Projectrapport TOETS

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Projectrapport TOETS"

Transcriptie

1 Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Wetenschappelijke instelling van de Vlaamse Overheid Landbouw en Visserij Projectrapport TOETS Teruggooi in de boomkorvisserij: Optimalisatie van het onderzoek, Evaluatie van reducerende Technische maatregelen en Sensibilisering van de sector Sofie Vandendriessche, Kelle Moreau, Dieter Anseeuw, Sofie Vandemaele

2 TOETS Instituut voor Landbouw en Visserijonderzoek Eenheid Dier - Visserij Ankerstraat 1 B-8400 Oostende, België Tel.: Fax: TOETS team Sofie Vandendriessche Sofie.Vandendriessche@ilvo.vlaanderen.be Kelle Moreau Kelle.Moreau@ilvo.vlaanderen.be Dieter Anseeuw Dieter.Anseeuw@ilvo.vlaanderen.be Sofie Vandemaele Sofie.Vandemaele@ilvo.vlaanderen.be Wetenschappelijke ondersteuning Frank Redant Hans Polet Jochen Depestele Wim Demaré Kris Hostens Ine Moulaert Els Torreele Technische ondersteuning Coenraad Deputter Eddy Buyvoets Norbert Van Craeynest Glenn Kyndt Benedict De Putter Jurgen Bossaert Patrick Calebout Teruggooi in de boomkorvisserij: Optimalisatie van het onderzoek, Evaluatie van reducerende Technische maatregelen en Sensibilisering van de sector Sofie Vandendriessche, Kelle Moreau, Dieter Anseeuw, Sofie Vandemaele Project gefinancierd door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de Europese Commissie (FIOV) VIS/07/B/03/Div 2

3 Met dank aan... o de Rederscentrale o SDVO (Stichting voor Duurzame Visserijontwikkeling) o Dienst Zeevisserij o de reders, schippers en bemanningen van Z510, Z483, Z121 voor de aangename samenwerking en de vele nuttige tips en opmerkingen o VLIZ (Vlaams Instituut voor de Zee) voor de suggesties met betrekking tot de infonamiddag en de folder o Jan-Sebastiaan Debusschere (Jancy) voor het tekenen van de cartoons op de uitnodiging van de infonamiddag en op de folder o Bart Verschueren voor het opmaken van de GIS-kaartjes in het eindverslag o Edwin van Helmond, Frans van Beek en Sieto Verver voor de nuttige discussie over discards tijdens ons bezoek aan IMARES o de collega s van ILVO-Visserij voor de omkadering van het onderzoek 3

4 Lijst met afkortingen ANOSIM BRP CEFAS CPUE CV FAO ICES ILVO LME MDS MLS NDGP REML SIMPER SMCE VLIZ Analysis of Similarities Benthos Release Panel, ontsnappingspaneel, schelpetrape Centre for Environment, Fisheries and Aquaculture Science Catch Per Unit Effort Coefficient of Variance Food and Agriculture Organization of the United Nations International Council for the Exploration of the Sea Instituut voor Landbouw en Visserijonderzoek Linear Mixed Effects Multidimensional Scaling Minimum Landing Size (minimale aanvoerlengte) National Data Gathering Programme Residual Maximum Likelihood Similarity Percentages Square Mesh Cod End, kuil met vierkante mazen Vlaams Instituut voor de Zee 4

5 Definities Omdat de terminologie betreffende teruggooi en bijvangst niet altijd éénduidig is, wordt in onderstaande tekst een overzicht gegeven van de definities die in het huidige rapport werden gehanteerd (volgens Jennings et al, 2007). Deze definities zijn gebaseerd op de status van de organismen binnen het vangstproces. De meeste moderne visserijtechnieken zijn gericht op één of enkele commerciële soorten (vb tong, langoustines, tonijn), i.e. de doelsoorten (target species). Alle organismen die toevallig samen met de doelsoorten in het net terechtkomen vormen de bijvangst (bycatch). Deze kan zowel vissen, ongewervelden, vogels als zoogdieren omvatten. Aan boord wordt deze bijvangst gesorteerd volgens commerciële waarde. Waardevolle soorten in de bijvangst (vb. griet, zonnevis en zeebaars in de boomkorvisserij) worden behouden, terwijl de restfractie terug overboord wordt gegooid. Deze fractie wordt de teruggooi (discards) genoemd. De bijvangst is dus de som van de teruggooi en de commercieel waardevolle niet-doelsoorten. Of een organisme kan bestempeld worden als bijvangst of teruggooi is sterk afhankelijk van de situatie: een soort kan commercieel interessant zijn maar wegens plaatsgebrek in het ruim of onvoldoende quota toch overboord worden gegooid. Volgens de definitie wordt elke soort die overboord wordt gegooid, ongeacht de reden, benoemd als teruggooi. In die zin moeten ook zeezoogdieren die worden bijgevangen benoemd worden als teruggooi, aangezien zij niet commercieel interessant zijn (althans niet in West-Europa). 5

6 Samenvatting Het onderzoeksproject TOETS werd in het leven geroepen als antwoord op een aantal concrete beleidsvragen in het kader van de teruggooiproblematiek in de boomkorvisserij, die gekenmerkt wordt door bijzonder hoge teruggooipercentages van commercieel oninteressante organismen (ongewervelden, oninteressante vissoorten en ondermaatse exemplaren van commercieel gegeerde soorten). De belangrijkste onderzoeksluiken handelen over het ontwikkelen van een geschikte methodologie voor het verzamelen van teruggooigegevens aan boord van commerciële boomkorschepen, het inschatten van de omvang en de samenstelling van deze teruggooi door de Belgische boomkorvisserij, en het evalueren van de potenties om teruggooi te reduceren door middel van technische aanpassingen aan de bestaande vistuigen. Tot slot behoort ook het informeren van de visserijsector over de resultaten van het project tot de objectieven. Uit de resultaten van het project kan onder meer worden besloten dat momenteel gemiddeld een vierde van de Belgische vangsten uit teruggooi bestaat (met sterk wisselende gewichten, soortensamenstelling en lengtefrequentie-distributies). Het uitbreiden van het bestaande monitoringsprogramma voor teruggooi van niet-commerciële organismen betekent een belangrijke meerwaarde voor de inzichten betreffende de impact van de boomkorvisserij op het mariene ecosysteem, doch brengt een aanzienlijke extra belasting van de zeegaande waarnemers met zich mee. Anderzijds, bieden technische aanpassingen aan de boomkor een groot potentieel tot reductie van de teruggooi, waarbij vooral het benthos-ontsnappingspaneel goede resultaten opleverde. Echter, deze reductie is eerder van toepassing is op aantallen en minder op gewichten. Tot slot is de visserijsector zich bewust van de teruggooiproblematiek in de boomkorvisserij, zoals ook werd aangetoond door eigen initiatieven en de bereidheid tot samenwerking met de wetenschappers van het Instituut voor Landbouw- en Visserij-onderzoek. De TOETSresultaten kunnen onze vissers bovendien helpen pro-actief in te spelen op de mogelijke toekomstige invoering van Europese maatregelen om ongewenste bijvangsten te verminderen. 6

7 Summary The research project TOETS was initiated as a response to a number of specific management questions concerning the discard problems in the Belgian beam trawl fishery, which is characterized by particularly high discard percentages of commercially unimportant organisms (invertebrates, fish species with low or no commercial interest, and individuals of commercially important species below minimum landing size). Several issues concerning the development of a suitable protocol for collecting discard data on board of commercial beam trawl vessels, the quantification of the amount and the composition of discards produced by the Belgian beam trawlers, and the evaluation of technical adaptations to the existing trawling gear resulting in a substantial reduction in the amount of discards, were the main research topics of this project. Informing the fisheries sector about the results of the project also belonged to the objectives. Based on the results of the project TOETS there is concluded that about one fourth of the Belgian catches currently consists of organisms that are discarded (with an extensive variation in discard weights, composition and length-frequency distributions). Including noncommercial organisms in the existing discard monitoring programmes implicates an enormous added value for the insights we build up with respect to the impact of beam trawling on the marine ecosystem, but requires some adaptations to the protocol, and implies as well a significantly higher physical demand of the on-board observers. However, technical adaptations to the trawling gear offer great potentials for reducing discards. (with the best results, in this study, when using a benthos release panel). However, the reduction mainly affected discarded numbers rather than weights. Finally, it is concluded that the fisheries industry is very well aware of the discard problems in the Belgian beam trawl fisheries, as is illustrated by some own initiatives and the willingness to cooperate with scientists from the Institute of Agricultural and Fisheries Research. Additionally, the resultats of the project TOETS can help our fishermen to react pro-actively to the possible future introduction of European measures to achieve discard reductions. 7

8 Inhoudsopgave Dankwoord 3 Lijst met afkortingen 4 Definities 5 Samenvatting 6 Summary 7 Inhoudsopgave 8 I. Inleiding Verantwoording Doelstellingen Financiering en opvolging Projectstructuur Communicatie 12 II. Optimalisatie van het onderzoek Inleiding Materiaal en methoden Resultaten Discussie 30 III. Evaluatie van reducerende technische maatregelen Inleiding Materiaal en methode Resultaten Discussie 65 IV. Analyse van de teruggooi van vis in de Belgische boomkorvisserij Inleiding Methoden Resultaten Discussie 95 V. Sensibilisering van de sector Initiatieven ter bevordering en kennisgeving van de vooruitgang van het project Rapportering via de organisatie van een infonamiddag Rapportering via een eindrapport en folder 105 VI. Discussie en conclusies Ontwikkeling van een methodologie Teruggooi in de Belgische boomkorvisserij Sensibilisering van de sector Teruggooi in het Europees Visserijbeleid Huidige economische context Conclusies can het project 115 Referenties 117 Lijst van figuren 123 Lijst van tabellen 127 Bijlagen 128 8

9 I. Inleiding 1.1. Verantwoording De boomkorvisserij kenmerkt zich door een aanzienlijke milieu-impact en een hoge teruggooi van zowel vissen als ongewervelden. De toenemende internationale druk om de terugloop van de biodiversiteit te stoppen, zal er hoogstwaarschijnlijk toe leiden dat de boomkorvisserij verder onder druk komt te staan. In de Verklaring van Johannesburg werden doelstellingen geformuleerd om de milieu-impact en de teruggooi van de visserij te verminderen en de biodiversiteit in de zeeën te vrijwaren van een verdere teruggang. Deze doelstellingen werden overgenomen door de Europese Commissie (EC) en zullen stelselmatig in beleidsmaatregelen worden omgezet. De teruggooi werd in een recente mededeling van de EC (COM (2007) 136 erkend als een ernstig probleem. De EC onderzoekt momenteel mogelijke strategieën om ongewenste bijvangsten te verminderen en onnodige schade aan de mariene levensgemeenschappen te beperken. Eén van de maatregelen die daarbij overwogen worden, is de progressieve invoering van een verbod op de teruggooi van alle bijvangsten van dierlijke oorsprong (vissen, ongewervelden, etc.) de zgn. "discard ban". De introductie van een dergelijk verbod zou de sector moeten stimuleren tot reductie van ongewenste bijvangst. ILVO-Visserij onderzoekt reeds, in het kader van het Nationaal Datacollectie Programma (NDGP National Data Gathering Programme), de teruggooi van de belangrijkste commerciële vissoorten in de Belgische boomkorvisserij. Hoewel de resultaten van dit onderzoek zeer nuttige informatie verschaffen, onder meer met het oog op de jaarlijkse stockramingen en vangstprognoses, schiet het onderzoek inhoudelijk te kort om alle vragen in verband met de omvang van de teruggooiproblematiek en zijn mogelijke oplossingen te beantwoorden. Gegevens over de impact van de boomkorvisserij op het mariene ecosysteem in ruimere zin (bodemfauna, visgemeenschappen, etc.) ontbreken immers. Dergelijke gegevens zullen in de nabije toekomst echter een toenemende belangrijke rol gaan spelen, in het kader van de ecosysteembenadering van het visserijbeheer. Een uitbreiding van het teruggooi-onderzoek naar alle niet-commerciële soorten vereist echter ingrijpende aanpassingen aan de bestaande staalnameprotocols. Een gedetailleerd beeld van de samenstelling van de bijvangsten, inclusief niet-commerciële soorten, is evenzo noodzakelijk bij het onderzoek naar alternatieve visserijmethoden die streven 9

10 naar een vermindering van de ongewenste bijvangsten en de teruggooi. Gegevens over de huidige samenstelling en de omvang van de teruggooi door de boomkorvisserij zullen in de toekomst vergeleken moeten worden met gegevens over de teruggooi van potentiële alternatieve visserijmethodes. Een gedetailleerd beeld van de samenstelling van de teruggooi is een eerste stap in de zoektocht naar haalbare oplossingen. Hierdoor kan voor de visserijsector een beeld gemaakt worden van de aanpassingen die zullen moeten gebeuren om aan de vereisten van eventuele reducerende maatregelen te voldoen, met inbegrip van het stockeren en aanlanden van de ongewenste bijvangsten. Aanvullend is er duidelijk nood aan sensibilisering van de sector rond de problematiek van de teruggooi en de mogelijke invoer van reducerende maatregelen. Zowel op korte als op lange termijn zullen dergelijke maatregelen vérstrekkende gevolgen hebben voor de boomkorvisserij, én voor de Belgische visserijsector in het algemeen. Het is dus nodig dat de sector zich tijdig voorbereidt op de aanpassingen (het selectiever maken van bestaande vistuigen, de introductie van alternatieve vistuigen en exploitatiestrategieën, het zoeken naar afzetmarkten voor producten die tot nu toe teruggegooid werden, etc.) die nodig zullen zijn om een reductie van de bijvangsten en de teruggooi te realiseren. Via het project TOETS, waarbij multi-disciplinariteit en samenwerking met de sector centraal staan, wil ILVO-Visserij het pad effenen voor verdere en grootschaliger projecten rond de teruggooiproblematiek. Een primaire doelstelling van TOETS is het ontwikkelen van een geschikte methodologie voor de inventarisatie van de bijvangsten en de teruggooi van zowel commerciële als niet-commerciële mariene organismen met het oog op latere studies, bv. in het kader van het Europees Visserijfonds (EVF), naar ondersteunende maatregelen die streven naar een vermindering van de teruggooi. Daarnaast was ook het informeren van de sector over de omvang en de samenstelling van de teruggooi en over de mogelijke consequenties van reducerende maatregelen een belangrijke doelstelling. Tenslotte heeft het project bijgedragen aan de studie naar de effectiviteit van technische aanpassingen om ongewenste bijvangsten te reduceren. De resultaten van het project kunnen ILVO-Visserij én de sector helpen om pro-actief te kunnen inspelen op de invoering van Europese maatregelen om de ongewenste bijvangsten te verminderen. 10

11 1.2 Doelstellingen (1) Het ontwikkelen van een geschikte methodologie voor de inventarisatie van de omvang en de samenstelling van de bijvangsten en de teruggooi van zowel commerciële als niet-commerciële mariene organismen in de Belgische boomkorvisserij, met bijzondere aandacht voor de Noordzee en het Kanaal. (2) Een preliminaire vergelijking van de omvang en de samenstelling van de bijvangsten en de teruggooi van zowel commerciële als niet-commerciële mariene organismen in een traditionele en een alternatieve boomkor. (3) Sensibiliseren en informeren van de visserijsector met betrekking tot de Europese plannen om de ongewenste bijvangsten te verminderen en om teruggooi te vermijden. (4) Verwerking van de bestaande teruggooigegevens, verkregen uit het Nationaal Data Collectie Programma (NDGP), met het oog op een beter inzicht in de teruggooiproblematiek van de boomkorvisserij in diverse gebieden die voor de Belgische visserijsector van belang zijn (Zuidelijke en Centrale Noordzee, Kanaal, Ierse Zee, Keltische Zee, Golf van Biskaje). 1.3 Financiering en opvolging Het projectvoorstel TOETS werd ingediend en goedgekeurd in het kader van het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV), in toepassing van verordening 2792/99. Het eerste deel van het project (VIS/07/B/03/Div) startte op 17 september 2007 en eindigde op 31 mei De resultaten behaald in deze periode worden voorgesteld in voorliggend rapport. Het tweede deel van het project loopt tot eind augustus 2008, waarna een nieuw activiteitenverslag zal worden voorgelegd. Er werd een stuurgroep opgericht om een correcte wetenschappelijke en praktische opvolging te verzekeren. De stuurgroep bestond uit vertegenwoordigers van het ILVO (Ine Moulaert, Jochen Depestele, Kris Hostens, Hans Polet, Wim Demaré), SDVO (Luc Corbisier), Dienst Zeevisserij (Guy Van Hecke, Véronique Moerman) en de Rederscentrale (Ben Desmyter). Het verloop van het eerste deel van het project (september 2007 mei 2008) werd geëvalueerd tijdens drie vergaderingen (november 2007, februari 2008 en mei 2008). 11

12 1.4. Projectstructuur De projectstructuur is gebaseerd op de geformuleerde doelstellingen en de oorsprong van de geanalyseerde data. Onderstaand schema (Fig. 1.1) geeft weer welke data werden gebruikt in de vier projectonderdelen: Data vangst- en teruggooi TOETS-reizen Data vangst- en teruggooi NDGP-reizen Historische data vangst- en teruggooi Evaluatie technische aanpassingen betreffende reductie teruggooi (doelst. 2) Protocolontwikkeling (doelst. 1) Analyse van de teruggooiproblematiek (doelst. 4) Sensibilisering van en communicatie met de sector (doelst. 3) Figuur 1.1. Schema van de vier projectonderdelen en de gebruikte data voor elk onderdeel Communicatie Eén van de hoofdthema s binnen TOETS is het bevorderen van een nauwe samenwerking en een intensieve communicatie met de sector, vooral in het kader van doelstellingen 1 en 2. Bij de aanvang van het project werd een oproep tot medewerking gelanceerd via het informatieblad van de Rederscentrale. Uiteindelijk stelde één reder zich kandidaat voor het testen van technische aanpassingen gedurende drie reizen, en werd er gewerkt aan een protocolontwikkeling op vijf reizen met drie verschillende vaartuigen. Tijdens deze reizen werd nauw samengewerkt met schippers en bemanningen bij het analyseren van de vangst en het oplossen van praktische problemen, zowel wat betreft netaanpassingen als wat betreft problemen bij de analyse van de teruggooi (bv. verzamelen van substalen). De resultaten van de reizen werden bediscussieerd met zowel reders als wetenschappers. Op het einde van het project werden de projectresultaten medegedeeld en werd extra informatie over de 12

13 teruggooiproblematiek aangeboden aan alle geïnteresseerden binnen de visserijsector via een infonamiddag (zie hoofdstuk 5). 13

14 II. Optimalisatie van het onderzoek 2.1 Inleiding De boomkorvisserij, die in hoofdzaak bodembewonende vissen als doelsoorten viseert (voor de Belgische vloot zijn dat voornamelijk schol Pleuronectes platessa en tong Solea solea), is een visserijtype dat typisch veel bijvangsten van allerhande mariene organismen genereert. Slechts een beperkt deel van deze bijvangsten wordt aan boord weerhouden indien het om commercieel interessante soorten gaat die na het aanlanden verhandeld kunnen worden, en in bepaalde gevallen een hoge prijs opbrengen. Hieronder verstaan we in eerste instantie een brede selectie van vissoorten (bv. Hondshaai Scyliorhinus canicula, roggen Raja sp., zeeduivel Lophius piscatorius en zwarte zeeduivel L. budegassa, leng Molva molva, Atlantische kabeljauw Gadus morhua, schelvis Melanogrammus aeglefinus, wijting Merlangius merlangus, pollak Pollachius pollachius, koolvis Pollachius virens, heek Merluccius merluccius, ponen (Triglidae), zeebaars Dicentrarchus labrax, zeewolf Anarhichas lupus, zonnevis Zeus faber, tarbot Psetta maxima, griet Scophthalmus rhombus, schar Limanda limanda en tongschar Microstomus kitt), maar ook een aantal ongewervelden zoals wulk Buccinum undatum, grote mantel Pecten maximus (in de volksmond als Sint- Jacobsschelp benoemd), gewone zeekat Sepia officinalis, pijlinktvissen Loligo sp., achtarm Octopus vulgaris, zeekreeft Homarus gammarus en Noordzeekrab Cancer pagurus. Een aanzienlijk deel van de bijvangst wordt na het uitsorteren echter terug in zee gegooid, waarbij de boomkorvisserij bij de visserijen met de hoogste teruggooipercentages mag worden gerekend (Alverson et al, 1994; Alverson, 1998; FAO, 1996; 2004). Teruggooien gebeurt met de meeste ongewervelden maar kan ook bij vissen om diverse redenen gebeuren. Deze kunnen grofweg in twee categorieën worden ondergebracht, die respectievelijk met een lage commerciële waarde en met vangstbeperkende maatregelen (quota, minimaal toegestane landingsgroottes zowel voor de doelsoorten als voor de weerhouden bijvangsten) te maken hebben (Vestergaard, 1996; zie ook verder in 4.1). Een aanzienlijk aandeel van de bodembewonende vissen en benthische invertebraten die worden teruggegooid overleeft de ondergane behandeling echter niet (Alverson et al, 1994; Kaiser & Spencer, 1995; Lindeboom & de Groot, 1998; Davis, 2002), wat tot een aanzienlijke impact op de mariene biodiversiteit en de werking van het mariene ecosysteem kan leiden (bv. Hall et al, 2000). 14

15 Tegenwoordig leven we echter in een klimaat van toenemende internationale druk om de wereldwijde achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen, waarbij ook in belangrijke mate aandacht aan de mariene biodiversiteit dient te worden besteed. Bekende initiatieven in dit verband zijn bijvoorbeeld de Verklaring van Johannesburg inzake duurzame ontwikkeling (Verenigde Naties, 2002), en de Countdown 2010 ( die een volledige stilstand van de achteruitgang van de biodiversiteit tegen 2010 beoogt. Ook de Europese Commissie stelt zich in dit verband verschillende doelstellingen voor ogen, die door haar lidstaten dienen te worden nageleefd. In verband met het verzamelen van gegevens die toelaten de evolutie van populaties van mariene organismen op te volgen geeft de Europese Commissie voorlopig echter enkel een aantal richtlijnen mee (Europese Commissie, 2008b). De exacte invulling van deze richtlijnen wordt overgelaten aan de lidstaten. Enkele speerpunten uit deze kaderverordening 2008:199 bepalen dat de individuele lidstaten er moeten op toezien dat het om programma s gaat waarbij er staalname-designs zijn voor a) monitoring op zee aan boord van commerciële vissersschepen (en eventueel ook in de recreatieve visserij), b) het verzamelen van gegevens die toelaten de impact van de visserijsector op het mariene ecosysteem in te schatten en die bijdragen tot de monitoring van de staat van dit ecosysteem, en c) monitoring aan de hand van wetenschappelijke surveys op zee, teneinde de abundanties en de verspreiding van de verschillende stocks op te kunnen volgen. Deze programma s dienen stabiel te zijn in de tijd, gestandaardiseerd binnen regio s en overeenkomstig de internationaal aanvaarde kwaliteitsnormen (door beheersorganisaties en wetenschappelijke instanties). Momenteel vindt onderzoek naar teruggooi aan boord van de Belgische boomkorvloot slechts in zeer beperkte mate plaats, en wordt bijna uitsluitend rekening gehouden met de teruggooi van commercieel interessante vissoorten aangezien de visserij-geïnduceerde mortaliteit in rekening dient te worden gebracht bij de stock-assessments voor deze soorten. Over de effecten op populaties van invertebraten en niet-commerciële vissoorten is nauwelijks iets gekend, zodat er te weinig informatie beschikbaar is om een realistische inschatting te kunnen maken van de impact op bodembewonende levensgemeenschappen in het algemeen. Een gedetailleerd beeld op de omvang en de soortensamenstelling van de volledige vangsten is met andere woorden onontbeerlijke kennis die momenteel nog ontbreekt, en is ook 15

16 noodzakelijk om alternatieve visserijmethoden met reducerende technische maatregelen te kunnen evalueren (zie hoofdstuk 3). Aan de hand van tijdsreeksen van teruggooigegevens kan het in de toekomst mogelijk zijn om verschuivingen in de relatieve abundanties van de verschillende teruggegooide soorten op te sporen, en deze na nader onderzoek aan een mogelijke oorzaak toe te wijzen (die niet noodzakelijk met de boomkorvisserij hoeft te maken te hebben). Een uitbreiding van het teruggooi-onderzoek naar alle niet-commerciële organismen dringt zich dus op, maar vereist aanpassingen aan de bestaande staalnameprotocols, die in deze studie worden voorbereid. 2.2 Materiaal en methoden Methodologische vragen Teneinde het teruggooi-onderzoek in de nabije toekomst te kunnen uitbreiden naar alle nietcommerciële vissoorten en (alle of een selectie van) ongewervelde organismen, dient eerst een reeks methodologische vragen te worden beantwoord. Er dient in dit kader immers niet enkel informatie over de samenstelling van vangsten en discards te worden ingewonnen, maar ook informatie in verband met verschillende technische aspecten van de toegepaste staalname- en analysemethoden. Deze procedurele aspecten moeten daartoe nauwkeurig onder de loupe worden genomen en op hun praktische uitvoerbaarheid worden getest, terwijl ook de statistische representativiteit van de gegevens die in verschillende scenario s worden bekomen voortdurend in het achterhoofd wordt gehouden. Achtereenvolgens werd een antwoord gezocht op methodologische vragen die verband houden met : - het aantal medewerkers dat samen op zee dient te worden gestuurd om een teruggooitrip tot een goed einde te brengen - de bemonsteringswijze die aan boord dient te worden toegepast - de vereiste omvang van de stalen - het vereiste aantal bemonsterde slepen per tijdseenheid - de locatie van de verwerking van de stalen - het determinatieniveau voor ongewervelde organismen - het type informatie dat per vangstcategorie (aanvoer versus teruggooi) wordt verzameld (aantallen per soort/soortengroep, gewichten per soort/soortengroep, morfometrische gegevens voor bepaalde soorten) 16

17 2.2.2 Zeereizen Het ideale aantal zeereizen dat per jaar wordt bemonsterd, werd in deze studie niet verder onderzocht aangezien het opdrijven van het aantal bemonsterde zeereizen vooral meer zeegaande waarnemers (of waarnemende apparatuur) vereist, en dus voornamelijk een financiële kwestie is, die buiten de doelstellingen van het project TOETS valt. Het is echter duidelijk dat de staalnamefrequentie drastisch moet toenemen om te beantwoorden aan de Europese wens om binnen enkele jaren een coverage van 15% te bereiken (Europese Commissie, 2008a). Omdat het opstellen van een uniform protocol één van de projectdoelstellingen was, waarbij de ruimtelijke positie en de datum geen invloed mogen hebben op de toepassing van de methodiek, werd bij de ontwikkeling van het staalnameprotocol geen verdere aandacht besteed aan het specifiëren van een optimale temporele spreiding van de bemonsterde reizen over de vier kwartalen, en aan de ruimtelijke spreiding ervan over de verschillende zeegebieden waarbinnen de Belgische vloot actief is. Als leidraad wordt in dit verband wel meegegeven dat de spreiding van de teruggooi-reizen zo goed mogelijk de spreiding van de totale visserij-inspanning van de betrokken vloot moet benaderen. In het kader van het project TOETS werden vijf specifieke zeereizen uitgevoerd waarop gegevens werden ingezameld ten dienste van de protocol-ontwikkeling. Deze dataset werd vervolgens aangevuld met informatie die via zeegaande waarnemers wordt vergaard wanneer zij zeereizen uitvoerden voor het NDGP-programma. In al deze gevallen betreft het zeereizen aan boord van commerciële vissersschepen. Binnen het beperkte tijdsbestek (het TOETSveldwerk moest worden uitgevoerd in de periode oktober 2007 maart 2008) kon niet worden gezorgd voor een optimale temporele spreiding van deze reizen, maar werd zo goed mogelijk gelet op een evenwichtige verdeling van de staalnames over de verschillende zeegebieden waar Belgische vissers actief zijn. Figuur 2.1 illustreert de ruimtelijke distributie van de Belgische vloot aan de hand van VMS-data. De geografische posities van alle slepen die bij de ontwikkeling van het TOETS-protocol werden gebruikt worden weergegeven in Figuur 2.2, die grosso modo hetzelfde ruimtelijke patroon weerspiegelt. Tabel 2.1 geeft een overzicht van enkele basisgegevens over de TOETS-reizen. 17

18 Figuur 2.1. Ruimtelijke distributie van de Belgische boomkorvloot aan de hand van VMS-data. Tabel 2.1. Overzicht van de zeereizen met bemonstering van teruggooi in het kader van het project TOETS. Zeereis ICESgebied Omschrijving Data # bemonsterde slepen TOETS-1 IVb centrale Noordzee 28/10-08/11/07 18 TOETS-2 VIId oostelijk Engels Kanaal 17/12-20/12/07 4 TOETS-3 IVc zuidelijke Noordzee 02/01-06/01/08 12 TOETS-4 VIIf Keltische Zee 18/01-27/01/08 23 TOETS-5a VIId oostelijk Engels Kanaal 13/03-16/03/08 7 TOETS-5b VIIe westelijk Engels Kanaal 16/03-20/03/08 12 TOETS-5c VIId oostelijk Engels Kanaal 20/03-25/03/08 10 NDGP VIIa,d,f,g Ierse Zee, Keltische Zee, oostelijk Engels Kanaal

19 1 4 5b 5c 5a 2 3 Figuur 2.2. Geografische posities van de slepen die werden bemonsterd in het kader van het project TOETS. Blauwe bolletjes geven slepen weer die tijdens specifieke TOETS-reizen werden bemonsterd door een TOETS-medewerker, rode bolletjes coderen voor slepen die door zeegaande waarnemers van het ILVO werden bemonsterd wanneer ze reeds aan boord waren in het kader van het NDGP. De eerste TOETS-zeereis vond plaats in de centrale Noordzee (ICES-gebied IVb) van 28 oktober tot 8 november 2007 en werd uitgevoerd door één TOETS- en één NDGPmedewerker, die zich respectievelijk bezig hielden met het verwerken van de commerciële vangst en de teruggooi. Van de 81 slepen werden er 18 bemonsterd op teruggooi. De laatste vijf dagen van deze reis konden er omwille van extreme weersomstandigheden geen teruggooistalen genomen worden. Voor de tweede zeereis werd naar het oostelijk Engels Kanaal gevaren (ICES VIId), waar van 17 tot en met 20 december 2007 werd gevist. Hier was enkel een TOETS-medewerker aan boord, die zowel de commerciële vangst als de teruggooi verwerkte. Hierbij concentreerde hij zich voornamelijk op de vraagstellingen rond staalgrootte (vergelijken verwerktijden en informatie-inhoud van verschillende staalgroottes) en determinatieniveau. Van de 36 slepen die tijdens deze reis werden uitgevoerd werden er omwille van de zware geteste protocols slechts vier bemonsterd, die echter zeer veel bruikbare informatie opleverden. 19

20 De derde zeereis ging door in de zuidelijke Noordzee (ICES IVc) van 2 tot en met 6 januari 2008, en werd verzorgd door een TOETS-medewerker en een technieker van de ILVO-sectie Technisch Visserijonderzoek. Tijdens deze reis werden ook vangstvergelijkings-experimenten uitgevoerd (zie hoofdstuk 3). Hierbij werd aan één zijde van het schip een standaardoptuiging gebruikt, zodat de resultaten hiervan ook konden worden gebruikt in het kader van de protocolontwikkeling. Twaalf van de 32 slepen konden op deze manier voor dit doel worden verwerkt. Bij de vierde en de vijfde TOETS-reizen ging het evenzo om vangstvergelijkingsreizen die werden uitgevoerd door hetzelfde team als tijdens reis 3. Reis 4 ging door van 18 tot 27 januari 2008 in de Keltische Zee (ICES VIIf), en stond garant voor 23 bemonsterde slepen (voor het protocol), terwijl reis 5 in dit verband tussen 13 en 25 maart 2008 informatie uit 29 bemonsterde slepen uit het Engels Kanaal (ICES VIId en VIIe) opleverde. Het belang van het onderscheiden van drie subregio s binnen deze reis komt verder aan bod in hoofdstuk 3. De vijf TOETS-reizen gingen door met de vrijwillige hulp van 3 verschillende vaartuigen, waarbij tijdens de laatste drie reizen telkens hetzelfde vaartuig werd gebruikt. De TOETS-dataset kon vervolgens nog worden uitgebreid met gegevens uit 23 slepen uit de Ierse Zee (ICES VIIa), de Keltische Zee (ICES VIIf en VIIg) en het oostelijk Engels Kanaal (ICES VIId). Hier waren telkens zeegaande waarnemers uit het NDGP-programma aan boord, die teruggooistalen aanlandden voor verwerking in het laboratorium. De totale TOETSdataset bevat met andere woorden informatie uit 109 slepen en 7 verschillende ICES-regio s. 2.3 Resultaten Aantal medewerkers Omwille van het financiële plaatje dat aan het inzetten van twee zeegaande waarnemers per zeereis verbonden is, alsook omwille van het feit dat slechts weinig vissersschepen extra kajuitruimte hebben om twee zeegaande waarnemers in onder te brengen, werd er al van vroeg tijdens het TOETS-project uitgegaan van het scenario waarin al het werk aan boord gebeurt door één enkele waarnemer. Tijdens vier van de vijf TOETS-zeereizen werkten weliswaar twee ILVO-medewerkers samen, maar van de bemonsterde slepen werden er altijd een aantal door slechts één persoon verwerkt om een realistische inschatting van de benodigde tijd te kunnen maken. In praktijk blijken aanvoer en teruggooi onder het uiteindelijk voorgestelde protocol door één persoon verwerkbaar binnen het tijdsbestek van een sleep 20

21 (m.a.w. één sleep kan verwerkt worden gedurende de tijd dat de volgende sleep aan het lopen is) Bemonsteringswijze voor teruggooistalen Verschillen in de ruimtelijke configuratie van de apparatuur in de neus van de verschillende commerciële vissersschepen, alsook de beschikbare resterende werkruimte, beïnvloeden de manier van werken tijdens de staalnames en de in situ-verwerking van de stalen aanzienlijk. Dit leidt tot verschillen in efficiëntie en nauwkeurigheid van het werk, maar ook in fysieke belasting. Enkele voorbeelden: - Bij de makkelijkste manier van bemonsteren wordt er een horizontale plank gelegd over de opening waarlangs de discards weer overboord gaan, de discards komen dan van de transportband op deze plank terecht en kunnen van daar eenvoudig verzameld worden in visbakken die op de grond staan (efficiënt en weinig fysieke belasting). Op sommige schepen is echter een vertikaal opstaande afschermkap rond deze opening aanwezig, wat maakt dat er geen plank over gelegd kan worden, zodat de bemonsteringen moeten gebeuren door een recipiënt in de opening te houden om daarin de discards op te vangen (fysiek zwaar). De grootte van de opening bepaalt dan hoe groot het gebruikte recipiënt kan zijn (hoe kleiner het recipiënt, hoe minder efficiënt en nauwkeurig het opvangen van de teruggooi gebeurt). In sommige gevallen is de afschermkap echter te hoog om er een recipiënt over te houden, dan kunnen discardstalen eventueel rechtstreeks van uit de bakken op het dek verzameld worden, of door oprapen van op de transportband. In dergelijke gevallen dienen er duidelijke afspraken te worden gemaakt met de bemanning, zodat het uitsorteren en het vangstverwerkingsproces voor hen geen belemmering van hun normale activiteiten betekent. - Locatie en aantal transportbanden, aan- of afwezigheid van een garnalenzeef en/of garnalenkookpot, aan- of afwezigheid van een kreeftenbak,... bepalen hoeveel ruimte er overblijft om het werk van de zeegaande waarnemers zo efficiënt mogelijk te maken. In het ideale geval is er ruimte om een sorteertafel (fysiek minder belastend dan op de grond werken) en een digitale bewegingsgecompenseerde weegschaal (blijft bij toenemende windsnelheden langer nauwkeurig dan een analoge hangende weegschaal) te plaatsen. 21

22 Voor de uiteindelijke statistische verwerking van de gegevens maakt het in principe niet uit op welke manier de stalen aan boord verzameld worden, en hoe efficiënt en waarnemervriendelijk ze verwerkt (sorteren, determineren, wegen en eventueel meten) worden. Belangrijk is wel dat stalen steeds op dezelfde manier genomen worden, aangezien eerder onderzoek (bv. Aarts & Van Helmond, 2007; zie ook verder in discussie) uitwees dat er grote verschillen kunnen bestaan tussen discard-schattingen op basis van stalen die volgens verschillende methoden verzameld werden. Dergelijke stalen bevatten weliswaar hetzelfde type informatie, maar de resultaten die ze uiteindelijk genereren zijn blijkbaar toch niet perfect met elkaar vergelijkbaar. Naar de achterliggende redenen voor de verschillen in de bekomen schattingen dient nog verder onderzoek te gebeuren. Wat de staalnamemethodologie betreft kunnen we hier dus meerdere kanten op : - toekomstige selectie van schepen waar de meest efficiënte en minst belastende staalname- en verwerkingstechnieken toegepast kunnen worden - toepassen van verschillende technieken aan boord van verschillende schepen - vereenvoudigen van de staalnames naar een methode die aan boord van elk schip kan worden toegepast (bv. stalen rechtstreeks van op de transportband nemen) Aangezien een selectie van schepen in functie van een bepaalde staalnamemethode aanleiding kan geven tot een onvolledig en dus vertekend beeld van het teruggooigedrag van de volledige vloot is het niet wenselijk om deze werkwijze toe te passen. Ook het aanwenden van verschillende technieken aan boord van verschillende schepen dient in principe vermeden te worden, maar zal in de praktijk toch moeten worden toegelaten. Een eenvoudige methode die aan boord van alle schepen kan worden toegepast dringt zich enerzijds dus wel op, maar we kunnen moeilijk verwachten dat stalen uit de bakken op het dek of vanop de transportband genomen worden (waarbij er interferenties met de vissersactiviteiten kunnen optreden) wanneer efficiëntere en/of makkelijkere manieren bestaan aan boord van de betreffende schepen. Eén belangrijke aanbeveling dient wel te worden meegegeven in verband met het nemen van de stalen, namelijk dat er nauwlettend moet worden op toegezien dat het genomen staal representatief is voor de volledige sleep waaruit dat staal komt. Wanneer een staal wordt verzameld vanuit de bakken op het dek waar de vangst in gelost wordt (of rechstreeks van op 22

23 het dek) mag men dus niet enkel de organismen verzamelen die bovenaan liggen aangezien er als gevolg van een grootte-afhankelijke sortering mag verwacht worden dat de kleinste organismen vooral onderaan liggen, en de grotere bovenaan. Bij het nemen van een teruggooistaal op de transportband, of in het gat waar de teruggooi normaal gezien weer in zee verdwijnt, betekent dit dat men de staalname moet spreiden over het volledige tijdsverloop van deze transportband Aantal slepen per tijdseenheid Kernvragen binnen deze problematiek draaien rond het aantal slepen dat per tijdseenheid kan worden bemonsterd in relatie tot de benodigde tijd voor het bemonsteren, en rond het aantal slepen dat per tijdseenheid moet worden bemonsterd voor een statistisch verantwoorde analyse? Aantal slepen versus tijdsinvestering In het initiële TOETS-projectvoorstel wordt vermeld dat er minstens twee slepen per dag bemonsterd moeten worden. Met uitzondering van de tweede TOETS-zeereis (waar enkele specifieke en tijdrovende vraagstellingen werden behandeld, zie 2.2.2) werd hier in alle gevallen aan voldaan. Snel bleek dat het aan de hand van het huidig voorgestelde protocol mogelijk is om meer dan twee slepen per etmaal te bemonsteren, en de corresponderende teruggooistalen te verwerken, dus werd aan deze richtlijn niet langer vastgehouden. Tijdens de eerste TOETS-zeereizen slaagde een enkele waarnemer er maximaal in om drie slepen per etmaal te bemonsteren en verwerken (37 % van totaal aantal slepen), terwijl twee waarnemers in eenzelfde tijdsbestek samen makkelijk vier slepen konden afwerken (50 % van totaal aantal slepen). Aangezien deze waarnemers (of één ervan) bij bepaalde slepen soms ook andere taken uitvoeren (bv. bemonsteren van vis voor kwaliteitsanalyses, gedetailleerde lengtemetingen op commercieel interessante soorten bij een groter aantal slepen dan diegene waarbij er teruggooi bemonsterd wordt, bemonsteren otholieten) kan het aantal slepen met teruggooibemonstering in bepaalde gevallen zelfs nog opgedreven worden. Toenemende ervaring van de uitvoerende zeegaande waarnemer(s) bij het identificeren van de aangetroffen organismen, en de toenemende routine bij het nemen en verwerken van de stalen, droegen tijdens de latere TOETS-reizen bij tot een steeds snellere verwerking van de stalen, wat op zijn beurt mogelijkheden voor het bemonsteren van een groter aantal slepen creëerde. Wanneer lengtemetingen op ongewervelden en bemonstering van otholieten achterwege werden gelaten, bereikte een enkele TOETS-medewerker zo uiteindelijk een 23

24 bemonsteringspercentage van meer dan 60%. Dit percentage wordt in het TOETSteruggooiprotocol dan ook voorop geschoven als richtwaarde, maar zal in de toekomstige praktijk vermoedelijk niet gehaald worden aangezien ook hogervermelde taken belangijk zijn en niet zomaar kunnen worden weggelaten (zeker voor wat de otholieten betreft). De hoeveelheid werk die per tijdseenheid verzet kan worden is in eerste instantie uiteraard afhankelijk van het aantal meewerkende personen. Twee samenwerkende personen kunnen in een bepaald tijdsbestek meer presteren dan één, en omgekeerd is de benodigde tijd om een bepaalde hoeveelheid werk te verzetten korter wanneer twee personen het werk verdelen. Er bestaat dus een belangrijke trade-off tussen het aantal slepen dat binnen een bepaald tijdsbestek (bv. etmaal of zeereis) bemonsterd (en verwerkt) kan worden en het aantal medewerkers. Zoals hoger vermeld (zie 2.3.1) is het simultaan inzetten van twee waarnemers aan boord van hetzelfde schip echter geen realistische optie. Omwille van verschillen in de circadiane ritmes van verschillende vis- en benthossoorten dient men er op toe te zien dat men niet alle teruggooistalen overdag verzamelt wanneer meerdere slepen per etmaal bemonsterd kunnen worden. De samenstelling van teruggooistalen kan op eenzelfde visplek immers sterk verschillen tussen stalen die overdag en s nachts genomen werden. Een evenwichtige spreiding van de staalname-inspanning over een etmaal is dus ten stelligste aan te bevelen. Statistische aspecten Onderzoek door IMARES toonde aan dat het bemonsteren van 7 slepen per zeereis binnen hetzelfde ICES-gebied volstaat om een realistische inschatting te kunnen maken van de omvang en de samenstelling van de teruggooi binnen het betreffende gebied en het betreffende kwartaal (mond. med. E. Van Helmond). Aangezien vele Belgische vissersschepen (en zeker die van het groot segment ) zeereizen van een totale duur tot 11 à 14 dagen maken, betekent dit dat de waarnemer aan boord bij het bereiken van een staalnamefrequentie van 50% al na 1.75 dagen mag ophouden met het verzamelen en verwerken van teruggooistalen. Bovendien brengt de TOETS-dataset een zeer grote variatie tussen slepen binnen eenzelfde zeereis aan het licht (soms zelfs tussen opeenvolgende slepen), wat ons ertoe beweegt om het voortzetten van de teruggooi-gerelateerde activiteiten gedurende volledige zeereizen aan te raden. 24

25 2.3.4 Omvang van teruggooistalen Binnen het ILVO bestond bij aanvang van het project TOETS een algemene consensus rond het nemen van een staal ter grootte van vier visbakken per sleep (waarbij één visbak overeenkomt met een staalvolume van 40 liter, en met een gemiddeld gewicht van 35 kg). Teneinde correct te kunnen bepalen hoe groot een teruggooistaal moet zijn opdat extrapolatie van deze steekproefgegevens een betrouwbaar beeld levert van de samenstelling van de totale sleep, werd binnen de TOETS-reizen een grote variatie in staalgroottes ingebouwd. Uit meerdere slepen werden meerdere visbakken met teruggooi verzameld (met een maximum van vier visbakken per sleep). Een vergelijking van de geëxtrapoleerde data op basis van een staal van één visbak groot met die op basis van twee of meerdere visbakken maakt dan duidelijk in hoeverre de kennis die wordt bekomen op basis van een groter aantal stalen afwijkt van de kennis die reeds werd bekomen op basis van een kleiner aantal stalen, en in hoeverre de bijkomende stalen dus ook effectief hebben bijgedragen tot een vervollediging of verfijning van het verkregen beeld. Hierbij dienen de verschillende visbakken uit eenzelfde sleep uiteraard afzonderlijk verwerkt te worden. Indien de bijkomende stalen enkel leiden tot een bevestiging van de info die reeds werd verkregen uit een eerste staal, heeft het nemen en verwerken ervan weinig nut gehad, maar wel veel tijd gekost. Aangezien er een trade-off bestaat tussen de staalgrootte (en de daaraan verbonden verwerktijd) en het aantal slepen dat per tijdseenheid kan worden bemonsterd zou het in dat geval zinvoller zijn geweest om een groter aantal slepen te bemonsteren, aangezien een grotere variatie is terug te vinden tussen slepen (ook binnen eenzelfde reis). De TOETS-resultaten, alsook die van voorgaande analyses van eerder verzamelde data, wijzen inderdaad op een zeer lage intra-sleep variatie. Grotere stalen lijken dus niet voldoende extra informatie te genereren om het nemen en verwerken ervan te rechtvaardigen. Het bemonsteren van een groter aantal slepen lijkt hier dus meer opportuun. Voor de volledigheid herhalen we hier nogmaals dat er bij het nemen van teruggooistalen van beperkte grootte, goed moet op gelet worden dat het staal representatief is voor de volledige sleep (zie hoger). In het uiteindelijke TOETS-protocol wordt de omvang van een staal dus gedefinieerd als het volume dat in een viskist (of mandje) kan worden verzameld, en ligt aldus vast op 40 liter Locatie van de verwerking van teruggooistalen Het nemen van teruggooistalen kan uiteraard alleen op zee gebeuren, maar wat de locatie van de verwerking van deze stalen betreft bestaan er twee mogelijkheden. Deze kan immers ook 25

26 op zee plaatsvinden, maar kan eveneens achteraf in het laboratorium gebeuren (zie Figuur 2.3). Doorgaans worden wel alle vissen aan boord uitgezocht en verwerkt, zeker in het geval van ondermaatse exemplaren van commercieel interessante vissoorten. Laatstgenoemde vissen mogen wettelijk immers niet aan boord worden gehouden. Wanneer om één of andere reden toch volledige teruggooistalen aangeland moeten worden, dient men zeker in het bezit te zijn van de nodige vergunningen, en bij voorkeur ook op voorhand de betrokken controleinstanties op de hoogte brengen. Scenario 1: Bemonstering aan boord en analyse van de monsters aan land. Comm. vis Comm. discards Ruwe vangst Discards Niet-comm. discards Monster Scenario 2: Bemonstering én analyse aan boord. Comm. vis Comm. discards Ruwe vangst Discards Niet-comm. discards Monster Meting op zee Meting aan land Figuur 2.3. Twee scenario s in verband met de locatie van de verwerking van teruggooistalen. Tijdens de constructie van het TOETS-protocol werden van elke TOETS-zeereis, alsook van een aantal NDGP-reizen, enkele teruggooistalen aangeland om de verwerktijden aan boord te kunnen vergelijken met die aan land. Zowel op zee als aan land werden de verwerktijden daartoe nauwkeurig bijgehouden. Het aanlanden van teruggooistalen gaf collega-onderzoekers 26

27 tevens de kans om zich te bekwamen in het verwerken ervan. Uit de TOETS- resultaten blijkt dat de verwerktijden op zee nooit groter waren dan die aan land, wat van het verwerken op zee de geprefereerde werkwijze maakt. Op deze manier wordt ook vermeden dat teruggooistalen in het visruim van de respectievelijke vissersschepen moeten worden opgeslagen, en spaart men de daaraan verbonden vergoedingen uit. Moeilijk determineerbare organismen (bv. waar men extra determinatieliteratuur of een binoculaire microscoop voor nodig heeft) kunnen natuurlijk nog steeds opzij gehouden worden voor aanlanding en laboverwerking Determinatieniveau Moeten alle aangetroffen teruggegooide individuen tot op soortniveau worden gedetermineerd, of volstaat voor bepaalde groepen een identificatie tot op een hoger taxonomisch niveau? In hoeverre is het zinvol om een hoge inspanning te leveren op zoek naar zeldzame soorten (bv. binnen de Liocarcinus-zwemkrabben)? Voor enkele organismengroepen is soortdeterminatie aan boord van de vissersschepen quasi onmogelijk aangezien de daarvoor benodigde structuren boven water niet zichtbaar zijn (bv. zeeanemonen, zeenaakstlakken, zeekomkommers), of het gebruik van een binoculaire microscoop vereisen (bv. borstelwormen/polychaeten). Bij enkele andere soortengroepen (vnml. van kleine en sterk op elkaar lijkende invertebraten, waar kleine details het onderscheid tussen de soorten vormen) is een correcte soortdeterminatie aan boord wel mogelijk maar zeer tijdrovend. Zeker wanneer er grote aantallen van dergelijke organismen in een staal zitten kan de totale determinatietijd sterk oplopen. Bovendien is het meestal zo dat één van een complex van sterk gelijkende soorten de hoofdmoot van de misterie-dieren vormt, terwijl de andere soorten indien aanwezig slechts in zeer lage frequenties vertegenwoordigd zijn. Over dergelijke lage aantallen vallen dan weer weinig statistisch verantwoorde conclusies te maken. Daarom werd beslist om voor dergelijke soortencomplexen geen identificatie tot op soortniveau na te streven, maar slechts tot op genusniveau. Typische voorbeelden van dergelijke soortengroepen zijn Inachuskrabben (bijna allemaal I. dorsettensis) en Macropodia-krabben (bijna allemaal M. rostrata). In het TOETS-fotoboek (Bijlage 2) wordt aangeduid voor welke soortengroepen het karakteriseren van een hoger taxonomisch niveau volstaat. Bijlage 3 geeft een overzicht van alle diersoorten die tijdens de vijf TOETS-reizen in aanvoer en teruggooi werden aangetroffen 27

28 (soorten die enkel in de door NDGP-ers aangeleverde teruggooistalen werden aangetroffen zijn hier dus niet in opgenomen) Type data Het identificeren van alle teruggooi-organismen, het tellen per soort en indien mogelijk het bepalen van het gewicht per soort behoren tot de standaardhandelingen van elk teruggooiverwerkings-protocol. Ook volgens het TOETS-protocol mag geen van deze activiteiten achterwege worden gelaten. Het uitvoeren van extra metingen op epibentische organismen (lengtes bivalven, hoogtes gastropoden, carapaxbreedtes krabben, lengtes garnalen, diameter zeesterren/schijfdiameter slangsterren, totale lengte andere organismen) wordt in dit verband eerder als optioneel gezien, ook al kan dit tot zeer interessante inzichten leiden Het TOETS-protocol Rekening houdend met bovenstaande bevindingen schrijft het uiteindelijke TOETS-protocol voor het nemen en verwerken van teruggooistalen aan boord van boomkorschepen de volgende aanbevolen werkwijze per bemonsterde sleep voor (grafisch weergegeven in Figuur 2.4), waarbij ook enkele aspecten werden opgenomen die konden worden overgenomen van reeds bestaande en toegepastte methodieken die in deze studie verder niet aan bod kwamen (invulformulier brug, werkwijze voor verwerken commerciële vis): 1) invulformulier in de brug - technische gegevens schip (lengte, opslagcapaciteit, vermogen motor,...) - gegevens per sleep (ruimtelijke coördinaten, begin- en eindtijdstip sleep,...) - omgevingsomstandigheden (windrichting en kracht, tijgegevens,...) 2) maak een volumeschatting van de totale vangst (of weeg de totale vangst bij beperkte netinhoud) 3) bepaal voor de vis die zal worden aangeland het gewicht en de aantallen per soort 4) neem een staal van de bijvangst/teruggooi - volume staal = 1 vismand (ca 40 l) - verzamel dit staal verspreid over de sleep 28

29 - bepaal het gewicht van dit staal 5) sorteer dit teruggooistaal in drie fracties : vis, benthische ongewervelden en inert materiaal (stenen, lege schelpen, plastic,...) 6) teruggooi-vis - sorteer volgens soort - bepaal het totaal gewicht per soort - tel de aantallen per soort - bepaal de lengteverdeling per soort 7) benthos - sorteer de organismen, maak daarbij enkel onderscheid tussen soorten of groepen die makkelijk op het zicht te herkennen zijn - bepaal het totaal gewicht per soort/groep - bepaal de aantallen per soort of groep 8) inert materiaal - bepaal het totaal gewicht Probeer op deze wijze minstens drie slepen per etmaal te verwerken. Bij tijdsgebrek of practische beperkingen moet in volgorde van belangrijkeid volgende gegevens worden verzameld: 1. de gewichten van alle fracties (aanvoer, vis in teruggooi, benthos, inert materiaal) én de schatting van de totale vangst 2. de samenstelling van de aanvoer (aantallen, gewichten en lengtes per soort) 3. de samenstelling van de teruggooi, met nadruk op commercieel belangrijke soorten 4. de samenstelling van de rest van de teruggooi. Vergelijking van deze werkwijze met die van andere onderzoeksinstituten leert dat bij ons doorgaans wordt voorgeschreven om meer met de genomen stalen te doen, en aldus de maximale hoeveelheid informatie uit deze stalen proberen te halen. Er liggen hier dus nog mogelijkheden om naar een minder zwaar protocol te evolueren. Zo worden voor de metingen 29

30 op de aangelandde commerciële vis elders vaak stalen gebruikt, terwijl wij volledige slepen verwerken. Ook over de benthische ongewervelden worden elders doorgaans minder gegevens verzameld, en worden de organismen vaak enkel per soort gesorteerd en geteld. Figuur 2.4. Visuele voorstelling van het TOETS-protocol voor het nemen en verwerken van teruggooistalen aan boord van comerciële boomkorvaartuigen. 2.4 Discussie Teneinde de levende aquatische bronnen te beschermen en te behouden, en een duurzame ontginning ervan te promoten, zou gradueel een ecosysteembenadering moeten worden ingevoerd en toegepast bij het documenteren en evalueren van de bijvangsten die door de visserij worden gegenereerd. In dit licht is het noodzakelijk om data te verzamelen die toelaten de impact van de visserij op alle biotische componenten van het mariene ecosysteem in te schatten. Om dit te kunnen bewerkstelligen zou het regelmatig en gedetailleerd in kaart brengen van de teruggooi van alle niet-commerciële vissen en ongewervelden moeten worden opgenomen in de Europese Data Collection Regulation (DCR), en binnen België in het Nationaal Dataverwervingsprogramma (NDGP, National Data Gathering Program) zodat ook teruggooi-gegevens voortaan op een gestructureerde en continue wijze worden ingezameld. De Europese Commissie stuurt zijn lidstaten momenteel reeds in deze richting, maar biedt 30

31 voorlopig echter enkel een zeer grof kader voor een dergelijke gegevensverzameling (Europese Commissie, 2008b), waarbinnen de lidstaten zelf hun programma s voor het verzamelen, beheren en verwerken van de benodigde gegevens moeten opstellen. Om pro-actief te beantwoorden aan deze vraag werd in het kader van het project TOETS een eerste methodologie ontworpen waarmee gegevens over alle organismen die in de vangsten terecht komen (weerhouden én teruggegooide organismen) kunnen worden ingezameld. Bij het uittesten van de verschillende handelswijzen werd voornamelijk aandacht besteed aan het beantwoorden van een aantal methodologische vragen die gerelateerd waren tot de praktische haalbaarheid, en in het bijzonder tot de tijdsinvestering die aan de verschillende handelingen verbonden is. Ook met aspecten die relateren tot de statistische kracht van de analyses die op de verzamelde data worden uitgevoerd werd rekening gehouden, alsook met de bruikbaarheid van bepaalde gegevens voor verder onderzoek (dat niet binnen de objectieven van TOETS valt). Algemeen kan worden gesteld dat er nood is aan een uniforme, grensoverschrijdende methodiek volgens dewelke teruggooi kan worden gekwantificeerd. Het is hierbij noodzakelijk dat Europese lidstaten onderling samenwerken (alsook met niet EC-lidstaten), opdat verschillende nationale programma s gecoördineerd worden uitgevoerd (Europese Commissie, 2008b). Zeker wanneer gegevens die door verschillende landen binnen dezelfde mariene gebieden werden verzameld, worden samengebracht in één gegevensbestand, is het wenselijk dat deze gegevens volgens eenzelfde protocol werden bekomen. Maar aangezien de protocols en methoden die worden gebruikt binnen de nationale dataverwervingsprogramma s door de lidstaten zelf worden aangereikt (waarbij de afzonderlijke lidstaten momenteel wettelijk in orde zijn zolang ze hun eigen beschreven protocol toepassen), kunnen er dus aanzienlijke verschillen bestaan tussen de protocols van de verschillende lidstaten. Dat het verzamelen van teruggooi-gegevens volgens verschillende protocols aanleiding kan geven tot verschillende resultaten werd onder meer geïllustreerd door Aarts & van Helmond (2007), die twee afzonderlijke teruggooi-datasets die respectievelijk door IMARES en Produktschap Vis werden bekomen binnen de Nederlandse vissersvloot ( ), met elkaar vergeleken. Eén van de belangrijke verschillen tussen de beide methodieken bestond uit het aantal bemonsterde slepen, dat bij IMARES minstens 60% van het totale aantal slepen in een zeereis bedroeg, terwijl Produktschap Vis slechts het bemonsteren van twee slepen per week voorschreef. Verder hanteerde IMARES een complex protocol (met grote 31

32 overeenkomsten met het hoger voorgestelde Belgische protocol) waarbij teruggooifracties door zeegaande waarnemers werden geschat voor meerdere soorten, terwijl in de benadering van Produktschap Vis enkel de aandelen maatse en ondermaatse schol Pleuronectes platessa in een staal werden bepaald door de bemanning, om deze vervolgens via de totale hoeveelheid maatse schol op te werken naar de volledige sleep. Voor kabeljauw Gadus morhua werden alle gevangen exemplaren opzijgehouden om de teruggooifractie te bepalen. Vooral in het geval van schol leidden de beide methodieken tot aanzienlijk verschillende resultaten. Produktschap Vis bekwam zo voor de drie jaren schol-teruggooifracties van 0.29, 0.28 en 0.39, terwijl deze bij IMARES respectievelijk 0.35, 0.44 en 0.55 bedroegen. Aangezien het significante verschil tussen deze beide resultatenreeksen niet kon worden verklaard door verschillen in ruimtelijke en/of temporele spreiding tussen de beide onderzoeken, werd onderzocht in hoeverre de verschillende methoden effectief tot verschillende resultaten leidden, en in hoeverre één of beide datasets dus minder betrouwbaar waren. Mogelijk besteedde de bemanning in de Produktschap Vis-benadering minder aandacht aan kleine exemplaren (die niet enkel minder snel opvallen maar ook minder makkelijk herkenbaar zijn), waren de genomen stalen niet representatief voor de volledige sleep (stalen niet verspreid over het tijdsverloop van de transportband genomen, of enkel genomen uit het bovenste deel van de vangst wanneer deze aan dek ligt), of werd er minder nauwkeurig gemeten en genoteerd. Verder vergelijkend onderzoek tussen de beide methoden aan boord van hetzelfde schip zal hier in de toekomst meer inzichten rond verschaffen. Maar niet enkel tussen teruggooifracties die zijn gebaseerd op staalnames door zeegaande waarnemers enerzijds en vissende bemanningsleden anderzijds werden significante verschillen teruggevonden. Ook de verschillende wetenschappelijke studies die tijdens de voorbije decennia door IMARES-medewerkers werden uitgevoerd gaven aanleiding tot sterk uiteenlopende resultaten (Tjallingii et al, 2008). Zo bekwam men voor schol in gemiddelde teruggooipercentages van 23% (in gewicht) en 40% (in aantallen) (De Veen & Rodenburg, 1971), terwijl deze in de periode respectievelijk gemiddeld 27% en 51% bedroegen (Van Beek, 1998). Later bekwam men teruggooifracties van 29% (gewicht) en 55% (aantallen) in 1999 (Storbeck & Pastoors, 2002), 48-51% (gewicht) en 76-77% (aantallen) in , en 52-57% (gewicht) en 83% (aantallen) in (Van Keeken et al, 2004; Van Keeken & Pastoors, 2004; 2005; Van Keeken, 2006; van Helmond & van Overzee, 2007). Wijzigende Europese en nationale visserijwetgevingen (bv. minimumaanvoerlengtes) doorheen de tijd bemoeilijken echter het correct vergelijken en interpreteren van deze historische gegevens. Het toepassen van verschillende methodieken geeft echter niet 32

33 noodzakelijk aanleiding tot verschillende teruggooifracties, zoals onder meer werd geïllustreerd door Tamsett et al (1999). Zij testten en vergeleken in Britse wateren twee methoden om teruggooi in te schatten (één ontwikkeld door het Scottisch Office Agriculture, Environment and Fisheries Department, en één ontwikkeld door de Sea Fish Industries Authority) aan boord van een commercieel schip met schelvis Melanogrammus aeglefinus en wijting Merlangius merlangius als voornaamste doelsoorten, en vonden geen significante verschillen in teruggooifracties. In dergelijke gevallen wordt aangeraden de methode toe te passen die het minst interfereert met de normale gang van zaken aan boord. 33

34 III. Evaluatie van reducerende technische maatregelen 3.1. Inleiding Een reductie van de impact van de boomkorvisserij door de toepassing van technische aanpassingen aan het vistuig kan verwezenlijkt worden op verschillende niveaus: Reductie van energieverbruik (bv. rolsloffen) Reductie van de impact op de bodem (bv. vissen met alternatieve stimuli) Reductie van de ongewenste vangst van ondermaatse vis en ongewervelden (bv. aanpassingen aan de configuratie van de netten) Binnen het project TOETS werd de nadruk gelegd op het laatste punt, namelijk de reductie van teruggooi van organismen zonder commerciële waarde, zoals benthische ongewervelden en ondermaatse vissen. Het overlevingspercentage van benthische organismen bij vangst en teruggooi is namelijk beperkt, en indien de organismen het proces overleven komen ze na teruggooi terecht op een plek ver van hun oorsprong, hetgeen hun overlevingskansen uiteraard nog meer beperkt (Kaiser & Spencer, 1995; Lindeboom & de Groot, 1998). Bijgevolg werd er recent veel onderzoek verricht naar technische maatregelen die benthische organismen ontsnappingsmogelijkheden bieden tijdens het vangstproces, zodat de impact en verplaatsing beperkt blijft (Fonteyne & Polet, 2002; Revill, 2003; Revill & Jennings, 2005; Depestele et al, 2008b). De basis van de geteste aanpassingen in het huidige project is het toepassen van veranderingen in maasgrootte en/of vorm: het oorspronkelijke ruitvormige netwerk werd op strategische plaatsen vervangen door vierkant netwerk met een maaswijdte van mm. Deze vierkante mazen zouden toelaten dat vooral rondvis makkelijker kan ontsnappen. Daarenboven wordt dit netwerk minder sterk toegetrokken door trekkrachten, zodat de werkelijke maaswijdte gehandhaafd blijft. Het vierkante mazen netwerk werd getest in een benthos-ontsnappingspaneel (Benthos Release Panel - BRP) en een kuil met vierkante mazen (Square Mesh Cod End - SMCE). 34

35 Vierkante mazen Ruitvormige mazen Figuur 3.1. Foto van een boomkornet waarbij het verschil tussen een gedeelte bestaande uit vierkante mazen en een gedeelte bestaande uit klassieke ruitvormige mazen duidelijk zichtbaar is Materiaal en Methode Experimentele configuraties In de loop van het project TOETS werden 2 technische aanpassingen getest in 3 configuraties namelijk een kuil met vierkante mazen of Square Mesh Cod End (SMCE), een schelpentrape, benthos-ontsnappingsvenster of Benthos Release Panel (BRP), en de combinatie van SMCE en BRP. Het netwerk voor deze aanpassingen werd vervaardigd en aangepast binnen de Sectie Technisch Visserijonderzoek van ILVO-Visserij. Het SMCE (84mm maaswijdte) werd vervaardigd uit klassiek ruitvormig netwerk dat vierkant werd getrokken. Tijdens de eerste reis werd gebruik gemaakt van een kuil van 31 vierkante mazen breed en 100 mazen lang (SMCE1). Bij deze kuil bleken de mazen echter te krimpen en te vervormen, vooral aan de voorkant van de kuil (benen van de maas niet meer gelijk, fig. 3.2). Daarom werd de kuil bij een volgende reis aangepast: de eerste 15 mazen werden opnieuw vervaardigd uit klassiek ruitvormig netwerk, en het deel met vierkante mazen werd korter en breder (60 mazen lang, 36 mazen breed SMCE2). 35

36 Figuur 3.2. Links: voorzijde van de oorspronkelijke vierkantemazenkuil; Rechts: vervormde mazen na reis 1. 4 aanzet aanzet 5 50 klassieke mazen 60 mazen 100 mazen 31 mazen 36 mazen 5 50 klassieke mazen mazen tussen de naden + 2 keer 4 mazen voor naden SMCE klassieke mazen mazen tussen de naden + 2 keer 4 mazen voor naden SMCE 2 Figuur 3.3. Schematische voorstelling van de 2 types kuilen met vierkante mazen gebruikt tijdens het project. 36

37 Het gebruikte BRP werd vervaardigd uit dubbel gebreid polyethyleen netwerk en bestond uit vierkante mazen van 120mm (volle maas). Opnieuw werden in de loop van de experimenten wijzigingen aangebracht aan het ontwerp om de werking te optimaliseren (zie resultaten): het oorspronkelijke BRP werd 5 mazen verbreed en werd 2.5 mazen verder van de kuil vastgezet (Fig. 3.4). 20 mazen 25 mazen 30 mazen 30 mazen 10 mazen boven aanzet kuil 12.5 mazen boven aanzet kuil (net boven steentrape) Figuur 3.4. Schematische voorstelling van de positie van een BRP in een boomkornet (boven) en de 2 types BRP die werden getest in het kader van TOETS. 37

38 Vaartuig en reizen De drie te testen configuraties (SMCE, BRP en de combinatie van beide) werden geëvalueerd tijdens evenveel reizen met het schip Z121 Deborah, in de periode januari maart Tabel 3.1. Overzicht van de zeereizen uitgevoerd in het kader van het testen van technische aanpassingen aan de boomkor. Reis Z121 (1) Z121 (2) Z121 (3) Periode 2/01/08 6/01/08 17/01/08 27/01/08 13/03/08-25/03/08 Bezochte Experimentele Aantal Configuratie visgronden zijde slepen W Fairy Banks Galloper SMCE SB 31 N Sandettie Trevose BRP SB 58 Seinebaai Kanaaleilanden / Hurd deep SMCE + BRP SB 83 Owers / Beachy Head Figuur 3.5. Kaart met de coördinaten van de uitgevoerde slepen in het kader van het testen van technische aanpassingen: blauw = reis 1, rood = reis 2, oranje = reis 3. 38

39 Tijdens deze reizen werd gevist met 12m boomkorren opgetuigd met kettingmatten, en werd de normale commerciële werkwijze gerespecteerd (geen wijzigingen aan bezochte visgronden, sleepduur en verwerkingsprocedure van de maatse vis). Tabel 3.1 en Figuur 3.5 geven een overzicht van de uitgevoerde reizen, met vermelding van de configuraties en aantal uitgevoerde slepen Experimentele opzet Tijdens de drie reizen werd een vangstvergelijking uitgevoerd op basis van een standaard boomkor (zonder ontsnappingspanelen en met een kuil met ruitvormige mazen) aan één zijde van het vaartuig en een alternatieve boomkor met incorporatie van een SMCE, een BRP of beide aan de andere zijde van het vaartuig. De vangsten van de standaardzijde en de experimentele zijde werden gescheiden gehouden tijdens de verwerking van de vangst door vissers en waarnemers (telkens één wetenschapper en één technieker). Bij de verwerking werd een standaard protocol gevolgd, dat eventueel werd aangepast afhankelijk van de grootte en samenstelling van de vangst, de weersomstandigheden en practische beperkingen (zie hoofdstuk II en Fig. 3.6). Volledige sleep: Totaal gewicht door optellen fracties Commerciële vis: - wegen totaal - tellen, meten en wegen per soort (selectie) Teruggooi: wegen/schatten totaal + nemen van samengesteld substaal Vis in teruggooi: - wegen totaal - tellen, meten & wegen per soort Benthos: - tellen, meten & wegen per soort Stenen en inert materiaal: - wegen Figuur 3.6. Schema van de werkwijze aan boord bij de analyse van de vangst. 39

40 Bijzondere aandacht werd besteed aan een gedetailleerde analyse van het benthos. De resulterende data betreffende de vangstsamenstelling per sleep werden aangevuld met technische data zoals start- en eindpositie van de sleep, sleepduur- en snelheid, weersomstandigheden, bodemreliëf en samenstelling, diepte en tijdstip van de vangst Analyse De grafieken weergegeven in de resultaten (sectie 3.3) illustreren verschillende aspecten van de vangstvergelijking. Een volle lijn geeft trends weer afkomstig van de standaard behandeling (st), terwijl een stippellijn de trends weergeeft van de experimentele behandeling (exp). Box plots werden weergegeven als mediaan met percentielen in de box en minimum/maximum in de whiskers. Statistische analyses op de effecten van technische aanpassingen aan de boomkor werden uitgevoerd via de niet-parametrische Wilcoxon matched pairs test voor afhankelijke stalen. Daarbij werd een resultaat als significant beschouwd bij een p-waarde 0.05, waarna het steeds in het rood werd weergegeven. Statistische evaluatie betreffende individuele soorten werd enkel uitgevoerd indien een soort voorkwam in meer dan 50% van de stalen (de standaard en experimentele behandeling binnen dezelfde sleep werden als aparte stalen beschouwd). Verschillen in vangstvergelijking tussen de standaard zijde en de experimentele zijde werden uitgedrukt aan de hand van verschillende parameters, namelijk de gemiddelde aantallen/ gewichten per soort(engroep), de mediaan van het percent verschil, het percentage van de slepen met een reductie in aantallen/gewichten van de betreffende soort(engroep) en de Wilcoxon p-waarde. Er werd geopteerd voor het gebruik van de mediaan ipv het gemiddelde betreffende aantallen, gewichten en het percent verschil om de impact van sterk afwijkende waarden te reduceren. Op die manier werden trends niet verdoezeld door uitschieters in de dataset (zie voorbeeld in 3.3.2). Gemeenschapsanalyses werden uitgevoerd met het Primer V5.2.9 software pakket (Clarke & Gorley; 2001). Daarbij werden de gemeenschappen onderscheiden door middel van MDS (non-metric multidimensional scaling ordination), en werden significante verschillen tussen de groepen opgespoord via een ANOSIM analyse (analysis of similarities). De soorten bijdragend tot de verschillen tussen de groepen werden gerangschikt via SIMPER (similarity percentages). 40

41 3.3. Resultaten Reis 1: SMCE Deze reis werd uitgevoerd in de visgronden van de Galloper bank, W Fairy Bank en de Sandettie bank (ICES gebied IVc, zie Fig. 3.5). De bodemgesteldheid werd door de schipper beschreven als hard met een bodemreliëf als vlak of met kleine ravels. De bodemsamenstelling was redelijk zuiver, met plaatselijk veel zeesterren en stenen. De windrichting varieerde van ONO in het begin van de reis tot ZW aan het einde, met een gemiddelde windsnelheid van 5.7bf. De diepte varieerde van 33 tot 53m. De resultaten van deze eerste experimentele reis werden niet in detail uitgewerkt omdat er nog technische aanpassingen aan de configuratie nodig bleken. Er werd waargenomen dat aan de experimentele zijde meer kleine maatse tong en ondermaatse tong werd gevangen, en dat door de vervorming van de mazen geen constante reglementaire maaswijdte kon worden gegarandeerd. Qua werking was de bemanning echter positief over het SMCE: er was geen vangstverlies en er bleek minder gekopte vis te zijn, wat voor de bemanning minder werk teweegbrengt na het lossen van de kuil. Daarenboven bleek de kuil zich stabiel te gedragen in de waterkolom Reis 2: BRP Deze reis werd uitgevoerd in de visgronden van Trevose (ICES gebied VIIf, zie Fig. 3.5). De bodemgesteldheid werd door de schipper beschreven als hard en vlak. De bodemsamenstelling was redelijk zuiver. De windrichting varieerde van ZW in het begin van de reis tot W aan het einde, met een gemiddelde windsnelheid van 6bf. De diepte varieerde van 51.4 tot 88m. Effect van BRP op de samenstelling van de teruggooi Op deze reis werden wat betreft teruggooi in het totaal 40 soorten ongewervelden en 40 soorten vis aangetroffen in 20 slepen. Qua samenstelling (aantallen) waren er geen grote verschuivingen binnen de teruggooi tussen de behandelingen. Bij ongewervelden waren de ijszeester (Marthasterias glacialis), de gewone zeester (Asterias rubens) en de kamster (Astropecten irregularis) de dominante organismen bij beide behandelingen. Aan de experimentele zijde werden echter minder heremietkreeften (Pagurus bernhardus) teruggevonden. 41

42 De vissamenstelling binnen de teruggooi werd vooral uitgemaakt door schelvis (Melanogrammus aeglefinus), bolken (Trisopterus luscus & T. minutus), tongschar (Microstomus kitt), wijting (Merlangius merlangus), hondshaai (Scyliorhinus canicula), schar (Limanda limanda) en pitvis (Callionymus lyra), met minimale verschuivingen tussen de behandelingen. standaard ongewervelden vis (teruggooi) BRP Aphrodita aculeata Arctica islandica Asterias rubens Astropecten irregularis Atelecyclus rotundat us Buccinum undatum Cancer pagurus Chlamys varia Crangon crangon Crossaster papposus Echinocardium cordatum Echinus esculentus Galathea sp. Glycymeris glycymeris Homarus gammarus Inachus sp. Laevicardium crassum Liocarcinus corrugatus Liocarcinus holsatus Liocarcinus marmoreus Loligo vulgaris Luidia (ciliaris+sarsi) Macropodia sp. Maja squinado M art hasterias glacialis Necora puber Octopus vulgaris Ophiura ophiura Pagurus bernhardus Palliolum tigerinum Pecten maximus Porania pulvillus Psammechinus miliaris Sepia officinalis Sepiola atlantica Stichastrella rosea Todaropsis eblanae Arnoglossus lat erna Aspitrigla cuculus Blennius ocellaris Buglossidium luteum Callyonimus lyra Clupea harengus Conger conger Eutrigla gurnardus Gadus morhua Gaidropsis vulgaris Glyptocephalus cynoglossus Gobiidae sp. Hyperoplus lanceolatus + Ammodytes tobianus Labrus bergylta Labrus mixtus Lepidorhombus whiffiagonis Limanda limanda Lophius piscatorius M elanogrammus aeglefinus M erlangius merlangus M erluccius merluccius M icromesistius potassou M icrostomus kitt M ullus surmuletus Molva molva M ustelus asterias M ustelus mustelus Pleuronectes platessa Phrynorhombus norvegicus Raja brachyura Raja clavata Raja naevus Sardina pilchardus Scylorhinus canicula Scylorhinus stellaris Solea solea Sprattus sprattus Trisopterus luscus+ minutus Zeugopterus punctatus Zeus faber Figuur 3.7. Taartdiagrammen met de samenstelling van de vangst in de standaard boomkor en de experimentele boomkor, voor zowel de ongewervelden als de vis in de teruggooi. 42

43 Effect van BRP op aantallen ongewervelden en vissen in de teruggooi Totaal aantal ongewervelden in teruggooi totaal aantal vissen in teruggooi 4000 aantal st exp Figuur 3.8. Box plot die de verschillen aantoont tussen standaard en experimentele boomkor betreffende de aantallen ongewervelden en vissen in de teruggooi. Tabel 3.2. Effecten van het gebruik van een BRP op de aantallen per soort, met aanduiding van het aantal slepen, de mediaan, het % slepen waarin een reductie werd waargenomen en een mediaan % verschil in aantallen. # slepen Wilc p mediaan # st mediaan # exp % slepen met reductie mediaan % verschil Asterias rubens % Astropecten irregularis % Cancer pagurus % Crossaster papposus % Inachus sp % Liocarcinus holsatus % Luidia sp. (L. ciliaris + L. sarsi) % Maja squinado % Marthasterias glacialis % Necora puber % Pecten maximus % Aspitrigla cuculus % Buglossidium luteum % Callionymus lyra % Eutrigla gurnardus % Glyptocephalus cynoglossus % Limanda limanda % Lophius piscatorius % Melanogrammus aeglefinus % Merlangius merlangus % Microstomus kitt % Pleuronectes platessa % Raja brachyura % Scyliorhinus canicula % Trisopterus luscus + T. minutus % Totaal # ongewervelden in teruggooi % Totaal # vissen in teruggooi % 43

44 Drie soorten vertoonden een significante reductie in aantallen door het gebruik van een BRP nl. de gewone zeester (A. rubens), de kamster (A. irregularis) en de zonnester (Crossaster papposus) met respectievelijke mediane reducties van 70.4%, 64.7% en 32.1% in 70, 75 en 65 percent van de slepen. Bij de overige soorten was er een niet-significante negatieve trend of een status quo waarneembaar, behalve bij de gewone zwemkrab (Liocarcinus holsatus; +17.6%), Engelse poon (Aspitrigla cuculus, +40.5%), en wijting (Merlangius merlangus, +19%). Het totaal aantal ongewervelden in de teruggooi daalde significant met een mediane reductie van 45.8% in 85% van de slepen, terwijl het aantal vissen ongeveer gelijk bleef (+4.1%). Bij soorten waar een trend tot reductie werd waargenomen, was er echter steeds een grote variatie tussen de slepen, waardoor de trend gemakkelijk werd verdoezeld bij het uitmiddelen tussen de slepen (zie 3.2.4). Dit wordt geïllustreerd in Figuur 3.9 betreffende de soorten met significante reducties in aantallen. Er is steeds een duidelijke trend tot reductie, maar door de aanwezigheid van een aantal uitschieters zou een uitgemiddelde waarde een verkeerd beeld geven van de werkelijke situatie. Daarom wordt er naast het weergeven van de mediaan betreffende het percent verschil steeds melding gemaakt van het percentage van de slepen waarin een reductie werd waargenomen. % verschil st vs exp Asterias rubens % verschil st vs exp Crossaster papposus 1300% 1100% 1100% 900% 900% 700% 700% 500% 300% 100% -100% % 300% 100% 0-100% % verschil st vs exp Astropecten irregularis % verschil st vs exp aantal ongewervelden in teruggooi 1100% 300% 900% 200% 700% 500% 100% 300% 100% 0% % % Figuur 3.9. Scatterplots van het % reductie in aantallen per sleep voor de soorten Asterias rubens, Crossaster papposus, Astropecten irregularis en het totaal aantal ongewervelden in de teruggooi. 44

45 Effect van BRP op gewichten van commerciële soorten en van vissen en ongewervelden in de teruggooi Significante reducties in gewichten werden waargenomen bij de kamster (A. irregularis), bij de grote mantel of Sint-Jacobsschelp (Pecten maximus), bij de inerte fractie (stenen, haar, afval, dode organismen, schelpen) en bij de totale commerciële fractie (Figuur 3.10 en Tabel 3.3). De grootste reducties betroffen de inerte fractie (-48.6%, reductie in 77% van de slepen) en maatse grote mantels (-44.6%, reductie in 89% van de slepen). Terwijl het verlies van de inerte fractie gewenst is wegens een schonere vangst en kortere verwerkingstijd, is het verlies van maatse schelpen zéér ongewenst. Vreemd genoeg is het practisch onmogelijk dat maatse schelpen door de mazen van het BRP kunnen vallen (maaswijdte 120mm), dus het verlies kan niet te wijten zijn aan het BRP zelf. Bij nader onderzoek werd vastgesteld dat het inpassen van een nieuw element in het vistuig, namelijk het BRP, de vorming van een zak veroorzaakte net voor het BRP zelf (Fig. 3.11). Zwaardere elementen zoals schelpen bleven in die zak steken en bereikten de kuil niet. Een deel van de reductie van het inert materiaal is mogelijk het gevolg van hetzelfde fenomeen, omdat grote stenen waarschijnlijk ook in die zak zijn blijven hangen. 45

46 totaal gewicht teruggooi totaal gewicht commerciele fractie 500 gewichten (kg) st exp inerte fractie totaal gewicht ongewervelden in teruggooi totaal gewicht vis in teruggooi gewichten (kg) st exp Solea solea Pecten maximus Gadidae 100 gewichten (kg) st exp Figuur Box plots die de verschillen aantonen tussen standaard en experimentele boomkor betreffende de gewichten van de commerciële fractie, inert materiaal, ongewervelden en vissen in de teruggooi, en van een selectie van de aangevoerde soorten. 46

47 Tabel 3.3. Effecten van het gebruik van een BRP op de gewichten per soort of fractie, met aanduiding van het aantal slepen, de mediaan, het percentage slepen waarin een reductie werd waargenomen en een mediaan percentage verschil in gewichten. # slepen Wilc p mediaan gewicht st mediaan gewicht exp % slepen met reductie mediaan % verschil Asterias rubens % 0.0% Astropecten irregularis % -46.5% Cancer pagurus % 0.0% Crossaster papposus % 0.0% Liocarcinus holsatus % 0.0% Luidia sp. (L. ciliaris + L. sarsi) % 0.0% Maja squinado % 0.0% Marthasterias glacialis % -6.0% Necora puber % 0.0% Pecten maximus % 0.0% Aspitrigla cuculus % 5.6% Buglossidium luteum % 0.0% Callyonimus lyra % 0.0% Eutrigla gurnardus % 1.5% Glyptocephalus cynoglossus % 0.0% Limanda limanda % 3.1% Lophius piscatorius % 0.0% Melanogrammus aeglefinus % 0.0% Merlangius merlangus % 5.3% Microstomus kitt % -5.1% Pleuronectes platessa % -4.7% Raja brachyura % 0.0% Scyliorhinus canicula % -2.2% Trisopterus luscus + T. minutus % 0.7% inerte fractie % -48.6% totaal gewicht ongewervelden % -3.9% totaal gewicht vis in teruggooi % -0.4% totaal gewicht teruggooi % -0.4% Solea solea (comm) % 3.4% Pecten maximus (comm) 35 < % -44.6% Gadidae sp. (comm) % 11.4% Totaal gewicht commerciële fractie % -6.9% Rendement (comm/totaal) % 23.0% 55.0% -1.1% zak net voor BRP BRP Figuur Schematische voorstelling van de secundaire neteffecten opgetreden tijdens de experimenten met het BRP. 47

48 % verschil st vs experimenteel Pecten maximus % verschil st vs exp totaal gew icht van de commerciële fractie 40.0% 20.0% 0.0% % -40.0% -60.0% -80.0% % 40.0% 30.0% 20.0% 10.0% 0.0% % % -30.0% -40.0% -50.0% % verschil st vs exp Astropecten irregularis 150.0% 100.0% 50.0% 0.0% % % % verschil st vs exp inerte fractie 350.0% 300.0% 250.0% 200.0% 150.0% 100.0% 50.0% 0.0% -50.0% % Figuur Scatterplots van het percentage reductie in gewichten per sleep voor de soorten Pecten maximus en Astropecten irregularis, en voor de totale gewichten van de commerciële en inerte fractie. Behalve een verlies aan schelpen door secundaire neteffecten (zakvorming voor het BRP), was er geen verlies aan commerciële vis. Bij tong (S. solea) was er een mediane stijging van 3.4%, en bij de familie van de Gadidae (vooral wijting, schelvis en steenbolk) was er een mediane stijging van 11.4% (beide niet-significant). Het gebruik van het BRP had geen significante invloed op de gewichten van ondermaatse commerciële vissoorten en nietcommerciële vissoorten, met slechts beperkte reducties van ondermaatse schol (P. platessa, - 4.7%), hondshaai (S. canicula, -2.2%) en tongschar (M. kitt, -5.1%). Het gebruik van het BRP had geen significant effect op het totale rendement (= ratio van de fractie commerciële vangst tot de totale netinhoud). Effect van BRP op lengte-frequentie distributies van commerciële soorten en van vissen en ongewervelden in de teruggooi De lengte-frequentie distributies werden onderzocht bij die soorten waarbij een significante reductie in aantallen en/of gewichten werden aangetoond (A. rubens, A. irregularis en C. papposus) en bij de belangrijkte doelsoorten tijdens de geanalyseerde reis (S. solea en P. maximus). Van tong (S. solea) werden alle individuen opgemeten, terwijl bij grote St. 48

49 Jacobsschelpen (P. maximus) enkel metingen werden uitgevoerd bij de fractie in de teruggooi. Distributies zijn steeds gebaseerd op samengevoegde data van alle slepen. Asterias rubens Crossaster papposus exp st % in exp tov st exp st % in exp tov st aantal % 500% 400% 300% 200% 100% 0% aantal % 100% 80% 60% 40% 20% 0% lengte (cm) lengte (cm) Astropecten irregularis Pecten maximus exp st % in exp tov st exp st % in exp tov st aantal % 120% 100% 80% 60% 40% 20% 0% aantal % 100% 80% 60% 40% 20% 0% lengte (cm) lengte (cm) Solea solea aantal exp st % in exp tov st MLS % 400% 300% 200% 100% 0% Figuur Lengte-frequentiedistributies van Asterias rubens, Crossaster papposus, Astropecten irregularis, Pecten maximus en Solea solea. lengte (cm) De lengte-frequentiedistributies (Fig. 3.13) tonen aan dat er bij A. rubens een reductie was in aantallen over alle lengteklasses tot ongeveer 14 cm totale diameter, terwijl er bij de meer rigide zeesterren C. papposus en A. irregularis een reductie was bij de lengteklasses onder de 10cm. Dit geldt ook voor P. maximus, maar in dit geval was er bij individuen groter dan 10cm opnieuw een verlies, hetgeen kan verklaard worden door de aanwezigheid van de beschreven zak voor de kuil waardoor vooral grotere en zwaardere specimens de kuil niet bereikten. De lengte-frequentiedistributie van de belangrijkste doelsoort S. solea toont een verlies van ondermaatse individuen, en een toename van maatse individuen van 24-28cm. Bij de grotere tongen was er geen verschil merkbaar tussen de standaard en de experimentele behandeling. 49

50 Reis 3: SMCE + BRP Deze reis werd uitgevoerd in de visgronden van de Seinebaai, de Kanaaleilanden/Hurd Deep en de Owers/Beachy Head (ICES gebieden VIId & VIIe, zie Fig. 3.5.). De windrichting was variabel, met een windsnelheid van 3-9 bf. De diepte varieerde van 38 tot 68m. Alvorens de effecten van technische aanpassingen te testen, werd een beknopte gemeenschapsanalyse uitgevoerd, gebaseerd op densiteitsdata van organismen in de fractie teruggooi. De MDS-plot in Figuur 3.14 en de taartdiagrammen in Figuur 3.15 tonen duidelijk grote verschillen aan in de samenstelling van de teruggooi tussen de bezochte visgronden (ANOSIM R=0.985, p=0.001). De resultaten van de SIMPER analyse tonen aan dat er grote verschillen waren binnen de contributiepercentages van verschillende benthische soorten: het visgebied van de Owers werd gekenmerkt door hoge percentages zeesterren (A. rubens), scharren (L. limanda) en wijde mantels (A. opercularis); de Kanaaleilanden door hoge percentages zeesterren (A. rubens), Luidia s (L. sarsi + L. ciliaris) en bolken (Trisopterus luscus + T. minutus); en de Seinebaai door hoge percentages zeesterren (A. rubens), wijde mantels (A. opercularis) en gewone zeeëgels (P. miliaris). Op basis van deze gegevens werd besloten om de data op te splitsen in 3 subreizen om de effecten van een BRP in combinatie met een SMCE te evalueren. Er werd namelijk verwacht dat variaties betreffende soortensamenstellingen een effect hebben op de efficiëntie van de geteste technische aanpassingen. Effect van SMCE + BRP op de samenstelling van de teruggooi In de Seinebaai werden wat betreft teruggooi in het totaal 38 soorten ongewervelden en 19 soorten vis aangetroffen in 8 slepen. Qua samenstelling (aantallen) waren er enkele verschuivingen binnen de teruggooi tussen de behandelingen. Bij de ongewervelden was er een duidelijke verschuiving in de verhouding tussen wijde mantels (A. opercularis; van 49% naar 57%) en zeesterren (A. rubens; van 40% naar 30%). Bij de vissen in de teruggooi verminderde het aandeel scharren (L. limanda, van 12% naar 3%), grauwe ponen (E. gurnardus; van 2% naar 0%) en hondshaaien (S. canicula; van 2% naar 0%). 50

51 Gemeenschappen binnen teruggooi: visgronden D Stress: 0.07 Stress: 0.07 Owers Asterias rubens: 24.6% Limanda limanda: 16.1% Aequipecten opercularis: 13.4% D D D D D D D D D D D D D D D D D D D Kanaaleilanden Asterias rubens: 13.4% Luidia sp. :11.4% K Trisopterus sp.: 10.5% K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K SB SB SB SB SB SB SB SB Seinebaai Aequipecten opercularis: 30.2% Asterias rubens. :27.1% Psammechinus miliaris: 12% SB SB SB SB SB SB Figuur MDS plot gebaseerd op de samenstelling van de teruggooi, met een duidelijke groepering van de slepen per visgebied. Seinebaai standaard ongewervelden BRP + SMCE Vis (teruggooi) Aequipecten opercularis Anseropoda placenta A ntedo n bifida Anthozoa sp. Aphrodita aculeata A sterias rubens A telecyclus rotundatus Buccinum undatum Cancer pagurus Crepidula fornicata Cro ssaster pappo sus Ebalia cranchii Ensis directus Gari depressa Glycemeris glycymeris Henricia o culata Henricia sanguino lenta Hyas araneus Hyas coarctatus Inachus sp. Liocarcinus arcuatus Liocarcinus depurato r Liocarcinus holsatus Liocarcinus marmoreus Liocarcinus pusillus Lutraria angustior M acro po dia sp. M aja squinado Necora puber Nudibrachia sp. Ophio trix fragilis Ophiura albida P agurus bernhardus P ecten maximus P isa armata P sammechinus miliaris Spatangus purpureus Xantho pilipes A gonus cataphractus A narhichas lupus Aspitrigla cuculus Buglossidium luteum Callyonimus lyra Ciliata mustela Eutrigla gurnardus Galeorhinus galeus Go biidae sp. Limanda limanda M erlangius merlangus M ullus surmuletus P leuronectes platessa P hrynorho mbus norvegicus Scyliorhinus canicula Solea solea Spo ndylio so ma cantharus Triglo porus lastoviza Trisopterus luscus+ minutus 51

52 Kanaaleilanden ongewervelden standaard BRP + SMCE Vis (teruggooi) A equipecten o percularis A nsero po da placenta A ntho zo a sp. A phro dita aculeata Asterias rubens Atelecyclus rotundatus Buccinum undatum Cancer pagurus Crango n crango n Crossaster papposus Echinus esculentus Galathea sp. Henricia o culata Homarus gammarus Hyas araneus Hyas coarctatus Inachus sp. Laevicardium crassum Liocarcinus holsatus Liocarcinus marmo reus Liocarcinus pusillus Loligo vulgaris Luidia (ciliaris+sarsi) M acropipus tuberculatus M acropodia sp. M aja squinado M arthasterias glacialis Neco ra puber Ophio trix fragilis Pagurus bernhardus P ecten maximus Sepia o fficinalis Spatangus purpureus Xantho pilipes Anarhichas lupus Aspitrigla cuculus Callyonimus lyra Co nger co nger Ctenolabrus rupestris Eutrigla gurnardus Gobiidae sp. Hypero plus lanceo latus + Ammo dytes to bianus Labrus mixtus Limanda limanda Lophius piscatorius M erlangius merlangus M icromesistius po tasso u M icrostomus kitt M ullus surmuletus Pleuronectes platessa Phryno rho mbus no rvegicus Raja brachyura Scyliorhinus canicula Spondyliosoma cantharus Trachurus trachurus Trigloporus lastoviza Trisopterus luscus+ minutus Torpedo torpedo Zeugo pterus punctatus Zeus faber Owers standaard ongewervelden BRP + SMCE Vis (teruggooi) A equipecten o percularis A nsero po da placenta A ntho zo a sp. A phro dita aculeata Asterias rubens Atelecyclus rotundatus Buccinum undatum Cancer pagurus Crango n crango n Crepidula fo rnicata Crossaster papposus Glycymeris glycymeris Henricia o culata Henricia sanguino lenta Ho lo thuroidea sp Hyas coarctatus Inachus sp. Liocarcinus arcuatus Liocarcinus holsatus Liocarcinus marmoreus Liocarcinus pusillus Loligo vulgaris Lutraria angustior M acro po dia sp. M aja squinado Neco ra puber Ophio trix fragilis Ophiura albida Pagurus bernhardus P ecten maximus P isa armata Psammechinus miliaris Sepia o fficinalis Tunicata sp. Xantho pilipes Agonus cataphractus Arnoglossus laterna A spitrigla cuculus Buglossidium luteum Callyonimus lyra Ciliata mustela Conger conger Eutrigla gurnardus Gadus morhua Go biidae sp. Limanda limanda M erlangius merlangus M icrostomus kitt M ullus surmuletus M ustelus asterias M ustelus mustelus Platichtys flesus Pleuronectes platessa Phrynorhombus norvegicus Raja brachyura Raja undulata Scyliorhinus canicula Scyliorhinus stellaris So lea lascaris So lea so lea Syngnathus acus Trachinus vipera Trachurus trachurus Trigloporus lastoviza Trisopterus luscus+ minutus Zeugopterus punctatus Figuur Taartdiagrammen met de samenstelling van de teruggooi (zowel ongewervelden als vis) uit de standaard boomkor en de experimentele boomkor in de Seinebaai, rond de Kanaaleilanden en in de Owers. 52

53 Daarentegen verhoogde het aandeel van de pitvissen (C. lyra; van 31% naar 45%) en gestreepte ponen (T. lastoviza; van 0% naar 4%). In de visgronden rond de Kanaaleilanden werden wat betreft teruggooi in het totaal 34 soorten ongewervelden en 26 soorten vis aangetroffen in 24 slepen. Bij de ongewervelden waren er enkel minimale verschuivingen (max 2%) tussen beide behandelingen. Bij de vissen waren er verhoudingsgewijs minder Engelse ponen (A. cuculus, van 20% naar 15%) en schollen (P. platessa; van 12% naar 6%), maar meer bolken (T. luscus + T. minutus; van 42% naar 48%) in de experimentele behandeling met SMCE en BRP in vergelijking met de standaard behandeling. In de visgronden rond de Owers en Beachy Head werden wat betreft teruggooi in het totaal 35 soorten ongewervelden en 32 soorten vis aangetroffen in 14 slepen. Bij de ongewervelden was er een duidelijke verschuiving in de verhouding tussen wijde mantels (A. opercularis; van 39% naar 14%) en zeesterren (A. rubens; van 47% naar 67%). Bij de vissen in de teruggooi waren de verschuivingen minimaal (max 2%), met een dominantie van scharren (L. limanda) en bolken (T. luscus + T. minutus) in beide behandelingen. Effect van SMCE+BRP op aantallen ongewervelden en vissen in de teruggooi De opvallendste waarneming bij het analyseren van de aantallen organismen is dat, in tegenstelling tot het experiment met het BRP waar meestal een status quo of een reductie werd waargenomen, in dit geval vooral toenames in aantallen werden geregistreerd (Figuur 3.16 en Tabel 3.4). In de Seinebaai waren er significante toenames van hooiwagenkrabben (Macropodia sp.), pitvis (Callionymus lyra) en het totaal aantal ongewervelden in de teruggooi, rond de Kanaaleilanden was er een toename van anemonen (Anthozoa sp.) en St. Jacobsschelpen (P. maximus) en in de Owers was er een toename van anemonen (Anthozoa sp.), zeesterren (A. rubens), hooiwagenkrabben (Macropodia sp.), dwergtongen (Buglossidium luteum), scharren (L. limanda) en het totale aantal vissen in de teruggooi. Significante reducties werden enkel waargenomen voor scharren (L. limanda; -50%) in de Seinebaai en voor schol (P. platessa; -48.2%) rond de Kanaaleilanden. Dat er vooral toenames werden geregistreerd kan toegeschreven worden aan het feit dat, volgens de bemanning, de boomkor aan de experimentele zijde scherper viste tijdens de beschreven reis. Dit fenomeen is volgens alle betrokkenen volledig onafhankelijk van het gebruik van technische aanpassingen aan het net, toenames in aantallen en gewichten aan de 53

54 experimentele zijde werden met andere woorden niet veroorzaakt door het gebruik van een BRP en SMCE Seinebaai aantal ongewervelden in teruggooi aantal vissen in teruggooi aantal st exp SMCE+BRP 1600 Kanaaleilanden aantal ongewervelden in teruggooi aantal vissen in teruggooi aantal st exp SMCE+BRP 54

55 aantal Owers aantal ongewervelden in teruggooi aantal vissen in teruggooi st exp SMCE+BRP Figuur Box plots die de verschillen aantonen tussen standaard en experimentele boomkor betreffende de aantallen ongewervelden en vissen in de teruggooi voor de 3 visgronden. 55

56 Tabel 3.4. Per bezocht visgebied, de effecten van het gebruik van een BRP + SMCE op de aantallen per soort of fractie, met aanduiding van het aantal slepen, de mediaan, het % slepen waarin een reductie werd waargenomen en een mediaan % verschil in gewichten. Seinebaai #slepen Wilc Med % slepen met Med % Med st p exp red verschil Aequipecten opercularis Anseropoda placenta Anthozoa sp Asterias rubens Atelecyclus rotundatus Buccinum undatum Crossaster papposus Hyas coarctatus Inachus sp Liocarcinus holsatus Liocarcinus pusillus Macropodia sp Maja squinado Necora puber Ophiotrix fragilis Pagurus bernhardus Psammechinus miliaris Xantho pilipes Aspitrigla cuculus Buglossidium luteum Callyonimus lyra Gobiidae sp Limanda limanda Scyliorhinus canicula Trisopterus luscus+ minutus aantal ongewervelden in teruggooi aantal vissen in teruggooi Kanaaleilanden #slepen Wilc Med % slepen met Med % Med st p exp red verschil Aequipecten opercularis Anthozoa sp Asterias rubens Buccinum undatum Cancer pagurus Crossaster papposus Echinus esculentus Liocarcinus holsatus Luidia (ciliaris+sarsi) Maja squinado Marthasterias glacialis Necora puber Pecten maximus Aspitrigla cuculus Callyonimus lyra Lophius piscatorius Microstomus kitt Pleuronectes platessa Scyliorhinus canicula Trigloporus lastoviza Trisopterus luscus+ minutus aantal ongewervelden in teruggooi

57 aantal vissen in teruggooi Owers #slepen Wilc Med % slepen met Med % Med st p exp red verschil Aequipecten opercularis Anseropoda placenta Anthozoa sp Asterias rubens Buccinum undatum Crossaster papposus Henricia sanguinolenta Inachus sp Macropodia sp Maja squinado Pagurus bernhardus Pecten maximus Psammechinus miliaris Agonus cataphractus Aspitrigla cuculus Buglossidium luteum Callyonimus lyra Eutrigla gurnardus Limanda limanda Microstomus kitt Scyliorhinus canicula Trisopterus luscus+ minutus aantal ongewervelden in teruggooi aantal vissen in teruggooi Een belangrijk gevolg van dit scherper vissen is dat de bekomen waarden voor de verschillen tussen de behandelingen niet als dusdanig kunnen worden geïnterpreteerd. Merkwaardig is echter dat ondanks het scherper vissen, sommige soorten toch nog een status quo of een reductie vertonen (bv. wulk Buccinum undatum tijdens de 3 subreizen). Men kan stellen dat in ideale omstandigheden (gelijke vangstefficiëntie van beide boomkorren), een (sterkere) reductie kan verwacht worden. Met andere woorden, soorten die in dit experiment slechts een status quo vertonen, ondergingen in werkelijkheid waarschijnlijk een sterke reductie door het gebruik van technische aanpassingen. Door de soortsgebonden effecten van technische aanpassingen en waarschijnlijk ook van het scherper vissen is het onmogelijk om correctiefactoren op stellen. Er kan echter wel een vergelijking worden gemaakt tussen de drie subreizen. Wat daarbij opvalt is dat de effecten op bepaalde soorten niet consequent zijn tussen de 3 visgronden. Bij schar (L. limanda) in de teruggooi bijvoorbeeld, is er een significante reductie in de Seinebaai maar een significante toename in de Owers. Bij de wijde mantel (A. opercularis) was een grote toename zichtbaar in de Seinebaai (+72%) en een kleine toename in de Kanaaleilanden (13.1%), maar een afname in de Owers (-15.1%). Opmerkelijk daarbij is dat bij hoge 57

58 densiteiten van deze organismen (schar in de Owers, wijde mantel in de Seinebaai), het percentage slepen met reductie het laagst is. Mogelijk wordt de efficiëntie van technische aanpassingen dus beïnvloed door de densiteiten van de organismen (zie discussie). Effect van SMCE+BRP op gewichten van commerciële soorten en van vissen en ongewervelden in de teruggooi Net als bij de analyse van de aantallen, kan waargenomen worden dat de gewichten van de verschillende fracties doorgaans hoger zijn aan de zijde met de experimentele optuiging (Figuur 3.17 & Tabel 3.5). Daarbij zijn de resultaten van de teruggooi vrij gelijklopend met de resultaten van de aantallen met significante toenames van pitvis (C. lyra) in de Seinebaai, en van zonnester (C. papposus) en pitvis (C. lyra) in de Owers. Qua teruggooi waren er enkel significante reducties van schar (L. limanda; -49.3%) in de Seinebaai en schol (P. platessa; %) in de Kanaaleilanden. Wat betreft de belangrijkste soorten in de commerciële fractie, waren er significante toenames voor tong (S. solea) in de 3 visgronden (23-44%) en voor St. Jacobsschelpen (P. maximus) in de Seinebaai en de Kanaaleilanden (23-52%). De grote toenames van deze commerciële soorten reflecteren het sterke effect van het verschil in vangstefficiëntie tussen beide boomkorren, daar een minimaal effect werd verwacht van de technische aanpassigen op de commerciële soorten. 58

59 500 Seinebaai inerte fractie totaal gewicht ongewervelden totaal gewicht vis in teruggooi 400 gewicht (kg) st exp SMCE+BRP 80 Seinebaai Solea solea comm Pecten maximus comm Gadidae sp comm gewicht (kg) st exp SMCE+BRP 160 Kanaaleilanden inerte fractie totaal gewicht ongewervelden totaal gewicht vis in teruggooi gewicht (kg) st exp SMCE+BRP 59

60 120 Kanaaleilanden Solea solea comm Pecten maximus comm Gadidae sp comm 100 gewicht (kg) st exp SMCE+BRP 1400 Owers inerte fractie totaal gewicht ongewervelden in teruggooi totaal gewicht vis in teruggooi gewicht (kg) st exp BRP + SMCE 45 Owers Solea solea comm Pecten maximus comm gewicht (kg) st exp BRP + SMCE Figuur Box plots die de verschillen aantonen tussen standaard en experimentele boomkor betreffende de gewichten van de commerciële fractie, inert materiaal, ongewervelden en vissen in de teruggooi, en van een selectie van de aangevoerde soorten. 60

61 Tabel 3.5. Effecten van het gebruik van een BRP + SMCE op de gewichten per soort of fractie, met aanduiding van het aantal slepen, de mediaan, het % slepen waarin een reductie werd waargenomen en een mediaan % verschil in gewichten. Seinebaai Wilc % slepen met Med % #slepen Med st Med exp p red verschil Aequipecten opercularis Anseropoda placenta Anthozoa sp Asterias rubens Atelecyclus rotundatus Buccinum undatum Crossaster papposus Hyas coarctatus Inachus sp. Liocarcinus holsatus Liocarcinus pusillus Macropodia sp. Maja squinado Necora puber Ophiotrix fragilis Pagurus bernhardus Psammechinus miliaris Xantho pilipes Aspitrigla cuculus Buglossidium luteum Callyonimus lyra Gobiidae sp. Limanda limanda Scyliorhinus canicula Trisopterus luscus+ minutus inerte fractie 8 / / / totaal gewicht ongewervelden totaal gewicht vis in teruggooi totaal gewicht teruggooi Solea solea comm Pecten maximus comm Gadidae sp. comm rendement op basis van gewogen soorten Kanaaleilanden Wilc % slepen met Med % #slepen Med st Med exp p red verschil Aequipecten opercularis Anthozoa sp Asterias rubens Buccinum undatum Cancer pagurus Crossaster papposus Echinus esculentus Liocarcinus holsatus Luidia (ciliaris+sarsi) Maja squinado Marthasterias glacialis Necora puber Pecten maximus

62 Aspitrigla cuculus Callyonimus lyra Lophius piscatorius Microstomus kitt Pleuronectes platessa Scyliorhinus canicula Trigloporus lastoviza Trisopterus luscus+ minutus inerte fractie totaal gewicht ongewervelden totaal gewicht vis in teruggooi totaal gewicht teruggooi Solea solea comm Pecten maximus comm 24.0 < Gadidae sp. comm 24.0 / rendement op basis van gewogen soorten Owers Wilc % slepen met Med % #slepen Med st Med exp p red verschil Aequipecten opercularis Anseropoda placenta Anthozoa sp Asterias rubens Buccinum undatum Crossaster papposus Henricia sanguinolenta Inachus sp. Macropodia sp. Maja squinado Pagurus bernhardus Pecten maximus Psammechinus miliaris Agonus cataphractus Aspitrigla cuculus Buglossidium luteum Callyonimus lyra Eutrigla gurnardus Limanda limanda Microstomus kitt Scyliorhinus canicula Trisopterus luscus+ minutus inerte fractie totaal gewicht ongewervelden totaal gewicht vis in teruggooi totaal gewicht teruggooi Solea solea comm 14.0 < Pecten maximus comm Gadidae sp. comm 14 / / / rendement op basis van gewogen soorten

63 Effect van SMCE + BRP op lengte-frequentie distributies van commerciële soorten en van vissen en ongewervelden in de teruggooi De lengte-frequentie distributies werden onderzocht bij die soorten waarbij een significante reductie in aantallen en/of gewichten werd aangetoond en bij de belangrijkste doelsoorten tijdens de geanalyseerde reis (S. solea en P. maximus). Van tong (S. solea) werden alle individuen opgemeten, terwijl bij St. Jacobsschelpen (P. maximus), scharren (L. limanda) en schollen (P. platessa) enkel metingen werden uitgevoerd bij de fractie in de teruggooi. Distributies zijn steeds gebaseerd op samengevoegde data van alle slepen. Om te corrigeren voor het scherper vissen aan de experimentele kant, werden niet de aantallen per lengteklasse uitgezet maar het percentage van het totaal binnen elke lengteklasse per behandeling (Fig. 3.18). De resultaten tonen aan dat de technische aanpassingen geen effect hebben op de lengteselectiviteit voor tong (S. solea). Er is enkel een kleine toename van het aandeel kleine maatse en ondermaatse individuen. Bij St. Jacobsschelpen (P. maximus) is er een lichte verschuiving naar grotere individuen (enkel teruggooi), dus het verlies van schelpen dat werd waargenomen bij het testen van het BRP in de tweede reis werd niet herhaald. Terwijl bij schar (L. limanda) een verlies in aantallen en gewichten werd waargenomen in de Seinebaai, toont de lengte-frequentiedistributie dat het aandeel van de kleine ondermaatse individuen toeneemt. Het verlies aan scharren is dus verhoudingsgewijs groter bij de grootste fractie scharren in de teruggooi, hetgeen moeilijk kan verklaard worden. Een meer logisch resultaat werd waargenomen bij schol (P. platessa) in de Kanaaleilanden, met een duidelijke toename van het aandeel grotere individuen over de volledige lengtereeks, en 50 tot 100% reductie bij individuen < 25cm (enkel teruggooi geanalyseerd). 63

64 20% 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% Seinebaai - Solea solea st exp % in exp tov st MLS 0% % 250% 200% 150% 100% 50% 20% 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% Kanaaleilanden - Solea solea st exp % in exp tov st MLS 0% % 250% 200% 150% 100% 50% Owers - Solea solea st exp % in exp tov st Kanaaleilanden - Pecten maximus st exp % in exp tov st 20% 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% MLS 0% % 250% 200% 150% 100% 50% 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% % 300% 250% 200% 150% 100% 50% 0% Owers - Pecten maximus Seinebaai - Limanda limanda st exp % in exp tov st st exp % in exp tov st 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 200% 180% 160% 140% 120% 100% 80% 60% 40% 20% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 400% 350% 300% 250% 200% 150% 100% 50% 0% % 0% 0% Owers - Limanda limanda Kanaaleilanden - Pleuronectes platessa st exp % in exp tov st st exp % in exp tov st 20% 200% 30% 500% 18% 16% 180% 160% 25% 450% 400% 14% 12% 140% 120% 20% 350% 300% 10% 100% 15% 250% 8% 6% 80% 60% 10% 200% 150% 4% 2% 40% 20% 5% 100% 50% 0% 0% % 0% Figuur Lengte-frequentiedistributies van Solea solea, Pecten maximus, Limanda limanda en Pleuronectes platessa voor de 3 bezochte visgebieden. 64

65 3.4. Discussie Efficiëntie van de geteste teruggooi-reducerende aanpassingen De effecten van het BRP waren het grootst voor ongewervelden met een mediane reductie in aantallen van 45.8% in de tweede experimentele reis, hetgeen vooral te wijten was aan het verlies van verschillende soorten zeesterren. Deze reductie was minder duidelijk betreffende het totale gewicht van ongewervelden (mediane reductie van 3.9%), daar het meestal de kleinere en lichtere fractie van de ongewervelden is die ontsnapt via het BRP. Naast een duidelijk verlies aan ongewervelden, was er eveneens een duidelijke reductie van het gewicht van de inerte fractie (mediane reductie van 48.6%). Een dergelijke reductie is enerzijds positief voor de kwaliteit van de vis door een vermindering van de beschadiging door scherpe voorwerpen zoals stenen en schelpfragmenten, en anderszijds vermindert een reductie van de inerte fractie de verwerkingstijd van de vangst. Zoals vermeld in de resultaten kan de reductie van inert materiaal echter deels te wijten zijn aan de vorming van een zak vóór het BRP. Dit secundaire neteffect bleek tijdens deze reis tevens het ongewenste verlies van maatse schelpen (Pecten maximus) te veroorzaken. Dit effect werd echter succesvol weggewerkt door het verbreden van het BRP en het inplanten ervan verder voor de kuil tijdens de derde zeereis. De efficiëntie van dit aangepaste ontwerp naar reductie van teruggooi toe, kon echter niet geëvalueerd worden door de ongelijke vangstefficiëntie van beide boomkorren ( scherper vissen). Algemeen lijkt het gebruik van een BRP te leiden tot een reductie van slechts enkele ongewenste componenten van de vangst. Naast de significante waarnemingen waren er echter nog soorten met een reductie in een groot aantal slepen, maar door de aanwezigheid van enkele afwijkende waarnemingen (uitschieters betreffende het percentage verschil tussen de behandelingen) werden deze niet als significant bestempeld. Voor een correcte interpretatie van dergelijke waarnemingen moet men steeds de lokale patchiness van de zeebodem in acht nemen. De zeebodem is namelijk geen uniform habitat, waardoor de waargenomen variatie tussen de behandelingen binnen een sleep vaak niet het gevolg is van de geteste aanpassingen van het vistuig maar wel van de plaatselijke samenstelling van de zeebodemfauna. Rekening houdend met deze patchiness, dient een effect van een aanpassing al héél consistent en omvangrijk te zijn voor er een statistisch signaal wordt waargenomen. Met andere woorden, hoe groter de uniformiteit van de zeebodem, hoe makkelijker het wordt om de effecten van een technische aanpassing te evalueren. 65

66 Omwille van de vervormingen van het SMCE in de eerste reis en het scherper vissen tijdens de tweede reis, was het niet mogelijk om een gedetailleerde analyse te maken van de efficiëntie van het SMCE, alleen of in combinatie met een BRP. Toch wordt het SMCE als veelbelovend gezien door alle betrokken partijen betreffende de mogelijkheden tot reductie van teruggooi. Tijdens dit project werd alvast bereikt dat de initiële vervorming van de vierkante mazen werd geëlimineerd door een aanpassing van het ontwerp. Daarnaast tonen de lengte-frequentiedistributies van de laatste reis geen verlies aan doelsoorten. Een grondiger onderzoek naar de impact op benthos en een grotere verscheidenheid aan commerciële soorten (incl. meerdere rondvissoorten, zie 3.4.3) dringt zich bijgevolg op. Zoals bleek uit de resultaten van de laatste experimentele reis wordt de efficiëntie van technische aanpassingen mogelijks beïnvloed door de densiteiten van de organismen. Dit lijkt logisch, aangezien de ontsnappingsmogelijkheden van bepaalde organismen afhankelijk zijn van het contactoppervlak met het BRP en/of SMCE. Hoe groter het volume van de vangst en hoe groter de dominantie van één bepaalde soort, hoe kleiner (verhoudingsgewijs) het contact met het paneel dat ontsnapping kan bieden Vergelijking met testen uit het verleden De toepassing van een kuil met vierkante mazen werd recent reeds getest door CEFAS (UK). Catchpole et al (2007) rapporteerden ontsnappingsmogelijkheden voor vissen van alle grootteklasses in de Nephrops visserij en zagen vooral een positief effect op de bestanden van kabeljauw en schelvis. Revill et al (2007) rapporteerden een reductie van vis in de teruggooi met 40% en een reductie van 7% betreffende invertrebraten. Er werd een verlies van aanvoer vastgesteld dat echter grotendeels werd gecompenseerd door een hogere viskwaliteit en de daarmee verbonden prijsstijging. Daarnaast werden ook St. Jacobsschelpen verloren. Deze resultaten dienen geverifieerd te worden via toekomstige experimenten binnen de Belgische boomkorvloot. Benthos ontsnappingspanelen werden reeds getest in verschillende afmetingen en maaswijdtes. Revill en Jennings (2005) bijvoorbeeld testten panelen met 150mm maaswijdte en zagen geen verlies in aanvoer, maar wel een reductie van 75-80% qua teruggooi. Er werd eveneens waargenomen dat de toepassing van structuren die de wrijving met de bodem moeten verminderen de efficiëntie van een BRP met de helft reduceren. Panelen met een grotere maaswijdte resulteerden in vangstverlies (Revill et al, 2007). Onderzoek binnen het ILVO (Depestele et al, 2008) toont aan dat vangstverlies optreedt vanaf een maaswijdte groter dan 120mm. Omdat het behoud van aanvoer een belangrijke voorwaarde is voor vrijwillige 66

67 toepassing binnen de sector, werden testen verder uitgevoerd met panelen met een maaswijdte van 120mm. Daarbij waren er grote variaties in de effecten afhankelijk van type vaartuig: bij testen op een onderzoeksschip werden gewichtsreducties van benthos waargenomen tot 64%, op een eurokotter varieerde dat tussen 48 en 58% en op vaartuigen van het groot segment werden reducties waargenomen van 18 tot 21%. De efficientie van deze technische aanpassing is dus sterk variabel maar significant in alle gevallen, alhoewel de effecten ook sterk soort-specifiek zijn. Bij vergelijking van alle reeds uitgevoerde studies blijkt er echter een discrepantie te bestaan over de maximale maaswijdte waarbij er geen verlies is aan commercieel interessante soorten. Bij studies door CEFAS is dat 150mm, bij studies van het ILVO 120mm. Bijgevolg werden er bij studies van het ILVO, incl TOETS, minder spectaculaire reductiewaarden van de teruggooi waargenomen. Desalniettemin kan besloten worden dat het BRP een efficiënte aanpassing is bij het reduceren van de teruggooi Methodologische aanbevelingen Op basis van de uitgevoerde experimenten en data-analyses werden een aantal methodologische knelpunten geïdentificeerd. Een eerste knelpunt betreft de volledigheid van de data binnen één enkele sleep. Afhankelijk van de werkomstandigheden en tijdsdruk is het namelijk verleidelijk om zich te concentreren op een bepaalde parameter (lengte, aantal, gewicht) of op bepaalde soorten / soortengroepen (zeldzame of dominante soorten; benthos of vis). Om echter een duidelijk beeld te krijgen van de vangstsamenstelling en om te kunnen vergelijken met andere slepen, reizen, schepen en visgronden is het noodzakelijk om een consequente methodologie te handhaven, weliswaar met prioritaire parameters zodat nog steeds kan worden ingespeeld op de werkomstandigheden en tijdsdruk. Ten eerste moeten steeds de gewichten van verschillende fracties binnen de vangst worden gemeten namelijk Fractie ongewervelden in teruggooi Fractie vis in teruggooi Fractie inert materiaal Fractie commerciële vangst Op basis van deze gegevens kan het rendement van elke sleep worden berekend. Practisch is gebleken dat het bekomen van deze gewichten het grootste knelpunt vormen aan boord wegens moeilijkheden bij het opvangen of schatten van de fractie teruggooi (zie hoofdstuk 2) en het sorteren van de commerciële vangst per soort per sleep. 67

68 Ten tweede is het voor de evaluatie van technische maatregelen nodig dat meerdere commerciële soorten in detail worden geanalyseerd. In de besproken experimenten werd de nadruk gelegd op benthos en werd enkel een gedetailleerde analyse qua lengte-frequentie uitgevoerd op tong (Solea solea), i.e. de belangrijkste doelsoort binnen de boomkorvisserij. Om de effecten van netaanpassingen te evalueren is het echter nodig om een detailanalyse uit te voeren op meerdere commerciële soorten met variërende ecologie en gedrag, daar uit de resultaten blijkt dat de effecten van netaanpassingen sterk soortsgebonden zijn. In dit kader dient geijverd te worden naar een minimumanalyse van 2 platvissoorten (bv. tong en schol) en 2 rondvissoorten (bv. wijting en kabeljauw), optioneel aangevuld met kraakbeenvis (bv. hondshaai en stekelrog) en minder beweeglijke commerciële soorten (bv. St. Jacobsschelp). Ten derde is het in het kader van de ecosysteembenadering binnen het visserijbeleid nodig om, in de mate van het mogelijke, data te verzamelen op soortsniveau betreffende het benthos. In de uitgevoerde experimenten werden zowel aantallen, gewichten als lengtes opgemeten, maar er is uiteraard een trade-off tussen het detail van de analyse van commerciële soorten en niet-commerciële soorten. Indien er meer inspanning moet worden geleverd voor de analyse van commerciële soorten, zoals beschreven in de vorige paragraaf, kan de mate van detail betreffende het benthos niet worden gehandhaafd en moet er een selectie worden gemaakt binnen de opgemeten parameters. Gebaseerd op de resultaten van de experimenten kan gesteld worden dat de lengteverdelingen per soort weinig additionele informatie bieden in vergelijking met de inspanning die moet worden geleverd voor het opmeten van een groot aantal individuen. Daarenboven is het effect van technische aanpassingen op lengteverdelingen vrij éénduidig: bij een effect van een netaanpassing is het steeds het aandeel aan kleinere individuen dat vermindert (cf. experiment BRP). Bijgevolg kan het opmeten van benthos achterwege worden gelaten bij toekomstige experimenten die de invloed van technische adaptaties willen inschatten. De resultaten van de experimenten tonen ook aan dat effecten van netaanpassingen op nietcommerciële benthische organismen het best worden waargenomen bij de parameter aantallen: doorgaans ontsnappen de kleinere individuen van bepaalde soorten en is er daardoor minder effect op de gewichten dan op de aantallen. Om echter een verband te kunnen blijven leggen met de totale gewichten van de verschillende fracties van de vangst, is het aangewezen dat ook de gewichten per soort worden geregistreerd. Deze registratie van de gewichten is uiteraard volledig afhankelijk van de nauwkeurigheid van de aanwezige balans en diens gevoeligheid ten opzichte van de deining, en van de aard van de organismen (zie hoofdstuk 2). 68

69 Een tweede methodologisch knelpunt betreft de experimentele opzet bij vangstvergelijking op commerciële vaartuigen. Om een vangstvergelijking tussen een standaard behandeling en een experimentele behandeling mogelijk te maken door toepassing aan verschillende zijden van het vaartuig, moeten eventuele verschillen in vangstefficientie tussen stuurboord en bakboord worden geminimaliseerd. Meestal worden de verschillen weggewerkt door aanpassingen aan de optuiging, maar de resultaten van het laatste experiment (BRP+SMCE) tonen aan dat deze parameter in rekening moet worden gebracht bij de experimentele opzet. Bijgevolg moeten bij toekomstige experimenten de behandelingen worden verplaatst van stuurboord naar bakboord en omgekeerd, en dit telkens na een vast aantal slepen. Indien een dergelijke opzet practisch moeilijk haalbaar is, kan ook geopteerd worden voor het uitvoeren van een aantal slepen met standaardoptuigingen aan beide zijden. Op die manier kan een inschatting worden gemaakt van eventuele verschillen in vangstefficiëntie tussen beide zijden, en kunnen correctiefactoren worden berekend. Aangezien verschillen in vangstefficiëntie kunnen variëren tijdens het verloop van een zeereis, is het in dit geval raadzaam om het vissen met twee standaardnetten enkele keren te herhalen tijdens de loop van de zeereis. Ten slotte wordt aangeraden om, in de mate van het mogelijke, bij het testen van technische aanpassingen te opteren voor een relatief uniforme bodemgesteldheid om variaties in vangstsamenstelling als gevolg van lokale patchiness te minimaliseren. 69

70 IV. Analyse van de teruggooi aan vis in de Belgische boomkorvisserij 4.1 Inleiding Teruggooi is dat deel van de totale gevangen hoeveelheid organisch materiaal van dierlijke oorsprong dat, om welke reden dan ook, opnieuw in zee wordt gegooid (FAO, 1996). Bij vis gebeurt teruggooi voornamelijk om twee redenen (Vestergaard, 1996): - wegens een te lage commerciële waarde (vissoort, grootte, beschadiging) - als een direct gevolg van vangstbeperkende beleidsmaatregelen (quota, minimale vangstgrootte). De meeste vissen zijn reeds dood bij teruggooi of blijven niet lang overleven (Alverson et al, 1994). Teruggooi kan een belangrijke impact hebben op groei en recrutering, resulterend in negatieve gevolgen voor de bestanden van zowel commerciële soorten als niet-doelsoorten (Alverson et al, 1994, Hall et al, 2000). De nood en het belang om teruggooi te kwantificeren en deze gegevens te integreren in programma s voor een duurzaam visserijbeheer worden algemeen erkend. Wereldwijd wordt naar schatting 8% (in gewicht) van de totale visserijvangst teruggegooid, goed voor een geraamde jaarlijkse hoeveelheid van 7.3 miljoen (Kelleher, 2005) tot 27 miljoen ton (Alverson et al, 1994). De korrevisserij op garnalen en demersale vissoorten neemt meer dan 50% van de wereldwijde teruggooi voor haar rekening, terwijl deze visserijtak slechts instaat voor 22.5% van de totale visaanvoer (Kelleher, 2005). Deze manier van vissen gaat dus gepaard met een bijzonder hoge mate aan teruggooi, naast andere aanzienlijke effecten op het milieu. Binnen de Belgische vloot vormt boomkorvisserij op demersale vissoorten (vnl. tong Solea solea en schol Pleuronectes platessa) de belangrijkste visserijvorm. Voor België verzamelt het Instituut voor Landbouw en Visserij Onderzoek (ILVO) sinds 2004 gegevens over de teruggooi van de belangrijkste commerciële vissoorten in de boomkorvisserij, waarbij de 70

71 focus ligt op de soorten en gebieden met het grootste economische belang voor de Belgische visserijsector (Centrale en Zuidelijke Noordzee, het Kanaal, de Ierse Zee, de Keltische Zee en de Golf van Biskaje). Deze gegevens waren nog niet geanalyseerd zodat nog weinig gekend is over zowel de soortensamenstelling als de hoeveelheden die door de Belgische boomkorvisserij teruggegooid worden. De voornaamste doelstellingen van dit deelonderzoek zijn: - het kwantificeren van de mate van teruggooi in de Belgische boomkorvisserij - het herkennen van factoren die meest bijdragen tot de variatie in teruggooigegevens - het schatten van de jaarlijkse totale biomassa van de teruggooi door de Belgische vloot - verkennen van de lengteverdeling van de belangrijkste teruggegooide vissoorten 4.2 Methoden Gegevensverzameling Teruggooi-gegevens over niet-commerciële en ondermaatse vis werden voor de periode verzameld tijdens zeereizen in het kader van het Nationaal Gegevens Collectie Programma (National Data Gathering Programme, NDGP). Hiervoor worden zeegaande waarnemers ingezet op commerciële vaartuigen. De selectie van de schepen is daarbij volledig afhankelijk van de vrijwillige medewerking van de reders. In totaal werden 52 observatiereizen (14 in 2004, 22 in 2005 en 16 in 2006) uitgevoerd aan boord van 4 verschillende Belgische boomkorschepen. De gewichten van zowel commerciële aanvoer als teruggooi werden voor zoveel mogelijk vangsten vastgesteld. Voor elke vangst werd de duur van de sleep geregistreerd. Totale vangstgewichten werden omgerekend naar gewichten per uur als gestandaardiseerde catch per unit effort (CPUE) Gestratifieerde gegevensanalyse De verzamelde visserijgegevens vertonen een typisch hiërarchische structuur. Vissersschepen spreiden hun activiteiten gewoonlijk in ruimte en tijd over verschillende strata. Een stratum komt overeen met een bepaalde visserijactiviteit in een bepaald visgebied in een bepaald kwartaal van een jaar. Soms opereerden vissersschepen in meer dan één stratum gedurende een observatiereis. Als dusdanig was er behoefte aan een post-classificatie in meerdere 71

72 visreizen van die observatiereizen waarbinnen een schip in verschillende ICES visgebieden opereerde. Van alle visreizen die per stratum door de ganse Belgische visserijvloot uitgevoerd worden, zijn er slechts enkele bemonsterd. Binnen een visreis kunnen nooit alle vangsten (slepen) geanalyseerd worden, maar slechts een fractie daarvan. Als dusdanig kan de variatie in de aanvoer- en teruggooigewichten opgedeeld worden over verschillende hiërarchische variatiecomponenten: Niveau 1: variatie tussen vangsten, ingebed in Niveau 2: variatie tussen visreizen, ingebed in Niveau 3: variatie tussen strata (jaar x kwartaal x ICES visgebied), ingebed in Niveau 4: variatie tussen schepen De verklarende variabelen in het model omvatten zowel vaste (jaar, kwartaal, ICES visgebied) als random effecten (schip, stratum, visreis, vangst). De data waren ongebalanceerd met betrekking tot het aantal vangsten per reis, het aantal visreizen per stratum en het aantal strata per schip. Om bovenstaande redenen werd de variantie analyse uitgevoerd door middel van mixed-effects modelling volgens de Residual Maximum Likelihood (REML) procedure (Allen et al, 2002; Crowley, 2007). In tegenstelling tot maximum likelihood schatters vertonen REML schattingen voor varianties en covarianties minder vertekeningen (Pinheiro & Bates, 2002). Desalniettemin, voor het vergelijken van verschillende mixed models om eventuele vereenvoudiging van het model na te gaan, maakten we gebruik van de maximum likelihood benadering aangezien modellen met een verschillende fixed-effects structuur volgens de REML procedure niet vergelijkbaar zijn met elkaar (Pinheiro & Bates, 2002; Crowley, 2007). Alle factoren (vast en random) werden opgenomen in het volledige model, waarbij vervolgens factoren wel/niet werden weerhouden in het finale model naargelang hun proportionele bijdrage tot de verklaarde variantie. Deze procedure van modelvereenvoudiging werd uitgevoerd met gebruik van likelihood ratio teststatistieken. Alle vangstgewichten (aanvoer en teruggooi) werden steeds loggetransformeerd voorafgaand aan de analyses om de gegevensverdeling te normaliseren. Alle analyses werden uitgevoerd met het software pakket R (2007). 72

73 4.2.3 Opwerking van de teruggooi gegevens Via de Dienst Zeevisserij (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap) beschikken we over een inventaris van de aangevoerde visvangst en visserij-inspanning per jaar, per kwartaal en per ICES visgebied. Alsdusdanig kunnen de gemeten teruggooi gegevens per stratum opgewerkt worden tot op vlootniveau. Hiervoor werden twee verschillende werkwijzen gevolgd. Opwerking volgens aantal vangsten Bij de eerste methode wordt ervan uitgegaan dat het totaal aantal slepen per stratum gekend is op vlootniveau. De gegevens van Dienst Zeevisserij geven echter het totaal aantal slepen per stratum niet weer, maar drukken enkel de visserij-inspanning in aantal visuren uit. Onze NDGP-waarnemingen tonen aan dat de duur van een boomkorsleep vrij consistent is en gemiddeld circa 2,5 uur bedraagt. Dit gemiddelde werd gebruikt om het totaal aantal vangsten per stratum in te schatten uitgaande van de gekende totale visserij inspanning. De volumes en bijhorende varianties werden berekend volgens de formules zoals verantwoord in annex 6 van het ICES-PGCCDBS-2006-rapport van de Planning Group on Commercial Catch, Discards and Biological Sampling (Vigneau, 2006). Totale teruggooi per stratum werd berekend volgens: Met bijhorende variantie Waarbij - y i = teruggooi voor vangst i - M 0 = totaal aantal vangsten op vlootniveau voor dat stratum - M i = totaal aantal vangsten voor reis i - m i = aantal bemonsterde vangsten voor reis i 73

74 - s 2 2i = variantie tussen de vangsten binnen reis i - N = totaal aantal visreizen op vlootniveau voor dat stratum - n = aantal bemonsterde visreizen Om een ruw idee te krijgen van de mate van over- of onderschatting bij deze methode hebben we, naast de teruggooi gewichten, ook de gegevens voor de aanvoer gewichten volgens bovenstaande formules opgewerkt tot op vlootniveau voor elk stratum. De opgewerkte aanvoer gegevens werden daarop vergeleken met de gekende reële aanvoergewichten uit de inventaris van de Dienst Zeevisserij. Opwerking proportioneel ten opzichte van de aanvoer Lineaire regressie-analyse toonde een significant positief verband aan tussen teruggooigewichten per CPUE en aanvoergewichten per CPUE (zie resultaten, Figuur 1). Daarom kunnen de totale teruggooigewichten op vlootniveau geschat worden in verhouding tot de gekende aanvoergewichten (verkregen via Dienst Zeevisserij). De volumes en bijhorende varianties werden berekend volgens de formules zoals verantwoord in annex 6 van het ICES- PGCCDBS-2006-rapport (Vigneau, 2006). Totale teruggooi per stratum werd berekend volgens: Met bijhorende variantie: Waarbij - y i = teruggooi voor vangst i - x i = aanvoer voor vangst i - R = verhouding teruggooi/aanvoer - M i = totaal aantal vangsten op vlootniveau voor dat stratum 74

75 - m i = aantal bemonsterde vangsten voor reis i - s 2 2i = variantie tussen de vangsten binnen reis i - N = totaal aantal visreizen op vlootniveau voor dat stratum - n = aantal bemonsterde visreizen 4.3 Resultaten Beschrijvende statistieken Tijdens de 52 observatiereizen varieerde het totaal aantal vangsten tussen 29 en 92 (gemiddeld 69) per reis met een gemiddelde duur van 2.5 uur per sleep en een totale visserijinspanning tussen 3.3 en 10.4 dagen (gemiddeld 7.4 dagen) per reis. Na opdeling van de observatiereizen volgens de strata, werden 89 visreizen bekomen waarbij het totaal aantal vangsten per visreis varieerde tussen 2 en 90 (gemiddeld 40). Hiervan werden bij gemiddeld 47% van de slepen de commerciële vangst- en teruggooigewichten opgemeten. Dit stemt overeen met een gemiddeld staalnamebereik van 0.96% ten opzichte van de visserij inspanning van de totale Belgische vloot (Bijlage 4). Het gemiddelde gewicht van de totale teruggooi (alle vissoorten samen) bedroeg voor een doorsnee vangst 36.0 (± 48.1) kg/cpue met een minimum van 0.2 kg/cpue en een maximum van kg/cpue. Het gemiddelde gewicht van de aangevoerde commerciële vis bedroeg 88.1 (± 57.5) kg/cpue met een minimum van 8.8 kg/cpue en een maximum van kg/cpue. Gemiddeld werd 25.5% van de vangst teruggegooid, hoewel bij sommige vangsten nagenoeg alles werd teruggegooid (91.0%) terwijl bij andere vangsten praktisch alles kon worden weerhouden om te verhandelen (0.4% teruggooi). De hoeveelheid teruggegooide vis neemt significant (p < ) toe bij een stijgende hoeveelheid aangelande commerciële vis (en logischerwijs ook bij stijgende totale vangst). Dit geldt zowel voor de gewichten van individuele vissoorten als voor gewichten van alle vissoorten samen. Dit laatste is geïllustreerd in figuur 4.1. De gecorrigeerde R² bij lineaire regressie tussen de log-getransformeerde teruggooi en commerciële aanvoer bedroeg 0.28, 75

76 wat overeenkomt met een Pearson correlatie coëfficiënt van Dit wijst erop dat het verband tussen teruggooigewichten en aangevoerde visgewichten relatief variabel is, zoals aangeduid in figuur 4.1: de 95% betrouwbaarheidsgrenzen (blauw) voor de voorspelde waarden (voorspelde teruggooi voor een gegeven aanvoergewicht) liggen vrij ver uiteen (bijna 4 eenheden op logaritmische schaal). log(discards) log(landings) Figuur 4.1. Regressieplot voor de log-getransformeerde teruggooi gewichten (log(discards)) en loggetransformeerde commerciële aanvoergewichten (log(landings)) per sleep. De regressielijn duidt een significant positief verband aan tussen de twee variabelen. De 95% betrouwbaarheidsgrenzen voor de regressielijn zijn aangegeven in het zwart. De 95% betrouwbaarheidsgrenzen voor de voorspelde waarden zijn aangegeven in het blauw. 76

77 De soortensamenstelling (op basis van gewichtpercentages) van de teruggegooide fractie varieert tussen reizen en van vangst tot vangst (resultaten niet getoond). Gemiddeld ziet de soortensamenstelling (gewichtspercentages) eruit zoals voorgesteld in Figuur 4.2. Over het algemeen worden het meeste haaien (shark) teruggegooid, gevolgd door ponen (gurnard) en schol (plaice), steenbolk (bib), en roggen (ray) en schar (dab). Figuur 4.2. Gemiddelde soortensamenstelling (verdeling op basis van gewichtspercentages) van de teruggooifractie tijdens een zeereis door Belgische boomkorvaartuigen (gemiddeld over geïnventariseerde zeereizen in de periode ). 77

78 4.3.2 Variantie-analyse van de gewichtgegevens De variatie in teruggooigewichten tussen de vangsten werd verder onderzocht door middel van hiërarchische lineaire mixed-effects modellering. Het initieel gehanteerde volledige model is beschreven als: Log(DiscardCPUE) ~ year + quarter + division vessel/stratum/trip/haul waarbij de log-getransformeerde teruggooigewichten per CPUE verklaard worden in functie van het jaar, het kwartaal en het ICES gebied en variëren in functie van de random factoren vangst binnen een visreis binnen een stratum binnen een vaartuig. Voor de totale teruggooigewichten (alle vissoorten samen) kon het model vereenvoudigd worden tot: Log(DiscardCPUE) ~ division vessel/stratum/trip/haul De fixed effects jaar en kwartaal bleken geen significante bijdrage te leveren tot de verklaring van de variatie in totale teruggooigewichten. De variantiecomponenten toonden aan dat de meeste variatie binnen de teruggooigewichten zich situeert tussen vaartuigen (zie Figuur 4.3), gevolgd door de variatie tussen individuele vangsten binnen een visreis (Tabel 4.1). Voor de commerciële aanvoergewichten kon het volledige model niet gesimplificeerd worden: zowel temporele als ruimtelijke factoren dragen significant bij tot de variatie in aanvoergewichten. De variantie componenten, opgesplitst over de diverse hiërarchische niveaus, zijn weergegeven in Tabel 4.1. De meeste variatie situeerde zich tussen individuele vangsten binnen de visreizen en tussen vaartuigen. De volledige output van de LME modelleringen zijn gegeven in Bijlagen 5 en 6. 78

79 Tabel 4.1. Variantie componenten volgens lineaire mixed-effects modellering door REML van de totale (alle vissoorten samen) teruggooi en aanvoer gewichten per CPUE. Variantie Component Teruggooi gewichten Aanvoer gewichten tussen vaartuigen 60.7% 33.1% tussen strata binnen vaartuigen 6.1% 6.3% tussen visreizen binnen strata 4.9% 13.9% tussen vangsten binnen visreizen 24.1% 39.9% tussen residu s 4.2% 6.7% Figuur 4.3. Boxplots per zeereis voor teruggooigewichten per sleep. De teruggooigewichten variëren het sterkst tussen schepen en vervolgens tussen de invididuele vangsten binnen een zeereis. De teruggooi- en aanvoergewichten per vangst werden volgens vissoort geanalyseerd voor de negen meest abundante soorten (of groepen van soorten) uit de teruggooi: tong (Solea solea), schol (Pleuronectes platessa), schar (Limanda limanda), steenbolk (Trispoterus luscus), kabeljauw (Gadus morhua), zeeduivel (Lophius piscatorius), poon (meerdere soorten.), rog (Raja spp.) en haai (meerdere soorten). 79

80 Tong Gemiddeld bedroeg de teruggooi aan tong 0.9 (± 1.1) kg/cpue (van 0.03 tot 6.8 kg/cpue) bij een aanvoer van 18.2 (± 12.9) kg/cpue (van 0.08 tot 91.5 kg/cpue). Voor deze vissoort werd gemiddeld slechts 5.2% (variërend tussen 1% en maximaal 36%) van de totale tongvangst teruggegooid. De meeste variatie in teruggooigewichten bevond zich tussen de verschillende slepen binnen de visreizen (60%) en in tweede instantie tussen de reizen (40%). Verschillen in teruggooi per CPUE tussen schepen en tussen gebieden waren niet significant. In het tweede kwartaal leek minder tong te worden teruggegooid maar ook dit verschil was niet significant. De aanvoerhoeveelheden per CPUE varieerden hoofdzakelijk tussen de strata (=year*quarter*division) (50.5%) en tussen de slepen binnen een reis (49.5%). De meeste tong per CPUE werd gevangen in het eerste en vierde kwartaal en in de gebieden VIIIab en VIIf. Schol Bij schol bedroeg de gemiddelde teruggooi 6.0 (± 11.7) kg/cpue (van 0.03 tot kg/cpue; twee uitschieters van respectievelijk 332 en 400 kg teruggooi/cpue niet meegerekend) tegenover een gemiddelde commerciële aanvoer van 20.8 (± 28.5) kg/cpue (van 0.04 tot kg/cpue). Gemiddeld werd 22.2% (variërend tussen 2 en 89%) van de totale scholvangst teruggegooid. De variatie in de teruggooigewichten per CPUE was hoofdzakelijk verdeeld over twee componenten: variatie tussen de visreizen (51%) en variatie tussen de verschillende slepen binnen de reizen (49%). Ook de aanvoerhoeveelheden per CPUE varieerden hoofdzakelijk tussen de visreizen (61%) en tussen de slepen binnen de reizen (39%). Er werd minder schol per CPUE aangevoerd uit het gebied VIIh en de meeste schol per CPUE werd gevangen in IVb, VIIa en VIId. Schar De teruggooi van schar bedroeg gemiddeld 6.4 (± 16.5) kg/cpue (van 0.04 tot kg/cpue) bij een gemiddelde aanvoer van 3.5 (± 4.7) kg/cpue (van 0.04 tot 44.6 kg/cpue). Bij schar werd gemiddeld 48.5% (tussen 4% en 98.5%) van de vangst teruggegooid. De teruggooigewichten per CPUE varieerden vooral tussen schepen (60%), tussen zeereizen (17%) en tussen vangsten binnen zeereizen (22.4%). De gecommercialiseerde aanvoergewichten per CPUE kenden vooral veel variatie tussen de zeereizen (41.4%) en 80

81 tussen de vangsten binnen de zeereizen (58.6%). Er werd minder schar per CPUE gevangen in het gebied VIIe en VIIg. Steenbolk De gemiddelde teruggooi aan steenbolk bedroeg 6.7 (± 14.4) kg/cpue (van 0.03 tot kg/cpue) en de gemiddelde commerciële aanvoer 6.4 (± 12.6) kg/cpue (tussen 0.04 en kg/cpue). Van de totale steenbolkvangst werd gemiddeld de helft (49.8%) teruggegooid (variërend tussen 2.4 en 99%). De teruggooi per CPUE aan steenbolk varieerde sterk tussen de schepen (45.6%) en tussen de vangsten binnen zeereizen (43%) en in iets mindere mate tussen strata (7.5%) en tussen zeereizen (3.9%). Bij de aanvoergewichten bevindt de variatie zich tussen de vangsten binnen de zeereizen. Teruggooi en aanvoer varieerden voor steenbolk tussen periodes en tussen gebieden maar de verschillen waren niet significant. Kabeljauw Gemiddeld werd 2.9 (± 7.7) kg/cpue (van 0.04 tot 91.4 kg/cpue) kabeljauw teruggegooid bij een aanvoer van 8.4 (± 19.6) kg/cpue (variërend tussen 0.2 en kg/cpue). Verhoudingsgewijs werd gemiddeld 27% van de totale kabeljauwvangst teruggegooid (tussen 0.4 en 92%). De teruggooi per CPUE aan kabeljauw varieerde sterk van schip tot schip (29.6%) en vooral tussen vangsten binnen de zeereizen (39.8%), maar ook tussen strata (4.9%) en tussen zeereizen (19.4%). Variatie in aanvoergewichten per CPUE was er vooral tussen zeereizen (34.7%) en tussen vangsten binnen zeereizen (65.2%). Er waren geen duidelijke verschillen tussen gebieden en periodes in kabeljauw vangst/teruggooi per CPUE. Zeeduivel Voor zeeduivel bedroeg de gemiddelde teruggooi 2.5 (± 2.9) kg/cpue (van 0.06 tot 23.4 kg/cpue) tegenover een aanvoer van 13(± 13.2) kg/cpue (van 0.3 tot kg/cpue). Van de totale zeeduivel vangst werd gemiddeld 18.2% (schommelend tussen 0.4 en 89.9%) teruggegooid. De variatie in teruggooigewichten per CPUE situeerde zich vooral tussen zeereizen (44.7%) en tussen vangsten binnen zeereizen (55.3%). Ook de aanvoer per CPUE varieerde vooral tussen de vangsten binnen zeereizen (77.2%) en tussen zeereizen (22.8%). In de gebieden IVc en VIId werd minder zeeduivel per CPUE gevangen. 81

82 Ponen De teruggooi aan ponen bedroeg gemiddeld 5.0 (± 11.6) kg/cpue (tussen 0.03 en kg/cpue) bij een gemiddeld aanvoer gewicht van 9.6 (± 14.3) kg/cpue (van 0.04 tot kg/cpue). Naar verhouding werd 33.9% van de poonvangst teruggegooid (variërend tussen 0.7 en 98.9%). Zowel de teruggooi als de commerciële aanvoer per CPUE kenden de meeste variatie tussen zeereizen (57.6% en 45.4%) en tussen vangsten binnen de zeereizen (42.4% en 54.6%). De gemiddelde aanvoer per CPUE was het hoogst in gebied VIId, maar door de grote variantie op de gegevens was het verschil statistisch niet significant verschillend. Roggen Voor rog gold een gemiddelde teruggooi van 8.9 (± 11.0) kg/cpue (variërend tussen 0.04 en kg/cpue) en een gemiddelde aanvoer van 15.4 (± 39.9) kg/cpue (van 0.1 tot kg/cpue). Doorgaans werd 30.2% (tussen 0.6 en 91.8%) van de roggen teruggegooid na vangst. Onder de teruggooi per CPUE zit de meeste variatie tussen vangsten binnen zeereizen (60.5%) en tussen de zeereizen (29.8%). De teruggooi per CPUE lag het hoogst in gebied VIIa, maar het verschil was niet statistisch significant. De meeste variatie in aangevoerd gewicht per CPUE bevond zicht tussen vangsten binnen zeereizen (69.9%) en tussen zeereizen (30.1%). Haaien De gemiddelde teruggooi aan haaien bedroeg 11.5 (± 25.9) kg/cpue (variërend tussen 0.03 en kg/cpue; drie uitschieters van respectievelijk 628.6, en kg/cpue buiten beschouwing gelaten). Gemiddeld werden 6.0 (± 7.9) kg/cpue haaien aangevoerd (tussen 0.07 en 60.3 kg/cpue). In verhouding werd gemiddeld 33.8% van de haaienvangst teruggeggooid (schommelend tussen 1.5 en 97.0%). De teruggooi per CPUE varieerde sterk tussen de schepen (45.5%) en in mindere mate tussen de strata (6.9%) of tussen de zeereizen (7.1%). De aanvoer per CPUE varieerde vooral tussen de vangsten binnen zeereizen (74.9%) en tussen de zeereizen (25.1%) Lengte-frequentie gegevens Voor enkele commercieel belangrijke vissoorten zijn de gemiddelde lengtes per categorie (aanvoer versus teruggooi) weergegeven in Tabel

83 De gemiddelde lengtes verschillen tussen bepaalde zeereizen en vangsten (paarsgewijze resultaten niet getoond). Een gedetailleerde ontleding of een survival-analyse van de lengte frequenties is niet gegeven, gezien het korte tijdsbestek voor dit rapport. Tabel 4.2. Gemiddelde aanvoer- en teruggooilengte (cm) per jaar voor acht commerciële vissoorten. Vissoort Gemiddelde aanvoerlengte Gemiddelde teruggooilengte Zwarte zeeduivel (Lophius budegassa ) Kabeljauw (Gadus morhua) Schelvis (Melannogrammus aeglefinus) Heek (Merluccius merluccius) Zeeduivel (Lophius piscatorius) Schol (Pleuronectes platessa) Tong (Solea solea) Wijting (Merlangius merlangus) Voor de acht commercieel belangrijke soorten zijn de lengte-distributies geplot. Hiervoor werden de gegevens per vissoort geïntegreerd over alle visgebieden en over de periode De lengte-frequentie distributie voor tong is weergegeven in Figuur 4.4. Deze grafiek toont aan dat de meeste tongen die teruggegooid worden kleine exemplaren zijn die de minimum landing size (MLS) nog niet bereikt hebben. Voor schol (Figuur 4.5) wordt eenzelfde situatie aangetoond, maar aangezien de MLS hoger ligt (27 cm) dan bij tong (24 cm) is de proportie aan teruggegooide individuen merkelijk groter bij schol dan bij tong. Opvallend is dat het aantal gevangen schollen tussen 18 cm en 27 cm stagneert (bij circa 7000) om vanaf een lengte van ongeveer 27 cm plots een scherpe sprong opwaarts te maken (tot circa 10000). Om dit nader te onderzoeken zijn voor schol de lengte-distributies uitgesplitst per visgebied (Figuur 4.6). Hierop wordt duidelijk dat het voorkomen van kleine schol in de vangsten kan variëren per gebied. In sommige gebieden vertoont de frequentieverdeling een bimodale piek, waarbij het aantal gevangen schollen tussen 22 en 27 cm even afneemt om daarna weer toe te nemen tot aan de grotere individuen van rond de 30 cm. 83

84 Figuur 4.4. Lengte-frequentie distributie (aantal gevangen individuen per grootte (cm) klasse) voor tong Solea solea. Teruggegooide individuen zijn weergegeven in rood, aangevoerde individuen zijn weergegeven in blauw. Figuur 4.5. Lengte-frequentie distributie (aantal gevangen individuen per grootte (cm) klasse) voor schol Pleuronectes platessa. Teruggegooide individuen zijn weergegeven in rood, aangevoerde individuen zijn weergegeven in blauw. 84

85 Figuur 4.6. Lengte-frequentie distributies (aantal gevangen individuen per grootte (cm) klasse) voor schol Pleuronectes platessa, uitgesplitst per ICES vissector. Teruggegooide individuen zijn weergegeven in rood, aangevoerde individuen zijn weergegeven in blauw. 85

86 Voor kabeljauw schrijft de Europese regelgeving een minimum landing size (E-MLS) voor van 35 cm. Voor de Belgische sector is de minimale grootte (B-MLS) op 40 cm vastgelegd, wat dus betekent dat de nationale regelgeving strikter is dan de Europese. Op de lengtefrequentie distributie voor kabeljauw (Figuur 4.7) is te zien dat de aanvoer daadwerkelijk begint vanaf cm, met de grootste aanvoer van individuen tussen 41 en 50 cm. We merken dat er ook geregeld exemplaren tot cm grootte worden teruggegooid ondanks dat zij de MLS overschreden hebben. De grootste vangstaantallen bevinden zich onder de kleinere exemplaren, met een piek tussen 24 en 30 cm. Al deze individuen worden doorgaans teruggegooid omwille van MLS beperkingen. Figuur 4.7. Lengte-frequentie distributie (aantal gevangen individuen per grootte (cm) klasse) voor kabeljauw Gadus morhua. Teruggegooide individuen zijn weergegeven in rood, aangevoerde individuen zijn weergegeven in blauw. Voor zwarte zeeduivel toont de frequentie verdeling (Figuur 4.8) dat de vangsten samengesteld zijn uit een hoog aantal kleinere individuen van cm, een terugval in individuen vanaf 33 cm en opnieuw een toename in individuen tussen cm. In de meeste gebieden (grafieken per gebied niet getoond) vinden we een unimodale verdeling met een piek bij kleine individuen tussen cm. Echter, in sector VIIIa en VIIIb zagen we een bimodale verdeling, zoals deze ook terugkomt in onderstaande figuur voor de geïntegreerde data (over gebieden en over jaren). 86

87 Figuur 4.8. Lengte-frequentie distributies (aantal gevangen individuen per grootte (cm) klasse) voor zwarte zeeduivel Lophius budegassa. Teruggegooide individuen zijn weergegeven in rood, aangevoerde individuen zijn weergegeven in blauw. Verder zijn de lengte-frequentie plots weergegeven voor zeeduivel, schelvis, heek en wijting (Figuren 4.9 t.e.m. 4.12). Bij alle vier de soorten zien we een unimodale verdeling. Vooral de grotere (en minst gevangen) exemplaren worden weerhouden om aan te voeren in de vismijn, maar bij heek, wijting en schelvis worden ook frequent maatse exemplaren teruggegooid. 87

88 Figuur 4.9. Lengte-frequentie distributies (aantal gevangen individuen per grootte (cm) klasse) voor zeeduivel Lophius piscatorius. Teruggegooide individuen zijn weergegeven in rood, aangevoerde individuen zijn weergegeven in blauw. Figuur Lengte-frequentie distributies (aantal gevangen individuen per grootte (cm) klasse) voor schelvis Melanogrammus aeglefinus. Teruggegooide individuen zijn weergegeven in rood, aangevoerde individuen zijn weergegeven in blauw. 88

89 Figuur Lengte-frequentie distributies (aantal gevangen individuen per grootte (cm) klasse) voor heek Merluccius merluccius. Teruggegooide individuen zijn weergegeven in rood, aangevoerde individuen zijn weergegeven in blauw. Figuur Lengte-frequentie distributies (aantal gevangen individuen per grootte (cm) klasse) voor wijting Merlangius merlangus. Teruggegooide individuen zijn weergegeven in rood, aangevoerde individuen zijn weergegeven in blauw. 89

90 4.3.4 Totale teruggooi gegevens opgewerkt naar vlootniveau De totale teruggooi opgewerkt naar vlootniveau varieert over de verschillende strata van 6 ton (gebied VIIh in het 2 de kwartaal van 2006) tot 1661 ton (VIId in het 1 ste kwartaal van 2006) voor de berekening op basis van het aantal vangsten. Wanneer de teruggooigegevens opgewerkt worden in verhouding tot de gekende aanvoergewichten variëren de waarden tussen 1.4 ton (VIIh in het 3 de kwartaal van 2004) en 3537 ton (IVc in het 1 ste kwartaal van 2004). Tabel 4.3 geeft een overzicht van de geschatte totale teruggooi per stratum. De schattingen volgens de eerste methode zijn significant groter (gemiddeld 1.25 x) dan de schattingen bekomen volgens de ratio-methode (paarsgewijze t-test, p= 0.029). Dit is gevisualiseerd in figuur Bij opwerking volgens ratio werden kleinere Coefficients of Variance (CV, een maat voor de verstrooiing van de data rond het gemiddelde) bekomen (Tabel 4.3). Tabel 4.3. Geschatte totale teruggooi-gewichten en varianties per stratum, berekend volgens (a) het gekend aantal vangsten ( by haul ) en (b) in verhouding tot de gekende aanvoer ( by ratio ). Year Quarter Division trips IV c VII d VII e VII f VII g VII a VII f VII g IV c VII a VII d VII g 1 Discards (kg) VII h IV b IV c VII a Raised by # hauls Variance CV (%) E Discards (kg) Raised by ratio Variance CV (%)

91 VII d VII g IV c VII a VII d VII e VII f VII a VII d VII e VII f VII g VII h VIII b IV b IV c IV b IV c VII a VII d VII e VII g IV b IV c VII a VII d VII e VII f VII g IV b IV c VII a VII d E E E E E

92 VII e VII f VII g VII h VII a IV b VII d Figuur Geschatte teruggooi gewichten (in ton) op populatieniveau voor de diverse strata (1 tot en met 56) berekend op basis van het gekend totaal aantal vangsten per stratum (by haul) en op basis van de gekende totale aanvoergewichten per stratum (by ratio). Als ruwe controle voor de nauwkeurigheid van de opwerkingsmethode werden ook schattingen van de totale aanvoer berekend op basis van het gekend aantal vangsten. De resultaten (tabel 4.4) tonen aan dat de geschatte waarden significant (p < ) groter (gemiddeld 1.3 x) zijn dan de officieel gemelde aanvoer gewichten (verkregen via Dienst Zeevisserij, zie ook Figuur 4.14). 92

93 Tabel 4.4. Geschatte totale aanvoergewichten en varianties per stratum, berekend volgens het gekend aantal vangsten, en de officieel gemelde aanvoer gewichten per stratum. Year Quarter Division # trips Landings (kg) Variance CV (%) Official landings (kg) IV c VII d E VII e VII f VII g VII a VII f VII g IV c VII a VII d VII g VII h IV b IV c VII a VII d VII g IV c VII a VII d E VII e VII f E VII a VII d VII e VII f VII g VII h VIII b IV b E IV c IV b IV c VII a VII d VII e VII g IV b IV c E VII a

94 VII d E VII e VII f VII g IV b IV c VII a VII d VII e VII f E VII g VII h VII a IV b VII d Figuur Geschatte aanvoergewichten (in ton) op populatieniveau voor de diverse strata (1 tot en met 56) berekend op basis van het gekend totaal aantal vangsten per stratum (by haul) versus de officieel opgegeven aanvoergewichten (official). 94

95 4.4 Discussie Gemiddelde teruggooi Het Belgische NDGP spitst zich toe op de boomkorvisserij, die 95% uitmaakt van de Belgische vloot. Desondanks laat het beperkt aantal observatiereizen niet toe om tot een grondige analyse van de temporele en ruimtelijke verdeling van de visserij-inspanning en teruggooi te komen. De beschikbare data bieden een dekkingsgraad van slechts 0.96% van de totale visserij-inspanning. Teruggooihoeveelheden en -samenstelling kunnen sterk variëren van schip tot schip, van reis tot reis en zelfs van sleep tot sleep binnen eenzelfde reis. Daarom is het belangrijk om met de NDGP campagnes een grotere dekkingsgraad, zowel ruimtelijk (meer schepen en reizen over verschillende visgebieden) als temporeel (meer reizen in verschillende periodes) te behalen. Desalniettemin kunnen we veronderstellen dat de huidige gegevens een realistische globale indicatie geven van de teruggooihoeveelheden van de belangrijkste commerciële vissoorten in de Belgische boomkorvisserij. Algemeen wordt verondersteld dat de hoeveelheid teruggooi toeneemt met de totale vangst (of met de commerciële aanvoer) (Rochet & Trenkel, 2005). Dit is ook zo voor de teruggooi in de Belgische boomkorvisserij. De teruggooigewichten nemen toe met de vangstgewichten zowel op het niveau van de individuele vissoorten, als voor alle vissoorten samen. Een belangrijke waarneming is dat de gewichten en verhoudingen van teruggooi versus aanvoer sterk kunnen schommelen van sleep tot sleep, zelfs binnen eenzelfde reis. Vispopulaties zijn doorgaans niet geografisch uniform maar eerder patchy (i.e. met lokale concentraties) verspreid. Globaal genomen wordt ongeveer een vierde van de totale visvangst (in gewichtsverhoudingen) terug overboord gegooid. Hierbij wordt de benthosfractie buiten beschouwing gelaten. Enever et al (2007) rapporteren een gemiddeld teruggooipercentage van 42% voor boomkorvisserij in het Engels Kanaal en de Ierse en Keltische zee. Borges et al (2005) stellen vast dat de Ierse boomkorvisserij ongeveer twee derde van de totale visvangst teruggooit. In vergelijking met bovenstaande, lijken de Belgische teruggooiproporties veel lichter uit te vallen. Het teruggooipercentage varieert wel van gebied tot gebied (tussen 13% en 55%), maar het is niet zo dat consistent hogere teruggooipercentages gevonden worden in de gebieden uit sector VII. Vergelijkend onderzoek zal moeten uitwijzen wat hiervoor een mogelijke oorzaak kan zijn, maar het lijkt erop dat 95

96 enkel temporeel-geografische factoren de lagere teruggooi door de Belgische boomkorvisserij niet kunnen verklaren Soortensamenstelling De soortensamenstelling van de teruggooifractie is vrij divers. Kraakbeenvissen (haaien en roggen) maken het grootste aandeel uit. Hoogst waarschijnlijk is de grote teruggooi van deze soorten te wijten aan hun beperkte houdbaarheid (Rochet & Trenkel, 2005). Eigen onderzoek (K. Bekaert, ILVO, pers. comm.) toonde aan dat deze soorten na afsterven snel ammoniak opstapelen. Belgische boomkorschepen maken doorgaans relatief lange reizen van gemiddeld circa 10 dagen, waardoor de vissers opteren om enkel de laatste dag(en) haaien en roggen te weerhouden. Recent onderzoek (Rodriguez-Cabello et al, 2005) heeft uitgewezen dat hondshaai (Scyliorhinus canicula) een overlevingspercentage tussen 80 en 90% kent na teruggooi. Bij roggen overleeft ongeveer 60% (Lapithovsky, 2004). Aldus kan men veronderstellen dat bijvangst en teruggooi van haaien (en roggen) een eerder beperkte impact op die visbestanden zou kunnen hebben. Ook heek bewaart niet lang in het ruim en wordt vaak teruggegooid. Cijfers over overleving zijn niet bekend, maar er kan aangenomen worden dat deze soort fragieler is en minder goed teruggooi overleeft. Ook de verschillende ponen worden frequent teruggegooid, vermoedelijk omwille van de relatief lage marktwaarde van deze soorten. Bij andere vissoorten oefenen wettelijke bepalingen dan weer een belangrijke invloed uit op de teruggooi. Schol is een economisch waardevolle soort en maakt toch gemiddeld 13% van het totale teruggooi gewicht uit. De hoge teruggooi wordt verklaard door de lengtefrequentie-distributie van de soort. Daar zien we dat voornamelijk veel ondermaatse schol (< 27 cm) teruggegooid wordt. In aantallen maakt deze fractie 37% uit van de totale teruggooi. Deze teruggooipercentages vallen lichter uit dan bij de Nederlandse boomkorvloot waar gemiddeld 54% (in gewicht) en 86% (in aantallen) van de totale teruggooi uit schol bestaat (van Helmond & van Overzee, 2008). Bij tong, een andere waardevolle doelsoort, bedraagt de minimale aanvoergrootte slechts 24 cm. Hierdoor wordt relatief weinig tong (2% in gewicht en 12% in aantallen van de totale teruggooi) teruggegooid. Het optrekken van de maaswijdte teneinde minder ondermaatse schol te vangen, leidt tot een drastische terugval van maatse tong in de vangst (Quirijns & Hintzen, 2007) en is daardoor geen aanvaardbare optie. 96

97 Bij kabeljauw, schelvis en wijting zien we niet alleen een teruggooi van ondermaatse exemplaren, maar ook van individuen boven de minimale aanvoerlengte. Kabeljauw en schelvis zijn nochtans waardevolle en gegeerde vissoorten. Echter, voor deze soorten is de teruggooi van maatse exemplaren een effect van de limiterende vangstquota, waarbij de vissers bij het bereiken van hun quotum aan high-grading doen, i.e. het uitgooien van minder grote maatse individuen ten voordele van grotere en dus waardevollere individuen die weerhouden worden (Stratoudakis et al, 1998). Bij wijting zal de beperkte marktwaarde vermoedelijk sterker bijdragen tot het teruggooigedrag van de bemanning waarbij enkel de grootste exemplaren worden behouden, rekening houdend met de opslagcapciteit van het schip (W. Demaré, pers. comm.) Opwerking teruggooi gegevens Ondanks de beperkte dekkingsgraad van het aantal bemonsterde zeereizen voor de Belgische boomkorvloot is een poging ondernomen om de teruggooigewichten (alle soorten samen) te extrapoleren. Hiervoor werden twee methodes gebruikt: de ratio-methode en de opwerking volgens gekend aantal vangsten. De eerste methode steunt op een evenredige verhouding tussen teruggooigewichten en aanvoergewichten. Het is inderdaad zo dat de Belgische data aan de assumptie voldoen dat de teruggooi stijgt met stijgende aanvoer. De mate (richtingscoëfficiënt) waarmee de teruggooihoeveelheid stijgt met toenemende aanvoer kan met een vrij hoge nauwkeurigheid ingeschat worden. Echter, de waarde van de responsvariabele (= teruggooigewicht) gegeven de inputvariabele (= aanvoergewicht) is veel moeilijker in te schatten, aangezien de variatie van vangst tot vangst vrij hoog blijkt te zijn. Bij de tweede methode gaat men uit van een gemiddelde teruggooihoeveelheid per vangst, hetgeen geëxtrapoleerd wordt tot op vlootniveau. Een vereiste is dat men het aantal vangsten op vlootniveau kent. Dit is niet het geval bij de Belgische gegevens: enkel het totaal aantal geviste uren per visgebied is verkrijgbaar via de Dienst Zeevisserij. Het is echter zo dat in de Belgische boomkorvisserij een vangst gemiddeld 2.5 uur duurt. Op die manier kwamen we tot een inschatting van het totaal aantal vangsten op vlootniveau. De vergelijking van de aanvoergewichten, berekend volgens deze methode uitgaande van onze survey gegevens, met de officiële aanvoercijfers verkregen via de Dienst Zeevisserij, toont aan dat de cijfers vrij 97

98 goed aansluiten bij elkaar en de berekende waarden een gemiddelde overschattingsfactor van slechts 1.3 opleveren. Beide methodes geven teruggooihoeveelheden aan van eenzelfde grootte-orde. De teruggooihoeveelheden werden opgewerkt per gebied per kwartaal. Wanneer we de jaarlijkse teruggooihoeveelheden berekenen voor de gebieden waarvan we data uit 4 aaneensluitende kwartalen beschikken (slechts voor 3 gebieden beschikbaar), dan vinden we voor VII a: ton, VII d: ton, VII g: ton Variantie analyse Verschillende factoren kunnen verantwoordelijk zijn voor een veranderende teruggooi (en vangst): regio-gebonden omgevingscondities, seizoenale verschillen, diepteverschillen, sterkte van jaarklasses in populaties, lengtefrequentie-distributie, vissoort (marktwaarde, houdbaarheid, ), visbeschadiging, quota (Hall et al, 2000, Rochet & Trenkel, 2005). De beperkte dekking in tijd en ruimte van de bemonsterde zeereizen laat niet toe om de invloed van de diverse factoren afzonderlijk in te schatten. We vonden duidelijk een grote variatie tussen de individuele schepen. Vermoedelijk spelen hier scheeps- en bemanningsafhankelijke factoren zoals motorkracht van de boot, selectie van doelsoorten op basis van de marktprijzen, bereidheid om niet-doelsoorten aan te meren, duur van de zeereis, fractie beschadigde vis, enz. een rol. Daarnaast zijn er significante verschillen tussen reizen, wellicht ten gevolge van onder andere seizoen, gebied, quota, vistuig, enz. Tenslotte varieert de teruggooi vaak drastisch van vangst tot vangst binnen eenzelfde reis, waarbij factoren als dag/nacht, lokaal veranderende omgevingsfactoren, diepteverschillen, lengtefrequentie van de beviste populatie, van belang kunnen zijn Conclusie Gemiddeld wordt ongeveer een vierde van de totale visvangst teruggegooid door de Belgische boomkorvisserij. Teruggooigewichten kunnen echter sterk variëren van vangst tot vangst in zowel gewicht, soortensamenstelling, als in lengtes van de individuen per vissoort. Een van de doelstellingen om te komen tot een ecosysteem-georiënteerd visserijbeheer is om die gebieden ( hot spots ) in kaart te brengen waar maximaal visserijrendement gepaard gaat met de laagste teruggooihoeveelheden. Gezien de sterke variaties in de teruggooi, is het met de huidige schaarse gegevens onmogelijk om een dergelijke afbakening te maken. Bovendien kan men verwachten dat er ook binnen eenzelfde métier grondige verschillen zijn in de 98

99 teruggooi tussen vloten van verschillende landen. Ondanks het internationaal karakter van de dataverwerving, blijken in de praktijk diverse verschillen in staalnamemethodiek en gemeten variabelen te bestaan tussen nationale onderzoeksinstellingen (vb. ILVO versus IMARES), wat een geïntegreerde analyse van de gegevens bemoeilijkt. 99

100 V. Sensibilisering van de sector 5.1 Initiatieven ter bevordering en kennisgeving van de voortgang van het project Tijdens het project TOETS werd er veel aandacht besteed aan communicatie van de resultaten naar het publiek en vooral naar de visserijsector toe. In de periode september 2007 mei 2008 werd dit verwezenlijkt via verschillende kanalen: Uitnodiging gericht aan reders tot deelname aan TOETS (via rederscentrale) Maandelijkse interne follow-up vergaderingen Stuurgroepvergadering 1, 26 november 2007 Deelname symposium A Future for Fisheries in Leuven, 5 februari 2008 Stuurgroepvergadering 2, 18 februari 2008 Overlegmeeting IMARES, 26 februari 2008 te Ijmuiden, Nederland Deelname Vliz Young Scientist s Day, 29 februari 2008 met presentatie van 2 posters (zie bijlage 7) in Brugge Deelname ICES Working Group on Quantifying all Fishing Mortality, 21 tot 25 april 2008 in Torshavn, Faroer-eilanden Deelname EC Discard Workshop 27/28 mei 2008 in Brussel, met presentatie (zie bijlage 8) Stuurgroepvergadering 3, 30 mei Rapportering via de organisatie van een infonamiddag Uitnodiging De communicatie van (1) de bevindingen van TOETS en (2) de huidige richtlijnen en actiepunten binnen de wetenschappelijke wereld en het beleid betreffende teruggooi gebeurde vooral via de organisatie van een infonamiddag op 30 mei Aan deze infonamiddag werd zoveel mogelijk ruchtbaarheid gegeven om een zo groot mogelijk publiek te bereiken. Enerzijds werd aan alle betrokkenen en belanghebbenden binnen de visserijsector een persoonlijke uitnodiging gestuurd (Figuur 5.1), en anderszijds werd de infonamiddag 100

101 electronisch aangekondigd via het e-zine van het VLIZ, het Vlizine (jaargang 9, nr 4-5, aprilmei 2008) (Figuur 5.2). De infonamiddag was getiteld Laat je niet vangen! Teruggooi en mogelijkheden tot reductie., en behandelde verschillende aspecten van de teruggooiproblematiek binnen de boomkorvisserij. Figuur 5.1. Voor- en achterzijde van de uitnodiging voor de infonamiddag georganiseerd binnen het kader van het project TOETS. 101

102 1.3. Infomoment over bijvangsten in de Belgische boomkorvisserij Al eeuwenlang vangen mensen vis uit zee. Toch lijkt de milieu-impact van de moderne visserij hoger dan ooit. Er is de systematische overbevissing van de visstocks. Vooral de zeer efficiënte sleepnetten hebben een grote invloed op de zeebodem en leiden tot veel bijvangsten van niet verkoopbare vis en andere zeeorganismen. Bovendien zorgt de hoge brandstofprijs ervoor dat bij veel boomkorvissers het water aan de lippen staat. Wetenschappers én vissers spreken dan ook van een wereldwijde visserijcrisis. Hoog tijd om anders te gaan handelen! Het verminderen van de aanzienlijke teruggooi van de boomkorvisserij is ook binnen het Belgische visserijonderzoek een heet hangijzer. De laatste jaren heeft ILVO-Visserij grote inspanningen geleverd om enerzijds de samenstelling van de teruggooi te evalueren en anderzijds om reducerende technische aanpassingen aan de boomkor te ontwikkelen. Dit gebeurt o.a. in het project TOETS (Teruggooi in de boomkorvisserij: Optimalisatie van het onderzoek, Evaluatie van reducerende Technische maatregelen en Sensibilisering van de sector). De infonamiddag Laat je niet vangen! Teruggooi in de boomkorvisserij wil op 30 mei ( uur) alle betrokkenen (reders en bemanning, wetenschappers en beleidsmensen) op de hoogte brengen van de onderzoeksresultaten en de discussie aanzwengelen over te nemen maatregelen betreffende teruggooi. Deelname is gratis, maar je inschrijving wordt verwacht voor 25 mei bij Sofie Vandendriessche of 059/ ). Figuur 5.2. Aankondiging van de infonamiddag via het e-zine van het VLIZ. Tabel 5.1. Lijst van aanwezigen / ingeschrevenen van de infonamiddag. Marc Welvaert Thomas Ceulemans Guy Van Hecke Sasja De Bruyne Geert Raeymaekers Els Torreele Kris Van Nieuwenhove Ine Moulaert Kelle Moreau Sofie Vandendriessche Sofie Vandemaele Dieter Anseeuw Coenraad Deputter Jochen Depestele Hans Polet Bart Maertens Kris Cooreman Koen Parmentier Jan Wittoeck Sabrine Derveaux Stefan Hoffman Bart Slabbinck Dany Vlietinck Eric De Wagenaere Emiel Utterwulghe Danny Huyghebaert Rik Verpoorter Dienst Zeevisserij Dienst Zeevisserij Dienst Zeevisserij Dienst Zeevisserij FOD Leefmilieu ILVO ILVO ILVO ILVO ILVO ILVO ILVO ILVO ILVO ILVO ILVO ILVO ILVO ILVO ILVO ILVO Natuurpunt Rederij Nathalie Rederij Shannon Rederij Zeemansblik SDVO Z121 Verontschuldigd: Ben Desmyter Ann-Katrien Lescrauwaet Marijn Rabaut Rederscentrale VLIZ UGent, Sectie Mariene Biologie 102

103 Bovenstaande lijst van aanwezigen toont aan dat er leden aanwezig waren van verschillende instanties binnen de visserijsector. Wegens een protestactie in Brussel betreffende de gevolgen van de hoge dieselprijzen voor de sector was de opkomst van reders en de instantie van de Rederscentrale beperkt tot een aantal vertegenwoordigers Verloop van de infonamiddag In bijlagen 9-12 kunnen de handouts worden teruggevonden van de presentaties die werden gegeven tijdens de infonamiddag. Een eerste presentatie betrof de resultaten van TOETS met 1/ de ontwikkeling van een protocol voor de adequate bemonstering van teruggooi op commerciële vaartuigen, met inbegrip van ondermaatse vis, niet-commerciële vis en ongewervelden (benthos) zie hoofdstuk 2 2/ de evaluatie van het benthosontsnappingspaneel en de kuil met vierkante mazen met het oog op de reductie van teruggooi zie hoofdstuk 3 3/ de analyse van historische teruggooigegevens zie hoofdstuk 4 Vervolgens werd tijdens de presentatie over het belang van benthos in onderzoek naar teruggooi aan de aanwezigen uitgelegd waarom benthos geïncludeerd moet worden in toekomstig onderzoek. Daarvoor werden 3 redenen aangehaald nl. (1) de ecosysteembenadering binnen het visserijbeleid, waarbij de visbestanden moeten worden herbekeken in het kader van trofische interacties, (2) het potentieel van benthos als indicator voor verstoring, en (3) de toestand van het benthos als baseline voor een evaluatie van de effecten van discardreducerende maatregelen (zowel technisch als beleidsmatig). Na deze uiteenzetting werd aandacht besteed aan de mogelijke rol van vissers in onderzoek naar teruggooi, en meer bepaald aan de haalbaarheid en waarde van self-sampling programma s op commerciële vaartuigen. Daarbij werden zowel de voordelen voor wetenschappers als vissers belicht en werd benadrukt dat een nauwe samenwerking tussen beide instanties onontbeerlijk is bij het verzamelen van waardevolle data over teruggooi in de boomkorvisserij. Na een korte pauze werd de huidige stand van zaken toegelicht betreffende teruggooireducerende maatregelen en beleidsplanning. Deze uiteenzetting was een samenvatting van de Europese workshop over discardreductie, waarin mogelijke maatregelen, tijdsplanningen en knelpunten werden besproken. Ten slotte werd het publiek betrokken in een algemene discussie over de teruggooiproblematiek. Dit gesprek werd opgebouwd rond 3 kernvragen, zijnde 103

104 De data van TOETS over teruggooi in de verschillende visgebieden zijn representatief? De visserijsector is bereid tot samenwerking in het kader van een self-sampling programma? Wat zijn daarvoor de voorwaarden? Stel dat er een beleid komt tot reductie van de teruggooi van 70% tot 15%. Hoe zien jullie de toekomst van de Belgische visserijvloot dan? Uit deze discussie bleek dat de bestaande monitoringsprogramma s niet volstaan om een reëel beeld te krijgen van de variatie binnen de samenstelling van de teruggooi. Het uitbreiden van dergelijke programma s is echter niet haalbaar wegens te duur en wegens practische beperkingen op commerciële vaartuigen. Met de goede samenwerking tijdens TOETS in het achterhoofd, zijn de vertegenwoordigers van de visserijsector echter wel bereid om mee te werken aan een pilootproject rond self-sampling. Daarin zou dan kunnen geëvolueerd worden van het aanlanden van teruggooimonsters en het noteren van technische gegevens tot een groter aandeel van de inspanningen door vissers. In dat geval wordt wel een compensatie verwacht voor de extra werkdruk. Algemeen kan gesteld worden dat de visserijsector vragende partij is voor reducerende maatregelen; een reductie van commercieel nietinteressante organismen is ook voor hen positief (cf verwerkingstijd en kwaliteit van de vis). Het grootste probleem is echter het weinig selectieve karakter van de boomkor en de vangstefficiëntie voor tong. De kleinere MLS voor tong, bijvoorbeeld, impliceert onvermijdelijk een aanzienlijke teruggooi van schol. Omgekeerd zal elke poging tot reductie van de teruggooi van schol resulteren in een verlies van aanvoer van tong en dus van opbrengst. In diezelfde context kan ook het probleem van de beperkte quota voor schol worden aangehaald: de vissers melden dat ze de quota zeer snel opvissen en daarna zelfs bepaalde visgebieden verlaten omdat de teruggooi te groot wordt. De grote oplossing van het teruggooiprobleem kan dus niet enkel verwacht worden van technische maatregelen. In dat verband lijkt het zowel voor vissers als voor wetenschappers onwaarschijnlijk dat een reductie van de teruggooi van 70% tot 15% kan verwezenlijkt worden in de boomkorvisserij binnen een termijn van 6 jaar, zoals werd vooropgesteld tijdens de besproken Europese discardworkshop. Er is met andere woorden een combinatie van maatregelen nodig om de teruggooi te reduceren, namelijk technische maatregelen zoals bijvoorbeeld getest tijdens het project TOETS, beleidsmaatregelen die de discrepantie in MLS en quota aanpakken tussen de belangrijskte doelsoorten, en een herstructurering van de vloot waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de (gedeeltelijke) omschakeling naar andere vangstmethodes en een 104

105 ruimtelijke planning betreffende toegelaten technieken op bepaalde tijdstippen en/of visgronden Evaluatie van de infonamiddag De infonamiddag werd als nuttig ervaren door de aanwezigen en heeft de contacten tussen de verschillende instanties binnen de sector bevorderd. Daarenboven heeft ook de pers interesse getoond in de evolutie binnen de teruggooiproblematiek. Naar aanleiding van de infonamiddag nam de nieuwsdienst van het VRT-radionieuws contact op met de organisatoren, wat leidde tot een nieuwsbericht op alle kanalen van de nationale radio (Radio 1, Radio 2, Klara, Donna, Studio Brussel). Dit bericht werd op vrijdagavond 30 mei om 22u voor het eerst uitgezonden, en viel nadien gedurende de volledige nacht om de twee uren te beluisteren. Tijdens de tussenliggende uren werd een kortere versie van dit bericht herhaald. Het volledige bericht : Vissers halen te veel vis en schaaldieren op als bijvangst. Het gaat dan vaak om beschermde soorten, of om vis die weinig waard is op de markt. Dat blijkt uit een steekproef van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek. Onderzoekers stelden vast dat elke keer 25 tot 75% van wat in de netten zat bijvangst was. Die percentages liggen ver boven het wereldgemiddelde. Kelle Moreau van het Instituut : De belangrijkste reden is dat de gebruikte netten niet toelaten om enkel de commercieel interessante soorten op te vissen, waardoor er veel ongewenste bijvangsten in de netten terecht komen. En is dat erg, die grote bijvangsten? Ja, dat is een heel groot probleem aangezien een heel groot percentage van die dieren die vangst niet overleven, wat leidt tot een aanzienlijke schade aan bepaalde visbestanden. Kelle Moreau. Bijvangsten betekenen meer werk voor de vissers en meer schade aan de commercieel interessante vis. Aangepaste netten kunnen de bijvangst aanzienlijk verminderen Rapportering via een eindrapport en folder Naast de organisatie van de infonamiddag werden de resultaten van het project eveneens verspreid via voorliggend rapport, dat vrij ter beschikking werd gesteld aan alle geïnteresseerden. Daarenboven werden de resultaten nog eens samengevat in een visueel 105

106 aantrekkelijke maar zakelijke folder (zie Bijlage 13), die via verschillende instanties (VLIZ, Rederscentrale, SDVO, vismijn) werd verspreid naar de sector. 106

107 VI. Discussie en conclusies Het project TOETS werd in het leven geroepen om een antwoord te bieden op een aantal concrete vragen die zich opdrongen vanuit het visserijbeleid, en dan vooral in het kader van de teruggooiproblematiek binnen de boomkorvisserij. Buiten de maatse exemplaren van de hoofddoelsoorten schol Pleuronectes platessa en tong Solea solea, en een aantal commercieel interessante bijvangstsoorten (zie hoofdstuk 2), wordt dit type visserij immers gekenmerkt door een omvangrijke teruggooi van ondermaatse en commercieel oninteressante organismen. Het was duidelijk dat internationale maatregelen ter reductie van de teruggooi zich aankondigden, en dat zowel wetenschappelijke instellingen als de visserijsector zich daarop moesten voorbereiden. Om reducerende maatregelen op een wetenschappelijke wijze te evalueren bleek een gedetailleerd en representatief beeld van de samenstelling van bijvangsten, inclusief niet-commerciële soorten, onontbeerlijk. Enerzijds bleek het dus nodig om bestaande monitoringsdata te herbekijken in het licht van de evolutie van de teruggooiproblematiek (uitdaging 1). Anderzijds was het ook al snel duidelijk dat een uitbreiding van het bestaande monitoringsprogramma naar niet-commerciële organismen ingrijpende aanpassingen vereiste aan de gebruikte protocols. De tweede uitdaging was dan ook de haalbaarheid van die aanpassingen in te schatten. Een derde uitdaging, zowel voor wetenschappers als vissers, was het verminderen van de teruggooi via technische aanpassingen aan het vistuig tot een niveau dat de ontwikkeling van een duurzame visserij zou toelaten. Ten slotte was er nood aan een intense communicatie met de visserijsector met het oog op de gevolgen van reducerende maatregelen op de boomkorvisserij. Uiteindelijk werd beoogd om met de resultaten van het project pro-actief te kunnen inspelen op de invoering van Europese maatregelen om de ongewenste bijvangsten te verminderen Ontwikkeling van een methodologie Gegevens over teruggooi van ongewervelden door commerciële vaartuigen geven ons een eerste rechtstreekse indicatie van de impact van de visserij op die groep van organismen. In een ruimere context kan het integreren van dergelijke informatie in het visserijbeheer bijdragen tot een meer ecosysteemgerichte benadering. Hoewel het verzamelen van teruggooigegevens over benthos momenteel nog niet opgenomen is in de Data Collection Regulation, behoort een geïntegreerd gegevenscollectieprogramma minstens tot de 107

108 interessesfeer van de Europese Commissie (Europese Commissie, 2008b). Als dusdanig blijft een eventuele concrete invulling voorlopig dan ook nog een open vraag, waarbij de Europese lidstaten intussen zelf het initiatief dienen te nemen. Onder meer met het project TOETS geeft België aan dat het aan deze vraag wil beantwoorden, en in dit kader wordt een voorstel van een uniform staalnameprotocol gepresenteerd (zie hoofdstuk 2). Belangrijke kenmerken van dit protocol zijn de omvang van de stalen (het volume van één viskist per sleep), het aantal bemonsterde slepen per tijdseenheid (minstens 60%) en het type informatie dat per vangstcategorie wordt genoteerd (aanvoer versus teruggooi, met als belangrijkste verschil dat lengtemetingen op ongewervelden optioneel zijn). Voor de metingen op de aangevoerde vis verwijzen we naar de methodologie die reeds door de zeegaande waarnemers werd toegepast in het kader van het NDGP. Wat de locatie van de verwerking van de stalen betreft geven we de voorkeur aan het volledig verwerken van de stalen aan boord van de schepen waarop ze verzameld werden. De manier waarop de stalen in de praktijk kunnen worden genomen hangt af van de configuratie van de aanwezige apparatuur aan boord van de verschillende commerciële schepen en wordt dus niet verder gespecifieerd. Hierbij wordt wel opgemerkt dat men er nauwlettend moet op toezien dat een staal representatief is voor de volledige sleep waaruit dat staal wordt genomen. Indien ervoor gekozen wordt om de kwantificatie van de teruggooi van ongewervelden tot op soortniveau te incorporeren in het NDGP programma, kunnen enkele belangrijke knelpunten verwacht worden. Zo blijkt de verwerking van benthosstalen merkelijk arbeidsintensiever dan de verwerking van visstalen, en kan worden verwacht dat het bijkomende werk op ongewervelden zal interfereren met de wijze waarop de zeegaande waarnemers tot op heden te werk gingen. Het werk spreiden over twee personen is nagenoeg geen optie, enerzijds omwille van de kostprijs en anderzijds omwille van het feit dat op veel commerciële vaartuigen geen extra kajuiten beschikbaar zijn om meer dan één zeegaande waarnemer in onder te brengen. Bij de ontwikkeling van het staalnameprotocol werd dus onmiddellijk uitgegaan van een scenario waarbij de zeereizen, en dus het verzamelen van informatie over aanvoer én teruggooi, volledig door één persoon worden uitgevoerd. Dit gaat ten koste van het aantal slepen waarop bij eerdere NDGP-reizen gegevens over de aanvoer werden ingezameld, wat in het kader van dat programma niet wenselijk is. Vooral het bemonsteren van otholieten voor leeftijdsbepalingen is daar een tijdrovende bezigheid, waarbij onder geen beding een verminderde staalname-frequentie mag geïntroduceerd worden. In hoeverre de hier voorgestelde methodiek voor incorporatie van ongewervelden dus ook daadwerkelijk zal 108

109 kunnen worden toegepast door één waarnemer zal in de toekomst moeten worden bekeken. Vermoedelijk zal het vooropgestelde aantal bemonsterde slepen hierbij niet worden gehaald, of zullen de stalen uit minstens een aantal slepen aan land moeten worden gebracht voor verwerking. Een bijkomend knelpunt bestaat uit het determineren van ongewervelden. Dit is vaak specialistenwerk en behoort niet tot de kennis van de actieve zeegaande waarnemers. Om de kwantificatie van de teruggooi van ongewervelden binnen het NDGP-programma te kunnen opnemen moet daarom allereerst aandacht besteed worden aan een determinatieopleiding voor deze zeegaande waarnemers (waarbij de identificatie van ongewervelde teruggegooide organismen in een aantal gevallen kan worden beperkt tot een hoger taxonomisch niveau dan het soortniveau). Hiertoe werd in het kader van het project TOETS een eenduidig fotoboek samengesteld, aan de hand van hetwelke de belangrijkste ongewervelden die tijdens dit project in de teruggooi werden aangetroffen op naam kunnen worden gebracht (en dat in de toekomst desgewenst kan worden uitgebreid met andere soorten ongewervelden, en ook met vissen). Het verzamelen van gedetailleerde ecologische en soortgerelateerde informatie (lengtemetingen, bepaling geslachten en/of leeftijden, ) behoort momenteel niet tot basispakket van het NDGP-programma, en wordt in het TOETS-protocol dan ook als optioneel voorgesteld. Toch is dergelijke informatie belangrijk, bijvoorbeeld voor het ontwikkelen van ecosysteemindicatoren. Op basis van de resultaten van TOETS lijkt het opnemen ervan binnen het NDGP-programma enkel haalbaar onder voorwaarde dat dit grondig kan worden aangepast. Dit betekent dus dat het werken met ongewervelden in een ideale situatie niet beperkt blijft tot het identificeren en sorteren van de organismen, het tellen van de aantallen per soort en het bepalen van de gewichten per soort, maar ook bestaat uit het noteren van lengtefrequenties en andere biologische gegevens. Om te compenseren voor de extra tijdsinvestering die het verzamelen van gegevens over een bredere waaier aan taxa in de teruggooi met zich mee brengt, kan het aantal bemonsterde slepen per reis beperkt worden. Anderzijds zou het aantal bemonsterde reizen drastisch moeten worden opgedreven om tegemoet te komen aan de Europese doelstelling die een coverage van 15% van de totale visserij-inspanning van elke nationale vloot beoogt voor de nabije toekomst, wat enkel mogelijk zal zijn mits het inzetten van een groter aantal zeegaande waarnemers. Tijdens de periode werd in België immers slechts 0.96% van de zeereizen bemonsterd (waarmee we het nog relatief goed doen in vergelijking met de andere Europese lidstaten, waar dit percentage typisch tussen de 0.15 en 0.5% bedraagt, zie ook hoofdstuk 4). Naast dit 109

110 alles zou ook tijd en mankracht vrijgemaakt moeten worden om de verzamelde gegevens te aggregeren in een (internationaal uitwisselbare) gegevensbank en om deze gegevens te verwerken en te valideren. Een eventuele uitbreiding van het NDGP in die zin, of het opstarten van aanvullende datacollectieprogramma s, zal bijgevolg de nodige financiële tegemoetkoming vereisen om de extra vereiste middelen en mankrachten te kunnen mobiliseren. In tweede instantie zullen de datacollectiemethoden van de verschillende Europese lidstaten inzake teruggooi (voor die lidstaten die het initiatief namen een dergelijke methodiek uit te werken) in de toekomst ook op elkaar moeten worden afgestemd, aangezien er nu nog aanzienlijke verschillen kunnen bestaan tussen deze protocols, en in een verder stadium ook tussen de resultaten die er het gevolg van zijn. Dit wordt onder meer geïllustreerd door Aarts & Van Helmond (2007) en Tjallingii et al (2008), maar hoeft niet noodzakelijk het geval te zijn (zoals bv. in Tamsett et al, 1999). Via het project TOETS investeerde België in een eigen methodiek waarbij informatie over aanvoer en teruggooi aan boord van commerciële schepen wordt verzameld door zeegaande waarnemers, maar het werk is nog niet gedaan. Er zal in de toekomst meer en beter moeten worden gelet op een optimale spreiding van het staalnameprogramma over de verschillende visgebieden waar de Belgische vloot actief is, en over de vier kwartalen. Het uiteindelijke ruimtelijk en temporeel design zal daarbij zo goed mogelijk de werkelijke verdeling van de visserij-inspanning over deze gebieden en periodes moeten benaderen. Aangezien de exacte locatie waar een individueel schip op een bepaald moment zal gaan vissen niet altijd lang op voorhand gekend is, en we voor het meezenden van waarnemers dus vaak tot op het laatste moment afhankelijk zijn van de strategie van de betrokken schipper, is een grote flexibiliteit van waarnemers én schippers vereist. Het is dan ook wenselijk dat er met zoveel mogelijk schippers een overeenkomst wordt bereikt om waarnemers te mogen meezenden, zodat de effectieve ruimtelijke spreiding van de vloot beter reflecteert in de dataset van bemonsterde reizen. Hierbij moeten uiteraard financiële vergoedingen worden voorzien voor de kosten en de last die zeegaande waarnemers aan boord van commerciële schepen met zich meebrengen. Momenteel is het aantal meewerkende schepen nog te beperkt, en mogelijk nog te veel op vrijwillige medewerking van reders gebaseerd. Een structurele overeenkomst met de reders kan hier een oplossing bieden. Verder mogen we ons niet blindstaren op het huidige staalnameprotocol, maar moet er ook verder worden onderzocht in hoeverre andere datacollectiemethoden kunnen worden ingevoerd als aanvulling op het programma van de zeegaande waarnemers. Daarbij wordt in eerste instantie gedacht aan een self-sampling 110

111 programma waarbij de vissers zelf teruggooi-stalen nemen en aanlanden voor verwerking in het labo. Er moet daarbij veel aandacht worden besteed aan het design van een dergelijk programma, zodat de resultaten ervan perfect vergelijkbaar zijn met de resultaten bekomen door zeegaande waarnemers. Onder die voorwaarde kan self-sampling leiden tot een aanzienlijke verbetering in het bestrijken van de ruimtelijke en temporele spreiding van de vissersvloot. Ook het implementeren van een video-monitoringssysteem, waarbij een camera gedurende het volledige tijdsverloop van een sleep de teruggooi op de transportband filmt vooraleer deze weer in zee verdwijnt, behoort tot de mogelijkheden die verder onderzocht dienen te worden Teruggooi in de Belgische boomkorvisserij Het Europees visserijbeleid streeft ernaar om tegen 2015 de beschikbare visstocks op een duurzame manier te exploiteren. Teruggooi is zowel ecologisch als economisch een verspilling van natuurlijke bronnen. Met de resultaten van het project TOETS wordt aangetoond dat de ongewenste bijvangst in de Belgische boomkorvisserij kan oplopen tot 75% van de totale vangst als ook de ongewervelden in rekening gebracht worden. Van de visvangst wordt gemiddeld één vierde (in gewicht) teruggegooid. Behalve commercieel oninteressante soorten, wordt ook veel ondermaatse vis en gequoteerde vis teruggegooid, een ongewenst neveneffect van wettelijke bepalingen. Teruggooi is een vorm van visserijmortaliteit die momenteel nog niet in rekening gebracht wordt in de stockramingen. Recent werden enkele eerste pogingen ondernomen om gegevens over de teruggooi van commerciële organismen mee op te nemen in de stockberekeningen (Breen & Cook, 2002; Dickey-Collas et al, 2007). De kwaliteit van de gegevens bleek hierbij cruciaal. De precisie van de stockramingen kan sterk afnemen wanneer simulaties uitgevoerd werden met teruggooigegevens die relatief veel ruis bevatten (Dickey-Collas et al, 2007). Anderzijds, wanneer goede informatie over additionele visserijmortaliteit, vb. ten gevolge van teruggooigedrag, geïncorporeerd wordt in de stockberekeningen kan dit leiden tot aangepaste, meer waarheidsgetrouwe stockramingen (Breen & Cook, 2002). Dit demonstreert de noodzaak om een precieze inschatting te krijgen van de teruggooi op vlootniveau. Voor de Belgische vloot is het noodzakelijk om in de toekomst meer schepen op te nemen in het monitoringsprogramma en een grotere ruimtelijke en temporele dekking van de visserijactiviteiten na te streven. 111

112 6.3. Sensibilisering van de sector De wetenschappers van ILVO-Visserij werken reeds geruime tijd nauw samen met vissers bij het zoeken naar oplossingen in verband met de problematieken van stijgende brandstofprijzen en de aanzienlijke milieu-impact van de boomkorvisserij (o.a. Polet et al, 2006; Depestele et al, 2008b, 2008c; Vanderperren, 2008). Ook tijdens het project TOETS bleek nog maar eens de betrokkenheid van de vissers bij de impact van de boomkor op het milieu en meer bepaald het aanzienlijk aandeel van de teruggooi binnen de totale vangst. De vissers zijn zich bewust van de negatieve effecten door teruggooigedrag voor zowel het milieu als voor het imago van de visserijsector en zijn vragende partij voor geschikte aanpassingen. De visserijsector staat echter onder een enorme economische druk door de historisch hoge brandstofprijzen (Polet et al, 2007) en is daarenboven sterk gebonden aan restrictieve beleidsmaatregelen inzake de omvang van de visvangst (quota, beperking in vaardagen, dagplafonds). Als reactie op zowel de economische als de ecologische knelpunten zijn vanuit de sector zelf belangrijke initiatieven gerezen met onder andere de oprichting van de werkgroep Alternatieve Boomkor waarbinnen technische aanpassingen aan het vistuig worden getest, verfijnd en gepromoot. Wat betreft technische aanpassingen aan de boomkor kan er dus zeker gesproken worden over een uitwisseling van informatie tussen de sector en de wetenschappers. Het huidige niveau van communicatie tussen beide partijen zal ongetwijfeld noodzakelijk blijken om tot een positieve evolutie in de ontwikkeling van een duurzame visserij te komen Teruggooi in het Europees Visserijbeleid De Europese Commissie stelt duidelijk dat teruggooi als een verspilling van natuurlijke rijkdommen aanzien wordt (European Commission, 2002). Daarom streeft het Europese Visserijbeleid naar een eliminatie van de teruggooi, of toch minstens een sterke reductie ervan, in alle visserijtakken. Als aanzet werd op mei 2008 een workshop georganiseerd door de Europese Commissie waarin over de mogelijke doelstellingen omtrent teruggooireductie geconsulteerd werd. De Nephrops- en boomkorvisserijen staan gekend om hun hoge teruggooipercentages en zullen, bij wijze van pilootproject, eerst aan maatregelen onderworpen worden. Voor de boomkorvisserij richt men zich in eerste instantie op de activiteiten in de Noordzee (ICES gebied IV) en het oostelijk deel van het Engels Kanaal (ICES gebied VIId), i.e. visgronden die ook voor de Belgische vloot van economisch belang zijn. De teruggooi wordt 112

113 er geschat op 70% in gewicht (European Commission, 2008a). De TOETS- resultaten, waarbij benthos en ongewervelden meegerekend worden in de vangst en teruggooi, tonen aan dat de totale teruggooi inderdaad kan oplopen tot 75%. Voor schol schat men de teruggooi op 50% in gewicht (European Commission, 2008a). Deze schatting ligt ruim boven de waarde die voor de Belgische vloot werd berekend (13%) maar sluit nauw aan bij de teruggooipercentages aan schol die berekend werden op basis van gegevens van de Nederlandse vloot (van Helmond & van Overzee, 2008). De Europese Commissie schuift als doelstelling naar voor om in een tijdspanne van zes jaar de totale teruggooi door de boomkorvisserij te reduceren van 70% tot 15%. Daarenboven wil men voor schol de teruggooi reduceren tot 15% in aantallen. Deze beoogde reductie mag gradueel gebeuren (zie Tabel 6.1) en de sector kan hierbij zelf invullen op welke manier de streefdoelen behaald zullen worden (i.e. target-based approach). Tabel 6.1 toont aan dat er streefdoelen werden vooropgesteld voor zowel gewichten als aantallen organismen, met een uiteindelijk percentage van teruggooi dat hoger is qua aantallen dan qua gewichten. Op basis van de resultaten van TOETS lijkt dit een tegenstrijdig gegeven (zie hoofdstuk 3). De experimenten met vangstvergelijking (BRP) tonen namelijk aan dat het gebruik van deze technische aanpassing vooral een effect heeft op de aantallen en minder op gewichten, aangezien het meestal de kleinere organismen zijn die uit het net kunnen ontsnappen. Op basis daarvan zou het logischer zijn dat de normen voor aantallen lager worden ingesteld dan voor gewichten. Tabel 6.1 Voorstel van Europese reductiedoelstellingen in totale teruggooi in de boomkorvisserij in ICES gebied IV en subgebied VIId om na een periode van zes jaar het maximale toegelaten teruggooi percentage (15%) te bereiken. Jaar Gewicht Aantallen startpunt 70% 80% Jaar 1 Jaar 2 40% 50% Jaar 3 35% 40% Jaar 4 25% 30% Jaar 5 20% 25% Jaar 6 15% 20% De boomkorvisserij is een niet-selectieve vorm van visserij en zal steeds gepaard blijven gaan met een aanzienlijke ongewenste bijvangst. Op basis van de resultaten van TOETS en eerdere projecten binnen ILVO-Visserij (Depestele et al, 2008a) kan gesteld worden dat het 113

114 onwaarschijnlijk is dat technische aanpassingen aan de boomkor alleen voldoende zullen zijn om de teruggooi tot een niveau van slechts 15% (of een selectiviteit van 85%) te brengen. Wanneer de voorgestelde maatregelen door Europa geïmplementeerd worden, zal dit belangrijke gevolgen hebben voor de Belgische vloot, die grotendeels boomkorvisserij beoefent en zeer actief is in de doelgebieden IV en VIId. Voor de opvolging van de teruggooihoeveelheden stelt de Europese Commissie dat voor elke lidstaat in de toekomst 15% (en na 2 jaar 10%) van alle visreizen (per métier) in aanwezigheid van minstens één waarnemer of monitoringapparatuur moeten bemonsterd worden. Op dit moment kost het Belgische NDGP monitoringprogramma reeds euro per jaar, met 2 zeegaande waarnemers en 1 wetenschapper. België bereikt hiermee een dekking van ongeveer 1% van de totale visserij-inspanning. Hoewel dit percentage reeds lichtjes hoger ligt dan bij andere EU lidstaten (bv. Nederland: 0.24%; van Helmond & van Overzee, 2008) moet ernaar gestreefd worden om nog meer verschillende zeereizen en vaartuigen te bemonsteren, aangezien de Belgische vissers over een heel breed geografisch gebied actief zijn en de huidige resolutie van bemonstering onvoldoende het complete werkveld beslaat. Het zal echter een sterke uitdaging zijn om de vooropgestelde dekking van 10% te behalen, wat voor België op dit ogenblik financieel irrealistisch lijkt. De theoretische optie om eventueel het aantal bemonsterde slepen te verminderen ten voordele van een stijgend aantal bemonsterde zeereizen/schepen en zo alvast de geografische dekking te vermeerderen is praktisch niet mogelijk doordat de Belgische vissers doorgaans vrij lange zeereizen maken en de waarnemer niet kan overstappen naar een ander schip. In het kader van de nieuwe DCR (Data Collection Regulation) zullen stappen worden ondernomen voor het uitwerken van een self-sampling programma, waarbij de vissers zelf stalen zullen nemen en/of de teruggooi helpen kwantificeren (cf doctoraatstudie S. Vandemaele). Een dergelijk scenario zou een toenadering zijn om het huidige monitoringsprogramma te intensiveren. Eventueel kunnen hieraan bepaalde voorwaarden en compensatieregelingen gekoppeld worden Huidige economische context Het hoge brandstofverbruik in combinatie met de hoge olieprijzen en de hoge ongewenste teruggooi die gepaard gaat met de boomkorvisserij plaatsen deze visserijvorm onder sterke economische en ecologische druk. Tijdens het verloop van het project TOETS werden door de visserijsector dan ook verscheidene acties ondernomen om de huidige knelpunten onder de 114

115 aandacht te brengen van het publiek en het beleid. Om de rentabiliteit van de vloot te herstellen, pleiten de Europese en Vlaamse overheden vooral voor een omschakeling naar energiezuinige en milieuvriendelijke vistechnieken en dus naar de ontwikkeling van een duurzamere sector. Met het oog op een reductie van de teruggooi in de boomkorvisserij, ondersteunen de resultaten van het project TOETS én de conclusies van de discussie tijdens de infonamiddag deze visie. Om een oplossing te bieden voor de teruggooiproblematiek is duidelijk een combinatie van maatregelen nodig, bestaande uit technische maatregelen zoals bijvoorbeeld getest tijdens het project TOETS, beleidsmaatregelen die de discrepantie in MLS en quota aanpakken tussen de belangrijkste doelsoorten, en een herstructurering van de vloot waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de (gedeeltelijke) omschakeling naar andere vangsten/of productiemethodes (dus ook toename van aquacultuur, zowel op land als in zee) en aan een ruimtelijke planning betreffende toegelaten technieken op bepaalde tijdstippen en/of visgronden Conclusies van het project TOETS was een kortstondig onderzoeksproject bedoeld (1) als aanzet tot de ontwikkeling van een geschikte methodologie voor het verzamelen van teruggooigegevens, (2) om een inschatting te maken van deze teruggooi (zowel vis als ongewervelden) door de Belgische boomkorvisserij en (3) van de potenties om teruggooi te reduceren met technische aanpassingen, en (4) om de visserijsector met concrete gegevens te informeren over de omvang en samenstelling van teruggooi door de Belgische vloot. Uit de resultaten van het project kan worden besloten dat: o momenteel gemiddeld een vierde van de Belgische vangsten uit teruggooi bestaat, met sterk wisselende gewichten, soortensamenstelling en lengtefrequentie-distributies. o het verzamelen van informatie over teruggooi een belangrijke meerwaarde betekent voor de inzichten die kunnen worden verworven over de impact van de boomkorvisserij op het mariene ecosysteem. o de implementatie van een staalname-methodiek voor het verzamelen van informatie over terugooi van vissen en ongewervelden aan boord van commerciële schepen een aanzienlijke extra belasting betekent voor de zeegaande waarnemers, waarbij enkele praktische knelpunten dienen te worden weggewerkt. 115

116 o technische aanpassingen aan de boomkor een groot potentieel bieden tot de reductie van de teruggooi (vooral BRP, bijkomende tests nodig voor SMCE), maar dat die reductie eerder van toepassing is op aantallen en minder op gewichten. o de sector zich bewust is van de teruggooiproblematiek, zoals aangetoond door eigen initiatieven en de bereidheid tot samenwerking met het ILVO. 116

117 Referenties Aarts, G.M. & A.T.M. van Helmond (2007) Discard sampling of Plaice (Pleuronectes platessa) and Cod (Gadus morhua) in the North Sea by the Dutch demersal fleet from 2004 to IMARES-report C120/07, Ijmuiden, The Netherlands. Alverson, D.L., Freeberg, M.H., Murawski, S.A. & J.G. Pope, A global assessment of fisheries bycatch and discards. FAO Fisheries Technical Paper, 339. Rome, Italy. Alverson, D.L., Discarding practices and unobserved fishing mortality in marine fisheries: an update. Report prepared for the NMFS. Washington Sea Grant Publication WSG Seattle, USA, Washington Sea Grant. Borges, L., Rogan, E. & R. Officer, Discarding by the demersal fishery in the waters around Ireland. Fisheries Research, 76:1-13. Catchpole, T.L., Tidd, A.N., Kell, L.T., Revill, A. S. & G. Dunlin, The potential for new Nephrops trawl designs to positively effect North Sea stocks of cod, haddock and whiting. Fisheries Research, 86: Clarke, K.R. & R.N. Gorley, PRIMER v5: user manual/tutorial. PRIMER-E., Plymouth Marine Laboratory, U.K., 91pp. Davis, M.W., Key principles for understanding fish bycatch discard mortality. Can. J. Fish. Aquat. Sci., 59: Dekker, W. & O. Van Keeken, Bemonstering van scholdiscards door de visserijsector in 2004 en IMARES-report C039/06, Ijmuiden, The Netherlands. Depestele, J., Polet, H., Van Craeynest, K. & S. Vandendriessche, 2008a. A compilation of length and species selectivity improving alterations to beam trawls. Instituut voor Landbouw en Visserij-onderzoek, Sectie Technisch Visserijonderzoek, Oostende, Belgium. 56 pp. 117

118 Depestele, J., Courtens, W., Degraer, S., Derous, S., Haelters, J., Hostens, K., Moulaert, I., Polet, H., Rabaut, M., Stienen, E. & M. Vincx, 2008b. WaKo: Evaluatie van de milieu-impact van WArrelnet- en boomkorvisserij op het Belgisch deel van de Noordzee: Eindrapport. ILVO-Visserij, Oostende, België, 185 pp. Depestele, J., Stouten, H., Van Craeynest, K., Vanderperren, E. & H. Polet, 2008c. Resultaten Project Alternatieve Visserij. Eindrapport Project nr. VIS/02/B/07/DIVb. Studie uitgevoerd met financiële steun van de Vlaamse Gemeenschap en de Europese Commissie (FIOV). Promotor: Rederscentrale N.V., 54 pp. De Veen, J.F. & W.F. Rodenburg, Discarding in the Dutch sole fisheries in 1969 and ICES C.M. 1971/B:11. Dickey-Collas, M., Pastoors, M.A. & O.A. van Keeken, Precisely wrong or vaguely right: simulations of noisy discard data and trends in fishing effort being included in the stock assessment of North Sea plaice. ICES Journal of Marine Science, 64: Enever, R., Revill, A. & A. Grant, Discarding in the English Channel, Western approaches, Celtic and Irish Seas (ICES subarea VII). Fisheries Research, 86: European Commission, Communication from the commission to the council and the European market. On a Community Action Plan to reduce discards of fish. COM(2002)656, Brussels, 22 pp. European Commission, Council Regulation (EC) No 136/2007 of 23 February Official Journal of the European Union. European Commission, 2008a. Commission non-paper. On the implementation of the policy to reduce unwanted by-catch and eliminate discards in European fisheries. Brussels, Belgium, 13 pp. European Commission, 2008b. Council Regulation (EC) No 199/2008 of 25 February 2008 concerning the establishment of a Community framework for the collection, management and 118

119 use of data in the fisheries sector and support for scientific advice regarding the Common Fisheries Policy. Official Journal of the European Union, L60, Brussels, Belgium, 12 pp. FAO, Report on the Technical Consultation on Reduction of Wastage in Fisheries. Tokyo, Japan, 28 October 1 November FAO Fisheries Report, 547. Rome, Italy. FAO, Re-estimating discards in the world s marine capture fisheries. In: The state of world fisheries and aquaculture. Report FAO Fisheries Department, Rome, Italy, p Fonteyne, R. & H. Polet, Reducing the benthos by-catch in flatfish beam trawling by means of technical modifications. Fisheries Research, 55: Froese, R. & D. Pauly, Fishbase. World Wide Web electronic publication version (06/2008). Hall, M.A., Alverson, D.L. & K.I. Metuzals, K.I., By-catch: problems and solutions. Marine Pollution Bulletin, 41: Hayward, P.J. & J.S. Ryland, Handbook of the marine fauna of North-West Europe. Oxford University Press, U.K., 800 pp. Jennings, S., Kaiser, M.J. & Reynolds, J.D., Marine Fisheries Ecology. Blackwell Science, Oxford, England. Kaiser, M.J. & B.E. Spencer, Survival of by-catch from a beam trawl. Marine Ecology Progress Series 126, pp Kelleher, K., Discards in the world s marine fisheries: an update. FAO Fisheries Technical Paper, 470. Food and Agriculture Organization of the United Nations, Rome, Italy. Lapithovsky, V.V., Survival rates of rays discarded by the bottom trawl squid fishery off the Falkland Islands. Fishery Bulletin, 102:

120 Lindeboom, H.J. & S.J. de Groot, Impact-II: The effects of different types of fisheries on the North Sea and Irish Sea benthic ecosystems. NIOZ-rapport, 1998(1). Netherlands Institute for Sea Research, Den Burg, Texel, The Netherlands, pp Nijsen, H. & S.J. de Groot, De vissen van Nederland. Uitgave Natuurhistorische bibliotheek van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht, Nederland, 214 pp. Polet, H., Depestele, J., Vanderperren, E., Buyvoets, E., Vanden Berghe, C. & N. Vancraeynest, Projectverslag SDVO project "Tweelingboomkor" en SDVO project "Alternatieve boomkor". Tussentijds rapport. Studie uitgevoerd met financiële steun van de Stichting Duurzame Visserijontwikkeling vzw. Interim project report, Instituut voor Landbouw en Visserij Onderzoek, Oostende, België. Polet, H., Depestele, J., Vanderperren, E., Van Craeynest, K., Stouten, H. & B. Verschueren, Is there a way out for the beam trawler fleet with rising fuel prices? Paper prepared for the 2007 ICES Annual Science Conference, September 2007, Helsinki, Finland. ICES CM 2007/ M:06. Quirijns, F.J. & N. Hintzen, Effect van de maaswijdte op de vangstsamenstelling in de boomkorvisserij. Rapport IMARES C122/07, Ijmuiden, Nederland, 47pp. Revill, A.S. & S. Jennings, The capacity of benthos release panels to reduce the impacts of beam trawls on the benthic communities. Fisheries Research, 75: Revill, A., Wade, O. & K. Marris, Square mesh cod ends in combination with square mesh release panels (SW beam trawl fisheries). Final report (version 3), CEFAS, Lowestoft, U.K., 34 pp. Rochet, M.J. & V.M. Trenkel, Factors for the variability of discards: assumptions and field evidence. Canadian Journal of Fisheries and Aquatic Sciences, 62:

121 Rodriguez-Cabello, C., Fernandez, A., Olaso, I. & F. Sanchez, Survival of smallspotted catshark (Scyliorhinus canicula) discarded by trawlers in the Cantabrian Sea. Journal of the marine biological association of the United Kingdom, 85: Storbeck, F. & M.A. Pastoors, Discards van de Nederlandse kottervloot in de periode juli 1999 t.e.m. juni RIVO Report C006/02. Stratoudakis, Y., Fryer, R.J. & R.M. Cook, Discarding practices for commercial gadoids in the North Sea. Canadian Journal of Fisheries and Aquatic Sciences, 55: Tamsett, D., Janacek, G. & Emberton, M., A comparison of methods for onboard sampling of discards in commercial fishing. Fisheries Research, 42: Tjalingii, F., van Helmond, E. & van Keeken, O Overview of demersal discard samling programmes in the Netherlands. Van Beek, F.A., Discarding in the Dutch beam trawl fishery. ICES C.M. 1998/BB:5. Vanderperren, E., Outrigger II: Introductie van bordenvisserij in de boomkorvloot met het oog op brandstofbesparing. Wetenschappelijk eindrapport ILVO-Visserij, Oostende, België, 94 pp. van Helmond, A.T.M. & H.M.J. van Overzee, Discard sampling of the Dutch beam trawl in CVO Report n , Ijmuiden, The Netherlands, 46 pp. Van Keeken, O.A., Discard sampling of the Dutch beam trawl fleet in IMARES Report n C061/06, Ijmuiden, The Netherlands. Van Keeken, O.A., Poos, J.J. & M.A. Pastoors, Discard sampling of the Dutch beam trawl fleet in CVO Report n 04/010, Ijmuiden, The Netherlands. Van Keeken, O.A. & M.A. Pastoors, Discard sampling of the Dutch beam trawl fleet in CVO Report n 04/024, Ijmuiden, The Netherlands. 121

122 Van Keeken, O.A. & M.A. Pastoors, Discard sampling of the Dutch beam trawl fleet in CVO Report n 05/006, Ijmuiden, The Netherlands. Verenigde Naties, Rapport van de Conferentie van de Verenigde Naties inzake Duurzame Ontwikkeling, 2-4 september Publicaties van de Verenigde Naties. Vestergaard, N., Discard behaviour, highgrading and regulation: the case of the Greenland shrimp fishery. Marine Resource Economics, 11: Vigneau, J., Working document on raising procedures for discards: sampling theory. In: ICES-PGCCDBS-2006 report of the Planning Groups on Commercial Catch, Discards and Biological Sampling. Rostock, Germany, pp

123 Lijst van figuren Figuur 1.1. Schema van de vier projectonderdelen en de gebruikte data voor elk onderdeel. Figuur 2.1. Ruimtelijke distributie van de Belgische boomkorvloot aan de hand van VMSdata. Figuur 2.2. Geografische posities van de slepen die werden bemonsterd in het kader van het project TOETS. Blauwe bolletjes geven slepen weer die tijdens specifieke TOETS-reizen werden bemonsterd door een TOETS-medewerker, rode bolletjes coderen voor slepen die door zeegaande waarnemers van het ILVO werden bemonsterd wanneer ze reeds aan boord waren in het kader van het NDGP. Figuur 2.3. Twee scenario s in verband met de locatie van de verwerking van teruggooistalen. Figuur 2.4. Visuele voorstelling van het TOETS-protocol voor het nemen en verwerken van teruggooistalen aan boord van comerciële boomkorvaartuigen. Figuur 3.1. Foto van een boomkornet waarbij het verschil tussen een gedeelte bestaande uit vierkante mazen en een gedeelte bestaande uit klassieke ruitvormige mazen duidelijk zichtbaar is. Figuur 3.2. Links: voorzijde van de oorspronkelijke vierkantemazenkuil; Rechts: vervormde mazen na reis 1. Figuur 3.3. Schematische voorstelling van de 2 types kuilen met vierkante mazen gebruikt tijdens het project. Figuur 3.4. Schematische voorstelling van de positie van een BRP in een boomkornet (boven) en de 2 types BRP die werden getest in het kader van TOETS. Figuur 3.5. Kaart met de coördinaten van de uitgevoerde slepen in het kader van het testen van technische aanpassingen: blauw = reis 1, rood = reis 2, oranje = reis 3. Figuur 3.6. Schema van de werkwijze aan boord bij de analyse van de vangst. Figuur 3.7. Taartdiagrammen met de samenstelling van de vangst in de standaard boomkor en de experimentele boomkor, voor zowel de ongewervelden als de vis in de teruggooi. Figuur 3.8. Box plot die de verschillen aantoont tussen standaard en experimentele boomkor betreffende de aantallen ongewervelden en vissen in de teruggooi. Figuur 3.9. Scatterplots van het % reductie in aantallen per sleep voor de soorten Asterias rubens, Crossaster papposus, Astropecten irregularis en het totaal aantal ongewervelden in de teruggooi. 123

124 Figuur Box plots die de verschillen aantonen tussen standaard en experimentele boomkor betreffende de gewichten van de commerciële fractie, inert materiaal, ongewervelden en vissen in de teruggooi, en van een selectie van de aangevoerde soorten. Figuur Schematische voorstelling van de secundaire neteffecten opgetreden tijdens de experimenten met het BRP. Figuur Scatterplots van het percentage reductie in gewichten per sleep voor de soorten Pecten maximus en Astropecten irregularis, en voor de totale gewichten van de commerciële en inerte fractie. Figuur Lengte-frequentiedistributies van Asterias rubens, Crossaster papposus, Astropecten irregularis, Pecten maximus en Solea solea. Figuur MDS plot gebaseerd op de samenstelling van de teruggooi, met een duidelijke groepering van de slepen per visgebied. Figuur Taartdiagrammen met de samenstelling van de teruggooi (zowel ongewervelden als vis) uit de standaard boomkor en de experimentele boomkor in de Seinebaai, rond de Kanaaleilanden en in de Owers. Figuur Box plots die de verschillen aantonen tussen standaard en experimentele boomkor betreffende de aantallen ongewervelden en vissen in de teruggooi voor de 3 visgronden. Figuur Box plots die de verschillen aantonen tussen standaard en experimentele boomkor betreffende de gewichten van de commerciële fractie, inert materiaal, ongewervelden en vissen in de teruggooi, en van een selectie van de aangevoerde soorten. Figuur Lengte-frequentiedistributies van Solea solea, Pecten maximus, Limanda limanda en Pleuronectes platessa voor de 3 bezochte visgebieden. Figuur 4.1. Regressieplot voor de log-getransformeerde teruggooi gewichten (log(discards)) en log-getransformeerde commerciële aanvoergewichten (log(landings)) per sleep. De regressielijn duidt een significant positief verband aan tussen de twee variabelen. De 95% betrouwbaarheidsgrenzen voor de regressielijn zijn aangegeven in het zwart. De 95% betrouwbaarheidsgrenzen voor de voorspelde waarden zijn aangegeven in het blauw. Figuur 4.2. Gemiddelde soortensamenstelling (verdeling op basis van gewichtspercentages) van de teruggooifractie tijdens een zeereis door Belgische boomkorvaartuigen (gemiddeld over geïnventariseerde zeereizen in de periode ). Figuur 4.3. Boxplots per zeereis voor teruggooigewichten per sleep. De teruggooigewichten variëren het sterkst tussen schepen en vervolgens tussen de invididuele vangsten binnen een zeereis. 124

125 Figuur 4.4. Lengte-frequentie distributie (aantal gevangen individuen per grootte (cm) klasse) voor tong Solea solea. Teruggegooide individuen zijn weergegeven in rood, aangevoerde individuen zijn weergegeven in blauw. Figuur 4.5. Lengte-frequentie distributie (aantal gevangen individuen per grootte (cm) klasse) voor schol Pleuronectes platessa. Teruggegooide individuen zijn weergegeven in rood, aangevoerde individuen zijn weergegeven in blauw. Figuur 4.6. Lengte-frequentie distributies (aantal gevangen individuen per grootte (cm) klasse) voor schol Pleuronectes platessa, uitgesplitst per ICES vissector. Teruggegooide individuen zijn weergegeven in rood, aangevoerde individuen zijn weergegeven in blauw. Figuur 4.7. Lengte-frequentie distributie (aantal gevangen individuen per grootte (cm) klasse) voor kabeljauw Gadus morhua. Teruggegooide individuen zijn weergegeven in rood, aangevoerde individuen zijn weergegeven in blauw. Figuur 4.8. Lengte-frequentie distributies (aantal gevangen individuen per grootte (cm) klasse) voor zwarte zeeduivel Lophius budegassa. Teruggegooide individuen zijn weergegeven in rood, aangevoerde individuen zijn weergegeven in blauw. Figuur 4.9. Lengte-frequentie distributies (aantal gevangen individuen per grootte (cm) klasse) voor zeeduivel Lophius piscatorius. Teruggegooide individuen zijn weergegeven in rood, aangevoerde individuen zijn weergegeven in blauw. Figuur Lengte-frequentie distributies (aantal gevangen individuen per grootte (cm) klasse) voor schelvis Melanogrammus aeglefinus. Teruggegooide individuen zijn weergegeven in rood, aangevoerde individuen zijn weergegeven in blauw. Figuur Lengte-frequentie distributies (aantal gevangen individuen per grootte (cm) klasse) voor heek Merluccius merluccius. Teruggegooide individuen zijn weergegeven in rood, aangevoerde individuen zijn weergegeven in blauw. Figuur Lengte-frequentie distributies (aantal gevangen individuen per grootte (cm) klasse) voor wijting Merlangius merlangus. Teruggegooide individuen zijn weergegeven in rood, aangevoerde individuen zijn weergegeven in blauw. Figuur Geschatte teruggooi gewichten (in ton) op populatieniveau voor de diverse strata (1 tot en met 56) berekend op basis van het gekend totaal aantal vangsten per stratum (by haul) en op basis van de gekende totale aanvoergewichten per stratum (by ratio). Figuur Geschatte aanvoergewichten (in ton) op populatieniveau voor de diverse strata (1 tot en met 56) berekend op basis van het gekend totaal aantal vangsten per stratum (by haul) versus de officieel opgegeven aanvoergewichten (official). 125

126 Figuur 5.1. Voor- en achterzijde van de uitnodiging voor de infonamiddag georganiseerd binnen het kader van het project TOETS. Figuur 5.2. Aankondiging van de infonamiddag via het e-zine van het VLIZ. 126

127 Lijst van tabellen Tabel 2.1. Overzicht van de zeereizen met bemonstering van teruggooi in het kader van het project TOETS. Tabel 3.1. Overzicht van de zeereizen uitgevoerd in het kader van het testen van technische aanpassingen aan de boomkor. Tabel 3.2. Effecten van het gebruik van een BRP op de aantallen per soort, met aanduiding van het aantal slepen, de mediaan, het % slepen waarin een reductie werd waargenomen en een mediaan % verschil in aantallen. Tabel 3.3. Effecten van het gebruik van een BRP op de gewichten per soort of fractie, met aanduiding van het aantal slepen, de mediaan, het percentage slepen waarin een reductie werd waargenomen en een mediaan percentage verschil in gewichten. Tabel 3.4. Per bezocht visgebied, de effecten van het gebruik van een BRP + SMCE op de aantallen per soort of fractie, met aanduiding van het aantal slepen, de mediaan, het % slepen waarin een reductie werd waargenomen en een mediaan % verschil in gewichten. Tabel 3.5. Effecten van het gebruik van een BRP + SMCE op de gewichten per soort of fractie, met aanduiding van het aantal slepen, de mediaan, het % slepen waarin een reductie werd waargenomen en een mediaan % verschil in gewichten. Tabel 4.1. Variantie componenten volgens lineaire mixed-effects modellering door REML van de totale (alle vissoorten samen) teruggooi en aanvoer gewichten per CPUE. Tabel 4.2. Gemiddelde aanvoer- en teruggooilengte (cm) per jaar voor acht commerciële vissoorten. Tabel 4.3. Geschatte totale teruggooi-gewichten en varianties per stratum, berekend volgens (a) het gekend aantal vangsten ( by haul ) en (b) in verhouding tot de gekende aanvoer ( by ratio ). Tabel 4.4. Geschatte totale aanvoergewichten en varianties per stratum, berekend volgens het gekend aantal vangsten, en de officieel gemelde aanvoer gewichten per stratum. Tabel 5.1. Lijst van aanwezigen / ingeschrevenen van de infonamiddag. Tabel 6.1. Voorstel van Europese reductiedoelstellingen in totale teruggooi in de boomkorvisserij in ICES gebied IV en subgebied VIId om na een periode van zes jaar het maximale toegelaten teruggooi percentage (15%) te bereiken. 127

128 Bijlagen 1 Logboek TOETS 2 Fotoboek TOETS 3 Soortenlijst van alle waargenomen diersoorten in discards én commerciële vangst tijdens de TOETS-reizen. 4 Tabel - Dekkingsgraad van de monitoring in het kader van NDGP 5 Linear mixed-effects model fit voor log-getransformeerde teruggooi-gewichten 6 Linear mixed-effects model fit voor log-getransformeerde commerciële aanvoergewichten 7 Posters VLIZ jongerencontactdag 8 Presentatie D. Anseeuw, Europese Workshop Discards, Brussel 9 Presentatie Infonamiddag resultaten TOETS 10 Presentatie Infonamiddag belang van benthos in onderzoek naar teruggooi 11 Presentatie Infonamiddag de rol van vissers in onderzoek naar teruggooi 12 Presentatie Infonamiddag de stand van zaken betreffende teruggooi-reducerende maatregelen) 13 Folder met een samenvatting van de resultaten van TOETS 128

129 BIJLAGE 1: Logboek TOETS: gegevens in te vullen per zeereis, per sleep en per soort Gegevens in te vullen per zeereis: Naam waarnemer: Vaartuig: Datum, uur en haven van vertrek: Datum, uur en haven van aankomst: Naam: schipper en bemanning Soort vistuig: Opstelling: sortering vangst/bijvangst aan boord: Opmerkingen: 129

130 Gegevens per sleep: Campagne: Station: Datum: Configuratie: Sleepnummer: Uur-begin: Pos.-begin: NB OL Uur-einde: Pos.-einde: NB OL Visgrond(en): Sleepsnelheid: kn Sleeprichting: Tij: in - dwars -met Tijsnelheid: kn Tijrichting: Windrichting: Windsnelheid: BF Golfhoogte: m Bewolking: /8 Watertemperatuur: C Kabellengte: m Licht: Watt/m of licht - schemer - donker Diepte: m Reliëf bodem : vlak - kleine ravels - grote ravels Veel Stenen - Schelpen - Zeesterren - Slangsterren - Haar - Zeewier Bodemhardheid: Zacht - Medium - Hard Gewicht ruwe vangst: kg Gewicht stenen en inert materiaal: Schatting fractie vlak na binnenhalen sleep: kg Gewicht stenen en inert materiaal: Restfractie na soortenselectie: kg Opmerkingen: 130

131 Tijdsindicaties TOETS: Sleepnr. Bak Per sleep: staalnametijd: Per bak: sorteertijd: Per bak: tijd voor wegen: Per bak: tijd voor meten: 131

132 132

133 133

134 BIJLAGE 2: Fotoboek van de ongewervelden in de teruggooi van Belgische boomkorvaartuigen Vanuit een wetenschappelijk oogpunt kan een incorporatie van ongewervelden in de kwantificatie van de teruggooi binnen het Nationaal Dataverwervingsprogramma (NDGP) enkel worden toegejuicht. Zoals in de algemene discussie (hoofdstuk 6) werd vermeld, worden echter een aantal praktische knelpunten verwacht, waaronder een gebrek aan kennis van de ongewervelde fauna bij actieve zeegaande waarnemers. Omdat wetenschappelijke determinatiewerken doorgaans zeer gespecialiseerd en voor deze mensen weinig toegankelijk zijn, werd het initiatief genomen tot het opstellen van een gebruiksvriendelijk fotoboek. Dit boek is gebaseerd op bestaande foto s (ofwel uit eigen huis of van een betrouwbare internetbron; copyrights en bronnen werden indien mogelijk vermeld) en determinatiekenmerken uit gespecialiseerde handboeken (bv. Nijsen & de Groot, 1987; Hayward & Ryland, 1996). Daarbij werd steeds getracht om specifieke kenmerken te omschrijven zonder gespecialiseerd wetenschappelijk taalgebruik en om kenmerken te selecteren die met het blote oog te onderscheiden zijn. Het voorliggende fotoboek omvat voorlopig enkel de voornaamste soorten(groepen) die werden aangetroffen in teruggooimonsters die werden ingezameld ten behoeve van het TOETS-project. Het moet dus duidelijk zijn dat dit boek verre van volledig is en dient te worden opgevat als een intern werkdocument dat tijdens toekomstig onderzoek verder zal worden aangevuld. Naast het uitbreiden van de soortenlijst van ongewervelden, is het tevens de bedoeling om in de toekomst een gelijkaardig overzicht samen te stellen van de aangetroffen vissoorten. Ondanks de vooropgestelde gebruiksvriendelijkheid van het document, is er toch enige duiding nodig vooraleer er op zee of in het labo mee aan de slag kan gegaan worden. Daarom is er overleg nodig met de doelgroep van gebruikers zodat een consensus wordt bereikt over het gehanteerde detail van determinatie en de interpretatie van de kenmerken (bv. onderscheid tussen de verschillende genera en soorten spinkrabben en hooiwagenkrabben), bij voorkeur door het gebruik van oefenmateriaal. Daarnaast moeten onderstaande opmerkingen meer duidelijkheid bieden over de gebruikte procedure bij het identificeren van ongewervelden in teruggooimonsters. 134

135 Opmerkingen bij het fotoboek Bij deze werkomschrijving wordt uitgegaan van een gesorteerd (per soort of soortengroep) teruggooimonster, waarbij enkel nog de ongewervelden moeten worden gedetermineerd, geteld, gewogen en eventueel gemeten. o Een eenvoudige determinatie van de organismen is slechts voor een beperkt aantal groepen mogelijk tot op soortniveau. Zo worden bijvoorbeeld sponzen, anemonen, de meeste borstelwormen, zeenaaktslakken, zeekomkommers en zakpijpen onderscheiden aan de hand van kenmerken die onmogelijk met het blote oog kunnen worden geëvalueerd, of die niet meer zichtbaar zijn wanneer de organismen boven water worden gehaald. Deze organismen worden gegroepeerd op een hoger taxonomisch niveau. o In het fotoboek worden belangrijke determinatiekenmerken extra in de verf gezet door het gebruik van pijltjes en tekstvlakken bij de foto s. Belangrijke visuele kenmerken zoals grootte en kleur zijn enkel betrouwbaar als kenmerk indien ze expliciet staan vermeld. Groottes zijn namelijk sterk afhankelijk van de ontwikkelingsgraad van de organismen (soms wordt wel de maximale grootte vermeld), terwijl kleur bij veel soorten sterk kan variëren afhankelijk van de voeding, de gemoedstoestand van het dier, het geslacht en de geografische situering van een bepaalde populatie (ter illustratie zie de kleurvariatie bij Echinus esculentus). Ook het gebruik van bepaalde bewaarvloeistoffen (bv. formol en ethanol) bij individuen die later op naam zullen worden gebracht, kan een belangrijke invloed hebben op de kleur. In dergelijke gevallen is het veiliger om een determinatie te baseren op objectieve morfologische kenmerken. o Soorten die niet in het fotoboek vermeld staan of waarbij twijfel bestaat over de identiteit, dienen te worden opgeslagen in plastic zakken (diepvries of op ijs) of potten (bij voorkeur in ethanol) voor verificatie in het labo. Daarbij moet elk specimen nauwkeurig worden gelabeld zodat ze kunnen worden gelinkt met een bepaalde sleep of eventueel andere individuen van dezelfde soort die niet werden bewaard. Korte nota s, beschrijvingen aan boord en foto s kunnen erg nuttig zijn voor een latere determinatie aan wal. 135

136 o Voor het opmeten van ongewervelde organismen (meestal enkel mogelijk bij detailstudies want zeer arbeidsintensief, zie hoofdstuk 2), werden bij elke soortengroep de benodigde parameters vermeld. Bij slangsterren wordt bijvoorbeeld de schijfdiameter bepaald, terwijl bij slakken de totale hoogte van het slakkenhuis als lengteparameter wordt gehanteerd. o In het voorlopige fotoboek werden heel wat foto s verwerkt die van diverse websites werden ontleend. Het is vooralsnog een intern werkdocument dat niet voor publicatie of publieke verspreiding in aanmerking komt, en in zijn huidige vorm enkel door de zeegaande waarnemers van het ILVO gebruikt mag worden. Op termijn zullen alle afbeeldingen worden vervangen door eigen fotomateriaal. In dit rapport werden slechts enkele voorbeeld-pagina s opgenomen die volledig werden geïllustreerd met eigen fotomateriaal ( Hans Hillewaert & Kelle Moreau) en figuren uit Hayward & Ryland (1995). 136

137 137

138 138

139 139

140 BIJLAGE 3 : Soortenlijst van alle waargenomen diersoorten in discards én commerciële vangst tijdens de TOETS-reizen. Nummer zeereis a 5b 5c ICES-gebied IVb VIId IVc VIIf VIId VIIe VIId Data sponzen ('broodtype') Porifera sp. x x x x x x sponzen ('geweitype') Porifera sp. x x x kwallen Scyphozoa sp. # sp # sp # sp # sp # sp # sp # sp Dodemansduim Alcyonium digitatum x x x x x x x Symbiontische Zeeanemoon Adamsia carciniopados x x x x x anemonen Alcyonaria sp. # sp # sp # sp # sp # sp # sp # sp Fluwelen Zeemuis Aphrodita aculeata x x x x x x Gewone Zeerups Lepidonotus clava x zeeduizendpoot sp. Nereis sp. x x borstelworm sp. Nephtys caeca x Perkamentkokerworm Chaetopterus variopedatus x borstelworm sp. Hyalinoecia tubicola x Zandkokerworm Sabellaria alveolata x borstelwormen Polychaeta sp. # sp # sp # sp # sp # sp # sp # sp schaalhoren sp. Propilidium exiguum x Priktolhoren Calliostoma zizyphinum x Muiltje Crepidula fornicata x x x x Stekelhoren Ocenebra erinacea x Wulk Buccinum undatum x x x x x x x Noordhoren Neptunea antiqua x x zeenaaktslakken Nudibranchia sp. # sp # sp # sp # sp Europese Bootschelp Scaphander lignarius x Marmerschelp Glycymeris glycymeris x x x x x Paardenmossel Modiolus modiolus x x Smalle Otterschelp Lutraria angustior x x Ovale Zonneschelp Gari depressa x x Grote Mantel Pecten maximus x x x x X x Wijde Mantel Aequipecten opercularis x x x x x X x Bonte Mantel Chlamys varia x Tijgerpels Palliolum tigerinum x Noordkromp Arctica islandica x x Gedoornde Hartschelp Acanthocardia echinata x Grote Hartschelp Acanthocardia aculeata x Noorse Hartschelp Laevicardium crassum x x x x Groot Tafelmesheft Ensis siliqua x Amerikaanse Zwaardschede Ensis directus x x Gewone Zeekat Sepia officinalis x x x x x x Dwerginktvis Sepiola atlantica x x x x Gewone Pijlinktvis Loligo vulgaris x x x x x x x Noordse Pijlinktvis Loligo forbesii x x Dwergpijlinktvis Allotheutis subulata x Kromme Pijlinktvis Todaropsis eblanae x Achtarm Octopus vulgaris x x x x x x garnaal sp. Eualus gaimardii x 28/10-08/11/07 17/12-20/12/07 02/01-06/01/08 18/01-27/01/08 13/03-16/03/08 16/03-20/03/08 20/03-25/03/08 140

141 Nummer zeereis a 5b 5c ICES-gebied IVb VIId IVc VIIf VIId VIIe VIId Data garnalen/steurgarnalen # sp # sp # sp # sp # sp # sp # sp Gezaagde Steurgarnaal Palaemon serratus x steurgarnaal sp. Pandalus propinquus x x steurgarnaal sp. Dichelopandalus bonnieri x Grijze Garnaal Crangon crangon x x Zeekreeft Homarus gammarus x x x x x x heremietkreeft sp. Pagurus bernhardus x x x x x x x Augustinuskrab Lithodes maja x oprolkreeft sp. Munida rugosa x oprolkreeft sp. Galathea dispersa x x x x x x oprolkreeft sp. Galathea intermedia x x x Blauwgestreepte Springkrab Galathea strigosa x x Porseleinkrabbetje Pisidia longicornis x x x x x x Harig Porseleinkrabbetje Porcellana platycheles x x x x Wolkrab Dromia personata x x Kleine Kiezelkrab Ebalia cranchii x Gewone Spinkrab Hyas araneus x x x x x x Rode Spinkrab Hyas coarctatus x x x x x x Gestekelde Sponspootkrab Inachus dorsettensis x x x x x x Gladde Sponspootkrab Inachus phalangium x x x x Gewone Hooiwagenkrab Macropodia rostrata x x x x x x x Sikkelhooiwagenkrab Macropodia linaresi x Krombekhooiwagenkrab Macropodia deflexa x Grote Hooiwagenkrab Macropodia tenuirostris x x x x x spinkrab sp. Pisa tetraodon x Gebochelde Spinkrab Pisa armata x x x x Grote Spinkrab Maja squinado x x x x x x Cirkelronde Krab Atelecyclus rotundatus x x x x x x Noordzeekrab Cancer pagurus x x x x x x x Fluwelen Zwemkrab Necora puber x x x x x x Gewimperde Zwemkrab Liocarcinus arcuatus x x x x x zwemkrab sp. Liocarcinus corrugatus x x x Blauwpootzwemkrab Liocarcinus depurator x x x x x x x Gewone Zwemkrab Liocarcinus holsatus x x x x x x x Gemarmerde Zwemkrab Liocarcinus marmoreus x x x x x x x Kleine Zwemkrab Liocarcinus pusillus x x x x zwemkrab sp. Macropipus tuberculatus x x x x Strandkrab Carcinus maenas x Erwtenkrabbetje Pinnotheres pisum x x x x x krab sp. Xantho pilipes x x x x eendenmossel sp. Scalpellum scalpellum x Haarster Antedon bifida x Brokkelster Ophiothrix fragilis x x x x x x Gewone Slangster Ophiura ophiura x x x x Kleine Slangster Ophiura albida x x x x x slangster sp. Ophiopholis aculeata x Kamster Astropecten irregularis x x 28/10-08/11/07 17/12-20/12/07 02/01-06/01/08 18/01-27/01/08 13/03-16/03/08 16/03-20/03/08 20/03-25/03/08 141

142 Nummer zeereis a 5b 5c ICES-gebied IVb VIId IVc VIIf VIId VIIe VIId Data zeester sp. Luidia ciliaris x x x x zeester sp. Luidia sarsi x x zeester sp. Porania pulvillus x x Ganzenpootje Anseropoda placenta x x x x x Zonnester Crossaster papposus x x x x x x x Negenvoeter Solaster endeca x zeester sp. Henricia sanguinolenta x x x x zeester sp. Henricia oculata x x x x Gewone Zeester Asterias rubens x x x x x x x zeester sp. Leptasterias muelleri x Ijszeester Marthasterias glacialis x x x x zeester sp. Stichastrella rosea x x zeester sp. Hippasteria phrygiana x Gewone Zee-egel Psammechinus miliaris x x x x x x x Eetbare Zeeappel Echinus esculentus x x x x Zeeboontje Echinocyamus pusillus x Purperen Zeeklit Spatangus purpureus x x x x x x x Hartegel Echinocardium cordatum x x x zeekomkommers Holothuroidea sp. x x x zakpijpen Coelenterata sp. x x x Hondshaai Scyliorhinus canicula x x x x x x x Kathaai Scyliorhinus stellaris x x x x Ruwe Haai Galeorhinus galeus x x Gladde Haai Mustelus mustelus x x x x x Gevlekte Gladde Haai Mustelus asterias x x x x x Doornhaai Squalus acanthias x Blonde Rog Raja brachyura x x x x x Stekelrog Raja clavata x x x x x x x Gevlekte Rog Raja montagui x x x x x Koekoeksrog Raja naevus x x Golfrog Raja undulata x x x Sidderrog Torpedo nobiliana x x x Europese Paling Anguilla anguilla x Europese Congeraal Conger conger x x x x x Elft Alosa alosa x Fint Alosa fallax x x x Sardien Sardina pilchardus x Sprot Sprattus sprattus x x Haring Clupea harengus x x Zeeduivel Lophius piscatorius x x x x x x x Vijfdradige Meun Ciliata mustela x x Driedradige Meun Gaidropsarus vulgaris x x Leng Molva molva x x x Lom Brosme brosme x Atlantische Kabeljauw Gadus morhua x x x x x x x Schelvis Melanogrammus aeglefinus x x Wijting Merlangius merlangus x x x x x x x 28/10-08/11/07 17/12-20/12/07 02/01-06/01/08 18/01-27/01/08 13/03-16/03/08 16/03-20/03/08 20/03-25/03/08 142

143 Nummer zeereis a 5b 5c ICES-gebied IVb VIId IVc VIIf VIId VIIe VIId Data Blauwe Wijting Micromesistius poutassou x x Pollak Pollachius pollachius x x x x Koolvis Pollachius virens x Steenbolk Trisopterus luscus x x x x x x x Dwergbolk Trisopterus minutus x x x x x x Kever Trisopterus esmarckii x Vorskwab Raniceps raninus x Heek Merluccius merluccius x x Geep Belone belone x x Grote Zeenaald Syngnathus acus x x x x Trompetterzeenaald Syngnathus typhle x Kortsnuitzeepaardje Hippocampus hippocampus x Engelse Poon Aspitrigla cuculus x x x x x x Grauwe Poon Eutrigla gurnardus x x x x x x x Rode Poon Chelidonichthys lucernus x x x x x Gestreepte Poon Chelidonichthys lastoviza x x x Zeedonderpad Myoxocephalus scorpius x Groene Zeedonderpad Taurulus bubalis x Harnasmannetje Agonus cataphractus x x x x x x Snotolf Cyclopterus lumpus x x Kleine Roodbaars Sebastes viviparus x Zeebaars Dicentrarchus labrax x x x x Zeewolf Anarhichas lupus x x x Horsmakreel Trachurus trachurus x x x x x Zeekarper Spondyliosoma cantharus x x x Mul Mullus surmuletus x x x x x x Rode Mul Mullus barbatus x x x Rotslipvis Centrolabrus exoletus x Baillons Lipvis Symphodus bailloni x Kliplipvis Ctenolabrus rupestris x x x Gevlekte Lipvis Labrus bergylta x x x Koekoekslipvis Labrus mixtus x x x Puitaal Zoarces viviparus x Kleine Pieterman Echiichthys vipera x x x Grote Pieterman Trachinus draco x x x Zeevlinder Blennius ocellaris x x Zandspiering Ammodytes tobianus x x x Smelt Hyperoplus lanceolatus x Pitvis Callionymus lyra x x x x x x x Rasterpitvis Callionymus reticulatus x Zwarte Grondel Gobius niger x x Ruthensparrs Grondel Gobiusculus flavescens x x Dikkopje Pomatoschistus minutus x x x x x x Lozano's Grondel Pomatoschistus lozanoi x x x x Noorse Grondel Pomatoschistus norvegicus x x Makreel Scomber scombrus x x x x Zonnevis Zeus faber x x x x x x x 28/10-08/11/07 17/12-20/12/07 02/01-06/01/08 18/01-27/01/08 13/03-16/03/08 16/03-20/03/08 20/03-25/03/08 143

144 Nummer zeereis a 5b 5c ICES-gebied IVb VIId IVc VIIf VIId VIIe VIId Data Schurftvis Arnoglossus laterna x x x x x Scharretong Lepidorhombus whiffiagonis x x Dwergbot Phrynorhombus norvegicus x x x x x Gevlekte Griet Zeugopterus punctatus x x x Tarbot Psetta maxima x x x x x x x Griet Scophthalmus rhombus x x x x x x x Heilbot Hippoglossus hippoglossus x Lange Schar Hippoglossoides platessoides x x Schar Limanda limanda x x x x x x x Hondstong Glyptocephalus cynoglossus x Bot Platichthys flesus x x x x Schol Pleuronectes platessa x x x x x x x Tongschar Microstomus kitt x x x x x x Dwergtong Buglossidium luteum x x x x x x Tong Solea solea x x x x x x x Franse Tong Solea lascaris x x x x x x Jan-van-Gent Morus bassanus x Kleine Mantelmeeuw Larus fuscus x 28/10-08/11/07 17/12-20/12/07 02/01-06/01/08 18/01-27/01/08 13/03-16/03/08 16/03-20/03/08 20/03-25/03/08 144

145 BIJLAGE 4: Dekkingsgraad (%) van de monitoring in het kader van NDGP uitgedrukt ten opzichte van het totaal aantal zeereizen (trips), slepen (hauls) of visuren (effort) uitgevoerd door de Belgische vloot per kwartaal per ICES gebied. Year Quarter Division Sampled trips Total trips % Sampled hauls Total hauls per sampled trip % Total hauls % Sampled Effort (min) IV c VII d VII e VII f VII g VII a VII f VII g IV c VII a VII d VII g VII h IV b IV c VII a VII d VII g IV c VII a VII d VII e VII f VII a VII d VII e VII f VII g VII h VIII b IV b IV c IV b IV c VII a VII d VII e Total effort (min) % 145

146 VII g IV b IV c VII a VII d VII e VII f VII g IV b IV c VII a VII d VII e VII f VII g VII h VII a IV b VII d

147 BIJLAGE 5: Linear mixed-effects model fit voor log-getransformeerde teruggooi-gewichten. Linear mixed-effects model fit by REML Data: NULL AIC BIC loglik Random effects: Formula: ~1 vessel (Intercept) StdDev: Formula: ~1 stratum %in% vessel (Intercept) StdDev: Formula: ~1 tripid %in% stratum %in% vessel (Intercept) StdDev: Formula: ~1 haulid %in% tripid %in% stratum %in% vessel (Intercept) Residual StdDev: Fixed effects: log(discardcpue) ~ division Value Std.Error DF t-value p-value (Intercept) divisionivc divisionviia divisionviid divisionviie divisionviif divisionviig divisionviih divisionviiiab divisionviiib

148 BIJLAGE 6: Linear mixed-effects model fit voor log-getransformeerde commerciële aanvoergewichten. Linear mixed-effects model fit by REML Data: NULL AIC BIC loglik Random effects: Formula: ~1 vessel (Intercept) StdDev: Formula: ~1 stratum %in% vessel (Intercept) StdDev: Formula: ~1 tripid %in% stratum %in% vessel (Intercept) StdDev: Formula: ~1 haulid %in% tripid %in% stratum %in% vessel (Intercept) Residual StdDev: Fixed effects: log(landcpue) ~ year + quarter + division Value Std.Error DF t-value p-value (Intercept) year_ year_ quarterii quarteriii quarteriv divisionivc divisionviia divisionviid divisionviie divisionviif divisionviig divisionviih divisionviiiab divisionviiib

149 BIJLAGE 7: Posters VLIZ jongerencontactdag 149

150 150

151 BIJLAGE 8: Presentatie Dieter Anseeuw / Europese Workshop Discards, Brussel 151

152 152

153 153

154 154

155 BIJLAGE 9: Presentatie infonamiddag / resultaten TOETS 155

156 156

157 157

158 158

159 159

160 160

161 161

162 162

163 163

164 164

165 BIJLAGE 10: Presentatie infonamiddag / Belang van benthos in onderzoek naar teruggooi 165

166 166

167 167

168 BIJLAGE 11: Presentatie infonamiddag / de rol van vissers in onderzoek naar teruggooi 168

169 169

170 BIJLAGE 12: Presentatie infonamiddag / de stand van zaken betreffende teruggooireducerende maatregelen 170

171 171

172 BIJLAGE 13: Folder van het project TOETS 172

173 173

174 174

175 175

Gezonde visbestanden van de Belgische aanvoer

Gezonde visbestanden van de Belgische aanvoer Instituut voor Landbouw en Visserijonderzoek Duurzaamheidsteam Eenheid: Dier - Visserij Ankerstraat 1 B-8400 Oostende, België Tel.: +32 59 342250 Fax: +32 59 330629 www.ilvo.vlaanderen.be Gezonde visbestanden

Nadere informatie

Zeevisserij in beweging. Gepresenteerd door Jochen Depestele

Zeevisserij in beweging. Gepresenteerd door Jochen Depestele Zeevisserij in beweging Naar een duurzame visserij Jochen Depestele,, Hans Polet, Els Vanderperren, Hendrik Stouten en Kris Van Craeynest,, ILVO-Visserij, Visserij, Oostende, België Gepresenteerd door

Nadere informatie

Project Innovatieve discardvermindering in de praktijk

Project Innovatieve discardvermindering in de praktijk Europese Visserijfonds, investering in duurzame visserij Project Innovatieve discardvermindering in de praktijk Eerste inzicht in de mogelijke effecten van het verlagen van de minimuminstandhoudingsreferentiemaat

Nadere informatie

INFOfiche Langetermijnstrategie en Planning 2007

INFOfiche Langetermijnstrategie en Planning 2007 INFOfiche Langetermijnstrategie en Planning 2007 Instituut voor Landbouw en Visserijonderzoek Eenheid: Dier - Visserij Ankerstraat 1 B-8400 Oostende, België Tel.: +32 59 342250 Fax: +32 59 330629 www.dvz.be

Nadere informatie

SALV Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij ADVIES

SALV Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij ADVIES SALV Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij ADVIES advies naar aanleiding van de studie betreffende het opstellen van een lijst van potentiële Habitatrichtlijngebieden in het 26 maart 2010 2

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie

Publicatieblad van de Europese Unie 12.1.2018 L 7/13 GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/46 VAN DE COMMISSIE van 20 oktober 2017 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale en diepzeevisserijen in de noordwestelijke wateren

Nadere informatie

Infonamiddag ILVO / Visserij. Laat je niet vangen! Teruggooi en mogelijkheden tot reductie. Programma. Doel van het project

Infonamiddag ILVO / Visserij. Laat je niet vangen! Teruggooi en mogelijkheden tot reductie. Programma. Doel van het project 5-6-28 Infonamiddag ILVO / Visserij Programma Laat je niet vangen! Teruggooi en mogelijkheden tot reductie 1/ Voorstelling van de projectresultaten van TOETS met (1) methoden voor het opmeten van teruggooi,

Nadere informatie

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. tot wijziging van Verordening (EU) 2015/104, wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. tot wijziging van Verordening (EU) 2015/104, wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft EUROPESE COMMISSIE Brussel, 20.5.2015 COM(2015) 212 final 2015/0108 (NLE) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) 2015/104, wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft

Nadere informatie

Zeeduivel, Vis van het jaar 2018

Zeeduivel, Vis van het jaar 2018 Zeeduivel, Vis van het jaar 2018 Zeeduivel wordt door VLAM uitgeroepen tot vis van het jaar 2018. Maar wat zijn de biologische kenmerken van deze soort? Wat is de herkomst van onze Belgische zeeduivel?

Nadere informatie

LOKALE ECOLOGISCHE KENNIS VAN DE VISSERIJ: PLADIJS IN EEN RUIMER PLAATJE

LOKALE ECOLOGISCHE KENNIS VAN DE VISSERIJ: PLADIJS IN EEN RUIMER PLAATJE Bron: VLIZ Fotogalerij - Collectie Daniel Moeyaert, 2008 LOKALE ECOLOGISCHE KENNIS VAN DE VISSERIJ: PLADIJS IN EEN RUIMER PLAATJE An Vanhulle An Vanhulle Universiteit Gent Vakgroep Internationaal Publiekrecht,

Nadere informatie

Een kink in de kabeljauw. ILVO-Visserij. Visserij. ILVO - Dier (Visserij)

Een kink in de kabeljauw. ILVO-Visserij. Visserij. ILVO - Dier (Visserij) Een kink in de kabeljauw ILVO-Visserij Visserij Mei 2008 Inhoud Inleiding De Belgische situatie Alternatieven voor de boomkor De alternatieve boomkor De garnalenpulskor Alternatieve methodes voor boomkorvaartuigen

Nadere informatie

Project Best Practices II Tussenrapportage Innovatieprojecten aanlandplicht Selectiviteit Periode 1 maart december 2016

Project Best Practices II Tussenrapportage Innovatieprojecten aanlandplicht Selectiviteit Periode 1 maart december 2016 Project Best Practices II Tussenrapportage Innovatieprojecten aanlandplicht Selectiviteit Periode Opgesteld door: R. Martens d.d. 20 maart 2017 Inhoudsopgave 1. Algemene Projectinformatie...3 2. Voortgang

Nadere informatie

Visvangst in de Noordzee,

Visvangst in de Noordzee, Indicator 4 september 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Door overbevissing zijn veel

Nadere informatie

PROJECT PULSKOR. Kenniskring Duurzame Garnalenvisserij. Bart Verschueren, 23 januari 2009

PROJECT PULSKOR. Kenniskring Duurzame Garnalenvisserij. Bart Verschueren, 23 januari 2009 PROJECT PULSKOR Ontwikkeling en demonstratie van een selectieve pulskor voor de visserij op grijze garnaal met het oog op een reductie van de teruggooi en de milieu-impact Kenniskring Duurzame Garnalenvisserij

Nadere informatie

Keerpunt in de Vlaamse visserij. ILVO Directie Dier Beleidsdomein Landbouw en Visserij

Keerpunt in de Vlaamse visserij. ILVO Directie Dier  Beleidsdomein Landbouw en Visserij Keerpunt in de Vlaamse visserij Inhoud Inleiding Betere boomkor De alternatieve boomkor De garnalenpulskor Alternatieve methodes voor boomkorvaartuigen De outriggervisserij Flyshooting Passief vissen Staand

Nadere informatie

Vissen met zorg. factsheets kwaliteit en duurzaamheid. staandwant-, puls-, twinrig- en flyshootvisserij. Kees Taal. Wim Zaalmink.

Vissen met zorg. factsheets kwaliteit en duurzaamheid. staandwant-, puls-, twinrig- en flyshootvisserij. Kees Taal. Wim Zaalmink. Vissen met zorg factsheets kwaliteit en duurzaamheid staandwant-, puls-, twinrig- en flyshootvisserij Kees Taal Wim Zaalmink Maart 2012 LEI, onderdeel van Wageningen UR, Den Haag Voorwoord Met trots presenteer

Nadere informatie

Koninkrijk België. iii ni s teri e van Economische Zaken NATIONAAL INSTITUUT VOOR DE STATISTIEK Leuvensewey 44 - ÏÜUO BRUSSEL

Koninkrijk België. iii ni s teri e van Economische Zaken NATIONAAL INSTITUUT VOOR DE STATISTIEK Leuvensewey 44 - ÏÜUO BRUSSEL Koninkrijk België iii ni s teri e van Economische Zaken NATIONAAL INSTITUUT VOOR DE STATISTIEK Leuvensewey 44 - ÏÜUO BRUSSEL LE BELGISChE ZEEVISSERIJ in 1973 U ittreksel "Landbouwstatistieken" nr 5-6 mei-juni

Nadere informatie

2.2. Commercieel geëxploiteerde soorten vis en schaal- en schelpdieren (D3)

2.2. Commercieel geëxploiteerde soorten vis en schaal- en schelpdieren (D3) 2.2. Commercieel geëxploiteerde soorten vis en schaal- en schelpdieren (D3) Els Torreele, Loes Vandecasteele en Sofie Nimmegeers Voor de vier Noordzeebestanden - schol, tong, kabeljauw en wijting - geldt

Nadere informatie

Pulsvisserij: wat weten we wel en niet?

Pulsvisserij: wat weten we wel en niet? Pulsvisserij: wat weten we wel en niet? Nathalie Steins & Adriaan Rijnsdorp, IMARES Wageningen UR 20 juni 2016 Background NL vloot heeft 80% Noordzee tong quota Zorgen over traditionele vangstmethode (boomkor)

Nadere informatie

BELGISCHE ZEEVISSERIJ

BELGISCHE ZEEVISSERIJ NATIONAAL INSTITUUT VOOR DE STATISTIEK Leuvenseweg 44 000 BRUSSEL Tel. : 53.9.50 BELGISCHE ZEEVISSERIJ JAAR 984 Uittreksel "Landbouw/statistieken nr 4, 5, 98". I N H O U D S O P G A V E ZEEVISSERIJ Jaar

Nadere informatie

Adviescomité SEA. Brussel, 11 april 2008

Adviescomité SEA. Brussel, 11 april 2008 Directoraat-generaal: Leefmilieu EUROSTATION Blok II 2 de verdieping Victor Hortaplein, 40 bus 10 B 1060 BRUSSEL www.environment.fgov.be Secretariaat van het SEA Adviescomité : Sabine WALLENS t : + 32

Nadere informatie

Steekproef methode (Kevin Vanhalst, ILVO)

Steekproef methode (Kevin Vanhalst, ILVO) Steekproef methode (Kevin Vanhalst, ILVO) Er werd voor de productie van de zoekkaarten voor haaien en roggen gekeken naar de algemene kennis over haaien en roggen. Deze steekproeven werden uitgevoerd op

Nadere informatie

Europese Unie, Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

Europese Unie, Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij Project Best Practices II Opzet, eerste uitkomsten, stand van zaken en planning 2017 Voor intern gebruik 27 januari 2017 Ed de Heer Opzet Doelen BPII: 1) het inschatten van de uitvoerbaarheid, naleefbaarheid

Nadere informatie

Visbestanden in de Noordzee,

Visbestanden in de Noordzee, Indicator 11 juli 2008 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Door overbevissing staan veel visbestanden

Nadere informatie

KONINKRIJK BELGIE MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN. NATIONAAL INSTITUUT VOOR DE STATISTIEK Leuvenseweg DE BELGISCHE ZEEVISSERIJ IN 1979

KONINKRIJK BELGIE MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN. NATIONAAL INSTITUUT VOOR DE STATISTIEK Leuvenseweg DE BELGISCHE ZEEVISSERIJ IN 1979 KONINKRIJK BELGIE MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN 1 i NATIONAAL INSTITUUT VOOR DE STATISTIEK Leuvenseweg 44-1000 BRUSSEL 1 DE BELGISCHE ZEEVISSERIJ IN 1979 ''1 «i T Uittreksel "Landbouwstatistieken" nr

Nadere informatie

WILD CAUGHT METHODOLOGY

WILD CAUGHT METHODOLOGY WILD CAUGHT METHODOLOGY ILVO Visserij en Aquatische Productie gebruikt voor het beoordelen van wild gevangen vis op vlak van duurzaamheid de Wild Caught Methodology. Deze internationale methode werd in

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 72296 27 december 2016 Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 22 december 2016, nr. WJZ/16199134,

Nadere informatie

VALDUVIS. Presentatie Project en Tussentijdse Resultaten. Kim Sys & Arne Kinds

VALDUVIS. Presentatie Project en Tussentijdse Resultaten. Kim Sys & Arne Kinds VALDUVIS Presentatie Project en Tussentijdse Resultaten Kim Sys & Arne Kinds 21 november 2012 Lerend Netwerk - Plaatselijke Groep Belgisch Zeevisserijgebied (EVF - As 4) VLIZ - InnovOcean Site Instituut

Nadere informatie

LOKALE ECOLOGISCHE KENNIS: EEN HISTORISCHE BRON. Overleg Historische Visserij 4 februari 2010

LOKALE ECOLOGISCHE KENNIS: EEN HISTORISCHE BRON. Overleg Historische Visserij 4 februari 2010 LOKALE ECOLOGISCHE KENNIS: EEN HISTORISCHE BRON. Overleg Historische Visserij 4 februari 2010 Doelstellingen LECOFISH Verzamelen van nieuwe en additionele visserij informatie met als doel de kenniskloof

Nadere informatie

Uitkomsten enquête over de Noordzee visbestanden 2011

Uitkomsten enquête over de Noordzee visbestanden 2011 Uitkomsten enquête over de Noordzee visbestanden 2011 Inger Wilms, Pvis. Dit artikel beschrijft de uitkomsten van de Noordzee enquête die afgelopen zomer gehouden is onder Noordzee vissers uit België,

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage. Datum 06 juni 2014 Betreft Maatregelen zeebaars

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage. Datum 06 juni 2014 Betreft Maatregelen zeebaars > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401

Nadere informatie

Voortgangsrapport Effecten baggerlossingen periode 1 januari - 30 juni 2016

Voortgangsrapport Effecten baggerlossingen periode 1 januari - 30 juni 2016 Hans Hillewaert ILVO ILVO Mededeling 220 september 2016 VOORTGANGSRAPPORT EFFECTEN BAGGERLOSSINGEN periode 1 januari - 30 juni 2016 ILVO Instituut voor landbouwen visserijonderzoek www.ilvo.vlaanderen.be

Nadere informatie

LFD: Less Fuel & Discards in Visserij op Noorse kreeft. Josien Steenbergen en Jacob van Urk, 4 mei 2012

LFD: Less Fuel & Discards in Visserij op Noorse kreeft. Josien Steenbergen en Jacob van Urk, 4 mei 2012 LFD: Less Fuel & Discards in Visserij op Noorse kreeft Josien Steenbergen en Jacob van Urk, 4 mei 2012 Achtergrond: visserij in Nederland Advies taskforce duurzame Noordzeevisserij: Reduceren van de kosten

Nadere informatie

MINISTERIE VAN LANDBOUW

MINISTERIE VAN LANDBOUW MINISTERIE VAN LANDBOUW Bestuur voor Landbouwkundig Onderzoek Rijkscentrum voor Landbouwkundig Onderzoek - Gent RIJKSSTATION VOOR ZEEVISSERIJ - OOSTENDE (Directeur : P. HOVART) TEMPERATUUR EN VANGST P.

Nadere informatie

Vangstadviezen van ICES voor 2016 in de Noordzee

Vangstadviezen van ICES voor 2016 in de Noordzee Vangstadviezen van ICES voor 2016 in de Noordzee David C. M. Miller (IMARES, ACOM) 1 juli 2015 Het adviesproces 1. EC vraagt ICES om advies 2. Bestandsschattingen door werkgroepen 3. Controle bestandsschattingen

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 24, 1, 2, 3 en 6 ;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 24, 1, 2, 3 en 6 ; Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van aanvullende nationale maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden en voor controle op de visserijactiviteiten DE VLAAMSE REGERING,

Nadere informatie

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, 30.12.2014 L 370/35 GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1395/2014 VAN DE COMMISSIE van 20 oktober 2014 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde kleine pelagische visserijen en visserijen voor

Nadere informatie

14292/18 JVB/srl/sht LIFE.2.A

14292/18 JVB/srl/sht LIFE.2.A Brussel, 6 december 2018 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2018/0365 (E) 14292/18 PECHE 462 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling, voor 2019,

Nadere informatie

Pagina 1. VRAGEN EN ANTWOORDEN AANLANDPLICHT - BASISSET Bijgewerkt op: 25 november 2014

Pagina 1. VRAGEN EN ANTWOORDEN AANLANDPLICHT - BASISSET Bijgewerkt op: 25 november 2014 VRAGEN EN ANTWOORDEN AANLANDPLICHT - BASISSET Bijgewerkt op: 25 november 2014 In dit document wordt antwoord gegeven op een aantal veel gestelde vragen over de aanlandplicht. Aan de publicatie kunnen geen

Nadere informatie

ICES aanpak voor Data Limited Stocks (DLS)

ICES aanpak voor Data Limited Stocks (DLS) ICES aanpak voor Data Limited Stocks (DLS) 2012 Bestanden waarvoor gegevens in beperkte mate beschikbaar zijn Floor Quirijns, IMARES ICES geeft vangstadviezen voor meer dan 200 visbestanden. Voor een deel

Nadere informatie

BEDENKINGEN BIJ DE EVOLUTIE VAN HET GARNAALBESTAND

BEDENKINGEN BIJ DE EVOLUTIE VAN HET GARNAALBESTAND ILVO-NOTA 2017.03 BEDENKINGEN BIJ DE EVOLUTIE VAN HET GARNAALBESTAND HANS POLET INHOUD Grijze garnaal in de Noordzee 3 www.ilvo.vlaanderen.be BEDENKINGEN BIJ DE EVOLUTIE VAN HET GARNAALBESTAND HANS POLET

Nadere informatie

Vestiging IJmuiden Vestiging Yerseke Vestiging Texel Postbus 68 Postbus 77 Postbus 167

Vestiging IJmuiden Vestiging Yerseke Vestiging Texel Postbus 68 Postbus 77 Postbus 167 Wageningen IMARES Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies Vestiging IJmuiden Vestiging Yerseke Vestiging Texel Postbus 68 Postbus 77 Postbus 167 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke 1790 AD Den

Nadere informatie

VISSERIJ VERDUURZAAMT

VISSERIJ VERDUURZAAMT VISSERIJ VERDUURZAAMT.;.' Maatschappelijk Convenant in uitvoering van de doelstellingen van Vistraject 12015-2020 1 ~\".\ Vlaams~ ILVO!nstituul voor Landbouwen Vis5,erijonderzoek 'l~ \ overheid Rederscentrale

Nadere informatie

Een Eeuw Zeevisserij in België

Een Eeuw Zeevisserij in België Een Eeuw Zeevisserij in België Ann-Katrien Lescrauwaet Heidi Debergh VLIZ medewerkers: Sara Behiels, Jan Haspeslagh, Daphnis Depoorter, Nancy Fockedey, Heike Lust, Liesbeth Lyssens, Jan Mees, Annelies

Nadere informatie

Fish Based Assessment Method for the Ecological Status of European Rivers (FAME)

Fish Based Assessment Method for the Ecological Status of European Rivers (FAME) Fish Based Assessment Method for the Ecological Status of European Rivers (FAME) Overleg i.v.m. verdere verfijning en validatie van de nieuw ontwikkelde visindex op Europese schaal (EFI = the European

Nadere informatie

KK Garnalen Noord - De zeeflap & zeefmat

KK Garnalen Noord - De zeeflap & zeefmat KK Garnalen Noord - De zeeflap & zeefmat De eerste resultaten 9 December 2016 Alicia Hamer Pieke Molenaar Josien Steenbergen Europese Unie, Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij Presentatie ter

Nadere informatie

Utch PO. Net innovations Dutch demersal fleet. Urk, 1 October 2015 Durk van Tuinen Cooperative Fisheries Organization

Utch PO. Net innovations Dutch demersal fleet. Urk, 1 October 2015 Durk van Tuinen Cooperative Fisheries Organization Utch PO European Fisheries Fund: Investing in Sustainable Fisheries Net innovations Dutch demersal fleet Urk, 1 October 2015 Durk van Tuinen Cooperative Fisheries Organization European Fisheries Fund:

Nadere informatie

BIJLAGEN. bij. voorstel voor een besluit van de Raad

BIJLAGEN. bij. voorstel voor een besluit van de Raad EUROPESE COMMISSIE Brussel, 6.3.2019 COM(2019) 99 final ANNEXES 1 to 2 BIJLAGEN bij voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in

Nadere informatie

Bedankt! Waarom data verzamelen? Hoe data verzamelen? Geachte heer / mevrouw,

Bedankt! Waarom data verzamelen? Hoe data verzamelen? Geachte heer / mevrouw, Bedankt! Geachte heer / mevrouw, Eerst en vooral wensen het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) en het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) u van harte te danken omdat u gedurende een periode

Nadere informatie

BIJLAGEN. bij. voorstel voor een besluit van de Raad

BIJLAGEN. bij. voorstel voor een besluit van de Raad EUROPESE COMMISSIE Brussel, 6.3.2019 COM(2019) 98 final ANNEXES 1 to 2 BIJLAGEN bij voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in

Nadere informatie

Dr. G.W.N.M. van Moorsel Postbus AC Doorn. Project nummer: Handtekening:

Dr. G.W.N.M. van Moorsel Postbus AC Doorn. Project nummer: Handtekening: Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 97 AB IJmuiden AB Yerseke Tel.: 55 5666 Tel.: 5778 Fax.: 55 566 Fax.: 5777 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl RIVO Rapport Nummer:

Nadere informatie

p/a Sparc Advies T.a.v. Zeevisserijbedrijf C. Tanis Jaczon/Zonen C.V. De heer Martens Boswinde WE Den Haag Afdeling Visserij

p/a Sparc Advies T.a.v. Zeevisserijbedrijf C. Tanis Jaczon/Zonen C.V. De heer Martens Boswinde WE Den Haag Afdeling Visserij Postbus 68 1970 AB IJmuiden p/a Sparc Advies T.a.v. Zeevisserijbedrijf C. Tanis Jaczon/Zonen C.V. De heer Martens Boswinde 45 2496 WE Den Haag Afdeling Visserij ONDERWERP Notitie: Vangsten en discards

Nadere informatie

Eindverslag : Haalbaarheidsstudie ivm de oprichting van een zaterdagmarkt voor langoustines in Oostende.

Eindverslag : Haalbaarheidsstudie ivm de oprichting van een zaterdagmarkt voor langoustines in Oostende. Eindverslag : Haalbaarheidsstudie ivm de oprichting van een zaterdagmarkt voor langoustines in Oostende. 1. Context De hierna beschreven studie werd uitgevoerd in het kader van het project Oolavis. Dit

Nadere informatie

ICES adviezen Noordzee visserij 2018

ICES adviezen Noordzee visserij 2018 ICES adviezen Noordzee visserij 2018 Presentatie aan Ministerie EZ, visserijsector en maatschappelijke organisaties, 30 juni 2017 Nathalie Steins (lid ICES Advisory Committee) Het adviesproces 1. Europese

Nadere informatie

Ronde Tafel Discussie Zeebaars

Ronde Tafel Discussie Zeebaars Ronde Tafel Discussie Zeebaars Vrijdag 20 maart 2015 IMARES, IJmuiden. Aanleiding Op initiatief van de kenniskring Kleinschalige Kust- en zeevisserij werd afgelopen vrijdag 20 maart 2015 een bijeenkomst

Nadere informatie

p/a Sparc Advies T.a.v. Visserijbedrijf Van Belzen Vof De heer Martens Boswinde WE Den Haag Afdeling Visserij Geachte heer Martens,

p/a Sparc Advies T.a.v. Visserijbedrijf Van Belzen Vof De heer Martens Boswinde WE Den Haag Afdeling Visserij Geachte heer Martens, Postbus 68 1970 AB IJmuiden p/a Sparc Advies T.a.v. Visserijbedrijf Van Belzen Vof De heer Martens Boswinde 45 2496 WE Den Haag Afdeling Visserij ONDERWERP Discardoverzicht ARM25, ARM33 en TH6 Geachte

Nadere informatie

VALDUVIS. 31 oktober 2014 Symposium Dag van de Garnaal, Lauwersoog. Arne Kinds Kim Sys

VALDUVIS. 31 oktober 2014 Symposium Dag van de Garnaal, Lauwersoog. Arne Kinds Kim Sys VALDUVIS Duurzaamheidsbarometer voor de visserij 31 oktober 2014 Symposium Dag van de Garnaal, Lauwersoog Arne Kinds Kim Sys Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Eenheid Dier www.ilvo.vlaanderen.be

Nadere informatie

3.7 De aanlandplicht in 2018

3.7 De aanlandplicht in 2018 3.7 De aanlandplicht in 2018 In de Europese teruggooiplannen is per visserij vastgelegd welke soorten moeten worden aangeland in 2018. Hieronder geven we een overzicht van de aanlandplicht per vistuig

Nadere informatie

ONDERZOEKSGROEP VISSERIJTECHNIEK PROJECT LATE NETINNOVATIE LANGOUSTINEVISSERIJ

ONDERZOEKSGROEP VISSERIJTECHNIEK PROJECT LATE NETINNOVATIE LANGOUSTINEVISSERIJ ONDERZOEKSGROEP VISSERIJTECHNIEK PROJECT LATE NETINNOVATIE LANGOUSTINEVISSERIJ DIRK VERHAEGHE 6 OKTOBER 2012 1 ONDERZOEKSGROEP VISSERIJTECHNIEK PROJECT LATE NETINNOVATIE LANGOUSTINEVISSERIJ 2 KORTE BESCHRIJVING

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie Nr. 1749 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Nadere informatie

VALDUVIS. 31 oktober 2014 Symposium Dag van de Garnaal, Lauwersoog. Arne Kinds Kim Sys

VALDUVIS. 31 oktober 2014 Symposium Dag van de Garnaal, Lauwersoog. Arne Kinds Kim Sys VALDUVIS Duurzaamheidsbarometer voor de visserij 31 oktober 2014 Symposium Dag van de Garnaal, Lauwersoog Arne Kinds Kim Sys Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Eenheid Dier www.ilvo.vlaanderen.be

Nadere informatie

Pulsvisserij Overzicht Onderzoek

Pulsvisserij Overzicht Onderzoek Pulsvisserij Overzicht Onderzoek Platvis Bob van Marlen Inhoud Historisch overzicht onderzoek RIVO-IMARES garnaal en vooral platvis EU-verbod ICES vragen in 2006 en onderzoek hierop gericht Vangstvergelijking

Nadere informatie

ID PASSEPORT POISSON

ID PASSEPORT POISSON ID VISPASPOORT ID PASSEPORT POISSON Kies bewust! Motivatie Compass duurzaamheidfiches Om u te helpen bewuste keuzes te maken aangaande uw voeding, heeft Compass, in samenwerking met zijn partners, een

Nadere informatie

Projectoproep Kankerplan Actie 24 : Wetenschappelijke analyse in de onco-geriatrie

Projectoproep Kankerplan Actie 24 : Wetenschappelijke analyse in de onco-geriatrie B Projectoproep Kankerplan Actie 24 : Wetenschappelijke analyse in de onco-geriatrie Inleiding Deze projectoproep kadert binnen de verderzetting van Actie 24 van het Kankerplan: Steun aan pilootprojecten

Nadere informatie

ILVO Mededeling 200 VISDIRECTPLUS. ILVO Instituut voor landbouwen visserijonderzoek.

ILVO Mededeling 200 VISDIRECTPLUS. ILVO Instituut voor landbouwen visserijonderzoek. ILVO Mededeling 200 2015 VISDIRECTPLUS ILVO Instituut voor landbouwen visserijonderzoek www.ilvo.vlaanderen.be Verslag VisDirectPlus ILVO MEDEDELING 200 2015 ISSN 1784-3197 Wettelijk Depot: D/2015/10.970/200

Nadere informatie

Evaluatie van de impact van de pulsvisserij op garnaal. Marieke Desender Hans Polet

Evaluatie van de impact van de pulsvisserij op garnaal. Marieke Desender Hans Polet Evaluatie van de impact van de pulsvisserij op garnaal Marieke Desender Hans Polet Elektrische garnaalvisserij Het effect van deze pulsen op mariene organismen is nauwelijks gekend. Proeven 2002 Blootstelling

Nadere informatie

Visserijsterfte bij visbestanden in de Noordzee,

Visserijsterfte bij visbestanden in de Noordzee, Indicator 21 augustus 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In 2017 werden de bestanden

Nadere informatie

ILVO. Duurzame visserij. Heleen Lenoir - De strandwerkgroep 21 februari 2015

ILVO. Duurzame visserij. Heleen Lenoir - De strandwerkgroep 21 februari 2015 Duurzame visserij Heleen Lenoir - De strandwerkgroep 21 februari 2015 Opbouw I. Problemen visserij II. Toolbox visserijbeheer III. De Noordzee visserijbestanden status IV. De Belgische visserij- boomkor

Nadere informatie

Projectrapport Alternatieve boomkor

Projectrapport Alternatieve boomkor Alternatieve boomkor ILVO - Instituut voor Landbouw en Visserijonderzoek Eenheid: Dier Visserij Ankerstraat 1 B-8400 Oostende, België Tel.:+32 59 342250 Fax: +32 59 330629 www.ilvo.vlaanderen.be Sectie

Nadere informatie

Kenniskring garnaal NO

Kenniskring garnaal NO Kenniskring garnaal NO Introductie KK & bijvangsten Lauwersoog 9 oktober 2015 Europees Visserijfonds: Investering in duurzame visserij AGENDA 13:00 Kennismaking en verwachtingen 13:15 Aanlandplicht, wat

Nadere informatie

Hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB)

Hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) Hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) Bouwen aan een betere toekomst voor vis en vissers Het EC-voorstel kort samengevat Maatregelen tegen overbevissing en ten gunste van duurzaam beheer

Nadere informatie

Valoriseren van reststromen uit de Belgische visserij

Valoriseren van reststromen uit de Belgische visserij Valoriseren van reststromen uit de Belgische visserij Mike van t Land Els Vanderperren Katleen Raes (UGent) 09/06/2016 Visverwerkende industrie reststromen uit de Belgische visserij - Koppen, vinnen, huiden,

Nadere informatie

Intensiteit van de visserij op de Noordzee,

Intensiteit van de visserij op de Noordzee, Indicator 20 mei 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De gebieden met hoge ecologische

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Banc de Flandres. Marcel Machiels Rapportnummer C (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies)

IMARES Wageningen UR. Banc de Flandres. Marcel Machiels Rapportnummer C (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Banc de Flandres Marcel Machiels Rapportnummer C059.14 IMARES Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Opdrachtgever: P. Visser en P. Kuyt Postbus 59 8320 AB URK Publicatiedatum:

Nadere informatie

DE BELGISCHE ZEEVISSERIJ Aanvoer en besomming. Vloot, quota, vangsten, visserijmethoden en activiteit

DE BELGISCHE ZEEVISSERIJ Aanvoer en besomming. Vloot, quota, vangsten, visserijmethoden en activiteit Technische brochure DE BELGISCHE ZEEVISSERIJ 2012 Aanvoer en besomming Vloot, quota, vangsten, visserijmethoden en activiteit Vlaamse overheid Beleidsdomein Landbouw en Visserij DE BELGISCHE ZEEVISSERIJ

Nadere informatie

Informatiebulletin Visserij December 2018

Informatiebulletin Visserij December 2018 Informatiebulletin Visserij December 2018 Informatiebulletin December 2018 Colofon Contactpersoon Auteurs Versie DoMuS nummer T 088-0426447 VR@rvo.nl Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Vergunningen

Nadere informatie

Ondersteuningsproject bij de uitvoering van de reemonitoring in het Zoniënwoud

Ondersteuningsproject bij de uitvoering van de reemonitoring in het Zoniënwoud Ondersteuningsproject bij de uitvoering van de reemonitoring in het Zoniënwoud Periode 2008-2013 Céline Malengreaux, Jan Vercammen, Alain Licoppe, Frank Huysentruyt, Jim Casaer Dankwoord Het uitvoeren

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Waardekaarten Ridens & Récifs. Marcel Machiels. Rapport C073/15. (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies)

IMARES Wageningen UR. Waardekaarten Ridens & Récifs. Marcel Machiels. Rapport C073/15. (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Waardekaarten Ridens & Récifs Marcel Machiels Rapport C073/15 IMARES Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Opdrachtgever: Nederlandse Vissersbond T.a.v. Pieter Kuijt

Nadere informatie

Vangstadviezen van ICES voor 2015

Vangstadviezen van ICES voor 2015 Vangstadviezen van ICES voor 2015 Floor Quirijns (IMARES, ACOM) 30 juni 2014 Het adviesproces 1. EC vraagt ICES om advies 2. Bestandsschattingen door werkgroepen 3. Controle bestandsschattingen door werkgroepleden

Nadere informatie

Themanummer Nieuwsgolf december 2009 Duurzame visserijtechnieken

Themanummer Nieuwsgolf december 2009 Duurzame visserijtechnieken Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Wetenschappelijke instelling van de Vlaamse overheid - Landbouw en Visserij Burg. Van Gansberghelaan 96 bus 1 9820 Merelbeke, België Tel. 09 272 25 00 - Fax

Nadere informatie

Belgisch beheer van mariene visbestanden door de tijd heen

Belgisch beheer van mariene visbestanden door de tijd heen Institute for Agricultural and Fisheries Research Belgisch beheer van mariene visbestanden door de tijd heen Kelle Moreau Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) Onderzoeksgroep Visserijbiologie

Nadere informatie

Literatuurstudie naar de reële emissies van houtverbranding

Literatuurstudie naar de reële emissies van houtverbranding Vlaanderen is milieu Literatuurstudie naar de reële emissies van houtverbranding Eindrapport VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ www.vmm.be V Management samenvatting Deze studie geeft een overzicht van de effectieve

Nadere informatie

Fishy Business. IMARES: Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies. Tammo Bult: afdelingshoofd Visserij

Fishy Business. IMARES: Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies. Tammo Bult: afdelingshoofd Visserij Fishy Business IMARES: Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies Tammo Bult: afdelingshoofd Visserij Wat ga ik vertellen? IMARES De Nederlandse Visserij Duurzaamheid wat is dat? Bestandsschattingen

Nadere informatie

Commissie stelt forse vangstbeperkingen voor om een totale visserijstop voor kabeljauw in 2003 te vermijden

Commissie stelt forse vangstbeperkingen voor om een totale visserijstop voor kabeljauw in 2003 te vermijden IP/02/1843 Brussel, 11 december 2002 Commissie stelt forse vangstbeperkingen voor om een totale visserijstop voor kabeljauw in 2003 te vermijden De Europese Commissie stelt voor om de visserij op een aantal

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Postbus 20061 Nederland www.minbuza.nl Contactpersoon Joop Nijssen T 0031 70 348 4858

Nadere informatie

Overleving ondermaatse zeebaars

Overleving ondermaatse zeebaars Overleving ondermaatse zeebaars Catch & Release lijngevangen zeebaars 21 December 2016, Pieke Molenaar Europese Unie, Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij Presentatie ter beantwoording van een

Nadere informatie

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. Rapport Nummer: C030/05. Onderzoek naar vermindering van de bijvangst van een boomkortuig

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. Rapport Nummer: C030/05. Onderzoek naar vermindering van de bijvangst van een boomkortuig Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Centrum voor 1970 AB IJmuiden Schelpdier Onderzoek Tel.: 0255 564646 Postbus 77 Fax.: 0255 564644 4400 AB Yerseke E-mail:postkamer.rivo@wur.nl

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Waardekaarten Borssele. Karin van der Reijden Rapport C002/15. (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies)

IMARES Wageningen UR. Waardekaarten Borssele. Karin van der Reijden Rapport C002/15. (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Waardekaarten Borssele Karin van der Reijden Rapport C002/15 IMARES Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Opdrachtgever: W. van Broekhoven Postbus 59 8320 AB URK Publicatiedatum:

Nadere informatie

Oolavis Verslag bezoek N 350

Oolavis Verslag bezoek N 350 Instituut voor Landbouw en Visserijonderzoek Eenheid: Dier - Visserij Ankerstraat 1 B-8400 Oostende, België Tel.: +32 59 342250 Fax: +32 59 330629 www.ilvo.vlaanderen.be Oolavis Verslag bezoek N 350 Sectie

Nadere informatie

BIJLAGEN. bij. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad

BIJLAGEN. bij. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad EUROPESE COMMISSIE Straatsburg, 12.6.2018 COM(2018) 390 final ANNEXES 1 to 5 BIJLAGEN bij Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken

Nadere informatie

EEN EEUW ZEEVISSERIJ STATISTIEKEN hoe ver reikt ons geheugen? Ann-Katrien Lescrauwaet, Heidi Debergh, Jan Mees - VLIZ

EEN EEUW ZEEVISSERIJ STATISTIEKEN hoe ver reikt ons geheugen? Ann-Katrien Lescrauwaet, Heidi Debergh, Jan Mees - VLIZ EEN EEUW ZEEVISSERIJ STATISTIEKEN hoe ver reikt ons geheugen? Ann-Katrien Lescrauwaet, Heidi Debergh, Jan Mees - VLIZ Studiedag Vissen in het Verleden 25/11/2011 Een Eeuw Zeevisserij in België Statistieken

Nadere informatie

VISSERIJVERMOGEN EN SCHEEPSKARAKTERISTIEKEN VAN IJSLANDTREILERS

VISSERIJVERMOGEN EN SCHEEPSKARAKTERISTIEKEN VAN IJSLANDTREILERS MINISTERIE VAN LANDBOUW Bestuur voor Landbouwkundig Onderzoek Kommissie voor Toegepast Wetenschappelijk Onderzoek in de Zeevisserij (T.W.O.Z.) (Voorzitter : F. Lievens, directeur-generaal) VISSERIJVERMOGEN

Nadere informatie

Vlaanderen is visserij

Vlaanderen is visserij Vlaanderen is visserij DE BELGISCHE ZEEVISSERIJ 2015 AANVOER EN BESOMMING VLOOT, QUOTA, VANGSTEN, VISSERIJMETHODEN EN ACTIVITEIT DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ WWW.VLAANDEREN.BE/LANDBOUW DE BELGISCHE

Nadere informatie

DE BELGISCHE ZEEVISSERIJ Vlaanderen is landbouw & visserij AANVOER EN BESOMMING DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

DE BELGISCHE ZEEVISSERIJ Vlaanderen is landbouw & visserij AANVOER EN BESOMMING DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ Vlaanderen is landbouw & visserij DE BELGISCHE ZEEVISSERIJ 2016 AANVOER EN BESOMMING VLOOT, QUOTA, VANGSTEN, VISSERIJMETHODEN EN ACTIVITEIT DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ WWW.VLAANDEREN.BE/LANDBOUW //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit

Nadere informatie

Tijdschrift - Toelating gesloten verpakking - 8000 Brugge 1-2 de Afd. - 4/296. Mei 2008

Tijdschrift - Toelating gesloten verpakking - 8000 Brugge 1-2 de Afd. - 4/296. Mei 2008 België - Belgique P.B. 4/2283 8680 Koekelare Tijdschrift - Toelating gesloten verpakking - 8000 Brugge 1-2 de Afd. - 4/296 EXTRA EDITIE 2 Mei 2008 Afgiftekantoor 8000 Brugge 1-2 de Afd. - P409962-4 de

Nadere informatie

Wageningen IMARES Harder en zeebaars

Wageningen IMARES Harder en zeebaars Harder en zeebaars Biologie en visserij in Nederland en Europa Tammo Bult, Floor Quirijns, Harriët van Overzee, Stijn Bierman is een samenwerkingsverband tussen Wageningen UR en TNO Harder en Zeebaars

Nadere informatie

RECHTSGROND DOELSTELLINGEN RESULTATEN

RECHTSGROND DOELSTELLINGEN RESULTATEN INSTANDHOUDING VAN VISBESTANDEN Om de visbestanden in stand te houden, is het nodig deze bestanden ecologisch duurzaam te exploiteren en de sector voor de lange termijn levensvatbaar te maken. Hiertoe

Nadere informatie

INFORMATIEBLAD OVER DE ES TRIN PROCEDURE VOOR ONTHEFFINGEN EN GELIJKWAARDIGHEDEN VAN DE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VAN VOOR SPECIFIEKE VAARTUIGEN

INFORMATIEBLAD OVER DE ES TRIN PROCEDURE VOOR ONTHEFFINGEN EN GELIJKWAARDIGHEDEN VAN DE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VAN VOOR SPECIFIEKE VAARTUIGEN INFORMATIEBLAD OVER DE PROCEDURE VOOR ONTHEFFINGEN EN GELIJKWAARDIGHEDEN VAN DE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VAN ES TRIN VOOR SPECIFIEKE VAARTUIGEN Maart 2019 Europees Comité voor de opstelling van standaarden

Nadere informatie

Adviescomité SEA. Is er al dan niet een strategische milieubeoordeling (SEA) vereist voor het ontwerp beleidsplannen mariene beschermde gebieden?

Adviescomité SEA. Is er al dan niet een strategische milieubeoordeling (SEA) vereist voor het ontwerp beleidsplannen mariene beschermde gebieden? Directoraat-generaal Leefmilieu EUROSTATION Blok II 2 e verdieping Victor Hortaplein 40, bus 10 B 1060 BRUSSEL www.environment.fgov.be Secretariaat van het Adviescomité SEA: Sabine WALLENS t: + 32 2 524

Nadere informatie