Ministerie van Veiligheid en Justitie

Transcriptie

1 Ministerie van Veiligheid en Justitie > Recouradres Postbus Eil Den Haag Datum 9 september 2016 Onderwerp Beslissing op uw Wob-verzoeken van 10juni 2016 Dlrrctoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshondhaving Directie JurlIsche en Operationele Aangelegenheden Bestuurlijke en Juridische Zaken Turfmarkt t OP Den Haag Postbus EH Den Haag Contactpersoon Geachte 1 I Bij brief van 10 juni 2016 (ontvangen 13 juni 2016) heeft u bij mijn ministerie twee verzoeken ingediend als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob). Uw Wob-verzoeken hebben, volgens uw formulering, betrekking op: Ons kenmerk BIJ beantwoording de datum en ons kenmerk L ermolden. Wilt u slechts één raak in uw brief behandelen. 1. Alle Informatie m.b.t. het pilot-project van de gedragsdeskundige als bijzonder curator In Zeeland/West-Brabant (en eventuele andere locaties); 2. Alle informatie m.b.t. het pilot-project van mediation voor en/of tijdens de zitting in Gelderiand en Overlj5sel (en eventuele andere locaties). De ontvangst van uw verzoeken is schriftelijk bevestigd bij brief van 29 juni In dezelfde brief is de beslistermijn met vier weken verdaagd tot 8 augustus Bij brief van 1 augustus 2016 heb ik u vanwege de zeer algemene formulering van uw Wob-verzoeken - verzocht om uw Wob-verzoeken nader te specificeren c.q. toe te lichten. Op deze brief hebt u op 2 augustus 2016 via emal( gereageerd, met het verzoek telefonisch contact met u op te nemen. Aan dit verzoek Is op 4 augustus 2016 gehoor gegeven, in dit telefoongesprek bent u verzocht om aan te geven op welke documenten uw Wob-verzoeken zich met name richten. U heeft aangegeven dat slechts te kunnen beoordelen op basis van een volledige inventarislijst van alle beschikbare stukken. De behandelend ambtenaar heeft tijdens het gesprek aangegeven die mogelijkheid te overwegen. Wettelijk kader Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestu(irtijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame dienst instelling of bedrijf. Een dergelijk verzoek wordt ingewilligd met inachtnemlng van de ultzonderlngsgronden en beperkingen dle zijn opgenomen in artikel 10 en 11 van de Wob. Pagina t van 3

2 Ingevolge het tweede lid van artikel 3 van de Wob vermeldt de verzoeker bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij Informatie wenst te ontvangen. Ingevolge het vierde lid verzoekt het bestuursorgaan, Indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, de verzoeker zo spoedig mogelijk om zijn verzoek te preciseren en is het hem daarbij behulpzaam. De Wob is niet van toepassing op informatie die al openbaar is gemaakt. Besluit Ik heb besloten uw verzoeken af te wijzen. Voor de motivering van dit besluit verwijs Ik naar het onderdeel Overwegingen van dit besluit, Dfrcctoraat-tencraaI DIreeJuridsciieen OperatIoncc Zekn Datum september 2016 Drie kenmerk Overwegingen 11w verzoeken zijn zeer algemeen geformuleerd. In uw verzoeken geeft ii aan dat u alle Informatie wenst te ontvangen. Op 4 augustus 2016 bent u door een ambtenaar van mijn ministerie telefonisch in de gelegenheid gesteld om uw verzoeken te preciseren. Gevraagd is of u concreet (een aantal) documenten kunt benoemen. U heeft geen nadere preclsering gegeven en hebt benadrukt dat ii alle relevante documenten wenst te ontvangen die betrekking hebben op genoemde onderwerpen. Uw Wob-verzoeken zijn onvoldoende gespecificeerd. De zeer algemeen geformuleerde onderwerpen waarop uw verzoeken betrekking hebben, betekenen dat een omvangrijk onderzoek zou moeten plaatsvinden op verschillende plekken binnen en buiten mijn ministerie om te kunnen voldoen aan uw verzoeken. In een groot aantal documenten zou moeten worden bezien of de inhoud daarvan (al dan niet gedeeltelijk) onder uw verzoeken valt. Daartoe ben ik niet gehouden. De Wob verplicht mij niet om een niet nader gespeciriceerd verzoek dat betrekking heeft op Informatie die moet worden gedestilleerd uit een grote hoeveelheid op diverse plaatsen aanwezige stukken, in te willigen. Vergelijk: Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 maart /1, UN : A06516, JB , alsmede de bijgevoegde meer recente: Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 januari Gezien het vorenstaande wijs ik uw verzoeken af. Ingebrekestel ling Bij brief van 10 augustus 2016, ontvangen op 11 augustus 2016, heeft u mij met een beroep op artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht wegens niet tijdig beslissen in gebreke gesteld. Nu de onderhavige beslissing niet is genomen binnen twee weken nadat u mij In gebreke heeft gesteld ben ik u een dwangsom verschuldigd. Derhalve ben ik ii vanaf 26 augustus 2016 een dwangsom verschuldigd. In totaal ben ik ii krachtens artikel 4:17, eerste en tweede lid, van de Algemene Wet bestuursrecht het volgende bedrag verschuldigd: 14 keer C 20,- per dag is C 280,-. Ik verzoek ii mij kenbaar te maken op welk rekeningnummer dit bedrag kan worden overgemaakt. Graag ontvang Ik ook een (digitaal) afschrift van de bewuste rekening voor verificatie van het rekeningnummer. De Pagina 2 van 3

3 verschuldigde dwangsom wordt binnen zes weken na ontvangst van uw betaalgegeveris bijgeschreven op het opgegeven rekeningnummer. Overigens wijs Ik ii erop dat de evaluatie van het pilot-project van de gedragsdeskundige eis bijzondere curator met begeleidende brief binnen enkele maanden, naar verwachting In november 2016, aan de Tweede Kamer zal worden gezonden en daarmee openbaar wordt. Dretoraat-GeneraI Directie Juridislhe en Operationele Datum Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geînformeerd. 9 september 2016 Hoogachtend, De Minister van Veiligheid en Justitie namjs deze ri Zaken OnS kenmerk Cordliireni speciallstikh adviseur Juridische zaken Tegen dit besluit kunt u binnen zes weken na de dag waarop dit Is bekend gemaakt een bezwaarschrift Indienen. Het bezwaarschrift moet door de indiener zijn ondertekend en bevat ten minste zijn naam en adres, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht en de gronden waarop het bezwaar berust. Dit bezwaarschrift moet worden gericht aan: de Minister van Veiligheid en Justitie, t.a. v. Directie Wetgeving en Juridische Zaken, sector Juridische Zaken, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag. Pagina 3 van 3

4 Uitspraak /1/A3 1 Raad van State pagina 1 van 3 Raad vanstate Uitspraak /1/A3 Datum van uitspraak: woensdag 23januari 2013 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Algemene kamer - Hoger Geroep - Wet openbaarheid van bestuur ECLI: ECLI:NL:RVS:2013:BY /A3. Datum uitspraak: 23januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te Dordrecht, appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 27januari 2012 in zaak nr. 11/160 in het geding tussen: [appellant) en het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht. Procesverloop Bij besluit van 22juni2010 heeft het college aan [appellant] medegedeeld dat het niet kan ingaan op zijn verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) van 29 april Bij besluit van 7 februari 2011 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 27 januari 2012 heeft de rechtbank het door [appeltant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak Is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 november 2012, waar [appeliant] en het college. vertegenwoordigd door mr. G. Boukich, werkzaam bij het Servicecentrum Drechtsteden, zijn verschenen. Overwegingen

5 Uitspraak /l/A3 1 Raad van State pagina 2 van 3 1. ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob ken een Ieder een verzoek om Informatie neergelegd in docurnentenover een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame Instelling, dienst of bedrijf. Ingevolge het tweede lid vermeldt de verzoeker bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij Informatie wenst te ontvangen. Ingevoige het vierde lid verzoekt het bestuursorgaan, Indien een verzoek te algemeen geformuleerd Is, de verzoekerzo spoedig mogelijk om zijn verzoek te preclseren en is het hem daarbij behulpzaam. Ingevoige artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet besluursrecht (hierna: Awb) ken een bestuursorgaan besluiten een aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. 2. [appellant] heeft hel college In zijn verzoek van 29 april 2010 op grond van de Wob verzocht hem kenbaar te maken of alle woningen in Dordrecht zijn geïnspecteerd volgens de bijlage checklist wettelijk kader (hierna: de checklist), dle door het college wordt gehanteerd om te kunnen vaststellen of een woning al dan niet Is omgezet van zelfstandige naar onzeifstandige woonruimte. Bij brief van 27 mei2010 heeft het college [appellant] meegedeeld dat het verzoek van 29april 2010, gelet op het bepaalde in artikel 3, vierde lid, van de Wob, nog niet In behandeling kon worden genomen, omdat het te algemeen was gesteld. Het college heeft [appellant] daarbij verzocht om binnen twee weken na verzending van die brief te berichten op welke adressen hij doelde. In zijn schriftelijke reactie hierop van 31 mei2010 heeft [appellant] zich op het standpunt gesteld dat het Wob verzoek van 29 april 2010 duidelijk is en het college verzocht hem in het kader van de Wob te berichten of alle, zowel particuliere als tot woningbouwcorporaties behorende woningen In Dordrecht zijn geïnspecteerd volgens do checklist. 3. Da rechtbank heeft overwogen dat [appellant] het college bij brief van 29april2010 heeft verzocht een vraag te beantwoorden en niet om Informatie te verstrekken, die reeds is neergelegd in een document. Het college heeft getracht deze vraag te vertalen naar een verzoek om Informatie, neergelegd in documenten, door te vragen van welke adressen [appeliant] informatie over inspecties wilde hebben. Daarmee heeft het college naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan zijn verplichting neergelegd in artikel 3, vierde lid, van de Wob. [appellant] heeft In zijn reactie daarop zijn verzoek niet nader gespeclfïceerd doch herhaald, aldus de rechtbank. Gelet hierop heeft do rechtbank geoordeeld dat het college hot Wob-verzoek buiten behandeling heeft mogen stellen, omdat [appellant] onvoldoende duidelijk had gemaakt welke Informatie neergelegd in documenten hij door het college openbaar gemaakt wenste te zien. 4. (appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij zijn verzoek niet nader heeft gespecificeerd. Hij voert hiertoe aan dat het verzoek niet te algemeen was, nu hij duidelijk ten aanzien van alle woningen, zowel particuliere als behorende tot woningcorporaties, In Dordrecht heeft gevraagd of zij zijn geïnspecteerd volgens de checklîst om vast te stellen of dle woningen waren omgezet naar onzelfstandigo woonruimte De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat het college het Wob-verzoek buiten behandeling heeft mogen stellen. Uit het In bezwaar gehandhaafde besluit van 22juni2010 blijkt niet dat het verzoek met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb buften behandeling is gesteld. Uit de bewoordingen van dat besluit moet worden afgeleid dat het verzoek is afgewezen, omdat het niet voldeed aan do in artikel 3, tweede lid, van de Wob gestelde voorwaarden Dit leidt evenwel niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. [appeilant] heeft in het verzoek van 29 april 2010 niet verzocht om openbaarmaking van Informatie neergelegd in documenten. Niet in geschil is dat het college niet beschikt over een document waaruit blijkt welke woningen In Dordrecht volgens de checklist zijn geïnspecteerd. Gelet hierop kan hot verzoek van [appeliant] niet worden aangemerkt als een verzoek om openbaarmaking van Informatie neergelegd in documenten en voldoet het niet aan de vereisten van artikel 3,

6 Uitspraak /1/A3 1 Raad van State pagina 3 van 3 tweede lid, van de Wob. Ter zitting van de Afdeling heeft [appellant] uiteengezet dat hij met het verzoek mede de openbaarmaking beoogde van alle inspectierapporten van de volgens de checklist gecontroleerde woningen in Oordrecht, Nu in het verzoek van 29 april 2010 In het geheel niet wordt gesproken over of verwezen naar inspectierapporten, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het college het verzoek mede in die zin had moeten opvatten. Gelet op het vorenstaande heeft het college het verzoek bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 22 juni 2010 terecht afgewezen, omdat niet is voldaan aan de in artikel 3, tweede lid, van de Wob gestelde voorwaarden Het betoog faalt. 5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met, gelet op hetgeen hiervoor onder 4.1 is overwogen, verbetering van de gronden waarop deze rust. 6. Voor een proceskostenvaroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijfoos en dr. M.W.C. Feteris, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat. wg. Vlasbiom w.g. Klein voorzitter ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 23januari &q