niet-reguliere studenten. De belangrijkste conclusie is dat de opleiding MISC een unieke inhoudelijke insteek kiest en een eigen didactisch model kent. Verwante internationale opleidingen worden gekenmerkt door een systemische en kritische benadering van complexe vraagstukken en een nadruk op reflectieve vaardigheden van de deelnemers. Voorbeelden zijn de interdisciplinaire Masters MSc IT, Management and Organisational Change, de MSc Human Resources and Knowledge Management en de MSc International Executive Management, alle van de Lancaster University Management School. De opleiding is voornemens om een Raad van Advies samen te stellen om het programma te toetsen aan de eisen vanuit het werkveld. Die toetsing vindt intensief plaats omdat de studenten allen langdurige werkervaring hebben en beschikken over een werkplek. In het informatiedossier worden de eigen doelstellingen systematisch gerelateerd aan de Dublin descriptoren en aan niveau 7 van het European Qualification Framework (EQF). Daarmee wordt aangetoond dat de eindkwalificaties op masterniveau zijn gedefinieerd. pagina 12

13 Overwegingen Het panel herkent de eigen inhoudelijke positionering van de opleiding die goed past bij het profiel van de Nijmeegse faculteit: de systemische benadering staat daar centraal en dat sluit aan bij de opleiding. De samenwerkingsovereenkomst zal resulteren in wederzijdse versterking. Vanuit de faculteit is er concreet commitment en de samenwerking is in een helder contract vastgelegd. Het informatiedossier en de gesprekken tonen aan dat bij de opleiding voldoende bereidheid bestaat om zich te conformeren aan de systematiek van kwaliteitszorg van de RU. Om hieraan het vertrouwen te kunnen ontlenen dat dit ook resulteert in de borging van de kwaliteit moeten nog nadere stappen worden gezet. Het panel komt hier op terug onder standaard 3 Toetsing. De eigen positie van de opleiding in het domein van de bedrijfskunde is helder verwoord in de eindkwalificaties. Die eindkwalificaties zijn herkenbaar vertaald naar concrete leerdoelen. De opleiding toont in het informatiedossier aan dat de eindkwalificaties voldoen aan de internationale definities voor wo masterniveau. Hoewel een formele betrokkenheid van het werkveld bij het ontwerpproces lijkt te ontbreken, heeft het gesprek met de delegatie uit het werkveld, het panel ervan kunnen overtuigen dat vanuit het werkveld belangstelling bestaat voor de systemische benadering van organisatievraagstukken. De opleiding brengt meervoudigheid in het denken aan, er worden generalisten opgeleid die als change-agent kunnen optreden en er wordt over de grenzen van organisaties heen gekeken. Op dit moment bestaan er vanuit de geschiedenis en andere activiteiten van I&M relaties met verschillende bedrijven. Alle studenten hebben enkele jaren ervaring op een relevante werkplek. De opleiding is op deze wijze voldoende verankerd in de beroepspraktijk. De Raad van Advies zal snel na de start van de opleiding ingesteld moeten worden om zorg te dragen voor een goede aansluiting bij de ontwikkelingen in het relevante werkveld. Conclusie Het panel stelt op grond van bovenstaande overwegingen vast dat de opleiding voldoet aan standaard 1. Een aanbeveling is om de nu betrekkelijk algemeen geformuleerde visie helderder en consequenter uit te werken en meer concreet te verwoorden. De inkadering van het programma is niet volledig duidelijk. De opleiding bevindt zich in een specifieke niche, gericht op veranderprocessen in organisaties en blijft ver weg van de technische aspecten van informatiemanagement. Het panel wil de opleiding uitdagen om de eigen niche nog duidelijker te verwoorden in de visie. Daarbij kan expliciet aandacht worden besteed aan de omslag naar een informatie-economie die gaande is en die andere eisen stelt aan managers. Vervolgens kan worden aangegeven waarom nu juist dit programma daar goed op inspeelt. Tevens kan een scherpere definitie van het begrip Sustainable bijdragen aan verduidelijking van de visie en een beschrijving van het profiel van de afgestudeerden. Waarin onderscheiden zich de alumni in het werkveld? pagina 13

14 4.2 Onderwijsleeromgeving Standaard 2 Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren. Bevindingen Het programma is opgebouwd uit 15 intensieve modulen. Een module wordt verzorgd over drie dagen en omvat acht dagdelen. Ter voorbereiding lezen studenten twee wetenschappelijke artikelen over het betreffende thema. Daarvan wordt een schriftelijke analyse gemaakt. Na afloop wordt een reflectie-essay opgesteld. Gedurende het eerste semester staat het discours rond de bedrijfskundige implicaties van het informatietijdperk centraal. De studenten doen tijdens de eerste vier modules kennis op van de fundamenten van de sociale bedrijfskunde in het algemeen en de implicaties van het informatietijdperk op de bedrijfskunde in het bijzonder. Zij lezen een drietal door de opleiding geselecteerde wetenschappelijke boeken gerelateerd aan het vakgebied die hen in staat stellen een positie te bepalen in het wetenschappelijke en professionele discours. Dit wordt uitgewerkt in een groepsopdracht: de Discoursopdracht. In het tweede semester staan de interventie- en onderzoeksmethodologie centraal. Dit semester wordt afgerond met de Design opdracht: studenten bestuderen literatuur en methodieken vanuit verschillende design research benaderingen en passen deze in groepjes van 4 studenten toe op zelf gekozen complexe, informatie-gerelateerde organisatievraagstukken in hun eigen praktijk. In het derde semester staat de interventie in de praktijk centraal. De voorgestelde oplossingsrichting/ interventie moet daadwerkelijk worden geaccepteerd en geïntegreerd in de organisatie om van sustainable change te kunnen spreken. Dit semester bevat tevens de Reisopdracht. Tijdens het derde semester doen de studenten eveneens een voorstudie voor hun meesterproef en stellen zij de opzet voor hun onderzoek op schrift. Een samenvatting van deze opzet wordt tijdens de laatste module gepresenteerd aan de medestudenten zodat de studenten van elkaars beoogde onderwerpen en methodologische keuzes op de hoogte zijn en zij van elkaar kunnen leren tijdens het voltooien van het onderzoek. In het vierde semester wordt de Meesterproef afgerond. Voor alle studenten geldt dezelfde leerroute: het totale programma. De opleiding wordt als één cohort doorlopen. Binnen dit programma bestaat ruimte voor individuele kleuring, met name in het meesterproeftraject. Dit wordt aan de hand van een halfjaarlijkse evaluatie van persoonlijke leerdoelen en maandelijkse begeleiding bewaakt. Onderzoekslijn De opleiding richt zich op het op academisch niveau omgaan met interventieproblemen in organisaties (diagnose, ontwerp, verandering, evaluatie) en de bij deze interventieproblemen behorende interventie- en onderzoeksmethodologie. Vanuit duurzame organisatieverandering is de methodische keuze juist. De opleiding kiest voor de design aanpak en het actie onderzoek. De studenten worden van meet af aan meegenomen in een goede academische verantwoording. Bijvoorbeeld bij de analyse opdrachten en de reflectieve essays. Gedurende het tweede semester doen studenten kennis op van voor het vakgebied relevante interventie en onderzoeksmethodologie en passen zij deze kennis toe op een pagina 14

15 complex informatie gerelateerd vraagstuk in hun eigen werkomgeving. In dit semester vindt een introductie plaats op dit terrein. Uit de gesprekken komt naar voren dat de interventie beperkt blijft tot reflectie vanuit eigen praktijk. De opleiding werkt niet aan het ontwikkelen van echte interventie-vaardigheden. De studenten krijgen wel een andere taal aangereikt: tweede en derde orde leren, die een ander perspectief geven op de eigen organisatie. Daardoor zijn de studenten in staat om een bijdrage te leveren aan de veranderingsprocessen. Didactische uitgangspunten De opleiding hanteert didactische uitgangspunten die passen bij de doelstellingen en thematiek van de opleiding. De opleiding kiest voor een didactische aanpak die is gebaseerd op leertheorieën gericht op complexe kennistransfer. Daarin staan onder meer centraal: confrontatie tussen verschillende perspectieven en kennistransfer naar praktijksituaties. Kennis, of deze nu van vakinhoudelijke, interventiemethodologische of onderzoeksmethodologische aard is, dient volgens deze leertheorieën op diverse wijzen gerepresenteerd te worden. Op deze manier hebben studenten een verscheidenheid aan bagage waar ze uit kunnen putten om toekomstige vraagstukken het hoofd te bieden. Kennis wordt volgens bovengenoemde leertheorieën beter, op een diepgaander niveau, begrepen en is beter in te zetten in de praktijk buiten de opleidingscontext, wanneer alternatieve systemen van verbinding tussen kenniselementen worden ingezet. In het programma worden verschillende werkvormen toegepast om te komen tot kenniscreatie: o.a. workshops, case studies, simulaties, dialogen met medestudenten en docenten, postersessies, museumbezoek, veldwerk en reflecties. De programmacoördinator ziet erop toe dat iedere module tenminste één vorm van ervaringsleren bevat, al dan niet in combinatie met een van de colleges. Instroomeisen De opleiding stelt stevige instroomeisen: Een academische master, hbo master of daaraan gelijk te stellen vooropleiding. Minimaal vijf jaar werkervaring in profit- of non profit organisaties, bij voorkeur in een managementfunctie. Basiskennis van bedrijfskunde. Kennis van de Engelse taal op conversatieniveau. Studielast Het panel kan de verantwoording van de studielast door de opleiding goed navolgen. De modulen, opdrachten, literatuur en het afstudeertraject vertegenwoordigen overtuigend een geprogrammeerde studielast van 1680 uur. Met ruim 480 contacturen heeft de opleiding ongeveer eenderde contacttijd. Daarnaast dragen het studeren in een cohort en de groepsopdrachten duidelijk bij aan sociale cohesie en een motiverende en uitdagende leeromgeving. Personeel De verantwoordelijk hoogleraar en de programmacoördinator dragen zorg voor de samenhang, de dagelijkse organisatie en de begeleiding. De opleiding doet voor haar cursorisch programma een beroep op een breed netwerk van ervaren docenten. De opleiding hanteert bij het aanduiden van de kwalificaties van de docenten de definities van AACSB. Deze definities passen bij het domein en geven een goed beeld van de kwalificaties van de docenten. pagina 15

16 De inzet van scholarly academics bedraagt 67%, ruim boven de norm van de AACSB van 40%. De inzet van scholarly academics, scholarly practitioners en practice academics is 88%, ook ruim boven de norm van de AACSB van 60%. De scholarly academics en practice academics zijn allen gepromoveerd en een groot gedeelte bekleedt de positie van hoogleraar. De begeleiding van de meesterproef geschiedt door scholarly academics en practice academics. Begeleiders worden voorafgaand aan de opleiding en tijdens de modules uitgebreid geïnformeerd over de specifieke opzet, insteek en voortgang van de opdrachten tijdens de opleiding en worden aangestuurd door de programmacoördinator. Bij groepsopdrachten heeft iedere groep van 3 tot 5 studenten een begeleider. De begeleiding van een cohort wordt door verschillende begeleiders verzorgd. De meesterproef wordt op individuele basis begeleid. Overwegingen Opbouw van het programma Het programma heeft een heldere opbouw. De modulaire opbouw past bij de werkende doelgroep van de opleiding. De meervoudige blik wordt goed uitgewerkt, er is veel ruimte voor andere lenzen. De interdisciplinaire benadering en de thematiek van de opleiding krijgen duidelijk gestalte. Zowel uit de gesprekken met de docenten als met de studenten blijkt dat dit aspect waar gemaakt wordt in het programma. De docenten konden goed aangeven op welke manier zij een bijdrage leveren aan het realiseren van de leerdoelen. De samenhang in het programma wordt bevorderd door de sterke rol van de programmacoördinator. Het panel spreekt hier lof over uit. Hoewel er nog andere begeleiders optreden is deze rol aan één persoon gekoppeld, waardoor mogelijk een risico bestaat voor de continuïteit van de uitvoering van het programma. Het panel beveelt aan om na te gaan hoe dit mogelijke risico kan worden afgedekt. Onderzoekslijn Voor het panel is de integratie van de onderzoekscomponent duidelijk zichtbaar. De studenten worden goed geïnstrueerd op het punt van zorgvuldige academische verantwoording. De opleiding maakt een passende methodische keuze, waaronder: de design aanpak en het actie onderzoek. De studenten krijgen voldoende instructie op dit punt. Didactische vorm Het panel herkent vooral de ontmoeting als didactische vorm, dat werkt sterk. De reflectie is goed uitgebouwd en inhoudelijk verdiepend. De studenten leren om te reflecteren op de eigen praktijk. De studenten leren vanuit verschillende perspectieven naar problemen te kijken. Ze krijgen een andere taal aangereikt: tweede en derde orde leren, die een ander perspectief geven op de eigen organisatie en daardoor een bijdrage kunnen leveren aan de veranderingsprocessen. Op die manier leren ze hoe traditionele organisaties zich kunnen voorbereiden op de nieuwe ontwikkelingen. Boeiend is om te zien dat de studenten leren om zich op verschillende manieren uit te drukken: creatief en buiten het reguliere jargon. Verder zit de ethische benadering er goed in. Studenten leren nadenken over de eigen rol, de eigen impact en consequenties van het handelen. pagina 16

17 Instroomeisen De instroomeisen voldoen aan formele eisen. Wel blijkt dat er nog nadere afstemming nodig is met de eisen en procedures aan de RU. Bijvoorbeeld rond de mogelijkheid om via een pre-master in te stromen. Daarbij vraagt het panel aandacht voor een goede methodologische voorkennis en is de eis om het Engels op conversatieniveau te beheersen voor een wetenschappelijke-masteropleiding die gebruik maakt van Engelstalige literatuur en waarin het opdoen van buitenlandervaring is opgenomen wat mager. Deze aspecten worden in samenspraak met de Examencommissie nader uitgewerkt. Studielast De studielast van de opleiding wordt concreet en navolgbaar verantwoord. De opleiding is intensief, motiverend en stelt duidelijke eisen en verwachtingen. Personeel Inmiddels is de personele relatie met Nijmegen concreet vorm gegeven. De docenten zijn voldoende academisch en participeren in relevant onderzoek. De docenten brengen ook een bepaalde ambachtelijkheid met zich mee en kunnen op metaniveau opereren. Voor studenten is het erg inspirerend en motiverend dat een aantal kopstukken uit het vakgebied langskomen en de dialoog met de studenten aangaan. Daarnaast wordt de vaardigheid om vanuit een ander perspectief naar organisaties te kijken nog versterkt doordat ook inspiratie wordt gevonden in kunst. Er treden architecten, acteurs en designers op in het programma die een verbinding kunnen maken met waar het in de opleiding om gaat. Conclusie Het panel stelt op grond van bovenstaande overwegingen vast dat de opleiding voldoet aan standaard Toetsing Standaard 3 De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing. Bevindingen In het informatiedossier beargumenteert de opleiding het toetsingsbeleid en de uitvoering van de toetsing vanuit een goede en compacte weergave van de doelen. Die doelen konden door het panel als uitgangspunt worden gehanteerd om tijdens het locatiebezoek na te gaan of het beleid inmiddels conform deze beschrijving is geïmplementeerd. Aangezien het hier een beperkte toets nieuwe opleiding betreft heeft het panel daarnaast aandacht besteed aan de inpassing in het beleid van de Radboud Universiteit, met name van de Faculteit der Managementwetenschappen. Bij een beperkte beoordeling wordt er immers van uit gegaan dat het instellingsbeleid waarborging biedt bij het bewaken van de kwaliteit in het algemeen en van toetsing en het eindniveau in het bijzonder. Omdat de samenwerking tussen de Faculteit en de opleiding nieuw is en nog moet worden uitgewerkt, moet worden vastgesteld of in deze situatie het instellingsbeleid inderdaad voldoende waarborgen biedt. Aangezien uiteindelijk de Radboud Universiteit de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de pagina 17

18 opleiding moet kunnen dragen is het noodzakelijk dat in die samenwerking de waarborgen voor kwaliteit zijn verzekerd. In het informatiedossier wordt terecht de Examencommissie als sluitstuk van het systeem van toetsgerelateerde kwaliteitszorg gepresenteerd. De Examencommissie wordt door de decaan van de Faculteit der Managementwetenschappen aangesteld. Het gesprek met de voorzitter van de Examencommissie heeft zich daarom met name gericht op de implementatie van het instellingsbeleid door de opleiding, ten minste in die mate dat de kwaliteit kan worden gewaarborgd. De opleiding neemt als uitgangspunt dat in een adequaat systeem van toetsing kwaliteitseisen van validiteit, betrouwbaarheid en inzichtelijkheid van de toetsing worden gerealiseerd. Onder validiteit van de toetsing wordt verstaan: de mate waarin de vorm en inhoud van de toets de relevante leerdoelen op een toepasselijke manier meten. Onder betrouwbaarheid van de toetsing wordt verstaan: de mate waarin de toetsing van dezelfde leerdoelen dezelfde resultaten oplevert als de toets onder dezelfde omstandigheden zou worden herhaald of door een andere vakgenoot zou worden uitgevoerd. Onder inzichtelijkheid van de toetsing wordt verstaan: de mate waarin de getoetste leerdoelen, de opzet en uitvoering van de toets, de bepaling van het eindresultaat van de toets en de inzage van de toets voor studenten, kerndocenten, de Examencommissie en de Opleidingscommissie bekend en helder zijn. Bij de inrichting van de toetsing is rekening gehouden met de didactische insteek van de opleiding, met name gericht op tweede en derde orde leren of deep learning. Dit vraagt naar het oordeel van de opleiding om eigen vormen van toetsing. De opleiding legt nadruk op actieve participatie in de modulen. Het panel heeft voldoende evidenties aangetroffen dat dit vorm krijgt. De programmacoördinator volgt alle bijeenkomsten en kan op die wijze de bijdrage van individuele studenten bijsturen. Deelname is in beginsel verplicht (maximaal twee modulen mogen worden gemist) en bij afwezigheid moeten inhaalopdrachten worden uitgevoerd. Ter voorbereiding op de module stellen de studenten een schriftelijke analyse op van de twee artikelen die worden bestudeerd. En na afloop wordt een reflectief essay geschreven over wat de individuele leeropbrengst is van de module. De begeleiders corrigeren deze werkstukken. Naast deze opdrachten per module wordt ieder semester afgesloten met een integratieopdracht. Het eerste semester wordt afgerond met een Discoursopdracht die in een groep wordt uitgevoerd; het tweede semester wordt afgerond met een Designopdracht en in het derde semester vindt de Reisopdracht eveneens als een groepsopdracht plaats en wordt de Meesterproefopzet individueel beoordeeld. In het vierde semester wordt de Meesterproef geschreven en vindt de verdediging plaats. Het geheel van opdrachten vormt het Meesterproeftraject. Alle opdrachten worden beschouwd als onderdeel van het examen en moeten met voldoende resultaat worden afgerond. Opdrachten die als voldoende zijn beoordeeld gedurende de opleiding geven vrijstelling voor dat onderdeel tijdens het examen. Toekenning van de Masterstitel vindt plaats op basis van de kwaliteit van het totale examendossier (inclusief de meesterproef en de verdediging ervan). De student is verantwoordelijk voor het verzorgen van zijn examendossier. Terugkoppeling van de opdrachten aan de student vindt zowel mondeling als schriftelijk plaats. pagina 18

19 In bijlage 10 bij het informatiedossier toont de opleiding de samenhang in het toetsprogramma aan. Vanuit de eindkwalificaties redeneert de opleiding naar de leerdoelen per semester, geeft de samenhang aan met de toetsonderdelen en formuleert de toetscriteria. Bij de toetscriteria wordt de samenhang met eindtermen, leerdoelen eindkwalificaties en Dublin descriptoren in een matrix gedemonstreerd. Deze laatste tabel is volgens het informatiedossier in overeenstemming met het Plan van Aanpak Toetsing en Beoordeling van de Radboud Universiteit (2013). Aangezien de toetscriteria uit dit Nijmeegse beleid zijn overgenomen, roept de toepassing bij de programmaonderdelen en de daarbij behorende toetsvormen enkele vragen op bij het panel. De veelheid aan toetscriteria en de herhaling daarvan voor verschillende onderdelen kan het panel niet goed plaatsen in het licht van de validiteit van de toetsing. Zo komt bijvoorbeeld het criterium: De student beschikt over kennis van de klassieke literatuur en de nieuwste kennis rakend aan het voorfront van kennisontwikkelingen in het vakgebied, terug bij De Discoursopdracht, de Essays in het eerste semester, de Analyse in het eerste semester, de Analyse in het tweede semester, maar niet bij de Essays van het tweede semester, wel weer bij de Analyse in het derde semester en de Essays in het derde semester en de Meesterproef. Deze tabel bleek ook nog niet gevalideerd door de Examencommissie waardoor de vraag van het panel in dit gesprek onbeantwoord bleef. De achtergrond daarvan was dat de Examencommissie zeer recent bleek te zijn ingesteld door de decaan. De verschillende onderdelen van het toetsbeleid die in het informatiedossier worden gepresenteerd bleken nog niet afgestemd of besproken met de Examencommissie. Hoewel de voorzitter van de Examencommissie de juiste onafhankelijke en kritische houding innam ten opzichte van de invulling van het toetsbeleid door de opleiding, konden door de recente installatie van de Examencommissie niet alle vragen overtuigend beantwoord worden. Zo bleef het de vraag of de werkwijze in het informatiedossier een goede vertaling is van de algemene toetscriteria naar de vakken. Wel kon worden toegelicht dat bij de RU dit onderdeel is van het werken met een cursusdossier. Van een cursusdossier is in het informatiedossier van de opleiding geen sprake. De toetsvormen bij de opleiding wijken ook af van wat binnen de Faculteit der Managementwetenschappen gebruikelijk is. Dat hoeft geen probleem te vormen, maar vraagt bestudering door de Examencommissie om uitspraken te kunnen doen over de validiteit. Hier moet naar het oordeel van het panel nog een stap worden gezet. Daarnaast heeft het panel vragen bij de samenstelling van de Examencommissie. De toevoeging van de hoogleraar en programmacoördinator van MISC als adviserende leden aan de Examencommissie lijkt niet in overeenstemming met de onafhankelijke status van deze commissie. Verder bleef onduidelijk of rond de toetsing aan de hand van groepswerk de juiste waarborgen zijn aangebracht voor het individueel realiseren van de leerdoelen. In ieder geval kon niet worden vastgesteld dat dit voldoet aan de Nijmeegse standaard op dit punt. Wie als examinator kan optreden was nog niet bepaald. Tevens wordt in de beschrijving van het toetsbeleid (tabel 3 op pagina 18) een rol als beoordelaar toegeschreven aan de Examencommissie. Hoe dit invulling zou krijgen was nog niet duidelijk. Voorts was de status van de OER onduidelijk en bestonden nog inconsistenties met het informatiedossier, bijvoorbeeld op het punt van de toelatingseisen en de verplichting om een pre-masterprogramma te volgen bij het niet voldoen aan de toelatingseisen. Tevens bleef onduidelijk of de vervangende opdrachten voldoende waarborgen dat de beoogde leerdoelen van het betreffende onderdeel worden getoetst. De reisopdracht lijkt in dat opzicht niet zo eenvoudig te vervangen. Het panel onderschrijft het voornemen van de Examencommissie om de kwaliteit van de beoordeling van de Meesterproeven goed te bewaken. Bij de beoordeling wordt het vier ogen principe toegepast; er zijn criteria opgesteld; de beoordeling wordt eerst onafhankelijk van elkaar uitgevoerd, vervolgens vergeleken. pagina 19

20 Docenten worden getraind in het beoordelen van de eindwerken zodat zij de criteria goed kennen. Verder zal gewerkt worden aan de inter-beoordelaars-betrouwbaarheid. De Examencommissie neemt daarnaast ook zelf een steekproef uit de eindwerken. Overwegingen Het panel overweegt dat de toetsing en het toetsingsbeleid berusten op een heldere uiteenzetting van de uitgangspunten. De instructies bij de verschillende toetsen zijn duidelijk. Bijzondere waardering heeft het panel voor de instructie bij de analyseopdrachten. De opbouw van het Examendossier biedt goede aangrijpingspunten voor reflectie op de eigen ontwikkeling. Daarmee heeft de opleiding de eindkwalificatie die gericht is op het verwerven van leercapaciteit goed geborgd (Het betreft eindkwalificatie 8: Heeft het vermogen om nauwkeurig en op zelfstandige wijze de eigen leerbehoeften te identificeren en leerstrategieën die deze leerbehoeften adresseren toe te passen, en om collaboratieve leerprocessen te initiëren en faciliteren als middel om het leereffect te vergroten.) Het is bijzonder dat dit tweede orde leren zo goed wordt gerealiseerd in de opleiding. Administratief is herkenbaar dat de opleiding aansluit bij het Nijmeegse toetsbeleid. Uit het gesprek met de Examencommissie en de overige delegaties blijkt echter dat toch nog een aantal zaken nader uitgewerkt en beoordeeld moeten worden. De OER past nog niet bij het informatiedossier, er zijn nog vragen bij de toevoeging van de programmadirecteur en coördinator als adviseur aan de Examencommissie. Niet duidelijk is of de pre-master ook bij deze opleiding verplicht gesteld kan worden. De beoordeling van het groepswerk is nog niet naar de Nijmeegse standaard. Tevens vraagt de invulling van de vervangende opdracht aandacht. Overwegende dat de borging van het eindniveau gelegen is in de verankering van het toetsbeleid in de plannen voor de opleiding concludeert het panel dat de opleiding ten dele voldoet aan de standaard Toetsbeleid. Het veranderproces heeft nog niet tot een sustainable inpassing van (plannen voor) de opleiding in de (toets)organisatie van de Radboud Universiteit geleid. Veel elementen zijn inmiddels ontwikkeld, maar de afstemming tussen beide systemen roept nog twijfels op. Conclusie Het panel stelt op grond van bovenstaande overwegingen vast dat de opleiding ten dele voldoet aan standaard Afstudeergarantie en financiële voorzieningen Standaard 4 De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen en stelt toereikende financiële voorzieningen beschikbaar. Bevindingen In het informatiedossier beargumenteert de opleiding dat pas met een leergang wordt gestart wanneer zich voldoende studenten hebben ingeschreven. Daarnaast wordt een financiële reserve aangehouden die de opleiding in staat stelt minimaal een jaar te functioneren zonder één enkele student. De cursusgelden van een groep worden vanaf de start geoormerkt voor die groep en in een voorziening opgenomen. Daaruit worden vervolgens de kosten voor die groep betaald. pagina 20

21 Daarmee is vanaf de start van de opleiding verzekerd, dat er voldoende middelen zijn om tot de afronding ervan de verplichtingen naar individuele studenten na te komen. Na het in werking treden van de samenwerkingsovereenkomst tussen I&M en de Radboud Universiteit/Faculteit der Managementwetenschappen zal de laatste garant staan voor de opleiding. De samenwerkingsovereenkomst treedt in werking op de dag van accreditatie van de Opleiding door de NVAO. Bij de Radboud Universiteit komt tevens de zorgplicht naar de studenten te liggen. Dit laatste heeft de vice-decaan in gesprek met het panel bevestigd. De financiële verantwoordelijkheid blijft liggen bij de Stichting Postdoctorale Opleidingen Informatie en Management (I&M), die verantwoordelijk is voor de organisatie van de opleiding. Overwegingen Het panel stelt vast dat voldoende voorzieningen zijn getroffen om te verzekeren dat studenten in staat gesteld worden om af te studeren. Daarnaast is de zorgplicht belegd bij de Radboud Universiteit. Conclusie Het panel stelt op grond van bovenstaande overwegingen vast dat de opleiding voldoet aan standaard Algemene conclusie over de kwaliteit van de opleiding Alles overwegend stelt het panel vast dat de opleiding heldere Eindkwalificaties op masterniveau hanteert die goed zijn afgestemd met de verwachtingen van het vakgebied en de stakeholders. Het programma, de leeromgeving en het personeel dragen bij aan de realisatie van die doelstellingen. Veel elementen van een goed toetsingsbeleid zijn aanwezig maar het is nog niet voldoende geïntegreerd in het beleid van de Radboud Universiteit en op onderdelen zijn er vragen of er voldoende waarborgen zijn geïmplementeerd. Het panel is daarom van oordeel dat de opleiding binnen één jaar moet aantonen dat die integratie is gerealiseerd. De Examencommissie moet dan volledig operationeel zijn en kunnen aantonen dat het de wettelijke taken binnen de opleiding vervult. Het panel meent dat binnen het kader van de samenwerkingsovereenkomst en de verantwoordelijkheden die de Radboud Universiteit neemt voor de opleiding de afstudeergarantie in voldoende mate is gewaarborgd. Het panel adviseert de NVAO om te besluiten tot een TNO onder voorwaarden. 4.6 Aanbevelingen Het panel beveelt aan om in de visie van de opleiding de eigen niche die de opleiding inneemt duidelijker te verwoorden. Door de centrale rol van de programmamanager ligt hier een mogelijk risico voor de continuïteit. Hoewel er geen enkel signaal is dat dit risico op dit moment actueel is beveelt het panel aan om na te denken over het afdekken van dit risico. pagina 21

22 5 Overzicht oordelen Onderwerp Standaarden Oordeel 1 Beoogde eindkwalificaties De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen 2 Onderwijsleeromgeving Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren 3 Toetsing De opleiding beschikt over een adequaat 4 Afstudeergarantie en financiële voorzieningen Algemene conclusie systeem van toetsing De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen en stelt toereikende financiële voorzieningen beschikbaar Voldoet Voldoet Voldoet ten dele Voldoet Positief onder voorwaarde pagina 22