Ontwikkelingen binnen het jeugdstrafrecht

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Ontwikkelingen binnen het jeugdstrafrecht"

Transcriptie

1 Ontwikkelingen binnen het jeugdstrafrecht Een onderzoek naar: Het belang van het kind in het jeugdstrafrecht en de mogelijkheid tot het nietontvankelijk verklaren van het OM in zijn vervolging wegens een overschrijding van de redelijke termijn in het licht van art. 3 IVRK en art. 6 lid 1 EVRM. Naam: N. Bouwman Augustus

2 Afstudeerscriptie Publiekrecht/ Strafrecht Auteur: Nadine Bouwman Studentnummer: Adres: Hendrik Andriessenlaan LP, Oegstgeest Telefoonnummer: adres: Begeleidsters: A. Ghonedale, A. van Verseveld Datum: Augustus

3 Inhoudsopgave Pagina Titel 0 Titelblad 1 Inhoudsopgave 2 Lijst met afkortingen 3 1.Inleiding Hoe kan jeugdstrafrecht het beste worden omschreven? Mijn probleemstelling 5 2.Welke uitgangspunten gelden binnen het jeugdstrafrecht? Welke doelen zijn op het (jeugd)strafrecht van toepassing? Het belang van het kind De commissie Montfrans, Overwater en Anneveldt Sancties binnen het (jeugd)strafrecht 13 3.Artikel 6 lid 1 EVRM en de redelijke termijn De betekenis van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens Wanneer blijft men binnen de grenzen van de redelijke termijn? De menselijke waardigheid 22 4.Onderzoek redelijke termijnjurisprudentie Algemene uitgangspunten Het beroemde redelijke termijnarrest Vervolg arresten en vonnissen Conclusie jurisprudentie onderzoek 39 5.De niet-ontvankelijkheid van het OM in zijn vervolging in het licht van art. 3 IVRK en art. 6 lid 1 EVRM Beantwoording van de probleemstelling 41 6.Conclusie 47 Literatuurlijst X 2

4 Lijst met afkortingen OM OvJ EHRM EVRM GVO HR IVRK IVBPR UVRM KRC Wjz. VN PIJ Sr. Sv. BW Gw BJJ OTS GBM NIFP Openbaar ministerie Officier van justitie Europees Hof voor de rechten van de Mens Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de Universele vrijheden. Gerechtelijk vooronderzoek Hoge Raad Internationaal Verdrag Inzake de Rechten van het Kind. Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten. Universele verklaring van de Rechten van de Mens Kinderrechtencomité Wet op de Jeugdzorg Verenigde Naties Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen Wetboek van Strafrecht Wetboek van Strafvordering Burgerlijk Wetboek Grondwet Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen Ondertoezichtstelling Gedragsbeïnvloedende maatregel Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie 3

5 1. Inleiding 1.1 Hoe kan jeugdstrafrecht het beste worden omschreven? Oorspronkelijk kent het Wetboek van Strafrecht (Sr.) geen onderscheid tussen jeugd- en meerderjarigenstrafrecht. In het verleden werden jeugdigen met dezelfde straffen gestraft als meerderjarigen. Hier is in het begin van de 20 ste eeuw verandering in gekomen. Sinds die tijd bestaat er een bijzondere vorm van strafrecht voor jeugdigen en in de loop der jaren is het jeugdstrafrecht enkele malen herzien. Binnen Nederland geldt de regel dat kinderen jonger dan 12 jaar niet strafrechtelijk vervolgd mogen worden 1. Op die leeftijd zijn de ouders uitsluitend verantwoordelijk voor hun kinderen. Binnen het jeugdstrafrecht staan minderjarigen van 12 tot 18 jaar centraal die een strafbaar feit hebben gepleegd en jongeren ouder dan 18 jaar vallen in principe onder het algemene strafrecht. Het jeugdstrafrecht kent geen eigen wet, maar deze bestaat uit een serie wettelijke bepalingen binnen het algemene strafrecht. Deze bijzondere bepalingen (art. 77a t/m 77hh) hebben globaal betrekking op de strafrechtelijk minderjarigen van 12 tot 18 jaar. Globaal, omdat het in ons land ook mogelijk is om een minderjarige volgens het algemene strafrecht te berechten. 2 Ook binnen het Wetboek van Strafvordering (Sv.) zijn bepalingen opgenomen die gelden voor strafrechtelijk minderjarigen (art Sv.) Deze bepalingen worden samen voor het gemak jeugdstrafrecht genoemd. Nederland heeft al meer dan honderd jaar een apart jeugdsanctiestelsel. Wat houdt dit nu precies in? Jeugdcriminaliteit verwijst naar gedrag van jongeren tussen de 12 tot 18 jaar waarmee bepaalde - in wetboeken vastgelegde - normen worden overtreden en waarop een straf staat. 3 Binnen het jeugdstrafrecht wordt rekening gehouden met het feit dat jeugdigen niet volledig verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor hun doen en laten. Zij moeten door middel 1 De politie meldt een 12-minner in principe bij de Raad voor de Kinderbescherming en daar wordt de melding geregistreerd als een klacht- of opvoedingszaak en niet als strafzaak. De Raad onderzoekt vervolgens - via een gezinsonderzoek - of er vrijwillige hulpverlening dient te worden aangeboden, dan wel of er via een civielrechtelijke kinderbeschermingsmaatregel (ondertoezichtstelling, ontheffing of ontzegging) moet worden ingegrepen. Ferwerda (2001), pagina 4. 2 Angenent (1991), pagina Ferwerda (1992). 4

6 van straffen worden geholpen op weg naar verantwoordelijkheid. Jongeren moeten geconfronteerd worden met de gevolgen van hun gedrag en daarnaast moeten ze zoveel mogelijk leren om goed te maken wat zij aangericht hebben. Ido Weijers noemt dit de pedagogische uitdaging van het jeugdstrafrecht en heeft hier een boek over geschreven. 4 Zowel in de media als in de politiek bestaat grote belangstelling voor de problematiek van jeugddelinquentie. Veel aandacht gaat uit naar de rechtspositie van de jeugdigen binnen het jeugdstrafrecht en de vraag of rekening gehouden dient te worden met de pedagogiek binnen het jeugdstrafrecht. Een snelle en consequente afhandeling van een strafzaak wordt bij de afdoening van jeugdstrafzaken beschouwd als een belangrijk kwaliteitsaspect. Het is van groot belang dat er zo weinig mogelijk tijd verstrijkt tussen het plegen van het strafbare feit, de berechting en de tenuitvoerlegging van de straf. Wat zijn hier de redenen voor? 1.2 Mijn probleemstelling Het lijkt mij interessant om te onderzoeken wat de redelijke termijn precies inhoudt binnen ons (jeugd)strafrecht en wat de consequenties zijn bij een overschrijding hiervan. Daarbij rijst de vraag of bij een overschrijding van de redelijke termijn bij minderjarigen- anders dan bij meerderjarigen- het Openbaar Ministerie (OM) het recht op vervolging zou moeten verliezen of dat er gekozen dient te worden voor strafvermindering. Welke redenen liggen hieraan ten grondslag? Mijn probleemstelling is dan ook als volgt: In hoeverre is het niet-ontvankelijk verklaren van het OM in zijn vervolging wegens een overschrijding van de redelijke termijn noodzakelijk in het belang van het kind in het jeugdstrafrecht? Om mijn onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zal ik allereerst een literatuuronderzoek houden en bespreken wat de belangrijkste beginselen en uitgangspunten zijn binnen het (jeugd)strafrecht. Welke (extra) doelen probeert men bij het jeugdstrafrecht voor ogen te houden? Een belangrijke rol hierbij speelt het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), deze zal ik dan ook uitgebreid bespreken. 4 Weijers (2005). 5

7 Om mijn onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden geef ik een uitgebreide analyse van de redelijke termijn binnen het (jeugd)strafrecht. Waarom worden er consequenties verboden aan een overschrijding van de redelijke termijn en welke gevolgen brengt het normaliter met zich mee als deze termijn wordt overschreden. Met andere woorden, wanneer is sprake van een inbreuk op artikel 6 lid 1 Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM)? Door middel van een jurisprudentieonderzoek probeer ik te weten te komen welke sancties worden opgelegd bij een termijnoverschrijding binnen het jeugdstrafrecht en het algemene strafrecht en hoe de rechterlijke macht precies omgaat met een inbreuk op art. 6 lid 1 EVRM. Wat is de achterliggende reden hiervoor en welke doelen binnen het (jeugd)strafrecht worden hiermee gediend? Ik bespreek de actuele ontwikkelingen op het gebied van de redelijke termijn jurisprudentie. 6

8 2. Welke uitgangspunten gelden binnen het jeugdstrafrecht? 2.1 Welke doelen zijn op het (jeugd)strafrecht van toepassing? De jeugddelinquentie is de afgelopen jaren flink in de publiciteit gekomen. Niet alleen door verschillende sterk in het oog springende gebeurtenissen (denk aan zware misdrijven gepleegd door minderjarigen), maar ook door de interesse voor de aanpak ervan. Meerdere rapportages over geweldsdelicten lijken de vraag naar een harde aanpak te rechtvaardigen. Er is sprake van een verharding van de jeugdcriminaliteit en daarnaast lijkt het alsof de minderjarige verdachte alsmaar jonger wordt. Jongeren worden aan de ene kant gezien als een door de overheid te controleren bedreiging van de openbare orde en aan de andere kant als een kwetsbare groep die bescherming nodig heeft. 5 Jeugddelinquentie moet gezien worden als een containerbegrip. Het gaat hierbij om verschillende strafbare gedragingen gepleegd door jongeren tot 18 jaar. Vanaf 18 jaar is men strafrechtelijk meerderjarig en valt men dus niet meer onder het jeugdbeschermingsrecht. De criminaliteit onder jeugdigen wordt binnen Nederland gezien als een groot, maatschappelijk probleem. Dat de aanpak hiervan moeilijk verloopt is onder andere te danken aan het feit dat er geen duidelijk zicht is op hoe groot en ernstig het probleem is. Jeugdrechters stellen dat zij steeds meer geconfronteerd worden met jeugdigen waarbij een ernstig, psychisch probleem bestaat. In plaats van bescherming is vooral ook hulpverlening nodig. 6 Ons strafrecht wordt traditioneel gekenmerkt door een belangrijke eigenschap, namelijk terughoudendheid. Bij de invoering van ons Wetboek van Strafrecht in 1886 werd het Strafrecht door de toenmalige minister van Justitie Modderman gezien als ultimum remedium: het uiterste redmiddel. 7 De vraag is nu wanneer dit redmiddel precies ingezet dient te worden. Het is van belang om eerst stil te staan bij de vraag welke doelen precies gediend worden door strafrechtelijk op te treden en te sanctioneren. De doelen die voor zowel het jeugdstrafrecht als het volwassenen strafrecht gelden zijn speciale en generale preventie, vergelding, het handhaven van de rechtsorde, resocialisatie, het beveiligen van de maatschappij en van de burgers, behandeling, voorkoming van recidive 5 Ministerie van justitie, beleidsdoorlichting jeugdsancties, periode , pagina Bartels (2007), pagina Kelk (2005), pagina 8. 7

9 en genoegdoening. Een extra doel wat op het jeugdstrafrecht van toepassing is, is de opvoeding van de jeugdigen (art. 40 lid 1 IVRK). Straf moet gezien worden als een pedagogisch middel tot gedragsbeïnvloeding en de beste speciale preventie dient te zijn gelegen in verbetering van de opvoedingssituatie. 8 Alleen via sancties kan Justitie dit extra doel voor het jeugdstrafrecht niet realiseren. De oplossing om jeugdcriminaliteit tegen te gaan ligt in een combinatie van preventie, repressie en nazorg. Hoe sneller een strafrechtelijke sanctie volgt, hoe groter de kans dat de jeugdige verdachte iets leert van zijn gedrag. 9 Om deze strafdoelen te verwezenlijken en op een rechtvaardige manier te bereiken, gelden binnen het jeugdstrafrecht, net als binnen het algemene strafrecht, de volgende uitgangspunten en beginselen: de onschuldpresumptie, consistentie en inzichtelijkheid, gelijkheid en uniformiteit en het beginsel van proportionaliteit en subsidiariteit. 10 Bij de onderscheiden strafdoelen is het van belang ervan uit te gaan dat vergelding en opvoeding in elkaars verlengde liggen. De rechter brengt met zijn vonnis tot uiting dat er een rechtsnorm geschonden is en dat de zwaarte van de straf in overeenstemming is met de ernst van de normschending (het proportionaliteitsbeginsel). Daarnaast krijgt de samenleving door de straf een vorm van genoegdoening voor het gepleegde delict (vergelding). 11 De jongeren worden aangesproken op hun strafbare gedrag en het is belangrijk dat zij geconfronteerd worden met een sanctie. In de Richtlijn Strafvordering jeugd 12 van het OM wordt aangegeven dat in het jeugdstrafrecht een persoonsgerichte aanpak wordt toegepast. Hierbij is het streven om criminogene factoren te beperken en beschermende factoren te versterken. 13 De jeugdige vereist een andere benadering dan de volwassene. Ook al is er geen aparte jeugdstrafwet in Nederland, jeugddelinquenten vormen een uitzondering op het algemene deel van het strafrecht. 14 Uit meerdere ontwikkelingspsychologische onderzoeksrapporten is gebleken dat jongeren tot 18 jaar en zelfs tot 24 jaar nog in ontwikkeling zijn. 15 Dit brengt 8 Bartels (2007), pagina Ministerie van justitie, beleidsdoorlichting jeugdsancties, periode , pagina Programma Aanpak Jeugdcriminaliteit (oktober 2008). Handreiking jeugdstrafrecht: Sancties, voorwaarden en nazorg, pagina Ministerie van justitie, beleidsdoorlichting jeugdsancties, periode , pagina Openbaar Ministerie; Richtlijn strafvordering jeugd, 1 augustus 2009 (Stcr. 2009, 116) Artikel 77a t/m 77hh Sr. 15 Periode van 18 tot 24 jaar wordt soms gezien als een overgangsfase van jongvolwassene naar volwassene. 8

10 met zich mee dat zij nog weinig schuldinzicht hebben en het belangrijkste is dat jongeren nog gekneed kunnen worden en nog vormbaar zijn. Hierdoor staat binnen het jeugdstrafrecht niet de daad, maar de dader centraal. 16 In het jeugdstrafrecht prevaleert dus niet zo zeer de vergelding als strafdoel, maar de positieve, speciale preventie. De bevordering van de persoonlijke ontwikkeling en maatschappelijke integratie van de jongeren staat voorop. Volwassen daders en veroordeelden worden al snel gezien als onverbeterlijk, maar bij jeugdige daders heeft Justitie de opdracht om in de verdere ontwikkeling van de jeugdigen te investeren. 17 De gedachte die men graag voor ogen houdt is dat criminaliteit onder jongeren meestal iets van voorbijgaande aard is en dat normoverschrijdend gedrag nou eenmaal hoort bij het verleggen en verkennen van grenzen Het belang van het kind Dat we bij het jeugdstrafrecht andere doelen voor ogen hebben staat dus vast. Iedereen heeft wel een bepaalde visie over het belang van het kind: de overheid, hulpverleners, psychologen, pedagogen, filosofen, etc. Doordat het belang van het kind binnen het recht geen vaste, concrete invulling kent, kan de toepassing van het rechtsbegrip tot verschillende uitkomsten in één bepaalde zaak leiden. Rechters kunnen vonnissen verklaren en motiveren door te verwijzen naar het belang van het kind, terwijl verschillende rechters in dezelfde zaak tot een andere uitkomst komen over wat precies in het belang van het kind is. Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) is het verdrag waarbij het belang van het kind voorop staat. Dit is één van de belangrijkste verdragen die van toepassing is op het jeugdstrafrecht. Het verdrag is op 2 september 1990 door 20 Staten geratificeerd en zij is op 8 maart 1995 in Nederland in werking getreden. Sinds 2009 zijn er 193 Staten bij aangesloten. Verder is het IVRK door alle landen ondertekend en geratificeerd, op Somalië en de Verenigde Staten na. 19 Met de komst van dit verdrag hebben kinderen eigen rechten gekregen. 16 Gerris (2002), pagina De Jonge en van der Linden (2007), pagina De Jonge en van der Linden (2007), pagina 4 en Janssen (1989), pagina Meuwese, Blaak en Kaandorp (2005), pagina 1. 9

11 Het IVRK bestaat naast de preambule uit 54 artikelen. In de eerste 31 artikelen worden de materiële rechten genoemd en de overige artikelen omvatten de procedurele voorschriften. Zoals uit de preambule blijkt zijn de beginselen verder uitgewerkt in het IVRK. Hieruit volgt dat het in het belang van het kind is om een volledige en harmonische ontplooiing van lichaam en geest te hebben. 20 Het allerbelangrijkste van dit verdrag is het belang van het kind. Dit belang is namelijk fundamenteel voor de implementatie en interpretatie van alle andere artikelen in het IVRK en staat centraal bij alle beslissingen. De meeste rechtsgeleerden zijn van mening dat het IVRK invulling geeft aan het belang van het kind in art. 3 lid 1 IVRK: Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging. Het belang van het kind wordt vaak gelezen in combinatie met andere artikelen uit het IVRK om een bepaalde aanpak te ondersteunen, te rechtvaardigen of te verhelderen. Er is geen enkel artikel in het IVRK waarbij het belang van het kind geen rol speelt. Daarnaast staan alle artikelen met elkaar in verband. Het IVRK kent geen hiërarchie en alle in het IVRK genoemde rechten vormen een geheel. Het IVRK kent een heleboel minimumnormen die in andere verdragen of in nationale wetgeving worden uitgewerkt en gespecificeerd. Artikel 3 IVRK wordt echter niet genoemd in de ratificatiewet en in de lijst van artikelen waaraan de Nederlandse regering directe werking toekent. In Nederland heeft een aantal lagere rechters zich wel over de rechtstreekse werking van art. 3 lid 1 IVRK uitgesproken. De zaken waar een beroep wordt gedaan op dit artikel bij de Hoge Raad (HR) zijn schaars. In de zaken waar bij de HR wel een beroep is gedaan op art. 3 lid 1 EVRM wordt niet ingegaan op het belang van het kind, oftewel rechtstreekse werking wordt door de HR vooralsnog niet aangenomen. Om te kunnen bepalen of het belang van het kind de eerste overweging heeft, moet wel duidelijk zijn wat nu precies het belang van het kind is. Rechtsgeleerde Goos Cardol

12 omschrijft bijvoorbeeld het belang van het kind als het recht op ontwikkeling. Het belang van het kind draait om de ontwikkeling van het kind, omdat een minderjarige juist hierin verschilt van een meerderjarige. 21 Dit is nou juist het punt waar binnen het jeugdstrafrecht rekening mee gehouden dient te worden. Kort samengevat is het belang van het kind het zich harmonisch kunnen ontwikkelen. Het IVRK is hierbij een richtlijn voor de ontwikkeling van het kind waarbij verschillende elementen een rol spelen zoals de mening van het kind, onderwijsbehoeften, maar ook het recht op een proces bij een kinderrechter en het recht op eerbiediging van de rechten en de belangen van het kind binnen het jeugdstrafrecht. Het IVRK kan gezien worden als een juridisch instrument dat de ontwikkeling, de ontwikkelende vermogens en de competentie van het kind promoot. 2.3 De Commissie Montfrans, Overwater en Anneveldt In de jaren 70 zijn er twee commissies ingesteld: de commissie Overwater en de commissie Anneveldt. 22 Reden hiervoor is dat er begin jaren 70 veel kritiek was op het jeugdstrafrecht. Het werd beschouwd als te bevoogdend en niet meer passend bij de toegenomen mondigheid en emancipatie van de jeugdigen. Jongeren moeten verantwoordelijk gesteld worden voor hun eigen keuzes en in het verlengde daarvan moeten zij eerder aansprakelijk gesteld worden voor hun gedrag. 23 Beide punten zijn terug te vinden in het advies van de commissie Anneveldt om het jeugdstrafrecht meer te conformeren met het volwassenen strafrecht. Vanuit dat perspectief zouden jongeren meer rechten en plichten moeten krijgen. Het driehoeksoverleg is bijvoorbeeld afgeschaft en de maximumstraffen van jeugddetentie zijn verhoogd. Eigen verantwoordelijkheid en eigen rechten, op strafvorderlijk gebied, worden duidelijker tot uitdrukking gebracht. 24 De commissie Anneveldt werd gevraagd om te adviseren over een herziening ter modernisering en vereenvoudiging van het jeugdstrafrecht. Naar aanleiding van deze 21 Cardol (2007), pagina Commissie herziening strafrecht voor Jeugdigen (Commissie Anneveldt 1979): Sanctierecht voor jeugdigen. 23 Imkamp (1997), pagina Imkamp (1997), pagina

13 rapporten is het jeugd(straf)procesrecht twee keer grondig herzien. Naar aanleiding van het rapport van de commissie komt vervolgens het vernieuwd straf(proces)recht 25 tot stand, dat op 1 september 1995 in werking is getreden. Een belangrijke verandering is de invoering van de alternatieve sancties (voorheen taakstraffen genoemd) in het Wetboek van Strafrecht. De invoering van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (BJJ) in 2001 is vervolgens een belangrijke ontwikkeling op het terrein van het jeugdstraf(proces)recht. In de loop der jaren hebben meerdere commissies zich gebogen over het probleem jeugdcriminaliteit. De Commissie kleine criminaliteit in 1984 onder leiding van H.J. Roethof is hier een van. 26 Sinds deze rapportage komt er een reeks aan documenten waarin expliciet een beeld wordt geschetst van de ontwikkelingen in aard, omvang en achtergronden van jeugdcriminaliteit. In het eindrapport wordt gewezen op een scala aan mogelijkheden om te komen tot een bestrijding van deze criminaliteit. Tien jaar na het rapport van de commissie van Roethof wordt de commissie Jeugdcriminaliteit geïnstalleerd. Dit is een commissie onder leiding van mw. Montfrans- Hartman en heeft de taak een brede nota over jeugdcriminaliteit uit te brengen. De commissie van Montfrans geeft in het rapport Met de neus op de feiten uit 1994 het advies om vroegtijdig, snel en consequent te reageren op jeugdig crimineel gedrag. 27 In dit rapport worden aanbevelingen gedaan om te komen tot een omvattend, pedagogisch, adequate, verantwoorde aanpak van de jeugdcriminaliteit. 28 Ondanks alle inspanningen van commissies slaagde de overheid er maar beperkt in om jeugdige wetsovertreders vroegtijdig, snel en consequent te bestraffen. Er moet meer sturing worden gegeven aan een bepaald beleid. In de kabinetsnota Vasthoudend en effectief uit maart wordt de lijn van de commissie van Montfrans Hartman voortgezet. Naar het oordeel van de commissie Anneveldt in de jaren 70 dienen algemene rechtsregels ook op jeugdigen van toepassing te zijn. Uitzonderingen op het volwassenenstrafrecht moeten zoveel mogelijk achterwege blijven. De rechtspositie van de jeugdigen zou meer in overeenstemming gebracht moeten worden met die van de volwassenen. Dit rapport heeft 25 Wet van 7 juli 1994, tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en andere wetten in verband met de herziening van het strafrecht voor jeugdigen. 26 Commissie Kleine Criminaliteit, H.J Roethof, Eindrapport Ministerie van Justitie, Directie Jeugdbescherming en Reclassering, Aanpak jeugdcriminaliteit: Met de neus op de feiten, Den Haag: Ministerie van Justitie, Directie Jeugdbescherming en Reclassering 1994, p Commissie Montfrans 1994: Notitie jeugdcriminaliteit. 29 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

14 uiteindelijk geleid tot het wetsvoorstel tot wijziging van het sanctierecht voor jeugdigen. In verband met de toegenomen mondigheid van jeugdigen zijn de verschillende jeugdstraffen en -maatregelen herzien. 30 Het jeugdstrafrecht zoals wij deze nu kennen is in werking getreden in 1995 (art. 77a tot en met 77hh Sr.) De strafbare feiten zijn voor jeugdigen hetzelfde, echter de strafmaxima per delict gelden niet voor het jeugdstrafrecht. Daarnaast geldt als regel dat onder de 12 jaar niet vervolgd mag worden (art. 486 Sv.). Van belang voor mijn onderzoeksvraag is om te kijken welke sancties precies opgelegd kunnen worden aan minderjarige verdachten. Welke doelen liggen aan deze sancties ten grondslag? 2.4 Sancties binnen het (jeugd)strafrecht Jeugdcriminaliteit omvat dus alle misdrijven en overtredingen gepleegd door jeugdigen. In het Wetboek van Strafrecht en in bijzondere strafwetten zijn alle gedragingen vastgelegd die strafbaar zijn. Deze bepalingen gelden dus ook voor jeugdigen en vanaf 12 jaar kunnen zij hiervoor worden vervolgd. Echter schrijft het jeugdstrafrecht voor jeugdigen specifieke straffen en maatregelen voor. In art. 77a Sr. worden de meeste bepalingen met betrekking tot de straffen en maatregelen voor volwassenen buiten toepassing verklaard. Bij de tenuitvoerlegging van jeugdsancties zijn verschillende organisaties betrokken die onderdeel vormen van de jeugdstrafrechtketen: die politie die de jeugdige aanhoudt en verhoort, de Raad voor de Kinderbescherming, Jeugdzorg en in sommige gevallen het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) die onafhankelijke rapporteurs inschakelt wanneer de rechter hem de opdracht geeft om ten aanzien van een jeugdige een gedragsdeskundig onderzoek te verrichten. 31 De belangrijkste wijzigingen sinds 1995 in het materiële jeugdstrafrecht zijn dat de bestaande vrijheidsstraffen (arrest- en tuchtschoolstraf) in de nieuwe wetgeving zijn vervangen door één sanctie: de jeugddetentie. Daarnaast is de maximale vrijheidsstraf verhoogd naar 12 maanden voor 12 t/m 15 jarigen, deze was voorheen 6 maanden, en naar 24 maanden voor 16 en Oei en Groenhuijsen (2003), pagina Ministerie van Justitie, Beleidsdoorlichting jeugdsancties, periode , pagina

15 jarigen (art. 77i lid 1 Sr.). Daarnaast hebben de HALT afdoening en de taakstraffen een wettelijke basis gekregen. 32 De belangrijkste wijzigingen hebben te maken met de rol van de kinderrechter en de positie van de officier van justitie. De kinderrechter had in het oude jeugdstrafrecht een allesoverheersende invloed. Hij was degene die besliste over onder andere de vraag of een minderjarige in voorlopige hechtenis ging en bleef, en of er een gerechtelijk vooronderzoek (GVO) zou worden geopend. De officier van justitie moest de kinderrechter zelfs om toestemming vragen als hij een strafzaak tegen een jeugdige wilde seponeren. Ook had de kinderrechter op de terechtzitting veel invloed, hij kon bijvoorbeeld zelfstandig beslissen een straf op te leggen, ook als de officier van justitie dit niet had geëist. Met de inwerkingtreding van het nieuwe jeugdstrafrecht heeft de kinderrechter een deel van zijn machtspositie moeten afstaan aan de jeugdofficier van justitie. 33 Van oudsher heeft het jeugdstrafrecht een opvoedkundig component. Dit betekent dat zij mildere straffen en maatregelen kent dan het algemene stafrecht. Het instellen van een apart strafrecht voor minderjarigen is onder meer gebaseerd op art. 40 van het IVRK waarbij Nederland partij is. Jongeren die tussen de twaalf en achttien jaar oud zijn wanneer zij een misdrijf plegen, worden normaal gesproken berecht volgens het jeugdstrafrecht. Dat betekent dat de rechtszaak, die vanwege de privacy van de jonge verdachten niet openbaar is, wordt behandeld door een kinderrechter. Ook de straffen verschillen met het strafrecht voor volwassenen. De kinderrechter kan (een combinatie van) de volgende straffen opleggen: - Geldboete - Jeugddetentie - Taakstraf - Gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) - Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ maatregel) - Voorwaardelijke veroordeling - Overige maatregelen: ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel, schadevergoeding, onttrekking aan het verkeer. 32 Kruissink en Verwers (2001). 33 Kruissink en Verwers (2001). 14

16 De vraag is welke doelen de kinderrechter nu precies voor ogen heeft bij het opleggen van deze straffen en maatregelen. Een geldboete kan aan jeugdigen worden opgelegd ten aanzien van ieder strafbaar feit. De bedoeling is om met deze straf een nadeel toe te brengen aan de daders. Binnen het jeugdstrafrecht is wel een beperking opgenomen ten opzichte van het voor volwassenen geldende boetestelsel. De geldboete bedraagt ten hoogste 3700,- (art. 77l lid 1 jo. 23 lid 4 Sr.). 34 Net als bij volwassenen dient de rechter hierbij rekening te houden met de draagkracht van de jeugdige daders (art. 77a jo. 24 Sr.). Een taakstraf kan aan jeugdigen worden opgelegd voor alle misdrijven en (anders dan bij volwassenen) alle overtredingen (art. 77g Sr.). Deze taakstraf bestaat uit een werkstraf, leerstraf of een combinatie van beide. Een werkstraf heeft een meer vergeldend karakter en kan daarnaast ook dienen ter herstel van de schade. Bij een leerstraf en/of een gecombineerde straf is gedragsbeïnvloeding het belangrijkste doel. 35 Daarnaast is van belang dat de Raad voor de Kinderbescherming een voorbereidende en ondersteunende taak heeft (art. 77o lid 1 Sr.). De taakstraf verdient daarnaast de voorkeur boven de vrijheidsbenemende straf. Dit heeft ertoe geleid dat de taakstraf zich heeft ontwikkeld tot de meest frequente, toegepaste sanctie binnen het jeugdstrafrecht. Jongeren kunnen maximaal één of twee jaar jeugddetentie krijgen en zes jaar jeugd tbs. Jeugd tbs is een populaire naam voor de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ maatregel). Dit is een vrijheidsbenemende maatregel die kan worden opgelegd, het is dus een vorm van vergelding. Het moet gaan om een misdrijf waar voorlopige hechtenis op staat, de maatregel moet noodzakelijk zijn om de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen te waarborgen en de maatregel moet in het belang zijn van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte (art. 77s Sr.). 36 Daarnaast kan de PIJ maatregel worden opgelegd aan toerekeningsvatbare en aan ontoerekeningsvatbare jongeren en het moet uit behandelings- of opvoedkundig oogpunt noodzakelijk zijn. De doelen van de PIJ maatregel zijn dus behandeling, opvoeding en bescherming van de maatschappij. Deze maatregel wordt pas opgelegd door de rechter na advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines. 37 Over het 34 Ministerie van Justitie, Beleidsdoorlichting jeugdsancties, periode , pagina Ministerie van Justitie, Beleidsdoorlichting jeugdsancties, periode , pagina Ministerie van Justitie, Beleidsdoorlichting jeugdsancties, periode , pagina Ministerie van Justitie, Beleidsdoorlichting jeugdsancties, periode , pagina

17 algemeen wordt de PIJ maatregel voor een duur van twee jaar opgelegd. Indien bij het begaan van het feit geweld is gebruikt kan de maatregel worden verlengd tot maximaal vier jaar. Indien de verdachte daarnaast ook beschikt over een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogen is de maximale duur zes jaar en is advies van een psychiater vereist (art. 77t lid 2 jo. 77s lid 3 Sr.). 38 Daarnaast is het jeugdstrafrecht aangepast door middel van een nieuwe wet. Op 1 februari 2008 is de Wet gedragsbeïnvloeding Jeugdigen in werking getreden en met de komst van deze wet is het jeugdstrafrecht uitgebreid met een op (her)opvoeding gerichte maatregel. 39 Deze wet voegt een aantal nieuwe elementen toe. De belangrijkste daarvan is de invoering van een strafrechtelijke maatregel gericht op de gedragsbeïnvloeding van de jeugdigen, kortweg de gedragsmaatregel genoemd. 40 Voor deze nieuwe wet is gekozen, omdat binnen het jeugdstrafrecht de heropvoeding, oftewel de gedragsbeïnvloeding, een belangrijk strafdoel is. In de vorige eeuw is veel veranderd ten aanzien van de positie van de jeugdige binnen het strafrecht. De eerste jeugdwetten dateren van 1905 en vanaf de jaren 90 van de vorige eeuw kwam het accent binnen het jeugdstrafrecht steeds meer te liggen op het opvoedkundige doel. Daarnaast zijn er voor de jongeren veel vormen van hulp en begeleiding mogelijk. Wanneer de kinderrechter uiteindelijk over het lot van de jongeren dient te beslissen zijn er tal van gevarieerde strafmogelijkheden. Deze kunnen vervolgens ook nog met elkaar gecombineerd worden. Begeleiding door de jeugdreclassering kan plaats vinden op vrijwel alle momenten binnen het jeugdstrafrecht en de Raad voor de Kinderbescherming houd zich ook niet afzijdig. Dit alles heeft te maken met het opvoedkundige doel van het jeugdstrafrecht. 38 Ministerie van Justitie, Beleidsdoorlichting jeugdsancties, periode , pagina Wet van 20 December 2007 (Stb. 275); Kamerstukken II 2005/2006, Ministerie van Justitie, Beleidsdoorlichting jeugdsancties, periode , pagina

18 3. Artikel 6 lid 1 EVRM en de redelijke termijn 3.1 De betekenis van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens Een aantal jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog werd het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) aangenomen door de in 1949 opgerichte Raad van Europa. 41 Fundamentele en politieke rechten van burgers werden namelijk op grote schaal aangetast en bedreigd. Op 10 december 1948, vlak voor het EVRM werd aangenomen, werd eerst door de Algemene Vergadering van de VN de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aangenomen. 42 In de eerste titel van het EVRM is de invloed van deze Universele Verklaring duidelijk zichtbaar. Sindsdien zijn er 15 protocollen aangenomen die inmiddels allemaal in werking zijn getreden. Het EVRM is een gezaghebbend instrument gebleken voor de bescherming van mensenrechten. Veel lidstaten hebben in verband met een aanhangige zaak of naar aanleiding van een uitspraak van het EHRM hun nationale wetgeving aangepast. Het EHRM is bevoegd kennis te nemen van individuele klachten tegen alle lidstaten over schendingen van de rechten beschermd in het EVRM. Op grond van art. 34 EVRM kan het EHRM verzoekschriften ontvangen van iedere natuurlijk persoon, iedere nietgouvernementele organisatie of iedere groep personen die denkt slachtoffer te zijn geworden van een schending van een mensenrecht door een lidstaat, die in het verdrag en de bijbehorende protocollen zijn vervat. 43 Er worden niet veel eisen gesteld aan een verzoek bij het EHRM. Een verzoeker moet slachtoffer zijn geworden van een schending van een recht door een lidstaat (ratione personae). 44 Ook moet de klacht betrekking hebben op een bepaling van het EVRM of een protocol (ratione materia). 45 Daarnaast moeten alle nationale rechtsmiddelen volgens art. 1 EVRM door de verzoeker zijn uitgeput voordat hij zich tot het EHRM kan wenden. Er moet dus tot aan de hoogst mogelijke instantie zijn geprocedeerd. 41 Vande Lanotte (2005), pagina Vande Lanotte (2005), pagina de Graaf e.a. (2010), pagina Nollkaemper (2007), pagina Nollkaemper (2007), pagina

19 In Nederland heeft het verdrag directe werking, dit wil zeggen dat de rechterlijke macht alle wetgeving en bestuur aan het EVRM dient te toetsen. Directe werking van het EVRM houdt ook in dat personen in Nederland bij de rechter tegen beslissingen van de overheid bepalingen uit het EVRM kunnen inroepen. 46 De redelijke termijn vindt zijn oorsprong in de internationale wetgeving die rechtstreeks ingrijpt in de interne, juridische orde. Artikel 6 lid 1 EVRM biedt de waarborg op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn. 47 Hierdoor wil men voorkomen dat verdachten langer dan redelijk onder de dreiging van strafvervolging moeten leven. Krachtens artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950 moeten de geschillen betreffende de burgerlijke rechten en verplichtingen binnen een redelijke termijn worden afgehandeld : Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen heeft eenieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie welke bij de wet is ingesteld. De volgende bepaling is van toepassing op personen die al van hun vrijheid beroofd zijn. Overeenkomstig artikel 5 lid 3 EVRM zijn de onderzoeks- en vonnisgerechtigden verplicht om hun taken binnen een redelijke termijn uit te voeren: Eenieder die gearresteerd is of gevangen wordt gehouden, overeenkomstig lid 1, c, van dit artikel moet onmiddellijk voor een rechter worden geleid of voor een andere autoriteit die door de wet bevoegd verklaard is om rechterlijke macht uit te oefenen en heeft het recht binnen een redelijke termijn berecht te worden Ook in art. 14 IVBPR is iets soortgelijks opgenomen: Bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging heeft eenieder, in volle gelijkheid, recht op volledige minimumgaranties: ( ) c) zonder onredelijke vertraging te worden berecht ( ) 46 Meuwese, Blaak en Kaandorp (2005), pagina Verbruggen en Verstraeten (2009), pagina

20 Wereldwijd gelden in landen bepalingen met betrekking tot de redelijke termijn in strafzaken. In artikel 8 lid 1 van de American Convention on Human Rights en in artikel 7 lid 1 sub d van het African Charter on Human and People s rights staat iets soortgelijks. In bijvoorbeeld Canada is het recht op berechting binnen een redelijke termijn opgenomen in art. 11 sub b van de Canadian Charter of Rights and Freedoms. In veel internationale verdragen zijn bepalingen opgenomen die een behoorlijke behandeling en een goede procesgang waarborgen. Hoofdregel is dat een ieder recht heeft op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak. Dit moet gebeuren binnen een redelijke termijn en door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie. Deze moet vervolgens ook ingesteld zijn bij de wet (art. 6 lid 1 EVRM). 48 Het probleem is dat juridische procedures zich vaak jarenlang voortslepen en zolang de rechtsgang voortduurt verkeert de burger in onzekerheid over zijn rechten, plichten en zijn schuld. Het is van belang voor zowel de burger als de democratische rechtsstaat dat juridische procedures niet teveel tijd in beslag nemen en dat ons land niet in strijd handelt met het EVRM. Dit geldt natuurlijk des te meer voor minderjarige verdachten, want juist in deze leeftijdsgroep is een adequate, verantwoorde, maar vooral snelle aanpak noodzakelijk Wanneer blijft men binnen de grenzen van de redelijke termijn? Van groot belang voor de toepassing van art. 6 EVRM is de inhoud die aan criminal charge wordt gegeven. Het is namelijk relevant vanaf welk moment in de procedure er sprake is van een criminal charge, want op dat moment begint de redelijke termijn te lopen waarbinnen de procedure moet zijn afgerond. 50 Oftewel, de teller van de redelijke termijn begint dan te lopen en vangt aan vanaf het moment dat door de Nederlandse staat een handeling is verricht waaraan de verdachte in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. 51 Het gaat dus om de officiële kennisgeving van het verwijt dat de betrokkene een strafrechtelijke inbreuk heeft begaan Stolwijk (2009), pagina Commissie Montfrans 1994: Notitie jeugdcriminaliteit. 50 de Blieck e.a. (2009), Pagina Feteris (2002), pagina Verbruggen en Verstraeten (2009), pagina

21 Een strafprocedure zou borg moeten staan voor naleving van de rechten van de verdediging en van de individuele vrijheid. Echter is dit niet altijd het geval. Onder het begrip redelijk moet worden verstaan gematigd, berekend, rechtvaardig. 53 Er moet gekeken worden naar het feit of een proces fair is geweest. 54 Voordat we kunnen spreken over een onredelijke termijn moet eerst onderzocht worden wat precies wordt verstaan onder de redelijke termijn bij de afhandeling van een zaak. Aangezien het begrip redelijke termijn in geen enkele wetgeving wordt gedefinieerd wordt in concreto per geval vastgesteld of er sprake is van schending van de redelijke termijn. 55 Op het eerste gezicht lijkt het onmogelijk om het aantal maanden of jaren per zaak te bepalen, omdat de beoordeling van de redelijke termijn een feitelijke kwestie is en elke zaak apart moet worden onderzocht. Een rechtbank is bevoegd zich hierover uit te spreken, indien het rechtsmiddel van overschrijding van de redelijke termijn is voorgelegd. Doordat bij de beoordeling met alle elementen van de zaak rekening gehouden dient te worden, is het best mogelijk dat de redelijke termijn in een bepaalde zaak voor de ene verdachte overschreden is en voor de andere verdachte in diezelfde zaak niet. Het is immers mogelijk dat de ene verdachte sneller dan de andere op de hoogte was gebracht van de strafvervolging. Ook kan het zo zijn dat het strafdossier bij de één moeilijker en ingewikkelder is dan bij de ander of dat er in de ene zaak meer getuigen worden opgeroepen waardoor men meer tijd nodig heeft. De hoofdtaak van het EHRM is te onderzoeken of de rechten van de mens gerespecteerd zijn, oftewel het EHRM heeft als taak rechtsbescherming. Zowel art. 6 EVRM als art. 14 IVBPR geven geen maatstaven aan wanneer een tijdsverloop van een proces het stempel redelijk krijgt. Daarnaast heeft het EHRM ook nooit aan willen geven wanneer dit het geval is. Wel heeft het Hof in arrest König vs. Duitsland 56 aangegeven dat de vaststelling of een proces binnen een redelijke termijn is afgehandeld per geval op basis van de omstandigheden moet worden beoordeeld. Men moet dus kijken naar vaste criteria. In de zaak Neumeister 57 beslist het EHRM dat een duur van zeven jaar voor een strafproces uitzonderlijk lang en onredelijk lang is. In de zaak 53 G. CORNU, Vocabulaire juridique, Association Henri Capitant, P.U.F., 2000 [Vertaling]. 54 Zie ook HR 19 februari 1985, NJ 1985, 581 (strafkamer) en HR 26 oktober 1988 BNB 1989/16 (belastingkamer). 55 Verstraeten (2007), pagina EHRM 28 juni 1978, NJ 1980, 54, König/Duitsland. 57 E.H.R.M., arrest Neumeister,

22 Buchholz beslist het EHRM dat een totale duur van een procedure van vier jaar en negen maanden eveneens te lang en onredelijk was. Het Europese Hof ziet een overschrijding door een instantie door de vingers als de duur van de procedure in zijn totaliteit acceptabel is. Echter de toetsing van de voorgelegde zaak gebeurt door het EHRM niet enkel met betrekking tot de gehele procedure, maar ook met betrekking tot de duur van de procedure bij en tussen de afzonderlijke instanties. Er wordt zowel gekeken naar het tijdsverloop tussen de aanvang van de termijn en de procedure in eerste aanleg, tussen eerste en tweede aanleg, tussen tweede aanleg en cassatie, en naar de termijnen die na cassatie nog kunnen verlopen, als naar de totaal verlopen tijd tussen begin- en eindpunt van de redelijke termijn. 58 Wat zijn nu precies de beoordelingscriteria voor vaststelling van de redelijke termijn? Zoals eerder vermeld moet de termijn in concreto worden beoordeeld. 59 Ook moet worden gekeken naar de complexiteit van de zaak. Men kan verschillende elementen aanvoeren als bewijs van de complexiteit van de zaak, dit kan zowel op feitelijk vlak (aantonen van pertinente feiten) als op juridisch vlak (complexiteit van de bewijsvoering). 60 Het ligt voor de hand dat naarmate een strafzaak complexer is, bijvoorbeeld omwille van de aard van de misdrijven of omwille van het aantal daders, zij ook meer tijd in beslag mag nemen voordat sprake zal zijn van een overschrijding van de redelijke termijn. 61 Is een zaak relatief eenvoudig, dan mag verwacht worden dat een zaak snel afgedaan wordt. Er kunnen verschillende elementen aangevoerd worden om aan te tonen dat we te maken hebben met een gecompliceerde zaak: aantal verdachten, omvang en moeilijkheid van het dossier, aantal gehoorde personen, connexiteit, plaatsopneming, aantal bezwaren tegen de eiser en zijn medebeschuldigden, onderzoeken in het buitenland, etc. 62 In tegenstelling tot burgerlijke zaken zijn verdachten in strafzaken niet verplicht om actief aan de procedure mee te werken. Zij hebben het recht op stilzwijgen (art. 14 lid 3 sub g IVBPR). Wel mag de rechter rekening houden met het feit dat de procedure langer heeft geduurd door de houding van de verdachte Meese (2006), pagina Verstraeten (2007), pagina Verbruggen en Verstraeten (2009), pagina Meese (2006), pagina Meese (2006), pagina Verbruggen, en Verstraeten (2007), pagina

23 Het einde van de redelijke termijn valt samen met het moment waarop de zaak wordt afgedaan door de rechterlijke macht. De rechter zal bijvoorbeeld een uitspraak doen in de zin van een veroordeling of een vrijspraak na het onderzoek. Ook kan er sprake zijn van een beslissing van het OM om de vervolging stop te zetten De menselijke waardigheid Waarom is het noodzakelijk om een zaak binnen een redelijke termijn af te doen? Als een strafrechtelijke beschuldiging lange tijd blijft aanhouden, kan de menselijke waardigheid in het gedrang komen en dit kan zowel psychologische als lichamelijke stoornissen veroorzaken. 65 Voorkomen moet worden dat de zaak onnodig lang wordt gerekt en dat hierdoor schade toe wordt gebracht aan de verdachte. De vraag is nu waar de menselijke waardigheid als juridisch concept vandaan komt? Het begrip menselijke waardigheid is van relatief recente datum, maar voor de geschiedenis van het begrip is dit niet het geval. De wortels ervan zijn eeuwen terug te voeren tot het begin van de Westerse beschaving. 66 Het eerste gebruik van het begrip menselijke waardigheid vindt men in de grondwetten van Mexico, Finland, Portugal, Ierland en verschillende Latijns Amerikaanse landen. Het begrip brak na de tweede wereldoorlog internationaalrechtelijk door met als meest voorkomende voorbeelden het VN Handvest en de UVRM. In landen als Italië, Japan en Duitsland werd het opgenomen in de grondwet. Ook in diverse andere grondwetten verscheen het begrip en nam het een centrale plaats in, bijvoorbeeld in India en Israël. 67 Het specifiek juridische gebruik van het begrip houdt nog steeds verband met de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. In de preambule van het VN Handvest wordt de waardigheid van de mens als een van de grondslagen en na te streven beginselen van de VN omschreven. In de UVRM komt het beginsel meerdere keren voor, namelijk twee keer in de preambule in artikel 1, artikel 22 en artikel 23 lid In de preambule van de UVRM wordt het doel en de grondslag van de verklaring op de volgende manier geformuleerd: 64 Verbruggen en Verstraeten (2009), pagina Verbruggen en Verstraeten (2009), pagina M. Lewis, A brief history of Human Dignity, Idea and Application; in J. Malpas en N. Lickiss (eds), Perspectives on Human Dignity, A Conversation; Berlijn; Springer; pagina Brems en Vrielink (2009), pagina Brems en Vrielink (2009), pagina

24 Overwegende, dat erkenning van de inherente waardigheid en van de gelijke en onvervreemdbare rechten van alle leden van de mensengemeenschap grondslag is voor de vrijheid, gerechtigheid en vrede in de wereld. Het gaat om een lijst van mensenrechten die worden gerechtvaardigd met een beroep op niets anders dan de menselijke waardigheid. Van belang binnen het recht is dat het accent essentieel op de menselijke waardigheid rust en dat men de aantasting ervan moet beperken door langdurige, strafrechtelijke procedures te vermijden. Het is dan ook de plicht voor een rechtsstaat om door middel van een spoedige berechting het leed waartoe een strafzaak aanleiding kan geven te beperken. Een soortgelijke definiëring van de menselijke waardigheid door het Europees Hof is als volgt: the precise aim of this provision in criminal matters is to ensure that accused persons do not have to lie under a charge for too long. De onzekerheid mag niet te lang duren, omdat de psychologische schade hierdoor groter kan worden bij zowel de dader als het slachtoffer. Ook het slachtoffer heeft er recht op dat de zaak binnen een redelijke termijn afgedaan wordt. Daarnaast moet ook nog rekening worden gehouden met het algemeen belang, omdat de redelijke termijn ook te maken heeft met het goed functioneren van het strafrecht. Door het verstrijken van de tijd verdwijnt de doelmatigheid en daarmee samenhangend ook de rechtvaardigheid van het straffen. 69 Ook kan een te langdurige procedure onredelijk blijken indien de rechten van de verdediging hierdoor in het gedrag komen en dit moeilijkheden oplevert om eventuele bewijzen nog te kunnen gebruiken. Wanneer er teveel tijd verloopt tussen het (gerechtelijk) onderzoek en de rechtspleging ter terechtzitting, dreigt de mogelijkheid tot tegenspraak van de tijdens het vooronderzoek verzamelde bewijzen teniet te gaan. 70 Er kan een verdachte in een strafzaak heel wat boven het hoofd hangen. De onzekerheid en angst die daaruit voortvloeien moeten niet langer duren dan strikt noodzakelijk is, mede om de menselijke waardigheid te respecteren. Als de strafrechtelijke overheid de verdachte te lang in onzekerheid houdt door laksheid, is het recht dat de verdachte aan art. 6 lid 1 EVRM kan ontlenen geschonden. Algemene regels zijn dus niet specifiek te geven, maar 69 Meese (2006), pagina Vanden Wyngeart (2006), pagina

25 het is toch bepaald van belang dat ook dit mensenrechtenverdrag expliciet als recht voor de verdachte wordt erkent. Gelukkig is het EHRM bereid om consequenties te verbinden aan schending van dit recht in geval van onredelijke vertraging. In mijn volgende hoofdstuk zal ik onderzoeken in hoeverre men in Nederland rekening houdt met de overschrijding van de redelijke termijn en welke consequenties hieraan verbonden worden. 24

26 4. Onderzoek redelijke termijnjurisprudentie 4.1 Algemene richtlijnen De onderzoeksvraag die in deze scriptie centraal staat is wat nu precies het rechtsgevolg dient te zijn bij overschrijding van de redelijke termijn en wat daadwerkelijk het rechtsgevolg is als deze termijn overschreden wordt. Welke doelen van het jeugdstrafrecht worden gediend wanneer het OM niet-ontvankelijk wordt verklaard? Of welke doelen juist niet? En kan niet beter gekozen worden voor strafvermindering? Hoofdregel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door het geven van strafvermindering aan de verdachte. Hierbij wordt gekeken naar de straf die zou zijn gegeven wanneer de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. 71 In hoeverre de straf verminderd moet worden is afhankelijk van de mate waarin de redelijke termijn is overschreden. Algemene regels hierover zijn echter niet gegeven, behalve dat er een straf opgelegd kan worden die minder hoog is dan de straf die eigenlijk opgelegd zou zijn indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. 72 Als strafvermindering geldt de oplegging van een straf die op grond van art. 9 Sr. als minder zwaar moet worden aangemerkt of die in voorwaardelijke vorm wordt opgelegd. 73 Na een belangenafweging door de rechter, waaronder de mate van overschrijding van de redelijke termijn, is het voldoende om te constateren dat er sprake is van een inbreuk op art. 6 lid 1 EVRM. 74 In geval van vermindering van de straf hoort de rechter in zijn uitspraak aan te geven in welke vorm of mate de straf is verlaagd. In de uitspraak dient dus ook vermeld te worden welke straf zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden Mevis (2009), pagina HR 13 juli 2010 LJN: BM0912 en HR 17 juni 2008 LJN: BD2578, NJ 2008, 358, r.o. 3.7 en HR 3 oktober 2000, NJ 2000, 721, r.o Mevis (2009), pagina HR 3 oktober 2000, NJ 2000, 721, r.o

Inhoud. 1 Inleiding 15 Ido Weijers

Inhoud. 1 Inleiding 15 Ido Weijers Inhoud 1 Inleiding 15 2 Geschiedenis van het jeugdstrafrecht 19 2.1 Inleiding 19 2.2 Heropvoeding 21 2.3 Niet het delict maar de toekomst van het kind 24 2.4 Psychologisering van het criminele kind 29

Nadere informatie

De uitvoering van het jeugdstrafrecht

De uitvoering van het jeugdstrafrecht Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet De uitvoering van het jeugdstrafrecht 1 De uitvoering van het jeugdstrafrecht 2 Inleiding Deze

Nadere informatie

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek ARRESTANTENVERZORGING Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek januari 2013 Doel van het strafproces / strafvordering = het nemen van strafvorderlijke beslissingen Bestaat uit =

Nadere informatie

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Inleiding Deze factsheet heeft betrekking op de uitvoering van het jeugdstrafrecht na de invoering

Nadere informatie

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Inleiding Dit memo heeft betrekking op de uitvoering van het jeugdstrafrecht na de invoering

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5. Lijst van gebruikte afkortingen / 13. Het materiële strafrecht. 1. Inleiding / 17

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5. Lijst van gebruikte afkortingen / 13. Het materiële strafrecht. 1. Inleiding / 17 Inhoudsopgave Voorwoord / 5 Lijst van gebruikte afkortingen / 13 Deel I Het materiële strafrecht 1. Inleiding / 17 2. Straffen / 19 2.1 Hoofdstraffen ex artikel 9 Sr / 19 2.2 Bijkomende straffen / 20 3.

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Adolescentenstrafrecht

Adolescentenstrafrecht Adolescentenstrafrecht Aanpak met perspectief De ambitie Wat er verandert Februari 2014 Ambitie Adolescenten 16 tot 23 jaar Gerichte aanpak: rekening houden met ontwikkelingsfase Effectieve aanpak biedt

Nadere informatie

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2, Rechtsstaat

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2, Rechtsstaat Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2, Rechtsstaat Samenvatting door een scholier 1842 woorden 10 november 2010 5,4 12 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Delphi Hoofdstuk 2: Geen willekeur,

Nadere informatie

Het adolescentenstrafrecht

Het adolescentenstrafrecht Het adolescentenstrafrecht Wetswijziging 1 april 2014, Prof mr E.M.Mijnarends, bijzonder hoogleraar jeugdstrafrecht Leiden, coordinerend jongeren officier MN Drie pijlers onder wet ASR 1. overgrote deel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 28 741 Jeugdcriminaliteit Nr. 16 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 16 maart

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45

Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45 Inhoudsopgave 1 Algemene inleiding: wat is strafrecht? 15 1.1 Inleiding 15 1.2 Strafrecht: begripsvorming 16 1.2.1 Materieel en formeel strafrecht 16 1.2.2 Commuun en bijzonder strafrecht 17 1.2.3 Wat

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014 Rapportnummer: 2014 /122 20 14/122 d e Natio nale o mb ud sman 1/5 Feiten

Nadere informatie

Strafrechtelijke reactie Vraag en antwoord

Strafrechtelijke reactie Vraag en antwoord Strafrechtelijke reactie Vraag en antwoord De Leerplichtwet Ieder kind heeft recht op onderwijs. Het biedt hen de kans om hun eigen mogelijkheden te ontdekken, te ontwikkelen en te gebruiken. Een goede

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11 Titel II Straffen 1. Algemeen Artikel 1:11 1. De straffen zijn: a. de hoofdstraffen: 1. gevangenisstraf; 2. hechtenis; 3. taakstraf; 4. geldboete. b. de bijkomende straffen: 1. ontzetting van bepaalde

Nadere informatie

Feiten en Achtergronden. De jeugdige in het jeugdstraf(proces)recht. 1 februari 2008

Feiten en Achtergronden. De jeugdige in het jeugdstraf(proces)recht. 1 februari 2008 De jeugdige in het jeugdstraf(proces)recht 1 februari 2008 Ministerie van Justitie Directie Justitieel Jeugdbeleid Schedeldoekshaven 100 Postbus 20301 2500 EH Den Haag T 070 370 68 50 F 070 370 75 94 E

Nadere informatie

INHOUD. Afkortingen / XIII

INHOUD. Afkortingen / XIII INHOUD Afkortingen / XIII HOOFDSTUK 1 Inleiding / 1 1.1 De zin van het jeugdstrafrecht / 1 1.1.1 Strafrechtelijke minderjarigheid / 1 1.1.2 Beperkte en geleidelijk toenemende strafrechtelijke verantwoordelijkheid

Nadere informatie

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk rechtsstaat &4-6-7

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk rechtsstaat &4-6-7 Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk rechtsstaat &4-6-7 Samenvatting door Aylin 1392 woorden 7 maart 2018 8,5 3 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Thema's maatschappijleer 4 Strafrecht: de

Nadere informatie

Inhoudsopgave LIJST VAN AFKORTINGEN

Inhoudsopgave LIJST VAN AFKORTINGEN LIJST VAN AFKORTINGEN XIII 1 INLEIDING 1 1.1 Inleiding 1 1.1.1 Definitie van gesloten jeugdhulp 3 1.1.2 Gesloten jeugdhulp en vrijheidsbeneming 5 1.1.3 Gesloten jeugdhulp in cijfers 7 1.1.4 Doelgroep van

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Mr. J. Kronenberg Mr. B. de Wilde Vijfde druk Kluwer a Kluwer business Deventer - 2012 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Hoe beïnvloedt de scheiding de advisering rond strafrechtelijke of civielrechtelijke plaatsing?

Hoe beïnvloedt de scheiding de advisering rond strafrechtelijke of civielrechtelijke plaatsing? Hoe beïnvloedt de scheiding de advisering rond strafrechtelijke of civielrechtelijke plaatsing? Drs. R. Simmering Gedragsdeskundige, Raad voor de Kinderbescherming Utrecht 21 mei 2010 Hoe beïnvloedt de

Nadere informatie

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Hoofdstuk Criminaliteit en Rechtsstaat

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Hoofdstuk Criminaliteit en Rechtsstaat Samenvatting Maatschappijwetenschappen Hoofdstuk 6 + 7 Criminaliteit en Rechtsstaat Samenvatting door een scholier 1300 woorden 3 november 2010 2,3 2 keer beoordeeld Vak Maatschappijwetenschappen Hoofdstuk

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 2030, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

NEDERLANDsE ORDE VAN ADVOCATEN. Strafprocesrecht

NEDERLANDsE ORDE VAN ADVOCATEN. Strafprocesrecht 4. NEDERLANDsE ORDE VAN ADVOCATEN. Strafprocesrecht Samsom H.D. Tjeenk Willink Alphen aan den Rijn 1992 Derde druk Prof. mr M. Wladimiroff Mr S.E. Marseille Dr mr J.M. Sjöcrona Mr P.R. Wery Strafprocesrecht

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 november 2006 (01.12) (OR. en) 15445/1/06 REV 1 COPEN 119 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Raad nr. vorig doc.: 15115/06 COPEN 114 nr. Comv.: COM(2005) 91 def.

Nadere informatie

Als uw kind in aanraking komt met de politie

Als uw kind in aanraking komt met de politie Als uw kind in aanraking komt met de politie Inhoud 3 > Als uw kind in aanraking komt met de politie 4 > De Raad voor de Kinderbescherming 6 > Het traject in jeugdstrafzaken 7 > Officier van justitie en

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:GHSHE:2017:978 ECLI:NL:GHSHE:2017:978 Instantie Datum uitspraak 17-02-2017 Datum publicatie 10-03-2017 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003836-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

De enkelvoudige kamer: de politierechter

De enkelvoudige kamer: de politierechter 3 De enkelvoudige kamer: de politierechter 3.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft de procedure bij de politierechter. Deze is niet totaal verschillend van die bij de meervoudige strafkamer. Integendeel.

Nadere informatie

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN.

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN. DDD Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN Algemene bepalingen Artikel 79a Ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van een strafbaar

Nadere informatie

Verkorte inhoudsopgave

Verkorte inhoudsopgave Verkorte inhoudsopgave Gebruikte afkortingen 17 I Inleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksmethoden 19 1 Inleiding 19 2 Meervoudige aansprakelijkstelling nader beschouwd 20 2.1 Een omschrijving van meervoudige

Nadere informatie

Leidraad voor het nakijken van de toets

Leidraad voor het nakijken van de toets Leidraad voor het nakijken van de toets STRAFPROCESRECHT 14 OKTOBER 2011 (Uit het antwoord moet blijken dat de cursist de stof heeft begrepen en juist heeft toegepast; een enkel ja of nee is niet voldoende)

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 32 398 Vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg) G BRIEF

Nadere informatie

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren Dit document beoogt de strafrechtelijke consequenties voor de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling

Nadere informatie

Berechting. A.Th.J. Eggen

Berechting. A.Th.J. Eggen 6 Berechting A.Th.J. Eggen Jaarlijks behandelt de rechter in eerste aanleg circa 130.000 strafzaken tegen verdachten van misdrijven. Ruim 80% van de zaken wordt afgedaan door de politierechter. Het aandeel

Nadere informatie

6 Berechting. M. Brouwers en A.Th.J. Eggen

6 Berechting. M. Brouwers en A.Th.J. Eggen 6 Berechting M. Brouwers en A.Th.J. Eggen In deed de rechter 102.000 misdrijfzaken 1 af. Dat is 23% minder dan in. In meer dan de helft van de zaken gaat het om vermogensmisdrijven (35%) of gewelds- en

Nadere informatie

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging TBS voor Dummies Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging Auteur: Miriam van der Mark, advocaat-generaal en lid van de Kerngroep Forum TBS Algemeen De terbeschikkingstelling

Nadere informatie

Berechting. M. Brouwers en A.Th.J. Eggen

Berechting. M. Brouwers en A.Th.J. Eggen 6 Berechting M. Brouwers en A.Th.J. Eggen In 2010 deed de rechter 106.000 strafzaken tegen verdachten van misdrijven af. Dat is 16% minder dan in het voorgaande jaar. In bijna drie kwart van de behandelde

Nadere informatie

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten juridisch en bestuurskundig onderzoek advies onderwijs Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten Een verkennend onderzoek Groningen, juli 2010 2010 WODC, ministerie van Justitie. Auteursrechten voorbehouden.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016-2017 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 116 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van richtlijn nr. 2016/800/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/jenv]

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

Plan van aanpak onderzoek Jeugdreclassering

Plan van aanpak onderzoek Jeugdreclassering Plan van aanpak onderzoek Jeugdreclassering 1 Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Wat is jeugdreclassering 3 1.3 Afbakening 4 2 Onderzoeksopzet 6 2.1 Centrale vraagstelling 6 2.2 Onderzoeksvragen 6 2.3 Onderzoeksaanpak

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17 Hoofdstuk 1 Inleiding 19 1.1 Eerste kennismaking 19 1.2 Plaats van het strafrecht 19 1.3 Doelen van straffen 22 1.4 Materieel strafrecht,

Nadere informatie

Voorwoord. Lawbooks Grondslagen van Recht ( ) Beste student(e),

Voorwoord. Lawbooks Grondslagen van Recht ( ) Beste student(e), Grondslagen van Recht Week 3 2018 2019 Voorwoord Beste student(e), Voor je ligt de samenvatting van de stof van Hoofdstuk 14 van het boek Hoofdlijnen, dat voorgeschreven wordt in week 3. Aanvankelijk hebben

Nadere informatie

Aangepast strafrecht de rol van leeftijd en ontwikkeling

Aangepast strafrecht de rol van leeftijd en ontwikkeling Aangepast strafrecht de rol van leeftijd en ontwikkeling Prof. mr. T. (Ton) Liefaard SWR-conferentie, 27 september 2014 Opbouw 1. Leeftijdsgrenzen in het strafrecht Welke leeftijdsgrenzen kennen we en

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 575 Wet van 20 december 2007, tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de jeugdzorg met het

Nadere informatie

Reclassering Nederland

Reclassering Nederland Reclassering Nederland Ministerie van Veiligheid en Justitie Mr. G.A. van der Steur Postbus 20301 2500 EH Den Haag Reclassering Nederland Datum 30 maart 2015 Landelijk kantoor Onderwerp concept-contourennota

Nadere informatie

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 Nr. 75 Brief van de minister van Veiligheid en Justitie Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 FEBRUARI 2019 P.18.0793.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.0793.N B A, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Sven De Baere, advocaat bij de balie Brussel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

5,7. Begrippenlijst door F. 972 woorden 17 maart keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer. Paragraaf 1:

5,7. Begrippenlijst door F. 972 woorden 17 maart keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer. Paragraaf 1: Begrippenlijst door F. 972 woorden 17 maart 2013 5,7 9 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Thema's maatschappijleer Paragraaf 1: Recht: iets kunnen of mogen volgens de wet Maatschappelijke gedragsregel:

Nadere informatie

Evoluties in het Nederlandse jeugdbeschermingsrecht

Evoluties in het Nederlandse jeugdbeschermingsrecht Evoluties in het Nederlandse jeugdbeschermingsrecht Prof.mr.drs. Mariëlle Bruning Leuven, 28 mei 2015 Inhoud Juridisch kader jeugdbescherming in Nederland Historische evolutie jeugdbescherming Aandachtspunten

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen havo 2016-I

maatschappijwetenschappen havo 2016-I Opgave 3 Veranderingen in het jeugdstrafrecht: invoering van het adolescentenstrafrecht Bij deze opgave horen teksten 3 tot en met 5 en figuur 2 uit het bronnenboekje. Inleiding Op 1 april 2014 is het

Nadere informatie

Richtsnoeren voor het beleid van de EU ten aanzien van derde landen inzake de doodstraf

Richtsnoeren voor het beleid van de EU ten aanzien van derde landen inzake de doodstraf Richtsnoeren voor het beleid van de EU ten aanzien van derde landen inzake de doodstraf I. IEIDING i) De Verenigde Naties hebben de aanwending van de doodstraf aan strenge voorwaarden onderworpen, onder

Nadere informatie

Samenvatting. Doel. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier

Samenvatting. Doel. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier Samenvatting Op 1 april 2014 is het adolescentenstrafrecht (ASR) in werking getreden. Met het adolescentenstrafrecht beoogt de wetgever een flexibele toepassing van het jeugden volwassenenstrafrecht rond

Nadere informatie

Het adolescentenstrafrecht

Het adolescentenstrafrecht Het adolescentenstrafrecht Aanpak met perspectief Deze brochure is een uitgave van: Ministerie van Veiligheid en Justitie Postbus 20301 2500 EH Den Haag Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Februari 2014 J-22221

Nadere informatie

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel Rapport Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gedeeltelijk gegrond.

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de mogelijkheid ambtshalve gegevens toe te voegen aan het procesdossier van een minderjarige MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN 1.

Nadere informatie

Psychologische en psychiatrische rapportage in strafzaken. Informatie voor onderzochte

Psychologische en psychiatrische rapportage in strafzaken. Informatie voor onderzochte Psychologische en psychiatrische rapportage in strafzaken Informatie voor onderzochte de rechter. ook zij bedoeld. i. Als in deze brochure wordt gesproken over hij wordt daarmee Terminologie: gaat maken.

Nadere informatie

Berechting. Z.C. Driessen en R.F. Meijer

Berechting. Z.C. Driessen en R.F. Meijer 6 Berechting Z.C. Driessen en R.F. Meijer In 2015 deed de rechter 102.000 misdrijfzaken af, 20% minder dan in 2007 en 5% meer dan in 2014. Vermogensmisdrijven en gewelds- en seksuele misdrijven vormden

Nadere informatie

Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving)

Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving) Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving) Inleiding Op 24 november 2014 heeft de CRvB de eerste uitspraak gedaan over boetes

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 FEBRUARI 2011 P.10.2047.F /1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.2047.F A. H., zonder gekende woon- of verblijfplaats in België, veroordeelde, gedetineerd, verzoeker tot heropening van de rechtspleging,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHARL:2017:2188 ECLI:NL:GHARL:2017:2188 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer 21-006632-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

2012 STAATSBLAD No. 169 VAN DE REPUBLIEK SURINAME

2012 STAATSBLAD No. 169 VAN DE REPUBLIEK SURINAME 2012 1 2012 STAATSBLAD VAN DE REPUBLIEK SURINAME WET van 29 oktober 2012, houdende goedkeuring van de toetreding van de Republiek Suriname tot de International Convention for the Suppression of the Financing

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4 INITIATIEF van: de Sloveense, de Franse, de Tsjechische, de Zweedse, de Slowaakse, de Britse en de Duitse delegatie d.d.:

Nadere informatie

(Jong)Volwassen? Gebruik indicatiecriteria adolescentenstrafrecht. Studiedag 18 april 2014. Lieke Vogelvang & Maaike Kempes

(Jong)Volwassen? Gebruik indicatiecriteria adolescentenstrafrecht. Studiedag 18 april 2014. Lieke Vogelvang & Maaike Kempes (Jong)Volwassen? Gebruik indicatiecriteria Studiedag 18 april 2014 Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie Lieke Vogelvang & Maaike Kempes Overzicht strafrechtketen 18-23 Wegingslijst

Nadere informatie

Aan de Minister voor Rechtsbescherming De heer drs. S. Dekker Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Dekker,

Aan de Minister voor Rechtsbescherming De heer drs. S. Dekker Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Dekker, RSJ Postbus 30137 2500 GC Den Haag www.rsj.nl Aan de Minister voor Rechtsbescherming De heer drs. S. Dekker Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum : 29 maart 2019 E-mail : advies@rsj.nl Uw kenmerk : 2477367

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 11 oktober 2013 Onderwerp Weigerende observandi

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 11 oktober 2013 Onderwerp Weigerende observandi 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361 Rapport Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie te Dordrecht zijn verzoek om een voorwaardelijk sepot om te zetten in een onvoorwaardelijk

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017-2018 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

Het jeugdstrafrecht in beweging. op zoek naar de leeftijdsgrenzen in het strafrecht

Het jeugdstrafrecht in beweging. op zoek naar de leeftijdsgrenzen in het strafrecht Het jeugdstrafrecht in beweging op zoek naar de leeftijdsgrenzen in het strafrecht Annelies van Veen 21 augustus 2011 Naam: Annelies van Veen Instelling: Universiteit van Amsterdam Scriptiebegeleider:

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

Proeftoets E2 vwo4 2016

Proeftoets E2 vwo4 2016 Proeftoets E2 vwo4 2016 1. Wat zijn de twee belangrijkste redenen om rechtsregels op te stellen? A. Ze zijn een afspiegeling van wat het volk goed en slecht vindt en zorgen voor duidelijke afspraken om

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 975 Voorstel van wet van het lid Van der Staaij tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum Instantie Hof van Cassatie Onderwerp Bewijs. Strafzaken. Bewijsvoering. Onrechtmatig verkregen bewijs. Toelaatbaarheid. Beoordeling door de rechter Datum 23 maart 2004 Copyright and disclaimer Gelieve

Nadere informatie

Datum 17 juni 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen Recourt en Rebel over minderjarigen in voorlopige hechtenis

Datum 17 juni 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen Recourt en Rebel over minderjarigen in voorlopige hechtenis 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Een paar nachtjes in de cel

Een paar nachtjes in de cel Een paar nachtjes in de cel Het VN-Kinderrechtenverdrag en het voorarrest van minderjarigen in politiecellen Maartje Berger Carrie van der Kroon JEUGDSTRAFRECHT Een paar nachtjes in de cel Het VN-Kinderrechtenverdrag

Nadere informatie

Interventie Syrië. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht

Interventie Syrië. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht Oudemanhuispoort 4-6 1012 CN Amsterdam Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 5252833 Interventie Syrië Datum 29 augustus 2013 Opgemaakt

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 498 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de invoering van een adolescentenstrafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 Instantie Datum uitspraak 30-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Datum publicatie 20-12-2010 Zaaknummer 24-001016-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN S T R A F V O N N I S

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN S T R A F V O N N I S GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN S T R A F V O N N I S in de zaak tegen de verdachte: ARWM, geboren te curaçao, wonende te Sint Maarten. 1. Onderzoek van de zaak Het onderzoek ter openbare terechtzitting

Nadere informatie

7.1.1 Door de rechter afgedane strafzaken

7.1.1 Door de rechter afgedane strafzaken 7 Berechting N.E. de Heer-de Lange In dit hoofdstuk komt de berechting van verdachten aan de orde. Hierbij gaat het om verdachten van strafbare feiten waarvan het Openbaar Ministerie vindt dat er een verdere

Nadere informatie

Samenvatting. De onderzoeksgroep

Samenvatting. De onderzoeksgroep Samenvatting In 2002 is door het WODC een onderzoek uitgevoerd naar de praktijk van de jeugdreclassering (Kruissink & Verwers, 2002). Dat onderzoek richtte zich op een steekproef uit de groep jongeren

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

1 Inleiding recht. 1.1 Inleiding. 1.2 Omschrijving en doel

1 Inleiding recht. 1.1 Inleiding. 1.2 Omschrijving en doel 1 Inleiding recht 1.1 Inleiding Wie het jeugdrecht wil leren kennen, moet iets weten over het recht in het algemeen. Daarom in dit hoofdstuk een korte introductie in het recht met een definitie van recht,

Nadere informatie

Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1

Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1 Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1 Gelet op artikel 55 lid 3 Verordening EU 2016/679 en artikel 45 lid 2 van de Richtlijn EU 2016/680, gehoord

Nadere informatie

Als uw kind in aanraking komt met de politie

Als uw kind in aanraking komt met de politie Als uw kind in aanraking komt met de politie Inhoud 3 > Als uw kind in aanraking komt met de politie 4 > De Raad voor de Kinderbescherming 6 > Het traject in jeugdstrafzaken 7 > Officier van justitie en

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 3

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 3 Aan de minister van Justitie Dr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Afdeling Ontwikkeling datum 7 januari 2010 doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail Voorlichting@rechtspraak.nl onderwerp

Nadere informatie