NIET TECHNISCHE SAMENVATTING VAN EEN MILIEU-EFFECTENRAPPORT VOOR DE BOUW EN EXPLOITATIE VAN EEN WINDMOLENPARK IN DE BELGISCHE TERRITORIALE ZEE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "NIET TECHNISCHE SAMENVATTING VAN EEN MILIEU-EFFECTENRAPPORT VOOR DE BOUW EN EXPLOITATIE VAN EEN WINDMOLENPARK IN DE BELGISCHE TERRITORIALE ZEE"

Transcriptie

1 NIET TECHNISCHE SAMENVATTING VAN EEN MILIEU-EFFECTENRAPPORT VOOR DE BOUW EN EXPLOITATIE VAN EEN WINDMOLENPARK IN DE BELGISCHE TERRITORIALE ZEE JANUARI 2003 FINA EOLIA NV Siège social-maatschappelijke zetel Nijverheidsstraat, 52, B-1040 Brussel rue de l industrie, 52- B-1040 Bruxelles RCB HRB B.T.W. BE T.V.A. Fortis :

2 1 NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING 1.1 ALGEMENE SITUERING VAN HET PROJECT Het project Fina Eolia omvat de bouw, de exploitatie en later ook de ontmanteling van een windmolenpark in de Belgische zeegebieden, ten noorden van de Vlakte van de Raan. Het project omvat de installatie en exploitatie van 36 windmolens, een offshore koppelingsstation, onderzeese bekabeling tussen de verschillende windturbines en het koppelingsstation, en de bekabeling naar de kust. Het windmolenpark, zal bestaan uit vier rijen van elk 9 windmolens van minimum 3MW. Vanuit het windmolenpark vertrekt één onderzeese kabel waarvan de aanlanding is voorzien in de haven van Zeebrugge. Het landtracé verloopt vervolgens ook ondergronds tot de aansluitingspost in de Zeebrugse haven. Met dit offshore windmolenpark wil Fina Eolia windenergie omzetten in elektrische energie, die dan gecommercialiseerd wordt. Fina Eolia wenst dit windmolenpark uit te baten gedurende een periode van 20 jaar. Daarna is de ontmanteling van het windmolenpark voorzien. Het project draagt de naam Fina Eolia. 1.2 PROJECTBESCHRIJVING Inplantingslocatie Thorntonbank Westpit Wandelaar Vlakte van de Raan Scheur Zeebrugge LEGENDE Belgisch Continentaal Plateau (BCP) Grenzen BCP 12 mijlszone 24 mijlszone Concessies op de Noordzee Aangevraagde concessie Fina Eolia Veiligheidszone concessie Fina Eolia Seanergy project Andere concessies / concessieaanvragen Bekabeling concessie Fina Eolia 36 kv kabel 150 kv kabel Landkabel Bathymetrie diepte in m land Steden Kilometers Belgische Lambert projectie (1972) Locatie consessiezones op het BCP MER offshore windmolenpark contract 02/06296/pv januari 2003 Dit document is auteursrechterlijk beschermd p. 2

3 Het windmolenpark wordt ingeplant ten noorden van een zandbank de Vlakte van de Raan die behoort tot de Zeelandbanken (zie Figuur). De Vlakte van de Raan ligt in het Schelde-estuarium, In het noorden grenst de site aan dieper vaarwater naar Westpit. In het zuidoosten grenst het project Fina Eolia aan het windmolenproject Seanergy. De oostelijke kant van de concessiezone ligt parallel met de Belgisch-Nederlandse grens, en loodrecht ten opzichte van de meest voorkomende windrichting. De concessiezone lijkt bij benadering op een parallellogram met zijden van ± 2,5 bij ± 3,7 km en neemt een oppervlakte van 8,7 km² in. De concessiezone ligt tussen ±16,5 km en ±20 km van de dichtstbijzijnde kuststad, zijnde Heist B C #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y #Y 2 10 Platform #Y #Y % 1 E #Y A D % #Y LEGENDE Aangevraagde Concessie zone Fina Eolia Veiligheidszone Transformator Platform Windmolen Meters Belgische Lambert projectie (1972) Inplantingsschema MER offshore windmolenpark contract 02/06296/pv januari 2003 Dit document is auteursrechterlijk beschermd De windmolens Zonder vooralsnog een definitieve keuze te hebben gemaakt in deze voortdurend evoluerende markt, worden, ter illustratie, in de onderstaande tabel 2 windmolens voorgesteld met typische afmetingen voor inplanting in het offshore milieu. Tabel 1: Kenmerken van de windturbines Producent en Type Vestas V90 General Electric Wind Energy 3.6 offshore Nominaal vermogen kw kw Min windsnelheid voor productie 3,5 m/s 3,5 m/s Max windsnelheid voor productie 25 m/s 27 m/s Hoogte as boven wateroppervlak 70 m 75 m Aantal schroefbladen 3 3 Diameter van de rotor 90 m 100 m Draaisnelheid 9 tot 19 rpm 8,5 tot 15,3 rpm Vermogensregeling Pitch Pitch p. 3

4 De windturbine bestaat uit een rotor waarvan de bladen de windenergie opneemt en deze omzet in rotatie van de rotor. De energie wordt bijgevolg via een as overgebracht naar een generator. Deze overbrenging gebeurt via een versnellingseenheid. De ontwikkelde stroom wordt vervolgens in frequentie gebracht met die van het net. Ook de spanning wordt door transformatie gelijk gebracht en bijgevolg kan de injectie op het elektriciteitsnet worden uitgevoerd. De rotor van de turbine bestaat uit 3 bladen. De bladen zijn gebouwd uit versterkte kunststof en worden gemaakt uit 1 stuk. Elk blad van een turbine heeft een lengte (tip tot as) van 45 m tot 50 m en wordt aan één uiteinde bevestigd aan de rotor-as. De totale oppervlakte van de rotor bedraagt in deze gevallen 6,362 m² tot 7,854 m². De bladen zijn afzonderlijk instelbaar onder een bepaalde hoek zodat ze zich onder optimale invalshoek t.o.v. de wind kunnen stellen. Bij rotatie zal de bladhoek automatisch worden ingesteld in functie van de rotatie- en windsnelheid. Zo wordt de efficiëntie en de snelheid van de rotoromwenteling bijgestuurd. Die bladhoekinstelling gebeurt ter hoogte van het bevestigingspunt. De bladhoekinstelling wordt ook toegepast om, in geval van noodzaak, de windturbine te stoppen (aerodynamische rem). De rotor, aandrijfas, versnellingsunit, generator, de transformator samen met koeling, sturing, elektrische apparatuur e.d. bevinden zich in en op de gondel van de windturbine. De gondel bevat dus alle technische elementen die de omzetting naar elektrische energie uitvoeren. De gondel bestaat uit een stalen of gietijzeren frame, waaraan al die elementen zijn bevestigd. Rotor Gondel Mast Platform Fundering Windturbine op monopaalfundering De mast van de windturbine plaatst de gondel en de rotor op optimale hoogte. Afhankelijk van de rotordiameter komen rotoras en gondel hierbij op ongeveer 70 à 75m boven het wateroppervlak (laagste peil) te staan. De mast maakt op een veilige manier, de toegang tot de gondel mogelijk en is hiertoe inwendig uitgerust met een ladder en verschillende platformen. In de mast lopen ook de elektriciteits- en communicatiekabels die van de zeebodem tot in de gondel worden gebracht. De mast van de windmolens wordt verankerd aan een funderingsstructuur die op haar beurt verankerd is in de zeebodem. Het type fundering hangt af van het type turbine waarvoor uiteindelijk gekozen zal worden en van de diepte. Er kunnen twee types gebruikt worden: een buispaal- of een driepootstructuur. De buispaal is geschikter voor windmolens op minder diepe plaatsen terwijl de driepoot beter kan worden gebruikt op diepere plaatsen. De buispaal is een stalen kolom met een diameter van ongeveer 4,5 m. Deze paal wordt met behulp van zwaar materieel in de zeebodem geheid. De lengte van de verankering hangt af van de eigenschappen van de ondergrond en van de krachtwerking op de windmolen. Het tweede type fundering is een driepoot, een dragende stalen structuur die in de zeebodem wordt verankerd met drie palen. Die palen zijn kleiner dan bij de monopaal. De krachten afkomstig van de p. 4

5 windmolen worden door deze structuur afgeleid naar de drie kleinere palen en zo verdeeld over een breder bodemoppervlak dan bij een buispaal. Beide types fundering worden beschermd tegen corrosie dankzij een kathodische bescherming en corrosiewerende bekleding. Deze bescherming wordt geoptimaliseerd in functie van de positie ten opzichte van de spatzone. De corrosiewerende bekleding bestaat uit verschillende lagen TBT-vrije expoxyverf met kwaliteitscertificaat. Tijdens het preventieve (periodieke) onderhoud wordt de beschermingsgraad geëvalueerd en de noodzaak om organismen die op de structuren groeien al dan niet te verwijderen. Die aangroei zal worden verwijderd met behulp van hogedrukreinigers. Dit zal gebeuren voor het oppervlak in de golf- en spatzone. Typische driepootfundering Bij de monopaal zal bodemerosiebescherming toegepast worden. Deze erosiebescherming bestaat uit stortsteen die rondom de fundering wordt gestort. Er wordt een cirkelvormige bescherming gevormd met een diameter van ongeveer 30m à 40m. Daar het optreden van erosie afhankelijk is van de paaldiameter, zal de eventueel te verwachten erosie bij een driepootfundering beduidend kleiner zijn dan bij een monopaalfundering. Het is te verwachten dat bij een driepoot de bodemerosiebescherming kan weggelaten worden. Het weglaten zal ook voor de monopaal geëvalueerd worden d.m.v. een in situ monitoring Het offshore hoogspanningskoppeling- en transformatiestation (Koppelingsstation) Tussen de 2 meest zuidelijk gelegen windturbines, in het midden van het park, wordt er een koppelingsstation gebouwd. In dat station worden de kabels samengebracht van het hoogspanningsnet van het windpark en vertrekken de kabels naar de aansluitingspost op land. Het koppelingsstation wordt ondergebracht op een offshore platform. De spanning wordt er van ongeveer 34kV opgetrokken naar 150 kv. Dat is de spanning waaronder de stroom kan worden geïnjecteerd op het transmissienet. Het koppelingsstation wordt gebouwd op een stalen structuur. De funderingsopzet is gelijkaardig aan die van olie- en gasinstallaties in zee. De structuur rust op verschillende palen die in de zeebodem worden geheid. De structuur wordt tot ±15 m boven het wateroppervlak gebracht om het platform te ondersteunen. De corrosiebescherming is gelijkaardig aan die van de windturbines. Boven op die draagstructuur wordt een platform gebouwd. De afmetingen van het platform worden geschat op ± 20m x 26m De bekabeling De bekabeling in het park bestaat uit een netwerk van hoogspanningslijnen tussen de verschillende windturbines. Binnen elke turbine wordt de spanning van de geproduceerde stroom getransformeerd tot middenspanning (33 à 36kV) en aan een offshore hoogspanningsnetwerk geleverd. Dat netwerk bestaat uit offshore hoogspanningslijnen die in de zeebodem worden gelegd. De hoogspanningslijnen worden in elke turbine binnengebracht via J-vormige buizen, aangesloten en doorverbonden (met de nodige beveiligingen). De netwerkkabels worden in de zeebodem ingegraven op een diepte van minimaal 1m en worden verzameld in het koppelingsstation. Van daaruit vertrekt één hoogspanningskabel naar de kust. De offshore kabel 150 kv (Um 170kV) wordt ingegraven onder de zeebodem. De diepte bedraagt minstens 1m. p. 5

6 # 9 #8 # 18 # 7 # 17 # 6 27 # # 16 # 5 #26 #15 #4 #36 #25 #14 #3 #35 #24 #13 #34 #23 #12 #33 #22 #11 LEGENDE : #n #32 #21 36kV (Um) HVAC kabels Inplanting & n windturbine #M Inplanting koppelingsstation #31 #20 #30 #19 #29 # 28 Schematische voorstelling ondergronds bekabelingsnetwerk #2 #1 #10 #M Markering en verlichting Volgens richtlijnen van IALA wordt de bouwlocatie verlicht en gemarkeerd tijdens de constructie- en ontmantelingsfase, en dit overeenkomstig de maritieme reglementering. Vóór en tijdens de bouwfase zal nauw samengewerkt worden met de bevoegde administraties teneinde de veiligheid te garanderen. IALA heeft ook aanbevelingen opgesteld voor de markering van windturbines in een offshore windmolenpark. Deze aanbevelingen adviseren het gebruik van knipperlichten op de hoeken van een windmolenpark en op elke windturbine afzonderlijk, de aanwezigheid van lichtbakens, het gebruik van kleuren, radarbakens, radarreflectoren, radarversterkers en het gebruik van geluidssignalen. Tenslotte zal het onderste gedeelte van de mast geel worden geverfd. De rest van de mast wordt in lichtgrijs (RAL 7035) een kleur die algemeen niet opvalt in de omgeving om de visuele verstoring tot een minimum te beperken. Rondom het windmolenpark is ten behoeve van de veiligheidszone een ruimte van 500 m voorzien. Deze veiligheidszone wordt bijkomend gemarkeerd met maritieme bebakening. Scheepvaart in die zone wordt verboden. In samenwerking met de betrokken autoriteiten kunnen boeien verplaatst of geïnstalleerd worden om schepen rond het windmolenpark heen te leiden en kunnen lichtsignalen, radarbakens en geluidssignalering (mist) op de boeien geïnstalleerd worden. Voor de äeronautische markering worden daarnaast ook de richtlijnen van Belgocontrol, van de internationale organisatie voor burgerluchtvaart en van het Belgische Leger in aanmerking genomen. Licht bebakening luchtvaart Licht bebakening scheepvaart p. 6

7 1.2.3 Fasering van het project Bouw en inwerkingstelling Het windmolenproject is opgedeeld in drie stadia: de bouw, de exploitatie en de ontmanteling. De bouw en het opstarten van het project zijn voorzien om in maximaal twee fasen uitgevoerd te worden in een periode van twee jaar na de machtiging. De twee fasen van het project vormen één project in één enkele zone. Het al dan niet toepassen van de gefaseerde bouw wordt bepaald door de datum van machtiging en de beschikbare voorbereidingstijd tussen toelating en bouwperiode (zomer). De minimum nodige voorbereidingstijd is ±6 maand per fase. De periode waarin FINA EOLIA het windmolenpark wil uitbaten bedraagt 20 jaar. De offshore bouwactiviteiten zijn gepland tijdens de maanden mei, juni, juli en augustus. In de maanden die aan de offshore activiteiten voorafgaan, worden de nodige voorbereidingen getroffen en wordt de prefabricatie aan wal uitgevoerd. Een onshore controlestation zal de werking van het park controleren. De volledige operationele bediening van het park zal vanuit dit station worden gecoördineerd. Het onderhoud en de betrouwbaarheid van de windmolens wordt in de eerste plaats verzekerd door continue monitoring, inspecties en preventief onderhoud. De onderhoudwerken bestaan enerzijds uit grote onderhoudsinterventies die minstens eenmaal per jaar op vaste geplande tijdstippen plaatsvinden. Anderzijds worden kleinere tussentijdse onderhoudsbeurten uitgevoerd en worden defecten die werden vastgesteld door de controle-eenheid verholpen. Na de exploitatie wordt het windmolenpark ontmanteld. De ontmanteling behelst de afbraak en verwijdering van alle constructie-elementen. De windturbines zullen worden afgebroken en de funderingen verwijderd tot op een niveau waar ze geen risico meer vormen voor de omgeving of het milieu. Deze afbraakwerken zullen worden voorafgegaan door een bijkomende studie om de impact van de gekozen afbraakmethode te bepalen en te rechtvaardigen Alternatieven Aangezien er geen strategische milieueffectenrapportering is uitgevoerd voor windmolenparken op het Belgisch Continentaal Plateau, aangezien er geen ruimtelijk bestemmingsplan bestaat voor offshore gebieden, en aangezien het project strikt genomen ruimtelijk gebonden is aan de gevraagde concessiezone, is er een motivering van de gekozen locatie gegeven. De keuze is gebaseerd op een afweging van de beschikbare gebieden voor de bouw van windenergieparken op het Belgisch Continentaal Plateau (BCP). Offshore gebieden met een specifieke bestemming, zoals natuurgebieden, vaarroutes, militaire oefengebieden, zand- en grindexploratie, andere concessieaanvragen en gebieden buiten de twaalfmijlszone, werden uitgesloten als potentieel gebied voor de installatie van het windmolenpark. Van de overblijvende gebieden werden bij het zoeken naar de meest passende locatie volgende punten in aanmerking genomen: het criterium inzake zeezicht en avifauna, zoals beklemtoond door de BMM; de mate waarin de gebieden makkelijk aansluitbaar zijn op het net; het ecologische belang; de invloed op andere activiteiten (navigatie, baggerstort, andere windparken, ); de mogelijkheid tot uitbreiding en clustering; de configuratie mogelijkheden van de windmolens t.o.v. de overheersende windrichting en de visuele hinder. Op de volgende bladzijde wordt een overzicht gegeven van de locatiegebonden activiteiten in de Belgische mariene zone. p. 7

8 LEGENDE Overzicht Gebruiksfuncties #S #S Zone 1 Zone 2 Zone 3 #S #S #S #S S1 bis S1 S2 S3 R4 #S #S #S #S #S #S #S Br W O #S #S #S #S #S Br W Oostende #S #S#S Meetposten AWZ (België) en Rijkswaterstaat (Nederland) #S AWZ - België #S Rijkswaterstaat - Nederland Belgisch Continentaal Plateau (BCP) Grenzen BCP 12 mijlszone 24 mijlszone Militaire zone Detonatiegebied Militaire oefenzone Militaire schietzones Leidingen Gasleidingen Telefoonlijn Bekabeling concessie Fina Eolia 36 kv kabel 150 kv kabel Landkabel Vliegzone Zand- en grintextractie Steden Concessies op de Noordzee Aangevraagde concessie Fina Eolia Veiligheidszone concessie Fina Eolia Seanergy project Andere concessieaanvragen Scheepvaart Andere vaarroutes Ankerplaats Beloodst Scheiding Scheepvaart-scheidingsstelsel Natuurgebieden Duindecreet Belangrijke vogelgebieden Voorstel Natura 2000 gebieden Ramsar-gebieden Voordelta natuurgebied - Nederland Bathymetrie diepte in m land Stortplaatsen Stortplaatsen op zee Paardemarkt munitiedump Kilometers Belgische Lambert projectie (1972) GEBRUIKSFUCTIES OP HET BELGISCH CONINENTAAL PLAT Overzicht gebruiksfuncties BCP MER offshore windmolenpark contract 02/06296/pv januari 2003 Dit document is auteursrechterlijk beschermd p. 8

9 1.3 EFFECTEN Klimaat Inzake klimaat werd onderzocht welke effecten verwacht kunnen worden op lokaal en op een meer globaal niveau. Daartoe wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste klimatologische parameters van de projectsite, voor zover deze gekend zijn. Indien er geen gegevens beschikbaar waren, werden gegevens van nabijgelegen gebieden besproken. Belangrijk om te onthouden is dat de wind overheersend uit het ZW komt. De windkracht op zee is hoger dan op het land en neemt toe naarmate men verder in zee gaat. De windsnelheden aan onze kust liggen meestal tussen 15 en 45 km/u. Hoewel op lokaal gebied het project een belangrijke bijdrage levert aan de objectieven inzake de reductie van CO 2 emissies draagt het windmolenpark slechts in kleine mate bij tot het globaal reduceren van de uitstoot van broeikasgassen. Windroos vlakte van de Raan De impact van die reductie op de opwarming van de aarde en de stijging van het zeewaterpeil zal dus waarschijnlijk te klein zijn om correct te kunnen worden ingeschat. Effecten op het voorkomen van extreme situaties (stormen, strenge winters, hete zomers, ) zijn nog veel moeilijker in te schatten maar zullen waarschijnlijk even klein zijn. De grootste invloed van het windmolenpark op het windklimaat zal beperkt blijven tot relatief lokale effecten. Aan de benedenwindse zijde is er tot op 1,75 km van de windmolens een effect merkbaar op de windsnelheid. Ook het cumulatieve effect speelt een rol. Dit effect wordt echter geminimaliseerd door bij de windmolenopstelling rekening te houden met de meest voorkomende windrichting en door de windmolens geschrankt op te stellen. Invloeden op het lokaal temperatuursklimaat door warmteafgifte van de ingegraven kabel zijn waarschijnlijk zeer beperkt en lokaal. Het effect op het globale klimaat is dus naar alle waarschijnlijkheid lichtjes positief, voor zover men dit kan meten of berekenen. Effecten op het lokale windklimaat zullen merkbaar zijn, maar beperkt blijven tot de onmiddellijke nabijheid van het windpark. Er worden geen milderende maatregelen, compensaties voorgesteld. Monitoring van de weersgegevens en eventueel van de temperatuursgradient rond de kabel wordt voorgesteld. p. 9

10 1.3.2 Bodem Beschrijving van de referentiesituatie Situering: Het studiegebied maakt deel uit van het continentaal plat in de zuidelijke bocht van de Noordzee, op diepten tussen ongeveer 6 en 20 m. De zeebodem is vrijwel volledig uit zand opgebouwd, met plaatselijk wat grind en slib dat in een recent geologisch verleden is aangevoerd. Ook nu nog spelen geologische processen als erosie en sedimentatie een belangrijke rol in dit gebied. Die processen worden in grote mate gestuurd door stroming en golven onder invloed van de wind. Morfodynamica: Het projectgebied is gelegen op de Vlakte van de Raan, een driehoekige zandbank die gescheiden wordt van de haven van Zeebrugge door de vaargeul Het Scheur en de toegang naar de haven. In de richting van de open zee (NW) neemt de helling van deze zandplaat toe tot beneden de 20m. De bodem ervan is bedekt met bodemstructuren. Aan de zeewaartse zijde van het westelijke punt van de Vlakte van de Raan liggen enkele zandgolven die tot 4 m hoog zijn. De kamlijnen van de duinen lopen allemaal in een noord-zuidrichting, wat een dominante west-ooststroming veronderstelt. Aan de zuidelijke rand van de locatie liggen baggerstortplaatsen. Door het storten van baggerspecie is de bodem hier vermoedelijk hoger gelegen dan van nature het geval zou zijn. Het topvlak van de Vlakte van de Raan is vrij stabiel tot licht erosief (erosiegraad maximaal 50 cm in 20 jaar). Aan de oostzijde van de zandplaat wordt lichte afkalving vastgesteld, aan de westzijde lichte sedimentaangroei. De windmolensite is gelegen aan de westelijke zijde van de zandplaat en heeft een relatief stabiele bodem. BATHYMETRIE PROJECTGEBIED FINA EOLIA Geologie: De bovenste geologische laag van de zandplaat bestaat uit een quartaire afzetting (met een gemiddelde dikte van 20m) die zich bovenop een tertiaire kleilaag bevindt. Het karakter van de quartaire afzettingen werd bepaald door het veranderende zeeniveau en de wisselwerking tussen glaciale en interglaciale processen. De klei-achtige tertiaire formaties van Maldegem en Boom dagzomen in de laagte en de lokale geulinsnijdingen rondom het studiegebied. Granulometrie: De zandplaat Vlakte van de Raan bestaat aan de oppervlakte meestal uit fijn zand. Boringen uitgevoerd in het kader van een nabijgelegen project tonen aan dat de zeebodem bestaat uit gemiddeld zand (mediane diameter van de korrels tussen 100 en 300 µm). Aan de noordwaartse zijde wordt iets grover en licht grindhoudend zand opgemerkt (maximum 5 %). Sedimentkwaliteit: Het sediment van de Noordzeebodem kent een aanrijking met vooral zware metalen, minerale oliën en nutriënten van antropogene oorsprong. Dit kan onder andere veroorzaakt worden door lozingen van scheepsgebonden activiteiten en als gevolg van het dumpen van gebaggerd materiaal Deze aanrijkingen hebben een sterk lokaal karakter door de onmiddellijke verdunning van de vervuiling door de waterstroom. Windmolenprojecten: Het windmolenpark 'Seanergy', dat ten zuiden van de hier beschreven site zou worden opgericht, zal de referentiesituatie van dit project niet in belangrijke mate beïnvloeden. p. 10

11 Beoordelingscriteria en milieu-effecten AUTONOME ONTWIKKELING In de huidige situatie vinden een aantal activiteiten plaats die kunnen bijdragen tot een zekere verontreiniging : zandwinning (niet in de onmiddellijke omgeving van Zeebrugge of de Vlakte van de Raan); het storten van baggerspecie (loswallen in het zuidelijke deel van de vlakte van Raan); het dumpen van vis- en huishoudelijk afval door visserij en toerisme, en de aanwezigheid van scheepvaart. De morfologische evolutie van de Vlakte van de Raan wordt sterk bepaald door het aanhoudend lossen van baggerspecie. Als het lossen van baggerspecie zou worden stopgezet, is het mogelijk dat de vastgestelde aangroei geleidelijk weer verloren gaat. Als algemene evolutie kan men stellen dat ten gevolge van de natuurlijke stromingen de westwaartse zijde van de Vlakte van de Raan een lichte aangroei zal kennen, terwijl de oostwaartse zijde met een lichte afkalving te maken zal krijgen (grootteorde van maximaal 50 cm in 20 jaar). BOUWFASE Het aanbrengen van een paalconstructie in de bodem zal over de volledige lengte van de ingeheide paal een verstoring van de bodemstructuur veroorzaken. Dit is een gering en lokaal effect. Het aanbrengen van de kabel in de zeebodem zorgt eveneens voor een verstoring van de zeebodem. Heel snel na het leggen van de kabel zal de bodemstructuur echter zijn oorspronkelijke staat herwinnen. Indien er erosiewerende bescherming wordt aangebracht (geotextiel of steenbestorting) wordt een verstoring van de oorspronkelijke bodem veroorzaakt. Er moet nog worden uitgemaakt of er aan elke paalvoet erosiebescherming wordt aangebracht. Een typische bescherming zou bestaan uit 2 grindlagen (van ongeveer 50 cm + 80 cm) die worden aangebracht in een cirkel rond elke windturbine (in het geval van een monopaal). In het geval van een driepoot of multipootfundering is een erosie-effect minder waarschijnlijk. Elke mogelijke bodemverontreiniging als gevolg van de activiteiten heeft slechts een indirect karakter. Indien er verontreiniging van het zeewater optreedt door bijvoorbeeld een onvoorziene ramp tijdens de bouw, het onderhoud of de ontmanteling van het park, zal een deel van de verontreiniging zich vasthechten aan partikels die zich op dat moment gesuspendeerd in de waterkolom bevinden. EXPLOITATIEFASE De paalconstructies hebben geen enkele invloed op de algemene transportbeweging van bodemdeeltjes in de inplantingszone. De erosie- en aanslibbingsfenomenen veroorzaakt door de algemene stroming in de Noordzee zullen geen invloed ondervinden van de constructies. De neerwaartse drukgradiënt bij een obstructie (paal) in de stroming (ontstaan door een snelheidsafname die groter wordt in functie van de waterdiepte) veroorzaakt een neerwaartse stroming die botst met de bodem vóór de paal en zo erosie veroorzaakt. De erosiediepte hangt af van een aantal variabelen: de vloeistof (water): densiteit, viscositeit; het sedimentbed: gemiddelde korreldiameter, korrelverdeling; de constructie: paaldiameter; de stroming: snelheid, wrijvingssnelheid, diepte. Elke empirische formule zal rekening houden met deze variabelen. p. 11

12 rekening houden met deze variabelen. Monopaalstructuren zijn vrij erosiegevoelig en vereisen bijgevolg erosiebescherming. Bij een driepootstructuur is erosiebescherming echter geen vereiste. Aangezien een driepoot meer funderingspalen heeft kunnen deze kleiner gedimensioneerd zijn dan de monopile. Hierdoor is deze structuur minder gevoelig voor erosie. De maximaal berekende erosiediepte voor een driepootstructuur zal dan ook beduidend lager zijn waardoor erosiebescherming wellicht kan weggelaten worden. De kabels worden wel voldoende diep in de zeebodem ingegraven zodat ze niet bloot komen te liggen en er geen verdere erosie rond de kabels ontstaat. De kabels worden gelegd in een zone die sinds de uitbouw van de haven van Zeebrugge onderhevig is aan aanslibbing (slib en fijn zand). ONTMANTELINGSFASE Tijdens deze fase kunnen er indirecte effecten optreden die afhankelijk zijn van de technische uitvoering van de ontmanteling. Als ook de fundering van de windmolens wordt verwijderd, zal de bodemstructuur opnieuw verstoord worden. Tijdens de ontmantelingsfase kan er op elk moment accidentele bodemverontreiniging optreden, zij het secundair via gesuspendeerde deeltjes die waterverontreiniging absorberen en vervolgens terug uitzinken. Deze effecten zijn vergelijkbaar met die voor de bouwfase Milderende maatregelen De maximale erosiediepte rondom de paal kan worden verminderd door het aanbrengen van een bodembescherming. De buispaal is in hogere mate erosiegevoelig. Erosiebescherming (steenbestorting of artificiële bescherming) van de zone rondom de paal is daarom aangewezen. Bij een driepootstructuur is dergelijke bescherming niet nodig. Om de invloed van het windmolenpark te bepalen, moet vóór het opstarten van de werken een meetcampagne worden ingepland met het oog op de vaststelling van de sedimentkwaliteit en de bodemkarakteristieken ter hoogte van de site. Gedurende de exploitatie moet die analyse periodiek (bijvoorbeeld jaarlijks) worden herhaald om zo de eventuele evolutie in de bodemkarakteristieken op te volgen. Om bodemverontreiniging te voorkomen, moet een actieplan worden opgesteld dat de stappen beschrijft die moeten worden ondernomen bij eventuele rampen bv. tijdens onderhoudswerkzaamheden Monitoring Voordat de installatiewerken van start gaan, zou de huidige bodemkwaliteit en de distributie (korrelverdeling, slibpercentage, dichtheid, enz.) in de inplantingszone moeten worden gemeten. Tijdens de exploitatiefase moet die analyse periodiek worden herhaald om zo de eventuele evolutie in de bodemkarakteristieken op te volgen. Bovendien zouden de structuren van de zeebodem in dat gebied moeten worden geanalyseerd en hun evolutie tijdens de exploitatiefase moeten worden gemonitord. De erosiediepte moet periodiek worden bepaald: intensief tijdens de eerste maand, d.w.z. onmiddellijk na de installatie, na één maand of na de eerste storm, na drie maanden, vervolgens tijdens onderhoudsactiviteiten. In de tweede plaats moet de hoeveelheid bodemtransport worden beoordeeld, door turbiditeit en stroomkarakteristieken te meten tijdens de installatie en tijdens diverse stormen. Die metingen zouden moeten leiden tot een berekening van de concentratie en het transportprofiel van zwevende bodemdeeltjes, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar de zone dichtbij de bodem. Om te komen tot een bruikbare vergelijking zouden dezelfde metingen moeten worden uitgevoerd aan een p. 12

13 paalconstructie en op een referentiesite (zonder enige constructie) (BMM, 2002). Het is duidelijk dat de meting van het transport van zwevende bodemdeeltjes bruikbare kennis zal opleveren omtrent het aspect 'water' Water Beschrijving van de referentiesituatie De gemiddelde jaartemperatuur van het wateroppervlak ter hoogte van de Vlaamse banken bedraagt 11 C. In het Belgische deel van de Noordzee schommelt de saliniteit tussen g/kg aan de oostkust, en g/kg aan de noordelijke en noordoostelijke grens van het Belgisch Continentaal Plateau. Ter hoogte van de Vlaamse kustzone is er een zone van circa 5 km met hoge turbiditeit die gekenmerkt wordt door een hoog suspensiegehalte. Bij mooi weer bedragen de suspensiegehaltes aan de oppervlakte tot 50 mg/l en meer. Bij storm kunnen de maximumconcentraties voor hetzelfde getij tot vijftienmaal hoger liggen dan bij mooi weer. Bij storm worden, nabij de bodem, maximumconcentraties tot 15 g/l opgemeten waarvan 5 g per liter zand. Nadat het zand in suspensie treedt, zinkt het begrijpelijkerwijze vrij snel naar de bodem terug (binnen enkele minuten). Bij slib kan dit enkele uren duren. Het verschil tussen hoog- en laagwaterstand varieert en is maximaal bij springtij (gemiddeld 4,34 meter ter hoogte van Zeebrugge) en minimaal bij laagtij (gemiddeld 2,82 meter ter hoogte van Zeebrugge). Ter hoogte van de Vlakte van de Raan is de piekstroming bij vloed zuidwestwaarts gericht. Op de projectsite wordt een maximale stroomsnelheid van 1,8 m/s gemeten. Ter hoogte van de site kunnen er jaarlijks maximale golfhoogten van 6m en een retourperiode van 10,5s voorkomen. De maximale waterdiepte is ongeveer 18 m ten opzichte van het laagste astronomische getij (referentieniveau). De extreme waterhoogte (vanaf de het bodemoppervlak) onder invloed van alle mogelijke golf en getijwerkigen in de zone ligt tussen 27 en 35 m. De chemische samenstelling van zeewater is vrij goed gekend. De concentraties van bepaalde sporenelementen in het Noordzeewater zijn sterk verhoogd door menselijke activiteiten. De grootste concentraties aan zware metalen worden waargenomen ter hoogte van de riviermondingen, o.a. ter hoogte van het Schelde-estuarium. De laatste jaren worden wel dalende trends vastgesteld in de concentraties van bepaalde zware metalen. Ter hoogte van Rotterdam bedraagt het TBT-gehalte (tributyltin afkomstig van aangroeiwerende verf) in het zeewater ongeveer 0,14 µg/l. Het TBT-gehalte in de bodem van de Schelde (Belgisch grondgebied) bedraagt 0,081 mg/kg, in de bodem van de Westerschelde maximaal 0,046 mg/kg. De PCB-concentraties die in 1986 werden gemeten door de Belgica bedroegen ongeveer 2,8 ng/l in de waterfase en ongeveer 4,0 µg/kg in de bodem. De PAKconcentraties zijn ter hoogte van estuaria en kustzones hoger dan in volle zee. Ter hoogte van de estuaria kan de concentratie oplopen tot 8,5 µg/l. In de toekomst moet er meer en uitgebreider onderzoek gebeuren naar andere persistente organische componenten. Tijdens de winter is de nutriëntenconcentratie hoger dan tijdens de zomer (periodieke algenontwikkeling in lente en zomer) Beoordeling van de effecten op het milieu AUTONOME ONTWIKKELING Voor de autonome ontwikkeling van de waterkwaliteit in de Noordzee kunnen een aantal verwachtingen naar voren worden geschoven die sterk afhankelijk zijn van beleidsbeslissingen, zoals: het voortzetten van de dalende trend wat anorganische en organische polluenten betreft; een daling in de toevoer van p. 13

14 nitraat in de nabije toekomst door minder toevoer via rivieren (diffuse lozingen); een langzaam dalende trend inzake olielozingen. BOUWFASE Ter hoogte van de site is geen invloed te verwachten op de saliniteit, zuurstof, temperatuur en nutriëntenconcentratie. Uit de gegevens blijkt dat de rompen van de schepen die worden gebruikt bij de installatie met TBT-vrije verf zijn geschilderd, zodat er geen schadelijke stoffen aanwezig zijn. Zware metalen uit diepere bodemlagen kunnen zowel tijdens de installatie van de windmolens zelf als tijdens de installatie van de kabels omgewoeld worden en uitlogen. Dat betekent een indirecte en vrij geringe potentiële bron van zware metalen in het zeewater. Exacte gegevens inzake bodemkwaliteit ter hoogte van de site kunnen daarover uitsluitsel geven. Volgens MARPOL mogen er geen afval- of olielozingen plaatsvinden (de site ligt binnen de twaalfmijlszone). Het korte bestaan van een lokaal zichtbare turbiditeitswolk (verhoging van het zwevende materiaal) tijdens de installatie van de palen kan niet worden uitgesloten maar heeft verder geen nefaste invloed. De lokale verhoging van de turbiditeit bij de plaatsing van een monopaal is vergelijkbaar met het heien van een driepootconstructie. Door het inbrengen van de kabel zullen er onvermijdelijk zwevende stoffen in het water terechtkomen. De hoeveelheid is afhankelijk van de gebruikte methode. De impact op de verhoging van de turbiditeit heeft echter een zeer korte tijdsspanne en is te verwaarlozen. EXPLOITATIEFASE De invloed van de aanwezigheid van een windmolen op de stroming is goed gekend. Doordat het water ter hoogte van de paal moet afbuigen, ontstaat er lokaal een hogere turbulentie en verandert de stroomrichting. Die invloed is vrij beperkt. Gezien de grote afstand tussen de verschillende palen is er geen interferentie tussen de invloed van de verschillende palen op de stroming. Er is geen invloed te verwachten op de saliniteit, zuurstof, temperatuur en nutriëntenconcentratie. De palen worden met biologisch inerte verf behandeld (geen TBT), zodat er geen gevaar is voor contaminatie van het zeewater. Door de lokale erosie rondom de paal zal er vlakbij de constructie zwevend materiaal ontstaan. Het zandige sediment zal in hoofdzaak vlakbij de bodem worden getransporteerd. Het verdere verloop van het transport vlakbij de paal is vergelijkbaar met de situatie zonder paal. ONTMANTELINGSFASE Indien bij de ontmanteling de volledige fundering van de windmolens wordt verwijderd, kunnen zich dezelfde effecten voordoen als tijdens de bouwfase. Indien de fundering bij de ontmanteling niet wordt verwijderd (geen verstoring van de bodemstructuur), kunnen zelfs een aantal van de hierboven p. 14

15 beschreven effecten wegvallen. Op dit ogenblik bestaat enkel de mogelijkheid tot accidentele lozing van polluenten Leemten in de kennis Over het algemeen is zeer weinig informatie beschikbaar over het voorkomen, de trends en de milieu-effecten van persistente organische componenten zoals TBT, in het water. Er zijn geen gegevens beschikbaar over de chemische samenstelling en de specifieke waterkwaliteit ter hoogte van het projectgebied/de Vlakte van de Raan. Tijdens de laatste jaren werd de input van olie in de Noordzee door scheepvaart en raffinaderijen goed gemonitord. De input van olie door andere (menselijke) activiteiten werd nog steeds niet goed bestudeerd, zodat het onmogelijk is om een uitgebreide beschrijving te geven Milderende maatregelen De nodige actieprocedures worden uitgewerkt om de impact van eventuele rampen waarbij waterverontreiniging wordt veroorzaakt, tot een minimum te beperken Monitoring Er wordt voorgesteld om aan het geplande windmolenpark een periodieke meetcampagne uit te voeren om de aanwezigheid van polluenten in het zeewater na te gaan. Enerzijds moeten de saliniteit, zuurstof, temperatuur en nutriënten worden geanalyseerd, en anderzijds moeten de concentraties aan zware metalen, aardolie, TBT, PCB's en PAK's worden vastgesteld. Een periodieke bemonstering van het zeewater wordt aanbevolen. p. 15

16 1.3.4 Lucht Beschrijving van de referentiesituatie Eén VMM-meetpunt aan de kust is relevant voor de luchtkwaliteit boven zee, rekening houdend met het feit dat dit meetpunt gelegen is met de overheersende windrichting mee. Het gaat hier om meetpunt 44N002 - Zeebrugge Zeesluis. De meetpunten 44N012 -Moerkerke en 44N029 - Houtem liggen ongeveer 10 km landinwaarts. Daarnaast werd er in 2000 een tijdelijk meetpunt geïnstalleerd in De Panne voor de evaluatie van de grensoverschrijdende vervuiling afkomstig van het industriegebied rond Duinkerken. Een vergelijking van de verkregen waarden met de grens- en richtwaarden voor luchtkwaliteit toont aan dat er geen problemen zijn bij de betrokken meetpunten. De richtwaarde van de Wereldgezondheidsorganisatie voor SO 2 bedraagt 50 µg/m 3 (jaargemiddelde).de grenswaarde bedraagt µg/m 3 voor P50 (50% van de waarden hoger) en µg/m 3 voor P98 (2% van de waarden hoger). De verkregen gemiddelden en P50-waarden liggen niet hoger dan 10µg/m 3, wat aangeeft dat er nog een aanzienlijke draagcapaciteit is van ten minste 30µg/m 3.. Voor NO x geldt een richtwaarde van 40 µg/m 3 als jaargemiddelde (WGO, 2000). Voor P50 geldt een jaarlijkse waarde van 50 µg/m 3 (uurgemiddelde); voor P98 is dat 135 µg/m 3.. De grenswaarde voor P98 zoals vastgelegd in VLAREM bedraagt 200 µg/m 3.. Wat No x betreft, is er dus geen probleem. In de huidige situatie bereikt de concentratie in de lucht minder dan 50% van de richtlijn of grenswaarde. Wat de concentraties van zwevend stof betreft, kan worden vastgesteld dat de huidige waarden ver onder de bestaande grensconcentratie van 70µg/m 3 (P50) liggen, zoals wordt voorgeschreven door de Europese Unie. In de toekomst zullen die grenswaarden worden verlaagd naar 50µg/m 3 (dagelijks P50). Ook in dat geval worden de kwaliteitsdoelstellingen bereikt. Wat CO betreft, liggen de huidige waarden ver onder de doelstellingen inzake luchtkwaliteit. In vergelijking met andere controlestations zijn de niveaus van volatiele organische stoffen langs de kust laag (MIRA T, 2001). Omdat er in het kustgebied geen belangrijke emissiebronnen zijn (vooral scheepvaart) en omdat de lucht vooral vanuit zuidwestelijke richting het kustgebied bereikt, mag worden verwacht dat de luchtkwaliteit boven de Noordzee momenteel goed is. Ook al is bekend dat nutriënten en micro-polluenten naar zee worden gevoerd via de atmosfeer (Eyckmans et al., 2002), toch zijn de concentraties voldoende laag en geven zij aan dat de luchtkwaliteit boven zee niet werd aangetast Beoordeling van de effecten op het milieu Bouwfase Tijdens de bouwfase kunnen er een paar potentiële emissiebronnen worden geïdentificeerd: de emissies ten gevolge van de constructie van de windturbines aan land de emissies ten gevolge van het transport van de windturbines van de haven naar de site van het windmolenpark In beide gevallen gaat het vooral om emissies van verbrandingsgassen (CO2, stof,) verrijkt met algemene luchtvervuilende verbindingen zoals CO, SO 2, NO x en koolwaterstoffen. De emissies veroorzaakt door de assemblage en het transport over land zullen minimaal zijn en hebben een verwaarloosbare luchtvervuilende invloed. Tijdens de assemblage aan land zal er personeel en p. 16

17 assemblage-uitrusting naar de werf worden vervoerd. Wat de emissies betreft die veroorzaakt worden door het transport naar de site van het windmolenpark, kan worden gesteld dat ook het aantal trajecten beperkt zal zijn. In principe zijn er per dag ± 4 transporten voor uitrusting/ constructie van één windturbine + 3 personeelstransporten. Bijgevolg wordt er tijdens de bouwfase per windturbine zowat 500km gevaren. Tijdens de bouwfase op zee zal er in ploegen van 24 uur personeel naar de offshoresite worden gebracht. De bekabeling wordt aangebracht speciale kabelleggers; deze vaartuigen zullen ter plekke blijven voor de duur van de kabellegactiviteiten. In vergelijking met de globale emissies in Vlaanderen, zijn deze hoeveelheden volstrekt onbeduidend (MIRA-T, 2001). Bovendien is de actuele luchtkwaliteit goed. De zeer beperkte bijdrage inzake luchtvervuiling gebeurt gespreid in de tijd en zal geen meetbare concentratieverhoging veroorzaken buiten de onmiddellijke omgeving van het vaartuig. Wat de luchtvervuiling betreft tijdens de bouwfase zijn er derhalve geen significante gevolgen. Deze conclusie geldt onafhankelijk van de capaciteit van de gekozen windturbines Exploitatiefase Wat de luchtvervuiling tijdens de exploitatiefase betreft, moeten bij de beoordeling van de milieueffecten twee elementen in overweging worden genomen: de emissies ten gevolge van het onderhoud: hierbij gaat het vooral om emissies van schepen die ingezet worden bij het onderhoud van het windmolenpark de daling van emissies door de vervanging van traditionele energie door windenergie, d.w.z. vermeden emissies. Zoals blijkt uit de bovenstaande bespreking (zie bouwfase), kunnen de emissies ten gevolge van de onderhoudsbeurten buiten beschouwing worden gelaten. Bij de emissies die door het project worden vermeden, kan volgend onderscheid worden gemaakt: de bijdrage in de preventie van het broeikaseffect de bijdrage in de preventie van zure regen de bijdrage in de preventie van stofemissies Er wordt aangenomen dat de elektriciteit die wordt opgewekt door windturbines anders zou worden geleverd door klassieke elektriciteitscentrales. Impact op de CO 2-emissies Het windmolenpark met 36 windturbines, die elk een capaciteit hebben van 3 MW, zal jaarlijks ongeveer 350 GWh produceren. Bij de berekening van die nettoproductie wordt rekening gehouden met alle lopende verliezen. Dat vertaalt zich in een vermeden uitstoot van CO 2 -gassen door klassieke elektriciteitscentrales met ongeveer ton CO 2 per jaar, wat neerkomt op ongeveer 1,13% van de totale CO 2 -emissies door de exploitatie van de klassieke elektriciteitscentrales in België of met de CO 2 opname van 400km² europees bos (opname bos ±6t CO 2 /ha/jaar). Met windturbines van 3,6 MW zou de productie stijgen tot een nettoproductie van ongeveer 420 GWh. Dat zou de CO 2 -uitstoot doen dalen met ongeveer ton per jaar, wat neerkomt op ongeveer 1,36% van de totale CO 2 -emissies door de exploitatie van de klassieke elektriciteitscentrales in België. p. 17

18 Impact op emissies die leiden tot zure regen De reductie van SO 2 en NO x, uitgedrukt in aantal ton en in zuurequivalent4 Tabel 2: Vermeden emissies van SO 2 en NO x ten gevolge van de productie van elektriciteit door het windmolenpark. Alternatief Elektriciteits productie Vermeden emissie GWh/jaar SO 2 (ton/jaar) NO x ton/jaar Z eq/jaar 3 MW turbines ± ,87x10 6 3,6 MW turbines ± ,23x10 6 De totale zuuremissie in België veroorzaakt door de productie van elektriciteit door klassieke elektriciteitscentrales met fossiele brandstoffen bedraagt 1, Aeq/jaar (VMM 2000). Bij turbines van 3 MW zou de jaarlijkse uitstoot van zuren met 1,13 % dalen ten opzichte van het jaarlijkse totaal. Bij turbines van 3,6 MW zou de daling van de zuuruitstoot 1,36% bedragen. Impact op stofemissies Het is duidelijk dat de vermeden stofemissies minder belangrijk zijn dan de vermeden emissies van het broeikasgas CO 2 en van zuurcomponenten.voor de andere potentiële luchtvervuilers zullen de vermeden emissies minder doorslaggevend zijn, waardoor die buiten beschouwing worden gelaten. Het is duidelijk dat er tijdens de exploitatiefase een belangrijk positief effect bestaat op de luchtkwaliteit in het algemeen en in het bijzonder op het broeikaseffect en de zure regen. Hoe hoger het vermogen per windturbine, hoe hoger het gezamenlijke positieve effect voor x-aantal turbines Ontmantelingsfase Tijdens de ontmantelingsfase zullen de emissies beperkt worden tot de emissies die veroorzaakt worden door het transport dat nodig is voor de ontmanteling, m.a.w. tot een beperkt aantal vrachtschepen. Net zoals bij de evaluatie van de bouwfase, kan ook hier worden gesteld dat de totale emissies zeer beperkt zijn en bijgevolg voor geen enkel bestanddeel zullen leiden tot een meetbare concentratietoename. Tijdens de ontmantelingsfase wordt dus geen enkel belangrijk effect verwacht op het vlak van luchtkwaliteit. Monitoring Rekening houdend met de bovenstaande conclusies lijkt monitoring van de luchtkwaliteit niet nodig. Met het oog op het vergaren van uitgebreide wetenschappelijke kennis kan de plaatsing van een permanent monitoringsplatform evenwel in overweging worden genomen. 4 1 zuurequivalent (Zeq) komt overeen met 32 g SO 2 en 46 g NO x (berekend als NO 2 ). p. 18

19 1.3.6 Geluid Er bestaan geen specifieke richtlijnen voor windturbines. Daarom wordt de huidige situatie van het geluidsklimaat onder water, boven water, aan de kustlijn en ter hoogte van de dichtstbijzijnde woningen als referentiesituatie gehanteerd. De huidige situatie omvat ook het 100 MW 'Seanergy'- windmolenproject op de 'Vlakte van de Raan', waarvoor reeds een bouwmachtiging/milieuvergunning werd toegekend. Er kan worden gesteld dat er in ondiepe kustwateren onder water continue geluidsniveaus tussen 90 en 100 db (re 1µPa) voorkomen, in een frequentiebereik van 100 Hz tot enkele khz. Natuurlijke geluiden zijn daarin de belangrijkste bijdrage. Uit de geschatte specifieke emissie kan worden aangenomen dat in de slechtst denkbare situatie het effect van het geluid van de windturbines onder water beperkt zal blijven tot het gebied tussen de windmolens en binnen de 500 m veiligheidszone. Bij het voorbijvaren van schepen kan, kortstondig, het geluidsniveau 10 db tot 20dB hoger liggen dan het achtergrondgeluid Het achtergrondgeluidsniveau boven water (vooral watervogels en luchtverkeer) werd bepaald aan de hand van literatuurgegevens over het potentiële stiltegebied 'Het Zwin', dat onder dezelfde vliegcorridor ligt als het projectgebied. Het geluidsniveau wordt geschat tussen L A = 30 en 40 db(a). Uitgaande van het berekende specifieke geluid kan besloten worden dat de windturbines hoorbaar zijn tot 9 à 10 Km tijdens een matig belastende windsituatie., wanneer het windmolenpark respectievelijk bestaat uit Vestas V90-3,0 MW- of GE 3,6 MW-turbines Geluidsniveaus rondom het windmolenpark Wanneer in een kritieke situatie het geluid van een windturbine zich tweedimensionaal en cylindrisch zou voortplanten, dan zou het specifieke geluid van de Vestas V90-3,0 MW-windturbines pas op 6,5 en 12 km een geluidsniveau krijgen van respectievelijk 45 en 40 db(a), op voorwaarde dat de waarnemer zich benedenwinds bevindt. Bij GE 3,6 MW-windturbines zou het specifieke geluid pas op 7,5 en 13,5 km een geluidsniveau krijgen van respectievelijk 45 en 40 db(a), op voorwaarde dat de waarnemer zich benedenwinds bevindt. In de meest belastende situatie kan het specifieke geluid van het windturbinepark ter hoogte van de dichtstbijzijnde woningen ongeveer 9 db(a) hoger liggen dan het achtergrondgeluidsniveau en dan de VLAREM II-milieukwaliteitsnormen. Die situatie doet zich voor als de wind in de richting van de kust blaast. Uit de windkaart van Zeebrugge kunnen we afleiden dat N-NW-wind ongeveer 11 dagen per jaar voorkomt. Zelfs in de meest kritieke situatie (tunneleffect en wind richting kust) blijft het berekende specifieke geluid afkomstig van het windturbinepark aan de kustlijn beperkt tot 39 of 40 db(a) voor respectievelijk de Vestas- en GE-turbines. Het achtergrondgeluid van de branding is veel hoger (48 tot 52dB(A) op 100m) zodat het turbinegeluid niet detecteerbaar zal zijn op het strand. p. 19

20 1.3.7 Fauna en flora Beschrijving van de referentiesituatie Benthos: Bij de beschrijving van het benthos kan een onderscheid worden gemaakt tussen epibenthos, hyperbenthos, microbenthos, macrobenthos en meiobenthos. De verscheidenheid in diepte, sediment en stroming op het Belgisch Continentaal Plateau heeft een grote diversiteit aan soorten tot gevolg. Op het Belgisch Continentaal Plateau zijn twee gradiënten te onderscheiden In het voorkomen van benthische organismen. Een eerste gradiënt in de biodiversiteit verloopt van west naar oost. Een tweede verloopt van de ondiepe kustzone naar de zone dieper in zee. De belangrijkste taxonomische groepen die de meiofauna vertegenwoordigen zijn de nematoden en copepoden. Op grond van het voorkomen van de nematoden- en copepodengemeenschappen blijkt dat de oostelijke zijde van het BCP minder soortenrijk is dan de westelijke zone (Heip et al. (1984); Herman et al., 1985; Herman, 1989, Vinckx & Herman, 1989). In de overgangszone, waar de Vlakte van de Raan gelegen is, werden gemiddeld 22,7 soorten per station gevonden. De belangrijkste soorten in die zone van het BCP waren: Enoploides spiculohamatus, Paracyatholaimus pentodon, Prochromadorella attenuata, Richtersia inaequalis en Sabatiera celtica. Op grond van de sampling op de Vlakte van de Raan werden respectievelijk 39 en 44 macrobenthossoorten teruggevonden (bron CLO-DVZ). Daarvan zijn de witte dunschaal (Abra alba), de halfgeknotte strandschelp (Spisula sub runcata) t en de Amerikaanse zwaardschede (Ensis directus) de belangrijkste tweekleppigen. Daarnaast zijn er een vijftal kokerwormen die belangrijk zijn volgens de index. De soortendichtheid en macrobenthische biodiversiteit ter hoogte van de Vlakte van de Raan vertonen een gemiddelde waarde voor de Belgische kustzone. witte dunschaal Redant (1997b,c) onderzocht de epifaunale voedselketen in de Belgische kustzone. Uit de studie blijkt dat de grijze garnaal, de zwemkrab en de grondel een belangrijke rol spelen in de voedselketen in de Noordzee. In de periode werd door CLO-DVZ op de Westdiep, de Vlakte van de Raan en de Thorntonbank gesampled naar hyperbenthos. Vier dominante soorten/groepen namen samen gemiddeld minstens 90% van de totale epibenthische biomassa voor hun rekening: de Decapoda Macropipus holsatus, de Crangon crangon; de Echinodermata Asterias rubens en de Ophiura. Voorts werden aangetroffen: Aphrodite aculeata, Ophiotrix fragilis, Gastrosaccus spinifer, Schistomysis kervillei, Pagurus bernhardus en Liocarcinus pusillus.. Wetenschappelijk onderzoek naar het voorkomen van fytoplankton in de Noordzee is eerder gering. In het voorkomen van fytoplankton bestaat er een seizoensgebonden ontwikkeling. In de lente beginnen de grote diatomeeën zich te ontwikkelen. Later op het jaar zijn vooral de kleine soorten diatomeeën en flagellaten aanwezig. Specifieke fytoplanktongegevens voor de Vlakte van de Raan zijn niet voorhanden. De vissen die in de Noordzee voorkomen, worden in twee groepen opgedeeld: de demersale vissen, die dicht tegen de zeebodem voorkomen; en de pelagische vissen, die in de waterkolom leven. In de Noordzee zouden een 230-tal vissoorten voorkomen, waarvan een 13-tal voor consumptie wordt gebruikt. De drie belangrijkste consumptiesoorten zijn tong, schol en kabeljauw. p. 20

21 Op grond van relatief oude gegevens (periode ) van het CLO-DVZ is enig inzicht verkregen in de paaigebieden voor twee soorten, met name sprot en tong. Voor tong speelde de Vlakte van de Raan geen belangrijke rol als paaigebied. De westelijke kustbanken waren beduidend belangrijker. Voor sprot was de ruimtelijke variatie minder opvallend of eenduidig en werd het merendeel van de kustzone gebruikt. Bij gebrek aan recente gegevens hieromtrent kan men niet duidelijk uitmaken hoe belangrijk de Vlakte van de Raan is als paaigebied voor die commerciële vissoorten. Verspreidingsgegevens (bron CLO-CVZ) van 0-jarige en 1-jarige tong (Soleo soleo) en schol (Pleuronectes platessa) vóór de Belgische kust, die in het MER geïllustreerd worden aan de hand van kaartjes, duiden aan dat de ondiepere gedeelten van de Vlaamse kust belangrijk zijn als groei- en kweekgebied voor juveniele platvis. Anderzijds kon geen specifieke rol worden toegekend aan de Vlakte van de Raan t.o.v. de rest van het Belgisch Continentaal Plateau. Zeezoogdieren: In de zuidelijke bocht van de Noordzee is de (Phocoena phocoena) de belangrijkste algemeen voorkomende zeezoogdierensoort. De witsnuitdolfijn (Lagenorhynchus albirostris) wordt in mindere mate waargenomen. Ter hoogte van de kust, riviermondingen en estuaria wordt geregeld de gewone zeehond (Phoca vitulina) en minder frequent de grijze zeehond (Halichoerus grypus) gezien. Zeehonden worden zelden in open zee waargenomen, wat echter niet betekent dat ze er niet voorkomen. Uitgaande van de resultaten van De Ridder ( ) is er de laatste jaren een lichte stijging vast te stellen in het aantal waargenomen bruinvissen. Of dat ook wijst op een werkelijke stijging van de bruinvissenpopulatie in het BCP kan nog niet worden gezegd. De voorbije jaren steeg het aantal uitvaarten voor vogeltrektellingen en ornithologen gaan ook steeds meer letten op de zoogdieren (mond.med. Stienen), waardoor het aantal waarnemingen sterk gestegen is. Verder onderzoek naar het voorkomen en de levenswijze van deze soort is bijgevolg aangewezen. bruinvis Op grond van verspreidingskaarten van De Ridder ( ) zijn tijdens de maanden decemberfebruari in de periode ongeveer 36 bruinvissen op het BCP waargenomen. Ter hoogte van het projectgebied, de Vlakte van de Raan, werden in de periode vijf exemplaren waargenomen. Seys (2002) verklaarde dat vrij recent, op 30 januari 2002, een bruinvis werd opgemerkt ter hoogte van de Vlakte van de Raan. Vogels: Tellingen die in het verleden werden uitgevoerd door het Instituut voor Natuurbehoud toonden duidelijk aan dat het Belgisch Continentaal Plateau van internationale betekenis is voor verschillende soorten zeevogels (Offringa et al. 1996, Seys 2001). Ondanks het kleine aandeel dat het BCP uitmaakt van de totale Noordzee, hebben in het recente verleden 11 soorten in een bepaald jaargetijde de 1%- norm van de respectieve biogeografische populaties overschreden. Het soortenspectrum op en in de nabijheid van de Vlakte van de Raan verschilt nogal van dat op de rest van het BCP, wat de specifieke ornithologische waarde van de Vlakte van de Raan bevestigt. Het zijn vooral de meer kustgebonden soorten die kenmerkend zijn voor het doelgebied, terwijl de mid- en offshoresoorten (zoals Noordse stormvogel, zeekoet, alk en jan-van-gent) er nauwelijks voorkomen. In de zomermaanden wordt het soortenspectrum in het doelgebied gedomineerd door grote meeuwen (meer bepaald zilvermeeuw, kleine mantelmeeuw, grote mantelmeeuw en stormmeeuw) en zijn ook de sternen (grote stern en visdief/noordse stern) goed vertegenwoordigd. Ook in de herfst zijn de grote meeuwen dominant, maar daarnaast zijn ook dwergmeeuw, fuut en duikers relatief belangrijke soorten in p. 21

22 het doelgebied. In de wintermaanden zijn vooral grote meeuwen en in mindere mate de fuut, de alk/zeekoet en duikers bepalende soorten in het doelgebied. In de lente, ten slotte, domineren de grote meeuwen sterk en is verder vooral de dwergmeeuw bepalend voor het soortenspectrum in het doelgebied. Acht van de 11 internationaal belangrijke soorten maken veelvuldig gebruik van het gebied ter hoogte van de Vlakte van de Raan. Naast de sternen en meeuwen zijn dat de roodkeelduiker, de fuut en de dwergmeeuw. Op grond van de status binnen Europa, binnen Vlaanderen, en rekening houdend met het belang van de omgeving van de windparksite, wordt in het MER voor elke vogelsoort een geïntegreerde afweging gemaakt van het ornithologische belang van de windparksite. Het belang van de site voor overwinterende duikers is niet verwaarloosbaar. Aangezien die soorten op Europees niveau als kwetsbaar worden omschreven, kan het geïntegreerde belang als vrij hoog worden beoordeeld. winter lente zomer herfst winter lente zomer herfst Zeekoet/alk Visdief/Noordse stern Grote stern Drieteenmeeuw Grote mantelmeeuw Zilvermeeuw Kleine mantelmeeuw Stormmeeuw Kokmeeuw Dwergmeeuw Jagersoorten Zwarte/grote zee-eend Jan-van-gent Noorse Stormvogel Fuut Duikersoorten relatieve belang van de verschillende zeevogels in het doelgebied vergeleken met het BCP De windparksite is van zeer groot belang voor overwinterende futen. De soort komt in internationaal belangrijke aantallen voor op het BCP, maar wordt nationaal en internationaal niet bedreigd, waardoor het geïntegreerde belang als matig wordt beoordeeld. Tijdens de voor- en najaarstrek is de site van groot belang voor de dwergmeeuw. De totale Europese populatie van die soort vertoont een afname en de Belgische kustzone vormt in zijn geheel een zeer belangrijke trekroute voor dwergmeeuwen, zodat het geïntegreerde belang als groot wordt beoordeeld. Voor de op nationaal niveau zeldzame of kwetsbare meeuwensoorten (stormmeeuw, kleine mantelmeeuw en zilvermeeuw) is de site van enig belang, maar wordt ze niet als concentratiegebied aangemerkt, zodat het geïntegreerde belang als matig wordt beoordeeld. Zowel tijdens de trek als tijdens het broedseizoen is de site van belang voor de grote stern. Gezien de met uitsterven bedreigde status op Vlaams niveau en de achteruitgaande Europese populatie is het geïntegreerde belang van de site voor die soort groot. Voor visdieven is de site van groot belang tijdens de broedperiode en vervult ze tevens een belangrijke functie als doortrekgebied. Wanneer ook de bedreigde Vlaamse status in overweging wordt genomen, is het geïntegreerde belang voor die soort groot. De dwergstern wordt op Vlaams niveau met uitsterven bedreigd en gaat op Europese niveau achteruit. Gelet op het feit dat de site van weinig belang is voor die soort wordt echter ook het geïntegreerde belang als verwaarloosbaar beoordeeld. Enige voorzichtigheid is hier wel geboden, aangezien dwergsternen naar veronderstelling vooral 's nachts trekken. De nachtelijke trekroutes zijn niet gekend, zodat geen uitspraken kunnen worden gedaan over het belang als trekroute. p. 22

23 Beoordeling van de effecten op het milieu Er kan worden aangenomen dat energieproductie door offshorewindmolens een nieuwe technologie is, waarbij we over onvoldoende wetenschappelijke gegevens beschikken over de mogelijke positieve of negatieve impact op het mariene milieu, het ecosysteem en het landschap. Bijgevolg is het niet mogelijk om in dit stadium een duidelijk onderbouwde conclusie te geven over de impact op het mariene ecosysteem. AUTONOME ONTWIKKELING Indien de bouw van het windmolenpark op de Vlakte van de Raan niet zou worden gerealiseerd, kan men ervan uitgaan dat de benthosgemeenschap en de visfauna niet ingrijpend zou wijzigen. Indien er grote veranderingen zouden plaatsvinden in de visserijsector, bijvoorbeeld op het vlak van de methode, frequentie, of locatie van bevissing,... kan men wel aannemen dat dit een effect zal hebben op de samenstelling van de benthosgemeenschap. Andere veranderingen binnen het BCP kunnen eveneens een effect hebben op het totale aquatische milieu. Aangezien deze evoluties momenteel niet gekend zijn, kunnen er geen verdere uitspraken worden gedaan over de autonome ontwikkeling van het benthos in het Belgisch Continentaal Plateau. Momenteel kan bij gebrek aan gegevens van de referentiesituatie geen uitspraak worden gedaan betreffende de autonome ontwikkeling van zeezoogdieren op het BCP. Het ligt in de lijn der verwachting dat indien de windmolens niet worden geplaatst, de ornithologische waarde van de Vlakte van de Raan min of meer gelijk zal blijven. Mogelijk kan de betekenis als foerageergebied voor visdieven en/of grote sternen jaarlijks enigszins schommelen door veranderingen en verplaatsingen van hun voedselbestand. (auteurs: Stienen, J., Van Waeyenberge en E. Kuijken, Instituut voor Natuurbehoud). BOUWFASE Het plaatsen van de fundering leidt tot de inname van een deel van de zeebodem, die de biotoop vormt voor allerlei benthische organismen. Dit effect is direct en onomkeerbaar. Gezien het voor beide funderingstypes (monopaal/driepoot) slechts een beperkt oppervlak betreft in vergelijking met het totale BCP, wordt het biotoopverlies voor benthische organismen als een gering negatief effect beoordeeld. Door de plaatsing van de fundering zal zich lokaal een verlies aan individuen [soorten] voordoen. Dit effect is rechtstreeks en onomkeerbaar. Het lethale effect ten gevolge van het heien van de palen kan momenteel niet correct beoordeeld worden aangezien biomassa en populatiestructuur van de site onvoldoende zijn gekend. Er kan wel verwacht worden dat de impact van mortaliteit waarschijnlijk geen grote negatieve invloed zal hebben op de biomassa of de werking van het lokale ecosysteem. Door de plaatsing van de windmolens ontstaat een duidelijke verstoring en gedeeltelijke inname van de paai- en kraamgronden van bepaalde platvissoorten. Momenteel is niet geweten of deze soorten bij aanwezigheid van de windmolens nog zullen terugkeren naar dezelfde paaigronden. Dat is een grote leemte in de kennis, die verder moet worden onderzocht. Indien de windmolenzone gesloten wordt voor boomkorvisserij zal de benthosgemeenschap hierdoor niet langer worden verstoord. Dat kan als een positief effect worden beschouwd voor de benthos- en visgemeenschap.. p. 23

24 Tijdens de bouwfase zal in de volledige concessiezone een algemene verstoring optreden van benthos, vissen en zeezoogdieren. Deze verstoring zal hoofdzakelijk bestaan uit geluid en trillingen, bodemomwoeling, turbiditeitsverandering en opwaaien van sediment. Door de uitvoering van de werken, onder meer door het heien van de palen, zal de weinig mobiele benthische fauna en flora bedekt worden door vooral zand en andere bodempartikels. Dat kan een obstructie van hun filtermechanisme tot gevolg hebben, wat fataal kan zijn voor de organismen. Dit effect is rechtstreeks en onomkeerbaar. De mate van impact is niet gekend, maar aangezien de turbiditeit tijdens de werken niet significant verhoogt, wordt er geen groot negatief effect verwacht, ook niet als het gaat om langdurige werken. Wat betreft het effect van trillingen en geluidsproductie op vissen en zeezoogdieren zijn weinig tot geen onderzoeksgegevens beschikbaar. Bijgevolg wordt dit als een leemte in de kennis gezien en is bijkomend onderzoek noodzakelijk. Tijdens de bouwfase zal er ten gevolge van de werkzaamheden een significante verstoring zijn van de mariene avifauna. Verstoringsgevoelige soorten zoals roodkeelduiker en fuut (Seys et al. 1999a) zullen hierdoor tijdelijk het gebied mijden. Andere soorten (o.a. meeuwen en sternen) zullen mogelijk voordelen hebben van de werkzaamheden door het tijdelijk beschikbaar komen van voedsel (door het omwoelen van de bodem en verhoogde scheepsactiviteit). Reeds tijdens de bouwwerkzaamheden kan er van het windmolenpark een barrière-effect uitgaan ten opzichte van trekvogels of voorbijvliegende vogels. Tevens kunnen er in de non-operationele fase al aanvaringen gebeuren met de masten, hoewel het aanvaringsrisico hier aanzienlijk kleiner zal zijn dan in de operationele fase. Gezien het tijdelijke karakter van de werkzaamheden wordt het effect op de mariene avifauna als matig negatief beoordeeld. Als de werkzaamheden in de lente en de zomer (mei-juli) worden uitgevoerd, zal het effect op verstoringsgevoelige soorten verwaarloosbaar zijn EXPLOITATIEFASE De aanwezigheid van de funderingen en de mast als artificieel hard substraat zal in het projectgebied leiden tot een wijziging in de mariene gemeenschap. Deze nieuw onstane biotoop zal vooral dienen als substraat voor de epifauna. Aangezien het de bedoeling is om de planten- en dierengroei in de golf- en spatzone geregeld te verwijderen, zullen de kunstmatige structuren in die zones niet de tijd krijgen om andere functies te gaan vervullen, zoals schuilplaats of voedselgebied. In ieder geval zal de structuur de biodiversiteit van het systeem verhogen. Of dit effectief tot een verhoging van de biomassa leidt is momenteel niet geweten. Tijdens het monitoringprogramma moet daaraan voldoende aandacht worden besteed. Als er erosiewerende bescherming wordt aangebracht, zal de totale oppervlakte van de kunstmatige laag vergroten. Het type en het aantal dier- en plantensoorten die de steenbestorting zullen bevolken, hangt af van de complexiteit en de hoogte van de structuur, van de lichtinval, de waterdiepte en de soort materialen die worden gebruikt. Op basis van de certificaten worden geen ecotoxicologische effecten verwacht van de corrosiebescherming van de windmolens. Rond de masten en funderingen van de windmolens kunnen sterke stromingen voorkomen en men mag ervan uitgaan dat een gedeelte van de erosiebescherming onder zand en andere sedimentpartikels zal worden bedolven. Dat zal een effect hebben op het benthos, de vissen en de zeezoogdieren. p. 24

25 De windmolens en het offshore transformatiestation zullen een kunstmatig magnetisch en een kunstmatig elektrisch veld opwekken. Deze opgewekte magnetische velden kunnen interfereren met de oriëntatiemechanismen van vissen en zeezoogdieren. Aangezien het potentiële effect zich uitsluitend tot op een afstand van 1 m rond de mast en het transformatorstation voordoet, en aangezien haaien en roggen slechts heel uitzonderlijk voorkomen voor de Belgische kust, wordt er geen significant effect verwacht met betrekking tot deze diergroep. De emissie van geluid en trillingen in de mariene waterkolom kan een impact hebben op het gedrag van vissen en zeezoogdieren, wat kan leiden tot stresssituaties. Recent onderzoek heeft aangetoond dat roofzuchtige beenvissen en kraakbeenvissen zeer gevoelig zijn voor verstoringen van het hydrodynamische profiel en dat ze deze verstoringen gebruiken om prooien op te sporen. In welke mate dit ook opgaat voor geluid en trillingen veroorzaakt door windmolens is niet geweten. Bruinvissen gebruiken klikgeluiden voor echolocatie. Bij de vergelijking van onderzoeksgegevens omtrent geluidsproductie van windmolens onder water (Haskoning, 1997; Hoffmann et al., 2000) en literatuuronderzoek van geluid geproduceerd door bruinvissen (Schevill et al., 1969; Andersen, 1970; Verboom en Kastelein (1995), kan worden gesteld dat echolocatie bij bruinvissen niet rechtstreeks verstoord zal worden door de geluidsproductie van windmolens. Het frequentiebereik van de klikgeluiden ligt namelijk ver boven het frequentiebereik van de windmolens. Wat het zogenaamde fluitende geluid van bruinvissen betreft, zou een verstoring evenwel niet uitgesloten zijn, gezien beide spectra elkaar overlappen. Een belangrijke leemte in de kennis blijft hierbij wel dat er totnogtoe geen gegevens voorhanden zijn van het specifiek geluid onder water van windmolens van 2 MW of meer. Verder onderzoek is hierbij aangewezen. Over de geluidsproductie onder water afkomstig van het transformatorstation zijn geen gegevens voorhanden. Bijgevolg kan het effect op de mariene zoogdieren niet ingeschat worden en is dit een leemte in de kennis. Tijdens de werking van de windmolens, zullen er onder water ten gevolge van het draaien van de wieken schaduweffecten met een lichtflikkering optreden. Het effect van deze lichtflikkering op vissen of zeezoogdieren is niet gekend. Bijkomend onderzoek is bijgevolg aangewezen. Op grond van tellingen vanaf schepen blijkt het gebied rond het Belgische deel van de Vlakte van de Raan van groot belang te zijn voor de grotere meeuwensoorten, met name stormmeeuw, kleine mantelmeeuw, zilvermeeuw en grote mantelmeeuw. De verspreiding van deze soorten is in hoge mate afhankelijk van de aanwezigheid van vissersschepen. Aangezien de vissersschepen het windpark zullen mijden, zal ook de verspreiding van de meeuwen veranderen. Gezien deze soorten een lage internationale beschermingsstatus genieten of internationaal gezien in vrij lage aantallen voorkomen op het BCP, wordt het uiteindelijke effect op deze soorten als matig negatief beoordeeld. Acht van de 11 internationaal belangrijke soorten maken veelvuldig gebruik van het gebied ter hoogte van de Vlakte van de Raan. Naast de sternen en meeuwen zijn dit roodkeelduiker, fuut en dwergmeeuw. Gezien de hoge verstoringsgevoeligheid van roodkeelduikers is te verwachten dat deze soort het windpark grotendeels zal mijden en wordt het uiteindelijke effect van een windpark dus als zeer negatief beoordeeld. De verstoringsgevoeligheid van dwergmeeuwen is onvoldoende bekend om welomlijnde conclusies te trekken. De populaties grote sternen en visdieven die jaarlijks tot broeden komen in de nabijgelegen haven van Zeebrugge, gebruiken het gebied ter hoogte van de Vlakte van de Raan in belangrijke mate als foerageergebied. In het voor- en najaar heeft het gebied een belangrijke functie als voedsel- en doortrekgebied. p. 25

26 Ondanks het ontbreken van enige kennis over lokale vliegbewegingen tijdens de nacht en schemering mag, gezien de betekenis van het gebied als pleisterplaats voor de meeste internationaal belangrijke vogelsoorten, het aantal aanvaringslachtoffers onder deze soorten niet worden verwaarloosd. Daarnaast kan worden opgemerkt dat roodkeelduikers, die in relatief hoge dichtheden in het gebied voorkomen, het gebied waarschijnlijk grotendeels zullen mijden nadat de turbines zijn geplaatst, waardoor het aantal aanvaringsslachtoffers vrij gering zal zijn. Mogelijke problemen kunnen zich ook voordoen met dwergmeeuwen. De integrale invloed van het windmolenpark op het noordelijke gedeelte van de Vlakte van de Raan is matig hoog of zeer hoog voor vijf van de 16 mogelijke probleemsoorten/taxa van het BCP zie ook tabel : roodkeelduiker, fuut, dwergmeeuw, grote stern en visdief. Voor de overige 11 soorten die in de tabel worden opgesomd is het integrale effect naar verwachting matig. Soort Geïntegreerd effect Roodkeelduiker +++ Fuut ++ Noordse stormvogel - Jan-van-gent - Zwarte zee-eend - Grote jager + Dwergmeeuw +++ Kokmeeuw - Stormmeeuw + Kleine mantelmeeuw + Zilvermeeuw + Grote mantelmeeuw + Drieteenmeeuw - Grote stern ++ Schematische weergave van de te verwachten effecten op de mariene avifauna (- = geen of weinig effect, + = matig negatie f effect, ++ = negatief effect en +++ = sterk negatief effect,? = onbekend). Visdief ++ Dwergstern? Zeekoet/alk - De meeste aanvaringsslachtoffers bij lokale vliegbewegingen zijn te verwachten onder de grotere meeuwen, die overdag in relatief hoge dichtheden in het gebied worden aangetroffen en die in de schemering mogelijk het gebied zullen doorkruisen op weg van en naar hun slaapplaatsen. Lokale (nachtelijke) vliegbewegingen van meeuwen zijn echter nooit onderzocht, waardoor een inschatting van het aantal aanvaringsslachtoffers niet mogelijk is. Van enkele van deze soorten is echter wel bekend dat ze aanvaringsgevoelig zijn. Nachtelijke vliegbewegingen van broedende sternen komen slechts in hoogst uitzonderlijke gevallen voor. Mogelijk zullen er overdag aanvaringen plaatsvinden, hoewel de aanvaringskans voor deze soorten dan als relatief gering wordt ingeschat vanwege hun geringe omvang en scherpe zicht. Een windpark van dergelijke omvang kan een belangrijke barrière vormen voor vogels tijdens de trek van en naar de overwinteringsgebieden. Een barrièrewerking is mogelijk gedeeltelijk te ondervangen door voldoende ruimte te reserveren tussen de windmolenclusters. Op basis van de huidige kennis is het echter niet mogelijk een juiste inschatting te maken van de effecten op langstrekkende vogels. Trekbewegingen zijn slechts vanuit de kust vastgelegd, maar zijn voor de meer offshore gelegen gebieden niet in kaart gebracht. Gezien de ligging van de Vlakte van de Raan is het evenwel te verwachten dat hier een hoge intensiteit van vliegbewegingen meetbaar is, die mogelijk vergelijkbaar is met zeer vogelrijke gebieden op het land. Vanuit ornithologisch oogpunt verdient het daarom aanbeveling om na de realisatie van de bouwfase de trekpatronen ter plaatse in kaart te brengen. Negatieve effecten zijn evenwel niet uit te sluiten, vooral voor soorten die 's nachts trekken p. 26

27 (o.a. dwergstern) en andere sterk kustgebonden soorten (dwergmeeuw en sternen) die in hoge aantallen langs onze kust trekken. ONTMANTELINGSFASE Volgens gegevens van de fabrikant en volgens de exploitatiekwaliteit, schat men de levensduur van de offshore windkrachtcentrale op jaar. De effecten tijdens de ontmantelingsfase zullen afhangen van de manier waarop het windmolenpark zal worden afgebroken. Er kan worden gekozen voor een volledige ontmanteling en verwijdering van de voorzieningen van het project (windturbines, funderingen, onderzeese kabels en aansluitingsvoorzieningen op het land) of voor de gedeeltelijke ontmanteling. Bij deze laatste methode worden de onderdelen verwijderd die schadelijk kunnen zijn voor de scheepvaart en het milieu (windmolens, gedeelte van de buispaal boven de zeebodem, voorzieningen voor de aansluiting op het land, offshore platform). Maximale recyclage van de materialen is noodzakelijk. MILDERENDE MAATREGELEN Voor de plaatsing van de fundering en de aanleg van de kabels dient de best beschikbare techniek te worden gehanteerd om de bodemomwoeling minimaal te houden. De bouw van het windmolenpark is gepland in de maanden juni, juli, augustus en september. Om de visfauna tijdens de paaiperiode zo weinig mogelijk te verstoren, wordt aanbevolen om de bouwfase buiten deze periode uit te voeren. Bij de uitvoering van de bouwwerken dienen geluid en trillingen zo beperkt mogelijk te worden gehouden. Een juiste configuratie van de windturbines, met voldoende ruimte voor langstrekkende vogels, kan de kans op aanvaringsslachtoffers aanzienlijk verminderen. Bij een slechte zichtbaarheid (mist, donkere nachten, hevige regenval) of tijdens periodes van sterke vogeltrek of foerageeractivitiet (bv. broedseizoen voor sternen) zouden de windmolens tijdelijk kunnen worden uitgeschakeld. Gezien de specifieke biotoop en de gunstige ligging ten opzichte van de broedkolonies in de voorhaven van Zeebrugge lijkt compensatie van het verlies aan foerageergebied voor vogels niet direct mogelijk. Beschermde nestelgebieden kunnen een alternatief zijn om het verlies aan foerageergebied te compenseren. Ook kan worden gedacht aan rust- en foerageergebieden voor roodkeelduikers, futen en dwergmeeuwen op andere plaatsen. Daarenboven is een goede coördinatie met andere bestaande en geplande windmolenparken aan te raden. p. 27

28 1.3.8 Landschap Beschrijving van de referentiesituatie Over het algemeen worden de zee en het strand door de bevolking als positief ervaren. De Belgische kust vormt een belangrijke aantrekkingspool voor mensen uit het binnenland die als eendagstoerist of voor meerdere dagen aan zee willen verblijven. Daarnaast wordt de Belgische kust ook door velen als tijdelijke of permanente verblijfplaats gekozen. De belangrijkste positieve kenmerken van de kust en het strand (zichtrichting zee) zijn de weidse ruimte, de stilte, het natuurlijke karakter, de golven en de horizon. Deze elementen worden vooral als kalm en rustgevend ervaren. De kustzone en het strand bieden eveneens een belangrijke bron voor allerlei vormen van (water)recreatie en natuurbeleving. De aanwezigheid van een groot aantal relictzones en ankerplaatsen, vooral duin- en poldergebieden, wijst op de grote landschappelijke waarde langsheen de kustlijn Knokke-Oostende. Dit open landschap zou in de nabije toekomst kunnen worden verstoord door de geplande oprichting van het Seanergy-windmolenproject (dat volgens een enquête door twee derden van de ondervraagden wordt goedgekeurd). In tegenstelling tot de zeewaartse richting, wordt de kustlijn in de richting van het binnenland gekenmerkt door een opeenvolging van hoogbouw. Ter hoogte van Heist en Zeebrugge heeft de Haven van Zeebrugge een sterk dominerend karakter aan de kustzone, wat in beperkte mate als storend wordt ervaren. Naast deze aspecten zijn er ook een aantal relicten met een culturele waarde, waaronder bepaalde duinen, polders en gebouwen Beoordeling van de milieueffecten BOUWFASE Tijdens de bouwfase (mei, juni, juli, augustus) zal er een tijdelijke visuele verstoring van het landschap optreden als gevolg van de aanwezigheid van allerlei technische middelen en materialen, zoals schepen, platformen, enz. Het aantal schepen dat af- en aanvaart voor het project is eerder gering in vergelijking met het gemiddelde aantal schepen dat op de vaarroute voorkomt. Bijgevolg wordt het effect van de schepen als gering negatief beoordeeld. De bouwactiviteiten op zich zullen eveneens voor een tijdelijke visuele verstoring van het landschap zorgen. Gezien de badsteden op meer dan 15 km van het windpark liggen, wordt het effect op het zeegezicht (de windmolens zullen ongeveer % van de tijd zichtbaar zijn) als gering negatief beoordeeld. Bovendien is dit effect van tijdelijke aard. Ter hoogte van Knokke zullen de bouwactiviteiten voor de windmolens het dichtst tegen de kust 85 % van de tijd te zien zijn; de bouw van de meest zeewaarts gelegen windmolens zal slechts ca. 32 % van de tijd zichtbaar zijn. Door het tijdelijke karakter wordt dit eveneens als een gering negatief effect beschouwd. Om de beleving van de bouw van het windmolenpark te kunnen beschrijven, is een belevingsonderzoek aangewezen. Gezien de relatief korte offshore constructiefase, wordt het effect op de beleving eerder p. 28

29 gering ingeschat. Er wordt geen effect verwacht op het cultureel erfgoed langsheen de kustlijn Knokke- Oostende en in de Noordzee. EXPLOITATIEFASE De ingrepen die het landschap tijdens de exploitatiefase wijzigen, bestaan uit het toevoegen van nieuwe elementen, namelijk de windturbines en het transformatieplatform. Gezien de lengte van de exploitatietermijn, zijnde 20 jaar, wordt hier niet gesproken over een tijdelijk effect. De inplanting van een offshore windmolenpark zal het landschapsbeeld op een fundamentele manier wijzigen. Het landschap dat momenteel wordt gekenmerkt door een onaangetaste horizon en een monotoon zicht dat als rustgevend wordt ervaren, zal worden aangetast door atypische, verticale en bewegende structuren. Daarnaast bezitten windmolens een schaalverkleinend effect, d.w.z. dat ze de meetbaarheid van het open landschap vergroten en op die manier de weidsheid en openheid van de Noordzee aantasten. Bovendien hebben ze een contrasterend effect op het landschap. Het gedeelte van de horizon dat wordt ingenomen door het windmolenpark, ten opzichte van de referentiesituatie, blijft ruim binnen de grenzen opgelegd door de overheid. Deze verhoging van de bezettingsgraad van de horizon zal minder dan het dubbele bedragen dan het geval is in de referentiesituatie. Ter illustratie van de zichtbaarheid werd een fotosimulatie uitgevoerd waarbij het windmolenpark werd ingetekend op foto's van de referentiesituatie en het Seanergy-project. Aan de hand van wiskundige berekeningen werd bepaald hoe groot de windmolens gezien worden vanaf een bepaalde afstand en hoe groot de windmolens op de foto getekend moesten worden. Bovendien worden als referentie twee foto's getoond van windmolenparken op 14 en 17 km voor de Deense kust (Middelgrunden), die het effect in de realiteit illustreren. De waarneembaarheid van het windmolenpark vanaf de kust is afhankelijk van : de afstand tussen de waarnemer en het windmolenpark, de opstelling van de waarnemer ten opzichte van het windmolenpark, de meteorologische omstandigheden en de kleur van de windturbines. Gezien er, uitgaande van zichtbaarheidsgegevens vanuit Middelkerke, een gemiddelde maximale zichtbaarheid bestaat van ca. 25 km zal het windmolenpark vanuit Oostende niet zichtbaar zijn. Vanuit Westkapelle zal het volledige windmolenpark slechts 5% van de tijd volledig zichtbaar zijn. Vanuit Knokke en Blankenberge zullen de eerste windmolens het grootste deel van het jaar (ca. 85 % van de tijd) zichtbaar zijn. Het volledige windmolenpark zal slechts 30 % van de tijd waarneembaar zijn. % van de observaties 100% 75% 50% 25% 0% < >25 Zichtbaarheid (Km) De witte balken vertegenwoordigen het percentage waarnemingen voor elke afstandscategorie en het cumulatief %. De zwarte balken geven het cumulatieve percentage weer met minimum zichtbaarheid voor de afstandscategorie. Uitgaande van de referentiefoto's van bestaande windmolenparken in Denemarken kan duidelijk worden gesteld dat het windmolenpark duidelijk zichtbaar is tot op een afstand van 0-13 km. Op een afstand van p. 29

30 ca. 17 km is het windmolenpark nog steeds zichtbaar, maar wordt die zichtbaarheid verminderd door de grote afstand en is die niet langer aspectbepalend. bestaand windmolenpark gefotografeerd op 17km van de kust (Denemarken) Het windmolenpark zal door de voorziene belichting ook 's nachts zichtbaar en waarneembaar zijn. Alle windturbines worden 's nachts verlicht met roodkleurige obstakellichten met een lage intensiteit. Door deze verlichting zal het donkere zicht tijdens de nacht worden aangetast. Er kan echter worden aangenomen dat deze verlichting geen significant negatief effect zal hebben op de beleving van de kustbewoners. Om de beleving als gevolg van de exploitatie van het windmolenpark te beschrijven, is het noodzakelijk een belevingsonderzoek uit te voeren (zie monitoring). Bijgevolg is de impact die de inplanting van een windmolenpark op de beleving veroorzaakt zeer moeilijk in te schatten. Sommige mensen vinden windmolens attractief en rustgevend, andere zijn onverschillig en nog andere vinden het een volledig onaanvaardbare aantasting van de natuurlijkheid van het zeezicht. Bijgevolg kan worden besloten dat de grootte van de impact op de beleving heel persoonlijk en subjectief is en dus sterk afhangt van de 'smaak en beleving' van de observeerder. De effecten op recreatie kunnen zowel positief als negatief worden beoordeeld. Strandbezoekers kunnen zich aangetrokken voelen tot de windmolens en kunnen een bezoek aan de kust combineren met een bezoek aan het windmolenpark dankzij georganiseerde rondvaarten. De aanwezigheid van een informatiecentrum, toeristische telescopen op de dijk en informatieborden kunnen zeker een meerwaarde geven aan het park waardoor de mensen zich ook meer betrokken zullen voelen met de nieuwe energiebron. De aanleg van het windmolenpark zal geen direct of indirect effect hebben op het cultureel erfgoed langsheen de kustlijn Knokke-Oostende en de Noordzee. Het effect op het aspect landschap ten gevolge van de aanwezigheid van bekabeling binnen het park en tussen het park en het land, zal gering zijn. Voor de aanleg van de kabels zullen een aantal schepen en machines graafwerk uitvoeren. De aanwezigheid van deze materialen kan een tijdelijke visuele verstoring van het landschap tot gevolg hebben, maar gezien het tijdelijke karakter wordt dit als een gering negatief effect beschouwd. p. 30

31 Aangezien kan worden verondersteld dat voor elke vorm van ontmanteling ongeveer dezelfde materialen en machines zullen worden ingezet als bij de bouwfase, worden de effecten op het landschap en de beleving tijdens de ontmantelingsfase ongeveer analoog ingeschat als de effecten van de bouw. Er zal een tijdelijke visuele verstoring van het landschap optreden als gevolg van de aanwezigheid van allerlei technische middelen en materialen voor de afbraak van het windpark. Het aantal schepen dat af- en aanvaart voor het project, is eerder gering ten opzichte van het gemiddelde aantal schepen dat op de vaarroute voorkomt. Bijgevolg wordt het effect van de schepen als gering negatief beoordeeld. De ontmantelingsactiviteiten zelf zullen eveneens voor een visuele verstoring van het landschap zorgen. Aangezien deze activiteiten slechts een tijdelijk effect zullen hebben en op een grote afstand van de kust plaatsvinden, wordt dit eveneens als een gering negatief effect beoordeeld. fotomontage vanaf Knokke MILDERENDE MAATREGELEN EN MONITORING Bij de uitvoering van het project moet voldoende aandacht worden besteed aan een goede communicatie met de bevolking over het verloop van het project. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van een infopaneel, een (tijdelijke) tentoonstelling, boottochten naar de site, enz. Wat de visuele perceptie betreft, kunnen er in wezen niet veel remediërende maatregelen worden voorgesteld. Het enige dat de mate van waarneming zou kunnen beperken, is de kleur van de windmolens aan te passen aan de overheersende achtergrondkleur. Het is evenwel niet aangetoond dat dit tot een positievere perceptie zou leiden. Vandaar dat de nodige voorzichtigheid moet worden gehanteerd bij een dergelijke aanbeveling, temeer daar de achtergrondkleur kan variëren van blauw tot blauwwit over lichtgrijs naar donkergrijs; terwijl de zee blauwgroen is. Vooraleer een andere kleur dan wit naar voren te schuiven, is het aan te bevelen een test en een perceptieonderzoek uit te voeren; momenteel kan enkel worden gesteld dat een neutrale blauwgrijze of blauwgroene kleur wellicht de zichtbaarheid ietwat zou beperken. Er wordt ook een monitoringschema voorgesteld dat meer inzicht zou moeten verschaffen in de perceptie tijdens de verschillende fasen van het project, met een intensievere monitoring in het begin van het project. p. 31

Windenergie. Verdiepende opdracht

Windenergie. Verdiepende opdracht 2015 Windenergie Verdiepende opdracht Inleiding; In dit onderdeel leer je meer over windenergie. Pagina 1 Inhoud 1. Windenergie... 3 1.1 Doel... 3 1.2 Inhoud... 3 1.3 Verwerking... 9 Pagina 2 1. Windenergie

Nadere informatie

Milieueffectenrapport voor een Offshore Windmolenpark op de Thorntonbank. C-Power N.V. 03/07469/PV. September Deel 3 : Figuren en bijlagen

Milieueffectenrapport voor een Offshore Windmolenpark op de Thorntonbank. C-Power N.V. 03/07469/PV. September Deel 3 : Figuren en bijlagen Milieueffectenrapport voor een Offshore Windmolenpark op de Thorntonbank Deel 3 : en bijlagen C-Power N.V. 03/07469/PV September 2003 Opdrachtgever: C-Power N.V. Scheldedijk 30, Haven 1025, 2070 Zwijndrecht

Nadere informatie

BIJLAGE 2. Voornemen

BIJLAGE 2. Voornemen BIJLAGE 2 Voornemen 1 NADERE OMSCHRIJVING VOORNEMEN De volgende paragrafen beschrijven de onderdelen van het voornemen in meer detail: Individuele turbines; Turbineopstellingen; Type funderingen; Aanlegwijzen

Nadere informatie

03/07469/pv - MER offshore windmolenpark Thorntonbank 4.5 GELUID EN TRILLINGEN: FIGUREN

03/07469/pv - MER offshore windmolenpark Thorntonbank 4.5 GELUID EN TRILLINGEN: FIGUREN 4.5 GELUID EN TRILLINGEN: FIGUREN 61 62 db (ref 1 micropa) 120 110 100 90 80 70 y = -4,0038Ln(x) + 129,56 y = 9,0935Ln(x) + 20,04 60 10 100 1000 10000 100000 Frequentie (Hz) zware regenval garnalen gematigde

Nadere informatie

Geluid. De norm: 47 db L den

Geluid. De norm: 47 db L den Geluid De norm: 47 db L den Elk windenergieproject moet voldoen aan de wettelijke norm: 47 db L den bij alle geluidsgevoelige objecten in de buurt. Dit is de maximaal toegestane gemiddelde jaarlijkse geluidsdruk

Nadere informatie

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord In het gebied tussen de strekdammen bij Strand Horst Noord en de bebouwing van Harderwijk ligt een klein natuurgebied

Nadere informatie

Introductie windenergiesector

Introductie windenergiesector Introductie windenergiesector Blok 2 Sander Lagerveld Dag 10 Windenergie 1 Duurzaam werken op Zee Toepassing van windenergie in Nederland Duurzaam werken op zee 2 Windmolens verschijnen vanaf 12e eeuw

Nadere informatie

Het Energieatol Energieopslag in de Noordzee

Het Energieatol Energieopslag in de Noordzee Het Energieatol Energieopslag in de Noordzee Dr. Walter Mondt, ECOREM 26 november 2013 1 Inhoud Voorstelling Ecorem NV Context van de studie Werkingsprincipe van het energieatol Opbouw van het energieatol

Nadere informatie

PACCO-PARAMETERS DO - DOSSOLVED OXYGEN EC- DE ELEKTRISCHE CONDUCTIVITEIT ORP- DE REDOXPOTENTIAAL T - DE TEMPERATUUR. PaccoParameters

PACCO-PARAMETERS DO - DOSSOLVED OXYGEN EC- DE ELEKTRISCHE CONDUCTIVITEIT ORP- DE REDOXPOTENTIAAL T - DE TEMPERATUUR.   PaccoParameters PACCO-PARAMETERS PH DO - DOSSOLVED OXYGEN EC- DE ELEKTRISCHE CONDUCTIVITEIT ORP- DE REDOXPOTENTIAAL T - DE TEMPERATUUR PH De ph geeft de zuurtegraad van het water weer. Ze varieert doorgaans op een schaal

Nadere informatie

Dirk van der Cammen en Raoul van Lambalgen ILVO seminar 30 juni 2011, Oostende

Dirk van der Cammen en Raoul van Lambalgen ILVO seminar 30 juni 2011, Oostende Dirk van der Cammen en Raoul van Lambalgen ILVO seminar 30 juni 2011, Oostende Wie THV RENTEL Wat Ontwikkelen, bouwen en exploiteren van offshore energieparken voor de Belgische kust. Eens de zone is volgebouwd,

Nadere informatie

Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling

Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling........................................................................................ H. Mulder, RIKZ, juni

Nadere informatie

Bijlage D: Aanbevelingen

Bijlage D: Aanbevelingen KONINKLIJK BELGISCH INSTITUUT VOOR NATUURWETENSCHAPPEN OPERATIONELE DIRECTIE NATUURLIJK MILIEU BEHEERSEENHEID MATHEMATISCH MODEL VAN DE NOORDZEE Advies van het Bestuur aan de Staatssecretaris van de Noordzee

Nadere informatie

Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten

Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten MEMO datum 18-3-211 van Ir Yves Plancke yves.plancke@mow.vlaanderen.be Ir. Marco Schrijver marco.schrijver@rws.nl titel Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten

Nadere informatie

BELGISCHE ERVARINGEN MET WINDMOLENPARKEN OP ZEE

BELGISCHE ERVARINGEN MET WINDMOLENPARKEN OP ZEE BELGISCHE ERVARINGEN MET WINDMOLENPARKEN OP ZEE ir Sylvie RAYMACKERS GeoSea 05/10/2013 INHOUD Inleiding Geologie van het Belgisch continentaal plat Funderingstypes en aspecten installatie Gravitaire funderingen

Nadere informatie

Hoe proper is onze zee?

Hoe proper is onze zee? Hoe proper is onze zee? Colin Janssen Medewerking van M. Claessens en P. Roose Laboratorium voor Milieutoxicologie en Aquatische Ecologie Universiteit Gent Vervuiling een vlag die vele ladingen dekt? Vele

Nadere informatie

Bijlage 8 Ruimtelijke Onderbouwing meetmast ten behoeve van windpark Spuisluis

Bijlage 8 Ruimtelijke Onderbouwing meetmast ten behoeve van windpark Spuisluis Bijlage 8 Ruimtelijke Onderbouwing meetmast ten behoeve van windpark Spuisluis Februari 2017 Auteur Anne Melchers Inhoudsopgave 1 Het Initiatief...3 1.1 Aard en doel van het initiatief 3 2 Ruimtelijke

Nadere informatie

De Noordzee HET ONTSTAAN

De Noordzee HET ONTSTAAN De Noordzee De Noordzee is de zee tussen Noorwegen, Groot-Brittannië, Frankrijk, België, Nederland, Duitsland en Denemarken. De Noordzee is een ondiepe (30-200 m) randzee van de Atlantische oceaan met

Nadere informatie

Functioneren van het voedselweb in het Eems estuarium onder gemiddelde en extreme omstandigheden

Functioneren van het voedselweb in het Eems estuarium onder gemiddelde en extreme omstandigheden Functioneren van het voedselweb in het Eems estuarium onder gemiddelde en extreme omstandigheden Victor N. de Jonge, november 2013 Het Eems estuarium vormt ecologisch gezien één groot geheel, maar dat

Nadere informatie

Beknopt Stormrapport 17 juli 2004

Beknopt Stormrapport 17 juli 2004 Beknopt Stormrapport 17 juli 24 1. ANALYSE Situatie op 17.7.24 12u GMT : langs de voorzijde van een koufront, dat zich uitstrekt over de nabije Atlantische Oceaan, wordt er warme, potentieel onstabiele

Nadere informatie

KORTE, NIET-TECHNISCHE OMSCHRIJVING VAN HET VOORWERP VAN DE AANVRAAG.

KORTE, NIET-TECHNISCHE OMSCHRIJVING VAN HET VOORWERP VAN DE AANVRAAG. KORTE, NIET-TECHNISCHE OMSCHRIJVING VAN HET VOORWERP VAN DE AANVRAAG. 1. ALGEMEEN Ten noorden van de E313, de autosnelweg Hasselt Antwerpen, ter hoogte van Herentals, wenst EDF-Luminus twee windturbines

Nadere informatie

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP onderzoeksprogramma Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP onderzoeksprogramma

Nadere informatie

C OMES HET LICHTKLIMAAT EN DE SCHELDEBODEM IN BEWEGING

C OMES HET LICHTKLIMAAT EN DE SCHELDEBODEM IN BEWEGING HET LICHTKLIMAAT EN DE SCHELDEBODEM IN BEWEGING Oorsprong van Estuarien Zwevend Materiaal Schelde Estuarium Westerschelde Beneden Zeeschelde Boven-Zeeschelde Noordzee Schelde Rivier terug naar de rivier

Nadere informatie

(A) april 2019

(A) april 2019 (A)1930 25 april 2019 Advies over de aanvraag door de naamloze vennootschap Northwester 2 tot wijziging van de domeinconcessie voor de bouw en de exploitatie van installaties voor de productie van elektriciteit

Nadere informatie

Alternatieve energiebronnen

Alternatieve energiebronnen Alternatieve energiebronnen energie01 (1 min, 5 sec) energiebronnen01 (2 min, 12 sec) Windenergie Windmolens werden vroeger gebruikt om water te pompen of koren te malen. In het jaar 650 gebruikte de mensen

Nadere informatie

Alles in de wind. Over windenergie. Hoe werkt een windturbine? Tandwielkast vroeger en nu. Direct Drive

Alles in de wind. Over windenergie. Hoe werkt een windturbine? Tandwielkast vroeger en nu. Direct Drive Hoe werkt een windturbine? Het basisprincipe is eenvoudig. De rotorbladen (wieken) zitten gemonteerd op een as. Als het waait draaien de rotorbladen en gaat de as draaien. De as laat vervolgens een generator

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Besluit tot wijziging van het Waterbesluit in verband met de vereenvoudiging en uniformering van regels voor windparken op zee (algemene regels windparken op zee) Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods,

Nadere informatie

Kleine windturbines. Presentatie Kontich. Donderdag 13 november 2014. Van 13u30 tot 17 uur. Filip Arnou Green Energy Consult

Kleine windturbines. Presentatie Kontich. Donderdag 13 november 2014. Van 13u30 tot 17 uur. Filip Arnou Green Energy Consult Kleine windturbines Presentatie Kontich. Donderdag 13 november 2014. Van 13u30 tot 17 uur Filip Arnou Green Energy Consult Windenergie De wind is een onuitputtelijke en natuurlijke bron om elektriciteit

Nadere informatie

Test Rapport Montana

Test Rapport Montana Test Rapport Montana Jochem Vermeir Fluid mechanics and Thermodynamics Research group (FTRG) Erasmushogeschool Brussel Nijverheidskaai, Brussels 1070, Belgium 19 september 2012 1 Omschrijving wind turbine

Nadere informatie

De inspraakprocedure vond plaats in Brussel en Oostende tussen 19 oktober en 18 november 2001.

De inspraakprocedure vond plaats in Brussel en Oostende tussen 19 oktober en 18 november 2001. Overzicht van de brieven ontvangen naar aanleiding van de inspraakprocedure voor het project van C-Power: windmolenpark op de Wenduinebank. De inspraakprocedure vond plaats in Brussel en Oostende tussen

Nadere informatie

14. OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE BRONNEN VAN

14. OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE BRONNEN VAN 1.Inleiding 14. OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE BRONNEN VAN WATERVERONTREINIGING IN HET BRUSSELS GEWEST Het Brussels Gewest ligt voor het grootste deel in het subbekken van de Zenne. Deze waterloop en zijn

Nadere informatie

Informatie voor de welstandscommissie (Windpark Kabeljauwbeek-gemeente Woensdrecht)

Informatie voor de welstandscommissie (Windpark Kabeljauwbeek-gemeente Woensdrecht) Informatie voor de welstandscommissie (Windpark Kabeljauwbeek-gemeente Woensdrecht) Geachte leden van de welstandscommissie, In deze bijlage vindt u nadere informatie over windpark Kabeljauwbeek. Het windpark

Nadere informatie

Wind experience innogy windpark Kattenberg Reedijk. 4 oktober 2018

Wind experience innogy windpark Kattenberg Reedijk. 4 oktober 2018 Wind experience innogy windpark Kattenberg Reedijk 4 oktober 2018 Agenda 13:30 14:15 uur 14:15 14:30 uur 14:30 15:30 uur 15:45 uur Presentatie innogy Busreis naar windpark Bezoek Windpark Kattenberg Reedijk

Nadere informatie

Memo. Beschouwingen omtrent de mogelijkheid van een rijk strand bij Wemeldinge en Yerseke. 1 Inleiding en doelstelling

Memo. Beschouwingen omtrent de mogelijkheid van een rijk strand bij Wemeldinge en Yerseke. 1 Inleiding en doelstelling Memo Aan RWS Zeeland, t.a.v. Yvo Provoost, Eric van Zanten Datum Van Hans de Vroeg Kenmerk Doorkiesnummer (088) 33 58 238 Aantal pagina's 8 E-mail hans.devroeg @deltares.nl Onderwerp Rijke strand van Wemeldinge

Nadere informatie

Geluidsbelasting door windturbine Slikkerdijk

Geluidsbelasting door windturbine Slikkerdijk Samenvatting en conclusies In de maand december zijn gedurende vijftien dagen in het begin van de nacht metingen verricht naar het geluidsbelasting van de woonboerderij aan de Walingsweg 20 Wieringerwaard

Nadere informatie

Beknopt stormverslag van 3 januari 2018

Beknopt stormverslag van 3 januari 2018 Beknopt stormverslag van 3 januari 218 De algemene synoptische situatie Op woensdag 3/1/218 om UTC ligt een dubbele depressiekern boven de noordelijke Atlantische Oceaan: een al wat oudere kern (968 hpa)

Nadere informatie

Advies van het Bestuur aan de Staatssecretaris voor de Noordzee

Advies van het Bestuur aan de Staatssecretaris voor de Noordzee KONINKLIJK BELGISCH INSTITUUT VOOR NATUURWETENSCHAPPEN BEHEERSEENHEID MATHEMATISCH MODEL VAN DE NOORDZEE Advies van het Bestuur aan de Staatssecretaris voor de Noordzee betreffende : de wijziging van de

Nadere informatie

Meten in de Waddenzee

Meten in de Waddenzee Meten in de Waddenzee Bestand tegen superstorm De waterkeringen langs de Waddenzee moeten bestand zijn tegen een superstorm die gemiddeld eens in de 4000 jaar kan optreden. Om de sterkte van de waterkering

Nadere informatie

Windpark Nieuwegein. Slagschaduwstudie

Windpark Nieuwegein. Slagschaduwstudie Windpark Nieuwegein Slagschaduwstudie Windpark Nieuwegein Slagschaduwstudie Door: Bram Konneman Datum: 31 December 2012 Projectnummer: WIENL12093 Ecofys 2012 in opdracht van: Eneco Wind B.V. ECOFYS Netherlands

Nadere informatie

Energie uit getijstroming

Energie uit getijstroming Royal Netherlands Institute for Sea Research Energie uit getijstroming Janine Nauw a, Marck Smit a, Walther Lenting a, Belen Blanco b, Jurre de Vries c, Herman Ridderinkhof, Hendrik van Aken en Mathijs

Nadere informatie

ASPIRAVI. Windpark Assenede

ASPIRAVI. Windpark Assenede ASPIRAVI Windpark Assenede SAMEN GEDREVEN DOOR DE WIND WINDPARK ASSENEDE Windpark Assenede: Projectlocatie Projectkenmerken Timing / planning van de werken Investeer mee via Aspiravi Samen cvba Aankoop

Nadere informatie

emissie broeikasgassen

emissie broeikasgassen Eco-efficiëntie van de industrie D index (=1) 12 11 1 9 8 7 6 5 21 22 23 24 26 27 26 bruto toegevoegde waarde totaal energiegebruik emissie fijn stof (M 2,5 ) emissie broeikasgassen emissie ozonprecursoren

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Overzicht presentatie Luchtkwaliteit getoetst aan de normen Impact van deze luchtkwaliteit op onze gezondheid Bespreking van stikstofdioxide en fijn stof De nieuwste

Nadere informatie

INFORMATIEKRANT WIJ BOUWEN AAN UW TOEKOMST! www.limburgwindt.be. Limburg win(d)t is opgericht door Aspiravi en LRM. WAT DOET LIMBURG WIN(D)T?

INFORMATIEKRANT WIJ BOUWEN AAN UW TOEKOMST! www.limburgwindt.be. Limburg win(d)t is opgericht door Aspiravi en LRM. WAT DOET LIMBURG WIN(D)T? www.limburgwindt.be v.u.: Rik Van de Walle - nv - Trichterheideweg 8-3500 Hasselt WAT DOET LIMBURG WIN(D)T? onderzoeken waar er in Limburg wind- molenparken kunnen komen bouwen en exploiteren van windenergie-

Nadere informatie

... Hoe ziet een Rijke Noordzee eruit?

... Hoe ziet een Rijke Noordzee eruit? ... Hoe ziet een Rijke Noordzee eruit? Samen voor een gezonde zee!... Stichting De Noordzee is de onafhankelijke natuur- en milieuorganisatie die zich inzet voor een duurzaam gebruik van de Noordzee en

Nadere informatie

Het gebruik van energie wordt steeds meer. Dus zijn er ook meer bronnen nodig. Sommige gassen raken

Het gebruik van energie wordt steeds meer. Dus zijn er ook meer bronnen nodig. Sommige gassen raken Werkstuk door een scholier 1870 woorden 2 maart 2008 6,1 355 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Wat is windenergie en hoe werkt een windturbine? Windenergie is de energie die door de wind wordt geleverd.

Nadere informatie

Curaçao Carbon Footprint 2015

Curaçao Carbon Footprint 2015 Willemstad, March 2017 Inhoudsopgave Inleiding 2 Methode 2 Dataverzameling 3 Uitstoot CO2 in 2010 3 Uitstoot CO2 in 2015 4 Vergelijking met andere landen 5 Central Bureau of Statistics Curaçao 1 Inleiding

Nadere informatie

Postbus 579 7550 AN Hengelo. S11091 V WNW Hoek van Holland

Postbus 579 7550 AN Hengelo. S11091 V WNW Hoek van Holland Postbus 579 7550 AV Hengelo (Ov.) tel: 073-534 10 53 fax: 073-534 10 28 info@ponderaservices.nl www.ponderaservices.nl Opdrachtgever: Pondera Consult BV. Postbus 579 7550 AN Hengelo Kenmerk: S11091 V WNW

Nadere informatie

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2016

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2016 Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam Jaarrapportage 2016 Colofon Raad van Accreditatie De DCMR Milieudienst Rijnmond is door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerd voor de NEN-EN-ISO/IEC 17025:2005

Nadere informatie

HAVENECONOMIE EN ECOLOGIE:

HAVENECONOMIE EN ECOLOGIE: HAVENECONOMIE EN ECOLOGIE: (ON)VERZOENBAAR? Is een verdere scheldeverdieping mogelijk, gewenst, noodzakelijk? Jean Jacques Peters Raadgevend Ingenieur Leader Port of Antwerp International Expert Team Jean

Nadere informatie

WINDENERGIEPROJECT Zulte - Leiekanaal

WINDENERGIEPROJECT Zulte - Leiekanaal WINDENERGIEPROJECT Zulte - Leiekanaal Wat en waar? - Windpark van 4 windturbines - Maximaal vermogen van 2.3 MW elk (9,2 MW) - Alle windturbines zijn gelegen op het grondgebied van de gemeente Zulte -

Nadere informatie

Spanningsverlies in kabels ZX ronde 8 november 2015

Spanningsverlies in kabels ZX ronde 8 november 2015 1 Spanningsverlies in kabels ZX ronde 8 november 2015 Spanningsverlies leid tot vermogensverlies en daarbij energieverlies. Met het berekenen van kabels moet hier rekening mee gehouden worden. Als de doorsnede

Nadere informatie

Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk

Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk De kust is (niet) veilig! De dijk aan de kust van Petten ziet er zo sterk en krachtig uit, maar toch is hij niet

Nadere informatie

De NH 3 -uitstoot speelt, via de vorming van ammoniumzouten (secundair aërosol), ook een zeer belangrijke rol bij de problematiek van fijn stof.

De NH 3 -uitstoot speelt, via de vorming van ammoniumzouten (secundair aërosol), ook een zeer belangrijke rol bij de problematiek van fijn stof. 4.10 AMMONIA (NH 3 ) Gasvormig ammonia behoort niet tot de 13 prioritair te volgen stoffen, vermeld in annex I van de EG-richtlijn 96/62/EG. De NH 3 -uitstoot in de atmosfeer levert nochtans een niet te

Nadere informatie

Windenergie in Brussel

Windenergie in Brussel Windenergie in Brussel Utopie of realtiteit? Els Ampe Vlaamse Club 20 september 2010 1 Klassiekers 2 Klassiekers 3 Windenergie in de stad? 4 Imagine 5 Imagine Zero energy house San Francisco 07 6 Imagine

Nadere informatie

Windenergie. 1. Wat is windenergie? 3. Wat zijn voordelen, nadelen en risico s van windenergie?

Windenergie. 1. Wat is windenergie? 3. Wat zijn voordelen, nadelen en risico s van windenergie? Windenergie ECN-facts 1. Wat is windenergie? Windenergie is de verzamelnaam voor technieken waarbij de bewegingsenergie die in wind zit, wordt omgezet in andere bewegingsenergie of in elektrische energie.

Nadere informatie

vragen naar telefoonnummer datum /02/2018 Bijdrage Vlaams Gewest uit zon en wind in het kader van het Energiepact.

vragen naar telefoonnummer datum /02/2018 Bijdrage Vlaams Gewest uit zon en wind in het kader van het Energiepact. Vlaamse overheid Koning Albert II-laan 2 bus 17 1 BRUSSEL T 2 553 46 F 2 553 46 1 www.energiesparen.be NOTA De heer Bart Tommelein Vlaams minister van Begroting, Financiën en Energie ons kenmerk bijlagen

Nadere informatie

Funderingen. Willy Naessens 7

Funderingen. Willy Naessens 7 Funderingen Willy Naessens 7 1. Funderingen op staal of volle grond Inleiding Aanzet van funderingen op draagkrachtige grond op geringe diepte. Hier kan men een onderscheid maken tussen prefab funderingen

Nadere informatie

Het Belgische luchttoezicht boven de Noordzee

Het Belgische luchttoezicht boven de Noordzee Het Belgische luchttoezicht boven de Noordzee Twaalf jaar diversifiëring van opdrachten Het Belgische programma voor luchttoezicht boven de Noordzee werd opgestart in 1991. Dit toezicht vanuit de lucht

Nadere informatie

Opbrengst- en turbulentieberekeningen Windpark IJmond Lijnopstelling windturbines Reyndersweg Velsen-Noord

Opbrengst- en turbulentieberekeningen Windpark IJmond Lijnopstelling windturbines Reyndersweg Velsen-Noord 74100160-NMEA/PGR 11-0259 Opbrengst- en turbulentieberekeningen Windpark IJmond Lijnopstelling windturbines Reyndersweg Velsen-Noord Arnhem, 3 februari 2011 Auteurs Merih Cibis, Hans Cleijne In opdracht

Nadere informatie

10. NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING

10. NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING 10. NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING C-Power is bereid op basis van dit document een brochure voor het breed publiek op te stellen in nauwe samenwerking met BMM. 10.1 PROJECT ACHTERGROND Het initiatief van

Nadere informatie

Niet technisch rapport Biostoom Oostende nv

Niet technisch rapport Biostoom Oostende nv Niet technisch rapport Biostoom Oostende nv In uitvoering van Art. 5.2.3bis.1.35. Vlarem II opgemaakt ten behoeve van de toezichthoudende overheid en OVAM. Werkingsjaar 2016 Verwerkingsinstallatie: Biostoom

Nadere informatie

L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit

L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit 73 Bijlage L Indicatieve bepaling effect alternatieven N 377 op luchtkwaliteit Inleiding De provincie Overijssel is voornemens de N 377 Lichtmis Slagharen (verder

Nadere informatie

VAN GRINSVEN ADVIES. It Dok 2 8447 GL Heerenveen. WNW-Landtong.TV1.doc. Fotovisualisatie van windpark Landtong te Arnhem.

VAN GRINSVEN ADVIES. It Dok 2 8447 GL Heerenveen. WNW-Landtong.TV1.doc. Fotovisualisatie van windpark Landtong te Arnhem. VAN GRINSVEN ADVIES De Bendels 9 5391 GD Nuland tel: (073) 534 10 53 fax: (073) 534 10 28 e-mail: vga@home.nl Rabobank 13.75.30.447 BTW nr: NL933.40.692.B01 Kamer van Koophandel: 16064749 milieuadvies

Nadere informatie

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken Resultaten WAHYD Hoe zit het in elkaar: afkijken bij Noord-Brabant In het onderzoeksproject WAHYD (Waterkwaliteit op basis van Afkomst en HYDrologische systeemanalyse)

Nadere informatie

Onderzoek gezondheidsrisico s. stof rond Schiphol. Module 1 Resultaten meetcampagne. Subtitle. April 2018

Onderzoek gezondheidsrisico s. stof rond Schiphol. Module 1 Resultaten meetcampagne. Subtitle. April 2018 Onderzoek gezondheidsrisico s ultrafijn stof rond Schiphol Module 1 Resultaten meetcampagne taxiënde zhrhrwh45e vliegtuigen April 2018 Subtitle Campagne taxiënde vliegtuigen Doel: Onderzoek nut en noodzaak

Nadere informatie

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING 1 DOEL EN VOORGENOMEN ACTIVITEIT Belwind heeft initiatief genomen om op zee een offshore windpark te bouwen op de Bligh Bank. Met de realisatie van het windpark wordt invulling

Nadere informatie

- 1 - april mei juni juli augustus september maand

- 1 - april mei juni juli augustus september maand - 1 - ER Smog in zomer In dit bulletin wordt een overzicht gegeven van de smogsituatie in de periode april tot en met september voor de stoffen O 3, PM, SO 2, en NO 2. In de zomerperiode van zijn er 7

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Menen. 9 februari 2017

Luchtkwaliteit in Menen. 9 februari 2017 Luchtkwaliteit in Menen 9 februari 2017 Meetnet in Menen Meetpost dioxines/pcb Meetpost fijn stof 2 Overzicht Deel I: dioxines en PCB s 1. Wat zijn dioxines en PCB s? 2. Wetgeving 3. Meetstrategie VMM

Nadere informatie

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté Overzicht presentatie Waarom luchtmetingen in Vlaanderen? Evolutie van de laatste decennia Toetsen van de luchtkwaliteit aan de heersende

Nadere informatie

1. Algemene meteorologische situatie

1. Algemene meteorologische situatie Koninklijk Meteorologisch Instituut Wetenschappelijke Dienst meteorologische en klimatologische Inlichtingen Ringlaan, 3 B-1180 Brussel Tél.: +32 (0)2 373 0520 Fax : +32 (0)2 373 0528 Vlaamse Overheid

Nadere informatie

b i j d e b e o o r d e l i n g v a n d e p l a n n e n en p r o g r a m m a s o p f e d e r a a l v l a k Scopingsdocument

b i j d e b e o o r d e l i n g v a n d e p l a n n e n en p r o g r a m m a s o p f e d e r a a l v l a k Scopingsdocument Begeleidingsinstrument b i j d e b e o o r d e l i n g v a n d e milieueffecten v a n b e p a a l d e p l a n n e n en p r o g r a m m a s o p f e d e r a a l v l a k Scopingsdocument Inhoud 1. Inleiding...3

Nadere informatie

Staatssecretaris Philippe De Backer brengt werfbezoek aan Belgiës eerste Stopcontact op zee.

Staatssecretaris Philippe De Backer brengt werfbezoek aan Belgiës eerste Stopcontact op zee. 27 november 2018 Staatssecretaris Philippe De Backer brengt werfbezoek aan Belgiës eerste Stopcontact op zee. BRUSSEL - ZWIJNDRECHT (NL) - Staatssecretaris van de Noordzee Philippe De Backer heeft een

Nadere informatie

Milieu-effectenbeoordeling van het project ingediend door de AG Haven Oostende.

Milieu-effectenbeoordeling van het project ingediend door de AG Haven Oostende. KONINKLIJK BELGISCH INSTITUUT VOOR NATUURWETENSCHAPPEN BEHEERSEENHEID MATHEMATISCH MODEL VAN DE NOORDZEE AFDELING BEHEER VAN HET MARIENE ECOSYSTEEM Milieu-effectenbeoordeling van het project ingediend

Nadere informatie

ASPIRAVI. Project E403 Lichtervelde en Wingene

ASPIRAVI. Project E403 Lichtervelde en Wingene ASPIRAVI Project E403 Lichtervelde en Wingene Groei naar een duurzame samenleving Europese doelstelling tegen de opwarming van het klimaat : 20-20-20 tegen 2020 : 20% minder CO 2 uitstoot 20% minder energie

Nadere informatie

Zonnestroom en windstroom Samen meer

Zonnestroom en windstroom Samen meer Zonnestroom en windstroom Samen meer Van niche naar impact Wim Sinke -- Peter Eecen Perslunch ECN Amsterdam, CASA 400 2 juni 2015 www.ecn.nl Structuur Context klimaat + economie Uitzicht op 2050 Wind Technologie,

Nadere informatie

Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties

Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties Nieuwsbrief MilieuTechnologie, maart 1995 (Kluwer, jaargang 2, nummer 3) Jan Gruwez, TREVI nv Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties In de context van VLAREM II worden industriële inrichtingen

Nadere informatie

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A ONDERWERP Luchtkwaliteitsonderzoek REC Harlingen storing 12 november 2018 DATUM 20 november 2018 PROJECTNUMMER C05055.000169 ONZE REFERENTIE 083725337 A VAN ing. A. (Abdu) Boukich AAN Omrin Inleiding Op

Nadere informatie

Niet technisch rapport Biostoom Oostende nv

Niet technisch rapport Biostoom Oostende nv Niet technisch rapport Biostoom Oostende nv In uitvoering van Art. 5.2.3bis.1.35. Vlarem II opgemaakt ten behoeve van de toezichthoudende overheid en OVAM. Jaartal: 2015 Verwerkingsinstallatie: Biostoom

Nadere informatie

ONDERZOEK NAAR DE WATERKWALITEIT

ONDERZOEK NAAR DE WATERKWALITEIT ONDERZOEK NAAR DE WATERKWALITEIT Naam: Klas: Datum: 1 Situering van het biotoop Plaats: Type water: vijver / meer / ven / moeras/ rivier / kanaal / poel / beek / sloot / bron Omgeving: woonkern / landbouwgebied

Nadere informatie

Beknopt stormverslag 15-16/10/2002

Beknopt stormverslag 15-16/10/2002 Beknopt stormverslag 15-16/1/22 Een grote Rossby-golf boven de Atlantische Oceaan zorgde er voor dat de depressies een vrij zuidelijke koers volgden. Boven Scandinavië lag een hogedrukgebied van 135 hpa

Nadere informatie

Beknopt stormverslag van zondag 20 november 2016

Beknopt stormverslag van zondag 20 november 2016 Beknopt stormverslag van zondag 2 november 216 De algemene synoptische situatie Op zaterdag 19/11/16 komt boven de Atlantische Oceaan, ten zuidwesten van Ierland, een bestaande golvende storing onder de

Nadere informatie

Naar een Veilige, Natuurlijke, Aantrekkelijke, Duurzame en Ontwikkelende Kust

Naar een Veilige, Natuurlijke, Aantrekkelijke, Duurzame en Ontwikkelende Kust Naar een Veilige, Natuurlijke, Aantrekkelijke, Duurzame en Ontwikkelende Kust OPGAVE : KLIMAATVERANDERING - KUSTVERDEDIGING veiligheidsniveau t.o.v. 1000j storm 2% 27% % lager % hoger 71% % verder onderzoek

Nadere informatie

LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING

LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING INHOUD Voorwoord 13 Inleiding 15 Indeling van milieuproblemen 19 Indeling van dit boek 19 Inleiding tot de Vlaamse milieuwetgeving voor bedrijven 19 Deel 1. LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING 21 1. Inleiding

Nadere informatie

MIRA 2011 VERSPREIDING VAN ZWARE METALEN. Emissie van zware metalen naar lucht.

MIRA 2011 VERSPREIDING VAN ZWARE METALEN. Emissie van zware metalen naar lucht. MIRA 211 VERPREIDING VAN ZWARE METALEN Emissie van zware metalen naar lucht P index emissie lucht (1995=1) 12 1 8 6 4 2 1995 2 21 22 23 24 25 26 27 28 29 21* doel 21 * voorlopige cijfers Doel (niet) gehaald

Nadere informatie

Texelse Bierbrouwerij effect nieuwbouw op naastgelegen windturbine

Texelse Bierbrouwerij effect nieuwbouw op naastgelegen windturbine Notitie betreft: Texelse Bierbrouwerij effect nieuwbouw op naastgelegen windturbine datum: 8 januari 2018 referentie: van: aan: Buro SRO 1 Inleiding De Texelse Bierbrouwerij is voornemens haar faciliteiten

Nadere informatie

DE MEETCAMPAGNE. Guy Putzeys dba-plan bvba

DE MEETCAMPAGNE. Guy Putzeys dba-plan bvba DE MEETCAMPAGNE Guy Putzeys dba-plan bvba TOELICHTING UITGEBREIDE GELUIDMEETCAMPAGNE WINDTURBINES MALDEGEM EEKLO Guy Putzeys Geluidsdeskundige dba-plan INFOAVOND 13/11/13 33 Erkend door Vlaamse overheid

Nadere informatie

Stand van zaken na een half jaar opvolging van de grondwaterpeilen

Stand van zaken na een half jaar opvolging van de grondwaterpeilen Stand van zaken na een half jaar opvolging van de grondwaterpeilen Sinds eind december worden de grondwaterpeilen geregistreerd in 22 peilputten in de Zwinomgeving. Door het continu opvolgen van de schommelingen

Nadere informatie

Impact windenergie op Noordzeemilieu: kansen & bedreigingen

Impact windenergie op Noordzeemilieu: kansen & bedreigingen Impact windenergie op Noordzeemilieu: kansen & bedreigingen IRO/CEDA lezing Bert Wilbrink (ministerie EZK) Suzanne Lubbe (RWS) 12 maart 2019 Inhoud presentatie Visie overheid op ecologische impact bouw

Nadere informatie

Wedstrijd alternatieve vormen van energie voor leden en niet-leden van de K VIV

Wedstrijd alternatieve vormen van energie voor leden en niet-leden van de K VIV Wedstrijd alternatieve vormen van energie voor leden en niet-leden van de K VIV Voorstel Wind 07 : Windturbines met meer dan dubbele opbrengst door Eddy Thysman Tweede document met bijkomende informatie

Nadere informatie

2.1 Global Wind Support Offshore NL1. Wind Support Offshore NL 1. BARD -Group ZEE ENERGIE. "The Offshore Wind Specialist" IN COOPERATION WITH THE

2.1 Global Wind Support Offshore NL1. Wind Support Offshore NL 1. BARD -Group ZEE ENERGIE. The Offshore Wind Specialist IN COOPERATION WITH THE .. ft Global ZEE ENERGIE Wind Support Offshore NL 1 Documentation for SOE Tender Submission 2.1 ~. IN COOPERATION WITH THE BARD -Group "The Offshore Wind Specialist" ZEE ENERGIE Oocumentation for soe Tender

Nadere informatie

Niet technisch rapport Biostoom Oostende nv

Niet technisch rapport Biostoom Oostende nv Niet technisch rapport Biostoom Oostende nv In uitvoering van Art. 5.2.3bis.1.35. Vlarem II opgemaakt ten behoeve van de toezichthoudende overheid en OVAM. Werkingsjaar 2017 Verwerkingsinstallatie: Biostoom

Nadere informatie

Beknopt verslag van de stormperiode 8 en 9 november 2001

Beknopt verslag van de stormperiode 8 en 9 november 2001 Beknopt verslag van de stormperiode 8 en 9 november 21 Tussen een complexe depressie over Scandinavië en een hogedrukgebied over de nabije Atlantische Oceaan ontwikkelt er zich een sterke noordwestelijke

Nadere informatie

Een voorstel van de Commissie voor nieuwe grenswaarden voor de luchtkwaliteit

Een voorstel van de Commissie voor nieuwe grenswaarden voor de luchtkwaliteit IP/97/853 Brussel, 8 oktober 1997 Een voorstel van de Commissie voor nieuwe grenswaarden voor de luchtkwaliteit De Europese Commissie heeft vandaag een voorstel goedgekeurd voor een richtlijn met nieuwe

Nadere informatie

Tabel IV.49: DAGWAARDEN NH 3 PERCENTIEL P98. JAARPERIODE : JANUARI - DECEMBER [ Concentratie in µg/m 3 ]

Tabel IV.49: DAGWAARDEN NH 3 PERCENTIEL P98. JAARPERIODE : JANUARI - DECEMBER [ Concentratie in µg/m 3 ] 4.10 AMMONIA (NH 3 ) Gasvormig ammonia behoort niet tot de 13 prioritaire stoffen, vermeld in annex I van de EGrichtlijn 96/62/EG. De NH 3 -uitstoot in de atmosfeer levert nochtans een niet te verwaarlozen

Nadere informatie

Beknopt verslag van de stormperiode 25 tot 29 januari 2002

Beknopt verslag van de stormperiode 25 tot 29 januari 2002 Beknopt verslag van de stormperiode 25 tot 29 januari 22 Tussen een uitgestrekt lagedrukgebied over het noorden van de Atlantische Oceaan en een hogedrukgordel ten westen van Afrika is er een gebied met

Nadere informatie

Samenvatting Sectorstudie hernieuwbare energie

Samenvatting Sectorstudie hernieuwbare energie Samenvatting Sectorstudie hernieuwbare energie Departement WSE Afdeling Sociale Economie en Werkbaar Werk Impact van de strategische trends in industriële en maatschappelijke noden, herbruikbare energie

Nadere informatie

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1). De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1). Afbeelding I.1. Vorming stuwwal Nijmegen en stuwwal Reichswald Zandige

Nadere informatie

Project Stevin & project Nemo in Zeebrugge Elia investeert in een zekere en duurzame elektriciteitsbevoorrading

Project Stevin & project Nemo in Zeebrugge Elia investeert in een zekere en duurzame elektriciteitsbevoorrading Project Stevin & project Nemo in Zeebrugge Elia investeert in een zekere en duurzame elektriciteitsbevoorrading ELIA Project Stevin & project Nemo in Zeebrugge Het project Stevin tussen Zeebrugge en Zomergem

Nadere informatie

Modellenstudie van de ontwikkeling van de zandbank te Heist

Modellenstudie van de ontwikkeling van de zandbank te Heist De Zandbank te Heist, een boeiend fenomeen Seminarie Vrijdag Modellenstudie van de ontwikkeling van de zandbank te Heist Dries Van den Eynde, Frederic Francken & Brigitte Lauwaert Beheerseenheid van het

Nadere informatie

Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten?

Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten? Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten? Yorick de Wijs (KNMI) Veenendaal - 09 05 2019 Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut 1 Klimaatverandering Oorzaken en risico s wereldwijd Trends en

Nadere informatie