THEMATISCHE BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN...6

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "THEMATISCHE BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN...6"

Transcriptie

1 INLEIDING...5 THEMATISCHE BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN...6 A. Archeologie...6 B. Ecologische verbindingszone...8 C. Begrenzing woonbestemming...9 D. Toevoeging woning...9 E. Schuilgelegenheden...9 F. Uitbreiding bouwvlak/ bestemmingsvlak of omschakeling en benodigde onderzoeken...9 G. Differentiatie gebiedsbestemming Agrarisch in Agrarisch -1 en Agrarisch BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant...11 Postbus Algemeen/Provinciale belangen Bevordering van ruimtelijke kwaliteit Ecologische Hoofdstructuur Water Groenblauwe mantel Aardkunde en cultuurhistorie Agrarisch gebied Intensieve veehouderij Glastuinbouw Niet-agrarische activiteiten buiten bestaand stedelijk gebied Regels voor niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen (Afwijkende) regels voor agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven ZLTO Altena Biesbosch...28 Hillsestraat 44a

2

3 AMBTSHALVE AANPASSINGEN

4 4

5 INLEIDING Het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied heeft van 12 november tot en met 23 december 2010 voor eenieder ter visie gelegen in het kader van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Daarvoor heeft het voorontwerp in het kader van de inspraak van 29 juni tot en met 9 augustus voor eenieder ter inzage gelegen. De op het ontwerpbestemmingsplan ingediende zienswijzen zijn hierna samengevat en beantwoord. Er zijn wat thema s die regelmatig terugkomen in de ingediende zienswijzen. Deze thema s zijn in algemene zin beantwoord. In de betreffende zienswijze wordt naar deze thematische beantwoording verwezen, met in de zienswijze de conclusie op dit onderdeel. 5

6 THEMATISCHE BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN A. Archeologie In 1992 heeft Nederland als een van de leden van de Raad voor Europa het verdrag van Malta inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed ondertekend. Sinds 2007 is in Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht, geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988, die de volledige implementatie van het Verdrag van Malta betekende. Volgens het hoofdstuk Archeologische monumentenzorg uit de Monumentenwet 1988 is een gemeente verplicht om bij het opstellen van bestemmingsplannen (buitenplanse omgevingsvergunningen en beheersverordeningen) rekening te houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden danwel monumenten. Dit betekent dat er bij ruimtelijke ontwikkelingen altijd en overal (middels een bureauonderzoek) aangetoond moet worden dat er geen bodemvondsten te verwachten zijn, conform het principe de verstoorder betaalt. De enige uitzonderingen die de wet biedt zijn projecten tot maximaal 100 m 2. Daarnaast is het gebruikelijk en geaccepteerd dat grondverstoringen tot een diepte van maximaal 30 cm vrijgesteld zijn van onderzoek. Concreet houdt het bovenstaande in dat in een bestemmingsplan geregeld moet zijn dat er bij ruimtelijke ontwikkelingen danwel bodemingrepen vooraf aan het verlenen van omgevingsvergunning middels een (archeologisch) onderzoek aangetoond is dat er geen archeologische vondsten in de bodem zitten. Tot nog toe werd de archeologische verwachtingskaart van de provincie Noord-Brabant (gebaseerd op de landelijke kaart van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) gebruikt als toetsingskader. De onderzoeksverplichting gold voor alle gebieden die op deze kaart waren aangeduid met een middelhoge of hoge verwachtingswaarde. Aangezien de provinciale archeologische verwachtingskaart de middelhoge en hoge archeologische indicaties slechts zeer globaal weer gaf heeft de gemeente ervoor gekozen deze provinciale kaart in de gemeente Woudrichem op gemeentelijke schaal nader uit te laten werken. Een gemeente is immers bevoegd om beleid op te stellen en zwaardere eisen of meer uitzonderingen te stellen voor haar grondgebied, maar de gemeente moet deze afwijkingen wel kunnen motiveren. De gemeente heeft samen met een aantal buurgemeenten (Aalburg en Werkendam) een eigen gemeentelijke erfgoedkaart opgesteld (RAAP-rapport 2189), die samen met het bestemmingsplan buitengebied door de raad vastgesteld zal worden. Op de beleidskaart zijn in totaal 17 verschillende archeologische verwachtingswaarden onderscheiden, die ten behoeve van de gemeentelijke erfgoedverordening nader zijn gecategoriseerd. Per categorie archeologische verwachtingswaarde is vervolgens aangegeven welke oppervlakte en tot welke diepte werkzaamheden zijn uitgezonderd van de omgevingsvergunningplicht. Deze categorisering van archeologische verwachtingswaarde op de gemeentelijke erfgoedkaart is in het bestemmingsplan verwerkt. Op de verbeelding zijn een 7 tal verschillende archeologische dubbelbestemmingen opgenomen, inclusief bijbehorende juridische beschermingsregeling (zie tabel archeologie: bestemmingen in relatie tot archeologische beleidsadvieskaart op navolgende pagina). Gronden met een lage archeologische verwachting worden vrijgesteld van nader onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan, ongeacht de omvang of diepte van de ingreep. Aan betreffende gronden is dan ook geen archeologische dubbelbestemming toegekend. Alvorens ruimtelijke ontwikkelingen en bodemingrepen toe te kunnen staan dient door de initiatiefnemer te kunnen worden aangetoond dat er geen bodemvondsten te verwachten zijn. Afhankelijk van de toegekende dubbelbestemming geldt een specifieke ondergrens voor de onderzoeksplicht mbt de diepte van de ingreep. Voor gebieden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 geldt een ondergrens voor de onderzoeksplicht vanaf maximaal 30 cm beneden maaiveld. Voor gebieden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 7 geldt een ondergrens voor de onderzoeksplicht vanaf maximaal 5 m beneden maaiveld. Voorgenomen bodemingrepen die deze ondergrens niet overschrijden zijn vrijgesteld van nader onderzoek. Dit geldt eveneens voor bodemingrepen met een omvang van minder dan 100 m 2 De gemeentelijke erfgoedkaart vormt het toetsingskader voor het al dan niet verlenen van omgevingsvergunningen en toestaan van vergrotingen van een bouwvlak en dergelijke. 6

7 Categorie Archeologische verwachtingswaarde Diepte Oppervlakte Bestemmingsnaam erfgoedverordening 1 AMK-terrein beschermd Waarde Archeologie 1 2 AMK-terrein onbeschermd Historische kern 3 Archeologische vindplaats Onbekende archeologische verwachting Verdronken nederzetting Hoge archeologische verwachting (0,3 m mv) Middelhoge archeologische verwachting (0,3 m mv) 3 Hoge archeologische verwachting (0,5 m mv) Middelhoge archeologische verwachting (0,5 m mv) 3 Middelhoge archeologische verwachting (1,5 m mv) 3 Middelhoge archeologische verwachting (3 m mv) 3 Middelhoge archeologische verwachting (5 m mv) 0,3 m mv 100 m 2 Waarde Archeologie 2 0,3 m mv 100 m 2 Waarde Archeologie 3 0,5 m mv 100 m 2 Waarde Archeologie 4 1,5 m mv 100 m 2 Waarde Archeologie 5 3 m mv 100 m 2 Waarde Archeologie 6 (niet in plangebied) 5 m mv 100 m 2 Waarde Archeologie 7 4 Zoetegetijdenkleidek Geen bestemming, want is al verwerkt in de kleuren arcering 5 Lage archeologische verwachting Geen bestemming, want lage archeologische verwachting wordt niet opgenomen in bp. 6 Afgerond AMZ-proces Geen bestemming, want geen restricties 7 Lopend AMZ-proces Geen bestemming, want nog geen uitkomsten van onderzoeksfase Tabel archeologie: bestemmingen in relatie tot archeologische beleidsadvieskaart In de regeling ten aanzien van de archeologische bescherming geldt dat middels een eenmalige aanvraag voor een omgevingsvergunning voor alle betreffende gronden een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden kan worden verleend mits schriftelijk aantoonbaar dat ter plekke in het verleden daadwerkelijk reeds grootschalige bodemverstorende ingrepen hebben plaatsgevonden. Als een aanvrager overigens kan aantonen dat gronden reeds geroerd zijn, dan behoort dit te worden getoetst bij de aanvraag. In het bestemmingsplan is tevens een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het verwijderen van de dubbelbestemming Waarde Archeologisch aandachtsgebied, indien kan worden aangetoond dat gronden reeds geroerd zijn. Dit geldt niet voor de bestemming Waarde Archeologisch waardevol gebied, want hier gaat het om reeds vastgestelde waarden en niet om een verwachtingswaarde. 7

8 B. Ecologische verbindingszone Ecologische verbindingszones Ecologische verbindingszones vormen essentiële onderdelen van de EHS. De EHS omvat naast bestaande natuurgebieden, te ontwikkelen natuurgebieden en beheersgebieden verder ook een aantal zogenaamde zoekgebieden voor ecologische verbindingszones waarbinnen de exacte begrenzing nog moet worden vastgesteld. De zoekgebieden ecologische verbindingszones maken derhalve wel onderdeel uit van de EHS. De regeling voor ecologische verbindingszones wordt aangepast conform de eisen die de Verordening Ruimte hiervoor stelt. De breedte van het gebied dat kan worden ingericht als ecologische verbindingszone, wordt teruggebracht van 200 meter naar 12,5 meter aan weerszijden van het door de provincie aangeduide zoekgebied ecologische verbindingszone. Dit wordt aangeduid met de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied ecologische verbindingszone. Binnen deze wro-zone wijzigingsgebied ecologische verbindingszone blijft de wijzigingsbevoegdheid naar natuur van kracht, teneinde ecologische verbindingszones te kunnen realiseren binnen de planperiode van dit bestemmingsplan. Binnen de kaders van het bestemmingsplan Buitengebied is overigens toepassing van de wijzigingsbevoegdheid naar natuur enkel mogelijk op vrijwillige basis. Daarmee geschiedt de ontwikkeling van de ecologische verbindingszones automatisch op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren. Benadrukt wordt dat toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dus enkel mogelijk is op de vrijwillige basis. Indien er geen sprake zou zijn van vrijwilligheid, dient (inderdaad) een andere (buitenplanse) procedure gevolgd te worden. Aanvullend zal een stelsel van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden van kracht worden voorzover het zoekgebied voor de ecologische verbindingszone gelegen is over de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden, Bos of Groen. Dit stelsel was nog niet opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan maar vloeit voort uit de eisen die de Verordening Ruimte stelt. De VR schrijft voor dat aan stedelijke, agrarische en recreatieve ontwikkelingen in het bijzonder wat betreft bebouwing en verharding, beperkingen dienen te worden gesteld, zodat de strook niet minder geschikt voor toekomstige realisatie van een ecologische verbindingszone. Binnen de wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone zal binnen de bestemmingen Agrarisch, Agrarisch met waarden, Groen of Bos een stelsel van omgevingsvergunningen van kracht zijn voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden: het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m 2 het aanbrengen van (infrastructurele) (ondergrondse) leidingen het beplanten van gronden met houtgewas (dat hoger kan worden dan 1 meter, inclusief boom- en fruitteelt) het omzetten van grasland in bouwland/scheuren grasland; het vellen of rooien van houtgewas het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem het dempen van poelen, sloten en greppels het diepwoelen of ploegen van de bodem met meer dan 60 cm het aanbrengen van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen het aanbrengen van hoge tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen het omzetten van grasland in bouwland en het scheuren van grasland Hierbij zal als toetsingscriterium gelden dat het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet mag worden geschaad. 8

9 Het realiseren van een paardenbak buiten de aanduiding "bouwvlak" zal niet worden toegestaan ter plaatse van de wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone. C. Begrenzing woonbestemming De bestemmingsvlakken voor de bestemming Wonen zijn conform de feitelijke situatie op basis van de luchtfoto en digitale ondergrond toegekend. D. Toevoeging woning Uitgangspunt van het plan is geen nieuwe burgerwoningen in het buitengebied toe te staan. Dit om verdere verstening tegen te gaan. Dit uitgangspunt geldt ook voor lintbebouwing. Uitsluitend onder speciale condities kan een toevoeging van een burgerwoning aan de orde zijn. Daarbij moet altijd sprake zijn van een kwalitatieve verbetering van het buitengebied. Hiervoor dient dan een afzonderlijke planologische procedure doorlopen te worden, waarbij moet worden voldaan aan de Verordening ruimte 2010 van de provincie Noord-Brabant. De mogelijkheden die de Verordening ruimte biedt, zijn beperkt. Het toestaan van nieuw te bouwen woningen, kan uitsluitend binnen bebouwingsconcentraties als ruimte-voor-ruimtekavel en/of als dit gepaard gaat met een kwaliteitsverbetering. De exacte voorwaarden zijn opgenomen in H 11 van de Verordening ruimte. E. Schuilgelegenheden Het toestaan van schuilgelegenheden voor vee zal tot een toename van de bebouwing in het buitengebied leiden, hetgeen ongewenst is gelet op het uitgangspunt van het bestemmingsplan om verdere verstening te voorkomen. Doelstelling is tevens om bebouwing te clusteren. Die clustering dient plaats te vinden in de daarvoor aangeduide bouwvlakken, of de bestemmingsvlakken van de nietagrarische functies, zoals wonen en bedrijven. Een andere, niet minder belangrijk argument is, dat het toestaan van schuilgelegenheden zal leiden tot een verrommeling van het buitengebied. Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar van dieren voorzieningen c.q. passende maatregelen te treffen ten behoeve van het dierenwelzijn. Deze doelstellingen die worden nagestreefd in het onderhavige bestemmingsplan, zijn ook terug te vinden in de provinciale doelstellingen over ruimtelijke kwaliteit, zoals dit is opgenomen in de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant. F. Uitbreiding bouwvlak/ bestemmingsvlak of omschakeling en benodigde onderzoeken Om een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken, waaronder een verzoek om uitbreiding van een agrarisch bouwvlak, of een bestemmingsvlak voor bijvoorbeeld bedrijven of wonen, zal moeten worden aangetoond dat dit milieukundig en ruimtelijk aanvaardbaar is. Dit zal moeten worden onderbouwd met onderzoeken die in een ruimtelijke onderbouwing moeten worden verwerkt. Daarnaast zal aangetoond moeten worden dat wordt voldaan aan de Verordening ruimte 2010 van de provincie Noord-Brabant, waarbij onder andere de kwaliteitsverbetering zal moeten worden onderbouwd. In de Verordening ruimte gelden tevens specifieke regels ten aanzien van de gewenste ontwikkeling. Ook deze toets zal onderdeel moeten uitmaken van een ruimtelijke onderbouwing, op basis waarvan bestuurlijke besluitvorming over de ruimtelijke aanvaardbaarheid kan plaatsvinden. Vanwege het ontbreken van deze ruimtelijke onderbouwing, zal dit echter niet in dit bestemmingsplanproces kunnen worden verwerkt, maar zal een aparte procedure moeten worden doorlopen. G. Differentiatie gebiedsbestemming Agrarisch in Agrarisch -1 en Agrarisch 2 Binnen de gebiedsbestemming Agrarisch wordt conform de gestelde eisen van de provinciale Verordening ruimte een nader onderscheid gemaakt in enerzijds een zone agrarische economie (zoekruimte primair agrarisch gebied) en anderzijds een zone gemengde plattelandseconomie (gemengd agrarisch gebied). De twee gebieden onderscheiden zich van elkaar door een accent verschil in ontwikkelingsmogelijkheden ten aanzien van agrarische en niet-agrarische ontwikkelingsmogelijkheden. De zone agrarische economie omvat het agrarisch productiegebied van de gemeente. De doelstelling voor dit gebied is om de agrarische sector hier te behouden en te versterken. Deze zone kenmerkt zich door grote percelen, landschappelijke openheid, veelal een goede en rechte wegenstructuur, er is relatief veel fysieke uitbreidingsruimte en er zijn relatief weinig conflicten 9

10 tussen gevoelige functies (zoals burgerwoningen) en agrarische bedrijven. Er is meer ruimte voor schaalvergroting, intensivering en samenwerking op het gebied van energie, mestverwerking en opslag en voor bewerking van producten. De maat en schaal van de omgeving en de draagkracht van het gebied inclusief aspecten van volksgezondheid, zijn sturend voor de groei van agrarische activiteiten. De zone gemengde plattelandseconomie omvat het agrarisch gebied, waar ontwikkelmogelijkheden voor een gevarieerde plattelandseconomie aanwezig zijn.. Uitgangspunt voor de zone gemengde plattelandseconomie is om op plekken, waar een gemengde plattelandseconomie kansrijk is, hiervoor mogelijkheden te bieden. Deze zone kenmerkt zich door geclusterde bebouwing, de nabijheid van kernen, kleinschaliger en meer besloten landschappen. De zone is geschikt voor agrarische bedrijven maar ook voor de ontwikkeling van niet-agrarische (neven)activiteiten, zoals wonen, recreatie en kleinschalige bedrijvigheid. Binnen deze zone biedt het bestemmingsplan mogelijkheden voor verbrede plattelandsontwikkeling en nevenactiviteiten die agrarische bedrijven kunnen ondersteunen. Daarnaast worden in dit gebied meer mogelijkheden voor functieverandering geboden. Bij eventuele agrarische bedrijfsbeëindiging vormt behoud van bestaande agrarische bouwvlakken in dit gebied geen specifieke beleidsuitgangspunt. 10

11 BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN 1. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Postbus MC 's-hertogenbosch Samenvatting 1. Algemeen/Provinciale belangen a. Geconstateerd is dat het ambtelijke overleg niet altijd heeft geleid tot een goede doorvertaling in het ontwerpbestemmingsplan. b. De Verordening Ruimte fase 1 is op onderdelen onvoldoende vertaald en de Verordening Ruimte fase 2 is niet doorvertaald in het bestemmingsplan. Dit heeft tot gevolg dat het bestemmingsplan op onderdelen onvoldoende bescherming biedt aan de in de Verordening Ruimte vastgelegde thema's / provinciale belangen. Beoordeling a. De gemeente gaat ervan uit dat dit punt in het onderstaande nader uitgelegd is. Op deze enkele constatering kan geen inhoudelijke reactie worden gegeven. b. De gemeente is van oordeel geweest dat de Verordening Ruimte fase 1 correct is doorvertaald. De gemeente gaat ervan uit dat dit punt in het onderstaande nader uitgelegd is. De Verordening Ruimte fase 2 is vastgesteld op 17 december Dit was na de datum van tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan, zodoende was Verordening Ruimte fase 2 dus nog niet verwerkt. Dat zal alsnog volgen in deze fase, het opstellen van het ontwerp ten behoeve van vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad. Het overgangsrecht zoals dat geldt voor artikel 2.2, Kwaliteitsverbetering van het landschap, wordt in dit bestemmingsplan toegepast, omdat het bestemmingsplan zal worden vastgesteld voor 1 juli Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats, in die zin de Verordening Ruimte fase 1 en 2 in toelichting, regels en verbeelding zal worden verwerkt. 2. Bevordering van ruimtelijke kwaliteit a. De principes van zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap zijn in het bestemmingsplan niet als uitgangspunt betrokken bij de opgenomen ruimtelijke ontwikkelingen ten aanzien van agrarisch en niet-agrarische functies. Verzocht wordt deze in het vastgestelde plan door te vertalen. b. Het plan geeft voor de afzonderlijke (neven) functies binnen de bestemmingen Agrarisch en Agrarisch met waarden geen inzicht in de feitelijke omvang van de bestaande bebouwing en vloeroppervlakte zodat de uitgangspunten niet vastliggen waarmee de handhaafbaarheid en daarmee het zorgvuldig ruimtegebruik in het geding is. c. Binnen de bestemming 'Groen' is de omvang van de toegestane evenementen te onbepaald. Een nadere afweging wordt gevraagd voor het toestaan van evenementen in de bestemming 'Groen' binnen de Groenblauwe mantel,omgeven door gronden die in de EHS liggen. Hierbij dienen de aanwezige waarden te worden betrokken en invulling wordt gegeven aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap. Beoordeling a. Voor de binnenplanse omgevingsvergunningsprocedures en wijzigingsbevoegdheden zijn vele voorwaarden opgenomen waarmee de zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit geborgd is. In de toelichting zal hieromtrent een nadere verantwoording plaatsvinden. Tevens is het voldoen aan artikel 2.1 VR als voorwaarde aan de betreffende flexibiliteitsbepalingen toegevoegd. Voor de kwaliteitsverbetering van het landschapschap, zoals dat is opgenomen in artikel 2.2 van de Verordening Ruimte (voortaan VR), geldt een overgangsbepaling. Deze houdt in, op grond van het bepaalde in artikel 14.4 lid 2 VR, dat het artikel 2.2 VR niet van toepassing is op bestemmingsplannen die worden vastgesteld voor 1 juli Het onderhavige bestemmingsplan zal voor deze datum worden vastgesteld. 11

12 b. De nevenactiviteiten zijn allemaal gekoppeld aan een maximale omvang en deze zijn in de voorwaarden van de binnenplanse omgevingsvergunningen opgenomen. In deze voorwaarden is tevens opgenomen welke nevenactiviteiten in de bestaande bebouwing moeten plaatsvinden. In geen van de gevallen vorm wordt de omvang van de nevenactiviteit bepaald door de omvang van de bestaande bebouwing, omdat een absoluut maximum is aangegeven. Het gaat hier dus niet om een impliciete beperking, maar om een expliciete beperking, namelijk de omvang die in de voorwaarden is opgenomen. Veelal is dit 250 m 2. Nevenactiviteiten kunnen ook in combinatie met elkaar plaatsvinden. Om een ongebreidelde groei aan oppervlakte voor nevenactiviteiten te voorkomen, is een absoluut maximum (500 m 2 ) opgenomen die geldt voor alle nevenactiviteiten tezamen. De provincie verzoekt om inzicht te geven in de feitelijke oppervlakte van bestaande bebouwing. Als de oppervlakte van de bestaande bebouwing het maximum gaat bepalen van de omvang van nevenactiviteiten, is er zelfs minder grip op een invulling van zuinig ruimtegebruik. Daarnaast is mede de vraag of een activiteit dan nog wel valt aan te merken als een neven activiteit. Met de absolute omvang zoals deze is opgenomen in de voorwaarden, is de omvang voor iedereen gelijk, en de omvang is zodanig gekozen dat altijd sprake zal zijn van een beperkte activiteit, de nevenactiviteit, naast de hoofdactiviteit, de agrarische bedrijfsvoering. De gemeente wenst dan ook vast te houden aan de regeling zoals deze is opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. Van beperkte handhavingsmogelijkheden is hierbij geen sprake, omdat getoetst kan worden aan de opgenomen maximale omvang. c. Voor de percelen met de bestemming Groen in het onderhavige bestemmingsplan is geconcludeerd dat een mogelijkheid tot het organiseren van evenementen op deze percelen niet nodig is. De evenementen worden geschrapt uit de bestemmingsomschrijving (in het ontwerpbestemmingsplan: artikel lid e), waardoor eventuele negatieve effecten op het behoud en ontwikkeling van waarden in de Groenblauwe mantel evenals uitstralingseffecten op de nabij gelegen Ecologische Hoofdstructuur als gevolg van eventuele evenementen ter plaatse niet meer aan de orde zijn. Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Toelichting: er zal een verantwoording plaatsvinden van de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit. Regels: het voldoen aan artikel 2.1 VR wordt als voorwaarde aan de betreffende flexibiliteitsbepalingen toegevoegd. Evenementen worden geschrapt uit de bestemmingsomschrijving van de bestemming Groen. 3. Ecologische Hoofdstructuur a. De EHS op de plankaart en de regels op onderdelen niet juist doorvertaald t.w. - Blad 1: 2 percelen ten oosten van Fort Altena, op de gemeentegrens; - Blad 4: 1 perceel ten zuiden van het Eendenveld. b. De EHS wordt niet goed beschermd omdat artikel 4 (uitbreidingen van) agrarische en nietagrarische functies mogelijk maakt die een inbreuk plegen op de EHS voorkomende waarden met de nadere functieaanduidingen: saw-gri, saw-np, saw-mrs en saw-kws. Verzocht wordt deze gebieden binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden de bestemming 'Natuur' te geven. c. Binnen de EHS-bestemming 'Bos' is het mogelijk via een omgevingsvergunning wegen aan te leggen en overige verhardingen aan te brengen. Dit kan een onaanvaardbare inbreuk beteken op de aanwezige waarden in de EHS. Verzocht wordt het aanleggen van wegen en overige verhardingen nader te concretiseren en daarvoor een regeling op te nemen die past binnen de regels van hoofdstuk 4 van de Verordening Ruimte(VR). d. Een bestaande camping (sr-1) kan met een omgevingsvergunning in de EHS worden uitgebreid wat strijdig is met de planologische basisbescherming voor de EHS. Als de mogelijkheid voor uitbreiding geboden wordt, dienen daarbij de regels voor de herbegrenzing van de EHS in hoofdstuk 4 van de VR in acht genomen te worden. e. Voor de EVZ dient een wijzigingsbevoegdheid opgenomen te worden voor die delen die nog niet gerealiseerd zijn. De Robuuste Ecologische Verbindingszone (REVZ) moet robuuster worden ingevuld dan een EVZ waartoe een bredere zone met een wijzigingsbevoegd opgenomen behoort te worden. Het tracé loopt van de Zevenbansche Boezem (blad 1) tot op de aansluiting met de Alm (blad 3). In het voorontwerp was dit correct vertaald, maar is nu van de plankaart verdwenen. 12

13 Dit geldt ook voor de volgende EVZ-tracés: - ten noordwesten van Rijswijk (verbinding Alm-Afgedamde Maas, blad 2); - langs het bedrijventerrein zuidelijk van Woudrichem (blad 2); - de invulling van het tracé Pompveld naar de Kornsche Boezem komt niet overeen met het tracé zoals opgenomen in de VR (blad 3); - het tracé om bedrijventerrein De Rietdijk noordelijk van het Pompveld ontbreekt (blad 4); - vanaf Andel zuid naar de Struikwaard ontbreekt (blad 5) Verzocht wordt de EHS wat betreft deze plandelen juist door te vertalen en hiervoor een adequaat bestemmingsregime op te nemen. Beoordeling a. Beide locaties, zowel de percelen ten oosten van Fort Altena als het perceel ten zuiden van het Eendenveld maken blijkens de Verordening Ruimte geen onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur en zijn momenteel nog in agrarisch gebruik. De betreffende locaties zijn ook niet opgenomen in het provinciaal Natuurbeheersplan. De gronden zullen dan ook conform feitelijk gebruik als Agrarisch bestemd blijven. b. Omdat de basis van de ecologische hoofdstructuur vrijwilligheid is kan het niet zo zijn dat al een natuurbestemming wordt toegekend voordat verwerving van de gronden heeft plaatsgehad. Dat zou kunnen leiden tot planschade. Percelen die zijn gelegen binnen de EHS maar nog in agrarisch gebruik zijn, zijn in alle gevallen bestemd als "Agrarisch met waarden" met de nadere aanduiding ten behoeve van Natuurparel, Moeras danwel Griendcultuur. Aan betreffende gronden is een beschermingsregeling gekoppeld en wordt zeer terughoudend omgegaan met het bieden van bebouwingsmogelijkheden. Daarnaast is in het ontwerp voor betreffende percelen reeds een wijzigingbevoegdheid opgenomen op grond waarvan burgemeester en wethouders het bestemmingsplan kunnen wijzigen in de bestemming "Natuur". Als voorwaarde is in onderhavig bestemmingsplan buitengebied opgenomen dat de ontwikkeling naar "Natuur' enkel geschiedt op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren. Gronden aan de Woudrichemse Dijk, die waren bestemd als Agrarisch met waarden met de nadere aanduiding kwetsbare soorten zullen overigens alsnog als Natuur bestemd worden, conform feitelijk gebruik. c. De bepaling dat binnen de EHS-bestemming 'Bos' het via een omgevingsvergunning mogelijk zou zijn om wegen aan te leggen en overige verhardingen aan te brengen zal worden genuanceerd. Het aanleggen van wegen zal worden gewijzigd in het verharden van bestaande wegen en paden, waarbij het noodzakelijk moet zijn voor het beheren dan wel verbeteren van het bos dan wel voor het 13

14 mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik. De terreinbeheerder zal in de toetsing worden betrokken om te beoordelen of er geen aantasting van de natuurwaarden plaatsvindt. d. De uitbreidingsmogelijkheid die voor de camping wordt geboden, betreft een uitbreiding van het toegestane bebouwde oppervlakte binnen het toegekende bestemmingsvlak Recreatie. De gronden binnen dit bestemmingsvlak maken geen onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Voor een uitbreiding buiten het bestemmingsvlak is een vergroting van het bestemmingsvlak Recreatie benodigd. Een dergelijke uitbreiding kan op basis van dit plan niet worden toegestaan. Overigens zijn de gronden binnen het bestemmingsvlak wel gelegen in de groenblauwe mantel. Bij de gewenste uitbreiding binnen het bestemmingsvlak zal wel toetsing aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel dienen plaats te vinden. Hiertoe zal een extra toetsingscriterium aan de regeling worden toegevoegd. e. Zie thematische beantwoording zienswijzen, onder B, ecologische verbindingszones. Robuuste verbindingszones zijn niet meer als zodanig in de Verordening opgenomen en zullen dan ook in dit bestemmingsplan niet behoeven te worden doorvertaald. De in de Verordening opgenomen zoekgebieden ecologische verbindingszones zullen wel als zoekgebied op de verbeelding worden opgenomen met een breedte van 25 meter. Eventueel nog ontbrekende zones zullen conform de Verordening worden toegevoegd. Het gememoreerde REVZ tracé Zevenbansche boezem tot op aansluiting Alm zal eveneens als zoekgebied ecologische verbindingszone worden opgenomen met een breedte van in totaal 25 meter. Betreffend tracé was overigens ook reeds in het ontwerp bestemmingsplan opgenomen. Concreet betekent dit: ten noordwesten van Rijswijk (verbinding Alm-Afgedamde Maas, blad 2): de aanduiding wordt conform de Verordening ruimte 2011 opgenomen; langs het bedrijventerrein zuidelijk van Woudrichem (blad 2); in de Verordening ruimte is ten zuiden van Woudrichem geen zoekgebied ecologische verbindingszone opgenomen. Derhalve wordt dit niet op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen; de invulling van het tracé Pompveld naar de Kornsche Boezem komt niet overeen met het tracé zoals opgenomen in de VR (blad 3); een deel van het tracé is inmiddels gerealiseerd en bestemd als Natuur. Ten zuiden van de kruising Midgraaf/ Duijlweg wordt aan de Duijlweg een stukje nog niet gerealiseerde evz opgenomen conform de Verordening ruimte 2011, grenzend aan de bestemming Agrarisch met waarden en Bos (zie onderstaande afbeelding); 14

15 het tracé om bedrijventerrein De Rietdijk noordelijk van het Pompveld ontbreekt (blad 4); het noordzuid deel, grenzend aan de oostzijde van het bedrijventerrein, is buiten het bestemmingsplangebied van Buitengebied Woudrichem gelegen (zie onderstaande afbeelding). De overige delen (oostwestrichting) worden opgenomen, voor zover de beschermingszone binnen het plangebied ligt. vanaf Andel zuid naar de Struikwaard ontbreekt (blad 5): deze wordt toegevoegd. Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: Alle zoekgebieden ecologische verbindingszones zullen conform de Verordening met een breedte van 25 meter op de verbeelding worden opgenomen. Gronden aan de Woudrichemse Dijk, die waren bestemd als Agrarisch met waarden met de nadere aanduiding kwetsbare soorten worden als Natuur bestemd. Regels: Aan de aanduiding t.b.v. natuurparel wordt een omgevingsvergunning gekoppeld voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Aan de mogelijkheid voor uitbreiding van de camping wordt toetsing aan de groenblauwe mantel als voorwaarde toegevoegd. De bepaling dat binnen de EHS-bestemming 'Bos' het via een omgevingsvergunning mogelijk zou zijn om wegen aan te leggen en overige verhardingen aan te brengen zal worden genuanceerd. 15

16 Het aanleggen van wegen zal worden gewijzigd in het verharden van bestaande wegen en paden, waarbij het noodzakelijk moet zijn voor het beheren dan wel verbeteren van het bos dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik. De terreinbeheerder zal in de toetsing worden betrokken om te beoordelen of er geen aantasting van de natuurwaarden plaatsvindt. 4. Water Samenvatting Ter plaatse van de Wilhelminasluis/Afsluitdijk in Andel ontbreekt de bestemming 'WS-WK' op de plankaart waardoor de dijk onvoldoende is beschermd is wat strijdig is met artikel 5.9 van de VR. Dit deel is net zoals de dijk langs de rivier op basis van de Waterwet een primaire waterkering. Geadviseerd wordt in overleg met Rijkswaterstaat Zuid-Holland de precieze invulling van dit dijkgedeelte af te stemmen. Beoordeling Dit betreft inderdaad een omissie. De bestemming Waterstaat Waterkering zal op deze locatie worden opgenomen. Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: de bestemming Waterstaat Waterkering wordt opgenomen ter plaatse van Wilhelminasluis/ Afsluitdijk in Andel. 5. Groenblauwe mantel Samenvatting a. Geconstateerd is, dat de Groenblauwe mantel grotendeels niet in het plan is doorvertaald en dat adequate beschermings- en ontwikkelingsmogelijkheden zoals in VR vereist, ontbreken. b. In grote delen van de Groenblauwe mantel de bestemming 'Agrarisch' toegekend, terwijl een bestemming 'Agrarisch met waarden' op zijn plaats is. Ook maakt het plan agrarische ontwikkelingen mogelijk binnen deze bestemming die strijdig zijn met de regels die hiervoor gelden binnen de Groenblauwe mantel t.w. - de wijzigingsbevoegdheid in artikel om grondgebonden agrarische bouwblokken mogelijk te maken; hierin wordt niet veilig gesteld dat de bouwblokvergroting ook een positieve bijdrage moet leveren aan de ontwikkeling van de in de Groenblauwe mantel aanwezige waarden. Gevraagd wordt om een juiste doorvertaling van de Groenblauwe mantel en de mogelijke agrarische ontwikkelingen daarbinnen. Beoordeling a. De bescherming van de Groenblauwe mantel zal in het bestemmingsplan worden opgenomen en worden toegelicht. Daarnaast zal het bestemmingsplan worden nagelopen op strijdigheden met de regels in de VR ten aanzien van de Groenblauwe mantel. b. Gronden binnen de Groenblauwe mantel zullen alsnog worden bestemd als Agrarisch met waarden. Aan de mogelijkheid tot uitbreiding van een agrarisch bouwvlak, dat is gesitueerd in de Groenblauwe mantel zal als randvoorwaarde worden toegevoegd dat een positieve bijdrage moet worden geleverd aan de ontwikkeling van de in de Groenblauwe mantel aanwezige waarden. Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Toelichting, regels en verbeelding: afstemming zal plaatsvinden op de Groenblauwe mantel 16

17 6. Aardkunde en cultuurhistorie Samenvatting a. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is nog onvoldoende beschermd, vooral het inundatiegebied, waardoor niet voldaan wordt aan de regels in artikel 7.4 van de VR. b. De aanduiding wro-zone - aanlegvergunning openheid voor de bescherming van de schootsvelden heeft enkel betrekking op het aanbrengen van beplanting hoger dan één meter binnen de bestemming 'Agrarisch.' Dit moet voor alle bestemmingen gelden en de contour van het schootsveld dient op de digitale kaart te worden opgenomen. Het ontbreken is strijdig met artikel 7.4 van de VR. c. Er wordt op aangedrongen de eendenkooi in het Uitwijkse Veld, ondanks dat die niet meer als zodanig wordt gebruikt, te beschermen met de aanduiding cultuurhistorisch waardevol. d. Gelet op het belang, vanuit cultuurhistorisch oogpunt, van het behoud van de griendcultuur, wordt erop aangedrongen ook in de bestemming 'Natuur' de functieaanduiding saw-gri op te nemen. e. Er wordt op aangedrongen om de informatie die voortvloeit uit de gemeentelijke erfgoedkaart optimaal in het bestemmingsplan te betrekken. Beoordeling a. Het inundatiegebied van de Nieuw Hollandse Waterlinie zal mede op basis van de gemeentelijke cultuurhistorische beleidsadvieskaart met een aanduiding wro-zone aanlegvergunning inundatiegebied op de verbeelding worden opgenomen en worden gekoppeld aan een omgevingsvergunningsplicht voor werken en werkzaamheden. Voor het oprichten van bebouwing, ophogen van gronden danwel aanplanten van opgaande begroeiing dient te worden getoetst of met de voorgestane ingreep de herkenbaarheid als inundatiegebied uit cultuurhistorisch oogpunt in stand blijft. Voor de grienden, aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden griendcultuur, geldt dat een uitzondering wordt gemaakt op deze omgevingsvergunningplicht. De grienden hebben een eigen cultuurhistorische waarde, die met de omgevingsvergunning voor het inundatiegebied zou conflicteren, omdat voor de grienden juist de houtopstanden moeten kunnen worden geplant. b. De aanduiding wro-zone aanlegvergunning openheid komt in het ontwerp alleen voor binnen de bestemming Agrarisch. Derhalve was de omgevingsvergunningplicht voor werken en werkzaamheden, die aan deze aanduiding gekoppeld is, alleen binnen de bestemming Agrarisch geregeld. Deze aanduiding is opgenomen om de openheid als landschappelijke waarde te beschermen. Deze aanduiding was in het ontwerp nog bedoeld om het schootsveld te beschermen. Inmiddels ligt deze aanduiding ten behoeve van openheid binnen alle agrarische bestemmingen. De gemeente kiest ervoor om voor het schootsveld een specifiek toetsingscriterium aan de omgevingsvergunningplicht te verbinden. De contour van het schootsveld zal op de verbeelding worden opgenomen, zodat hieraan een omgevingsvergunningplicht voor werken en werkzaamheden kan worden gekoppeld, waarbij de cultuurhistorische waarden van het schootsveld kunnen worden getoetst. De aanduiding wro-zone aanlegvergunning openheid blijft ter plaatse gelden, maar daaraan wordt de landschappelijke toets van de waardevolle openheid gekoppeld. Het beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1 meter zal als omgevingsvergunningplichtige activiteit worden getoetst aan de cultuurhistorische waarden van het schootsveld. c. De betreffende eendenkooi in het Uitwijkse veld zal worden voorzien van een aanduiding ten behoeve van de eendenkooi, te weten specifieke vorm van natuur eendenkooi. Aan deze aanduiding wordt verbonden dat instandhouding en herstel van ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden wordt nagestreefd. Dit wordt via een omgevingsvergunningplicht voor werken en werkzaamheden nader in de regels verankerd. Op deze wijze kan dit erfgoed worden behouden en waar mogelijk hersteld. d. De functieaanduiding zal tevens aan de betreffende gronden met de bestemming Natuur worden toegekend, teneinde de griendcultuur uit cultuurhistorisch oogpunt te kunnen behouden. e. De gemeentelijke erfgoedkaart is inmiddels afgerond. De dubbelbestemming Waarde Archeologie aandachtsgebied wordt vervangen door nieuwe dubbelbestemmingen met betrekking tot archeologische verwachtingswaarde. Daarnaast wordt het inundatiegebied van de NHW, het schootsveld rondom Fort Giessen en de eendenkooi in het Uitwijkse Veld in het plan opgenomen. 17

18 Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Toelichting, regels: het oprichten van bebouwing, ophogen van gronden danwel aanplanten van opgaande begroeiing zal als omgevingsvergunningplichtige activiteit worden getoetst aan behoud van de herkenbaarheid vanuit cultuurhistorisch oogpunt voor het inundatiegebied; het beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1 meter zal als omgevingsvergunningplichtige activiteit worden getoetst aan de cultuurhistorische waarden van het schootsveld; de gronden ter plaatse van de eendenkooi worden mede bestemd ten behoeve van het behoud van cultuurhistorische waarde; de gronden met de bestemming Natuur zullen tevens worden aangeduid ten behoeve van het behoud van de griendcultuur in het kader van cultuurhistorisch erfgoed. Verbeelding: de aanduiding wro-zone aanlegvergunning inundatiegebied ten behoeve van het inundatiegebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt toegevoegd, met uitzondering van de grienden; De aanduiding van het schootsveld met de aanduiding wro-zone aanlegvergunning schootsveld wordt toegevoegd. De aanduiding specifieke vorm van natuur eendenkooi wordt toegevoegd aan de bestaande eendenkooi in het Uitwijksche Veld. De aanduiding specifieke vorm van natuur - griendcultuur wordt toegevoegd aan de bestemming Natuur. De dubbelbestemming Waarde Archeologie aandachtsgebied op de verbeelding wordt aangepast conform de door de gemeente vastgestelde Erfgoedkaart. 7. Agrarisch gebied Samenvatting a. In Agrarisch gebied is het van belang dat een gemeentelijke visie wordt ontwikkeld waarin een meer gemengde plattelandseconomie wordt nagestreefd en welke gebieden voorbehouden worden voor de agrarische sector. Een verantwoording als bedoeld in artikel 8.2 van de VR ontbreekt. Gevraagd wordt deze in het vast te stellen bestemmingsplan op te nemen. b. Binnen de bestemming 'Agrarisch' zijn ontwikkelingen opgenomen die strijdig zijn met de regels voor grondgebonden en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven in Agrarisch gebied. Het betreft de volgende plandelen: - artikel sub b maakt het mogelijk om te schakelen naar een overig niet-grondgebonden agrarisch met een bouwblok van maximaal 2 ha. Dit is strijdig met artikel 8.4 lid d van de VR, die slechts een maximum van 1,5 ha toestaat; - artikel sub c maakt het mogelijk een bouwblok voor overige niet-grondgebonden bedrijven uit te breiden tot maximaal 2ha. Dit is strijdig met artikel 8.4 lid d van de VR, die slechts een maximum van 1,5 ha toestaat; - de regeling in artikel sub a tot en met d maakt het mogelijk een nieuw bouwblok te vestigen. Dit is strijdig met artikel 8.3 lid 6 en 7 van de VR omdat de voorwaarden waaronder dit op basis van de VR kan plaatsvinden niet zijn doorvertaald in artikel van het bestemmingsplan; - de regeling in artikel sub a tot en met de maakt nieuwvestiging van een agrarisch bouwblok mogelijk voor overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven. Dit is strijdig met artikel 8.4 sub a van de VR waarin nieuwvestiging voor deze bedrijven wordt uitgesloten. - Verzocht wordt de mogelijke agrarische ontwikkelingen binnen Agrarisch gebied op een juiste wijze door te vertalen op de kaart en in de regels. Beoordeling a. De gemeentelijke visie die de provincie wenst, zal in de toelichting van het bestemmingsplan Buitengebied Woudrichem worden uitgewerkt en toegelicht. De resultaten hiervan zullen worden verwerkt op de verbeelding en in de regels. Hiertoe wordt verwezen naar de thematische beantwoording onder G. 18

19 b. - het bepaalde in sub b en sub c wordt in strijd geacht met het bepaalde in 8.4 sub d VR. In 8.4 sub c VR is de maximum omvang van het bouwvlak voor overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven gesteld op 1,5 ha. Sub d biedt de mogelijkheid om een grotere uitbreiding toe te staan, als hierover een nadere verantwoording wordt gegeven, die voldoet aan de in sub d omschreven eisen. Deze opgenomen eisen zullen onderdeel uitmaken van de voorwaarden in de wijzigingsbevoegdheid. In de regels zal het maximum van 1,5 ha worden opgenomen, alsmede de voorwaarden die de VR hieraan stelt om hiervan af te wijken. - het bepaalde in zou strijdig zijn met het bepaalde in 8.3 lid 6 en 7 VR. In de aan ons door de provincie ter beschikking gestelde integrale versie van VR 1 en 2 valt dit onder lid 5 en 6. De gemeente gaat ervan uit dat de inhoud hiervan hetzelfde is. Nieuwvestiging van grondgebonden agrarische bedrijven is conform de VR enkel toegestaan indien sprake is van een aantoonbaar ruimtelijk economisch belang voor de lange termijn, van een groot openbaar belang en financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden tot hervestiging ontbreken binnen de gemeente en omliggende gemeenten. Op basis van de voorwaarden die de VR hieraan stelt, zal de wijzigingsbevoegdheid nieuwvestiging van grondgebonden agrarische bedrijven worden aangepast. - de mogelijkheid tot nieuwvestiging van een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf in dit plan wordt geschrapt, conform het provinciaal beleid, zoals neergelegd in de VR. - de mogelijke agrarische ontwikkelingen binnen Agrarisch gebied zullen op een juiste wijze worden vertaald in regels en op de verbeelding. De toelichting zal hierover een nadere onderbouwing bevatten. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen. Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Toelichting: uitwerking van gemeentelijke visie ten aanzien van agrarisch (productie)gebied en gemengde plattelandseconomie. Opgenomen wordt dat het bouwvlak van overige niet-grondgebonden bedrijven onder voorwaarden in Agrarisch 1 en Agrarisch -2 tot maximaal 2,0 ha kan worden uitgebreid, waarbij voor uitbreiding boven 1,5 ha cf de Verordening extra randvoorwaarden zijn opgenomen. Zo wordt ondermeer advies bij de cie AAB vereist. Opgenomen wordt dat geen nieuwvestiging mogelijk is voor overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven en grondgebonden agrarische bedrijven. Opgenomen wordt een nadere onderbouwing van de mogelijke agrarische ontwikkelingen binnen Agrarisch gebied. Regels: het opnemen van de bestemming Agrarisch -1 voor het agrarisch (productie)gebied, de bestemming Agrarisch 2 voor de gemengde plattelandseconomie en de bestemming Agrarisch met waarden voor de Groenblauwemantel. Inhoudelijke aanpassing vloeit voort uit de visie die in de toelichting is verwoord. In de regels wordt in en (en ook in Agrarisch 2 in en 4.7.5) het maximum van 1,5 ha opgenomen, alsmede de voorwaarden die de VR hieraan stelt om verder te vergroten. Het bepaalde in (en ook in Agrarisch 2 in 4.7.6) zal worden aangepast, zodat geen nieuwvestiging mogelijk is voor overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven. De voorwaarden waaronder nieuwvestiging van grondgebonden agrarische bedrijven kan plaatsvinden, zullen worden overgenomen. De mogelijke agrarische ontwikkelingen binnen Agrarisch gebied zullen op een juiste wijze worden vertaald in regels. Verbeelding: het opnemen van de bestemming Agrarisch -1 voor het agrarisch (productie)gebied, de bestemming Agrarisch 2 voor de gemengde plattelandseconomie en de bestemming Agrarisch met waarden voor de Groenblauwe mantel. 8. Intensieve veehouderij Samenvatting a. De definitie van 'een duurzame locatie intensieve veehouderij(artikel 1.40) is strijdig met de VR, die in artikel 9.3. lid 1 sub d slechts ruimte biedt aan bouwblokken op een duurzame locatie tot maximaal 1,5 ha in plaats van 2 ha. 19

20 b. De bepaling in artikel sub d om een bouwblok voor een intensieve veehouderij in een verwevingsgebied eenmalig tot boven 1,5 ha uit te breiden mogelijk te maken is strijdig met artikel 9.3 lid 4 van de VR omdat de voorwaarde ontbreekt dat deze vergroting alleen geldt voor bouwblokken die op 20 maart 2010 al een omvang hebben van 1,5 ha en geheel zijn benut. c. Is op de locatie Woudrichemseweg 36 wel een intensieve veehouderij gevestigd, zoals de plankaart aangeeft? Als dit zo is dient dit nader onderbouwd te worden in het plan omdat in het geldend plan er sprake is van een niet-intensieve veehouderij. Verzocht wordt ten aanzien van deze plandelen de regels voor intensieve veehouderijen op een juiste wijze door te vertalen in het bestemmingsplan. Beoordeling a. Deze begripsbepaling zal worden aangepast, in die zin dat hierin het maximum van 1,5 ha wordt opgenomen in plaats van 2 ha om daarmee te voldoen aan de VR. b. Deze voorwaarde zal worden toegevoegd aan sub d en sub d. om daarmee te voldoen aan de VR. c. Op betreffende locatie is inderdaad geen intensieve veehouderij aanwezig. De aanduiding was abusievelijk opgenomen en zal alsnog worden verwijderd. Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: de begripsbepaling duurzame locatie intensieve veehouderij wordt aangepast naar 1,5 ha. In sub d en sub d wordt de voorwaarde toegevoegd dat deze vergroting alleen geldt voor bouwvlakken die op 20 maart 2010 al een omvang hebben van 1,5 ha en geheel zijn benut. Toelichting: toegevoegd wordt dat de mogelijkheid tot vergroting van bouwvlakken voor een intensieve veehouderij alleen geldt voor bouwvlakken die op 20 maart 2010 al een omvang hadden van 1,5 ha en geheel zijn benut. Verbeelding: de aanduiding intensieve veehouderij zal worden verwijderd van Woudrichemseweg Glastuinbouw Samenvatting a. In artikel sub g ontbreekt een maximum maat tot welke omvang een glastuinbouwbedrijf in het doorgroeigebied Andel mag doorgroeien. Op grond van artikel 10.2 lid 1 sub b van de VR is dit wel noodzakelijk. b. De mogelijkheid van nieuwvestiging in doorgroeigebied Andel via een wijzigingsbevoegdheid (artikel sub g) is strijdig met artikel 10.2 lid 3 en 4 van de VR omdat de daarin opgenomen voorwaarden niet zijn doorvertaald in het bestemmingsplan. Verzocht wordt de mogelijke ontwikkelingen voor de glastuinbouw op een juiste wijze door te vertalen in het bestemmingsplan. Beoordeling a. In de regeling zal worden opgenomen dat in het wijzigingsplan een maximale omvang wordt opgenomen, waarbij geldt dat deze omvang nooit groter mag zijn dan de resterende ruimte ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw. De aanduiding wro-zone wijzigingsgebied doorgroeigebied glastuinbouw andel en de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied doorgroeigebied glastuinbouw woudrichem worden beiden vervangen door de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw, waarbij tevens de begrenzing wordt aangepast aan de VR. b. Aan de regeling met betrekking tot de mogelijkheid van nieuwvestiging in mogelijk doorgroeigebied worden de randvoorwaarden uit de VR toegevoegd. 20

21 Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Toelichting: verwoord wordt dat uitbreiding van glastuinbouwbedrijven binnen wro-zone wijzigingsgebied mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw wordt mogelijk gemaakt tot maximaal de omvang van deze aanduiding. Het wijzigingsplan zal een maximum omvang moeten bevatten. Nieuwvestiging is enkel mogelijk indien hier in de toelichting van het wijzigingsplan een adequate verantwoording voor wordt beschreven. Regels: in sub g wordt toegevoegd dat in het wijzigingsplan een maximale omvang wordt opgenomen, waarbij geldt dat deze omvang nooit groter mag zijn dan de resterende ruimte ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw". In wordt toegevoegd dat de toelichting een verantwoording dient te bevatte omtrent de nieuwvestiging, en de voorwaarden uit 10.2 lid 3 en 4 VR worden toegevoegd. Verbeelding: de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied doorgroeigebied glastuinbouw andel en de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied doorgroeigebied glastuinbouw woudrichem worden beiden vervangen door de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw. 10. Niet-agrarische activiteiten buiten bestaand stedelijk gebied Samenvatting a. Verzocht wordt de uitgangspunten welke zijn vastgelegd in hoofdstuk 11 van de VR met betrekking tot niet-agrarische activiteiten buiten bestaand stedelijk gebied te vertalen in het bestemmingsplan. In dit verband wordt gewezen op de algemene toepasselijkheid van de artikelen 2.1 en 2.2 van de VR, tenzij in hoofdstuk 11 expliciet uitgezonderd en de op de bijzondere motiveringsplicht die voortvloeit uit artikel 8.2 (functies agrarisch gebied) en 6.3 lid 1 sub a en b (functies Groenblauwe mantel). b. De regeling voor mantelzorg in de artikelen 3.5.9,4.5.7, 5.5.1, 6.5.1, , , en is strijdig met artikel 11.1 lid 1 sub b van de VR omdat de tijdelijkheid van de mantelzorg niet is geregeld met als risico dat permanente bewoning niet uitgesloten is. c. De artikelen , 4.7.5, 5.6.3, en maken het omzetten via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk van een voormalige bedrijfswoning naar een burgerwoning waarbij gelijktijdig woningsplitsing mogelijk wordt gemaakt. De regeling bevat ook een sloopbonusregeling voor het toestaan van een grotere omvang aan bijgebouwen (maximaal 200 m2) dan noodzakelijk bij een burgerwoning. Deze regel is strijdig met artikel 11.1 lid 2 en 3 sub b en c van de VR. Het gebruik van een voormalige bedrijfswoning als burgerwoning is toegestaan mits verzekerd is dat er geen splitsing in meer wooneenheden plaatsvindt en dat overtollige bebouwing wordt gesloopt. d. In de retrospectieve toets komen situaties voor die strijdig zijn met de onder c. bedoelde regeling. Burgerwoningen worden toegevoegd zonder dat hiervoor een grondslag is op basis van de artikelen 11.1 tot en met 11.5 van de VR. Het betreft: 1. Midgraaf 13, toevoeging burgerwoning op een bestaande niet agrarische bebouwing;onduidelijk is welke functie dit pand thans heeft. 2. Provincialeweg Noord 50, idem. 3. Parallelweg 100. Betreft een VAB dat omgezet is in een burgerwoonbestemming. Het is niet bekend of sloop van overtollige bebouwing heeft plaatsgevonden; de omvang van de bestemming dient aangepast te worden. 4. Uppelsehoek 19, idem Verzocht wordt de regels voor wonen buiten bestaand stedelijk gebied ten aanzien van deze plandelen op een juist wijze te vertalen. Beoordeling a. De plandelen die strijdig zijn met de bepalingen in hoofdstuk 11 zullen worden aangepast, conform de onder b. t/m d opgenomen beantwoording. In de thematische beantwoording onder G wordt ingegaan op de vertaling van de gemengde plattelandseconomie en het agrarisch productiegebied naar het bestemmingsplan, zoals dat wordt geëist in 8.2 VR. In de thematische beantwoording zal tevens worden ingegaan op de vertaling van de 21

22 groenblauwe mantel naar het bestemmingsplan, zoals dat wordt geëist in 6.3 lid 1 VR. Het overgangsrecht zoals dat geldt voor artikel 2.2, Kwaliteitsverbetering van het landschap, wordt in dit bestemmingsplan toegepast, omdat het bestemmingsplan zal worden vastgesteld voor 1 juli b. in is de regeling opgenomen om mantelzorg in een afhankelijke woonruimte mogelijk te maken. De begripsbepaling van afhankelijke woonruimte (1.5) houdt in dat een deel van de huishouding, zoals gehuisvest in de woning, in een bijgebouw bij een woning plaatsvindt. Hiermee is de afhankelijkheid van bewoning tussen de woning en het bijgebouw vastgelegd. Hiermee kan het dus niet gaan om een zelfstandige woonvorm. Mocht dat ontstaan, dan betreft dat een bestuursrechtelijke handhavingsaangelegenheid, aangezien de omgevingsvergunning ten behoeve van deze mantelzorg niet zover strekt dat daarmee een zelfstandige wooneenheid kan en mag ontstaan. Het begrip mantelzorg (1.79) houdt per definitie een tijdelijkheid in, aangezien er sprake moet zijn van een zorgrelatie tussen het deel van het huishouden dat in de woning is gehuisvest en het deel van het huishouden dat in het bijgebouw is gehuisvest. Een zorgrelatie is namelijk altijd tijdelijk, want de zorgbehoefte stopt een keer: de zorg kan naar de aard tijdelijk zijn, de zorg kan uiteindelijk op een andere plaats worden verleend (bijvoorbeeld verpleeghuis), of iemand overlijd. In de toelichting op de VR is dit zelfs expliciet verwoord: Afhankelijk wonen zoals het inpandige wonen in verband met mantelzorg blijft uiteraard wel mogelijk, omdat hierbij geen sprake is van een zelfstandige wooneenheid als hier bedoeld. De gebruiksbepaling die is opgenomen in de regels in onder e geeft daarnaast expliciet aan dat het strijdig is met de bestemming om vrijstaande bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte. Dit betekent dus dat dit twee verschillende strijdigheden zijn. De omgevingsvergunningsmogelijkheid voor het afwijken van de gebruiksregels als opgenomen in biedt uitsluitend de mogelijkheid om omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruiken als afhankelijke woonruimte, en niet om permanente bewoning mogelijk te maken. Na het verlenen van de omgevingsvergunning voor het gebruiken als afhankelijke woonruimte blijft dus het gebruiksverbod voor permanente bewoning, als opgenomen in onder e onverkort in stand. Er vindt op dit punt geen aanpassing van de regels plaats. c. In de zienswijze wordt aangegeven dat er strijdigheid is met de bepaling in artikel 11.1 lid 2 VR. Deze bepaling maakt het mogelijk dat ten hoogste één bedrijfswoning wordt opgericht. De wijzigingsbevoegdheden waarop de zienswijze zich richt maakt dit niet mogelijk, want de wijzigingsbevoegdheid heeft uitsluitend betrekking op het omschakelen van een voormalige agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning, eventueel gepaard gaand met splitsing. Er bestaat daarmee geen strijdigheid met het bepaalde in lid 11.1 lid 2 VR en de genoemde wijzigingsbevoegdheden. Daarnaast geeft de zienswijze aan dat de aangehaalde wijzigingsbevoegdheden in strijd zijn met het bepaalde in 11.1 lid 3 sub b en c VR. Ten eerste het formele aspect. Er zou strijdigheid met het bepaalde in lid 1 moeten zijn, aangezien lid 3 afwijkingen van het bepaalde in lid 1 formuleert. Lid 1 bepaalt dat een bestemmingsplan in de daar genoemde gebieden regels moet bevatten ter voorkoming van nieuwbouw van één of meer woningen (sub a) en zelfstandige bewoning van niet voor zelfstandige bewoning van bedrijfsgebouwen, recreatiewoningen en andere niet voor bewoning bestemde gebouwen (sub b). Het begrip nieuwbouw is niet nader gedefinieerd in de VR. Dan geldt wat in het normale spraakgebruik onder het begrip nieuwbouw wordt verstaan. Volgens het Van Dale woordenboek wordt hieronder verstaan: bouw van nieuwe huizen. Het omschakelen van een voormalige bedrijfswoning naar een burgerwoning betreft een formele gebruiksverandering, en biedt geen bouwmogelijkheden. Hiermee is dus geen sprake van nieuwbouw en dus ook geen strijdigheid met het bepaalde in sub a. Van strijdigheid met het bepaalde in sub b is eveneens geen sprake, aangezien een bedrijfswoning, ook als dit inmiddels een voormalige bedrijfswoning is, geschikt is voor bewoning, en dus niet valt onder de bepaling dat niet voor bewoning bestemde gebouwen niet zelfstandig mogen worden bewoond. Dit leidt tot de conclusie dat de genoemde wijzigingsbevoegdheden niet strijdig zijn met het bepaalde in 11.1 lid 1 VR. Het gevolg hiervan is dat er geen sprake kan zijn van strijdigheid met het bepaalde in 11.1 lid 3, aangezien deze bepaling uitsluitend van toepassing is als sprake is van strijd met het bepaalde in lid 1. Ten tweede het materiële aspect: 11.1 lid 3 sub b bepaalt dat bij omschakeling van een voormalige bedrijfswoningen naar een burgerwoning is toegestaan indien alle overtollige bebouwing wordt gesloopt. De genoemde wijzigingsbevoegdheden bevatten de voorwaarde dat overtollige bebouwing moet worden gesloopt. Het begrip overtollig is in de VR niet nader gedefinieerd. Daarmee voldoen de 22

23 wijzigingsbevoegdheden op dit punt aan het bepaalde in 11.1 lid 3 sub b VR. In ditzelfde sublid wordt aangegeven dat de omschakeling naar een burgerwoning niet gepaard mag gaan met woningsplitsing. In lid 3 sub c wordt echter de vestiging van of splitsing in meerdere wooneenheden mogelijk gemaakt, mits dit plaatsvindt in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, en mits deze splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze bebouwing. De aangehaalde wijzigingsbevoegdheden bevatten de voorwaarde (bijvoorbeeld in lid f) dat woningsplitsing uitsluitend is toegestaan bij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen zoals deze zijn opgenomen in Bijlage 1 Monumenten en beeldbepalende gebouwen, of in (voormalige) (woon)boerderijen. De genoemde bijlage bevat een opsomming van de monumenten en beeldbepalende gebouwen. Dit kunnen andere gebouwen zijn dan boerderijgebouwen. Daarnaast vindt de gemeente het jammer dat veel boerderijgebouwen aan het verdwijnen zijn, aangezien deze gebouwen in hun bouwtypologie, architectuur en uitstraling van cultuurhistorische waarde voor de streek zijn. Om hier een objectivering aan te geven is hiervoor een begripsbepaling opgenomen: een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen. De gemeente is dan ook van oordeel dat het behoud en het herstel van deze cultuurhistorisch waardevolle boerderijgebouwen gestimuleerd moet worden. Woningsplitsing kan daaraan een belangrijke bijdrage leveren, aangezien dit een financiële impuls kan geven voor het onderhoud, aangezien de kosten hiervan over meerdere huishoudens verdeeld kunnen worden. De gemeente erkent dat de formulering van de voorwaarden scherper kan. Zo zal het volgende worden aangepast: de aanhef zal splitsing mogelijk maken in in plaats van bij in de bijlage genoemde cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en boerderijgebouwen. Daarnaast zal worden toegevoegd dat de splitsing uitsluitend is toegestaan mits deze splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze bebouwing. De zienswijze richt zich eveneens tegen de in de genoemde wijzigingsbevoegdheden ten behoeve van omschakeling naar burgerwoning en woningsplitsing opgenomen sloop-bonusregeling aangezien volgens de zienswijze een grotere omvang wordt toegestaan dan noodzakelijk. In 11.1 lid 3 sub b is aangegeven dat omschakeling alleen kan plaatsvinden als de overtollige bebouwing wordt gesloopt. Voor de volledigheid wordt hier opgemerkt dat ook op dit aspect de reactie op het formele aspect van toepassing is, zoals hierboven omschreven. Materieel betreft het hier het volgende: Er is in de VR geen definitie van overtollig opgenomen. Dit laat een interpretatieruimte aan gemeenten. Wonen in het buitengebied gaat vaak gepaard met beheer en onderhoud van grote percelen en het hobbymatig houden van dieren en/of kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid aan huis. Om buitenopslag te voorkomen is behoefte aan fysieke binnenopslag bijvoorbeeld ten behoeve van een tractor, maaimachine, stro- en houtopslag en materiaal opslag. Daarom wordt een grotere oppervlakte aan bijgebouwen toegestaan. De gemeente wil echter dat dit in een verhouding staat tot het aantal te slopen vierkante meters. Deze regeling is derhalve opgesteld in de constructie van een sloop-bonusregeling. De gemeente is van oordeel dat hiermee invulling wordt gegeven aan de ontstening van het buitengebied en gelijktijdig aan de behoefte aan een wat grotere oppervlakte aan bijgebouwen voor het wonen in het buitengebied. In de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid is bepaald dat de bebouwde oppervlakte die vervolgens nog zou overblijven, verplicht moet worden gesloopt. d. 1. Midgraaf 13: de formulering in de retrospectieve kan enige onduidelijkheid oproepen. Bedoeld is dat dit pand al vele jaren als woning in gebruik is. Het betreft al een vele jaren bestaande woning. De bouwvergunning is voor 1973 afgegeven en niet in het gemeentehuis te raadplegen. De stukken van voor 1973 (jaar van de gemeentelijke herindeling) bevinden zich in het Streekarchief in Heusden. In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 1997 is deze woning abusievelijk niet bestemd tot woning. 2. Provincialeweg Noord 50: de formulering in de retrospectieve kan enige onduidelijkheid oproepen. Bedoeld is dat dit pand al vele jaren als woning in gebruik is. Het betreft hier een oude woning waarvan de bouwvergunning niet beschikbaar is. Uit de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat de woning tot 1 december 2008 door twee personen bewoond is geweest. In de directe omgeving zijn 3 woningen in het vigerende bestemmingsplan afzonderlijk aangepijld met de bestemming Wonen. 23

24 Onderhavige woning is daar tussenin gelegen en niet aangepijld, daarmee is in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 1997 deze woning abusievelijk niet bestemd tot woning. In de ondergrond van het vigerende bestemmingsplan is deze woonbebouwing wel terug te zien. 3. Parallelweg 100: dit betreft in het vigerende bestemmingsplan een agrarisch bedrijf. Op dit moment is hier geen milieuvergunning of melding meer geregistreerd. De bij het agrarisch bedrijf behorende gronden zijn inmiddels verkocht. Hiervoor is het laatst op 12 december 2002 een melding gedaan op grond van het Besluit Landbouw. Een officiële afmelding is niet gedaan, maar door het vertrek van de ondernemer is deze automatisch komen te vervallen. De oppervlakte van de grond die bij de woning hoort bedraagt 5880 m 2. De grond die direct achter het pand ligt is inmiddels eigendom van de gemeente ten behoeve van de uitbreiding van bedrijventerrein De Rietdijk. Hervestiging van een ander agrarisch bedrijf is daarmee niet meer mogelijk. Op dit moment betreft het dus een voormalige agrariër die geen agrarische activiteiten meer uitoefent. Het kan niet worden afgedwongen dat deze voormalige agrariër deze activiteiten weer gaat uitoefenen. Het in stand houden van de agrarische bestemming met bouwvlak is daarom niet meer gewenst, aangezien deze bestemming ter plaatse niet meer uitgeoefend kan worden. Dan zal nu, bij het opstellen van het bestemmingsplan, moeten worden beoordeeld welke bestemming de beste is. Inmiddels vindt burgerbewoning plaats, door de voormalige agrariër. Deze woning met bijbehorende gronden is, gemeten vanaf de bestemmingsgrens, gelegen op een afstand van 200 m van een niet-agrarisch bedrijf, en zal daarmee dit bedrijf niet in zijn activiteiten (caravanstalling) hinderen. Het dichtstbijzijnde bouwvlak is gelegen op een afstand van 250 m (Bronkhorst 18), dus dit bedrijf zal, gezien de grote afstand, ook niet in zijn bedrijfsvoering worden aangetast. Hiermee is de bestemming Wonen ruimtelijk gezien een aanvaardbare keuze. Op het moment van het opstellen van een bestemmingsplan zullen er beslissingen moeten worden genomen over de op te nemen bestemming. De gemeente begrijpt de behoefte van de provincie dat sloop moet hebben plaatsgevonden voordat de woonbestemming wordt toegekend, maar toch ziet de gemeente geen andere mogelijkheid, die in het kader van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is, dan het niet meer opnemen van het agrarisch bouwvlak en hier de bestemming Wonen op te leggen. De gemeente wil het slopen van de gebouwen stimuleren door de in het bestemmingsplan in opgenomen sloop-bonusregeling. Op deze manier wordt ontstening van het buitengebied gestimuleerd. In de zienswijze wordt aangegeven dat de omvang van de bestemming dient te worden aangepast aan de functie wonen. De begrenzing van het bestemmingsvlak Wonen betreft een verkleining ten opzichte van het vigerende agrarische bouwvlak. Het bouwvlak liep verder door in zuidelijke richting. De begrenzing is afgestemd op de feitelijke inrichting als tuin, met daar omheen liggend de landschappelijke inpassing in de vorm van een windsingel. 4. Uppelsehoek 19: dit betreft in het vigerende bestemmingsvlak een agrarisch bedrijf. Inmiddels is hiervoor geen milieuvergunning of melding meer geregistreerd. De bij het agrarisch bedrijf behorende gronden zijn inmiddels grotendeels verkocht. Een officiële afmelding is niet gedaan. Het is al enkele jaren geleden gestopt waarna de (bejaarde) echtgenote van de overleden agrariër er is blijven wonen tot 9 september 2008.Daarna is het pand verkocht aan een particulier. Bij de woning hoort nog ca. 5 ha grond. Ca. 350 m 2 aan voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Hervestiging van een ander agrarisch bedrijf is daarmee redelijkerwijs niet te verwachten. Voor de algemene keuze voor een woonbestemming wordt verwezen naar de beoordeling onder sub 3. De specifieke keuze is voor dit perceel als volgt: Inmiddels vindt burgerbewoning plaats, door de voormalige agrariër. Deze woning met bijbehorende gronden is, gemeten vanaf de bestemmingsgrens, gelegen op een afstand van 20 m van een agrarisch bedrijf, gemeten vanaf de grens van het bestemmingsvlak, en op een afstand van ruim 25 m, gemeten vanaf de zijgevel van de woning. Volgens de Wet geurhinder en veehouderij wordt een burgerwoning, die na 19 maart 2000 is ontstaan uit een agrarische bedrijfswoning, gelijkgesteld met de afstanden die gelden voor een agrarische bedrijfswoning. Voor dit aspect vindt er dus geen verandering in de situatie plaats. Daarbij komt dat er een andere woning (Uppelsehoek 17a) als dichtstbijzijnde woning geldt. Hiermee is de bestemming Wonen ruimtelijk gezien een aanvaardbare keuze. In de zienswijze wordt aangegeven dat de omvang van de bestemming dient te worden aangepast aan de functie wonen. De begrenzing van het bestemmingsvlak Wonen betreft meer dan een halvering ten opzichte van het vigerende agrarische bouwvlak. Het bouwvlak liep verder door in oostelijke richting. De begrenzing is afgestemd op de feitelijke inrichting als tuin, met daar omheen liggend de landschappelijke inpassing in de vorm van een windsingel. 24

25 Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Toelichting; de toelichting wordt afgestemd op de VR, en specifiek op niet-agrarische bedrijven buiten bestaand stedelijk gebied, gemengde plattelandseconomie, agrarisch productiegebied en de groenblauwemantel. in de toelichting wordt opgenomen dat boerderijgebouwen worden aangemerkt als cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, aangezien deze gebouwen in hun bouwtypologie, architectuur en uitstraling van cultuurhistorische waarde zijn voor de streek. Regels: de regels worden afgestemd op de VR, en specifiek op niet-agrarische bedrijven buiten bestaand stedelijk gebied, gemengde plattelandseconomie, agrarisch productiegebied en de groenblauwemantel. In de wijzigingsbevoegdheden ten aanzien van omschakeling naar Wonen en woningsplitsing (3.7.9., 4.7.5, 5.6.3, en ) zal het volgende worden aangepast: de aanhef zal splitsing mogelijk maken in in plaats van bij in de bijlage genoemde cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en boerderijgebouwen. Daarnaast zal worden toegevoegd dat de splitsing uitsluitend is toegestaan mits deze splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze bebouwing. Verbeelding; de verbeelding wordt afgestemd op de VR, en specifiek op gemengde plattelandseconomie, agrarisch productiegebied en de groenblauwemantel. 11. Regels voor niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen Samenvatting a. De feitelijke omvang van de bestaande niet-agrarische bedrijven is in het plan onbepaald. b. Niet te beoordelen is of de uitbreidingsmogelijkheid, zoals geregeld in artikel 5.3.1, voor deze bedrijven de maximale maatvoering van een bestemmingsvlak van maximaal 5000 m2 overschrijdt. c. De voorwaarde waaronder deze uitbreiding mogelijk is, komt niet overeen met de voorwaarden in artikel lid 1 en 2 van de VR. Als het gaat om bedrijven die reeds groter zijn dan 5000 m2 voldoen de voorwaarden niet aan artikel 11.6 lid 3 van de VR. d. Verzocht wordt de bestaande maatvoering voor de niet-agrarische bedrijven nader te concretiseren en de voor deze bedrijven opgenomen uitbreidingsmogelijkheden in overeenstemming te brengen met artikel 11.6 van de VR. e. De niet-agrarische ontwikkelingen op de percelen Burgemeester van der Lelystraat 101a en 103 zijn strijdig met artikel 11.6 van de VR. Noch de regels van het bestemmingsplan, noch de retrospectieve toets maken duidelijk wat de feitelijke omvang is van het (afgesplitste) bedrijf Sb- 53 en wat de feitelijke omvang is van de nevenactiviteit, te weten de opslag van caravans in kassen. Beoordeling a. In het overleg dat op 26 januari 2011 tussen de provincie en de gemeente heeft plaatsgevonden is verduidelijkt met welke bedoeling deze zienswijze is ingediend. De gemeente heeft bewust gekozen voor de formulering van bestaande bebouwde oppervlakte, aangezien dit een veilige benadering is van de op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan. Het begrip bestaand is gedefinieerd in de regels (1.23) waarbij het gaat om legaal aanwezige bebouwing. Verder beschikt de gemeente over recente luchtfoto s, gemaakt tijdens het planproces van dit bestemmingsplan. Op het moment dat een aanvraag voor bouwen wordt ingediend bij het bevoegd gezag, wordt beoordeeld welke gebouwen voldoen aan de definitie bestaand, door het dossier te raadplegen, alsmede de luchtfoto. Op deze wijze beschikt de gemeente op een efficiënte wijze over de juiste informatie. Mocht op dat moment blijken dat er sprake is van bebouwing die zonder een benodigde vergunning is opgericht, dan zal eerst die bebouwing moeten verdwijnen, voordat medewerking aan een nieuw verzoek kan worden gegeven, desnoods met bestuursrechtelijke handhaving. b. De maximale omvang zal in de regels worden vastgelegd, waardoor geen strijdigheid met het bepaalde in 11.6 lid 3 zal ontstaan. c. De bepalingen die genoemd zijn in 11.6 lid 2 zijn zowel gericht op omschakeling naar een nietagrarische bedrijfsactiviteit als op uitbreiding hiervan. De wijzigingsbevoegdheid heeft uitsluitend 25

26 betrekking op uitbreiding van de in de tabel verwoorde aanwezige bedrijfsactiviteiten. Een verandering kan hierin dus niet plaatsvinden. De voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid zullen worden aangevuld met de voorwaarden uit 11.6 lid 2. In de wijzigingsvoorwaarden zal de maximale omvang van 5000 m 2 worden opgenomen, zodat nooit wordt toegekomen aan de bepalingen van 11.6 lid 3 VR. d. Zie de beoordeling onder sub a, b en c. e. Zoals in de retrospectieve toets is aangegeven voor wat betreft de nevenactiviteit aan Burgemeester Van der Lelystraat 101a, is hiervoor reeds vrijstelling verleend. Allereerst het formele aspect: Het bepaalde in 11.6 VR heeft betrekking op ruimtelijke ontwikkelingen. Een ruimtelijke ontwikkeling is in de VR als volgt gedefinieerd: bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waar op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist. Aangezien het een reeds vergunde activiteit betreft, is hiervoor geen omgevingsvergunning vereist, en wordt dit derhalve niet aangemerkt als een ruimtelijke ontwikkeling op grond van de VR. Daarmee is het bepaalde in 11.6 VR niet van toepassing op deze nevenactiviteit en kan hiermee dus ook geen strijdigheid bestaan. Daarnaast het materiële aspect: Voor deze locatie is op 5 oktober 2000 door het college van burgemeester en wethouders met toepassing van artikel 29 lid 1 van de voorschriften van het bestemmingsplan Buitengebied 1997 vrijstelling verleend ten behoeve van het stallen van caravans en vouwwagens in de glasopstanden die zich op het betreffende perceel bevinden. Dus geen nadere begrenzing van de omvang. De eigenaar wil de mogelijkheid houden in de toekomst (wederom) agrarische activiteiten op deze locatie uit te oefenen. Reeds vergunde activiteiten behoren in het kader van de rechtszekerheid en het zorgvuldigheidsbeginsel opgenomen te worden in het bestemmingsplan. Aangezien dit om reeds vergunde activiteiten gaat, is een nadere beoordeling van de omvang en de verhouding niet aan de orde. De activiteiten zijn in de tabel in onder d opgenomen, waarbij is aangegeven dat de bestaande omvang de maximale omvang betreft. Bestaand houdt volgens de begripsbepaling in de omvang die geldt op het moment van tervisielegging van het bestemmingsplan. In dit geval betreft dit een omvang van m 2. De vrijstelling houdt geen nadere begrenzing van de omvang in. Een verdere groei wordt in het onderhavige bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. De omvang van het bedrijf, gelegen naast Burgemeester Van der Lelystraat 103, te weten Burgemeester Van der Lelystraat 103a, betreft voor de omvang van de kas 9675 m2, en de omvang van het bestemmingsvlak bedraagt m2. Dit bedrijf is geen afsplitsing geweest van 101a, maar was vroeger een afzonderlijk agrarisch bedrijf. Van het toekennen van twee zelfstandige bedrijfsmogelijkheden is dus geen sprake. Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: in zal de maximale omvang van 5000 m 2 worden opgenomen. De voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid in zullen worden aangevuld met de voorwaarden uit 11.6 lid (Afwijkende) regels voor agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven Samenvatting a. De feitelijke omvang van de bestaande bedrijven is, behoudens die van twee hoveniersbedrijven, in het plan onbepaald. b. Niet te beoordelen is of de uitbreidingsmogelijkheid, zoals geregeld in artikel 6.3.1, voor deze bedrijven de maximale maatvoering van een bestemmingsvlak van maximaal 5000 m2. overschrijdt of zodanig is dat de afwijkende regels van artikel 11.7 van de VR van toepassing zijn. c. De voorwaarden waaronder deze uitbreiding mogelijk is, komt niet overeen met de voorwaarden in artikel 11.6 en 11.7 van de VR. d. Verzocht wordt de bestaande maatvoering voor agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven nader te concretiseren en de voor deze bedrijven opgenomen uitbreidingsmogelijkheden in overeenstemming te brengen met artikel 11.6 van de VR. 26

27 e. De nieuwvestiging van een hoveniersbedrijf aan de Giessensesteeg 9 is strijdig met de artikelen 11.6 en 11.7 van de VR waarin is bepaald dat een dergelijke ontwikkeling alleen is toegestaan op een VAB-vestiging. Dit is hier niet aan de orde. Beoordeling a. en d. Inmiddels is in het overleg met de provincie, d.d.26 januari 2011, duidelijk geworden wat er met deze opmerking wordt bedoeld. De provincie wenst inzicht te hebben in de feitelijke omvang, om ook de toekomstige uitbreidingsmogelijkheden te kunnen toetsen. De gemeente heeft in en de oppervlakte begrensd op de bestaande oppervlakte. De gemeente hanteert de werkwijze, dat indien er een verzoek tot uitbreiding plaatsvindt, het dossier wordt geraadpleegd welke bebouwde oppervlakte er legaal aanwezig is. Gedurende het tot standkomingsproces van dit bestemmingsplan zijn luchtfoto s gemaakt, zodat kan worden teruggevallen op recente gegevens. Mocht blijken dat er illegaal gebouwde bouwwerken aanwezig zijn, dan zal dit eerst moeten worden verwijderd, desnoods door middel van bestuursrechtelijke handhaving, voordat de aanvraag nader zal worden beoordeeld. Met deze werkwijze zorgt de gemeente voor een veilige benadering en efficiënte werkwijze. b. Voor de volledigheid zal het in de VR voorgeschreven maximum in de voorwaarden van de betreffende wijzigingsbevoegdheden worden opgenomen. c. De genoemde voorwaarden in 11.6 lid 1 en 2 en 11.7 lid 1 en 2 zullen als voorwaarde aan de wijzigingsbevoegdheden worden gekoppeld. In het wijzigingsplan zal uiteindelijk de toetsing aan deze voorwaarden plaatsvinden, en kan daaromtrent in de toelichting van het wijzigingsplan een verantwoording hiervan worden opgenomen. e. De bepalingen in 11.6 VR hebben uitsluitend betrekking op het feit dat een bestemmingsplan kan voorzien in een VAB-vestiging van een niet-agrarisch bedrijf of uitbreiding van een niet-agrarisch bedrijf en onder welke voorwaarden dit mogelijk is. Hierin zijn geen bepalingen opgenomen ten aanzien van nieuwvestiging. Ook is niet geregeld dat nieuwvestiging van een niet-agrarisch bedrijf niet is toegestaan. In 11.7 komt evenmin een dergelijke bepaling voor. De systematiek van de verordening is zodanig, dat hierin de regels zijn opgenomen ten aanzien van onderwerpen die de provincie wil opnemen. De onderwerpen die hierin niet zijn opgenomen, zijn daarom ter afweging van de gemeente, zoals in dit geval nieuwvestiging van een niet-agrarisch bedrijf. In de toelichting op de 11.6 VR is te lezen dat een niet-agrarische ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is in de groenblauwe mantel en in agrarisch gebied, mits er sprake is van een VAB-vestiging. Het systeem van verordening biedt geen ruimte voor interpretatie van de regels, maar is rechtstreeks werkend. De toelichting kan nadere uitleg geven, maar geen regels toevoegen, aangezien de toelichting geen rechtstreeks bindende werking heeft. In 2.1 VR is de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit opgenomen. In de ruimtelijke onderbouwing is onderbouwd dat hieraan wordt voldaan. Daarmee is naar het oordeel van de gemeente, sprake van een goede ruimtelijke ordening. Op dit punt is geen sprake van strijd met 11.6 en 11.7 VR aangezien de VR op dit punt geen, in de verordening opgenomen, regels bevat. De ruimtelijke onderbouwing toont aan dat aan de vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit uit 2.1 VR wordt voldaan. Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: in zal de maximale omvang van 5000 m 2 worden opgenomen. De voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid in zullen worden aangevuld met de voorwaarden uit 11.6 lid 1 en 2. In zal de maximale omvang van 1,5 ha m 2 worden opgenomen. De voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid in zullen worden aangevuld met de voorwaarden uit 11.7 lid 1 en 2. 27

28 2. ZLTO Altena Biesbosch Hillsestraat 44a 4269 VH Babyloniënbroek Samenvatting 1. Aanlegvergunningen (4.2.) a. Er moet voorzichtig omgegaan worden met het verbod. Ontwikkelingen voor landbouw en natuurgebieden. Alle verboden in de agrarische gebieden welke met een "X" zijn aangeduid zijn daarom te vergaand en dienen tenminste vervangen te worden door een "+" van aanlegvergunning. b. oppervlakteverhardingen Er is geen reden voor de norm van 200 m2 voor verhardingen. Voorgesteld wordt voor die oppervlakte de grens te bepalen op m2. Dat is praktischer, geeft minder lasten, en er wordt vanuit gegaan dat na afweging feitelijk altijd vergunning verleend zal worden omdat er niet of nauwelijks sprake zal zijn van negatieve beïnvloeding van aanwezige waarden. Er zijn geen argumenten voor het vereisen van een vergunning voor deze oppervlakteverharding in de bestemming agrarisch A, in het open gebied en met de aanduidingen archeologie aandachtsgebied. c. dempen van poelen, sloten en greppels Er zijn geen argumenten voor het eisen van een vergunning voor het dempen van poelen, sloten en greppels in kleinschalig landschap met reliëf, omdat door het uitvoeren van deze activiteiten er geen sprake is van aantasting van de specifieke waarden die deze gebieden hebben. Bovendien is voor deze activiteiten een vergunning/ontheffing van de Keur van het waterschap nodig. Een dubbele regelgeving moet voorkomen worden. d. aanbrengen van (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen Niet ingezien wordt waarom in de gebiedsaanduiding archeologie waardevol gebied en archeologie aandachtsgebied geen bouwwerken voor (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen kunnen worden opgericht nu er met deze tijdelijke voorzieningen geen ingrijpende werkzaamheden in de bodem aan de orde zijn. Als voorbeelden wandeltunnels en stellingen. Beoordeling a: De ingekomen reactie is gelijk aan de inspraakreactie. Binnen de bestemmingen worden de aangegeven natuur- en landschapswaarden beschermd. Deze bescherming komt tot uitdrukking in een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden. Het is niet gewenst om een mogelijkheid tot afweging op te nemen als bij voorbaat in alle gevallen duidelijk is dat de afweging zal leiden tot afwijzing van de vergunningaanvraag. In die gevallen is derhalve een verbod opgenomen, omdat in die gevallen reeds duidelijk is dat deze activiteit de daar voorkomende waarden zal aantasten. b: De ingekomen reactie is gelijk aan de inspraakreactie. In principe is het aanleggen van verhardingen in het buitengebied niet gewenst, maar tot 200 m 2 is de aantasting/beïnvloeding van aanwezige waarden te gering om vergunningplichtig te stellen. Daarboven is toetsing noodzakelijk, omdat op voorhand niet kan worden gezegd dat geen waarden zullen worden aangetast. Een grens van 2000 m 2 is te ruim. Hierbij wordt ook het waterstaatkundig belang meegewogen, omdat bij toename van verharding er compensatie in waterberging moet plaatsvinden. Daarom kan dit niet rechtstreeks worden toegestaan. Voor een normale agrarische bedrijfsvoering behoort dit niet tot de reguliere werkzaamheden. Daarom zal ook worden afgewogen wat nut en noodzaak is van de gewenste verharding, omdat de doelstelling is om in het buitengebied zo min mogelijk te verharden. Ten aanzien van het aspect archeologie geldt dat het aanleggen van verhardingen kan leiden tot inklinking van de bodem. Dit kan een aantasting van het (te verwachten) archeologische erfgoed betekenen, en zal derhalve moeten worden getoetst. c: De ingekomen reactie is gelijk aan de inspraakreactie. Het dempen van poelen, sloten en greppels in een kleinschalig landschap maakt het landschap minder kleinschalig. Dat is niet gewenst en daarom vindt toetsing plaats via het omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden. Bij het dempen van poelen, sloten en greppels wordt de grond geroerd en daarom vindt eveneens toetsing via het omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden plaats in gebieden met 28

29 archeologisch vastgestelde waarden. Voor het leefgebied struweelvogels is alleen nog een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden vereist voortvloeiend uit de wens om dit gebied (waar agrarisch bestemd) open te houden (in combinatie met verspreid liggende bossages en grienden). In het leefgebied struweelvogels gaat het namelijk slechts om de handhaving van een besloten of halfopen landschapsstructuur die de biotoop vormt voor struweelvogels. Een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden zoals genoemd, is derhalve niet meer relevant. De Keur toetst het waterstaatkundige belang. Dit is een andere afweging dan in het bestemmingsplan, want daarin wordt de ruimtelijke aanvaardbaarheid getoetst. Van dubbele regelgeving is derhalve geen sprake. d: In de toelichting is in omgevingsvergunningschema voor werken en werkzaamheden aangegeven dat (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen omgevingsvergunningplichtig zijn in de bestemming Waarde - Archeologie aandachtsgebied en de bestemming Waarde - Archeologie waardevol gebied. In de regels is dit in de genoemde bestemmingen gepreciseerd: het aanbrengen van (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen is op zichzelf niet omgevingsvergunningplichtig gesteld voor werken en werkzaamheden maar wel het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem. Het aanbrengen van een TOV is wel omgevingsvergunningplichtig als daartoe scherpe voorwerpen in de grond moeten worden gedreven. Zie hiervoor artikel en van de regels, die een detaillering inhouden van het zeer globale schema in hoofdstuk 4 van de toelichting. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 2. Archeologie (en verbeelding en artikel 23) a. Het aanduiden van gebieden met archeologie verwachte waarden (artikel 23 Waarde Archeologie aandachtsgebied) op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie gaat ons te ver. Bezwaar wordt gemaakt tegen de aangeduide "verwachte waarde" en verzocht wordt tot de uitkomsten van het aangegeven nader onderzoek bekend zijn, niet de dubbelbestemming "Waarde Archeologie aandachtsgebied op de verbeelding op te nemen. b. Grote moeite is er met de maximale diepte van 30 cm (artikel ) tot waarvoor het verbod niet geldt, ook al omdat door normale grondbewerkingen er sprake is van geroerde grond tot een grotere diepte met ploegen, cultivateren en woelen, Deze maatvoering dient verhoogd te worden naar 90 cm. Bezwaar wordt gemaakt tegen het verbod tot het rooien van boomgaarden, omdat door deze activiteiten er geen aantasting kan zijn van archeologische waarden, omdat er al sprake is van in het verleden geroerde gronden. Voorts zijn de meeste agrarische gronden in het recente verleden ook al eerder geroerd tot een diepte van 70 tot 100 cm vanwege diepploegen, mengwoelen, drainage, aanplant en rooien van boomgaarden en beplanting. Verzocht wordt: - Het verbod onder sub b., c., d., g. en h. uit de regels weg te laten, of in het uiterste geval tenminste onder sub.a de maat van 30 cm te vervangen door 90 cm; - Onder de uitzonderingen in artikel in ieder geval een bepaling op te nemen waarin de belanghebbende aantoont dat de betreffende gronden in het recente verleden geroerd zijn en derhalve in de bovenste laag (van bijvoorbeeld 90 cm) geen archeologische waarden onevenredig geschaad kunnen worden. c. Vermoed wordt dat in artikel 23.2 in de aanhef het woordje 'mits' vervangen moet worden door 'tenzij.' 29

30 Beoordeling a. De ingekomen reactie is gelijk aan de inspraakreactie. Verwezen wordt naar de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder A Archeologie. b. Verwezen wordt naar de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder A Archeologie. c. Dat vermoeden is niet juist. De regel is dat bouwen alleen is toegestaan onder de voorwaarde (mits) dat voldaan wordt aan de genoemde situaties in a t/m e. Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding, regels en toelichting: het bestemmingsplan zal worden aangepast aan de erfgoedverordening, zoals verwoord in de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder A. 3. Bouwvlakvergroting grondgebonden bedrijven AHS of A-gebied (artikel en paragraaf 3.7.) Bezwaar wordt gemaakt tegen het ontbreken van een mogelijkheid om met een differentiatievlak voor permanente teeltondersteunende voorzieningen te kunnen oprichten buiten de genoemde maximale omvang van het reguliere bouwvlak. Verzocht wordt een differentiatievlak voor permanente teeltondersteunende voorzieningen op te nemen binnen de wijzigingsbevoegdheden in paragraaf 3.7 dan wel onder artikel , desgewenst tot een maximum omvang van bijvoorbeeld 2,5 ha. Beoordeling De ingekomen reactie is gelijk aan de inspraakreactie voor wat betreft het differentiatievlak. Vermoed wordt dat de zienswijze gericht is tegen vergroting van het agrarisch bouwvlak, in plaats van wijziging omschakeling naar overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf. Omdat het bij teeltondersteunende kassen om permanente voorzieningen gaat, die vaak niet grondgebonden zijn, zijn teeltondersteunende kassen alleen toegestaan op het bouwvlak. Als het bouwvlak echter te klein is om de voorzieningen te realiseren, kan een vergroting van het bouwvlak plaatsvinden. De mogelijke vergroting van het bouwvlak is geregeld middels een wijzigingsbevoegdheid. Een differentiatievlak waaraan geen maximummaat wordt gesteld, acht de gemeente niet wenselijk vanuit het oogpunt van zuinig ruimtegebruik en de mogelijke landschappelijke impact. Dit wordt met de regeling ook niet beoogd. Om deze reden mag de grootte van het bouwvlak, inclusief permanente teeltondersteunende voorzieningen niet groter zijn dan 2 ha. De genoemde maximum maten bieden voor nagenoeg alle agrarische bedrijven voldoende ontwikkelingsmogelijkheden. Voor een specifieke uitzondering zal een buitenplanse procedure de oplossing kunnen bieden. Voor deze regeling is vanaf de Nota van Uitgangspunten gekozen omdat het landschap in de gemeente op veel plaatsen erg open en daarmee kwetsbaar is. Grootschalige bouwblokken passen niet in het landschapsbeeld van de gemeente. De gemeente heeft tevens geen signalen ontvangen van specifieke aanvragen voor vergroting van het bouwvlak ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen, zelfs niet binnen de genoemde maatvoering van 2 ha. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 4. Bouwvlakvergroting grondgebonden bedrijven GHS of AW-gebied (artikel 4.7.2) a. Bezwaar bestaat tegen de beperkte omvang voor het vergroten van een bouwblok tot maximaal 1,5 ha in het AW-gebied. Het gaat ten koste van de ontwikkelingsmogelijkheden in gebieden die geschikt zijn voor de grondgebonden sectoren. Dit is ook van belang omdat alle bouwwerken zoals bijvoorbeeld sleufsilo's, foliebassins en permanente teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak opgericht moeten worden. Verzocht wordt de maximale omvang te verhogen tot 2 ha wat ook binnen het recente provinciale beleid mogelijk is. b. Tevens wordt verzocht voor deze gebieden ook de mogelijkheid op te nemen van een differentiatievlak voor permanente teeltondersteunende voorzieningen zoals in agrarisch gebied A. 30

31 Beoordeling a. De ingekomen reactie is gelijk aan de inspraakreactie. De genoemde maximum maten bieden voor nagenoeg alle agrarische bedrijven voldoende ontwikkelingsmogelijkheden. Voor een specifieke uitzondering zal een buitenplanse procedure de oplossing kunnen bieden. Voor deze regeling is vanaf de Nota van Uitgangspunten gekozen omdat het landschap in de gemeente op veel plaatsen erg open en daarmee kwetsbaar is. Grootschalige bouwblokken passen niet in het landschapsbeeld van de gemeente. De gemeente heeft hierin een eigen bevoegdheid om een maatvoering vast te stellen, zolang deze de maatvoering die in de Verordening Ruimte wordt toegestaan, niet overschrijdt. Daarnaast heeft de gemeente de plicht om een belangenafweging te doen in dit geval een afweging tussen de agrarische belangen en het belang van de instandhouding van landschapswaarden. b. Zie hiervoor de beantwoording onder 3 van deze zienswijze. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 5. Glastuinbouw en uitbreiding (Regels artikel Verbeelding) a. Het doorgroeigebied in Andel is kleiner getekend dan aangegeven in de provinciale nota's. Het westelijk perceel is om onbegrijpelijke redenen namelijk niet meer opgenomen. Verzocht wordt de begrenzing aan te houden, zoals die ook in de provinciale nota's, zoals het Gebiedsplan Wijde Bosch is opgenomen. b. Bezwaar bestaat tegen de beperkte groeimogelijkheid tot maximaal 2,5 ha het doorgroeigebied wro-zone Woudrichem (3.7.5.f) omdat hiermee geen recht wordt gedaan aan de status van het doorgroeigebied. Er is zelfs sprake van een beperking ten opzichte van solitaire glastuinbouwbedrijven. Beoordeling a. De gemeente herkent zich niet in de geplaatste opmerking. De begrenzing van het doorgroeigebied Andel was in het ontwerp bestemmingsplan juist in westelijke richting vergroot. Op basis van de begrenzing zoals opgenomen in de VR maakt dit perceel evenwel geen onderdeel uit het mogelijk doorgroeigebied en zal dan ook alsnog hierbuiten worden gesitueerd. De begrenzing in het voorontwerp komt overigens exact overeen met de begrenzing zoals reeds opgenomen in de Verordening ruimte 2011 van de Provincie Noord-Brabant. b. De uitbreidingsmogelijkheden binnen het doorgroeigebied zullen worden vergroot. Als voorwaarde zal worden opgenomen dat in het wijzigingsplan de maximale omvang moet worden vastgelegd, en dat de vergroting van het bouwvlak binnen de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw valt. Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: het doorgroeigebied Andel wordt aan de westzijde een perceel ingeperkt, conform de begrenzing zoals opgenomen in de VR en eerder het gebiedsplan Wijde Biesbosch; Regels: als voorwaarde zal worden opgenomen dat in het wijzigingsplan de maximale omvang moet worden vastgelegd, en dat de vergroting van het bouwvlak binnen de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw valt. Toelichting: opgenomen zal worden dat in het wijzigingsplan de maximale omvang moet worden vastgelegd, en dat de vergroting van het bouwvlak binnen de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw valt. 31

32 6. Teeltondersteunende voorzieningen TOV (en regels) Permanente teeltondersteunende voorzieningen moeten binnen het bouwvlak opgericht worden. Gevraagd wordt de mogelijkheid om daartoe het bouwvlak verder uit te kunnen breiden via een differentiatievlak voor zowel het gebied Agrarisch als Agrarisch met waarde. Verwezen wordt naar de beleidsnota Glastuinbouw 2006, zie ook de Verordening Ruimte van de provincie Beoordeling Zie voor de beantwoording onder 3 en 4 van deze zienswijze. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 7. Huisvesting tijdelijke werknemers (artikel en 4.5.6) De periode van zes maanden is voor diverse sectoren te beperkt. Er is verschil in oogstperioden tussen groenteteelt en fruitteelt. Gevraagd wordt ook huisvesting mogelijk te maken voor seizoenarbeid voor langer dan zes maanden in bestaande bebouwing en de bedrijfswoning. Gewezen wordt op beleid van andere gemeenten. Voor een langere periode dan zes maanden kan een advies van de AAB voorgeschreven worden omtrent de noodzaak in relatie tot de bedrijfssituatie. Beoordeling Het voorzien in permanente opvang van (wisselende groepen) arbeidsmigranten in het buitengebied wordt op basis van de VR niet toegestaan. Wel is een tijdelijk gebruik van bedrijfsbebouwing voor het huisvesten van bijvoorbeeld arbeidsmigranten ten behoeve van de piekopvang in een beperkt aantal maanden per jaar mogelijk door middel van een omgevingsvergunning voor een planologische gebruiksactiviteit voor een bepaalde termijn op grond van artikel 2.12, tweede lid, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De gemeente acht het niet wenselijk om (seizoens)arbeiders structureel of nagenoeg structureel op de agrarische bedrijven te vestigen. Enerzijds ontstaat een ongewenste vorm van permanente bewoning van het buitengebied die kan leiden tot een belemmering van andere omliggende agrarische bedrijven. Door een periode van maximaal 6 maanden toe te staan, wordt permanente bewoning van agrarische bedrijfsbebouwing voorkomen. Daarnaast is de gemeente van mening dat, indien sprake is van een permanente vorm van arbeid, de arbeidsmigranten bij de maatschappij betrokken moeten worden. Dit kan uitsluitend bereikt worden indien de arbeidsmigranten hun huisvesting in de woonkernen vinden. Het permanent huisvesten van de arbeidmigranten op agrarische bedrijven bevordert de integratie van deze bevolkingsgroep niet. Om deze redenen wordt derhalve permanente huisvesting of een langere periode dan 6 maanden niet voorgestaan door de gemeente. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 8. Paardenhouderijen (artikel 3 en 4) a. De toelichting geeft aan dat een productiegerichte paardenhouderij als een agrarisch bedrijf wordt beschouwd. Toch laten de regels steeds een onderscheid zien, zoals in artikel b en b. Op basis van de huidige plantekst is alleen een beperkte omvang voor instructie als nevenactiviteit mogelijk is. Veel eenvoudiger is een productiegerichte paardenhouderij, met uitzondering van maneges, onder grondgebonden landbouw te scharen. Wijzigingsbevoegdheden zijn dan niet meer noodzakelijk. b. De maat voor een nevenactiviteit als pensionstalling van 100 m2 voor maximaal zes paarden is een te beperkte omvang om van een nevenactiviteit te spreken (artikel en 4.5.1) c. Een pensionstal, zeker als die beperkt is tot zes paarden, dient tenminste bij recht toegestaan te worden via de definitie in artikel 1 en de gebiedsbestemmingen in de artikelen 3.1 en 4.1. Verzocht wordt de definities daarop aan te passen. 32

33 Beoordeling a. Het onderscheid tussen productiegericht en gebruiksgericht is soms vaag. Deze grens wordt vrij snel overschreden. Om dit goed in de hand te kunnen houden en hierover duidelijke afspraken te kunnen maken, is omschakeling naar een paardenhouderij uitsluitend via een wijzigingsbevoegdheid toegestaan, zodat de gemeente de plannen kan toetsen. De regels worden niet aangepast. b. De ingekomen reactie is gelijk aan de inspraakreactie. Een neventak uit zich juist door een beperkte omvang. Voor deze maatvoering is gekozen omdat het niet de bedoeling is dat de pensionstalling uitgroeit tot een manege. c. Nevenactiviteiten worden in het algemeen niet bij recht toegestaan, omdat er aanvullende voorwaarden gelden, waarbij een afweging van belangen wordt gemaakt. Om hieraan een goede invulling te kunnen geven, kan dit niet rechtstreeks worden toegestaan. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 9. Type agrarisch bedrijf (artikelen en 4.1.2) Er is een onnodige onderverdeling van grondgebonden agrarische bedrijven gemaakt. Er zijn geen feitelijke redenen om onderscheid te maken tussen grondgebonden zonder aanduiding, grondgebonden veehouderij en paardenhouderij. Verzocht wordt deze alle drie gelijk te benoemen als grondgebonden agrarisch bedrijf zoals ook in de begripsomschrijving is opgenomen. Beoordeling Dit onderscheid wordt om verschillende redenen gedaan. Om omschakeling naar een paardenhouderij te kunnen toetsen of dit uitsluitend een productiegerichte paardenhouderij betreft en niet tevens een gebruiksgerichte paardenhouderij, wordt dit gekoppeld aan een aanduiding en een wijzigingsbevoegdheid. Uit de Mer blijkt dat de huidige totale depositie ammoniak (achtergronddepositie) op dit moment ligt boven de kritische depositiewaarden van de meest gevoelige kwalificerende habitattypen in de nabijgelegen Natura2000 gebieden. Grondgebonden veehouderijen zorgen voor ammoniakemissie. Om dit op een juiste manier te kunnen toetsen aan de instandhouding van Natura2000 gebieden zal iedere omschakeling naar een grondgebonden veehouderij moeten worden getoetst. Dit gebeurt door middel van een aanduiding in combinatie met een wijzigingsbevoegdheid. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 10. Hoogtematen van kassen en teeltondersteunende voorzieningen (artikelen en 4.2.3) a. Gelet op onder andere de kwaliteitseisen op het gebied van klimaatbeheersing, de teelt en de arbeidsomstandigheden voor de medewerkers moet voor kassen de maximum goothoogte op 8,5 meter bepaald worden en de bouwhoogte op 10 meter. De in het ontwerpplan opgenomen goothoogtemaat van 4,5 is vanwege de huidige constructietypen feitelijk achterhaald en kent als minimumstandaard al 6 meter. Verzocht wordt de goothoogte voor kassen rechtstreeks op maximaal 7 meter vast te stellen en in de afwijkingen (artikelen en 4.3.4) de goothoogte op 8,5 meter vast te stellen. b. Verzocht wordt de bouwhoogte voor teeltondersteunende kassen tenminste vast te stellen op 6,5 meter vanwege de hiervoor bij de ' gewone' kassen genoemde argumenten. c. Voorts wordt verzocht de bouwhoogte van andere teeltondersteunende voorzieningen op 4 meter vast te stellen in verband met overkapping met netten of regenkap van bijvoorbeeld kersen en/of bramen. 33

34 Beoordeling a. Aangenomen wordt dat gedoeld wordt op de bepalingen in en Gezien de ontwikkelingen op het gebied van klimaatbeheersing begrijpt de gemeente de behoefte aan een grotere goot- en bouwhoogte. Mede gelet op de huidige constructietypen wenst de gemeente de rechtstreeks toegestane maximum goothoogte te verhogen naar 6 meter, conform huidig gangbare maatvoeringen. Een grotere hoogte van kassen kan de in het buitengebied te beschermen natuur- en landschapswaarden mogelijk schaden. Een directe regeling hiervoor is daarom niet wenselijk. Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels kan de gemeente de gewenste goot- en bouwhoogte toetsen aan deze natuur- en landschapswaarden. In deze omgevingsvergunningbepalingen zal de goothoogte worden aangepast naar 8,5 m; de bouwhoogte blijft hierin op 10 m staan. b. De bouwhoogte zal conform de toegestane goothoogte voor kassen worden vergroot naar 6 meter. c. De hoogte voor teeltondersteunende voorzieningen is in het ontwerp in artikel 3 en 4 vastgesteld op 2,5 m binnen het bouwvlak (3.2.4 en 4.2.4) en buiten het bouwvlak op 3 m (3.2.6 en 4.2.6). De fruitteelt neemt echter al een behoorlijke hoogte in. Het feit dat er nog beschermende netten overheen gespannen moeten worden, levert geen extra aantasting van landschappelijke kwaliteiten op. Om daarom de fruitteelt tegemoet te komen, wordt de hoogte voor de overige teeltondersteunende voorzieningen aangepast naar 3,5 m. Hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (zie begripsbepaling) worden echter gehandhaafd op 2,5 m. Deze maatvoering wordt ook in andere bestemmingsplannen in de regio gehanteerd, waaronder bestemmingsplan Buitengebied Geertruidenberg. Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: in en zal de goothoogte worden aangepast naar 8,5 m; de hoogte voor overige teeltondersteunende voorzieningen zal worden aangepast naar een hoogte van 3,5 m in 3.2.4, 3.2.6, en In en wordt de maximale goothoogte van kassen (niet teeltondersteunend) aangepast naar 6 m. In en wordt de maatvoering voor teeltondersteunende voorzieningen aangevuld met een max. bouwhoogte voor teeltondersteunende kassen van 6 m. 11. Hoogte tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (artikelen en 4.3.6) De maximale hoogte van 2,5 meter is voor de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen te beperkend in de fruitteelt. Dit geldt ook voor de maximale hoogte van 3 meter voor de overige teeltondersteunende voorzieningen. Verzocht wordt de maximale hoogte vast te stellen op 4 meter en deze ook op te nemen in de omgevingsvergunning in artikel Beoordeling De hoogte van de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen is op maximaal 2,5 m gesteld, omdat daarboven een aantasting van de landschappelijke waarden zal plaatsvinden. Regelmatig geeft de ZLTO als reactie op bestemmingsplannen dat de minimale hoogte 2 à 2,5 m bedraagt. Hieruit wordt geconcludeerd dat deze maximale maat een werkbare maat is. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 34

35 12. Kampeergebouw en minicampings (artikelen en 4.3.1) De maximale omvang van de sanitaire voorzieningen van 50 m2 is te beperkt voor een klantgerichte, kwalitatieve aanpak. Bij 25 eenheden met een bezetting van bijvoorbeeld gemiddeld drie personen zijn in drukke periodes voor dames en heren tenminste 10 toiletvoorzieningen en 10 doucheruimtes/wascabines gewenst. Verzocht wordt geen maximum op te nemen of dit op 100 m2 te stellen. Beoordeling Ten behoeve van minicampings zijn binnen het bouwvlak sanitairvoorzieningen toegestaan. Deze sanitairvoorzieningen mogen nieuwgebouwd worden. De gemeente kan zich vinden in het argument dat bij een klantgerichte, kwalitatieve aanpak een grotere oppervlakte aan sanitairvoorzieningen gewenst is. Het is vanuit oogpunt van zuinig ruimtegebruik niet gewenst dat er meer bebouwing binnen het bouwvlak zal worden gerealiseerd, als dat niet direct ten dienste staat van de agrarische bedrijfsactiviteiten. Derhalve zal in de regels worden opgenomen dat indien sanitairvoorzieningen worden gerealiseerd in al aanwezige gebouwen, de oppervlakte maximaal 200 m 2 in totaal mag bedragen. Hiermee wordt tevens gestimuleerd dat vrijkomende bebouwing wordt verbouwd, in plaats van dat er nieuwbouw plaatsvindt. Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats. Regels: in en wordt opgenomen dat indien sanitairvoorzieningen worden gerealiseerd in al aanwezige gebouwen, de oppervlakte maximaal 200 m 2 in totaal mag bedragen. 13. Gebruiksregels en wijzigingsbevoegdheid mestbewerking (artikelen 3.4 en 4.4., en 4.7.4) a. Het strijdig verklaren onder sub o om mest te be- of verwerken is nogal absoluut, zeker waar het tot de normale bedrijfsvoering hoort. Daarom wordt verzocht om hier aan toe te voegen de woorden "op industriële wijze." b. In de regels is geen bevestiging opgenomen, zoals in de Nota van inspraak aangegeven, dat vergisting mestbe- en verwerking zijn toegestaan tot ton op jaarbasis. Verzocht wordt dit in de regels te bevestigen en om strijdigheid met artikel onder o. te voorkomen. c. Verzocht wordt deze voorziening zoals in de wijzigingsbevoegdheid genoemd, met recht toe te staan dan wel mogelijk te maken via een ontheffing c.q. afwijking. d. De maximale oppervlakte ad. 250 m 2 is, zo blijkt in de praktijk, te beperkt om een vergistingsinstallatie te realiseren. Verzocht wordt de oppervlakte op maximaal m 2 te stellen. Beoordeling a. Biovergisting en mestbe- en verwerking kan uitsluitend worden toegestaan als hieraan een toetsing door de gemeente aan ten grondslag ligt, zodat een belangenafweging kan plaatsvinden. De bestemmingsplansystematiek vereist dat deze activiteiten als strijdig gebruik geformuleerd moeten worden, zodat vervolgens een wijzigingsprocedure kan worden doorlopen waarin deze toetsing plaatsvindt, zoals in het ontwerp opgenomen. b., c., d. Inmiddels blijkt dat op het gebied van biovergisting en mestbewerking grote ontwikkelingen gaande zijn. Dit betreft enerzijds de ontwikkeling dat installaties steeds groter worden, dus daarmee als zelfstandig, niet-agrarisch bedrijf, gaan functioneren. Anderzijds bestaat de ontwikkeling dat onderzocht wordt of er ook kleinere varianten mogelijk zijn, voor het eigen agrarisch gebruik. De benodigde input in kubieke meters verschilt hierbij enorm. Ook is het erg afhankelijk van welk materiaal er wordt verwerkt, voor de effecten op de omgeving. Het initiatief zal dan getoetst worden op effecten op het gebied van geur, geluid, inpassing en verkeersaantrekkende werking. 35

36 De gemeente is daarom van oordeel dat vanwege de veelheid aan varianten en vooral de mate van verschillendheid van de effecten, geen mogelijkheid te bieden voor biovergisting en mestverwerking via een wijzigingsbevoegdheid. De gemeente staat welwillend tegen initiatieven, maar deze zullen dan in een zelfstandige procedure worden getoetst, zodat op de juiste wijze maatwerk kan worden geboden. De wijzigingsbevoegdheid uit en (ontwerp) zal worden verwijderd. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: de wijzigingsbevoegdheid uit en (ontwerp) zal worden verwijderd. 14. Afwijking van de gebruiksregels (artikelen 3.5 en 3.4) a. Sommige oppervlaktematen zijn veel te beperkt om van een rendabele neventak te kunnen spreken. Zo is de maximale oppervlakte van maximaal 250 m 2 voor een agrarisch technisch hulpbedrijf/ agrarisch verwant bedrijf te laag om van een echte neventak te kunnen spreken. Verzocht deze oppervlakte op 500 m 2 te stellen. b. Dit geldt ook voor verbrede landbouw om van een kwalitatieve goede neventak te kunnen spreken, Verzocht wordt deze oppervlakte eveneens te verhogen tot 500 m 2. c. Om een zorgboerderij als neventak te starten is afhankelijk van de doelgroep tenminste een omvang nodig van 375 m 2 in plaats van 250 m 2 (artikel en 4.5.2) Verzocht wordt dit aan te passen. Beoordeling a. b c. verhoging inderdaad toestaan. Ruimtelijk gezien geen verschil tussen 1 of 2 activiteiten, zolang de activiteit maar ondergeschikt blijft. Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: nevenactiviteit wordt toegestaan met een omvang van 500 m Aan huis gebonden beroep en bedrijf (artikelen 3.4. en 4.4.) In artikel en is als strijdig gebruik aangemerkt het beoefenen van een bedrijf of beroep aan huis. Niet ingezien wordt om voor niet-publieksgerichte activiteiten die strijdigheid te handhaven. Verzocht wordt die weg te laten uit de regels. Beoordeling Gelet op de niet-publieksgerichte aard van de activiteiten worden betreffende activiteiten net als bij burgerwoningen ook bij agrarische bedrijfswoningen toegestaan. Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: Niet-publieksgerichte activiteiten worden in bedrijfswoningen conform de regeling van burgerwoningen toegestaan. 16. Omgevingsvergunningen (artikel 3.6) Uit een oogpunt van doelmatigheid en wegens het ontbreken van daadwerkelijke negatieve aspecten, wordt verzocht het vereiste van een omgevingsvergunning voor het aanbrengen van tijdelijke ondersteunende voorziening (TOV) niet voor te schrijven voor lage voorzieningen. Beoordeling De ingekomen reactie is gelijk aan de inspraakreactie. De regeling in het ontwerpbestemmingsplan betreft een omissie. In de beantwoording van de inspraakreactie is aangegeven dat deze omgevingsvergunningplicht voor werken en werkzaamheden zou moeten vervallen, vanwege de volgende motivering: Met het aanbrengen van lage tijdelijke TOV wordt de kleinschaligheid van het landschap in principe niet aangetast. Ditzelfde geldt voor de waardevolle openheid; de openheid zal niet worden aangetast door de lage tijdelijke TOV. Te verwachten is dan dat elke aanvraag voor lage tijdelijke TOV goedgekeurd wordt. In het vigerende plan zat overigens geen aanlegvergunning voor TOV 36

37 op kleinschalig landschap. Dit artikel zal derhalve aangepast worden: lage tijdelijke TOV zijn bij recht toegestaan, maar hoge tijdelijke TOV zijn nog wel omgevingsvergunningsplichtig voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Voor de gebieden met aanduiding openheid als kleinschalig landschap (resp. wro-zone aanlegvergunning openheid en wro-zone aanlegvergunning kleinschalig landschap ) zal dezelfde regeling gaan gelden. Dit geldt alleen voor de bestemming Agrarisch 1 en Agrarisch 2.. Binnen de bestemmingen Agrarisch met waarden wordt dit al voldoende getoetst door de andere (aangeduide) aanwezige natuur- en landschapswaarden. Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: in de bestemmingen Agrarisch 1 en Agrarisch 2 zullen lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bij recht worden toegestaan, en zullen deze niet omgevingsvergunningsplichtig voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden zijn. 17. Uitbreiding intensieve veehouderij (artikelen en 4.7) De regels kunnen de suggestie wekken dat een eenmalige uitbreiding tot 1 januari 2013 om te kunnen voldoen aan de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en/of Besluit Ammoniakemissie huisvesting veehouderij, alleen van toepassing is voor duurzame locaties en/of bedrijven boven de 1,5 ha. Verzocht wordt expliciet de specifieke mogelijkheid op te nemen voor alle intensieve veehouderijbedrijven, ongeacht hun huidige omvang en het ongeacht zijn van een wel/niet duurzame locatie. Een dergelijke bepaling wordt gemist in artikel 4.7. Beoordeling In de Verordening Ruimte is de volgende tekst opgenomen in 9.3: 4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder d, is voor bouwblokken die op 20 maart 2010 een omvang hebben van 1,5 hectare en geheel zijn benut, éénmalig uiterlijk tot 1 januari 2013 vergroting van het bouwblok boven de 1,5 hectare toegestaan om te kunnen voldoen aan de huisvestingseisen voortvloeiend uit het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en uit de op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gestelde eisen. Deze formulering zal meer exact worden overgenomen, zodat duidelijk is dat er geen sprake hoeft te zijn van een duurzame locatie. Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: In en zal de formulering meer exact worden overgenomen, zodat duidelijk is dat er geen sprake hoeft te zijn van een duurzame locatie. 18. Nieuwvestiging glastuinbouw (artikel 3.7.6) In dit artikel wordt de mogelijkheid van nieuwvestiging gemist in de situatie van een herschikking van de bedrijfsstructuur. In het provinciaal beleid is dit ook erkend. Het draagt bij aan een betere structuur van het in te richten doorgroeigebied. Beoordeling Deze bepaling zal alsnog aan de regeling worden toegevoegd, conform het gestelde in 10.2 lid 4, sub a VR. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats. Regels: in 3.7.6, wordt een bepaling toegevoegd, opdat nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven in doorgroeigebied ook mogelijk is in het kader van een herschikking van de bedrijfsstructuur. 37

38 19. Wijziging naar wonen (artikel en 4.7.5) Aandacht wordt gevraagd voor de verplichting tot sloop van bedrijfsgebouwen in situaties wanneer daar geen tegenprestatie tegenover staat. Verwezen wordt naar het omzetten naar de bestemming 'Wonen.' Verzocht wordt om bij wijziging naar de bestemming 'Wonen' alleen de sloopverplichting op te nemen als er sprake is van situaties zoals vergroting van de woning. Beoordeling Een woning toevoegen in het buitengebied wordt in het algemeen gezien als een niet gewenste situatie. Woningen kunnen namelijk beperkingen opleveren voor de omliggende agrarische bedrijven. De mogelijkheden die de provincie biedt om burgerwoning toe te staan, zijn ook zeer terughoudend. De omzetting van een agrarische bedrijfswoning, na beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten, naar een burgerwoning wordt dan ook alleen toegestaan als dit een verbetering voor de kwaliteit van het buitengebied oplevert. Sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen is zo n meerwaarde, zodat het buitengebied ontsteend wordt. De tegenprestatie voor de aanvrager van de wijzigingsbevoegdheid, is dus het toegekend krijgen van de bestemming Wonen. Anders zal de Agrarische bestemming blijven gelden, waardoor bouwaanvragen ten behoeve van een als burgerwoning bewoonde voormalige agrarische bedrijfswoning, niet zullen worden gehonoreerd zolang de agrarische bestemming erop ligt. Als aan de agrarische bestemming vastgehouden wordt (en er is geen sprake meer van een agrarisch bedrijf) zal de woonfunctie op slot zitten. De enige mogelijkheid om hierin verandering te brengen is een bestemmingswijziging naar Wonen. Deze wordt alleen uitgevoerd op aanvraag van de initiatiefnemer. Bestemmingswijziging naar Wonen zal gepaard moeten gaan met het afbreken van gebouwen, zodat verrommeling van het buitengebied wordt voorkomen en de verstening afneemt. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. VERBEELDING 20. Agrarisch met waarden-kwetsbare soorten De bestemming 'Agrarisch met waarden (AW) met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten' is onterecht gelegd op de gebieden met overwegend akkerbouw als grondgebruik. Met verwijzing naar de toelichting (pag.51) waarin staat dat de bijzondere soort rugstreeppad niet gesignaleerd is en dat er alleen vier algemene soorten voorkomen, wordt verzocht deze aanduiding te wijzigen in 'Agrarisch gebied (A) voor de gronden nabij het Uitwijkse Veld en in de omgeving van Oudendijk. Beoordeling In de vastgestelde VR is betreffende aanduiding niet meer aanwezig en behoeft dan ook niet meer als zodanig in het bestemmingsplan opgenomen te worden. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats. Verbeelding: de aanduiding Agrarisch met waarden (AW) met de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden kwetsbare soorten wordt van de verbeelding verwijderd. 38

39 21. Archeologie aandachtsgebied Het aanduiden van gebieden met archeologie verwachte waarden (artikel 23 Waarde - Archeologie aandachtsgebied) op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie gaat ons te ver. Bezwaar wordt gemaakt tegen de aangeduide "verwachte waarde" en verzocht wordt tot de uitkomsten van het aangegeven nader onderzoek bekend zijn, niet de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie aandachtsgebied op de verbeelding op te nemen. Beoordeling Verwezen wordt naar de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder A Archeologie. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: de verbeelding wordt aangepast conform de door de gemeente vastgestelde Erfgoedkaart. 22. Glastuinbouwgebieden Het doorgroeigebied in Andel is kleiner getekend dan aangegeven in de provinciale nota's. Het westelijk perceel is om onbegrijpelijke redenen namelijk niet meer opgenomen. Verzocht wordt de begrenzing aan te houden, zoals die ook in de provinciale nota's, zoals het Gebiedsplan Wijde Bosch is opgenomen. Beoordeling Zie beantwoording (5a) De gemeente herkent zich niet in de geplaatste opmerking. De begrenzing van het doorgroeigebied Andel was in het ontwerp bestemmingsplan juist in westelijke richting vergroot. Op basis van de begrenzing zoals opgenomen in de VR maakt dit perceel evenwel geen onderdeel uit het mogelijk doorgroeigebied en zal dan ook alsnog hierbuiten worden gesitueerd. De begrenzing in de VR komt overigens exact overeen met de begrenzing zoals reeds opgenomen in de gebiedsvisie Wijde Biesbosch. Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: het doorgroeigebied Andel wordt aan de westzijde een perceel ingeperkt, conform de begrenzing zoals opgenomen in de VR en eerder het gebiedsplan Wijde Biesbosch; 23. WRO-zone Ecologische verbindingszone Grote delen van het plangebied hebben de aanduiding 'wro-zone ecologische verbindingszone' gekregen. De realisering hiervan binnen de komende jaren is onzeker geworden. Bovenal zijn de gebieden zodanig groot weergegeven dat de aanduiding niet in relatie staat tot het feitelijke doel. Er wordt vanuit gegaan dat de planologische praktijk in de toekomst het niet noodzakelijk maakt om deze zoekgebieden zo ruim aan te duiden. Verzocht wordt deze aanduidingen niet op de verbeelding aan te geven. Beoordeling Verwezen wordt naar de thematische beantwoording Ecologische verbindingszone De in de Verordening opgenomen zoekgebieden ecologische verbindingszones dienen als zoekgebied op de verbeelding te worden opgenomen met een breedte van 25 meter. Eventueel nog ontbrekende zones zullen conform de Verordening worden toegevoegd. Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: Alle zoekgebieden ecologische verbindingszones zullen conform de Verordening met een breedte van 25 meter op de verbeelding worden opgenomen. 39

40 24. Agrarisch met waarden - griendcultuur (zie ook artikel sub d) Percelen met deze bestemming zijn in agrarisch gebruik. Door de genoemde voorschriften is een optimale landbouwexploitatie op basis van duurzaamheid niet mogelijk. Met name niet omdat op deze gronden feitelijk maar één gewas geteeld mag worden door het bepaalde in artikel sub d onder 2. Dit ongeacht de economische omstandigheden. Dit voorschrift moet uit de regels verdwijnen, omdat anders niet optimaal aan de gebruiksdoelen kan worden tegemoet gekomen. Beoordeling Betreffend gebied bezit naast natuur- tevens cultuurhistorische waarden. De gemeente wenst deze waarden te beschermen, maar tevens recht te doen aan het huidig agrarisch gebruik, wat voortgezet dient te kunnen worden. Snoeien van griend is dus rechtstreeks mogelijk. Indien de eigenaar op termijn een andere teelt ter plaatse wil telen is dit mogelijk, maar dient wel getoetst te worden aan het omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 3. Samenvatting 1. Bouwblok op maat Omdat het bedrijf op korte termijn (uitbreiding plaats ruwvoeropslag) in het gedrang dreigt te komen en op een eerder verzoek om uitbreiding van het bouwblok voor de lange termijn niet kon worden ingegaan, wordt voorgesteld mee te werken aan een geringe uitbreiding c.q. verschuiving van het bouwblok waardoor zonder een forse uitbreiding de bedrijfsvoering voort te zetten. Beoordeling Het in het ontwerp opgenomen bouwvlak is overeenkomstig het vigerende bouwvlak. De gevraagde verandering van het bouwvlak betreft een gedeeltelijke vormverandering in combinatie met een beperkte uitbreiding. Ter plaatse geldt op grond van de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant de aanduiding agrarisch gebied. In het bestemmingsplan is de bestemming Agrarisch 1 met de aanduiding wro-zone aanlegvergunning openheid opgenomen. De gewenste uitbreiding is beperkt en ligt recht achter het vigerende bouwvlak. Hiermee wordt de landschappelijke openheid niet onevenredig aangetast. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: de verbeelding wordt aangepast conform het aangeleverde kaartje 2. Archeologie (verbeelding en artikel 23) a. Het aanduiden van gebieden met archeologie verwachte waarden (artikel 23 Waarde - Archeologie aandachtsgebied) op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie gaat ons te ver. Bezwaar wordt gemaakt tegen de aangeduide "verwachte waarde" en verzocht wordt tot de uitkomsten van het aangegeven nader onderzoek bekend zijn, niet de dubbelbestemming "Waarde Archeologie aandachtsgebied op de verbeelding op te nemen. Beoordeling Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder A. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: de verbeelding wordt aangepast conform de door de gemeente vastgestelde Erfgoedkaart. b. Moeite is er met de maximale diepte van 30 cm (artikel ) tot waarvoor het verbod niet geldt, ook al omdat door normale grondbewerkingen er sprake is van geroerde grond tot een grotere diepte met ploegen, cultivateren en woelen, Deze maatvoering dient verhoogd te worden naar 90 cm. 40

41 Bezwaar wordt gemaakt tegen het verbod tot het rooien van boomgaarden, omdat door deze activiteiten er geen aantasting kan zijn van archeologische waarden, omdat er al sprake is van in het verleden geroerde gronden. Voorts zijn de meeste agrarische gronden in het recente verleden ook al eerder geroerd tot een diepte van 70 tot 100 cm vanwege diepploegen, mengwoelen, drainage, aanplant en rooien van boomgaarden en beplanting. Verzocht wordt: - Het verbod onder sub b., c., d., g. en h. uit de regels weg te laten, of in het uiterste geval tenminste onder sub.a de maat van 30 cm te vervangen door 90 cm; - Onder de uitzonderingen in artikel in ieder geval een bepaling op te nemen waarin de belanghebbende aantoont dat de betreffende gronden in het recente verleden geroerd zijn en derhalve in de bovenste laag (van bijvoorbeeld 90 cm) geen archeologische waarden onevenredig geschaad kunnen worden. Beoordeling Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder A. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: per archeologische verwachtingswaarde wordt aangegeven welke diepte en oppervlakte kunnen worden uitgezonderd van de onderzoeksplicht. 3. Gebruiksregels en wijzigingsbevoegdheid mestbewerking (artikelen 3.4 en 4.4.annex en 4.7.4) a. Het strijdig verklaren onder sub o om mest te be- of verwerken is nogal absoluut, zeker waar het tot de normale bedrijfsvoering hoort. Daarom wordt verzocht om hier aan toe te voegen de woorden "op industriële wijze." b. In de regels is geen bevestiging opgenomen, zoals in de Nota van inspraak aangegeven, dat vergisting mestbe- en verwerking zijn toegestaan tot ton op jaarbasis. Verzocht wordt dit in de regels te bevestigen en om strijdigheid met artikel onder o. te voorkomen. c. Verzocht wordt deze voorziening zoals in de wijzigingsbevoegdheid genoemd, met recht toe te staan dan wel mogelijk te maken via een ontheffing c.q. afwijking. d. De maximale oppervlakte ad. 250 m2 is, zo blijkt in de praktijk, te beperkt om een vergistingsinstallatie te realiseren. Verzocht wordt de oppervlakte om maximaal m2 te stellen. Beoordeling Zie hiertoe de zienswijzebeantwoording van de ZLTO, zienswijzenummer 2, onderdeel 13.. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: de wijzigingsbevoegdheid uit en (ontwerp) zal worden verwijderd. 4. Archeologie aandachtsgebied Het aanduiden van gebieden met archeologie verwachte waarden (artikel 23 Waarde Archeologie aandachtsgebied) op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie gaat ons te ver. Bezwaar wordt gemaakt tegen de aangeduide "verwachte waarde" en verzocht wordt tot de uitkomsten van het aangegeven nader onderzoek bekend zijn, niet de dubbelbestemming "Waarde Archeologie aandachtsgebied op de verbeelding op te nemen. Beoordeling Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding en regels: conform de thematische beantwoording ecologische verbindingszone archeologie. 41

42 5. WRO-zone Ecologische verbindingszone Grote delen van het plangebied hebben de aanduiding 'wro-zone ecologische verbindingszone' gekregen. De realisering hiervan is binnen de komende jaren onzeker geworden. Bovenal zijn de gebieden zodanig groot weergegeven dat de aanduiding niet in relatie staat tot het feitelijke doel. Er wordt vanuit gegaan dat de planologische praktijk in de toekomst het niet noodzakelijk maakt om deze zoekgebieden zo ruim aan te duiden. Verzocht wordt deze aanduidingen niet op de verbeelding aan te geven. Beoordeling Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder B. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding en regels: conform de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder B ecologische verbindingszone. 4. Samenvatting De zienswijze heeft betrekking op het perceel Hoekje 14 te Almkerk dat hun eigendom is. Verzocht wordt de bestemming 'Wonen' aan de westzijde uit te breiden waardoor het mogelijk wordt daar een bijgebouw te realiseren. Om meerdere redenen, esthetica, bezonning, bereikbaarheid vanaf de openbare weg en de afstand tot de Alm is groter, heeft dit de voorkeur. De bereidheid bestaat een gedeelte, ca. 235 m2, van het perceel aan de zuidzijde met de bestemming 'Wonen' ter compensatie om te zetten in de bestemming 'Agrarisch, zodat daarmee de oppervlakte van het bestemmingsvlak gelijk blijft. Beoordeling Het perceel dat bij het bestemmingsvlak getrokken zou moeten worden, is gelegen in een gebied dat in de concept Visie bebouwingsconcentraties is aangewezen als waardevol open gebied. De doelstelling is om hier een doorzicht naar de Alm te houden. Met het toevoegen van dit perceel aan het bestemmingsvlak Wonen vindt geen onevenredige aantasting plaats van het doorzicht naar de Alm; hiermee ontstaat namelijk geen aaneengesloten bebouwing die het open stuk geheel opvult. Daarnaast zijn de gronden gelegen binnen de provinciale aanduiding groenblauwe mantel, uit de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant. Het perceel waarop de woning, alsmede de huidige tuin is gelegen, zijn eveneens binnen deze aanduiding gelegen. Het verzoek is gericht op het omklappen van het bestemmingsvlak Wonen, waarmee het de bedoeling is om de tuin aan de oostzijde van de woning te situeren in plaats van aan de westzijde. De huidige tuin zal dan moeten worden ontdaan van verhardingen en bebouwing, en weer moeten worden ingericht als weiland, om te voldoen aan de bestemming Agrarisch. Daarmee zal er geen extra verstening ontstaan en de bebouwing zal nog steeds geclusterd aanwezig zijn. Aangezien de omvang van het bestemmingsvlak gelijk zal blijven, en de huidige tuin zal worden ingericht als agrarische gronden, is er geen verschil met de huidige situatie. Daarmee is het omklappen van het bestemmingsvlak Wonen niet in strijd met de doelstellingen van de groenblauwe mantel. Om het inrichten van de huidige tuin als agrarisch gebied zeker te stellen, is hiertoe een overeenkomst met de indiener van zienswijze gesloten. Uitsluitend onder deze voorwaarde kan worden meegewerkt aan de vormverandering van het bestemmingsvlak Wonen. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: de gronden ten oosten van de woning worden opgenomen binnen het bestemmingsvlak Wonen; de gronden ten westen en ten noorden van de woning worden opgenomen binnen de daar geldende agrarische bestemming, te weten Agrarisch met waarden. De omvang van het bestemmingsvlak blijft gelijk. 42

43 5. Samenvatting 1. De zienswijze nr 34 inzake de uiterwaarden van Giessen en Rijswijk wordt van harte onderschreven. 2. Daaraan wordt toegevoegd dat met veel andere bewoners heel erg genoten wordt van de natuur zoals die nu aanwezig is, van de bedrijvigheid van de agrariërs en van de vele vogels die regelmatig in grote zwermen aanwezig zijn. Beoordeling Zie hiertoe de beantwoording van zienswijze 34. Conclusie Zie hiertoe de conclusie bij de beantwoording van zienswijze Samenvatting 1. Meerdere malen is, zonder succes, in het kader van het dierenwelzijn, verzocht om toestemming voor het realiseren van een schuilgelegenheid voor vee op de percelen kadastraal bekend als sectie E nr. 317 (Oude Doorn) en sectie E nr (Provincialeweg Noord). Ook de voormalig minister van LNV, minister Verburg, heeft zich in de Tweede Kamer positief uitgelaten over het treffen van voorzieningen voor dit doel. Verzocht wordt het ontwerpbestemmingsplan zo te wijzigen dat het mogelijk wordt op genoemde percelen schuilmogelijkheden te bouwen met een oppervlakte van elk 50 m 2 met wat betreft de vorm en plaats respect voor de omgeving. Dit in overleg met de gemeente. Het zal een meerwaarde voor het buitengebied kunnen opleveren. Beoordeling 1. De strekking van de inspraakreactie is gelijk aan de ingediende zienswijze. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijze, onder E. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 7. Samenvatting 1. In artikel is als algemene regel voor gebouwen opgenomen dat de afstand tot de as van de als specifieke wegen aangeduide wegen een bepaald minimum aantal meters dient te zijn. Niet duidelijk is echter welke wegen welke aanduiding hebben. Dit is van belang voor de vraag welke afstandeis geldt. De afstandseis dient in geval van bestaande legale gebouwen en bouwwerken overeen te stemmen met de werkelijkheid. Dus geen afstandseis van bijvoorbeeld 20 meter waar bestaande woningen bijvoorbeeld op 15 meter van de as zijn gesitueerd. 2. Verwezen wordt naar artikel 33.1 waar onder de algemene bouwregels staat "Herbouw van deze bestaande gebouwen is niet toegestaan." In artikel wordt echter aangegeven dat herbouw van een bestaande woning onder bepaalde voorwaarden wel mogelijk is. Dient aan artikel 33.1 dan in ieder geval niet te worden toegevoegd "behoudens het bepaal;de in artikel "? Het is immers mogelijk dat er bestaande woningen zijn die niet in overeenstemming zijn met het ontwerpbestemmingsplan. Beoordeling 1. In het bestemmingsplan is iedere weg aangeduid met het type. Op is dit te raadplegen door op de betreffende weg te klikken, waarbij de vermelding komt welke aanduiding hier is opgenomen, behorende bij het betreffende wegtype. Ook op de analoge verbeelding (papieren kaart) is dit te zien, maar minder duidelijk, omdat het een groot aaneengesloten vlak betreft, en hier slechts één afkorting is opgenomen. 43

44 Daarnaast geldt voor bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen, dat deze kleinere maat ook is toegestaan. De gemeente heeft daarnaast besloten om een mogelijkheid te bieden om een kleinere afstand tot de weg mogelijk te maken. Hiervoor is een nadere afweging nodig via een binnenplanse omgevingsvergunning. Hierbij zullen een aantal aspecten worden afgewogen, zoals de stedenbouwkundige aanvaardbaarheid, de verkeersveiligheid en de effecten op het woon- en leefmilieu van de omgeving. 2. Het is inderdaad mogelijk dat er woningen (of andere gebouwen) bestaan die niet in overeenstemming zijn met dit bestemmingsplan. De woningen zijn allemaal bestemd, als deze legaal zijn opgericht en legaal worden bewoond. Daarnaast is in onder de tabel opgenomen dat bestaande grotere goot- of bouwhoogtes, dus gebouwd met bouwvergunning, als maximum gelden. Een woning zal daarom altijd in overeenstemming met het bestemmingsplan zijn opgericht, en daarmee dus niet vallen onder de regeling van De regeling in 33.1 is gericht op legale gebouwen (vaak kleine gebouwen) die zijn gesitueerd op een plek waar nu geen bouwmogelijkheden liggen. Deze gebouwen, mits met bouwvergunning of vergunningsvrij gebouwd, mogen worden herbouwd. De regeling in het bestemmingsplan is kloppend, dus er vindt op dit punt geen aanpassing plaats. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: in iedere bestemming wordt een binnenplanse omgevingsmogelijkheid opgenomen voor het verkleinen van de afstand tot de weg, met o.a. de afweging van de stedenbouwkundige aanvaardbaarheid, de verkeersveiligheid en de effecten op het woon- en leefmilieu van de omgeving. Hierbij zal aansluiting worden gezocht op de bepaling in waarin al een omgevingsvergunningsmogelijkheid voor een kleinere afstand tot de weg is opgenomen. 8. Samenvatting De zienswijze heeft betrekking op de watertoren aan de Provincialeweg Noord 96 in Almkerk (Uppel). Aangevoerd wordt dat de bestemming 'maatschappelijk' onjuist is daar de watertoren niet meer als zodanig in gebruik is. Onder overlegging van onder meer een bedrijfsplan wordt verzocht de bestemming 'maatschappelijk' te wijzigen in een zodanige bestemming dat er gewoond kan worden en een bed & breakfast kan worden uitgeoefend. Concreet wordt verzocht een woonbestemming toe te kennen met daarbij een wijzigingsbevoegd tot het wijzigen van deze bestemming in een bedrijfsbestemming. Verwezen wordt naar de reactie van het college op de inspraakreactie. Het college stelt daarin dat een ander gebruik van dit karakteristieke gebouw reëel is omdat de watertoren niet meer als zodanig in gebruik is. Het overgelegde plan voorziet in het realiseren van twee kamers voor bed & breakfast, een woning en een atelierruimte. Beoordeling De watertoren is inmiddels buiten functie. De gemeente is benaderd voor herbestemming van de watertoren. De gemeente wenst echter niet mee te werken aan de onderhavige plannen, vanwege het volgende: het ontbreken van voldoende parkeerruimte, het gegeven dat geen sprake is van een volwaardig bedrijf, inbreuk op de privacy, niet/onvoldoende gewaarborgd zijn van het veiligheidsaspect en het toevoegen van een woning in het buitengebied is in strijd met het ruimtelijke beleid en de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 44

45 9. Samenvatting a. De beoogde uitbreiding, zoals in de inspraakreactie is aangegeven, is om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk. b. Over het bouwblok is de aanduiding wro-zone-wijzigingsgebied ecologische verbindingszone opgenomen. Vooral omdat er plannen zijn, bij de gemeente ook bekend, om de bestaande bebouwing uit te breiden, wordt verzocht deze zone in zijn geheel te schrappen voor zover die ligt westelijk van de nabijgelegen sloot. Als hiermee niet wordt ingestemd wordt verzocht de zone smaller te maken, zodat die buiten het bouwblok komt te liggen. c. Voor het omzetten van grasland in bouwland/scheuren binnen de aanduiding wro-zoneaanlegvergunning kleinschalig landschap is een omgevingsvergunning nodig. Het is onduidelijk hoe deze eis moet worden uitgelegd in relatie met het gebruik van deze gronden. Is bij elke omzetting een omgevingsvergunning vereist? Als dit zo is geeft dit een administratieve en financiële belasting zonder dat er sprake is van een toegevoegde waarde. Verzocht wordt bij omzetting de verplichting van een omgevingsvergunning te schrappen. d. Het hier bedoelde gebruik van de percelen wisselt regelmatig van gras- naar bouwland en omgekeerd. Betekent dit dat deze werkwijze onder het overgangsrecht valt en dus zonder vergunning in de toekomst mag worden voortgezet? e. Onduidelijk is of de in artikel lid bedoelde 200 m2 betrekking heeft op verharding binnen of buiten het bouwblok. Duidelijkheid hierover is gewenst. Indien dit het maximale toegestane verhardingsoppervlak binnen het bouwblok is dan bestaat hiertegen bezwaar. Gezien de omvang van het bouwblok is deze oppervlakte onvoldoende om alle gewenste bebouwing met elkaar te verbinden. Verzocht wordt deze oppervlakte te vergroten naar 2000 m2. f. Verzocht wordt de aanduiding archeologisch aandachtsgebied op de percelen ten oosten, westen en zuiden van dit adres te verwijderen. De grond is reeds in 1968 geroerd in het kader van de toen plaatsgevonden ruilverkaveling waardoor diverse lagen van opeenvolgende historische perioden en voorwerpen verloren zijn gegaan. Beoordeling a. Uit de zienswijzennota blijkt niet expliciet op welke uitbreidingsplannen wordt gedoeld. In de inspraakreactie is gevraagd om een uitbreiding van het bouwvlak. In de beantwoording van de inspraakreactie is echter aangegeven dat een ruimtelijke onderbouwing van de gevraagde uitbreiding ontbreekt, alsmede een onderbouwing van de bedrijfseconomische noodzaak. Hierbij is geen onderbouwing ingediend, maar alleen de stelling van de noodzaak. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen onder F. Dit zal echter met een bedrijfsplan moeten worden onderbouwd. Op dit moment zijn onvoldoende gegevens bekend om uit te kunnen gaan van de bedrijfseconomische noodzaak. b. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen. Uit de zienswijzenota blijkt niet expliciet op welke uitbreidingsplannen wordt gedoeld. In de inspraakreactie is gevraagd om een uitbreiding van het bouwvlak. De aanduiding wro-zone wijzigingsgebied ecologische verbindingszone zal worden verkleind en zal hiermee buiten de aanduiding bouwvlak die in het ontwerp bestemmingsplan was opgenomen, komen te vallen. De afstand tot de oever van de watergang bedraagt namelijk ongeveer 60 m. De toekomstige totstandkoming van de ecologische verbindingszone wordt met het bestemmingsplan beschermd. Dit is zelfs een vereiste vanuit de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant. Een uitbreiding van het bouwvlak is binnen dit gebied niet mogelijk. c. Na heroverweging wordt het omzetten van grasland in bouwland / het scheuren van grasland van een dermate kleine invloed geacht op de landschappelijke waarde van het kleinschalig landschap, dat de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van deze werkzaamheden verwijderd zal worden uit de regels. d. Nee, dat betekent het niet. Gezien de beantwoording onder c. is een nadere uitleg niet meer relevant. 45

46 e. Daar is bedoeld dat dit verhardingen buiten het bouwvlak betreffen. Dit is echter ten onrechte niet opgenomen. De regels zullen op dit punt worden aangepast. Er vindt geen aanpassing in de genoemde oppervlaktemaat plaats, omdat boven de 200 m 2 altijd sprake is van een aantasting van de landschappelijke waarde van het kleinschalig landschap. f. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: het omzetten van grasland in bouwland / het scheuren van grasland zal worden verwijderd uit het omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van deze werkzaamheden binnen wro-zone aanlegvergunning kleinschalig landschap (3.6.4, bij vaststelling ook in en 5.6.4) onder l (bij vaststelling sub m en tevens in onder l en onder k) wordt aangepast, zodanig dat verhardingen binnen wro-zone aanlegvergunning kleinschalig landschap uitsluitend buiten het bouwvlak worden aangemerkt als strijdig gebruik. Toelichting: het omzetten van grasland in bouwland / het scheuren van grasland zal worden verwijderd uit het omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van deze werkzaamheden binnen wro-zone aanlegvergunning kleinschalig landschap 10. Samenvatting 1. WRO-zone Ecologische verbindingszone Grote delen van het plangebied met name agrarische gronden, waaronder een gedeelte van bij het bedrijf behorende percelen, hebben de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' gekregen. De realisering hiervan binnen de komende jaren is onzeker geworden. Bovenal zijn de gebieden zodanig groot weergegeven dat de aanduiding niet in relatie staat tot het feitelijke doel. Er wordt vanuit gegaan dat de planologische praktijk in de toekomst het niet noodzakelijk maakt om deze zoekgebieden zo ruim aan te duiden. Verzocht wordt deze aanduidingen niet op de verbeelding aan te geven. 2. Archeologie aandachtsgebied Het aanduiden van gebieden met archeologie verwachte waarden (artikel 23 Waarde - Archeologie aandachtsgebied) op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie gaat te ver. Bezwaar wordt gemaakt tegen de aangeduide "verwachte waarde" en verzocht wordt tot de uitkomsten van het aangegeven nader onderzoek bekend zijn, niet de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie aandachtsgebied op de verbeelding op te nemen. Beoordeling 1. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder B. 2. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder A. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels, verbeelding, toelichting: aanpassing conform de thematische beantwoording onder A en B 11. Samenvatting 1. Verzocht wordt de strook grond ten noorden van de woning Provincialeweg Noord 76 toe te voegen aan de functie 'Wonen.' Het betreft een strook met een breedte van ca. 5 meter. Bij de woning met nummer 59 is dit ook gebeurd, 2. Verzocht wordt aan de zuidkant langs het water waar in het verleden een woning stond, een strook van ca. 50 meter weer de functie 'Wonen' te geven waardoor het mogelijk wordt daar in de toekomst een woning te bouwen. Ook met het perceel op de hoek Gantelweg 3 - Provincialeweg Noord 67, nu in gebruik als parkeerplaats, is dit gebeurd. 46

47 Beoordeling 1. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen. Het betreffende perceel is ingericht als tuin, behorend bij de woning, en zal derhalve worden toegevoegd aan het bestemmingsvlak Wonen. 2. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen. Een woning zal hier niet worden toegestaan. In het vigerende bestemmingsplan, bestemmingsplan Buitengebied 1997, is hier ook geen aanduiding ten behoeve van een woning opgenomen. Dit betreft een verschil met de woning aan Gantelweg 3, waarvoor in het vigerende bestemmingsplan wel een aanduiding ten behoeve van een woning is opgenomen. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: het kadastrale perceel 1301, ten noorden van de woning wordt toegevoegd aan de bestemming Wonen. 12. Samenvatting Verzocht wordt de bestemming 'Wonen' aan de noordzijde van het perceel uit te breiden zoals op een bijgevoegde situatie is aangegeven. De reden daarvan is dat dit deel reeds enkele jaren als tuin inb gebruik is. Beoordeling 1. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen. Het betreffende perceel betreft een stuk weiland en is daarmee niet ingericht als tuin. Het betreffende perceel wordt derhalve niet toegevoegd aan het bestemmingsvlak Wonen. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 13. Samenvatting 1. Eerder is reeds aan het college verzocht medewerking te verlenen aan een vormverandering van het agrarisch bouwvlak op de locatie Uitwijksestraat 11 te Uitwijk. Die verandering houdt verband met een beoogde bouw van een nieuwe melkveestal die voldoet aan de wet- en regelgeving op het vlak van het dierenwelzijn en milieu. Oostelijk van het bouwvlak is sprake van een concentratie van vier burgerwoningen. Vanuit ruimtelijk oogpunt en uit voorzorg zoveel mogelijk afstand te bewaren tot de bedoelde burgerwoningen is een oostelijke uitbreiding ongewenst en ligt een uitbreiding in westelijke richting meer voor de hand. Eenzelfde omvang aan de oostzijde kan dan worden ingeleverd. Aan de westzijde is het bouwblok prima te ontsluiten via een al aanwezige dam. Op een overgelegde situatietekening is het een en ander verbeeld. 2. Verbazing is er over de reactie van het college op het eerdere verzoek hieraan mee te werken. Er zijn door het college voorwaarden gesteld, die uitmonden in een volledige ruimtelijke onderbouwing. Het voorstel beantwoordt aan de voorwaarden zoals door het college gesteld. De afstand tot de aanwezige burgerwoningen wordt vergroot, er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische en waterhuishoudkundige waarden. Verzocht wordt dan ook de voorgestelde aanpassing van het bouwblok in dit bestemmingsplan op te nemen. Beoordeling 1. Ter plaatse geldt de waarde openheid als te beschermen landschappelijke waarde. De nieuwe situering brengt geen aantasting van deze waarde met zich mee, aangezien de strook die aan de oostzijde wordt verwijderd, in gelijke vorm aan de westzijde wordt toegevoegd. Hiermee behoudt het bouwvlak dezelfde breedte als in het ontwerp bestemmingsplan. De gemeente kan instemmen met de argumenten die in de zienswijze worden aangedragen voor de vormverandering. 47

48 De gronden zijn gelegen binnen de provinciale aanduiding agrarisch gebied uit de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant. Met het omklappen van het perceel zal de omvang van de aanduiding bouwvlak gelijk blijven. Daarmee zal er geen extra verstening ontstaan en de bebouwing zal nog steeds geclusterd aanwezig zijn. Aangezien de omvang van het bouwvlak gelijk zal blijven is er geen verschil met de huidige situatie. Daarmee is het omklappen van de aanduiding bouwvlak niet in strijd met de doelstellingen van het agrarisch gebied. Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: vormverandering van het bouwvlak wordt verwerkt. 14. Samenvatting Bezwaar wordt gemaakt tegen het ontwerpbestemmingsplan en de planmer en betreft het perceel dat kadastraal bekend is als gemeente Woudrichem sectie I 12 en is in gebruik als grasland. Het perceel heeft nu de bestemming 'Agrarisch' waaraan met het voorliggend bestemmingsplan de nadere gebruiksaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone wordt toegekend. Dit leidt tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden. 1 Artikel Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn in het voorliggende bestemmingsplan niet meer mogelijk, dit in tegenstelling tot het oude plan. Verder bemoeilijkt de aanduiding wrozone wijzigingsgebied ecologische verbindingszone omschakeling van bedrijfsvorm, vergroting en/of vormverandering van een agrarisch bouwvlak, of nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf. Ook wordt gevreesd dat de gemeente de bestemming van de gronden gaat wijzigen in Natuur. 2 Artikel 2.7 Geoordeeld wordt dat de wijziging die het voorliggende bestemmingsplan met zich meebrengt ten aanzien van het perceel van de indieners van de zienswijzen in strijd is met de vereiste goede ruimtelijke ordening en met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel. 3/4/5 Artikel Aldus de indiener van de zienswijze ontbreken onderdelen van de toelichting of zijn deze onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Het gaat hierbij om: - een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen; - een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen van de waterhuishouding; - de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 Awb verrichte onderzoek 6 Artikel Gesteld wordt dat de nadere aanduiding ecologische verbindingszone op het betreffende perceel in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Van een verbinding tussen natuurgebieden is geen sprake. Vandaar dat wordt gesteld dat de boogde ecologische verbindingszone op het betreffende perceel niet realiseerbaar wordt geacht en niet in het belang van de natuurontwikkeling. Er is niet inzichtelijk gemaakt waarom hier een ecologische verbindingszone gevestigd zou moeten worden. Een agrarisch gebruik is gezien de locatie passender. 7 Artikel Als gevolg van de beoogde bestemmingswijziging worden de gronden minder waard, waardoor de inkomsten uit pacht zullen afnemen. Wanneer de inkomsten afnemen zal dit sociaal-culturele gevolgen hebben voor de gemeenschap. Uit het bestemmingsplan en toelichting blijkt nergens dat de economische en sociaal-culturele belangen van de indiener van de zienswijze zijn onderzocht of hebben meegewogen bij de totstandkoming van het ontwerpbestemmingsplan. 8 Artikel 5 Met betrekking tot de plan-mer zijn procedureel onduidelijkheden. Gesteld wordt dat de notitie Reikwijdte en Detailniveau bij de ter inzage gelegde stukken ontbrak, waardoor toetsing van de Plan-MER aan de notitie niet mogelijk was. En bij de kennisgeving van het voornemen om een ontwerpbestemmingsplan voor te bereiden, is geen melding gemaakt van het voorgenomen Plan- MER. 9 Artikel

49 De Plan-MER is, aldus de indiener van de zienswijze, onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. Zo zou het Plan-MER duidelijkheid moeten geven over de locaties waar de ecologische verbindingszones gevestigd zouden moeten worden en aan welke criteria die locaties zouden moeten voldoen. Ook is onduidelijk waarom de betreffende locatie als ecologische verbindingszone aangemerkt zou moeten worden. 10 Artikel De indiener van de zienswijze is van oordeel dat het Plan-MER in strijd is met artikel 7.10 Wm en met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel, tot stand is gekomen. Het Plan-MER biedt geen stabiele grondslag voor het voorliggende bestemmingsplan. Voorliggend bestemmingsplan kan dan ook niet worden vastgesteld. Beoordeling 1. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen. Ter plaatse zal de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied ecologische verbindingszone worden aangepast conform de uitleg in de thematische beantwoording ten aanzien van de ecologische verbindingszone. Dit leidt er in casu toe dat deze aanduiding niet meer over het kadastrale perceel Woudrichem, I 12, aan de Provincialeweg Oost, gelegen zal zijn. De genoemde beperkingen voor agrarisch gebruik zullen daarmee niet meer van toepassing zijn. Wel wil de gemeente er op wijzen dat een eventuele wijziging naar de bestemming Natuur, zoals deze gekoppeld is aan de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied ecologische verbindingszone, op vrijwillige basis geschiedt. Dit is niet een mogelijkheid die door middel van een wijzigingsbevoegdheid kan worden afgedwongen van een grondeigenaar, waarmee ook geen strijd met het rechtszekerheidsbeginsel bestaat. 2. De aanduiding wro-zone wijzigingsgebied ecologische verbindingszone komt voort uit het provinciale beleid. In de paraplunota (het ten tijde van het ontwerp bestemmingsplan geldende provinciale beleidskader) ging uit van een bescherming van de mogelijkheid om in de toekomst ecologische verbindingszones te realiseren, waarbij de ecologische verbindingszone gedeeltelijk kan bestaan uit een robuuste verbindingszone, of uit het creëren van stapstenen. De begrenzing van dit gebied was gericht om deze toekomstige realisatie van de ecologische verbindingszone te beschermen. Huidig gebruik zou namelijk deze toekomstige mogelijkheden teniet kunnen doen. Deze doelstelling van natuurontwikkeling is zelfs rijksbeleid, dat door de provincies is doorvertaald. Hiermee is geen sprake van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Dit is tevens uitgelegd in de toelichting in paragraaf , waarmee voldaan is aan het motiveringsbeginsel. De beperkingen die aan deze aanduiding gekoppeld waren, heeft de gemeente beoordeeld als aanvaardbaar. Agrarisch gebruik blijft namelijk gewoon mogelijk, alleen waren er ten aanzien van een aantal zaken wat extra toetsingsmomenten noodzakelijk. Hiermee is geen sprake van strijd met het evenredigheidsbeginsel. 3. De toelichting van het bestemmingsplan laat een uitgebreid onderzoek zien. In hoofdstuk 2 is uitgeschreven welk beleid van hoger af doorwerkt in het bestemmingsplan. Vervolgens is in hoofdstuk 3 een specifieke gebiedsanalyse opgenomen, per gebied beschreven welke waarden en kenmerken er gelden. Het beschreven ruimtelijke beleid gecombineerd met de gebiedsanalyse heeft geleid tot de gebiedsbestemmingen. In hoofdstuk 4 is hierop uitgebreid ingegaan. In paragraaf 4.5 is specifiek uitgelegd hoe omgegaan wordt met de huidige natuurwaarden en toekomstige natuurontwikkeling in het bestemmingsplan is geregeld. Daarbij is uitvoerig uitleg gegeven over de totstandkoming van de begrenzing van de te ontwikkelen ecologische verbindingszone. Aangezien deze nog niet gerealiseerd is, is het huidige agrarische grondgebruik redengevend geweest voor het opnemen van de bestemming Agrarisch in plaats van de bestemming Natuur voor de reeds gerealiseerde delen van de ecologische verbindingszone. Deze redengeving is opgenomen in de toelichting en niet in een ander bijbehorend stuk. De toelichting heeft tezamen met het bestemmingsplan (regels en verbeelding) ter visie gelegen. Daarmee is niet gehandeld in strijd met de eis van artikel 3.8, eerste lid aanhef en onder a Wro. Aangezien de toelichting een uitgebreide uitleg geeft over de toegekende bestemmingen is niet gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 3.1.6, eerste lid aanhef en onder a Bro. 49

50 4. De waterberging vindt niet alleen plaats in ecologische verbindingszones, maar ook in andere gebieden; de toelichting gaat hierop in 6.11 nader in. De waterberging in de ecologische verbindingszones komt pas aan bod bij de realisatie van de natuurontwikkeling in de vorm van een ecologische verbindingszone. De gronden zullen in het vast te stellen bestemmingsplan niet meer zijn gelegen binnen de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied ecologische verbindingszone, waarmee een wijzigingsbevoegdheid naar Natuur niet aan de orde is. 5. Onder 3 is reeds aangegeven dat de aanduiding een doorwerking betreft van beleid van hogere overheden, in dit geval is rijksbeleid, dat weer doorwerkt in provinciaal beleid, wat moet worden vastgelegd in een bestemmingsplan. Hierbij heeft een toets plaatsgevonden omtrent het huidige gebruik, danwel of gronden reeds zijn verworven door een natuurbeherende organisatie. Dit is redengevend geweest voor de gekozen bestemming. Een nadere afweging of gronden in aanmerking komen voor het ontwikkelen als ecologische verbindingszone is niet aan de orde, gezien de doorwerking van het hogere beleid en daarmee de verplichting beschermende maatregelen te treffen in het bestemmingsplan zodat de toekomstige ontwikkeling als ecologische verbindingszone niet ongedaan gemaakt worden. Hiermee is voldaan aan de onderzoeksplicht zoals dit wordt vereist op grond van artikel 3:2 Awb en aan de verantwoordingsplicht hieromtrent, zoals vereist op basis van 3.1.6, eerste lid aanhef en onder d Bro. Aangezien dit in de toelichting is verwoord, en dit als bijbehorend stuk bij het bestemmingsplan tervisie is gelegd, is tevens voldaan aan artikel 3.8, eerste lid aanhef en onder a Wro. 6. Zoals onder 3 reeds aangegeven betreft de aanduiding een doorwerking van beleid van hogere overheden, in dit geval is rijksbeleid, dat weer doorwerkt in provinciaal beleid, wat moet worden vastgelegd in een bestemmingsplan. Hierbij wordt verwezen naar de thematische beantwoording van de zienswijzen ten aanzien van het aspect ecologische verbindingszone. Naast het opnemen van een andere beschermingszone, heeft er ook een herbegrenzing van de te realiseren ecologische verbindingszone plaatsgevonden. Deze loopt nu als volgt; het betreft de felgroene gebieden: Daarmee komen de gronden van de Diaconie niet meer aanmerking voor de toekomstige realisering van de ecologische verbindingszone. De provincie heeft in de vooroverlegreactie geen vragen gesteld over de opgenomen EVZ s, maar juist over het ontbreken van EVZ s. Hieruit blijkt zelfs dat er geen sprake kan zijn van het niet opnemen van een begrenzing, als deze op provinciaal niveau is aangewezen. 50

51 7. Er is geen sprake van een bestemmingswijziging maar van een voortzetting van de vigerende bestemming, met een toevoeging van een afweging ten aanzien van het toekomstig realiseren van een ecologische verbindingszone. De gemeente heeft de beperkingen in de gebruiksmogelijkheden niet dermate groot geacht, dat daarmee het agrarisch gebruik niet meer op een doelmatige wijze kan plaatsvinden. Het betreft enkel het plaatsen van teeltondersteunende voorzieningen dan niet meer mogelijk is. Dat betekent nog niet, zonder dat dit nader is aangetoond, dat dit tot een derving van inkomsten leidt, die zodanig groot is dat dit gevolgen heeft op het sociaal-culturele vlak voor de gemeenschap. De gemeente heeft in redelijkheid kunnen beslissen dat het belang van de realisering van de ecologische verbindingszone van groter belang moet worden geacht, dan de stelling dat sprake is van een derving van inkomsten. Mochten hieruit toch zodanig grote financiële gevolgen voortvloeien, dan bevat de Wro hiervoor mogelijkheden om planschade vergoed te krijgen. Hierbij wordt echter een drempelwaarde in acht genomen. Van strijd met een goede ruimtelijke ordening, het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel is dan ook geen sprake. 8. Het voorontwerp bestemmingsplan heeft van 29 juni tot en met 9 augustus 2009 ter inzage gelegen, tegelijkertijd met de Nota reikwijdte en detailniveau. Op dat moment is voldaan aan het vereiste van 7.9 van de Wet milieubeheer (voor 1 juli 2010 bekend onder nummer 7.11c). Dit is dus ruimschoots voor het moment van het als ontwerp ter visie leggen van het bestemmingsplan. Vervolgens is tegelijkertijd met het ter visie leggen van het ontwerp, de plan-mer ter inzage gelegd, waarmee voldaan wordt aan het vereiste uit 7.11 lid 2 onder a van de Wet milieubeheer. Van enige strijd met de Wet milieubeheer of andere wettelijke regeling is dan ook geen sprake. 9. De aanwijzing van de ecologische verbindingszones heeft op een ander niveau plaatsgevonden dan op bestemmingsplanniveau. De enige rol die het bestemmingsplan hierin nog kan vervullen is een zodanige bescherming te bieden dat de toekomstige realisering van de EVZ s niet in de weg staat. De aanwijzing van EVZ s geschiedt op rijks- en provinciaal niveau. Op dat niveau wordt dan ook de geschiktheid beoordeeld en speelt de keuze van alternatieven een rol. Op het gemeentelijke niveau is dat niet meer aan de orde, en richt de MER zich daarop dan ook niet. Met de verwijzing naar het opnemen van bepalingen in een wijzigingsbevoegdheid, zoals is beschreven in paragraaf 8.3, wordt gedoeld op het opnemen van beschermde voorwaarden voor de Natura-2000 gebieden. Een wijzigingsbevoegdheid naar Natuur ter realisering van de EVZ voldoet hieraan vanzelfsprekend. 10. De plan-mer is nader aangevuld, waarmee tegemoet gekomen wordt aan de opmerkingen van de commissie MER. De conclusies die daaruit voortvloeien zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Deze aanpassingen hebben geen betrekking op de ecologische verbindingszones. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied ecologische verbindingszone wordt conform de thematische beantwoording onder B aangepast, alsmede gehersitueerd conform de begrenzing uit de Verordening Ruimte. 15 Samenvatting Bezwaar bestaat tegen de in het plan opgenomen mogelijkheid om achterop het perceel kadastraal bekend gemeente Woudrichem sectie F 318, 319 en 320, plaatselijk Midgraaf 15, eventueel een groenstrook te realiseren. Aan een verkoop van de betreffende gronden wordt niet meegewerkt. Beoordeling De percelen F318 en F319 worden niet teruggevonden. Vermoed wordt dat hier door een transactie een verandering in nummering heeft plaatsgevonden, en dat dit perceel 678 en 679 betreft. Daarnaast wordt aangenomen dat met de benaming groenstrook wordt gedoeld op een toekomstige ecologische verbindingszone. Hiertoe wordt verwezen naar de thematische beantwoording van de zienswijzen. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 51

52 16. Samenvatting 1. Artikel 1 (1.29 boerderij/gebouw en woon/boerderij) Aandacht wordt gevraagd voor de op het terrein van voormalige boerderijen voorkomende bijgebouwen zoals zomerkeukens, spoelhokken, stallen e.d. mits die een erfgoedwaarde hebben. Geadviseerd wordt om hier de 80 m2 aan toegestane bijgebouwen te verruimen zodat die niet gesloopt kunnen worden. De erfgoedwaarde kan door een deskundige, bijvoorbeeld de monumentencommissie worden vastgesteld. 2. Artikel 2.5 (inhoud van een bouwwerk) De formulering "dat de inhoud gemeten wordt tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen" is een verslechtering ten opzichte van het geldend plan waarin uitgegaan werd van de bovenzijde. Een forse achteruitgang zelfs. Het wordt bijvoorbeeld moeilijk een woning met een rieten kap te realiseren. Hiervoor zou een vrijstelling (van de voorgeschreven inhoud van maximaal 600 m3) opgenomen kunnen worden van 50 m3. Ook wordt verwezen naar de regelgeving vanuit het Bouwbesluit die met ingang van 1 januari 2011 beduidend zwaarder zijn. Als de regels te strak zijn zal geprobeerd worden via allerlei vergunningsvrije omwegen of bijgebouwen toch het bouwprogramma te realiseren. 3. Artikel (maatvoering paardenbak) De binnenwerkse maten van een standaard paardenbak bedragen 20 x 40 m en 20 x 60 m voor dressuur bij paarden in een hogere klasse. Deze maten zijn exclusief een hekwerk dat altijd schuin naar buiten staat. Geadviseerd wordt om deze regel zo aan te passen dat dit in de praktijk geen probleem wordt. 4. Begrip cultuurhistorie In het kader van de nieuwe regelgeving MOR, BOR en Wabo is dit begrip vervangen door erfgoed9- waarde). Geadviseerd wordt het bestemmingsplan hiermee in overeenstemming te brengen. 5. Voormalig agrarisch perceel Eng 5 te Uitwijk Het voornemen bestaat de bestaande voormalige agrarische bebouwing aan de oost- en westzijde van de Eng te slopen waardoor een kwaliteitsverbetering ontstaat. Als compensatie hiervoor wordt verzocht de bouw van enkele woningen mogelijk te maken. Hiervoor is een herinrichtingsvoorstel gemaakt, gedateerd 23 augustus Over de haalbaarheid hiervan is bestuurlijk overleg gaande met name over het aantal te bouwen woningen. Om de rechten van de opdrachtgever te waarborgen wordt verzocht voor de betreffende percelen een zodanige bestemming te kiezen dat een toekomstige, door alle partijen gewenste, ontwikkeling niet zal worden geblokkeerd. Er wordt een woonbestemming voorgesteld met een wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende percelen. Beoordeling 1. De gemeente is van oordeel dat de geboden bebouwde oppervlakte niet vergroot behoeft te worden, omdat deze omvang voldoende ruimte biedt aan bergingsmogelijkheden en een verdere verstening van het landschap moet worden voorkomen. De gemeente draagt op een andere wijze bij aan de instandhouding van cultuurhistorisch waardevolle panden. In het bestemmingsplan wordt namelijk bij omschakelingsmogelijkheden de verplichting van sloop van alle overtollige bebouwing vereist. Hiervan zijn de cultuurhistorisch waardevolle panden uitgesloten. Daarnaast worden er extra functionele mogelijkheden geboden aan of bij gebouwen met cultuurhistorische waarde, zodat hiermee inkomsten kunnen worden gegenereerd ter instandhouding van de cultuurhistorisch waardevolle gebouwen. 2. De formulering van de inhoudsmaat is vastgelegd in de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008, dat op basis van de Wro moet worden aangehouden bij het opstellen van bestemmingsplannen. Bestaande bebouwing heeft geen hinder van de isolatiewaarde die in het Bouwbesluit is voorgeschreven. Daarnaast is de bepaling opgenomen dat wanneer de bestaande inhoud van de woning meer bedraagt dan 600 m 3, die bestaande inhoud als maximum geldt ( sub b). Daarmee is ondervangen dat woningen terug zouden moeten vallen op een kleinere inhoudsnorm. Vanzelfsprekend bestaat de mogelijkheid om gebruik te maken van omgevingsvergunningvrije mogelijkheden voor bouwen. Die mogelijkheden gelden onverkort. 52

53 Zelfs al zou de inhoudsmaat worden aangepast, dan nog blijven de omgevingsvergunningvrije mogelijkheden geldt. Per saldo zal dit dan tot een grotere verstening in het buitengebied leiden, wat niet gewenst is. 3. Een paardenbak binnen de bestemming Wonen is bedoeld voor hobbymatig gebruik. Dressuur voor paarden in een hogere klasse valt niet binnen het hobbymatig gebruik waarvoor een grotere paardenbak vereist zou zijn. Een paardenbak met de afmeting 20x60 is niet toegestaan. De gemeente ziet niet in dat hier een probleem ontstaat, aangezien de omvang van de paardenbak is vastgelegd op 800 m. Een bak van 20 m x 40 m voldoet hieraan. 4. De gemeente heeft het begrip erfgoedwaarde niet kunnen terugvinden in de BOR, MOR en Wabo. Daarnaast valt niet in te zien dat zaken niet goed geregeld zouden zijn met het gebruik van het begrip cultuurhistorische waarde. Van deze term is een begripsbepaling opgenomen, waarmee onverkort duidelijk is wat hieronder moet worden verstaan. 5. Vigerend heeft dit adres de bestemming Wonen; dit is gelijk aan de bestemming Wonen in het ontwerp bestemmingsplan. In de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant ligt dit in het gebied groenblauwe mantel. Het bouwplan is bij de gemeente bekend. Hierover heeft nog geen bestuurlijke besluitvorming plaatsgevonden. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen onder F. Vanwege het ontbreken van deze ruimtelijke onderbouwing, zal dit echter nog niet in dit bestemmingsplanproces kunnen worden verwerkt, maar zal een aparte procedure moeten worden doorlopen. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 17. Samenvatting De zienswijze heeft betrekking op het perceel Hoge Maasdijk 148a in Andel. Gevraagd wordt de feitelijke situatie, een woonfunctie, te legaliseren. Reeds 27 jaar geleden is door het college van burgemeester en wethouders toestemming verleend om de in de garage gerealiseerde woning te bewonen. In het geldend bestemmingsplan heeft het pand momenteel een woonbestemming. Dit blijkt ook uit de waardering van de WOZ (is gebaseerd op een woonbestemming). Beoordeling In het vigerende bestemmingsplan is een aanduiding wonen opgenomen voor zowel perceel Hoge Maasdijk 148 als 148a. Abusievelijk heeft nummer 148a geen bestemmingsvlak Wonen gekregen. Dit zal alsnog worden hersteld. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: Perceel Hoge Maasdijk 148a te Andel (kadastraalnummer 1712) krijgt bestemmingsvlak Wonen. Begrenzing vindt plaats op basis van luchtfoto. 18. Samenvatting Verzocht wordt het bestemmingsplan zo aan te passen dat de verkoop van vuurwerk mogelijk is en blijft. Eerder is door het college vrijstelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied 1997' verleend voor een periode van vijf jaren. De inrichting op deze locatie van waaruit de verkoop plaatsvindt voldoet aan alle eisen. Beoordeling In het verleden is een planologische procedure gevoerd om verkoop en opslag van vuurwerk toe te staan. Hieraan is geen termijn gekoppeld. Vuurwerk mag slechts in een beperkte periode van het jaar worden verkocht; de opslag kan het gehele jaar plaatsvinden. Deze mogelijkheid wordt in het bestemmingsplan in stand gelaten. 53

54 Aan de bestemming Agrarisch met de aanduiding glastuinbouw, zal een aanduiding worden toegevoegd waarmee verkoop en opslag van vuurwerk als nevenactiviteit wordt toegestaan. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: aan de bestemming Agrarisch met de aanduiding glastuinbouw, zal een aanduiding (sa-12) worden toegevoegd waarmee verkoop en opslag van vuurwerk als nevenactiviteit wordt toegestaan. Regels: aan de tabel in onder c (Agrarisch 1) wordt de aanduiding (sa-12) toegevoegd, waarmee verkoop en opslag van vuurwerk als nevenactiviteit wordt toegestaan. 19. Samenvatting Geconstateerd is, dat de permanente mestopslag westelijk van de Woudrichemseweg niet als zodanig is opgenomen op de verbeelding. In het geldend plan is dit wel het geval. In het antwoord op de inspraakreactie op het voorontwerp is toegezegd dat de opslag in het plan zal worden opgenomen. Beoordeling In het vigerende bestemmingsplan is sprake van een aanduiding ten behoeve van mestopslag, op afstand van het agrarisch bouwvlak. In de inspraaknota is reeds aangegeven dat dit ten onrechte niet was opgenomen. Per abuis is die aanpassing niet verwerkt. Deze aanpassing zal alsnog worden verwerkt. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: de aanduiding specifieke bouwaanduiding 1 zal worden opgenomen conform de vigerende aanduiding ten behoeve van mestopslag. Regels: In Agrarisch 2 in zal de aanduiding specifieke bouwaanduiding 1 worden opgenomen waarmee mestopslag buiten het bouwvlak wordt geregeld, met de bestaande omvang als maximum. 20. Samenvatting 1. Op korte termijn wil het bedrijf uitbreiden. Om die reden wordt verzocht de bestemming 'doorgroeigebied' voor de locatie Middenweg 20 te wijzigen in de bestemming 'glastuinbouw.' Een concrete bouwaanvraag kon niet in behandeling worden genomen omdat het nieuwe bestemmingsplan nog niet in werking is. 2. Gezien de huidige ontwikkelingen in de glastuinbouw wordt verzocht de maximale goothoogte op 8,5 meter te brengen. Dit is van belang uit een oogpunt van energiebesparing en het creëren van een stabieler klimaat. Verder blijkt uit onderzoek dat een goothoogte van 8,5 meter wenselijk is om alle benodigde techniek voldoende efficiënt in de kas te kunnen herbergen. Beoordeling: 1. Het bedrijf is conform de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant gelegen in agrarisch gebied en tevens binnen mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw. Het onderhavige bestemmingsplan biedt binnen bestemming Agrarisch 1, waarbinnen dit perceel is gelegen, de mogelijkheid om via wijzigingsbevoegdheid het bedrijf uit te breiden. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen onder F. Vanwege het ontbreken van deze ruimtelijke onderbouwing, zal dit echter nog niet in dit bestemmingsplanproces kunnen worden verwerkt, maar zal een aparte procedure moeten worden doorlopen. 54

55 2. Zie hiervoor de beantwoording van de ZLTO, onder zienswijzenummer 2, onderwerp 10. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 21. Samenvatting Reeds in 2006 is met een aanvraag voor een bouwvergunning medewerking gevraagd aan te bouwen woning op zijn perceel aan de Giessensesteeg in Giessen, kadastraal bekend als gemeente Woudrichem sectie G nr Wegens strijd met het bestemmingsplan is hieraan medewerking geweigerd en is de bouwvergunning niet verleend. Het college wees er daarbij op dat voorbereidingen worden getroffen voor een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied en dat het in dit kader de bedoeling was visies op te stellen voor een aantal bebouwingslinten en bebouwingsconcentraties waarin ook de Giessensesteeg zou worden betrokken. Geconstateerd is dat in het voorliggend bestemmingsplan geen bouwlocatie op het perceel is opgenomen. Hiermee wordt niet akkoord gegaan, vooral ook niet omdat, zo blijkt uit een verkennend onderzoek, er geen planologische bezwaren tegen bestaan. Cultuurhistorische waarden zijn niet in het geding, de woning past in het landschap en hij heeft op het perceel al veel nieuwe natuur ontwikkeld. Voorts wordt er op gewezen dat een ander wel een bebouwingsmogelijkheid krijgt aan de Giessensesteeg. Met een beroep op het gelijkheidsbeginsel wenst ook hij een bebouwingsmogelijkheid. Beoordeling Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder D. De betreffende locatie heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemming agrarisch gebied, waarbij geen aanduiding voor een woning is opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan biedt in het algemeen geen mogelijkheden om extra woningen nieuw te bouwen. De mogelijkheden om nieuwe woningen te bouwen zijn op grond van de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant beperkt tot bouwen binnen een bebouwingsconcentratie (H 11, artikel 11.2 t/m 11.4), waarbij dit in combinatie moet gaan met sloop van gebouwen. Het onderhavige bestemmingsplan wijst de bebouwingsconcentraties aan. Het onderhavige perceel is voor een beperkt deel gelegen binnen een bebouwingsconcentratie. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen onder F. De vergelijking die wordt getrokken met het bouwen ten behoeve van een hoveniersbedrijf gaat niet op. Hierbij is sprake van het op een nieuwe locatie bouwen, waarbij de achterlaatlocatie ingericht zal worden als agrarisch gebied. Het betreft hier een verplaatsing van een bouwmogelijkheid en niet het creëren van een volledige nieuwe bouwmogelijkheid. Hierop is nader ingegaan bij de beantwoording van de zienswijze van de provincie, zienswijzenummer 1. Het gelijkheidsbeginsel gaat alleen op als er sprake is van gelijke gevallen. Daarvan is in dit geval geen sprake. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 22. Samenvatting 1. Verzocht wordt de bestemming 'Wonen' uit te breiden. Het als zodanig in het ontwerpplan aangegeven bouwvlak is te beperkt van omvang. Volgens het bestemmingsplan staan de woning en de schuur op gronden met een agrarische bestemming. Voorgesteld wordt om de bestemming 'Wonen' uit te breiden tot op het kadastrale perceel 2265 en wel door het hart van de sloot. 2. Aan de zuidkant van de Gantelweg heeft betrokkene de percelen kadastrale percelen 186, 2086 en 2087 in eigendom. Deze hebben de bestemming 'Agrarisch.' Verzocht wordt de bestemming te wijzigen in die zin dat ook een schuilgelegenheid voor vee kan worden gebouwd. Als begrenzing van de beoogde bestemming wordt voorgesteld de lijn van de bestemming 'Wonen' van de aangrenzende percelen 2083, 2085 en 2088 aan te houden. 55

56 Beoordeling 1. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder C. In de onderhavige situatie is de begrenzing niet juist overgenomen, aangezien er nog gebouwen en deel van de tuin buiten het bestemmingsvlak zijn gelegen. Bij het beoordelen van de luchtfoto blijkt dat ook voor omliggende en tegenover gelegen percelen de begrenzing van het bestemmingsvlak Wonen niet juist is overgenomen. Gronden buiten de bestemming Wonen behoren ook nog tot de tuin. De naastgelegen percelen op nummer 14 en 16 hebben een tuin tot een diepte die gelijk is aan de gevraagde diepte voor huisnummer 12. Deze percelen zijn reeds ingericht als tuin en behoren dan ook de bestemming Wonen te krijgen. Het perceel met huisnummer 12 heeft echter de tuin niet tot die diepte ingericht als tuin. Om te zorgen voor gelijke mogelijkheden, zal het perceel van huisnummer 12, conform verzoek, worden uitgebreid tot de diepte van huisnummers 14 en 16. In onderstaand plaatje is een fragment van de verbeelding en de onderliggende luchtfoto te zien (bron: De rode cirkel betreft het onderhavige perceel, Gantelweg 12. In blauw is indicatief aangegeven wat de aangepaste begrenzing van het bestemmingsvlak Wonen zal worden. In de verbeelding zal dit nauwkeurig zijn opgenomen. 2.. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder E. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: de bestemmingsvlakken Wonen zullen worden aangepast, conform bovenstaande verbeelding, met inachtneming van kadastrale grenzen. Het betreft de percelen Gantelweg 12, 14, 16, 15 en Samenvatting + toelichting gemeente De omvang en motivering van de bezwaren ontbreekt bij de brief. Op 29 december 2010 telefonisch aan mevrouw Van Herwijnen gevraagd de brief aan te vullen. Gaf aan dat het de standaardbrief van ZLTO is. Beoordeling Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen, zienswijzenummer 2. Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats, conform de conclusie bij zienswijzenummer 2. 56

57 24. Samenvatting 1. De zienswijze heeft betrekking op de locatie Laagt 16 in Almkerk. Gebleken is dat de woning Laagt 17 in het agrarisch bouwvlak van Laagt 16 is opgenomen. Dit is onjuist. Het betreft een particuliere woning, die voor zover bekend nooit onderdeel heeft uitgemaakt van dit object. Verzocht wordt de woning Laagt 17 geen onderdeel uit te maken van het bouwvlak. 2. Tevens wordt verzocht het bouwvlak in noordelijke richting op te schuiven om problemen met de woning Laagt 17 te voorkomen. Ook wordt verzocht het bouwvlak de maximale oppervlakte van 1,5 ha te geven. Beoordeling 1. In het vigerende bestemmingsplan is op Laagt 16 en 17 één agrarisch bouwvlak opgenomen, waarbinnen de mogelijkheid bestaat om één bedrijfswoning op te richten. Er is geen sprake van een aanduiding ten behoeve van een (burger)woning, Laagt 17. In de zienswijze is aangegeven dat ter plaatse 1 burgerwoning aanwezig is. Er wordt bij deze beantwoording vanuit gegaan dat de woning aan Laagt 16 de bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf betreft. Uit archiefonderzoek blijkt dat ooit vergunning is verleend voor het oprichten van een schuur en voor het hoger maken van een verdieping. Deze schuur wordt nu bewoond. Hiervoor is geen vergunning of anderszins planologische medewerking verleend. In het kader van het bestemmingsplan kan geen medewerking worden verleend aan het toestaan van nieuwe woningen. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder D. 2. Onder 1. is geconcludeerd dat geen sprake kan zijn van een woning, en dat het gebouw behoort tot het agrarisch bouwvlak. Een bouwvlak zal alle bebouwing en verhardingen moeten omvatten, vanuit de kwaliteitseis dat bebouwing moet worden geclusterd en zuinig ruimtegebruik. Deze eis is ook opgenomen in de Verordening ruimte, H2. Er wordt geen medewerking verleend aan vormverandering van het agrarisch bouwvlak. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 25. Samenvatting De zienswijze heeft betrekking op de locatie Laagt 4 in Almkerk waaraan ten onrecht een woonbestemming is toegekend. In tegenstelling tot wat het college eerder heeft aangegeven geen agrarisch bedrijf meer uitgeoefend kan worden. In de nabijheid van de locatie ligt nog circa 40 ha landbouwgrond die geëxploiteerd wordt door een zusterbedrijf van deze holding en die deze locatie ook gebruikt. Voorts wordt aangegeven dat er strijd is met het provinciaal beleid. Door het teniet doen van de huidige agrarische bestemming wordt de verplaatsing van bedrijven, wat de voorkeur van de provincie heeft boven nieuw vestiging, naar een bestaande agrarische bedrijfslocatie onmogelijk gemaakt. Beoordeling Het toekennen van de bestemming Wonen is gebaseerd op het gegeven dat op betreffende locatie geen milieuvergunning meer aanwezig is. De 40 ha gronden waarop wordt gedoeld, zijn niet aangrenzend aan het bouwvlak gelegen. Het betrof een rundveebedrijf. Nu in de zienswijze is aangegeven dat nog bedrijfsmatige agrarische activiteiten wordt ontplooid, zal het toegekende bestemmingsvlak Wonen worden omgezet naar een agrarisch bouwvlak. De omvang van het bouwvlak zal daarmee worden verkleind ten opzichte van de vigerende omvang, aangezien maar een klein deel van het bouwvlak is bebouwd of verhardingen aanwezig. 57

58 Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 26. Samenvatting 1. Verzocht wordt in het bestemmingsplan het mogelijk te maken dat de bestaande, in slechte staat verkerende, bedrijfswoning wordt gesloopt om deze wat verder in het bouwblok met dezelfde inhoud te herbouwen. Bezwaar wordt gemaakt tegen de bepaling dat binnen de bestemming herbouw van een bestaande woning niet direct mogelijk is. Bij de inspraakreactie was een tekening gevoegd met daarop de gewenste nieuwe locatie. 2. Tevens wordt gevraagd de bouw van een nieuwe bedrijfsloods mogelijk te maken met een omvang van 15 bij 20 meter ten behoeve van de berging van machines en producten. 3. In de beoordeling van de inspraakreactie heeft het college aangegeven dat aan deze verzoeken in principe medewerking kan worden verleend als voldaan wordt aan een aantal in het bestemmingsplan genoemde voorwaarden. Onder overlegging van de argumenten en motivering hiervoor wordt gesteld dat aan deze voorwaarden kan worden voldaan zodat het mogelijk is aan de verplaatsing van de bedrijfswoning en de oprichting van de bedrijfsloods mee te werken. 58

59 Beoordeling 1. De ingediende zienswijze is gelijk aan de inspraakreactie. In de zienswijze is een reactie gegeven op de voorwaarden die behoren bij de omgevingsvergunningsprocedure voor het afwijken van de bouwregels ten behoeve van herbouw. Hierbij is echter sprake van een stelling en niet van een onderbouwing of nadere motivering van die stelling. Hierbij geldt bijvoorbeeld dat de nieuwe situering niet beoordeeld is op stedenbouwkundige aanvaardbaarheid. De stelling: er is er al één aanwezig, dus is het aanvaardbaar is te weinig onderbouwd. Bij stedenbouwkundige aanvaardbaarheid wordt ook gekeken naar situering, massa en typologie van de woning. Daaraan is geen aandacht geschonken. Tevens wordt ervan uitgegaan dat de Wet geurhinder en veehouderij niet van toepassing is, omdat er geen sprake is van een intensieve veehouderij. De Wet geurhinder en veehouderij is echter van toepassing op veehouderijen in het algemeen. Hierover heeft dus ook nog geen concrete toetsing plaatsgevonden. Ook is niet aangetoond dat wordt voldaan aan de voorwaarde van zorgvuldige landschappelijke inpassing. Met de inwerkingtreding van de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant worden hieraan vanuit de provincie tevens voorwaarden gesteld. Zie hiervoor artikel 11.1 van de Verordening. De voorwaarden uit de Verordening ruimte zijn verwerkt in artikel van het onderhavige bestemmingsplan. Hieronder valt ook de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, als er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling, op grond van de Verordening ruimte. In de zienswijze wordt verondersteld dat de voorwaarde dat moet worden voldaan aan dierenwelzijnswetgeving, een omissie betreft. Dit betreft geen omissie. Aangetoond moet worden dat zowel op het eigen bedrijf, als sprake is van een veehouderij, en op omliggende agrarische veehouderijbedrijven, voldaan kan worden aan dierenwelzijnswetgeving. Voorkomen moet namelijk worden dat de nieuwe situering van de woning, er voor zorgt dat overige uitbreidingen van stallen of bouwvlakken in het kader van eisen uit dierenwelzijnswetgeving, niet meer mogelijk zijn. Aangezien dit een verplichting is vanuit dierenwelzijnswetgeving, wordt dit als afweging meegenomen bij de toets van de nieuwe situering van de woning, als geurgevoelig, en anderszins milieugevoelig object. 2. Het perceel is gelegen binnen de groenblauwe mantel, zoals deze is aangewezen in de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant. De voorwaarden die gelden voor uitbreiding van de bebouwde oppervlakte binnen de groenblauwe mantel zijn opgenomen in van het onderhavige bestemmingsplan. 3. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen onder F. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 27. Samenvatting Verzocht wordt medewerking te verlenen aan de realisering van een schuilgelegenheid voor vee met een omvang van 50 m2 op het perceel kadastraal bekende als sectie E nr. 2261, plaatselijk bekend als Provincialeweg Noord 91 (gelegen naast nummer 78) te Almkerk. Het is de bedoeling de schuilgelegenheid te bouwen op een afstand van ongeveer vijf meter uit een bestaande woning en in de rooilijn van de woning. In combinatie met de te houden paarden zal de ruimtelijke kwaliteit worden versterkt. Het voornemen bestaat om een oppervlakte van 3000m2 over te dragen aan het waterschap om ruimte voor waterberging en milieuvriendelijke oevers te creëren. 59

60 Beoordeling De vigerende bestemming is agrarisch gebied. Volgens de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant wordt dit ook aangemerkt als agrarisch gebied. In het ontwerp bestemmingsplan is dit opgenomen binnen de bestemming Agrarisch (bij vaststelling is dit vertaald naar Agrarisch 2). Vanaf de luchtfoto is te zien dat dit als weiland in gebruik is en niet behoort bij een tuin. De naastgelegen woning op nummer 78 betreft niet dezelfde eigenaar. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder E. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 28. Samenvatting Op dit perceel is in de vorm van een kas 500m2 aan bedrijfsruimte aanwezig, die feitelijk niet meer als zodanig in gebruik is. Verzocht wordt op de locatie van de bedrijfsbebouwing de bouw van een woning mogelijk te maken. Daar de afstand tot de aangrenzende woning ongeveer 84 meter bedraagt zal een woning hier niet misstaan en de hier aanwezige lintbebouwing versterken. Beoordeling Vigerend betreft dit de bestemming Agrarisch gebied, zonder bouwvlak. In het ontwerp is dit opgenomen als Agrarisch zonder bouwvlak (bij vaststelling Agrarisch 2). Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder D. In dit geval is geen sprake van een bebouwingsconcentratie. Bouw van een nieuwe woning zal hier niet mogelijk zijn wegens strijd met de Verordening ruimte. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 29. Samenvatting 1. Algemeen a. De inspraakreactie van 9 augustus 2009 op het voorontwerpbestemmingsplan dient als herhaald en ingelast te worden beschouwd. b. Uit de beantwoording van de inspraakreactie blijkt dat het college niet aan de meest essentiële bezwaren tegemoet komt waaruit blijkt dat ze zich niet realiseert welke negatieve gevolgen dit heeft voor de exploitatie van de gronden in het Uitwijkse Veld. Met het bestemmingsplan dreigt de bijzondere griendcultuur in dit gebied verloren te gaan. c. Het bestemmingsplan gaat er aan voorbij dat de gronden van de familie primair een agrarische functie hebben wat blijkt uit het pakket aan regels waaruit blijkt dat meer waarde wordt gehecht aan de bescherming van veronderstelde waarden dan aan een economisch rendabele agrarische bedrijfsvoering. Voor beperkende voorschriften voor deze exploitatie bestaat geen enkele aanleiding. Beoordeling In een overleg met de indiener van de zienswijze voordat het bestemmingsplan als voorontwerp ter inzage heeft gelegen, heeft indiener van zienswijze uitgesproken tevreden te zijn over het functioneren van de regeling in het vigerende bestemmingsplan. Daarin is door middel van een aanlegvergunningstelsel met daaraan uitzonderingen gekoppeld, een afweging mogelijk gemaakt tussen de agrarische belangen en de landschappelijke waarden. Dit is een regeling waarbij het kappen van grienden niet aanlegvergunningplichtig is, zolang eenzelfde omvang weer wordt teruggeplant. Daarmee blijft het areaal aan grienden in stand, en dus blijven daarmee de landschapswaarden in stand. Die regeling uit het vigerende bestemmingsplan is zowel in het voorontwerp als in het ontwerp opgenomen. In een recent overleg met de indiener van zienswijze, 30 maart 2011, is nogmaals uitgesproken door beide partijen dat vastgehouden moet worden aan de vigerende regeling. 60

61 Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. Samenvatting 2. Bestemming gronden in en rond het Uitwijkse Veld a. De bestemming Agrarisch met waarden' die aan de eigendommen zijn toegekend in en rond het Uitwijkse Veld houdt op geen enkele wijze rekening met de economische belangen van de griendcultuur en het andere agrarische gebruik van deze gronden. De aanduidingen 'specifieke vorm van agrarische waarden - kwetsbare soorten' en 'specifieke vorm van agrarische waarden-griendcultuur en de gevolgen daarvan zijn onverenigbaar met de exploitatie van de grienden en de omliggende landbouwgronden. Met het aanlegvergunningstelsel worden zodanige beperkingen opgelegd aan de griendteelt dat een economische rendabele exploitatie onaanvaardbaar ernstig wordt bemoeilijkt. b. Er ontbreekt een deugdelijke onderbouwing voor een dergelijke beperkende maatregel. De betreffende inventarisaties waarop wordt gedoeld dateren uit de periode 1992 tot en met 2001 en Om die reden al kan ernstig worden betwijfeld of de onderbouwing van de veronderstelde natuurwaarden de toets der kritiek kan doorstaan. De natuurinventarisaties waarnaar in de toelichting wordt verwezen hebben niet bij het bestemmingsplan ter inzage gelegen en kan dus niet door iedereen worden ingezien, hetgeen als een mankement in de procedure kan worden gezien. c. De bestemmingsregeling die het ontwerpbestemmingsplan voor het Uitwijkse Veld en directe omgeving bevat, is ter beoordeling voorgelegd aan een deskundige van de Stichting Beheer Natuur en Landelijk Gebied (SBNL). De resultaten zijn vastgelegd in een brief, gedateerd 22 december 2010, die als bijlage bij de zienswijze is gevoegd en daarom daarvan deel uitmaakt. SBNL is van mening dat de bestemming 'Agrarisch met waarden' met de aanduiding 'kwetsbare soorten' te veel uitgangspunten berust die vragen oproepen en discutabel zijn waardoor het gevaar ontstaat dat de draagkracht in de streek t.o.v. kwetsbare soorten afneemt. Mede naar aanleiding van deze reactie wordt geconcludeerd dat er onvoldoende argumentatie en onderbouwing is die de bestemming ''Agrarisch met waarden' met de nadere aanduidingen 'kwetsbare soorten' en 'griendcultuur' rechtvaardigen. Verzocht wordt deze bestemming aan te passen in een agrarische bestemming zonder rekening te houden met bijzondere natuurwaarden. Beoordeling a. In de vastgestelde VR is de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden kwetsbare soorten niet meer aanwezig en behoeft dan ook niet meer als zodanig in het bestemmingsplan opgenomen te worden. De aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden griendcultuur is voor wat betreft de inhoud gelijk aan het vigerende bestemmingsplan. Het omgevingsvergunningstels voor werken en werkzaamheden dat hieraan is gekoppeld, vraagt om bij bepaalde werkzaamheden een afweging te maken, waarbij moet worden aangetoond dat geen blijvende schade plaatsvindt aan de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarde van de grienden. Met de afweging van de ecologische waarden worden ook eventueel aanwezige beschermde soorten, beschermd. Aangezien die soorten aanwezig zijn op plaatsen waar al vele jaren griendcultuur aanwezig is, valt aan te nemen dat deze soorten en de griendcultuur in overeenstemming met elkaar zijn. b. en c. Dit onderdeel richt zich op de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden kwetsbare soorten. Nu onder a. is gemeld dat deze aanduiding wordt verwijderd, is er geen belang om op dit punt inhoudelijk in te gaan. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats, anders dan de aanpassing die voortvloeit uit de Verordening ruimte. 61

62 Samenvatting 3. Vergunningstelsel werken en werkzaamheden (aanlegvergunningstelsel) en bestemmingen. a. Door het opnemen van een aanlegvergunningenstelsel op grond waarvan een omgevingsvergunning al dan niet noodzakelijk is voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijn, of van werkzaamheden op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur' is het niet mogelijk om de grienden op een adequate manier te beheren en te onderhouden. De beperkingen verminderen ook het agrarisch gebruik van de overige landbouwgronden, zowel in AW (gri) als in het enorme AW (kws) gebied dat er bij gekomen is ten opzichte van het vigerend plan. De landbouwgrond kan ook daar niet zonder meer geëgaliseerd worden en is het niet meer mogelijk onder de regeling van het waterschap een slootje te dempen en te verplaatsen als dat vanuit agrarische exploitatie nodig is. Nu de aanwezigheid van deze waarden wordt betwist is het niet noodzakelijk het voor de agrarische bedrijfsvoering beperkende vergunningstelsel in stand te laten. b. Ten onrechte wordt in de inspraaknota gesteld dat het aanlegvergunningstelsel uit het bestemmingsplan 'Buitengebied 1997' zo goed als één op één is vertaald in het nieuwe bestemmingsplan. In relatie met de griendcultuur zijn er wel degelijk wezenlijke aanpassingen aangebracht. De stelling dat de vergunning in veel gevallen verleend kan worden kan niet als argumentatie dienen om voor deze werkzaamheden een vergunning te vragen. De inspraaknota weerlegt niet het feit dat het dempen van sloten en greppels gerekend moet worden tot het normaal beheer en onderhoud. c. Bezwaar bestaat tegen de regeling voor het rooien van grienden. Hoewel het ogenschijnlijk lijkt dat deze regeling vergelijkbaar is met die in het geldend bestemmingsplan is er toch sprake van een verslechtering. Bij de vaststelling van het geldend plan is namelijk wel nadrukkelijk rekening gehouden met de economische belangen. In het geldend bestemmingsplan is duidelijk sprake van een primaire agrarische bestemming in tegenstelling tot het nieuwe plan waarin de natuurwaarden nevengeschikt zijn aan de agrarische functie. Verzocht wordt artikel 4.6 en de onderdelen die daarmee samenhangen zodanig aan te passen dat dit stelsel op geen enkele wijze een belemmering voor een efficiënte exploitatie van de griendteelt en overige landbouwgrond. d. Veel moeite is er met de definitie van grienden als zijnde een kort gehouden loofbos, Griendteelt is in feite een agrarische cultuur. Als een perceel langer dan 12 jaar niet meer als hakhout wordt geoogst is er sprake van loofbos. Hier wordt het eens in de twee of drie jaar geoogst. Beoordeling a. Ten aanzien van de kwetsbare soorten wordt verwezen naar de beantwoording van deze zienswijze, onder 2. Ten aanzien van het egaliseren van gronden: in het vigerende bestemmingsplan is in artikel 27 voor de met grienden aangeduide gronden, activiteit b aanlegvergunningplichtig (+), te weten: verlagen van de bodem, afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden. Ditzelfde is in het ontwerp ten behoeve van vaststelling opgenomen in en het verlagen, vergraven, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur". Hiermee ontstaat dus geen verschil tussen het vast te stellen bestemmingsplan (en voorontwerp en ontwerp) en het vigerende bestemmingsplan. Ten aanzien van het dempen van een slootje: in het vigerende bestemmingsplan is in artikel 27 voor de met grienden aangeduide gronden, activiteit d aanlegvergunningplichtig (+), te weten: vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden, het slechten van houtwallen en het verwijderen van landschapselementen als poelen, moerasjes en boomgroepen, en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben. Dit is in het ontwerp ten behoeve van vaststelling opgenomen in en 5.6.4, maar gesplitst in het vellen of rooien van houtgewas enerzijds, en het dempen van poelen, sloten en greppels anderzijds. Dit komt overeen met de vigerende regeling. Ook de uitzondering die geldt voor het vellen of rooien van houtgewas is opgenomen: 62

63 5.6.2: Het onder vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden: Sub d: welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer, waaronder in ieder geval wordt begrepen: 1. het kappen en snoeien van grienden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur"; 2. het rooien van grienden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur", mits tegelijkertijd ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - griendcultuur" een perceel van vergelijkbare grootte wordt ingericht als griend. Hiermee ontstaat dus geen verschil tussen het vast te stellen bestemmingsplan (en voorontwerp en ontwerp) en het vigerende bestemmingsplan. b. Het dempen van poelen en sloten wordt ook niet gerekend tot het normale onderhoud en beheer. In de beantwoording onder a. is opgenomen dat ook dit onderdeel in overeenstemming is met het vigerende bestemmingsplan. c. De bestemming Agrarisch met waarden kwam voort uit de provinciale zonering als GHS landschap. Deze zonering is nu veranderd door de inwerkingtreding van de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant. De bestemming Agrarisch met waarden wordt in het vast te stellen bestemmingsplan toegekend aan gronden met de provinciale aanduiding groenblauwe mantel of EHS. Ter plaatse van onderhavige gronden betreft dit zowel EHS als groenblauwe mantel. Voor de overige gronden is de bestemming Agrarisch 2 opgenomen. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder G. In deze bestemming is hetzelfde omgevingsvergunningstelsel opgenomen als in de bestemming Agrarisch met waarden ten aanzien van de griendcultuur. d. De begripsbepaling is uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen. Er blijkt sprake te zijn van een innerlijke tegenstrijdigheid in de begripsbepaling. De begripsbepaling wordt als volgt aangepast: Griend: het verbouwen van wilgenhout dat ontstaat en in stand wordt gehouden door periodiek dicht bij de grond afzetten door middel van snijden of hakken; Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: De begripsbepaling wordt als volgt aangepast: Griend: het verbouwen van wilgenhout dat ontstaat en in stand wordt gehouden door periodiek dicht bij de grond afzetten door middel van snijden of hakken; Samenvatting 4. Wijzigingsbevoegdheid Ecologische Verbindingszone a. De aanduiding 'wro-zone -wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' op de gronden in het rond het Uitwijkse Veld legt een ongeoorloofde schaduwwerking op deze gronden, vooral ter hoogte van de boerderij. Een breedte van 140 tot 280 meter is buitenproportioneel, mede gelet op het feit dat de gemiddelde breedte slechts 25 meter bedraagt. Verzocht wordt daarom de zone ten zuidwesten van het Afwateringskanaal te beperken tot maximaal 25 meter wat ook voldoende is om migratie van soorten te bevorderen. b. De realisering van de verbindingszones nabij de boerderij aan de Almkerkseweg 10 zal ook tot gevolg hebben dat de bedrijfsvoering op deze locatie ernstig zal worden belemmerd. Daarom is realisering ongewenst. Herhaald wordt dat volgens de begrenzing van 2006 het toenmalig zoekgebied voor de REVZ is vastgesteld ten zuidwesten van het Afwateringskanaal en niet ten noordwesten. c. Met verwijzing naar het huidige kabinetsbeleid met betrekking tot ecologische verbindingszones wordt verzocht de wijzigingsbevoegdheid voor het realiseren van de (robuuste) ecologische verbindingszone uit het bestemmingsplan te schrappen. Beoordeling a. en b. en c. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder B. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats, anders dan de aanpassing die voortvloeit uit de Verordening ruimte. 63

64 Samenvatting 5. Planschade Als besloten wordt de beperkende maatregelen in het plan te handhaven kan dit gevolgen hebben voor de economische waarde van de gronden dan wordt overwogen een tegemoetkoming in de planschade in te dienen. Beoordeling De gemeente neemt dit voor kennisgeving aan. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats, anders dan in het bovenstaande vermeld. 30. Samenvatting Bezwaar wordt gemaakt tegen de toegestane inhoud van het pand dat in het plan een woonbestemming heeft. Door de wijziging van de goot- en nokhoogte zal de inhoud van het voorhuis toenemen. De achterzijde van de woning zal gedeeltelijk worden gesloopt zodat de totale inhoud gelijk blijft. De totale inhoud van het voorhuis bedraagt ca m3 en na verbouwing ca m3. Verzocht wordt dit in het bestemmingsplan op te nemen. Beoordeling Per brief van 2 september 2009 en 14 januari 2010 is naar aanleiding van een overleg vastgelegd dat bestuurlijke medewerking wordt verleend aan het omzetten van de bestemming Agrarisch met bouwvlak naar de bestemming Wonen, zoals in het ontwerp reeds was gedaan. Daarbij zijn de verbouwplannen bestuurlijk akkoord bevonden, waarbij de inhoud van de woning na sloop en verbouw van de woning gelijk zal blijven op 3000m3 (voorhuis 1650 m 3.en achterhuis 1350 m 3 ) Deze inhoudsmaat zal in het bestemmingsplan worden vastgelegd op de verbeelding. Als voorwaarde geldt dat de loods achter de woning van 335 m 2 gesloopt moet worden. Hiervoor in de plaats mag 100 m 2 aan bijgebouwen worden teruggeplaatst. Hiervoor is een overeenkomst gesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: Uppelse Hoek 19: aanduiding maximum volume = 3000 m3 opnemen op het bestemmingsvlak. De maatvoeringsaanduiding ten behoeve van de loods moet worden verwijderd. Regels: In zal worden opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding maximum volume (m3) de aangeduide inhoud als maximum geldt. In wordt aangegeven dat ter plaatse maximaal 100 m 2 aan bijgebouwen mag worden gerealiseerd. 31. Samenvatting De zienswijze heeft betrekking op de bestemming 'Natuur' op een perceel aan het Eendenveld. Tegen deze bestemming wordt bezwaar gemaakt. Het perceel is van oudsher in agrarisch gebruik en ook altijd als zodanig bestemd geweest. Hoewel het perceel volgens de plankaart ten behoeve van de EHS behorende bij de Verordening Ruimte als Ecologische Hoofdstructuur is gezoneerd rechtvaardigt dit echter nog niet de bestemmingswijziging naar natuur. Aangezien er geen sprake is van zicht op daadwerkelijke realisatie van de EHS, is de bestemmingswijziging naar natuur dan ook niet gerechtvaardigd. Verzocht wordt het perceel een agrarische bestemmen te geven. Beoordeling In de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant is het perceel aangemerkt als EHS. De gronden die aangemerkt zijn als EHS en al als natuurgebied zijn ingericht, worden bestemd als Natuur. De gronden die nog niet zijn ingericht als natuurgebied, maar nog agrarische gronden betreffen, al dan niet als zodanig in gebruik, maar wel al in eigendom zijn van een natuurbeherende organisatie worden ook bestemd als Natuur. 64

65 Dan blijven over de gronden die nog in agrarisch gebruik zijn en nog niet zijn verworven door een natuurbeherende organisatie. Deze gronden worden bestemd tot Agrarisch met waarden, met de nadere aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden natuurparel. Deze aanduiding zorgt ervoor, door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, dat toekomstige ontwikkeling als natuurgebied, niet in de weg wordt gestaan. Tevens is aan deze aanduiding een wijzigingsbevoegdheid tot Natuur gekoppeld. De onderhavige gronden zijn in eigendom geweest van Brabants Landschap, maar inmiddels weer verkocht ten behoeve van agrarische doeleinden. De bestemming Natuur zal derhalve worden omgezet naar de bestemming Agrarisch met waarden, met de nadere aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden natuurparel. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: De bestemming Natuur zal derhalve worden omgezet naar de bestemming Agrarisch met waarden, met de nadere aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden natuurparel. 32. Samenvatting De zienswijze heeft betrekking op hetzelfde perceel als bedoeld in de namens G. Kant door ZLTO ingediende zienswijze (zie hiervoor onder nummer 31). Aan de motivering wordt nog toegevoegd dat recentelijk een brief van de provincie is ontvangen waarin staat de aankoop van percelen voor natuurprojecten is stil gelegd in verband met andere prioriteiten. Bij het ontwerpen van het bestemmingsplan dient zorgvuldig naar de belangen en prioriteiten worden gekeken zodat er geen onnodige fouten worden gemaakt. Beoordeling Zie hiervoor de beantwoording van de zienswijzen, onder zienswijzenummer 31. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats conform de conclusie bij zienswijzenummer Samenvatting 1. Bezwaar wordt gemaakt tegen de beperking van de uitbreidingsmogelijkheden op zijn bedrijfslocatie ten opzichte van het bestemmingsplan 'Buitengebied 1997.' Dat biedt een uitbreidingsmogelijkheid tot 1000 m 2. De omvang is nu beperkt tot de bestaande oppervlakte aan bebouwing. In het geldend plan is er ten onrechte van uitgegaan dat het bestaand bebouwd oppervlak 800 m 2 bedroeg. Dit moest zijn 861,6 m 2, inclusief de woning. Verzocht wordt de maximale bebouwingsmogelijkheden vast te stellen op 1000 m 2. Om financiële redenen is van de bouw van een nieuwe schuur achterwege gebleven. Beoordeling 1. Het betreft het perceel dat de bestemming Bedrijf heeft gekregen, met de nadere aanduiding (specifieke vorm van bedrijf 29). Vigerend is dit de bestemming Bedrijf, met de nadere aanduiding B16. Het perceel is op basis van de Verordening ruimte gelegen in agrarisch gebied. De gemeente gaat er van uit dat in het vigerende bestemmingsplan abusievelijk een onjuiste oppervlakte is opgenomen. Dit zal worden hersteld naar 862 m 2. Hiermee wordt de op dat moment bestaande oppervlakte vastgelegd. Voor uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden is een mogelijkheid voor een binnenplanse omgevingsverlening opgenomen in Hierin zijn tevens de voorwaarden opgenomen om te kunnen voldaan aan de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant. 65

66 2. Dit dient gepaard te gaan met een ruimtelijke onderbouwing. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen onder F. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 34. Samenvatting 1. De zienswijze richt zich tegen de bestemming die is toegekend aan de gronden van de voormalige uiterwaard onder Giessen en Rijswijk. In de in de toelichting opgenomen gebiedsanalyse staan passages die niet juist zijn. Zo wordt gesteld dat uiterwaardgronden nog steeds onder invloed van sedimentatie staan en deze gronden vaak hoger zijn dan het achterland en dat het landbouwkundig gebruik extensief is en vooral beweiding betreft. Van de oorspronkelijke, ongeveer 100 ha Giessense en Rijswijkse uiterwaarden is er nu maar ongeveer 15 ha onder invloed van sedimentatie en tot het overstromingsgebied van de rivier behoren. De ingedijkte uiterwaarden vallen niet onder de beschrijvingen in de toelichting. Ook de beschrijving van de hoogteligging van het gebied valt het ingedijkte gedeelte van deze waarden niet onder de beschrijving. Deze varieert namelijk voor een deel tussen de 1,00 en 2,00 meter+nap en voor een deel boven 2,00+NAP. 2. De beoogde bestemming is ook strijdig met het Integraal Dorpsontwikkelingsplan Giessen- Rijswijk (idop). Hierin is aangegeven dat de bewoners van mening zijn dat de uiterwaarden moeten blijven zoals het altijd geweest is. Moerassige natuur is niet wenselijk. Ter hoogte van de Manhuisweg dient een extra doorsteek gemaakt te worden zodat een kortere rondwandeling gemaakt kan worden. 3. Als werkelijk zorg voor de kwaliteit van het gebied wordt beoogd kan van het vergraven tot moeras van deze hoog gelegen gronden en het verder teniet doen van de kenmerken van deze ingepolderde uitwaarden geen sprake zijn. De leefbaarheid van de dorpen is niet gebaat met moeras en rietland in een ingedijkte polder strak tegen de bebouwde kommen aan. 4. Noch de ingedijkte Struikwaard, noch de ingedijkte Manhuiswaard, noch de ingedijkte Rijswijkse uiterwaard zijn het leefgebied van moerasvogels en moerasvegetaties. Daarom kan er van bescherming en instandhouding van de moerasbiotoop en de daaraan verbonden plant- en diersoorten in dit gebied geen sprake zijn. Omvorming tot moeras zal daarentegen de nu aanwezige weidevogels en de hier broedende bedreigende patrijs, in dit gebied doen verdwijnen. Rechtdoende aan het IDOP, de cultuurhistorische waarden en de echte huidige situatie van deze uiterwaardenpolders zou de juiste bestemming zijn: Agrarisch met waarden: openheid en kleinschalige landschap wro-zone aanlegvergunning. 5. Niet eens is hij het met het op pagina 133 van de PlanMER gestelde dat in vergelijk met het geldend plan "extra waarborgen zijn opgenomen om verschillende cultuurhistorische, archeologische, visueelruimtelijke- en natuurwaarden extra te beschermen." Cultuurhistorisch en visueel ruimtelijke scoort het plan niet duidelijk positief, maar negatief voor deze nieuwe polders. 6. Op een soortgelijke inspraakreactie op de ontwerp Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord- Brabant, eerder dit jaar, reageerden GS dat het gesignaleerde vraagpunt voor hen niet te beoordelen was, maar dat dat het lokaal overleg en maatwerk vraagt op gemeentelijk niveau. Daarbij gaf de provincie wel aan dat bij de invulling van het gebied rekening gehouden dient te worden met de cultuurhistorische waarden en dat de kaart van de structuurvisie een geglobaliseerde is en dus niet een concrete kaart, ook voor wat betreft de EHS. Dit geeft de gemeente dus alle ruimte om op grond van eerder ingenomen onjuiste uitgangspunten nu met goede argumenten te gaan voor de door hem aangegeven bestemming 'Openheid en kleinschalig landschap.' 7. Het huidige regeringsbeleid is ook gericht op het nog eens kritisch bezien van alle EHS-plannen en daarin past prima deze ten onrechte natuur genoemde uiterwaardpolders weer gewoon als AHS te benoemen, zij het dan met waarden. De reeds door de terreinbeheerders verworven prima landbouwgronden kunnen dan naar landbouwers en met de opbrengst kunnen elders, echte voor natuur belangrijke en veelal marginale gronden verworven worden. Beter ten halve gekeerd als ten hele gedwaald. 66

67 Beoordeling 1. De toelichting zal worden aangepast op het feit dat een groot gedeelte van de betreffende uiterwaardgronden reeds is ingedijkt. 2., 3. In het vigerende bestemmingsplan hebben de betreffende gronden in de uiterwaarden de bestemming Agrarisch met landschaps- en natuurwaarden, met de nadere aanduiding (m), te weten moerasgebied en vegetatie, kleinschalig landschap en verblijfsgebied van daaraan verbonden vogels. De gronden maken conform de provinciale Verordening ruimte 2011 onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Het gebied is in het Provinciaal Natuurbeheerplan 2011 aangewezen als natuurdoeltype N05.01 Moeras. Het plan geeft de natuurdoelen op termijn weer. Het is ook de basis voor de kwaliteitsimpuls: er wordt aangegeven waar de kwaliteit van de bestaande natuur verbeterd kan worden of waar nog nieuwe natuur gerealiseerd moet worden. Dit natuurbeheerplan maakt het verlenen van subsidies voor natuurbeheer, agrarisch natuurbeheer en landschapsbeheer volgens de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer in provincie Noord- Brabant mogelijk. Voor de nieuwe natuur worden hiermee mogelijkheden geboden voor zowel grondaankopen ten behoeve van natuur als de functieverandering van agrarisch gebruik naar (particuliere) natuur. Dit betekent dat agrariërs en particuliere beheerders zelf de keuze maken of ze al dan niet gebruik maken van de mogelijkheden deel te nemen aan natuurbeheer of de grond aan de overheid te verkopen. Eigenaren en gebruikers van gronden die zijn begrensd als natuurgebied of agrarisch natuurgebied hebben de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor het beheer van deze terreinen. Bij de totstandkoming is vooral gebruik gemaakt van de bestaande provinciale natuurdoelen. In sommige gevallen is aanvullende informatie van terreinbeheerders of anderen gebruikt. Gedeputeerde Staten kunnen in overleg met de belanghebbenden besluiten om de ambities van een terrein te wijzigingen of te verfijnen. Dat laatste gebeurt vooral bij natuurontwikkelingsprojecten als blijkt dat de beoogde ambitie in de praktijk niet goed past., bijvoorbeeld op het moment dat voormalige landbouwgrond daadwerkelijk wordt ingericht en beheerd als natuur. De gemeente ziet geen reden de opgenomen aanduiding op de verbeelding te verwijderen, voorzover de gronden nog in particulier eigendom zijn. Conclusies die hieraan in het kader van idop zijn verbonden, doen niet af aan de provinciale natuurdoelstelling. Voor zover de gronden reeds in eigendom zijn van Brabants Landschap is de bestemming omgezet in Natuur. Een wandelpad ten behoeve van extensieve recreatie is binnen de bestemming Agrarisch met waarden mogelijk, zolang dit een onverhard pad betreft en dit in overeenstemming is met de betreffende eigenaren 4. Zie de beantwoording onder 3. Beschermde soorten zijn beschermd in het kader van de Floraen Faunawet. Een aantasting van deze soorten is niet toegestaan. Het omvormen naar Natuur zal in overeenstemming met de Flora- en Faunawet moeten gebeuren.. 5. Niet duidelijk is op welke aspecten deze reactie zich richt. 6. De provincie heeft in de Verordening ruimte haar beleid zoals beschreven in de provinciale Structuurvisie nader gedetailleerd en uitgewerkt en in concrete regels opgenomen, alwaar gemeenten zich bij het opstellen van een bestemmingsplan aan dienen te houden. Betreffende gronden zijn in de Verordening expliciet begrensd als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur. De gemeente dient in haar bestemmingsplan een adequate beschermingsregeling voor op te nemen. Een groot gedeelte van de uiterwaarden is inmiddels in bezit en beheer van Brabants Landschap en derhalve voorzien van de bestemming Natuur. Voor het gedeelte van de gronden, die momenteel nog in agrarisch gebruik zijn dient de gemeente zeker te stellen dat toekomstige natuurontwikkeling ter plaatse niet wordt gefrustreerd en dienen potentiële waarden beschermd te worden. Conform het huidig geldende bestemmingsplan en de gewenste natuurdoeltypen, zoals beschreven in het natuurbeheersplan, is aan betreffende gronden de bestemming agrarisch met waarden toegekend met de nadere aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden moeras. Huidig agrarisch gebruik kan ter plekke gewoon worden voortgezet. Enkel op vrijwillige basis kan in een later stadium de bestemming van betreffende gronden worden omgezet naar Natuur. 67

68 7. De gronden zijn nu bestemd als Agrarisch met waarden, waarbij agrarisch gebruik wordt voorgestaan, met een afweging tegen de natuurwaarden die hier tevens aanwezig zijn. Provinciaal gezien zijn deze gronden gedeeltelijk aangewezen als EHS en gedeeltelijk als groenblauwe mantel. Dit vraagt om een beschermde regeling van de aanwezige natuurwaarden en potentieel aanwezige natuurwaarden. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Toelichting: De toelichting zal worden aangepast op het feit dat een groot gedeelte van de betreffende uiterwaardgronden reeds is ingedijkt. 35. Samenvatting 1. Aanlegvergunningen(4.2.) a. Er moet voorzichtig omgegaan worden met het verbod. Ontwikkelingen voor landbouw en natuurgebieden. Alle verboden in de agrarische gebieden welke met een "X" zijn aangeduid zijn daarom te vergaand en dienen tenminste vervangen te worden door een "+" van aanlegvergunning. b. oppervlakteverhardingen Er is geen reden voor de norm van 200 m2 voor verhardingen. Voorgesteld wordt voor die oppervlakte de grens te bepalen op m2. Dat is praktischer, geeft minder lasten, en er wordt vanuit gegaan dat na afweging feitelijk altijd vergunning verleend zal worden omdat er niet of nauwelijks sprake zal zijn van negatieve beïnvloeding van aanwezige waarden. Er zijn geen argumenten voor het vereisen van een vergunning voor deze oppervlakteverharding in de bestemming agrarisch A, in het open gebied en met de aanduidingen archeologie aandachtsgebied. c. dempen van poelen, sloten en greppels Er zijn geen argumenten voor het eisen van een vergunning voor het dempen van poelen, sloten en greppels in kleinschalig landschap met reliëf, omdat door het uitvoeren van deze activiteiten er geen sprake is van aantasting van de specifieke waarden die deze gebieden hebben. Bovendien is voor deze activiteiten een vergunning/ontheffing van de Keur van het waterschap nodig. Een dubbele regelgeving moet voorkomen worden. d. aanbrengen van (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen Niet ingezien wordt waarom in de gebiedsaanduiding archeologie waardevol gebied en archeologie aandachtsgebied geen bouwwerken voor (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen kunnen worden opgericht nu eer met deze tijdelijke voorzieningen geen ingrijpende werkzaamheden in de bodem aan de orde zijn. Ziwe Als voorbeelden wandeltunnels en stellingen. 2. Archeologie (en verbeelding en artikel 23) a. Het aanduiden van gebieden met archeologie verwachte waarden (artikel 23 Waarde Archeologie aandachtsgebied) op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie gaat ons te ver. Bezwaar wordt gemaakt tegen de aangeduide "verwachte waarde" en verzocht wordt tot de uitkomsten van het aangegeven nader onderzoek bekend zijn, niet de dubbelbestemming "Waarde Archeologie aandachtsgebied op de verbeelding op te nemen. b. Grote moeite is er met de maximale diepte van 30 cm (artikel ) tot waarvoor het verbod niet geldt, ook al omdat door normale grondbewerkingen er sprake is van geroerde grond tot een grotere diepte met ploegen, cultivateren en woelen, Deze maatvoering dient verhoogd te worden naar 90 cm. Bezwaar wordt gemaakt tegen het verbod tot het rooien van boomgaarden, omdat door deze activiteiten er geen aantasting kan zijn van archeologische waarden, omdat er al sprake is van in het verleden geroerde gronden. Voorts zijn de meeste agrarische gronden in het recente verleden ook al eerder geroerd tot een diepte van 70 tot 100 cm vanwege diepploegen, mengwoelen, drainage, aanplant en rooien van boomgaarden en beplanting. Verzocht wordt: 68

69 - Het verbod onder sub b., c., d., g. en h. uit de regels weg te laten, of in het uiterste geval tenminste onder sub.a de maat van 30 cm te vervangen door 90 cm; - Onder de uitzonderingen in artikel in ieder geval een bepaling op te nemen waarin de belanghebbende aantoont dat de betreffende gronden in het recente verleden geroerd zijn en derhalve in de bovenste laag (van bijvoorbeeld 90 cm) geen archeologische waarden onevenredig geschaad kunnen worden. c. Vermoed wordt dat in artikel 23.2 in de aanhef het woordje 'mits' vervangen moet worden door 'tenzij.' 3. Agrarisch met waarden-kwetsbare soorten De bestemming 'Agrarisch met waarden (AW) met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten' is onterecht gelegd op de gebieden met overwegend akkerbouw als grondgebruik. Met verwijzing naar de toelichting (pag.51) waarin staat dat de bijzondere soort rugstreeppad niet gesignaleerd is en dat er alleen vier algemene soorten voorkomen, wordt verzocht deze aanduiding te wijzigen in 'Agrarisch gebied (A) voor de gronden nabij het Uitwijkse Veld en in de omgeving van Oudendijk. 4. Archeologie aandachtsgebied Het aanduiden van gebieden met archeologie verwachte waarden (artikel 23 Waarde Archeologie aandachtsgebied) op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie gaat ons te ver. Bezwaar wordt gemaakt tegen de aangeduide "verwachte waarde" en verzocht wordt tot de uitkomsten van het aangegeven nader onderzoek bekend zijn, niet de dubbelbestemming "Waarde Archeologie aandachtsgebied op de verbeelding op te nemen. 5. WRO-zone Ecologische verbindingszone Grote delen van het plangebied hebben de aanduiding 'wro-zone ecologische verbindingszone' gekregen. De realisering hiervan binnen de komende jaren is onzeker geworden. Bovenal zijn de gebieden zodanig groot weergegeven dat de aanduiding niet in relatie staat tot het feitelijke doel. Er wordt vanuit gegaan dat de planologische praktijk in de toekomst het niet noodzakelijk maakt om deze zoekgebieden zo ruim aan te duiden. Verzocht wordt deze aanduidingen niet op de verbeelding aan te geven. Beoordeling Alle in de zienswijze aangedragen punten komen overeen met de door ZLTO ingediende zienswijze. Zie hiervoor de beantwoording van zienswijzenummer 2. Conclusie Aanpassing vindt plaats conform de conclusie in zienswijzenummer Samenvatting 1. De zienswijze van ZLTO- Altena Biesbosch wordt van harte ondersteund. 2. De woning Woudrichemseweg 35 waarin zijn ouders wonen, is een normale woning geworden. Dit is niet conform de werkelijkheid en kan in de toekomst grote gevolgen hebben voor zijn bedrijf en dat van de buren. 69

70 Beoordeling 1. Zie hiervoor de beantwoording van zienswijzenummer In het vigerende bestemmingsplan is een bouwvlak opgenomen. De onderhavige woning is buiten dit bouwvlak gelegen. Wel is in de ondergrond van de vigerende plankaart een gebouw te zien. In het ontwerp bestemmingsplan is één agrarisch bouwvlak opgenomen, waarin de bedoelde woning van de ouders valt. Deze is niet bestemd als normale woning, want het is opgenomen in het bouwvlak. Binnen het bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan. Feitelijk zijn er twee bedrijfswoningen aanwezig. Zowel vigerend als in het ontwerp is geen sprake van een burgerwoning. Uit bouwvergunninggegevens blijkt dat op 24 maart 1964 een bouwvergunning is verleend voor het bouwen van een woning (bungalow) op Woudrichemseweg (toen nog ongenummerd), voor de eigenaar van het bedrijf aan Uppelse Hoek 28. Zo te zien op de bouwtekening gaat het om Woudrichemseweg 35. Het hele perceel is in eigendom van de drijver van de inrichting, volgens het kadaster. De woning wordt in de milieuvergunning ook aangemerkt als tweede bedrijfswoning. In de vigerende bestemmingsplannen van de afgelopen jaren is abusievelijk deze woning niet als tweede bedrijfswoning opgenomen binnen het bouwvlak. Dit zal worden hersteld. De aanduiding maximum aantal wooneenheden is 2 wordt opgenomen, zodat daarmee 2 bedrijfswoningen zijn toegestaan. Conclusie Verbeelding: De aanduiding maximum aantal wooneenheden is 2 wordt opgenomen, zodat daarmee 2 bedrijfswoningen zijn toegestaan. 37. Samenvatting De zienswijze heeft betrekking op het perceel aan de Merwededijk te Woudrichem dat kadastraal bekend is als gemeente Woudrichem sectie D nr Het grenst aan het bestemmingsplan Landgoed Kraaiveld. Op de bedoelde locatie, die op een overgelegde situatietekening is aangegeven, hebben in het verleden woningen gestaan. Verzocht wordt één of enkele bouwkavels op deze locatie op te nemen. Beoordeling In het vigerende bestemmingsplan is de onderhavige locatie opgenomen binnen de bestemming Agrarisch gebied met landschapswaarden, zonder aanduiding bouwvlak. In het ontwerpbestemmingsplan is dit opgenomen binnen Agrarisch met waarden (in het vast te stellen bestemmingsplan Agrarisch 2), tevens zonder bouwvlak. Er bestaan dus geen vigerende bouwmogelijkheden. De gronden zijn tegen de EHS aangelegen. Zie voor het toevoegen van een woning of woningen, de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder D. De onderhavige locatie is niet gelegen binnen een bebouwingsconcentratie. Op basis van de Verordening ruimte en het bestemmingsplan bestaan hier geen mogelijkheden voor het bouwen van een woning of woningen. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 38. Samenvatting 1. In artikel onder a wordt de verkoop van vuurwerk toegestaan. Daarmee wordt ingestemd mits daaronder (mede) is begrepen het hebben van een opslagruimte van kg vuurwerk. 2. Verzocht wordt te bewerkstelligen dat een bebouwingsvlak wordt gerealiseerd waarbinnen de huidige opstallen kunnen worden gehandhaafd tezamen met een eventuele uitbreidingsmogelijkheid van 25%. Met andere woorden verzocht wordt om een bebouwingsvlak waarbinnen geschoven kan worden met opstallen inclusief een eventuele uitbreiding met 25% op een wijze die voor het bedrijf het doelmatigst is. Dit met het oog om te komen tot nieuwbouw van de bestaande opstallen met benutting van de uitbreidingsmogelijkheid van 25% waarbij het de voorlopige gedachte is de opstallen iets verder van de openbare weg te realiseren, 3. Niet duidelijk is wat de betekenis is van de in rood aangegeven contour/belijning binnen de bestemming 'Bedrijf-Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf (sb39) 70

71 Beoordeling 1. De verkoop en opslag van vuurwerk zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, waarbij echter geldt dat vuurwerkverkoop een paar dagen per jaar is toegestaan en dat opslag het hele jaar is toegestaan. De opslag zal nog worden toegevoegd aan de tabel in (Bedrijf Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf), bij de aanduiding specifieke vorm van bedrijf De onderhavige locatie is gelegen binnen de provinciale aanduiding agrarisch gebied, als opgenomen in de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant. Het in het ontwerp bestemmingsplan opgenomen bestemmingsvlak is al groter dan in het vigerende bestemmingsplan was opgenomen om de inmiddels aanwezige verhardingen binnen het bestemmingsvlak te brengen. De mogelijkheid die het onderhavige bestemmingsplan biedt is een uitbreiding van de bebouwde oppervlakte middels een binnenplanse omgevingsvergunningsprocedure (7.3.1) voor maximaal 25%, tot een absoluut maximum van 1,5 ha conform de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord- Brabant. Deze mogelijkheid heeft uitsluitend betrekking op de gronden die zijn gelegen binnen het bestemmingsvlak. Zie hiervoor Uitbreidingen die het bestemmingsvlak overschrijden, zullen een buitenplanse procedure moeten doorlopen. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen onder F. 3. De rode contour/belijning en de aanduiding (sb-39) hebben ieder een verschillende betekenis. De afkorting (sb-39), te weten specifieke vorm van bedrijf 39 heeft betrekking op de bedrijfsactiviteiten op het perceel, opgenomen in onder a van de regels van het bestemmingsplan. De rode belijning/contour betreft de aanduiding wro-zone aanlegvergunning inundatiegebied. In 35.1 onder b is opgenomen dat deze aanduiding alleen betekenis heeft, als in de onderliggende bestemming hiervoor een regeling is opgenomen. Binnen de bestemming Bedrijf Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf is hiervoor geen regeling opgenomen. Bij een eventuele uitbreiding van het bestemmingsvlak zal wel aan deze aanduiding moeten worden getoetst, waarbij de regeling is opgenomen in Agrarisch - 71

72 2. In het ontwerp is tevens de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied bebouwingsconcentratie opgenomen, maar dit betreft een onjuistheid, aangezien er geen sprake is van een bebouwingsconcentratie. Deze aanduiding hoort thuis op Heulstraat/ Eng en zal dus ter plaatse worden verwijderd. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: De opslag wordt toegevoegd aan de tabel in (Bedrijf Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf), bij de aanduiding specifieke vorm van bedrijf 39. Verbeelding: de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied bebouwingsconcentratie zal ter plaatse worden verwijderd en verplaatst naar Heulstraat/ Eng. 39. Samenvatting 1. Hoewel het bedrijf positief bestemd is dreigen er nadere bestemmingen die wellicht tot gevolg hebben dat het doorontwikkelen van de veehouderij ondergeschikt lijkt te worden gemaakt aan andere belangen. 2. Verwacht wordt, dat de vermeende archeologisch verwachtingswaarden vroeg of laat zullen worden tegen geworpen. Niet valt te begrijpen waarop deze aanduiding is gestoeld. Er worden beperkingen opgelegd die niet gestoeld zijn op enige onderbouwing. De grond is reeds diep omgezet waardoor het stellen van nadere beperkingen zinloos is geworden. Normale landbouwkundige bewerkingen lijken onmogelijk te worden. Verzocht wordt deze aanduiding te schrappen, in elk geval binnen het bouwblok. 3. Niet te begrijpen is, ondanks dat eerder gesteld is dat dit niet zou gebeuren toch een EVZbestemming is opgenomen. Dit geeft beperkingen, bijvoorbeeld het vereiste van een aanlegvergunning. Goede landbouwgrond kan niet zomaar in natuurgebied worden omgezet. Eerst en voor alles zullen de daartoe voorgeschreven procedures moeten worden gevolgd. 4. Gevreesd wordt dat nieuwe natuur vroeg of laat zal worden tegengeworpen. De vigerende agrarische bestemming en het actuele gebruik als agrarische productiegrond dient behouden te blijven. 5. Het is niet terecht, dat de in het geldend plan opgenomen aanduiding IV (intensieve veehouderij toegestaan) in het ontwerpplan niet meer voorkomt. Om het bedrijf in de toekomst verder te kunnen blijven doorontwikkelen dient de aanduiding opnieuw opgenomen te worden. 6. Verwacht wordt dat als gevolg van het bestemmingsplan het bedrijf in waarde daalt. Om die reden zal dan ook een planschadeclaim worden ingediend. 72

73 Beoordeling 1. Zowel in het ontwerp als in het vast te stellen bestemmingsplan zijn de gronden gelegen binnen een aantal aanduidingen en een dubbelbestemming. De begrenzing hiervan is echter aangepast. In het onderstaande zal hierover uitleg worden gegeven. De aanduiding wro-zone aanlegvergunning openheid komt is conform het vigerende bestemmingsplan overgenomen. Hieraan is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden gekoppeld in 3.6.4, waarbij voor het bouwvlak deze omgevingsvergunningplicht niet geldt. Daarnaast gelden nadere voorwaarden voor het plaatsen van teeltondersteunende kassen op het bouwvlak. 2. Dubbelbestemming Waarde Archeologie is opgenomen. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder A. 3. Aanduiding wro-zone wijzigingsgebied ecologische verbindingszone is opgenomen, maar drastisch verkleind ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder B. 4. De gronden zullen uitsluitend op basis van vrijwilligheid van de eigenaar kunnen worden ontwikkeld tot nieuwe natuur. 5. Met de huidige veebezetting is de onderneming niet als intensieve veehouderij te bestempelen. Hiervoor zijn de dieraantallen te klein. Bij de bedrijfsinventarisatie ten behoeve van het bestemmingsplan is de werkelijke bedrijfssituatie als uitgangspunt genomen. Derhalve kan geen sprake meer zijn van een intensieve veehouderij, en wordt dus ook de aanduiding intensieve veehouderij niet toegekend. De gronden zijn gelegen binnen verwevingsgebied. Dit betekent dat hervestiging en omschakeling naar een intensieve veehouderij op een duurzame locatie mogelijk is op basis van de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant. Daarbij zal er echter sprake moeten zijn van een volwaardige bedrijfsvoering. Dat is op dit moment ten aanzien van intensieve veehouderij niet het geval. Het doorlopen van deze procedure zal echter in een buitenplanse procedure moeten gebeuren. 6. De gemeente neemt dit voor kennisgeving aan. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 40. Samenvatting 1. De zienswijze richt zich in eerste instantie tegen de bestemming "Groen' met de mogelijkheden van speelvoorzieningen, hondenuitlaatplaats en evenementen op een perceel naast zijn eigendom. De impact hiervan zal zijn belang onevenredig schaden. Het bevreemdt dat binnen de bestemming 'Groen' zijn 14 bestemmingen mogelijk. Dit geeft onduidelijkheid. Het betekent dat er evenementen gehouden kunnen worden of speelvoorzieningen geplaatst kunnen worden zonder dat betrokkene als belanghebbende de mogelijkheid heeft hiertegen rechtsmiddelen te gebruiken. Het is onduidelijk waarom dit perceel als 'Groen' bestemd wordt en niet als 'Agrarisch' zoals met alle stroken langs de dijk het geval is. De bestemming is ook niet in het plan gemotiveerd wat strijdig is met artikel 3:2 jo. 3:46 Awb. Verder wordt als bezwaar aangevoerd: te verwachten overlast, veiligheid en aantasting van de privacy. Verzocht wordt de speelvoorzieningen en de evenementen te schrappen of in ieder geval het plan zo aan te passen dat er ook gebruiksregels opgenomen worden voor wat betreft de speelvoorzieningen zoals hoogte, afstand tot de bebouwing en aantal en over de mogelijkheid van het houden van evenementen. 2. Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar de consequenties van aanwezige flora en fauna. 3. De beoogde bestemming gaat ten koste van het woon- en leefgenot en de locatie is niet veilig genoeg voor een speelvoorziening. 4. De beoogde bestemming leidt tot een waardevermindering van de woning; overwogen wordt een planschadeverzoek in te dienen. 5.. Recentelijk is een stuk grond verworven met een omvang van 1200m2 die in het ontwerpplan een agrarische bestemming heeft. Op een overgelegde situatietekening is het perceelsgedeelte nader aangegeven. Verzocht wordt hieraan de bestemming 'Wonen' toe te kennen. 73

74 Beoordeling 1. Het toestaan van evenementen binnen de bestemming Groen is niet bedoeld. Derhalve zal dit worden verwijderd in de regels. De betreffende gronden zijn in het vigerende bestemmingsplan gelegen binnen de bestemming Agrarisch gebied met landschapswaarden. De feitelijke inrichting is niet meer agrarisch, zoals de naastgelegen akker of als weiland, maar als (aangelegde) groenvoorziening. De bestemming is derhalve opgenomen conform het feitelijke gebruik. Een aantasting van waarden vindt hierbij niet plaats. Een gebruikelijke invulling van een groenvoorziening, is dat ook speelvoorzieningen mogelijk zijn, als onderdeel van de groenvoorziening. Het toestaan van speelvoorzieningen zal ook niet zorgen voor een aantasting van de omgeving of waarden, aangezien dit zeer kleinschalig van aard is. De hoogte van de speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m. 2. Betreffend perceel is niet gelegen binnen de door de provincie nader vastgelegde ecologische hoofdstructuur danwel groenblauwe mantel. Op grond van gemeentelijke beleidsstukken, inventarisaties, historisch en huidig gebruik en situering van het gebied wordt de aanwezigheid van te beschermen natuurwaarden niet aannemelijk geacht. De gebruiksmogelijkheden binnen de nieuw toegekende bestemming hebben een dermate extensief karakter dat eventuele aantasting van mogelijk aanwezige natuurwaarden niet aannemelijk is. 3. Niet te verwachten is dat de groenvoorziening zal leiden tot overlast door hangjeugd. De locatie is gelegen in een 30 km-zone. Dit is niet op voorhand te bestempelen als een onveilige locatie. Indien er sprake blijkt te zijn van een onveilige situatie, dan kan met snelheidsremmende maatregelen een veiligere situatie worden gecreëerd. 4. De gemeente neemt dit voor kennisgeving aan. De Wet ruimtelijke ordening bevat hierover in afdeling 6.1 nadere bepalingen en dit zal worden afgehandeld in een aparte procedure. 5. De aangekocht locatie betreft een akker. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder C. De gronden ter plaatse zijn niet ingericht als tuin en het bestemmingsvlak Wonen biedt voldoende ruimte. Ter plaatste is de aanduiding wro-zone aanlegvergunning openheid opgenomen. Op dit moment is nog sprake van een strakke begrenzing aan de achterzijden van de percelen, gelegen aan de Provincialeweg Noord en is de openheid hier nog goed te ervaren. Een uitbreiding als tuin, zal de openheid en de strakke begrenzing tussen bebouwing aan de weg en de open akkers daarachter, aantasten. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: evenementen binnen de bestemming Groen zal worden verwijderd. 74

75 41. Samenvatting 1. Verzocht wordt de bestemming 'Agrarische met waarde' die op de gronden van het bedrijf is gelegd te wijzigen in 'Agrarisch.' 2. Met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden-kwetsbare soorten' wordt absoluut niet ingestemd. De aanduiding is niet gebaseerd op enig onderzoek en het is economisch grasland. 3. Verzocht wordt het agrarisch bouwblok te vergroten tot maximaal 2 ha in de richting van de Merwededijk. Beoordeling 1. en 2. In het vast te stellen bestemmingsplan heeft er een verandering plaatsgevonden in het toekennen van de bestemming Agrarisch (1 of 2) en de bestemming Agrarisch met waarden ten gevolge van inwerkingtreding van de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant. Ter plaatse was in het bestemmingsplan de aanduiding kwetsbare soorten bepalend voor de bestemming Agrarisch met waarden. Dat is inmiddels niet meer het geval. De aanduiding groenblauwe mantel is nu bepalend voor het toekennen van de bestemming Agrarisch met waarden, maar daarvan is ter plaatse geen sprake. De gronden worden bestemd met Agrarisch 2, overeenkomend met gemengde plattelands economie. 3. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen onder F. In is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om bouwvlakvergroting mogelijk te maken. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: aanpassing conform Verordening ruimte in gebiedsbestemmingen. 42. Samenvatting 1. De omvang van het agrarisch bouwvlak ca m2, op het perceel aan de Heuvelkamp is ten onrechte verkleind ten opzichte de omvang, 1,5 ha, in het gelden bestemmingsplan. Er is een milieuvergunning verleend voor maximaal 90 stuks rundvee, Verder omvat het bedrijf 40 ha cultuurgrond waarvan 27 ha eigendom. Het bedrijf is nog steeds in ontwikkeling. Door de aanwezigheid van woonbebouwing moet al achter op de kavel worden gebouwd. Sleufsilo's en mestbassins moeten volgens de regels binnen het bouwvlak worden opgericht. 2. De aanduiding IV (intensieve veehouderij) is ten onrechte van de verbeelding verwijderd omdat de mogelijkheid open moet blijven een intensieve veehouderij op deze locatie uit te oefenen. Omdat op de locatie roodvleesstieren worden gehouden dient het bedrijf nu al aangemerkt te worden als een intensieve veehouderij. Het bedrijf dreigt hierdoor onder het overgangsrecht te vallen wat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening ongewenst is. 3. Op basis van de verbeelding kan vastgesteld worden dat een aanlegvergunning openheid van kracht is voor het bouwvlak en de omliggende grond, Uit artikel onder i Landschapswaarden wordt niet duidelijk wat dit voor het bedrijf en de bedrijfsvoering betekent. De formulering is zo onbepaald dat op voorhand gesteld kan worden dat deze in strijd is met de rechtszekerheid. Voor het bevoegd gezag is duidelijkheid gewenst in verband met controle en handhaving. Helder is dat in bepaalde gevallen een aanlegvergunning vereist is, niet helder is echter in welke gevallen en welke gevolgen dit heeft voor het bedrijf. 4. In tegenstelling tot het geldend bestemmingsplan laat de verbeelding een nieuwe, op zeer korte afstand van het bedrijf, woonbestemming op nummer 2 zien. Dit betekent een verslechtering van de geurtechnische situatie van het bedrijf en een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden. De bewoners wordt geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat geboden terwijl dit in deze situaties op grond van de Wro en de Wet geurhinder en veehouderij verplicht is. 5. Concreet wordt verzocht: de huidige omvang van het bouwvlak, 1,5 ha, handhaven; de functieaanduiding 'intensieve veehouderij (iv) handhaven de aanduiding 'gv' verwijderen;verwijderen van de wro zone aanlegvergunning openheid, zeker voor wat betreft het bouwvlak; het verwijderen van de bestemming 'Wonen' bij het fort op nummer 2. 75

76 Beoordeling 1. Het in het ontwerp bestemmingsplan opgenomen bouwvlak is inderdaad verkleind ten opzichte van de omvang in het vigerende bestemmingsplan, in die zin dat het bouwvlak aan de oostzijde is versmald. De omvang van het bouwvlak is afgestemd op de omvang van het vergunde bedrijf alsmede de aanwezige verhardingen, aangezien op een groot deel van de gronden geen bebouwing aanwezig is. De verkleining is mede ingegeven door de ligging tegen de kern en tegen het cultuurhistorisch waardevolle fort aan. Bij controle van het bouwvlak en de luchtfoto blijkt dat aan de achterzijde niet alle bebouwing binnen het vigerende bouwvlak en het in het ontwerp opgenomen bouwvlak is opgenomen. Ter compensatie van de versmalling zal hier het bouwvlak in zuidelijke richting wordt aangepast teneinde alle verharding binnen de aanduiding bouwvlak op te nemen. In onderstaande afbeelding is met een blauwe lijn indicatief de uitbreiding van het bouwvlak weergegeven. 2. In het vigerende bestemmingsplan is het perceel bestemd met Agrarisch gebied met landschapswaarden, met een bouwvlak en de aanduiding intensieve veehouderij toegestaan. Bij het nagaan van de milieuvergunning van dit bedrijf blijkt dat dit er voor dit bedrijf schapen zijn vergund. Roodvleesstieren worden aangemerkt als intensieve veehouderij, maar daarvan is in de milieuvergunning geen sprake. Een intensieve schapenhouderijen moet in het kader van de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant specifiek worden aangeduid, omdat hiervoor een bouwverbod geldt tot 1 juni Hier is geen sprake van een intensieve schapenhouderij. Er worden op dit moment geen schapen gehouden. De aanduiding intensieve veehouderij laat het houden van schapen niet toe op basis van het bepaalde in onder b (Agrarisch 2). Er zal geen aanduiding intensieve veehouderij worden opgenomen. De gronden zijn gelegen binnen verwevingsgebied. Dit betekent dat hervestiging en omschakeling naar een intensieve veehouderij op een duurzame locatie mogelijk is op basis van de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant. Daarbij zal er echter sprake moeten zijn van een volwaardige bedrijfsvoering. Dat is op dit moment ten aanzien van intensieve veehouderij niet het geval. Het doorlopen van deze procedure zal echter in een buitenplanse procedure moeten gebeuren. 3. De aanduiding ten behoeve van de landschapswaarde openheid en de landschapswaarde kleinschalig landschap zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. In het gebied ten zuiden van Giessen is dit echter niet juist gebeurd. Hier had in plaats van de aanduiding wro-zone aanlegvergunning openheid de aanduiding wro-zone aanlegvergunning kleinschalig landschap moeten worden opgenomen. Dit zal worden hersteld. Ervan uitgaande dat de zienswijze zich, bij het juist vertalen van de landschapswaarden, gericht zou hebben tegen de aanduiding wro-zone aanlegvergunning kleinschalig landschap, zal de beantwoording op deze aanduiding worden gericht. De formulering die is opgenomen in onder i (bij vaststelling onder i) werkt niet op zichzelf, maar is nader uitgewerkt in de regels. 76

77 Zo gelden er specifieke regels ten aanzien van het plaatsen van teeltondersteunende kassen op het bouwvlak, specifieke gebruiksregels, waaronder het verharden van de gronden (4.4.1) en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden (4.6.4), waarbij het bouwvlak is uitgezonderd van de vergunningplicht (4.6.2). Daarmee is een concrete invulling in de regels gegeven welke activiteiten van invloed zijn op de landschapswaarde kleinschalig landschap, waarmee wordt voorkomen dat er sprake is van een onbepaalde formulering. Daarmee is er dus geen strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. 4. Dit betreft Giessensesteeg 2. In het bestemmingsplan Buitengebied 1997 is dit bestemd als Cultuurhistorisch waardevol gebied, met de aanduiding C2, voor het fort. De bestemming richt zich op de instandhouding van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, waaronder dus deze voormalige dienstwoning van het fort. Het fort heeft de bestemming Natuur gekregen. De voormalige dienstwoning van het fort is in gebruik als (burger)woning. Deze woning is binnen de bestemming Cultuur en ontspanning niet passend, en is daarom opgenomen in de bestemming Wonen. Deze woning aan de Giessensesteeg 2 is niet de bepalende afstand voor het agrarische bedrijf, want er zijn woningen dichterbij gelegen, aan de Heuvelkamp. De woning is al sinds jaar en dag aanwezig. Een niet-agrarische bedrijfswoning heeft dezelfde geurbescherming als een burgerwoning. Hiermee verandert er in deze situatie dus niets. Er is daarmee geen strijd met de Wet geurhinder en veehouderij. 5. Zie het bovenstaande beantwoording. Het aspect van het verwijderen van de aanduiding grondgebonden veehouderij is nog niet eerder besproken. De aanduiding grondgebonden veehouderij is in het kader van de bescherming van Natura 2000-gebieden opgenomen. Door deze aanduiding te verwijderen zouden ook het houden van grondgebonden vee niet meer mogelijk zijn. Dit lijkt de gemeente niet de bedoeling van de indiener van zienswijze. Derhalve zal de aanduiding niet worden verwijderd. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: het bouwvlak wordt vergroot conform de indicatieve blauwe lijn, teneinde alle verharding binnen de aanduiding bouwvlak op te nemen. De aanduiding kleinschalig landschap zal conform vigerend worden overgenomen. 43. Samenvatting De zienswijze heeft betrekking op het perceel Buitenhof 1 in Giessen dat zijn eigendom is. De woning is niet bewoond en verkeert in een deplorabele staat. In het ontwerpbestemmingsplan is de woning betrokken bij het naastgelegen agrarisch bouwvlak als zijnde een (bedrijfs)woning die bij het daar gevestigde glastuinbouwbedrijf hoort. Gesteld wordt dat de feitelijke situatie zodanig is, dat er in ieder geval geen sprake is van twee agrarische bedrijfswoning. Met verwijzing naar de plantoelichting waarin staat in het geval van een (in het verleden) afgesplitste bedrijfswoning op een agrarisch bedrijf er voor gekozen wordt om te bestemmen conform de feitelijke situatie, wordt verzocht de voormalige bedrijfswoning om te zetten in een woonbestemming. Daar naast worden nog enkele reden genoemd waarom een woonbestemming geen beletsel is. Zo is uit onderzoeken, die aan de gemeente eerder zijn overgelegd, gebleken dat er geen milieubelemmeringen zijn en dat ook het glastuinbouwbedrijf van de burgerwoning geen hinder ondervindt. Voorts wordt er op gewezen dat het huidig provinciale ruimtelijk beleid meer mogelijkheden biedt (integratie Stad-Land). Het perceel wordt niet conform de bestemming 'Agrarisch' gebruikt en het is ook niet de verwachting dat dit gebeurt. Als toch vast gehouden wordt dat het hier om een tweede bedrijfswoning gaat wordt erop gewezen dat er onvolkomenheden in het bestemmingsplan zitten. Het bouwvlak is te klein voor een tweede bedrijfswoning en het verbindingsteken en de stip in het bouwvlak zijn niet in het renvooi verklaard. Is überhaupt wel een mogelijkheid toegekend om hier een woning te bouwen daar de verbeelding niet klopt met het renvooi. Beoordeling In het vigerende bestemmingsplan is sprake van een agrarisch bouwvlak met een koppelteken naar een gebouw in de ondergrond. Dit gebouw in de ondergrond heeft geen eigen aanduiding bouwvlak. In de regels van het vigerende bestemmingsplan is opgenomen dat per agrarisch bedrijf één bedrijfswoning is toegestaan (artikel 4 onder 2). 77

78 In het vigerende bestemmingsplan zijn burgerwoningen aangeduid met een W op de verbeelding. Ook daarvan is hier geen sprake. Verder blijkt noch uit de regels, noch uit de verbeelding dat een tweede bedrijfswoning bestemd is, bijvoorbeeld door het opnemen van het getal 2. Uit gegevens van burgerzaken, en reconstructie van alle gesprekken en gegevens, is opgemaakt dat de bedrijfswoning op Buitenhof 1 er als eerste stond, als woning bij het bijbehorende bedrijf. Daarna is woning aan Buitenhof 3 gebouwd als tweede bedrijfswoning. In 1972 zijn woning aan Buitenhof 3 en het bedrijf, van Buitenhof 1 gesplitst. Dat moeder in bedrijfswoning nr. 1 bleef wonen werd gedoogd tot haar overlijden in De eigenaar van Buitenhof 1 wilde de woning als Wonen bestemd hebben en gebruiken, maar dit is door de gemeente nooit toegestaan, met als gevolg dat de woning sinds 1994 leeg staat. Uit de beantwoording van de zienswijzen op het vigerende bestemmingsplan, Buitengebied 1997, valt af te leiden dat bedoeld is de 2 e bedrijfswoning op te nemen als bestaande 2 e bedrijfswoning. Dit is echter niet op een juiste manier vertaald naar het bestemmingsplan. Die zienswijzennota maakt onderdeel uit van het vaststellingsbesluit, en dus dat hier een tweede bedrijfswoning moet worden toegestaan. De aanduiding bedrijfswoning zal op beide bouwvlakken worden opgenomen, waarbij tevens de aanduiding maximum aantal wooneenheden = 1 wordt opgenomen. Dit betekent dat per bouwvlak één bedrijfswoning is toegestaan. Hiermee is onverkort duidelijk hoeveel bedrijfswoningen en op welke plek deze zijn toegestaan. Gewezen wordt op het ontbreken van het verbindingsteken in het renvooi. Deze is reeds in het ontwerp opgenomen onder de kop Aanduidingen en vervolgens onder de subkop figuren. Het betreft de aanduiding relatie. In onder a is verklaard dat een gekoppeld bouwvlak door middel van de aanduiding relatie wordt aangemerkt als één bouwvlak. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: De aanduiding bedrijfswoning zal op beide bouwvlakken, dus het bouwvlak op Buitenhof 1 en het bouwvlak op Buitenhof 3, worden opgenomen, waarbij tevens de aanduiding maximum aantal wooneenheden = 1 op ieder bouwvlak wordt opgenomen. 44. Samenvatting 1. Betrokken ondernemer wordt door de wijzigingen ten aanzien van zijn percelen zwaar getroffen, De noodzaak van de aanduidingen: wro-zone - aanlegvergunning kleinschalig gebied, waarde archeologisch aandachtsgebied. wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone en waarde beschermingszone natte natuurparel, blijkt niet uit het ontwerpbestemmingsplan. Ook lijken de aanduidingen veel verdergaand dan de regelingen hierover van de provincie. 78

79 2. Door deze aanduidingen en de beperkingen die deze met zich meebrengen wordt het bedrijf in zijn bedrijfsuitoefening belemmerd wat met name geldt voor de lange termijn. Hij heeft opvolgers voor zijn melkveehouderijbedrijf. Betrokkene is het eens met de in het bestemmingsplan opgenomen doelstelling dat gezonde agrarische bedrijven met een duurzaam productieproces zich de komende jaren, op locaties die daarvoor geschikt zijn kunnen blijven ontwikkelen. Met de hoeveelheid beperkende aanduidingen die thans worden opgelegd, ziet hij en zijn opvolgers, het somber in. Het lijkt er op dat natuurbelangen steeds voorrang krijgen. Een zorgvuldige belangenafweging heeft niet plaatsgevonden, wat strijdig is met het motiverings- en zorgvuldigingsbeginsel. 3. Betrokkene maakt zicht zorgen over de werkbaarheid van het opgenomen aanlegvergunningenstelsel. Het lijkt er op dat zelfs voor het aanleggen van een drainage vergunning nodig is. Dit is overbodig en onwerkbaar. Verzocht wordt geen aanlegvergunningenstelsel op te nemen, subsidiair de lijst waarvoor een vergunning benodigd is, wordt verkleind. 4. Er is onvoldoende grondslag voor de aanduiding 'waarde archeologisch aandachtsgebied' Uit de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie blijkt niet de betreffende gronden cultuurhistorisch waardevol zijn. De gemeente heeft blijkens de inspraak- en overlegnota nog niet eens het onderzoek naar de archeologische waarden afgerond. De aanduiding is strijdig met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. 5. De keuze voor de aanduiding ecologische verbindingszone is onvoldoende gemotiveerd. Niet onderzocht is of de aanduiding op deze plaats wel noodzakelijk. Evenmin is onvoldoende of in het geheel niet onderzocht of er eventuele alternatieven zijn. In de toelichting geeft de gemeente zelf aan dat de exacte ligging van de zone nog niet duidelijk is. Van de provincie is bericht ontvangen dat die geen grond van betrokkene heeft geprioriteerd voor de ontwikkeling van een ecologische hoofdstructuur. De mogelijkheid het bestemmingsplan te wijzigen naar de bestemming 'Natuur' is onvoldoende gemotiveerd. 6. De aanduiding 'Natte natuurparel' als gevolg van de beschermingszone van 75 meter rondom de natuurparel Pompveld treft het bedrijf onevenredig. De belangen van de natuurparel zouden namelijk net zo goed beschermd kunnen worden indien de beschermingszone eindigt op de weg voor de boerderij. Verwezen wordt nog naar de toelichting op het plan(pag.126) waar gesproken wordt over een gemiddelde van 75 meter rondom. 7. Gevreesd wordt voor ernstige waardevermindering van de gronden al gevolg van de opgelegde aanduidingen. Beantwoording 1. Er zal hierbij op iedere aangehaalde aanduiding afzonderlijk worden ingegaan. Aanduiding wro-zone aanlegvergunning kleinschalig landschap. Bedoeld zal zijn de aanduiding wro-zone aanlegvergunning openheid want de genoemde aanduiding komt ter plaatse niet voor. De aanduiding wro-zone aanlegvergunning openheid is conform het vigerende bestemmingsplan overgenomen. Hieraan is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden gekoppeld in 3.6.4, waarbij voor het bouwvlak deze omgevingsvergunningplicht niet geldt. Daarnaast gelden nadere voorwaarden voor het plaatsen van teeltondersteunende kassen op het bouwvlak. Dit betreft een waardering die op gemeentelijk niveau van belang wordt geacht, om landschappelijke kwaliteiten te beschermen. Dubbelbestemming Waarde Archeologie (was in het ontwerp Waarde Archeologisch verwachtingsgebied : zie hiervoor de thematische beantwoording, onder A. Archeologie betreft een verplichting op Europees niveau om op een juiste manier archeologische (verwachings)waarden te beschermen. Aanduiding wro-zone wijzigingsgebied ecologische verbindingszone : zie hiervoor de thematische beantwoording, onder B. Ten opzichte van het ontwerp is de zonering flink veranderd op de onderhavige locatie. De aanduiding die schuin, vanuit het ten noordwesten gelegen natuurgebied, over het bouwvlak gelegen was, is verwijderd. Wat over blijft is de aanduiding, ten westen van het perceel, maar met een aangepaste (smallere) breedte van de begrenzing. Het beschermen van zoekgebieden voor ecologische verbindingszones betreft een provinciale verplichting. Dubbelbestemming Waarde Beschermingszone natte natuurparel. Dit betreft het provinciale Attentiegebied EHS, op basis van de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant. In de regels is voor gronden met de betreffende dubbelbestemming voor een aantal werkzaamheden een omgevingsvergunningstelsel van kracht. 79

80 Dit betreft werkzaamheden en ingrepen, die mogelijk van invloed kunnen zijn op de waterhuishouding, zoals grondverzet, aanleg van nieuwe drainage en de aanleg van verharde oppervlakten. Agrarische bouwvlakken worden evenwel uitgezonderd van deze omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. 2. Voor veel aanduidingen geldt dat geen omgevingsvergunningplicht geldt binnen het bouwvlak (openheid, ecologische verbindingszone, beschermingszone natte natuurparel). Voor bescherming van archeologische verwachtingswaarden geldt dit niet, omdat dat juist de plaatsen zijn die in het verleden het eerst zijn bebouwd. Met een omgevingsvergunningstels voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden wordt juist de weging ingebracht tussen agrarische belangen en natuur- en landschapsbelangen. Als geen weging zou worden ingebracht, zou dit leiden tot een totaal verbod aan die activiteiten. Op provinciaal niveau is het gebied aangewezen als groenblauwe mantel. Dit is vertaald naar de bestemming Agrarisch met waarden. Voor het totale buitengebied bezien heeft er een afweging plaatsgevonden waar er groene waarden (natuurwaarden) en blauwe waarden (waterwaarde) gelden, en waar deze waarden niet aanwezig zijn. Dit is in de toelichting uitgebreid toegelicht (H3, H4). Hiermee is voldaan aan de motiveringsplicht en het zorgvuldigheidsbeginsel. 3. Het aanleggen van drainage is vergunningplichtig op grond van de dubbelbestemming Waarde Archeologie, omdat dit gepaard gaat met het graven in en vergraven van de grond. Wellicht dat de opgenomen diepte ervoor zorgt dat geen omgevingsvergunning nodig is. Ook binnen de dubbelbestemming Waarde Beschermingszone natte natuurparel en binnen de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied ecologische verbindingszone geldt een vergunningplicht voor de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage. Met een omgevingsvergunningstels voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden wordt juist de weging ingebracht tussen agrarische belangen en natuur- en landschapsbelangen. Als geen weging zou worden ingebracht, zou dit leiden tot een totaal verbod aan die activiteiten. 4. Zie hiervoor de thematische beantwoording, onder A. 5. Zie hiervoor de thematische beantwoording, onder B. De geschiktheid van de gronden in de toekomst te kunnen ontwikkelen naar Natuur, zal nu beschermd moeten worden. Dat de gronden door de provincie nog niet zijn geprioriteerd, doet daaraan niet af. 6. In de Waterverordening Noord-Brabant (en de voorganger daarvan, de Verordening Waterhuishouding Noord-Brabant 2005) wordt het hydrologisch standstill-beginsel geëffectueerd voor wat betreft de grondwateronttrekkingen waarvoor de provincie bevoegd gezag is. De waterschappen effectueren via de keuren het standstill-beginsel met betrekking tot het oppervlaktewaterbeheer en de grondwateronttrekkingen waarvoor de waterschappen bevoegd gezag zijn. Keuren bevatten daartoe bepalingen ten aanzien van het onttrekken en lozen van water en ten aanzien van grondwateronttrekkingen. Activiteiten die geen directe link hebben met het peil van oppervlakte- of grondwater of met het onderhoud van oppervlaktewateren kunnen echter niet in de Waterverordening Noord-Brabant of keur van het waterschap gereguleerd worden. Hiervoor is aanvullende regelgeving in het ruimtelijke spoor noodzakelijk. Daarom zijn in de Verordening ruimte instructieregels opgenomen. Deze Regels Verordening ruimte Noord-Brabant / 17 december /106 bepalingen zijn een ongewijzigde voortzetting van hetgeen was opgenomen in (de correctieve herziening van) de reconstructieplannen. De bescherming in het ruimtelijke spoor dient plaats te vinden door middel van het opnemen van een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden in de gemeentelijke bestemmingsplannen Deze zone is handmatig begrensd om zo veel mogelijk rekening te houden met in het veld voorkomende harde en logische grenzen, zoals perceelsgrenzen en wegen. Er is gekozen voor een zone van gemiddeld 500 meter, maar ter plaatse van onderhavig perceel geldt een zone van 75, conform het gebiedsplan, omdat uit eerder in opdracht van de provincie Noord-Brabant uitgevoerde berekeningen is gebleken dat de gezamenlijke effecten van kleine ingrepen in de waterhuishouding Regels Verordening ruimte Noord-Brabant / 17 december /106 zich in de meeste gevallen uitstrekken over ten minste deze afstand en in veel gevallen zelfs over een grotere afstand. Afzonderlijk is het effect van dergelijke ingrepen vaak klein, maar gezamenlijk (cumulatief) kunnen grote effecten worden veroorzaakt. 80

81 Het individueel bepalen van de effecten van elk van deze kleine ingrepen is technisch niet uitvoerbaar. Noord-Brabant kent een zeer gevarieerde bodemopbouw. Uiteraard zullen verschillen in de ondergrond kunnen leiden tot verschillen in effecten en daarmee zou op de ene plaats de beschermingszone kleiner dan 500 meter kunnen zijn en op de andere plaats groter moeten zijn. Het is echter onmogelijk om dergelijke verschillen in algemene regelgeving neer te leggen. Zo hebben ingrepen in hogere delen van een gebied soms geen, maar veel vaker wel degelijk een effect op de lagere delen en vormen breuken slechts in uitzonderlijke gevallen een werkelijke hydrologische barrière tegen de effecten van ingrepen. Gezien het vaak zeer lokale karakter van de verschillen en het feit dat vrijwel nooit in algemene zin uitspraken over effecten kunnen worden gedaan is gekozen voor een zonering. Dat de zones van in beginsel 500 meter in de praktijk in breedte toch variëren, is het gevolg van het feit dat bij de begrenzing zo veel mogelijk herkenbare grenzen zijn gevolgd (bijvoorbeeld wegen of waterlopen) óf, wanneer dat niet mogelijk bleek, de grenzen van percelen zijn gevolgd. Op die manier is voorkomen dat de zone van 500 meter dwars door percelen zou lopen waardoor het beschermingsbeleid niet of zeer lastig kan worden gehandhaafd. Omdat in sommige gevallen zeer grote percelen grenzen aan de natte natuurparels, kon niet altijd worden voorkomen dat in die gevallen de zone groter is dan 500 meter. Anderzijds is in veel gevallen de zone kleiner dan 500 meter, juist om te voorkomen dat als gevolg van de percelering een veel bredere zone zou moeten worden aangewezen. In de Verordening ruimte de begrenzing opgenomen met een nauwkeurigheid van 12,5 meter. Afwijking van deze begrenzing is niet mogelijk. De dubbelbestemming Waarde Beschermingszone natte natuurparel heeft een overlap van 40 m over het bouwvlak. Een aanpassing van de begrenzing heeft daarom geen zin. De gronden binnen de aanduiding bouwvlak zijn uitgezonderd van de omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. 7. De gemeente neemt dit voor kennisgeving aan. De Wet ruimtelijke ordening bevat hierover in afdeling 6.1 nadere bepalingen en dit zal worden afgehandeld in een aparte procedure. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 45. Samenvatting De zienswijze heeft betrekking op het perceel aan de Oudendijk dat kadastraal bekend is als gemeente Woudrichem sectie D nr Verzocht wordt de plangrens van het ontwerpbestemmingsplan te wijzigen, zoals aangegeven op een overgelegde tekening. Hierdoor zal een logischer en harmonieuzer totaalbeeld ontstaan van zowel het vast te stellen ontwerpbestemmingsplan Buitengebied als van het bestemmingsplan Oudendijk. Met de voorgestelde wijziging van de plangrens wordt beoogd in de toekomst de mogelijkheid te creëren hier woningbouw te realiseren. Beoordeling Het betreffende perceel is in de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant aangemerkt als agrarisch gebied. Dit gebied komt op grond van deze Verordening ruimte niet in aanmerking voor woningbouw. zie hiervoor de thematische beantwoording, onder D, aangezien er geen sprake is van een bebouwingsconcentratie. De gronden lenen zich, vanwege de provinciale aanduiding agrarisch gebied niet om in een bestemmingsplan voor de kom te worden opgenomen. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 81

82 46. Samenvatting 1. Het gebied rond de Midgraaf is met de ruilverkaveling ontgonnen, geschoven en gedraineerd en vervolgens zijn de gronden geploegd, gewoeld en opnieuw gedraineerd. Hierdoor zal er van de verwachte archeologische waarde niets meer over zijn en is een onderzoek gewenst vanuit of door de gemeente om te voorkomen dat extra kosten en beperkingen worden opgelegd. 2. Een aanlegvergunning voor het aanbrengen oppervlakteverharding van 200 m2 is niet praktisch en kostbaar. Verzocht wordt de oppervlakte op 2000 m2 te brengen. Dit ook om administratieve lasten te beperken, wat ook voor het onder 1. gestelde geldt. 3. Verzocht wordt het bouwblok in oostelijke zijde te vergroten om de geplande sleufsilo te plaatsen waardoor aan de eisen van het waterschap kan worden voldaan. Beoordeling 1. Zie hiervoor de thematische beantwoording, onder A. 2. In principe is het aanleggen van verhardingen in het buitengebied niet gewenst, maar tot 200 m 2 is de aantasting/beïnvloeding van aanwezige waarden te gering om vergunningplichtig te stellen. Daarboven is toetsing noodzakelijk, omdat op voorhand niet kan worden gezegd dat geen waarden zullen worden aangetast. Een grens van 2000 m 2 is te ruim. Hierbij wordt ook het waterstaatkundig belang meegewogen, omdat bij toename van verharding moet er compensatie in waterberging plaatsvinden. Daarom kan dit niet rechtstreeks worden toegestaan. Voor een normale agrarische bedrijfsvoering behoort dit niet tot de reguliere werkzaamheden. Daarom zal ook worden afgewogen wat nut en noodzaak is van de gewenste verharding, omdat doelstelling is om in het buitengebied zo min mogelijk te verharden. Ten aanzien van het aspect archeologie geldt dat het aanleggen van verhardingen kan leiden tot inklinking van de bodem. Dit kan een aantasting van het (te verwachten) archeologische erfgoed betekenen, en zal derhalve moeten worden getoetst. 3. Het bouwvlak wordt beperkt aangepast, zodat de sleufsilo geheel binnen het bouwvlak komt te liggen. Met de blauwe lijn is indicatief aangegeven hoe het bouwvlak zal worden aangepast. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: verbreding bouwvlak in oostelijke richting, conform bovenstaande afbeelding. 47. Samenvatting 1. Het provinciaal beleid maakt het mogelijk om bij een glastuinbouwbestemming een vergister te plaatsen en niet zoals in het ontwerpbestemmingsplan is geregeld binnen zoek- Ruimte primair agrarisch gebied en ontwikkelingsperspectief primair agrarisch gebied. 2. De in het bestemmingsplan opgenomen bebouwingsoppervlakte ad. 250 m 2 voor een te realiseren vergister is te beperkt. Een vergister met de daarbij behorende voorzieningen zoals silo's en een weegbrug heeft zeker 7000 m 2 aan oppervlakte nodig. 82

83 Beoordeling Gezien de aard en omvang en aantal verzoeken kiest gemeente ervoor dergelijke verzoeken buitenplans te beoordelen op geur, geluidshinder, verkeersaantrekkende werking en eventuele landschappelijke inpassing. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 48. Samenvatting 1. De goothoogte voor kassen ad. maximaal 4,5 meter is te gering. De huidige kassen hebben tegenwoordig een standaardafmeting met een goothoogte van 8 meter in verband met het bufferend vermogen. Verzocht wordt deze afmeting in het bestemmingsplan op te nemen. 2. Het beperken van de tijdelijke huisvesting van seizoenarbeiders tot maximaal zes maanden per jaar is niet voldoende om de seizoensarbeiderspieken op te vangen. Omdat de pieken in dit bedrijf zowel in de zomer als in de winter liggen en die opgevangen moeten worden, wordt verzocht deze tijdelijke huisvesting niet te beperken tot zes maanden. 3. In de huidige situatie is het niet verplicht een aanlegvergunning aan te vragen voor het verharden en egaliseren van containervelden. Dit moet zo blijven. Men wil niet dat hiervoor na het in werking treden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is vereist voor deze werkzaamheden. 4. Het ontwerpbestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot uitbreiding voor bestaande glastuinbouwbedrijven, Het betreft hier een solitair bedrijf binnen de AHS-Landbouw, De mogelijkheid tot uitbreiding is beperkt tot maximaal 3 ha netto. Dit moet worden uitgebreid tot 4 ha netto omdat de wateropslag ook in bouwvlak valt. Hierdoor blijft er naast de wateropslag nog 3 ha netto glasopstanden over. 5. Op voorhand wordt bezwaar gemaakt tegen de bestemmingsverandering van de woning aan de Buitenhof 1. Dit betreft de oorspronkelijke bedrijfswoning van het naastgelegen bedrijf (Maatschap De Lorm). Als een woonbestemming wordt toegekend belemmert dit de bedrijfsvoering van het bedrijf van de maatschap. Beoordeling 1. Zie hiervoor de beantwoording van de ZLTO, zienswijze 2, onderdeel De gemeente acht het niet wenselijk om (seizoens)arbeiders structureel op de agrarische bedrijven te vestigen. Enerzijds ontstaat een ongewenste vorm van permanente bewoning van het buitengebied die kan leiden tot een belemmering van andere omliggende agrarische bedrijven. Door een periode van maximaal 6 maanden toe te staan, wordt permanente bewoning van agrarische bedrijfsbebouwing voorkomen. De periode van 6 maanden hoeft niet aaneengesloten te zijn. Daarnaast is de gemeente van mening dat, indien sprake is van een permanente vorm van arbeid, de arbeidsmigranten bij de maatschappij betrokken moeten worden. Dit kan uitsluitend bereikt worden indien de arbeidsmigranten hun huisvesting in de woonkernen vinden. Het permanent huisvesten van de arbeidmigranten op agrarische bedrijven bevordert de integratie van deze bevolkingsgroep niet. Om deze redenen wordt derhalve permanente huisvesting niet voorgestaan door de gemeente. Daarnaast heeft de gemeente als uitgangspunt dat de tijdelijke wooneenheden geen ruimtelijke impact mogen hebben. Om de ruimtelijke impact zoveel mogelijk te beperken is ervoor gekozen de tijdelijke wooneenheden uitsluitend in bestaande bebouwing toe te staan. Op deze wijze wordt extra ruimtebeslag op het bouwvlak voorkomen. Het huisvesten van seizoensarbeiders in tijdelijke woonunits op het bouwvlak, leidt er toe dat minder ruimte op het bouwvlak beschikbaar is voor eventuele agrarische bedrijfsbebouwing. In het kader van zuinig ruimtegebruik wordt dit door de gemeente als een ongewenste situatie gezien. 83

84 3. Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Dit is conform de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant. Binnen het bouwvlak is geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden (aanlegvergunning) benodigd. 4. De genoemde oppervlakte heeft betrekking op 3 ha netto glasopstanden. De bruto oppervlakte heeft betrekking op alle overige voorzieningen die voor de bedrijfsvoering nodig zijn, zoals de wateropslag. De regeling is dus al conform de zienswijze opgenomen. 5. Zie hiervoor de beantwoording van zienswijze 43. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 49. Samenvatting De zienswijze heeft betrekking op de locatie Jan Spieringweg 1a te Woudrichem, kadastraal bekend als gemeente Woudrichem sectie D nr Het betreft een voormalige kwekerij die in het ontwerpbestemmingsplan een agrarisch bouwvlak heeft met de aanduiding glastuinbouwbedrijf toegestaan. Gezien de schaalvergroting in de glastuinbouw is de omvang van het bouwvlak voor een economisch volwaardig bedrijf hier niet reëel. Verzocht wordt de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf' toe te kennen met als specifieke vorm van het bedrijf 'hoveniersbedrijf annex kwekerij (glastuinbouw). Beoordeling Uit de milieugegevens blijkt dat hier een vissenkwekerij en bloementeelt is vergund. De zienswijze richt zich op omschakeling van een agrarisch bedrijf naar een agrarisch verwant of technisch hulpbedrijf. Het bestemmingsplan biedt hiertoe de mogelijkheid door middel van een wijzigingsbevoegdheid in Zie voor nadere uitleg de thematische beantwoording onder F. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 50. Samenvatting De zienswijze heeft betrekking op de locatie Giessensesteeg 11 te Giessen. Dit betreft een voormalig agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsgebouwen nog steeds aanwezig zijn waar onder een varkensschuur en een koestal. Deze opstallen zijn totaal niet functioneel meer en voldoen niet aan de huidige eisen. De gebouwen ontsieren het landschap. Verzocht wordt om in het nieuwe bestemmingsplan de mogelijkheid te bieden ter hoogte van de schuur de bestemming zodanig te wijzigen dat een woning met een loods van circa 500 m 2 mogelijk wordt. Op een overgelegde situatietekening is een en ander weergegeven. Gelet op de reeds aanwezige woon- en bedrijfsobjecten in de naaste omgeving zijn hiertegen ruimtelijk geen bezwaren. Temeer daar de bestaande bebouwing wordt afgebroken en een erfbeplanting wordt aangebracht als het verzoek wordt ingewilligd. Beoordeling Dit betreft de bestemming Wonen, waarbij verzocht wordt, in ruil voor sloop van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, een extra woning toe te staan. Zie hiervoor de thematische beantwoording onder D en F. De locatie is gelegen binnen een bebouwingsconcentratie. Het bestemmingsplan biedt hiertoe geen mogelijkheden. Er zal een aparte procedure moeten worden doorlopen om één en ander mogelijk te maken. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 84

85 51. Samenvatting 1. De bestemming 'bedrijven' is gewijzigd in 'wonen wat niet strookt met de feitelijke situatie. Het terrein is sinds 1950 als bedrijfsterrein in gebruik. De autowasserette met tankstation en winkel zijn weliswaar niet meer aanwezig dat wil niet zeggen dat die simpelweg kunnen worden geschrapt. 2. Het hart van het bedrijf, het kantoor, is hier nog steeds gevestigd; de mogelijkheid moet behouden blijven om te groeien en uit te breiden. 3. Een deel van het perceel heeft in het geldend plan de bestemming 'bedrijven' en het resterend deel de bestemming 'agrarisch. Eerder is al verzocht het resterende deel de bestemming bedrijven te geven. De bedrijfsfunctie is geheel zelfstandig en niet ondergeschikt aan de functie 'wonen.' Beoordeling 1. De locatie had in het verleden een bedrijfsbestemming. Hier was aanvankelijk het transportbedrijf gevestigd dat nu al weer vele jaren elders aan het Hoekje zit. In het bestemmingsplan Buitengebied 1997 heeft de locatie een bedrijfsbestemming gekregen met de specifieke aanduiding B10, te weten autowasserette, waarbij één bedrijfswoning is toegestaan. Dit is conform de toen bestaande feitelijke situatie. Ook toen was het uitgangspunt geen nieuwe niet-agrarische bedrijven toestaan en uitsluitend de bestaande bedrijven positief bestemmen. Het vigerende bestemmingsplan geldt als uitgangspunt voor het beoordelen van de bestemmingen in het onderhavige bestemmingsplan. Toen betrokkene medewerking kreeg om zijn transportbedrijf elders aan het Hoekje te vestigen transportbedrijf (Hoekje (sb-14)), is dit gebeurd onder de voorwaarden dat op de locatie Hoekje 16 het transportbedrijf beëindigd zou moeten worden. Dat is dus gebeurd. Enkele jaren geleden is de autowasserette aan het Hoekje 16 beëindigd. Er was dus geen reden meer die bestemming in het nieuwe bestemmingsplan te handhaven. Immers het uitgangspunt is ook bij dit plan: uitsluitend bestaande niet agrarische bedrijven positief bestemmen. Er is niet gebleken van een milieumelding of milieuvergunning bij de gemeente. Ook bleek er geen ander bedrijf gevestigd te zijn. Formeel zou dit op basis van het geldend bestemmingsplan ook niet kunnen. Betrokkene heeft niet aangetoond opnieuw een autowasserette te beginnen. Als dit laatste het geval geweest zou zijn dan had overwogen kunnen worden de geldende bestemming in het nieuwe plan te handhaven. Dit is echter niet het geval. Derhalve wordt het bestemmingsplan niet aangepast. 2. Uit de zienswijze en de eerdere correspondentie is gebleken dat in het betreffende pand waarin wordt gewoond, het kantoor van het transportbedrijf is gevestigd. Dit is mogelijk op basis van de bestemming Wonen. Daarbinnen zijn kantooractiviteiten toegestaan tot een maximum van 80 m 2 als niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit. Voorwaarde is dat het ondergeschikt blijft aan het wonen en de aangegeven omvang niet wordt overschreden. Als een zelfstandige bedrijfsbestemming wordt toegekend, is dit strijdig met de uitgangspunten van het ontwerpplan. Er zou dan immers een nieuw niet-agrarisch bedrijf mogelijk gemaakt worden. Het bestemmingsplan wordt niet aangepast. 3. Het bestemmingsvlak Wonen is al vergroot ten opzichte van het bestemmingsvlak Bedrijf in het vigerende bestemmingsplan, om alle verhardingen binnen het bestemmingsvlak te brengen. Bij het vergelijken met de luchtfoto blijkt dat aan de westelijke zijde, een klein deel van de verharding nog niet binnen het bestemmingsvlak Wonen is gelegen. In onderstaande afbeelding is, indicatief, met een blauwe lijn, de begrenzing van het bestemmingsvlak Wonen weergegeven. Een verdere vergroting vindt niet plaats. 85

86 Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: vergroting van het bestemmingsvlak Wonen, conform bovenstaande indicatieve begrenzing. 52. Samenvatting Verzocht wordt de percelen, kadastraal bekend als de nummers 2151 en 2153 welke in 2003 zijn gekocht en als wonen worden gebruikt, de bestemming 'Wonen 'toe te kennen. Blijkens de WOZ aanslag wordt het perceel als 'wonen' aangemerkt. Beoordeling De betreffende kadastrale percelen zijn in eigendom van de indiener van zienswijze. Zie voor de begrenzing de thematische beantwoording onder C. In de luchtfoto is te zien dat genoemde kadastrale percelen in gebruik zijn als tuin. Deze zullen derhalve worden opgenomen binnen de bestemming Wonen. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: de percelen 2151 en 2153 worden toegevoegd aan het bestemmingsvlak Wonen van huisnummer

87 53. Samenvatting 1. In het bestemmingsplan is geregeld dat in het doorgroeigebied glastuinbouw in Andel uitsluitend doorgegroeid kan worden direct aansluitend aan de bestaande kassen. In verband met de huidige bedrijfsvoering is dit echter niet mogelijk. Daarom wordt verzocht het mogelijk te maken dat doorgroeien ook op afstand mogelijk is. 2. Een goothoogte voor een kas van 4,5 meter is achterhaald. Verzocht wordt de minimale goothoogte op 6 meter te brengen. Het is zeer wenselijk dat het mogelijk wordt in uitzonderingsgevallen een hoogte van 8,5 meter toe te staan in verband met de ontwikkelingen in de tuinbouw waarbij te denken valt aan meer lage, betere klimaatbeheersing en automatisering. Beoordeling 1. Ruimtelijk gezien is dit geen probleem, aangezien het betreffende gebied, wro-zone wijzigingsgebied mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw geheel mag worden benut voor glasopstanden. Een bouwvlak op afstand wordt hier door provincie toelaatbaar geacht. Dat betekent dat in de regels de voorwaarde direct aansluitend aan het bestaande bedrijf wordt verwijderd. 2. Zie hiervoor de beantwoording van de zienswijze van ZLTO, zienswijzenummer 2, onderdeel 10. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: in en zal de voorwaarde direct aansluitend aan het bestaande bedrijf worden verwijderd. 54. Samenvatting 1. Sinds jaar en dag ligt in de Afgedamde Maas ter hoogte van het voormalig bedrijf van Fort Bouw (sb-16) drijvend materiaal afgemeerd waarvoor door Rijkswaterstaat ligplaatsenvergunningen zijn afgegeven. Op de meeste schepen wordt gewoond. Dit gebruik wordt niet gedekt door de in het plan onder artikel 18 (Water) opgenomen bestemmingsomschrijving. 2. Gelet op de reeds lang bestaande situatie en toezeggingen waarvoor verwezen wordt naar een overgelegd verslag van een bespreking op 8 oktober 2003 met de gemeente wordt verzocht het bestemmingsplan zo aan te passen dat de aanwezigheid van het drijvend materiaal een legale status krijgt. Beoordeling 1. en 2. De betreffende locatie is gelegen binnen het zogenaamde stroomvoerend rivierbed, zoals dat is aangewezen in de Beleidslijn grote rivieren, opgenomen binnen de bestemming Waterstaat Stroomvoerend rivierbed. Hierbinnen moet zeer terughoudend worden omgegaan met het toestaan van bebouwing en functies, in het kader van hoge waterstanden. In het vigerende bestemmingsplan zijn de genoemde activiteiten, zoals wonen en drijvend materieel, ook niet opgenomen. In de zienswijze wordt verwezen naar toezeggingen die zijn gedaan tijdens een bespreking op 8 oktober In dit verslag is echter niet te lezen over toezeggingen die betrekking hebben op het bestemmen van de genoemde zaken, zoals het wonen en het drijvend materieel. Het feit dat Rijkswaterstaat een vergunning heeft afgegeven, maakt niet dat de gemeente gebonden is hieraan in het bestemmingsplan invulling te geven, nu in het kader van het bestemmingsplan ruimtelijke aspecten worden afgewogen. De ligplaatsen zullen niet positief worden bestemd. De gemeente treedt hier handhavend op en blijft dit doen. Daarnaast is de wethouder voornemens met de bewoners van de ligplaatsen in overleg te gaan over een alternatieve locatie. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 87

88 55. Samenvatting Verzocht wordt de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied bebouwingsconcentratie' langs de Giessensesteeg in oostelijke richting door te trekken en wel zodanig dat aangesloten wordt op de bedrijfslocaties ter hoogte van Giessensesteeg 1b met gelijke aanduiding zodat de zone één geheel wordt. Beoordeling Op onderstaande afbeelding geeft het rode vlak de begrenzing van de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied bebouwingsconcentratie aan. De blauwe cirkel geeft de locatie Giessensesteeg 1b weer. Hiermee valt de locatie binnen de betreffende bebouwingsconcentratie. Hiermee is een aanpassing van het bestemmingsplan niet aan de orde, aangezien al in de gewenste situatie is voorzien. Een verdere aanpassing van de begrenzing is niet gewenst, aangezien de openheid bewaard moet blijven. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 56. Samenvatting 1. Bezwaar wordt gemaakt tegen het niet opnemen in het plan van het gebied waar het de bedoeling is het bedrijventerrein in oostelijke richting uit te breiden. Bij brief van 6 oktober 2009 is tegen deze uitbreiding al geageerd. Het buiten het plan houden van dit gebied wordt beschouwd als een stap om de uitbreiding te realiseren. Deze uitbreiding is strijdig met het uitgangspunt dat de groene zones tussen de dorpen op de oever van de Maas open gehouden moeten worden. 2. De aanduiding wro-zone-wijzigingsgebied ecologische verbindingszone ter hoogte van het bedrijventerrein De Rietdijk ontbreekt. Opname is gewenst direct oostelijk van het huidige bedrijfsterrein. Beoordeling 1. Door de gemeente is opdracht gegeven voor het opstellen van een bestemmingsplan voor uitbreiding van het bedrijventerrein. In dat kader wordt afgewogen wat de haalbaarheid is en of het volledige gebied voor bedrijfsdoeleinden wordt bestemd. Als deze gronden binnen dit bestemmingsplan worden opgenomen, dan wordt de indruk gewekt dat hier de komende jaren geen verandering gaat plaatsvinden, terwijl het planproces al in gang is gezet. De gemeente acht dit niet gewenst. Er zal geen aanpassing van de begrenzing van het plangebied plaatsvinden. 2. De begrenzing van de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied ecologische verbindingszone is conform de provinciale aanduiding zoekgebied voor ecologische verbindingszones in de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant, overgenomen. Niet duidelijk is welk deel er zou ontbreken. Zie voor een nadere toelichting ten aanzien van de begrenzing, de thematische beantwoording onder B. 88

89 Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 57. Samenvatting 1. In het plangebied ligt een drietal hoge druk aardgasleidingen. De dubbelbestemming voor de leidingen wijkt qua breedte af van wat gebruikelijk is. De belemmerde strook dient een breedte te hebben van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding in plaats van 5 meter, zoals in het plan is opgenomen. Verzocht wordt daarom de breedte van 5 meter terug te brengen tot 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding. 2. De in artikel 20 "Leiding-Gas" opgenomen regels bieden onvoldoende waarborgen van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leidingen. Daarnaast wordt gestreefd naar een uniform artikel "Leiding-Gas" binnen bestemmingsplannen. Verzocht wordt artikel 20.4 zodanig uit te breiden dat ook de volgende werkzaamheden binnen een strook van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding (belemmerde strook) behoudens schriftelijke vergunning niet zijn toegestaan: a. het oprichten van enig bouwwerk; b. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen; c. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair. 3. In hoofdstuk 7.7. "Externe veiligheid" van de toelichting zijn de gegevens over de gasleidingen onvolledig en onjuist. De juiste informatie wordt aangegeven. Verzocht wordt die in de toelichting te wijzigen en aan te vullen,. Beoordeling 1. Voor de regionale leidingen (met een druk tussen 16 en 40 bar) geldt een belemmerende strook van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding; voor leidingen met een hogere druk geldt een belemmerende strook van 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding op grond van het bepaalde in het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Hierover is over overleg gevoerd met de Gasunie. De genoemde afstanden van de belemmerende strook is in de toelichting en verbeelding verwerkt. 2. De gemeente begrijpt de wens voor eenduidigheid in planregels voor de gasleidingen. De onder sub a. en c. genoemde zaken, betreft het bouwen van een bouwwerken in het algemeen of van lichtmasten en straatmeubilair in het bijzonder. In 20.4 (bij vaststelling 21.4) betreft het een regeling voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. Het bouwen is geregeld in In 21.2 wordt de regeling zodanig aangepast dat geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht. Hiervan bestaat de mogelijkheid om een binnenplanse omgevingsvergunning te verlenen, met toetsing door de leidingbeheerder. In het ontwerp was in 21.2 uitsluitend het bouwen ten behoeve van de dubbelbestemming, dus ten dienste van de gasleiding, toegestaan. Blijkens de zienswijze is het de wens geen enkel bouwwerk in een rechtstreekse regeling toe te staan. Aan 21.4 wordt het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen; toegevoegd. 3. In het plangebied liggen een 4-tal hogedruk aardgastransportleidingen. In de zienswijze zijn drie leidingen vermeld. In het oostelijk deel van het plangebied ligt nog een vierde leiding (A-168) die in het ontwerp al was opgenomen. De Gasunie heeft nadere informatie verstrekt. Dit is in de toelichting verwerkt. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: In 21.2 wordt de regeling aangepast dat geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht. Aan 21.4 wordt het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen; toegevoegd. Toelichting: aanpassing van teksten t.a.v. gasleidingen in overleg met de Gasunie 89

90 Verbeelding: de belemmerende stroken (van de leidingen Z , Z en Z )zijn aangepast naar 4 m Samenvatting 1. Aan het perceel waarop het bedrijf is gevestigd, is ten onrechte de bestemming 'Bedrijf' toegekend. Het moet zijn 'Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf'. Verwezen wordt ook naar artikel sub a in de staat van agrarische verwante en technische hulpbedrijven waar het bedrijf genoemd wordt onder (sb-47). 2. Het op de verbeelding weergegeven bestemmingsvlak is ten onrechte kleiner dan de praktijk. Verwezen wordt naar een bijgevoegde tekening ten tijde van de bouw en de projectie van de verbeelding op de luchtfoto. Tevens wordt verwezen naar de toelichting op blz (5.13.1) Verzocht wordt de verbeelding aan te passen. Beoordeling 1. De verbeelding komt inderdaad niet overeen met de regels. De bestemming Bedrijf Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf, had op de verbeelding moeten worden opgenomen. Dit zal worden aangepast. 2. Voor onderhavig perceel is een wijzigingsplan opgesteld: Bp Buitengebied-Uitwijks Dijkje 2004, raadsbesluit 27 september 2004 en gg GS 22 februari 2005 nr Op onderstaande afbeelding is het bestemmingsvlak uit het ontwerp bestemmingsplan en de luchtfoto te zien. De begrenzing van het wijzigingsplan en de feitelijke (perceels)begrenzing vallen onbedoeld niet goed samen. De bestemmingsgrenzen zullen worden afgestemd op de feitelijke situatie. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: bij (sb-47) zal de bestemming Bedrijf Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf worden opgenomen. De grens van het bestemmingsvlak Bedrijf Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf en van de bestemming Groen Landschappelijke inpassing zullen worden aangepast aan de feitelijke situatie, te zien in bovenstaande luchtfoto. 59. Samenvatting 1. Gezien de te verwachten uitbreiding van de stal en kuilvoeropslag wordt verzocht de vorm van het agrarisch bouwvlak te wijzigen. Aan de zijde van de Veldweg kan een gedeelte vervallen en aan de noordwestzijde worden toegevoegd waardoor een vierkant bouwvlak ontstaat. Verwezen wordt naar de bijgevoegde situatietekening. 90

91 2. Tevens wordt verzocht de aanduiding 'Waarde - Archeologisch aandachtsgebied' uit het bouwvlak te verwijderen omdat dit toevoegt, maar wel een belemmering is bij eventuele bouwplannen. Beoordeling 1. Er zijn geen ruimtelijke bezwaren aan het meewerken aan vormverandering van het bouwvlak. Uit het aangeleverde kaartje blijkt echter dat met de vormverandering ook een vergroting van het bouwvlak wordt beoogd. Zie hiertoe de thematische beantwoording onder F. Daaraan zal geen medewerking worden verleend. 2. Zie hiertoe de thematische beantwoording onder A. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: vormverandering van het bouwvlak waarbij zoveel mogelijk het aangeleverde kaartje wordt gevolgd, maar waarbij de oppervlakte van het bouwvlak gelijk blijft. 60. Samenvatting Verzocht wordt de paardenbak achter de woning Burgemeester van der Lelystraat 126, die er al vanaf ongeveer 1998 ligt, te legaliseren daar deze niet voldoet aan de 50 meter norm die in het ontwerpbestemmingsplan is opgenomen. Beoordeling Op basis van het vigerende bestemmingsplan zijn paardenbakken toegestaan buiten het bouwvlak. In de regels zullen bestaande paardenbakken, die in overeenstemming zijn gebouwd met de (oude) Woningwet, worden toegestaan. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: in de bepalingen 3.2.6, en worden opgenomen dat bestaande paardenbakken zijn toegestaan. 61. Samenvatting Het bedrijf wordt als gevolg van de in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen 'woonbestemming, woning uitgesloten,' in zijn bedrijfsvoering beperkt. De bedrijfsactiviteiten die het geldend bestemmingsplan biedt zijn niet meer mogelijk t.w. het houden van paarden, pensionstalling voor paarden, stallen van motorvoertuigen, onderhoud van motorvoertuigen, verhuur van voertuigen en landbouwwerktuigen en de verhuur van hoogwerkers en aanverwante materialen. Binnen de voorgenomen bestemming is het niet toegestaan het bedrijf voort te zetten. Een belangrijk onderdeel van het bedrijf bestaat uit de paardenhouderij. Het is de bedoeling dit uit te bouwen naar een volledige manege. Verzocht wordt daarom van de woonbestemming af te zien en het gehele kadastrale perceel 1568 de bestemming manege te geven zodat er in de toekomst ook één of twee extra rijbakken kunnen worden bijgeplaatst. Beoordeling Vigerend heeft dit perceel de bestemming Bedrijf, met aanduiding B24. Hierbij is een opslag- en stallingsbedrijf toegestaan en is geen bedrijfswoning toegestaan. Het provinciale beleid beschouwt opslag niet als een zelfstandige bedrijfsactiviteit, omdat bij het toekennen van een bedrijfsbestemming er ook omschakelingsmogelijkheden ontstaan. Derhalve is gekozen voor de bestemming Wonen. Om te voorkomen dat een woning wordt toegevoegd ten opzichte van de vigerende bestemming waarin geen (bedrijfs)woning is toegestaan, is de aanduiding wonen uitgesloten opgenomen. Bij de bestemming Wonen is de aanduiding specifieke vorm van wonen 4 opgenomen, wat inhoudt dat statische opslag is toegestaan. Dit komt overeen met opslag- en stallingsbedrijf. 91

92 Een paardenhouderij is niet in overeenstemming met de vigerende bestemming. In de zienswijze wordt derhalve om omschakeling van de bestemming verzocht. Hiertoe wordt verwezen naar de thematische beantwoording onder D en F. Het stallen van caravans is wel in overeenstemming met de vigerende bestemming, en komt ook overeen met de aanduiding specifieke vorm van wonen 4 die statische opslag mogelijk maakt. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 62. Samenvatting 1. Op deze locatie wordt sinds november 2002 een kleinschalig metaalbewerkingsbedrijf uitgeoefend, dat niet een bedrijfsbestemming, maar een woonbestemming heeft gekregen. Evenals op het aangrenzend terrein waar een garagebedrijf wordt geëxploiteerd was op deze locatie in het verleden een pluimveebedrijf gevestigd. Tegen het garagebedrijf, dat voortdurend is uitgebreid, bestaat geen bezwaar, maar hieruit zou redelijkerwijs geconcludeerd mogen worden dat er ruimtelijk gezien evenmin bezwaren bestaan tegen de beperkte bedrijfsactiviteiten van hem aangezien die feitelijk op een en dezelfde locatie plaatsvinden. Verwezen wordt naar de toelichting (pag. 110) waar staat dat voor de niet agrarische bedrijven die in de afgelopen planperiode zijn ontstaan of tot volwaardig zijn uitgegroeid, maar nog niet als zodanig bestemd, is onderzocht of legalisering mogelijk is. Het is niet gebleken of dit onderzoek voor dit bedrijf heeft plaatsgevonden en zo ja op welke wijze. Verder worden nog de volgende argumenten aangevoerd: het is een eenmanszaak zonder geluidsoverlast, buitenopslag en nauwelijks verkeersaantrekkende werking; de locatie ligt naast een zeer groot garagebedrijf met daarnaast een evenemententerrein annex motorcrossterrein; de locatie is volledig landschappelijk ingepast; verplaatsing naar een bedrijventerrein is voor een eenmanszaak financieel-economisch niet haalbaar; als hij het bedrijf hier niet kan blijven uitoefenen raakt hij werkloos en in de bijstand; bij het eventueel beëindigen van het bedrijf zal er geen nieuwe bedrijfsactiviteit uitgeoefend kunnen worden; er wordt een consequente afweging van de mogelijkheden tot legalisering gemist; tijdens de informatie- en inspraakavond is meegedeeld dat bestaande niet-agrarische bedrijven positief zullen worden; uit uitvoerige gesprekken op het gemeentehuis is gebleken dat men niet afwijzend staat ten opzichte van voortzetting van het bedrijf uitsluitend door Van der Plas Jr. 2. Verzocht wordt toepassing te geven aan artikel van het Besluit ruimtelijke ordening (persoonsgebonden overgangsrecht). Dit houdt in dat uitsluitend Van der Plas Jr. op deze locatie het bedrijf mag uitoefenen en als hij de bedrijfsactiviteiten beëindigt er geen andere bedrijfsactiviteit gevestigd mag worden. De bestemming 'Wonen' is en blijft gehandhaafd. Beoordeling 1. Vigerend heeft deze locatie de bestemming Agrarisch gebied met landschapswaarden en een aanduiding ten behoeve van wonen. Een bedrijfsbestemming is hier dus niet overgenomen. Rechten uit een verder verleden, zoals dat hier een pluimveebedrijf gevestigd is geweest, doen niet ter zaken. Uitsluitend aan huis gebonden niet-publieksgerichte zaken zijn toegestaan, met een omvang van maximaal 80 m 2. Er zal geen andere bestemming worden toegekend. 2. De gemeente zal een persoonsgebonden beschikking toekennen voor het huidige gebruik en aan deze persoonsgebonden beschikking voor een periode van 4 jaar. De einddatum zal in de beschikking worden opgenomen. Deze periode is bedoeld om opbouw van het bedrijf mogelijk te maken. 92

93 Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: in artikel 41 Overgangsrecht, zal onder 41.3 een bepaling worden opgenomen ten aanzien van het persoonsgebonden overgangsrecht dat geldt ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van wonen 1. Verbeelding: de aanduiding specifieke vorm van wonen 1 wordt opgenomen. 63. Samenvatting De zienswijze is mede ingediend door M.B. van Andel, Burgemeester van der Lelystraat 95 te 4285 BK Woudrichem. 1. Verzocht wordt de bestemming 'Wonen' op het perceel Burgemeester van der Lelystraat 95 uit te breiden om een ruimere mogelijkheid voor het situeren van bijgebouwen te verkrijgen, en wel zodanig dat de zuidelijke perceelsgrens in lijn wordt gebracht met de bestemmingsgrens van de naastgelegen percelen Burgemeester van der Lelystraat 97 tot en met Medewerking wordt gevraagd aan de bouw van drie tot vier woningen op het perceel kadastraal bekend als gemeente Woudrichem sectie D nr. 429, noordelijk van de Middelvaart. In het ontwerpbestemmingsplan is op dit perceelsgedeelte de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied bebouwingsconcentratie' opgenomen. Gevraagd wordt om inzicht in de 'Visie bebouwingsconcentraties' waarvan volgens de toelichting sprake is. Verzocht wordt deze visie per bebouwingsconcentratie te verwerken in de bestemmingsplantoelichting. Tevens wordt verzocht het vlak van de 'wro-zonewijzigingsgebied bebouwingsconcentraties' per bebouwingsconcentratie in de bestemmingsplantoelichting te verwerken. Beoordeling 1. Zie hiervoor de thematische beantwoording onder C. In dit geval hebben de naastgelegen percelen in het verleden al meer ruimte in gebruik genomen. Om te zorgen voor gelijkheid in mogelijkheden, wordt het bestemmingsvlak vergroot, gelijk aan achtergrens van de naastgelegen woonpercelen. Zie hiervoor in onderstaande afbeelding, indicatief, de blauwe lijn. 2. De Visie bebouwingsconcentraties is nooit als zodanig vastgesteld. De beleidsnota Buitengebied in ontwikkeling van de provincie geldt niet meer, dus de Visie bebouwingsconcentraties kan niet op die grond worden vastgesteld. Inmiddels is de Verordening Ruimte van de provincie Noord- Brabant in werking getreden. Deze bevat regels omtrent het toevoegen van woningen in het buitengebied. Zie hiertoe de thematische beantwoording onder D en F. Het bestemmingsplan wordt op dit punt niet aangepast. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: vergroten bestemmingsvlak Wonen conform bovenstaande verbeelding. De blauwe lijn is indicatief. 93

94 64. Samenvatting Verzocht wordt op een overgelegde tekening aangegeven locatie aan de Eng te Uitwijk met een omvang van ha., de bouw van een woning mogelijk te maken. In het kader van de inspraak is een verzoek een agrarisch bouwblok toe te kennen niet gehonoreerd. Gelet op de situatie ter plaatse met overwegend reeds woonbestemmingen zal er uit ruimtelijke overwegingen geen overwegend bezwaar tegen de bouw van een woning bestaan. Temeer daar de bereidheid bestaat een essentiële bijdrage te verlenen aan het herstel van de landschapswaarden door het aanbrengen van een ruime erfbeplanting. Voorts zal de realisatie van een of meer woningen de leefbaarheid van Uitwijk- Waardhuizen ten goede komen. Beoordeling Zie hiertoe de thematische beantwoording onder D. Het bestemmingsplan wordt op dit punt niet aangepast. De betreffende locatie is gelegen binnen een bebouwingsconcentratie (wro-zone wijzigingsgebied bebouwingsconcentratie). Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant biedt hiertoe mogelijkheden. Deze kunnen echter in het onderhavige bestemmingsplan niet worden meegenomen. Zie hiertoe de thematische beantwoording onder F. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 65. Samenvatting Verzocht wordt in het bestemmingsplan de mogelijkheid te bieden het Windpark Andelsche Weide aan de zuidzijde van de N267 ter hoogte van bedrijventerrein De Rietdijk te realiseren. Eerder is hiervoor al een afzonderlijk verzoek ingediend. Het betreft hier vijf windturbines met een ashoogte van 85 meter. De turbines kunnen ca MWh duurzame elektriciteit per jaar produceren. Deze productie is equivalent met het verbruik van ruim 9.00 huishoudens. Het aantal huishoudens in de gemeente Woudrichem bedraagt ca Hieruit blijkt dat met de realisering van het windpark een belangrijke en noodzakelijke stap gezet in de richting van het behalen van de gemeentelijke klimaatdoelstelling van 10% duurzame energie in De locatie is verreweg de beste voor een windpark in deze gemeente. De tribunes komen parallel aan grootschalige infrastructuur en bij het bedrijventerrein. Op deze locatie accentueren ze de overgang van bebouwd gebied naar de openheid. Beoordeling Genoemde zienswijze is ook als verzoek voor het opstellen van een bestemmingsplan binnengekomen bij de gemeente. Hierop zal een raadsbesluit volgen. De strekking daarvan is de volgende: Tot op heden is geen medewerking verleend aan het plaatsen van windturbines van een schaal en omvang als hier aan de orde. Om die reden was ook het hiervoor bedoelde concentratiegebied niet aanvaardbaar. Dit betekent niet dat de gemeente geen voorstander is van duurzame energie, integendeel. Het stimuleren van het gebruik van duurzame energiebronnen is een speerpunt van het gemeentelijke beleid. Echter niet via windturbines in deze streek, maar door concentratiegebieden elders. De gemeente steunt de ontwikkeling van windturbines in de drie clustergebieden die zijn vastgelegd in de hiervoor aangehaalde Visie West-Brabant of op zee. Bovendien is de gemeente bereid de komst van een biomassacentrale te faciliteren. Verder is het initiatief in strijd met het provinciale beleid als vastgelegd in de Verordening Ruimte Noord- Brabant aangezien de gemeente niet ligt in een zoekgebied voor windenergie. Het ligt in lijn met het Verdrag van Dussen om het verzoek van Raedthuys af te wijzen. Hier staat immers in dat de gemeenten gezamenlijk op zoek moeten gaan naar de mogelijkheid om één groot windpark in de regio West-Brabant op te richten. Er kan met betrekking tot dit verzoek ook niet gesproken worden van een reeds in gang gezet traject. 94

95 Ruimtelijke afweging: Het plaatsen van de beoogde turbines gaat ten koste van de landschappelijke kwaliteit van het gebied. Een kwaliteit die zich vooral manifesteert in haar openheid. De grens van het verstedelijkt gebied noordelijk van de N267 wordt overschreden. Aanvrager erkent dat door de komst van windturbines het landschap verandert. Dit is echter meer dan een gevoel zoals wordt aangegeven. Door hun omvang en dynamiek zullen het zeer opvallende elementen worden waardoor een geheel ander beeld van de omgeving ontstaat. Een beeld dat het karakteristiek van het landschap en de omgeving op een onaanvaardbare wijze aantast. Het zullen blikvangers zijn die op grote afstand waarneembaar zijn. Voor het overige wordt verwezen naar thematische beantwoording onder F, ten aanzien van de benodigde onderzoeken. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 66. Samenvatting De woning Almkerkseweg 6 is bestemd als burgerwoning, Dit betekent dat een burgerwoning komt te liggen binnen een hindercirkel van 30 meter rondom het agrarisch bedrijf(glastuinbouwbedrijf) van betrokkene waardoor de exploitatiemogelijkheden van zijn bedrijf ernstig worden beperkt. Verzocht wordt bij de vaststelling van het bestemmingsplan hiermee rekening te houden. Beoordeling Vigerend heeft het perceel Almkerkseweg 6 een agrarisch bouwvlak, waarbij een bedrijfswoning is toegestaan. Inmiddels is hier geen sprake meer van een agrarisch bedrijf, en is derhalve de bestemming Wonen opgenomen. Een glastuinbouwkas heeft geen spuitzone. Het spuiten bij de glastuinbouwer vindt met grote waarschijnlijkheid plaats in de kas en niet er buiten. De afstand tussen de kas en de woning is ongeveer 60 meter. De tuin van de woning ligt zoals de meeste tuinen rondom de woning. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in het verleden geoordeeld dat de spuitzone afstand tot de tuin gehanteerd moet worden. Ook hobbymatig telen van groenten en dergelijke houdt een spuitzone in. Deze uitspraak had betrekking op als zodanig bestemde volktuinen. Aan de achterzijde van de kas lijkt een moestuin te liggen. Deze moestuin is echter niet als zodanig bestemd. Gezien de grootte van de moestuin is het ook niet aannemelijk dat de glastuinbouwer hier met groot materieel te werk zal gaan. Aangezien er geen spuitzone geldt, wordt het bedrijf niet aangetast in zijn bedrijfsvoering. Er behoeft derhalve geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats te vinden. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 67. Samenvatting 1. De in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen bestemmingsregeling ten behoeve van dit bedrijf is niet conform de huidige bedrijfsvoering. Sinds 2001 is het melkveebedrijf beëindigd. In plaats daarvan worden 40 paarden verzorgd in het paardenpension. De in het ontwerpplan opgenomen nevenactiviteit is dus sinds 2001 al het hoofdbedrijf. Om die reden wordt verzocht de bestemming te wijzigen in pensionstal voor ongeveer 80 paarden en paardenfokkerij. 2. Het bedrijf groeit nog steeds en er ontstaat ruimtegebrek. Daarom wordt verzocht het bouwblok te vergroten zoals op een overgelegde situatieschets is aangegeven. Op eigen terrein is voldoende parkeergelegenheid aanwezig. 95

96 Beoordeling 1. In het onderhavige bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen een publieksgerichte paardenhouderij en een gebruiksgerichte paardenhouderij. Een publieksgerichte paardenhouderij is een agrarisch bedrijf. Een gebruiksgerichte paardenhouderij, zoals een manege of pensionstalling, is dat niet. In het vigerende bestemmingsplan wordt dit onderscheid niet gemaakt. De huidige activiteiten zijn ontstaan binnen de mogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan biedt. In het ontwerp bestemmingsplan is al de aanduiding paardenhouderij opgenomen, omdat het (deels) een productiegebonden paardenhouderij betreft. Het gebruiksgerichte onderdeel van de bedrijfsvoering is in het ontwerp al specifiek aangeduid en geregeld. Aan deze aanduiding is in het ontwerp bestemmingsplan echter een aantal paarden vastgelegd. Dit aantal zal worden verwijderd. Wel is het de bedoeling dat naast de gebruiksgerichte activiteiten, dus de pensionstalling, ook productiegerichte activiteiten, dus de paardenfokkerij, blijven plaatsvinden, zodat er sprake blijft van een agrarisch bedrijf. Er blijkt uit de zienswijze dat geen sprake meer is van een melkveebedrijf. Derhalve zal de aanduiding grondgebonden veehouderij worden verwijderd. 2. Uit de aangeleverde situatieschets blijkt dat een vergroting van een stal is ingetekend. Deze vergroting valt binnen de aanduiding bouwvlak. Een vergroting van de aanduiding bouwvlak is derhalve niet noodzakelijk, en zal dus ook niet worden opgenomen. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: de aanduiding specifieke vorm van agrarisch 2 zal in de tabel in onder c worden aangepast, zodat geen maximum aantal paarden wordt opgenomen. Verbeelding: de aanduiding grondgebonden veehouderij wordt verwijderd. 68. Samenvatting De zienswijze heeft betrekking op een perceel aan het Uitwijksdijkje te Uitwijk, kadastraal bekend als gemeente Woudrichem sectie G nr Op het perceel staat al lang een schuur, voornamelijk in gebruik als schuilgelegenheid voor landbouwhuisdieren en opslag van klein agrarisch gereedschap en veevoer. In het bestemmingsplan Buitengebied 1997 is de schuur opgenomen. In het ontwerpbestemmingsplan is dit niet meer het geval. Met verwijzing naar artikel van de regels waarin staat dat bestaande veldschuren zijn toegestaan, wordt verzocht de schuur alsnog op de verbeelding op te nemen. Beoordeling In het vigerende bestemmingsplan, Buitengebied 1997, is hiervoor een klein bouwvlak opgenomen, met de aanduiding zonder bedrijfswoning. Het is inmiddels niet meer gewenst om dergelijke solitaire bouwvlakken te hebben. De schuur is toegestaan. In het algemeen zijn legaal gebouwde veldschuren in het bestemmingsplan door middel van een algemene regel, geregeld. In dit geval in onder d. Om onverkort duidelijk te zijn dat deze veldschuur is toegestaan, zal deze door middel van een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' op de verbeelding en in de regels worden opgenomen. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' wordt toegevoegd, begrensd door de omvang van het gebouw. Regels: In onder d wordt de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' toegevoegd, waarbij in ieder geval een veldschuur is toegestaan, waarbij de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum geldt. 96

97 69. Samenvatting 1. Een uitbreiding van de bestaande bedrijfsbebouwing met 15% is te beperkt om een fatsoenlijke uitbreiding te kunnen realiseren. Waarom toch telkens weer die beperkende maatregelen voor dergelijke kleinschalige ambachtelijke bedrijven. Graag de uitbreidingsmogelijkheden handhaven zoals in het geldend bestemmingsplan zijn opgenomen. 2. Het is wenselijk in elk kerkdorp een kleinschalig bedrijventerrein te hebben om zodoende werkgelegenheid ter plaatse te waarborgen. Zeker voor Almkerk is dit wenselijk. Beoordeling 1. In het vigerende bestemmingsplan is voor onderhavig perceel de bestemming Bedrijf, met de aanduiding B22 vastgesteld, maar daaraan is later door Gedeputeerde Staten van de provincie goedkeuring aan onthouden. Dit betekent dat er geen uitbreidingsruimte geldt voor onderhavig perceel. Er is een inspraakreactie ingediend van gelijke strekking. Er wordt vastgehouden aan de ingezette beleidslijn. Een van oudsher op de locatie gevestigd bedrijf als dit behoeft dan ook niet te worden verplaatst. Het beleid is er wel op gericht, dat bedrijven in beginsel op een bedrijventerrein zoals de Rietdijk in Giessen thuishoren. Het buitengebied is primair bestemd voor agrarische bedrijven. Bestaande, legale nietagrarische bedrijven mogen blijven zitten en worden ook als zodanig in het bestemmingsplan opgenomen met een omvang als bestaand. Wat de bebouwing betreft komt dit neer op de omvang daarvan zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning. Het plan voorziet in de mogelijkheid voor burgemeester en wethouders de opgenomen oppervlakte aan bebouwing met maximaal 15% te vergroten binnen het bestemmingsvlak Bedrijf, als aan de nader in de regels genoemde voorwaarden wordt voldaan. 2. Deze reactie valt buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan, aangezien dit bestemmingsplan niet bedoeld is om bedrijventerreinen te regelen. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 70. Samenvatting 1. Het ontwerpbestemmingsplan houdt op geen enkele wijze rekening met het integraal Dorps OntwikkelingsPlan Giessen en Rijswijk (idopg/r 2010). Omdat in de toelichting wel over de ontwikkeling van de vesting Woudrichem wordt gesproken en niet over die van de nieuwe dorpskern Giessen/Rijswijk is er behoefte te reageren. 2. De bestemmingsregeling van de voormalige uiterwaard als 'Agrarisch met waarden' met de nadere aanduiding 'moeras' is feitelijk onjuist. Er is immers enkel en alleen sprake van een agrarisch gebied zonder bijzondere waarden. Een groot deel van de inwoners vindt een moerassige natuur ongewenst. De veronderstelde waarden zouden een mogelijke nieuwe ontsluiting van Hak op de N322 ter hoogte van de afslag naar Andel, die volgens het idop dringend gewenst is, kunnen belemmeren. Verzocht wordt de aanduiding 'moeras' te verwijderen voor zover die betrekking heeft op de voormalige uiterwaarden ter hoogte van Giessen en Rijswijk. 3. Geen rekening is gehouden met de mogelijkheid een nieuw sportveldencomplex te realiseren in het gebied van de Karbogerd, zuidelijk van de Alm. Voor de leefbaarheid van de dorpen Giessen en Rijswijk is dit van essentieel belang. In het idop G/R 2010 is unaniem voor deze locatie gekozen en eerder is dit ook geadviseerd door een Tas Force. Verzocht wordt om het gebied van de Karbogerd buiten de vaststelling van het bestemmingsplan te laten wardoor voorkomen wordt dat mogelijk onomkeerbare besluiten genomen worden die de gewenste ontwikkeling blokkeren. 4. Het ontwerpbestemmingsplan biedt de mogelijkheid op de locatie van het glastuinbouwbedrijf van De Lorm in Giessen via het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid een vergistingsinstallatie te realiseren. Hier tegen bestaat bezwaar wegens de hinder(stank) en de gevaren(explosies) voor de omliggende woningen. Gewezen wordt op de tegenover gelegen LPG-installatie. 97

98 Het aanzien van het dorp zal op een onevenredige mate worden geschaad op deze locatie bij de ingang van het dorp. Een dergelijke inrichting hoort thuis op een industrieterrein of bij een agrarisch bedrijf zonder andere gevoelige functies in de omgeving. Verzocht wordt de wijzigingsbevoegdheid zodanig aan te passen dat op deze locatie geen biovergistingsinstallatie gevestigd kan worden. Beoordeling 1. Het bestemmingsplan Buitengebied is gericht het buitengebied. Natuurlijk zijn er tevens ontwikkelingen in de kernen, maar deze zijn niet van invloed op de regelingen voor het buitengebied. Derhalve is hierop in de toelichting niet ingegaan 2. In het vigerende bestemmingsplan hebben de betreffende gronden in de uiterwaarden de bestemming Agrarisch met landschaps- en natuurwaarden, met de nadere aanduiding (m), te weten moerasgebied en vegetatie, kleinschalig landschap en verblijfsgebied van daaraan verbonden vogels. Het gebied is in het Provinciaal Natuurbeheerplan 2011 aangewezen als natuurdoeltype N05.01 Moeras. Bij een omzetting naar natuur zal het worden ingericht als moeras. Daarmee blijft de aanduiding op de verbeelding staan. 3. De betreffende locatie voor een sportveldencomplex staat nog ter discussie. Er zijn nog geen concrete plannen waarbij met dit bestemmingsplan rekening moet worden gehouden. 4. Verwezen wordt naar de zienswijzebeantwoording van de ZLTO, zienswijzenummer 2, onderdeel 13. De betreffende wijzigingsbevoegdheden worden geheel verwijderd uit het bestemmingsplan. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: de wijzigingsbevoegdheid uit en (ontwerp) zal worden verwijderd. 71. Samenvatting 1. Aanlegvergunningen (4.2.) a. Er moet voorzichtig omgegaan worden met het verbod. Ontwikkelingen voor landbouw en natuurgebieden. Alle verboden in de agrarische gebieden welke met een "X" zijn aangeduid zijn daarom te vergaand en dienen tenminste vervangen te worden door een "+" van aanlegvergunning. b. oppervlakteverhardingen Er is geen reden voor de norm van 200 m2 voor verhardingen. Voorgesteld wordt voor die oppervlakte de grens te bepalen op m2. Dat is praktischer, geeft minder lasten, en er wordt vanuit gegaan dat na afweging feitelijk altijd vergunning verleend zal worden omdat er niet of nauwelijks sprake zal zijn van negatieve beïnvloeding van aanwezige waarden. Er zijn geen argumenten voor het vereisen van een vergunning voor deze oppervlakteverharding in de bestemming agrarisch A, in het open gebied en met de aanduidingen archeologie aandachtsgebied. c. dempen van poelen, sloten en greppels Er zijn geen argumenten voor het eisen van een vergunning voor het dempen van poelen, sloten en greppels in kleinschalig landschap met reliëf, omdat door het uitvoeren van deze activiteiten er geen sprake is van aantasting van de specifieke waarden die deze gebieden hebben. Bovendien is voor deze activiteiten een vergunning/ontheffing van de Keur van het waterschap nodig. Een dubbele regelgeving moet voorkomen worden. d. aanbrengen van (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen Niet ingezien wordt waarom in de gebiedsaanduiding archeologie waardevol gebied en archeologie aandachtsgebied geen bouwwerken voor (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen kunnen worden opgericht nu eer met deze tijdelijke voorzieningen geen ingrijpende werkzaamheden in de bodem aan de orde zijn. Ziwe Als voorbeelden wandeltunnels en stellingen. 98

99 2. Archeologie (en verbeelding en artikel 23) a. Het aanduiden van gebieden met archeologie verwachte waarden (artikel 23 Waarde Archeologie aandachtsgebied) op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie gaat ons te ver. Bezwaar wordt gemaakt tegen de aangeduide "verwachte waarde" en verzocht wordt tot de uitkomsten van het aangegeven nader onderzoek bekend zijn, niet de dubbelbestemming "Waarde Archeologie aandachtsgebied op de verbeelding op te nemen. b. Grote moeite is er met de maximale diepte van 30 cm (artikel ) tot waarvoor het verbod niet geldt, ook al omdat door normale grondbewerkingen er sprake is van geroerde grond tot een grotere diepte met ploegen, cultivateren en woelen, Deze maatvoering dient verhoogd te worden naar 90 cm. Bezwaar wordt gemaakt tegen het verbod tot het rooien van boomgaarden, omdat door deze activiteiten er geen aantasting kan zijn van archeologische waarden, omdat er al sprake is van in het verleden geroerde gronden. Voorts zijn de meeste agrarische gronden in het recente verleden ook al eerder geroerd tot een diepte van 70 tot 100 cm vanwege diepploegen, mengwoelen, drainage, aanplant en rooien van boomgaarden en beplanting. Verzocht wordt: - Het verbod onder sub b., c., d., g. en h. uit de regels weg te laten, of in het uiterste geval tenminste onder sub.a de maat van 30 cm te vervangen door 90 cm; - Onder de uitzonderingen in artikel in ieder geval een bepaling op te nemen waarin de belanghebbende aantoont dat de betreffende gronden in het recente verleden geroerd zijn en derhalve in de bovenste laag (van bijvoorbeeld 90 cm) geen archeologische waarden onevenredig geschaad kunnen worden. c. Vermoed wordt dat in artikel 23.2 in de aanhef het woordje 'mits' vervangen moet worden door 'tenzij.' 3. Bouwvlakvergroting grondgebonden bedrijven GHS of AW-gebied (artikel 4.7.2) a. Bezwaar bestaat tegen de beperkte omvang voor het vergroten van een bouwblok tot maximaal 1,5 ha in het AW-gebied. Het gaat ten koste van de ontwikkelingsmogelijkheden in gebieden die geschikt zijn voor de grondgebonden sectoren. Dit is ook van belang omdat alle bouwwerken zoals bijvoorbeeld sleufsilo's, foliebassins en permanente teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak opgericht moeten worden. Verzocht wordt de maximale omvang te verhogen tot 2 ha wat ook binnen het recente provinciale beleid mogelijk is. b. Tevens wordt verzocht voor deze gebieden ook de mogelijkheid op te nemen van een differentiatievlak voor permanente teeltondersteunende voorzieningen zoals in agrarisch gebied A. 4. Type agrarisch bedrijf (artikelen en 4.1.2) Er is een onnodige onderverdeling van grondgebonden agrarische bedrijven gemaakt. Er zijn geen feitelijke redenen om onderscheid te maken tussen grondgebonden zonder aanduiding, grondgebonden veehouderij en paardenhouderij. Verzocht wordt deze alle drie gelijk te benoemen als grondgebonden agrarisch bedrijf zoals ook in de begripsomschrijving is opgenomen. 5. Gebruiksregels en wijzigingsbevoegdheid mestbewerking (artikelen 3.4 en 4.4.annex en 4.7.4) a. Het strijdig verklaren onder sub o om mest te be- of verwerken is nogal absoluut, zeker waar het tot de normale bedrijfsvoering hoort. Daarom wordt verzocht om her aan toe te voegen de woorden "op industriële wijze." b. In de regels is geen bevestiging opgenomen, zoals in de Nota van inspraak aangegeven, dat vergisting mestbe- en verwerking zijn toegestaan tot ton op jaarbasis. Verzocht wordt dit in de regels te bevestigen en om strijdigheid met artikel onder o. te voorkomen. c. Verzocht wordt deze voorziening zoals in de wijzigingsbevoegdheid genoemd, met recht toe te staan dan wel mogelijk te maken via een ontheffing c.q. afwijking. d. De maximale oppervlakte ad. 250 m2 is, zo blijkt in de praktijk, te beperkt om een vergistingsinstallatie te realiseren. Verzocht wordt de oppervlakte om maximaal m2 te stellen. 99

100 6. Afwijking van de gebruiksregels (artikelen 3.5 en 3.4) a. Sommige oppervlaktematen zijn veel te beperkt om van een rendabele neventak te kunnen spreken. Zo is de maximale oppervlakte van maximaal 250 m2 voor een agrarisch technisch hulpbedrijf/agrarisch verwant bedrijf te laag om van een echte neventak te kunnen spreken. Verzocht deze oppervlakte op 500 m2 te stellen. b. Dit geldt ook voor verbrede landbouw om van een kwalitatieve goede neventak te kunnen spreken, Verzocht wordt deze oppervlakte eveneens te verhogen tot 500 m2. c. Om een zorgboerderij als neventak te starten is afhankelijk van de doelgroep tenminste een omvang nodig van 375 m2 in plaats van 250 m2 (artikel en 4.5.2) Verzocht wordt dit aan te passen. 7. Aan huis gebonden beroep en bedrijf (artikelen 3.4. en 4.4.) In artikel en is als strijdig gebruik aangemerkt het beoefenen van een bedrijf of beroep aan huis. Niet ingezien wordt om voor niet-publieksgerichte activiteiten die strijdigheid te handhaven. Verzocht wordt die weg te laten uit de regels. 8. Omgevingsvergunningen (artikel 3.6) Uit een oogpunt van doelmatigheid en wegens het ontbreken van daadwerkelijke negatieve aspecten, wordt verzocht het vereiste van een omgevingsvergunning voor het aanbrengen van tijdelijke ondersteunende voorziening(tov) niet voor te schrijven voor lage voorzieningen. 9. Wijziging naar wonen (artikel en 4.7.5) Aandacht wordt gevraagd voor de verplichting tot sloop van bedrijfsgebouwen in situaties wanneer daar geen tegenprestatie tegenover staat. Verwezen wordt naar het omzetten naar de bestemming 'Wonen.' Verzocht wordt om bij wijziging naar de bestemming 'Wonen' alleen de sloopverplichting op te nemen als er sprake is van situaties zoals vergroting van de woning. 10. Agrarisch met waarden-kwetsbare soorten De bestemming 'Agrarisch met waarden (AW) met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten'is onterecht gelegd op de gebieden met overwegend akkerbouw als grondgebruik. Met verwijzing naar de toelichting (pag.51) waarin staat dat de bijzondere soort rugstreeppad niet gesignaleerd is en dat er alleen vier algemene soorten voorkomen, wordt verzocht deze aanduiding te wijzigen in 'Agrarisch gebied (A) voor de gronden nabij het Uitwijkse Veld en in de omgeving van Oudendijk. 11. Archeologie aandachtsgebied Het aanduiden van gebieden met archeologie verwachte waarden (artikel 23 Waarde Archeologie aandachtsgebied) op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie gaat ons te ver. Bezwaar wordt gemaakt tegen de aangeduide "verwachte waarde" en verzocht wordt tot de uitkomsten van het aangegeven nader onderzoek bekend zijn, niet de dubbelbestemming "Waarde Archeologie aandachtsgebied op de verbeelding op te nemen. 12. WRO-zone Ecologische verbindingszone Grote delen van het plangebied hebben de aanduiding 'wro-zone ecologische verbindingszone' gekregen. De realisering hiervan binnen de komende jaren is onzeker geworden. Bovenal zijn de gebieden zodanig groot weergegeven dat de aanduiding niet in relatie staat tot het feitelijke doel. Er wordt vanuit gegaan dat de planologische praktijk in de toekomst het niet noodzakelijk maakt om deze zoekgebieden zo ruim aan te duiden. Verzocht wordt deze aanduidingen niet op de verbeelding aan te geven. Beoordeling Alle onderdelen uit de ingediende zienswijze zijn tevens ingediend door de ZLTO. Derhalve wordt verwezen naar de zienswijzebeantwoording van de ZLTO, zienswijzenummer

101 Conclusie Op dit punt vindt aanpassing van het bestemmingsplan plaats conform de conclusie bij zienswijzenummer Samenvatting Verzocht wordt het bestemmingsplan zo aan te passen dat op het perceel tussen de Maasdijk 57 en 58 te Rijswijk, kadastraal bekend als gemeente Woudrichem sectie H nr om daar een fiets- en verblijfsproject met een bedrijfswoning te realiseren. Met haar brief van 18 december 2006, kenmerk is al besloten medewerking te verlenen aan het fiets- en verblijfsproject. Beoordeling Bij brief van 18 december 2006, met kenmerk , is inderdaad ingestemd met het fiets- en verblijfsproject. Hiertoe is echter nog een ruimtelijke onderbouwing benodigd. Deze is echter nog niet ontvangen. Op dit moment kan daarom dit initiatief niet worden meegenomen in onderhavig bestemmingsplan. Zie hiervoor de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder F. Voor de betreffende locatie zal een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen om een woning met bed&breakfast en fietsverhuur mogelijk te maken. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied 1 zal worden opgenomen op het perceel sectie H nr Regels: Voor de betreffende locatie zal binnen Agrarisch 2 een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen om de bestemming Recreatie op te nemen, waarbinnen een woning met bed&breakfast en fietsverhuur wordt mogelijk gemaakt. 73. Samenvatting 1. De aanduiding 'Waarde - Archeologisch aandachtsgebied' dient van het perceel verwijderd te worden omdat die bepaling zinloos is gelet op de werkzaamheden die er al plaats hebben gevonden tot een diepte van 90 cm. Het is een onnodige beperking. 2. Tevens dient op het agrarisch bouwblok de aanduiding 'Waarde - Archeologisch aandachtsgebied' verwijderd te worden omdat die grond als gevolg van werkzaamheden al verstoord is. 3. Standaardwerkzaamheden, zoals aanleg drainage en teeltwisseling, dus normaal onderhoud dienen vrijgesteld te zijn van een aanlegvergunning. 4. Het verhard kavelpad (op een overgelegde tekening aangegeven) dient op de verbeelding opgenomen te worden daar dit al jaren aanwezig is. Beoordeling 1. en 2. Zie hiertoe de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder A 3. Teeltwisseling is normaal onderhoud en valt daarom onder de uitzondering op de omgevingsvergunningplicht in de betreffende bestemming Waarde Archeologie (numeriek). Het aanleggen van drainage valt niet onder de normale werkzaamheden. Het vervangen van bestaande drainage zou niet omgevingsvergunningplichtig behoren te zijn. Derhalve worden de regels op dit punt aangepast, zodat het vervangen van drainage wordt toegevoegd als uitzondering op de omgevingsvergunningplicht. 4. Het aanbrengen van nieuwe verhardingen is omgevingsvergunningplichtig op basis van het bepaalde Dit kavelpad is al aanwezig, dus daarom niet vergunningplichtig. Een aanduiding hiervoor is niet nodig. 101

102 Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: in de betreffende bestemmingen Waarde Archeologie (numeriek) wordt het vervangen van drainage toegevoegd als uitzondering op de omgevingsvergunningplicht. 74. Samenvatting Verzocht wordt het bebouwingsvlak 'Wonen' uit te breiden met delen van de dit voorjaar aangekochte kadastrale percelen sectie H nr. 104, 2074 en 2076 met een omvang van 20 are welke nu samen met het perceel Eenhoorn 1 één geheel vormen. Beoordeling De percelen sectie H nr. 104, 2074 en 2076 zijn in onderstaande afbeelding indicatief afgebeeld met een blauwe lijn, en begrensd door de Eenhoorn. Vigerend hebben deze gronden de bestemming Agrarisch gebied met landschapswaarden en de aanduiding openheid. Zie voor de begrenzing van het bestemmingsvlak Wonen, de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder C. Bij het vergelijken met de in het ontwerp bestemmingsplan opgenomen begrenzing en de luchtfoto blijkt dat de bestemmingsgrens op een juiste wijze is afgestemd op het feitelijke gebruik. De omvang van het bestemmingsvlak is ook niet zodanig klein dat vanuit een redelijkheid van gebruiksmogelijkheden een vergroting zou moeten plaatsvinden. Deze gronden beslaan een veel te grote omvang om voor een woonbestemming in aanmerking te komen. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 75. Samenvatting Verzocht wordt, mede namens de bewoners van de woningen Boompjes 4, 9 en 10, het bouwvlak van deze woningen in noordelijke richting uit te breiden tot een diepte van 24,5 meter vanaf de referentielijn zoals aangegeven op bij de zienswijze overgelegde tekeningen. Hierdoor wordt een voor iedereen duidelijke achterlijn gecreëerd. Tevens zijn de toegestane uitbreidingsmogelijkheden op deze wijze beter te realiseren. Beoordeling De gronden zijn bestemd met Agrarisch 2, met de nadere aanduiding wro-zone aanlegvergunning kleinschalig landschap. De waardetoekenning is conform het vigerende bestemmingsplan. Blijkens de luchtfoto zijn de gronden in gebruik als tuin. 102

103 Zie hiertoe tevens de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder C. Met het vergroten van de bestemmingsvlakken Wonen worden geen waarden aangetast. De begrenzing zal in beginsel plaatsvinden op basis van kadastraal eigendom. Bij veel grotere percelen zal een logische lijn worden getrokken. In de zienswijze is opgenomen dat kadastraal perceel nummer 10, gelegen ten westen van Boompjes 4, niet behoort bij dat adres en dus niet thuishoort in het bestemmingsvlak Wonen van Boompjes 4. Vigerend is op kadastraal perceel 10 geen aanduiding wonen opgenomen. Vanwege het bieden van gelijke mogelijkheden en een landschappelijk duidelijke begrenzing, wordt een deel van perceel 1279 toegevoegd aan het bestemmingsvlak Wonen. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: de percelen worden conform de aangeleverde kaarten aangepast. kadastraal perceel 10, naast Boompjes 4, krijgt de bestemming Agrarisch Samenvatting 1. Door het feit dat de bestemming wat betreft de locatie Provincialeweg Zuid 51, Midgraaf 14a en Midgraaf 14c niet meer overeenkomt met de oorspronkelijke bestemming worden de belangen van belanghebbenden geschaad. Met name als gevolg van het feit dat constructiewerkzaamheden, die in het huidige plan vallen onder de toegestane reparatie-inrichting zijn niet toegestaan. Verzocht wordt bestemming in overeenstemming te brengen met het huidige gebruik t.w. loonwerk/ composteerbedrijf/ onderhoud/ reparatie en constructiewerkzaamheden. Een bedrijfsbestemming past hierbij het best. 2. Voorts wordt verzocht het plan zodanig aan te passen dat een showroom/verkoopruimte voor de verkoop van cultuurtechnische, tuinbouw- en landbouwmachines toegestaan is. 3. Een directe uitbreiding van de bedrijfsgebouwen is niet mogelijk, terwijl de huidige provinciale milieuvergunning hierin wel voorziet. Dit is strijdig met elkaar en de belanghebbenden worden er door geschaad. Verzocht wordt een uitbreiding van 1000 m 2 mogelijk te maken voor de opslag van materialen en een overkapping van de compost. 4. Aan de woning Midgraaf 14a is ten onrechte een woonbestemming toegekend. Het betreft echter een bedrijfswoning die als zodanig wordt gebruikt en waarvan ook in de milieuvergunning wordt uitgegaan. Een woonbestemming kan de bedrijfsvoering schaden. Verzocht wordt de woning als bedrijfswoning aan te merken. Beoordeling 1. In het ontwerp bestemmingsplan heeft het perceel Provincialeweg Zuid 51 de bestemming Bedrijf Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf, met de nadere aanduiding specifieke vorm van bedrijf 33, te weten landbouwmachineverhuurbedrijf en composteerbedrijf. Vigerend heeft dit de bestemming Bedrijf, met nadere aanduiding B17, te weten akkerbouw- en loonwerkbedrijf en reparatie-inrichting, alsmede kantoor voor diverse activiteiten; maximaal 1 bedrijfswoning, nr. 51; maximaal toegestane oppervlakte gebouwen m 2 (huidige oppervlakte maart 1996 was m 2 ). Uit gegevens van de gemeente blijkt het volgende: vergund voor Midgraaf 14a: opslag propaan in propaantank. Formulier ontvangen in Midgraaf 14a is bij de aanvraag opgenomen als gebouw. Vergund voor Provincialeweg Zuid 51: groenrecycling, loonbedrijf, oogstbedrijf en akkerbouwbedrijf. De activiteiten met betrekking tot afval zijn de activiteiten met het meeste impact voor de omgeving en daarmee het meest uitgebreid beschreven in de aanvraag. De activiteiten loonbedrijf, oogstbedrijf en akkerbouwbedrijf zijn ook opgenomen maar hebben een kleinere milieu-impact. 103

104 In de vergunning zijn de activiteiten met betrekking tot onderhoud aan eigen voertuigen en materieel als onderdeel van het loonbedrijf aangevraagd en vergund. Een extern metaalbewerkingsbedrijf of een eigen onderdeel van het bedrijf dat activiteiten uitvoert voor derden en daarmee adverteert op internet zijn niet opgenomen in de milieuaanvraag. Deze zijn dan dus ook niet vergund. Een uitbereiding van activiteiten leidt ook tot een toename van de akoestische uitstraling van het bedrijf en heeft een overbelasting van het wegennet ter plaatse tot gevolg. Niet is aangetoond in de zienswijze dat de gewenste activiteiten (dus die men graag in het bestemmingsplan opgenomen wil hebben) in de landelijke omgeving passen. De vergunde activiteiten met betrekking tot de opslag van (afval)stoffen: Omschrijving afvalstof Max opslag capaciteit (ton) Groenafval incl. houtachtig groenafval en niet-houtig groenafval Bulkgoederen en producten vallend onder het AMvB besluit opslag en transportvoorzieningen milieubeheer Bewerkt groenafval 500 Compost Overige organische meststoffen Max verwerkingscapaciteit (ton/jaar) De toegestane werkzaamheden op basis van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf 33 zullen worden aangepast conform de vigerende mogelijkheden in combinatie met de vergunde activiteiten, en komen als volgt te luiden: groenrecycling, oogstbedrijf en loonbedrijf met bijbehorende reparatieinrichting voor eigen voertuigen en materieel. 2 Het betreft hier het toevoegen van activiteiten die in het vigerende bestemmingsplan niet zijn toegestaan. Zie hiertoe de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder F. Ten aanzien van dit verzoek is geen ruimtelijke onderbouwing ontvangen. Derhalve kan geen medewerking worden verleend. 3. De provinciale milieuvergunning toetst de milieu-aspecten. In het bestemmingsplan worden de ruimtelijke aspecten beoordeeld om te bezien of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het betreft de verantwoordelijkheid van de aanvrager dat milieuzaken en ruimtelijke ordeningszaken op elkaar zijn afgestemd. Daarbij komt dat de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant aan een uitbreiding van activiteiten en bebouwde oppervlakte voorwaarden stelt. Zie hiertoe de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder F. 4. De woning aan Midgraaf 14a is in het vigerende bestemmingsplan niet als woning of bedrijfswoning bestemd. Voor de woning aan de Midgraaf 14a is op 17 december 1971 aan de eigenaar van Provincialeweg Zuid 51, een vergunning verleend voor het bouwen van een bungalow (tweede bedrijfswoning) op het perceel Emmikhoven C 462, 460, 504, plaatselijk bekend Midgraaf te Almkerk. Volgens de bouwtekeningen (in vergelijking met het beeld van de huidige woning) gaat het om de woning Midgraaf 14a. In de vigerende bestemmingsplannen van de afgelopen jaren is abusievelijk deze woning niet als tweede bedrijfswoning opgenomen binnen het bouwvlak. Dit zal worden hersteld. De aanduiding maximum aantal wooneenheden is 2 wordt opgenomen, zodat daarmee 2 bedrijfswoningen zijn toegestaan. 104

105 Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: de tabel in onder a wordt aangepast: De toegestane werkzaamheden op basis van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf 33 zullen worden aangepast en als volgt komen te luiden: groenrecycling, oogstbedrijf en loonbedrijf met bijbehorende reparatie-inrichting voor eigen voertuigen en materieel. Verbeelding: het bestemmingsvlak Wonen aan Midgraaf 14a verwijderen en opnemen binnen het bestemmingsvlak Bedrijf Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf aan Provincialeweg Zuid 51 en de aanduiding maximum aantal wooneenheden is 2 opnemen. De aanduiding specifieke vorm van bedrijf 33 zal over het gehele (nieuwe) bestemmingsvlak worden gelegd. 77. Samenvatting 1. Verzocht wordt mee te werken aan het verplaatsen van het agrarisch bouwblok in zuidelijke richting. Eventuele bebouwing kan dan tevens dienen als geluidsdemper van de N322 en kan aangesloten worden op de al aanwezige bestrating. 2. Een gedeelte van de grond is aangeduid als archeologisch van waarde. Daar bestaat bezwaar tegen omdat de bewerking van de grond hierdoor zwaar wordt gehinderd. Het bewerken tot 30 cm diep is niet haalbaar. Dit moet maximaal 90 cm worden. Beoordeling 1. Het verzoek is te onbepaald en ongemotiveerd om nu reeds rekening mee te houden. Via wijziging is vormverandering mogelijk. Dan zal wel eerst nader moeten worden geconcretiseerd, wat de exacte plannen zijn. Gezien verschuiving richting de kern is bv geurhinder een belangrijk onderzoeksaspect. Zie hiertoe de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder F. 2. Zie hiertoe de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder A. Bij onderzoek welke bedrijfsactiviteiten hier worden uitgeoefend is gebleken dat sprake is van een akkerbouwbedrijf en een boomkweker. In onder b worden grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen, op ieder bouwvlak toegestaan. Een bomenkweker is niet per definitie grondgebonden. Derhalve zal de aanduiding bomenteelt worden opgenomen. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: de aanduiding bomenteelt wordt op het bouwvlak opgenomen. Regels: aan onder b wordt de aanduiding bomenteelt toegevoegd, teneinde bomenteelt mogelijk te maken. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 78. Samenvatting De zienswijze heeft betrekking op een perceel aan de Merwededijk tussen de huisnummers 21 en 23, kadastraal bekend als gemeente Woudrichem sectie D nr Het perceel grenst aan het bestemmingsplan Oudendijk en ligt binnen de bebouwde kom. Verzocht wordt op dit perceel de bouw van een woonhuis mogelijk te maken. Wellicht is het perceel in de toekomst op te nemen in het nieuwe bestemmingsplan Oudendijk. Beoordeling Het verzoek valt buiten kaders van dit bestemmingsplan. Zie hiertoe de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder D en F. De locatie is niet gelegen in een bebouwingsconcentratie, bestaand stedelijk gebied of zoekgebied verstedelijking, aan de dijk, dus er zijn geen mogelijkheden aanwezig voor woningbouw. 105

106 Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 79. Samenvatting De bestemming 'Wonen' is te beperkt van omvang. Een schuur ontbreek op de kaart. Ten onrechte heeft een gedeelte een agrarische bestemming gekregen. Agrarische activiteiten worden al lang niet meer uitgeoefend. Verzocht wordt het gehele perceel met de kadastrale aanduiding 2098 als 'Wonen' te bestemmen. Beoordeling Ter plaatse zijn geen bijzondere waarden aanwezig. In het vigerende bestemmingsplan is op dit adres een woning toegestaan. Zie hiertoe de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder C. Blijkens de luchtfoto zijn de aangewezen gronden inderdaad in gebruik als tuin. Het bestemmingsvlak Wonen zal conform het verzoek worden vergroot. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: Het bestemmingsvlak Wonen zal conform het verzoek worden vergroot. 80. Samenvatting Ten onrechte is op de locatie Eng 1 een agrarisch bouwvlak opgenomen. Op deze locatie zijn slechts enige voormalige opstallen gesitueerd. In 2003 is een bouwvergunning verleend aan een derde die een agrarisch bedrijf exploiteert, doch zelf elders woont, voor een schuur in het bouwvlak. Omdat zij geen betrokkenheid met dit bedrijf en locatie heeft, wordt verzocht haar locatie een woonbestemming te geven en het bouwvlakgedeelte dat bij de betreffende derde in gebruik is, op te nemen als agrarisch bouwperceel. Op een overgelegde situatietekening is het een ander visueel aangegeven. Beoordeling In het ontwerp bestemmingsplan is het bouwvlak conform het vigerende bouwvlak opgenomen. Binnen het agrarische bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan. In de zienswijze is beschreven dat afsplitsing heeft plaatsgevonden van de agrarische bedrijfswoning met het agrarisch bedrijf. Hierbij vindt nu burgerbewoning plaats in de bedrijfswoning. Voor het afsplitsen van de bedrijfswoning als burgerwoning is nooit planologische medewerking verleend. De eigenaresse heeft zelf de gronden verkocht, en heeft dus zelf deze situatie veroorzaakt. Het feit dat er een bouwvergunning en/of milieuvergunning is verleend, zegt niets over een planologische medewerking aan afsplitsing van de bedrijfswoning. Afsplitsing van de bedrijfswoning is in strijd met het beleid; hieraan zal derhalve geen medewerking worden verleend. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 106

107 81. Samenvatting 1. Onder overlegging van een conceptwijzigingsplan waarin het verzoek nader wordt onderbouwd, wordt verzocht op het kadastrale perceel gemeente Woudrichem sectie D nr. 578 aan de Omloop een nieuw agrarisch bouwblok op te nemen ten behoeve van de verplaatsing van het huidige rundveebedrijf van de Midgraaf 25 te Babyloniënbroek. De verplaatsing is noodzakelijk daar het huidige bedrijf nagenoeg geheel ligt in het habitatgebied Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem, specifiek het natuurgebied Het Pompveld. Het grootste deel van het bedrijf (34 ha) is aangeduid als EHS en Natte Natuurparel. In beginsel heeft het college reeds medewerking aan de verplaatsing toegezegd. 2. Secundair, als geen agrarisch bouwblok als onder a bedoeld wordt opgenomen, het aangegeven perceel buiten het bestemmingsplan(als witte vlek) te laten om te voorkomen dat het voorliggend plan de mogelijkheden voor het wijzigingsplan zou overrulen. Beoordeling 1. Nieuwvestiging is op basis van Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant (art onder 6) alleen mogelijk in kader van groot openbaar belang. De huidige locatie is gelegen nabij het Natura 2000-gebied Pompveld. Waarschijnlijk zal het groot openbaar aantoonbaar zijn. Zie de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder F. Er zijn diverse onderzoeken overlegd, maar hier en daar ontbreken nog nadere onderzoeken. Een toetsing aan de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant heeft nog onvoldoende plaatsgevonden. Er moet getoetst worden aan H8 van de Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant en duidelijk moet zijn dat wordt voldaan aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, artikel 2.1 Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord- Brabant. Verder moet ook de achterlaat locatie worden meegenomen in de ruimtelijke onderbouwing, waarbij wordt aangegeven welke functie/ bestemming hiervoor gaat gelden. Het bouwvlak zal daar namelijk moeten worden opgeheven. Zie hiervoor 8.3 lid 6 onder b Verordening ruimte 2011 van de provincie Noord-Brabant. De gemeente staat positief tegenover het initiatief. Er zal echter moeten worden voldaan aan alle onderzoeksverplichtingen. Het streven is om dit initiatief bij vaststelling mee te kunnen nemen, als hiertoe een ruimtelijke onderbouwing wordt aangeleverd. Mocht dat niet op tijd te realiseren zijn, dan bestaan er nog mogelijkheden om dit met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor nieuwvestiging in het bestemmingsplan mogelijk te maken, of op een andere wijze buiten dit bestemmingsplan om. 2. Aangezien de ontwikkeling toch nog te onzeker is, zullen de betreffende percelen niet buiten de begrenzing van dit bestemmingsplan worden gelaten, door middel van een witte vlek. Het toch opnemen van dit perceel, schaadt de mogelijkheid van de toekomstige ontwikkelingen niet. Sterker nog, door het perceel op te nemen, geldt de mogelijkheid nieuwvestiging via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk te maken. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats. 82. Samenvatting 1. De zienswijze richt zich op hetgeen in artikel 11 'Horeca' is bepaald met betrekking tot het horecabedrijf. Betrokkene kan zich niet verenigen met de aanduiding van de 'specifieke vorm van horeca' als 'theetuin'. Een definitie hiervan ontbreekt in de begripsomschrijvingen. De nadere detaillering van de horecafunctie is feitelijk een beperking van de daadwerkelijke activiteiten waarvoor vrijstelling is verleend, alsmede van de onherroepelijke drank- en horeca- en exploitatievergunning. Kortom het betreft hier een volwaardig horecabedrijf met alle benodigde vergunningen. Verzocht wordt de aanduiding 'theetuin' in artikel onder a te laten vervallen. 2. In het plan is bepaald dat geen uitbreiding van de bestaande bebouwing is toegestaan. Dit betekent een ernstige (toekomstige) belemmering van de bedrijfsvoering. Verzocht wordt het plan zo aan te passen dat een uitbreiding mogelijk wordt, ook buiten de bestaande bouwvlakken. 107

108 Beoordeling 1. In het ontwerp bestemmingsplan is de bestemming Horeca opgenomen, met de nadere aanduiding specifieke vorm van horeca 1, te weten theetuin. De verleende vergunning o.b.v. een artikel 19 WRO-procedure is inderdaad niet volledig vertaald in het ontwerp bestemmingsplan. Dit zal worden aangepast. De betekenis van de opgenomen aanduiding zal in de tabel in onder a worden verruimd: theehuis (max 13 m 2 ), theetuin, restaurant (max 60 m 2 ) en parkeerplaatsen. De aanduiding zal dus niet worden verwijderd. 2. Het is niet gewenst om rechtstreeks uitbreidingsmogelijkheden te bieden, aangezien een dergelijke uitbreiding met onderzoeken zal moeten worden onderbouwd. Dergelijke onderzoeken ontbreken op dit moment. Zie hiertoe de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder F. In het bestemmingsplan zal worden toegevoegd dat via een binnenplanse omgevingsvergunningsmogelijkheid de bebouwde oppervlakte kan worden vergroot met maximaal 15% van de bestaande oppervlakte. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Regels: de betekenis van de opgenomen aanduiding zal in de tabel in onder a worden verruimd: theehuis (max 13 m 2 ), theetuin, restaurant (max 60 m 2 ) en parkeerplaatsen. Er wordt aan 12.3 een binnenplanse omgevingsvergunningsmogelijkheid toegevoegd waarbij de bebouwde oppervlakte kan worden vergroot met maximaal 15% van de bestaande oppervlakte. 83. Samenvatting Verzocht wordt de bestemming 'Wonen' over de volle lengte van het perceel tot een diepte van 10 meter uit te breiden. Dit om het plaatsen van een schuur met een omvang van 30 m 2 mogelijk te maken voor de opslag van hooi en kachelhout en in de winter voor schuilgelegenheid voor een pony. Beoordeling De betreffende gronden liggen binnen de aanduiding wro-zone aanlegvergunning openheid, wrozone aanlegvergunning inundatiegebied en vrijwaringszone molenbiotoop1. De doelstelling van bescherming van het inundatiegebied en de molenbiotoop is ook het behoud van openheid. Het uitbreiden van het bestemmingsvlak Wonen is dermate beperkt, dat dit geen aantasting vormt van de te beschermen waarden in de vorm van behoud van openheid. Uitbreiding van de woonbestemming kan worden gehonoreerd, voorzover dit het eigendom betreft achter de eigen woning. Uitbreiding achter de naastgelegen woningen van het lint echter niet, want de gronden daarachter zijn ook in eigendom van de familie Van der Zalm. Conclusie Op dit punt vindt een aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: Uitbreiding van de woonbestemming kan worden gehonoreerd, voorzover dit het eigendom betreft achter de eigen woning (nr 50-52). Uitbreiding achter de naastgelegen woningen van het lint echter niet, want de gronden daarachter zijn ook in eigendom van de familie Van der Zalm. 84. Samenvatting Ten oosten van de Laagt is grond aangekocht tussen de huiskavel (Laagt 11, 12, 13 en 15) en de inmiddels uitgebreide golfbaan. Deze grond is bestemd tot "Sport' (ss-4), terwijl deze grond zonder uitzondering in gebruik is als tuin. De bestemming 'Sport' is hier niet passend en het leidt ook tot strijdigheid met de voorschriften, onder andere doordat de grond wordt gebruikt voor woondoeleinden en omdat opgerichte bebouwing niet ten dienste staat van de bestemming. Verzocht wordt de bestemming te wijzigen, die past bij het gebruik als tuin waarbij de voorkeur uitgaat naar de bestemming 'Wonen.' 108

109 Beoordeling Het blijkt inderdaad dat deze betreffende gronden in eigendom zijn bij de naast de golfbaan gelegen woningen. Zie hiertoe de thematische beantwoording van de zienswijzen, onder C. De gronde zijn inderdaad in gebruik als tuin. Er zijn geen bijzondere waarden aanwezig. De bestemming Wonen zal voor de huisnummers 11 t/m 15 worden aangepast aan de kadastrale begrenzing. Conclusie Op dit punt vindt geen aanpassing van het bestemmingsplan plaats: Verbeelding: De bestemming Wonen zal voor de huisnummers 11 t/m 15 worden aangepast aan de kadastrale begrenzing. 109

110 AMBTSHALVE AANPASSINGEN 1. Bloemweg 4: Verbeelding: Bestemming Bedrijf opnemen met aanduiding specifieke vorm van bedrijf 54. Begrenzing vindt plaats op basis van de luchtfoto, Regels: Binnen bestemming Bedrijf in onder a de aanduiding specifieke vorm van bedrijf 54 opnemen met daarbij het toestaan van aannemingsbedrijf en houthandel. Aanpassing vanwege het onderstaande: Het bedrijf is opgericht op 20 september 1968 Verleende vergunningen: Revisievergunning Wet milieubeheer, verleend op 18 april 1996 voor (letterlijke tekst) een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning voor een rondhouthandel met machinale houtbewerking. De reden van de revisieaanvraag was de wegens ouderdom verlopen bestaande hinderwetvergunning van het bedrijf die verleend was bij de oprichting op 20 september 1968 Aard van inrichting: rondhouthandel met machinale houtbewerking Werkzaamheden: 1. het mechanisch verwerken van stammen tot rondhout 2. het verhandelen van tuinhoutmaterialen Op de bijbehorende kaart is het woonhuis en de bedrijfshal aan elkaar gebouwd : melding Wet milieubeheer omdat locatie van de opslagruimte is gewijzigd; laatste correspondentie van 6 maart Naar aanleiding van milieucontrole is gebleken dat de milieuzaken op orde zijn. Op 22 juli 1975 een vergunning voor herbouwen van een bedrijfsruimte. Uit bestanden van burgerzaken blijkt dat op Bloemweg 4 in ieder geval in 1946 werd gewoond (datum eerste registratie) De huidige bewoner is hier 26 juli 1973 komen wonen en is nog steeds op dit adres geregistreerd als gezinshoofd. De woning heeft meerdere adressen gehad (perceel nr 188, Bloemsteeg 2, Bloemsteeg 4 en sinds oktober 1966 Bloemweg 4) 2. Nav zienswijze 22: Verbeelding: de bestemmingsvlakken Wonen zullen worden aangepast, conform onderstaande verbeelding, met inachtneming van kadastrale grenzen. Het betreft de percelen Gantelweg 14, 16, 15 en Verbeelding: De aanduiding kleinschalig landschap en de aanduiding openheid zal conform vigerend worden overgenomen. Op enkele plaatsen is de aanduiding verward. 110

111 4. Burgemeester Van der Lelystraat 132: Verbeelding: Bestemmingsvlak Wonen wordt vergroot, teneinde bestaande schuur in zijn geheel binnen het bestemmingsvlak te brengen, conform onderstaande afbeelding. 5. Burgemeester Van der Lelystraat 140: Voor deze locatie is op 8 januari 2007 een bouwvergunning verleend voor het oprichten van de woning. Verbeelding: bestemmingsvlak Wonen zal worden opgenomen 6. Regels: In Omgevingsvergunning bed & breakfast, wordt de verwijzing naar onder b aangepast naar onder e. 7. Hoofdgraaf 65 te Andel Verbeelding: Dit bedrijf heeft op de verbeelding abusievelijk de bestemming Bedrijf gekregen. De bestemming moet echter Bedrijf Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf zijn. In artikel 6 wordt het bedrijf onder specifieke vorm van bedrijf 51 ook genoemd. 8. Toelichting: gemeentelijke monumenten: wordt Heulstraat 5 te Uitwijk toegevoegd. 9. Woonbestemming naast pand Provincialeweg Noord 68 te Almkerk Verbeelding: Ten onrechte is een woonbestemming toegekend aan een perceel naast deze locatie. Moet komen te vervallen. Het betreft hier een schuur en geen woning. Dit wordt de bestemming Agrarisch

112 10. De aanduiding geluidzone - industrielawaai Verbeelding: De gebiedsaanduiding op verbeelding en het renvooi komen niet met elkaar overeen. Aanpassen aan de gebruikte arcering op de verbeelding, conform SVBP. 11. De dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie op de locatie aan de Heulstraat dient beperkt te worden tot het kleinste gedeelte (linker bovenhoek van het bebouwingsvlak) met de bestemming Wonen, direct grenzend aan de Heulstraat. Zie voor de locatie, de afbeelding hieronder (uit ontwerp bp). 12. Regels: in artikel 1 is begrip Wet milieubeheer verwijderd, want komt niet voor in de regels. 13. Regels: de term stroomweg en onverharde weg zijn verwijderd. Ook de begripsbepaling stroomweg is verwijderd. 14. Regels: in (bestemming Wonen) is de term bedrijfswoning vervangen door woning. 15. Regels: in onder c (bestemming Wonen) is de term bedrijfswoning vervangen door woning. 16. Regels: onder n, onder m, onder n: de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied ecologische verbindingszone is opgenomen in plaats van specifieke vorm van agrarisch met waarden te ontwikkelen natuur. 17. Regels: begripsbepaling teeltondersteunende voorzieningen: hagelnetten zijn toegevoegd aan overige teeltondersteunende voorzieningen en verwijderd bij tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen. 18. Perceel Rietdijk 3 te Giessen Verbeelding: Bij Rietdijk 3 te Giessen wordt het bestemmingsvlak Wonen vergroot ten behoeve van een tuin die al 20 jaar als tuin in gebruik is bij de eigenaren. Er loopt nu een principeverzoek waarbij dit verzoek ook positief wordt beantwoord. 19. In de regels worden een aantal begripsbepalingen toegevoegd: 112

113 evenement: een jaarlijks terugkerende één- of meerdaagse festiviteit met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen en tijdelijke bouwwerken; hobbymatig: een omvang die niet als bedrijfsmatig wordt aangemerkt en/of waarbij geen vergoeding wordt gevraagd voor gebruik kamerverhuur: het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning. Hieronder wordt niet verstaan de verhuur door particulieren van maximaal twee kamers in de door hen zelf bewoonde woning; natte natuurparel: hydrologisch kwetsbaar natuurgebied vakantieappartement: deel van een gebouw welke blijvend is ingericht voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in zelfstandige eenheden woningsplitsing: het opdelen van een woning in meerdere wooneenheden Toelichting: paragraaf Ammoniak is geactualiseerd m.b.t. inleiding en Programmatische Aanpak Stikstof in bijlage. 21. Bijlage Retrospectieve toets: deze is bijgewerkt naar aanleiding van de aanpassingen die voortvloeien uit de zienswijzenbeantwoording en de ambtshalve aanpassingen, voor zover dit een aanpassing ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan betreft. 22. De reikwijdte van de wijzigingsbevoegdheid voor het verwijderen van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch geitenhouderij ( en ) wordt uitgebreid dat ook het intrekken van het bouwverbod op grond van de Verordening ruimte 2011 ertoe kan leiden dat de aanduiding wordt verwijderd. 23. Begraafplaats Provincialeweg Zuid (specifieke vorm van maatschappelijk 3): De begrenzing van het bestemmingsvlak Maatschappelijk en de bijbehorende aanduiding komen niet exact overeen met de verleende vrijstelling. Per abuis was de vigerende oppervlakte van 100 m 2 niet overgenomen. In overeenstemming met de gepresenteerde plannen in de vrijstellingsprocedure en in overeenstemming met de initiatiefnemers wordt een maximale bebouwde oppervlakte van 50 m 2 opgenomen. Verbeelding: begrenzing van het bestemmingsvlak Maatschappelijk en de bijbehorende aanduiding worden aangepast. Regels: in onder a wordt de maximale bebouwde oppervlakte van 50 m 2 opgenomen. 24. Toelichting : paragraaf Niet-woonfuncties aan huis. De tekst kwam gedeeltelijk niet overeen met de regels. Het traditionele onderscheid tussen aan huis verbonden beroep en aan huis verbonden bedrijf was (gedeeltelijk) nog verwoord, terwijl de regels zijn gebaseerd op onderscheid tussen niet-publieksgerichte functies aan huis en publieksgerichte functies aan huis. 25. Provincialeweg Noord 33a: betreft een planten- en bloemenkwekerij. Dit bedrijf heeft op de verbeelding ten onrechte de bestemming Bedrijf toegekend gekregen. Dit wordt aangepast in de bestemming Bedrijf Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf. 26. Binnen de bestemming Bedrijf Nutsbedrijf wordt op de verbeelding de aanduiding specifieke vorm van bedrijf 8 vanwege onjuistheid vervangen door de aanduiding specifieke vorm van bedrijf n8. 113

114 27. Bestemming Bedrijf Nutsbedrijf: afstemming tussen verbeelding en regels, waarbij de bestemmingsvlakken op de verbeelding leidend zijn. 28. In de bestemming Kantoor is in ten onrechte landschapswaarden opgenomen. Dit komt ter plaatse niet voor en is derhalve verwijderd uit de regels. 29. In de regels is in artikel 6 de verplichting opgenomen om te bouwen binnen het bouwvlak, indien er op de verbeelding een bouwvlak is aangeduid. 30. Er zijn molenbiotopen toegevoegd op de verbeelding en in de regels: vrijwaringszone - Uitwijkse molenbiotoop3 molen vrijwaringszone - molenbiotoop4 vrijwaringszone - molenbiotoop5 Noordeveldse molen Uppelsesteeg 3 Korn Boezemweg 4 Nooit Gedagt Rijkswal 7 Uppel/ Sleeuwijk Dussen Woudrichem 31. Regels Omgevingsvergunning minicamping (Wonen). In sub b wordt 'per bestemmingsvlak' opgenomen in plaats van 'per agrarisch bedrijf'. 32. Regels: Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg (Wonen). In de aanhef wordt 'doelmatige bestemmingsinvulling' opgenomen in plaats van 'doelmatige bedrijfsvoering'. 33. Regels: Omgevingsvergunning minimum afstand zijdelingse bouwperceelsgrens (Wonen) wordt 'woning' opgenomen in plaats van 'gebouwen'. 34. Regels: , en in aanhef de tekst ambachtelijke ijs- of kaasmakerij verwijderd. Dit is toegestaan in een andere wijzigingsbevoegdheid. 35. Regels: onder i, onder i en onder p, betreft huisvesting tijdelijke werknemers. Hieraan is toegevoegd: en op tijdelijke arbeidsplaatsen. De afwijkingsmogelijkheid heeft namelijk alleen betrekking op de tijdelijke arbeidsplaatsen. Zonder deze toevoeging in het strijdig gebruik zou de huisvesting rechtstreeks mogelijk zijn. 36. Tekstuele aanpassingen, grammaticale fouten, spel- en typefouten in toelichting en regels. 114

115 GEMEENTE WOUDRICHEM Plan-MER Bestemmingsplan Buitengebied Woudrichem April 2010

116 INHOUD BLZ SAMENVATTING INLEIDING Een nieuw Bestemmingsplan Buitengebied Plangebied Ontwikkelingen in het voorontwerp bestemmingsplan Noodzaak Plan-MER Passende beoordeling Doel plan-mer Notitie reikwijdte en detailniveau WETTELIJK KADER Wettelijk kader Plan-MER Landelijk beleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid Overig REFERENTIESITUATIE, AUTONOME ONTWIKKELING, PLANVOORNEMEN EN ALTERNATIEVEN Referentiesituatie en autonome ontwikkeling Planvoornemen Alternatieven MILIEUASPECTEN Wijze van beoordelen Te beoordelen aspecten REFERENTIESITUATIE EN EFFECTEN AUTONOME ONTWIKKELING Milieukwaliteit Natuur Verkeer Bodem en Water Ruimtelijke kwaliteit Duurzaamheid Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

117 6 EFFECTEN PLAN EN ALTERNATIEVEN Milieukwaliteit Natuur Verkeer Bodem en Water Ruimtelijke kwaliteit Duurzaamheid PASSENDE BEOORDELING Inleiding Beoordeling BEOORDELING EN CONCLUSIES Beoordeling Conclusies Aanbevelingen Leemten en onzekerheden MONITORING EN EVALUATIE BIJLAGEN Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

118 SAMENVATTING De gemeente Woudrichem wil voor haar buitengebied een nieuw bestemmingsplan opstellen. Het geldende bestemmingsplan dateert uit 1997 en heeft haar actualiteit beleidsmatig grotendeels verloren. Het nieuwe bestemmingplan Buitengebied wil - binnen de randvoorwaarden die gelden vanuit onder meer het landschap, de cultuurhistorie en het milieu - aan de bestaande (en gewenste) functies ontwikkelingsruimte bieden en daarnaast inspelen op toekomstige ontwikkelingen. Ontwikkelingen en plan-m.e.r. plicht In het bestemmingsplan zoals dat in voorontwerp ter inzage heeft gelegen, worden de verschillende ontwikkelingen voorzien. Het bestemmingsplan voorziet beperkt in nieuwe ontwikkelingen in directe zin. Naar aanleiding van bouwblokgesprekken is voor een aantal agrarische bedrijven een beperkte uitbreiding of wijziging van het bouwblok voorzien. Daarnaast is omschakeling van een grondgebonden agrarisch bedrijf niet zijnde een veehouderij naar een grondgebonden veehouderij in directe zin toegestaan. Naast een aantal ontwikkelingen waarin het bestemmingsplan direct voorziet, is een aantal ontwikkelingen, onder voorwaarde, mogelijk door middel van een wijzigingsprocedure. Het gaat hierbij o.a. om de volgende ontwikkelingen: Binnen agrarisch gebied: omschakeling naar en nieuwvestiging van overig niet-grondgebonden agrarische bedrijven (niet zijnde intensieve veehouderij of glastuinbouw), nieuwvestiging van grondgebonden veehouderij en akkerbouw/ tuinbouw. Omschakeling naar, nieuwvestiging van en uitbreiding van een glastuinbouwbedrijf binnen doorgroeigebied glastuinbouw Andel. Uitbreiding intensieve veehouderij op een duurzame locatie tot 2,5 hectare. Uitbreiding overige agrarische bedrijven tot 2 hectare (1,5 ha in agrarisch met waarden). Realisering van een mestverwerkings- en biovergistingsinstallatie tot ton/jaar in een agrarisch bouwvlak. Omdat dit bestemmingsplan een kader schept voor mogelijke MER (beoordelings)plichtige activiteiten (uitbreiding intensieve veehouderij, glastuinbouw) en activiteiten mogelijk significante gevolgen kunnen hebben op nabijgelegen Natura2000 gebieden, is een plan-m.e.r. procedure voor dit plan verplicht. Referentiesituatie, autonome ontwikkeling, plan en alternatieven. De wet schrijft voor dat in een plan-mer de bestaande toestand van het milieu en de te verwachten ontwikkelingen als het plan niet zou worden Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

119 uitgevoerd, dienen te worden beschreven. Dit vormt het referentiekader voor het plan. Daarnaast dienen redelijke alternatieven voor het plan te worden onderzocht. Voor onderhavig bestemmingsplan is de huidige situatie en de ruimte die het huidige (vigerende) plan biedt beschreven. Op basis hiervan is een beoordeling gegeven van de ontwikkelingen die het bestemmingsplan biedt. Hierbij is zowel een reëel als een worst case scenario uitgewerkt. Per te beoordelen aspect zijn zo mogelijk alternatieve beschreven. Milieuaspecten Het plan is op de volgende aspecten beoordeeld: 1) Milieukwaliteit a. Luchtkwaliteit b. Geluid c. Geur d. Externe Veiligheid e. Lichthinder 2) Natuur a. Te beschermen natuurgebieden (locatiekeuze) b. Flora en fauna c. Verzuring (ammoniakdepositie) d. Lichtverstoring 3) Verkeer a. Capaciteit verkeerswegen b. Verkeersveiligheid 4) Bodem en Water a. Bodemkwaliteit en verontreiniging b. geomorfologie c. Grondwater d. Oppervlaktewater 5) Ruimtelijke kwaliteit a. Cultuurhistorie b. Archeologie c. Visueel ruimtelijk 6) Duurzaamheid a. Duurzaam energiegebruik Conclusies Het voorontwerp bestemmingsplan scoort op een verschillende punten negatief dan wel lokaal negatief ten opzichte van de referentiesituatie en de autonome ontwikkeling. Daarnaast bevat het plan verschillende elementen die positief scoren ten opzichte van de referentiesituatie en de autonome ontwikkeling. Nieuwvestiging en uitbreiding van agrarische bedrijven kan lokaal leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit en leiden tot meer geurhinder. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

120 Dit speelt met name rondom uitbreidingen van intensieve veehouderijen. De verslechtering zal niet zodanig zijn dat normen overschreden worden. Uitbreiding van grondgebonden veehouderijen zal niet of zeer beperkt leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit en niet of zeer beperkt leiden tot meer geurhinder. Het plan leidt wat betreft het aspect verzuring tot negatieve effecten op omliggende Natura2000 gebieden. Op basis van de uibreidingsmogelijkheden in het plan zijn significante effecten te verwachten voor het Habitatgebied Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem. Ook zijn significante effecten op de verder weg gelegen gebieden Zuider Lingedijk en Diefdijk-Zuid, Biesbosch en Langstraat niet uit te sluiten. In vergelijk met het vigerend plan zijn in dit plan extra waarborgen opgenomen om verschillende cultuurhistorische, archeologische, visueelruimtelijke en natuurwaarden extra te beschermen. Op deze punten scoort het plan duidelijk positief. Ook de ruimte voor duurzaam energiegebruik (biovergistingsinstallaties) wordt positief beoordeeld. Realisering van het glastuinbouwgebied nabij Andel kan lokaal leiden tot meer lichthinder en verslechtering van de luchtkwaliteit. De verslechtering van de luchtkwaliteit zal mogelijk alleen op de rand en of de nabijheid van de inrichting leiden tot overschrijding van de grenswaarde voor NO 2. Mede onder invloed van de verscherpte eisen uit het Besluit Glastuinbouw (vanaf % afscherming van verlichting uit nieuwe kassen) en het Plan van aanpak maatschappelijk verantwoorde belichting en afscherming in de glastuinbouw van Natuur en Milieu en LTO/Glaskracht, wordt verwacht dat voldoende reductie wordt bereikt om lichthinder op de woonkern Andel te voorkomen. Aanbevelingen Om ongewenste negatieve effecten ten gevolge van dit bestemmingsplan te voorkomen, dient een aantal aanvullende bepalingen te worden opgenomen in de wijzigingsbevoegdheden voor uitbreiding en nieuwvestiging van agrarische bedrijven en glastuinbouwbedrijven. In het licht van de nieuwe geurwetgeving wordt aanbevolen expliciet op te nemen dat een uitbreiding van een (intensieve) veehouderij niet mag leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook dient aangetoond te worden dat de uitbreiding in overeenstemming is met de wet- en regelgeving omtrent luchtkwaliteit. Wat betreft effecten van uitbreiding van intensieve veehouderijen dan wel uitbreiding of nieuwvestiging van grondgebonden veehouderijen op verzuringsgevoelige gebieden, is uitbreiding op dit moment alleen mogelijk wanneer dit niet leidt tot een significante toename van ammoniak op verzuringsgevoelige gebieden. In de wijzigingsbepalingen Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

121 dienen hieromtrent voorwaarden opgenomen te worden, conform de eisen uit de Natuurbeschermingswet. Verder bevat het voorontwerp bestemmingsplan een directe mogelijkheid voor omschakeling van grondgebonden bedrijven niet zijnde veehouderijen naar grondgebonden veehouderijen. Vanwege de te hoge ammoniakdepositie op de Natura2000 gebieden en de mogelijke significante effecten die een dergelijke omschakeling kan hebben, is een directe omschakelmogelijkheid ongewenst. Aanbevolen wordt daarom omschakeling alleen via een wijzigingsbevoegheid toe te staan onder de beschreven voorwaarden met betrekking tot ammoniak. Wat betreft nieuwvestiging en uitbreiding van glastuinbouwbedrijven in het glastuinbouwgebied Andel wordt aanbevolen in de wijzigingsbevoegdheid op te nemen dat uitbreiding in overeenstemming is met wet- en regelgeving omtrent luchtkwaliteit. Verder wordt aanbevolen op te nemen dat het plan niet mag leiden tot onaanvaardbare lichthinder bij nabijgelegen woningen, zoals geformuleerd in de normstelling van de NSVV. Verder wordt aanbevolen wordt in samenwerking met nieuwe initiatiefnemers te bezien hoe verdere energiebesparing bij de ontwikkeling van het glastuinbouwgebied vorm kan krijgen. Monitoring en evaluatie De m.e.r. commissie heeft in haar advies omtrent de reikwijdte en het detailniveau in overweging gegeven een depositieboekhouding op te zetten voor het gehele gebied. Omdat een dergelijke depositieboekhouding door de provincie Noord-Brabant zal worden opgezet als uitwerking van de beleidsregel Stikstof en Natura2000, wordt dit vooralsnog afdoende geacht. Van de gemeente Woudrichem zal op dit punt wel haar medewerking worden gevraagd. Ook het monitoren van de afname van depositie geldt als speerpunt van de beleidsregel. Wat betreft de lichthinder ten gevolge van de glastuinbouw zal door de gemeente moeten worden toegezien dat de verscherpte eisen uit het Besluit Glastuinbouw (vanaf % afscherming van verlichting uit nieuwe kassen) en het Plan van aanpak maatschappelijk verantwoorde belichting en afscherming in de glastuinbouw van Natuur en Milieu en LTO/Glaskracht, ook werkelijk worden uitgevoerd. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

122 1 INLEIDING 1.1 Een nieuw Bestemmingsplan Buitengebied De gemeente Woudrichem wil voor haar buitengebied een nieuw bestemmingsplan opstellen. Het geldende bestemmingsplan dateert uit 1997 en heeft haar actualiteit beleidsmatig grotendeels verloren. De toepasbaarheid van het plan levert daardoor in de dagelijkse praktijk steeds meer problemen op. Nieuwe gewenste ontwikkelingen zijn vaak niet inpasbaar en kunnen alleen gerealiseerd worden met behulp van afzonderlijke planologische procedures. Met de herziening beschikt de gemeente weer over een actueel en samenhangend beleidskader voor het buitengebied. Ook formele motieven vormen een reden voor de herziening van het bestemmingsplan Buitengebied. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (2008) moeten bestemmingsplannen namelijk eens in de tien jaar worden herzien. Het nieuwe bestemmingplan Buitengebied wil - binnen de randvoorwaarden die gelden vanuit onder meer het landschap, de cultuurhistorie en het milieu - aan de bestaande (en gewenste) functies ontwikkelingsruimte bieden en daarnaast inspelen op toekomstige ontwikkelingen. Inmiddels is het voorontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegd. 1.2 Plangebied In onderstaande figuur is de (globale) omvang van het plangebied weergegeven. Plangebied (globaal) bestemmingsplan buitengebied Woudrichem Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

123 1.3 Ontwikkelingen in het voorontwerp bestemmingsplan Ten opzichte van het vigerend plan zijn in het voorontwerp bestemmingsplan buitengebied verschillende ontwikkelingen voorzien. Het voorontwerp bestemmingsplan voorziet ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan beperkt in nieuwe ontwikkelingen in directe zin. Naar aanleiding van bouwblokgesprekken is voor een aantal agrarische bedrijven een beperkte uitbreiding of wijziging (vormverandering) van het bouwblok voorzien. Het betreft hier een uitbreiding van enkele procenten tot een maximum van 15%. Grotere uitbreidingen of uitbreidingen in kwetsbare of waardevolle gebieden zijn niet toegestaan. Hiervoor dient een aparte (binnenplanse dan wel buitenplanse) procedure doorlopen te worden. Nieuwvestiging van agrarische bedrijven Nieuwvestiging (creëren van een nieuw agrarisch bouwblok) van agrarische bedrijven 1 is binnen de bestemming Agrarisch (A) uitsluitend toegestaan indien het gaat om de verplaatsing van een bedrijf dat op de huidige locatie geen toekomst- c.q. groeiperspectief heeft. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om de uitplaatsing van een bedrijf uit een natuurgebied of een bebouwde kom/bebouwingsconcentratie. Nieuwvestiging van een intensieve veehouderij is niet toegestaan. Verder geldt bij nieuwvestiging voor de omvang van het bouwvlak dat maximaal 1,5 hectare is toegestaan, echter is een verdere vergroting tot maximaal 2 hectare mogelijk na advies van de AAB. Daarnaast is nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven via wijziging mogelijk in het doorgroeigebied bij Andel waarbij het dient te gaan om de verplaatsing van een solitair glastuinbouwbedrijf van buiten het doorgroeigebied. Omschakeling en hervestiging van agrarische bedrijven Het voorontwerp bestemmingsplan biedt de volgende mogelijkheden voor omschakeling van agrarische bedrijven: - voor een agrarisch bedrijf gelegen in de bestemming Agrarisch met Waarden (AW) (overeenkomend met de provinciale GHSnatuur en GHS-landbouw) is alleen de omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf toegestaan. Omschakeling naar een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf is binnen deze bestemming AW niet gewenst. - voor een agrarisch bedrijf gelegen in de bestemming Agrarisch (A) (overeenkomend met de AHS landbouw) is het mogelijk om te schakelen naar elke agrarische bedrijfsvorm, behalve intensieve veehouderij en glastuinbouw. 1 grondgebonden agrarische bedr jven -inclusief paardenhouderijen-, niet-grondgebonden bedr jven en gemengde bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijtak Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

124 - omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf is slechts mogelijk binnen het doorgroeigebied voor glastuinbouw bij Andel. Omschakeling van agrarisch verwante, agrarische hulp- en nietagrarische bedrijven In de bestemming Agrarisch kunnen tevens agrarisch verwante, agrarische hulp- en nevenbedrijven en niet-agrarische bedrijven via wijziging worden omgezet in agrarische grondgebonden bedrijven. Ook voor deze bedrijven kan een bouwblok op maat toegekend worden dat via wijziging eventueel vergroot kan worden tot maximaal 2 ha. Uitbreiding agrarische bouwvlakken Het bouwvlak van agrarische bedrijven binnen de bestemming Agrarisch mag in het nieuwe bestemmingsplan tot een maximale omvang van 2 hectare groeien. Het bouwvlak van agrarische bedrijven binnen de bestemming Agrarisch met Waarden mag tot een maximale omvang van 1,5 hectare groeien. Het bouwvlak van een intensieve veehouderij mag alleen groeien mits er sprake is van een duurzame locatie. Is dat het geval dan is een groei tot 2,5 hectare in dit bestemmingsplan mogelijk. Een verdere beschrijving van de mogelijkheden die het voorontwerp bestemmingsplan biedt is te vinden in hoofdstuk 3. Alvorens de wijzigingen danwel ontheffingen kunnen worden geëffectueerd dient door middel van onderzoek te worden aangetoond dat aan de vereiste (milieu)randvoorwaarden wordt voldaan en anderen niet onevenredig in hun belangen worden geschaad (eisen van goede ruimtelijke ordening ). Afkortingen Een MER voor een plan, af te korten tot: plan-mer; Een MER voor een (project)- besluit, af te korten tot besluit-mer. De procedures die hierbij horen worden aangeduid met plan-m.e.r. en besluitm.e.r. 1.4 Noodzaak Plan-MER Het is verplicht om voorafgaand aan bepaalde besluiten door een overheid met betrekking tot plannen, een plan-mer uit te voeren. Het gaat daarbij om plannen die (uiteindelijk) kunnen leiden tot concrete projecten of activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Meer concreet geldt de plan-m.e.r plicht in geval van wettelijk of bestuursrechtelijk verplichte plannen (artikel 7.2 en 7.2a Wet Milieubeheer): 1. die het kader vormen voor toekomstige project-m.e.r. (beoordelings)plichtige besluiten of 2. waarvoor een passende beoordeling nodig is op grond van de Europese Habitatrichtlijn. Het voorontwerp bestemmingsplan buitengebied biedt via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid tot uitbreiding van intensieve veehouderijen. Dergelijke uitbreidingen kunnen van een zodanige Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

125 omvang zijn dat hiervoor een project-m.e.r. beoordeling noodzakelijk kan zijn. Verder is nieuwvestiging en uitbreiding van glastuinbouwbedrijven binnen doorgroeigebied Andel binnen het plan mogelijk via een wijzigingsbevoegdheid. Dit doorgroeigebied Andel heeft een omvang van ruim 60 ha. In het vigerend plan heeft dit gebied een omvang van ruim 10 ha. In principe zou bij wijziging een uitbreiding om en nabij de 50 ha mogelijk zijn en daarmee de uitbreiding m.e.r. beoordelingsplichtig zijn. Naast het doorgroeigebied Andel bevindt zich ook het glastuinbouwgebied Woudrichem (6 ha groot). In het nieuwe bestemmingsplan wordt het huidige bouwvlak dat voor glastuinbouw is bestemd overgenomen. Vergroting van het bouwvlak voor uitbreiding is niet mogelijk binnen dit plan. Daarnaast bevindt zich in en in de nabijheid van het plangebied het in voorbereiding zijnde Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem. Voor dit gebied wordt momenteel door de provincies Noord-Brabant (Pompveld en Kornsche Boezem) en Gelderland (Loevestein) in samenspraak met belanghebbenden een beheerplan opgesteld. Beoordeeld zal moeten worden of de voorgestelde wijzingen significante effecten kunnen hebben op deze gebieden ( passende beoordeling ). Significante effecten op deze gebieden dienen te worden uitgesloten. Ook effecten op verder gelegen Natura2000 gebieden, zoals de Langstraat, de Biesbosch en Lingegebied & Diefdijk dienen uitgesloten te worden. Omdat het voorontwerp bestemmingsplan ruimte biedt aan besluit-m.e.r. (beoordelings)plichtige activiteiten en significante effecten op Europese Habitatrichtlijn gebieden niet op voorhand zijn uit te sluiten, is dit bestemmingsplan plan-m.e.r plichtig. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

126 Het Natura2000-gebied Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem bestaat uit drie aparte deelgebieden. Het deelgebied Loevestein ligt rond het gelijknamige slot en bestaat uit graslanden en moeras in de uiterwaarden van de Waal en de Afgedamde Maas. Het deelgebied Pompveld omvat moeras, grienden, bosjes en vochtige graslanden. Het is een kleine polder met eigen waterhuishouding. Ook de Kornsche Boezem is een kleine boezempolder, met veel grienden. Het Natura gebied heeft in zijn geheel een rijke visfauna. Ontwerpkaart behorende bij het ontwerpbesluit van het Natura 2000-gebied 1.5 Passende beoordeling Een passende beoordeling is aan de orde indien één of meerdere activiteiten die in een plan worden voorzien significante gevolgen kunnen hebben op een speciale beschermingszone die is aangewezen in het kader van de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Uitgangspunt van het plan is dat geen ontwikkelingen worden toegestaan die significante gevolgen kunnen hebben op Natura2000-gebieden. Beoordeeld zal wel moeten worden of de voorziene uitbreidingen, al dan niet bij wijziging, significante gevolgen kunnen hebben op deze gebieden. Wanneer dit het geval is, zal deze wijziging in het plan uitgesloten worden dan wel zullen er nadere regels opgesteld moeten worden om deze effecten uit te sluiten. Omdat het uitgangspunt van het bestemmingsplan is dat significante gevolgen op Natura2000-gebieden worden uitgesloten, is een passende beoordeling niet noodzakelijk. Wel zal beoordeeld worden in hoeverre effectuering van de wijzigingsbevoegdheden in het plan, kunnen leiden tot deze significante effecten en in hoeverre middels Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

127 aanscherping/aanvulling van de planregels deze effecten kunnen worden voorkomen. 1.6 Doel plan-mer Doel van de plan-mer is allereerst inzicht te krijgen in de gevolgen van het voorontwerp bestemmingsplan op de natuur en leefomgeving. Ten tweede zullen mogelijke alternatieven voor het voorontwerp bestemmingsplan in een plan-mer worden beschreven met daarbij een beoordeling van deze effecten daarvan. Op basis van de uitkomsten van de plan-mer kunnen de plankeuzes die zijn gemaakt specifieker worden onderbouwd daar waar het gaat om natuur en milieu. Bij eventuele knelpunten ten aanzien van de gemaakte keuzes kunnen plankeuzes worden aangescherpt, gewijzigd of voorzien van nadere eisen. NB. Provinciale Staten besloten vrijdag 19 maart tot een wijziging van beleid in de reconstructieplannen. Intensieve veehouderijen mogen maar uit ten hoogste één bouwlaag bestaan op een bouwblok van maximaal 1,5 ha. Bovendien wordt in de Verordening Ruimte een bouwstop bij geiten- en schapenhouderijen opgenomen die geldt voor alle gebieden. Gezien het tijdstip van het opstellen van de plan-mer en vanwege het feit dat het plan-mer in eerste instantie een beoordeling is van het voorontwerp bestemmingsplan, wordt beleidswijziging en de consequenties daarvan voor het bestemmingsplan buitengebied niet of zijdelings meegenomen in deze plan-mer. 1.7 Notitie reikwijdte en detailniveau De notitie reikwijdte en detailniveau heeft samen met het voorontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Hierop zijn. geen inspraakreacties gekomen. Tevens is aan de m.e.r. commissie om advies gevraagd omtrent de reikwijdte en detailniveau van de plan-mer. Hierop is op 31 augustus 2009 advies ontvangen (rapportnr ). De notitie reikwijdte en detailniveau evenals het advies van de m.e.r. commissie zijn als bijlage bij dit plan gevoegd. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

128 2 WETTELIJK KADER In dit hoofdstuk worden de wettelijke kaders besproken voor zover relevant voor deze Plan-MER 2.1 Wettelijk kader Plan-MER Op basis van Europese regelgeving is sinds 21 juli 2004 de Europese richtlijn betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma s (2001/42/EG) van kracht. Het doel van deze zogenaamde Strategische Milieu Beoordelings (SMB)-richtlijn is om bij de besluitvorming over ruimtelijke plannen en programma s het milieu een volwaardige plaats te geven met het oog op de bevordering van een duurzame ontwikkeling. In september 2006 is de SMB-richtlijn, door wijziging van de Wet milieubeheer en de wijziging van het hieraan gekoppelde Besluit m.e.r. 1994, omgezet in de Nederlandse wet- en regelgeving. Sinds deze wijziging bestaan er twee soorten milieueffectrapportage: het plan-m.e.r. en het besluit-m.e.r.. In de praktijk betekent dit, dat sinds deze wetswijziging niet meer van SMB maar van plan-m.e.r. wordt gesproken Wanneer plan-mer.? Het is verplicht om voorafgaand aan besluiten door een overheid over bepaalde plannen een plan-m.e.r procedure te doorlopen. Het gaat daarbij om plannen die (uiteindelijk) kunnen leiden tot concrete projecten of activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Meer concreet geldt de plan-m.e.r. plicht in geval van wettelijk of bestuursrechtelijk verplichte plannen (artikel 7.2 en 7.2a Wet milieubeheer): 1. die het kader vormen voor toekomstige project-m.e.r. (beoordelings)plichtige besluiten of 2. waarvoor een passende beoordeling nodig is op grond van de Europese Habitatrichtlijn. Ad 1, Plannen die het kader vormen voor toekomstige project-m.e.r. (beoordelings)plichtige besluiten In bijlage C en D van het Besluit Milieu-effectrapportage 1994 worden activiteiten aangewezen die, wanneer ze een zekere omvang hebben, m.e.r. plichtig dan wel m.e.r. beoordelingsplichtig zijn (kolom 1 en 2). In kolom 4 wordt het besluit aangewezen waarvoor in dat geval een besluitm.e.r. dient te worden gemaakt. Het plan dat een dergelijk besluit mogelijk maakt (kolom 3), is daarmee plan-m.e.r. plichtig. Voor het buitengebied gaat het veelal specifiek om de volgende activiteiten die mogelijk m.e.r. plichtig zijn (lijst is niet uitputtend): Intensieve veehouderijen Aanleg of uitbreiding grootschalige glastuinbouwgebieden Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

129 Grootschalige bloementeeltgebieden Grootschalige functiewijziging landelijk gebied. De plan-m.e.r. grenzen voor realisering/wijziging van grootschalige glastuinbouw- en bloementeeltgebieden en voor grootschalige functiewijziging in het landelijk gebied zijn opgenomen in de bijlage bij de notitie reikwijdte en detailniveau.. Ad 2 Plannen waarvoor een passende beoordeling nodig is op grond van de Europese Habitatrichtlijn. Een passende beoordeling is aan de orde indien één of meerdere activiteiten die in een plan worden voorzien significante gevolgen kunnen hebben op een speciale beschermingszone die is aangewezen in het kader van de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Daarbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld het effect van stikstofdepositie ten gevolge van de intensieve veehouderij op natuurgebieden, maar ook lichtverstoring ten gevolge van kassen kan daarin een aspect zijn. 2.2 Landelijk beleid Nota Ruimte in relatie tot Nationale landschappen Het ruimtelijke rijksbeleid is vastgelegd in de Nota Ruimte (2006). Twee begrippen staan centraal in de Nota Ruimte: basiskwaliteit en nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur (RHS). De RHS bestaat uit de belangrijkste gebieden in Nederland op het terrein van economie, infrastructuur en verstedelijking, water, natuur en landschap. De verantwoordelijkheid voor het beleid voor deze gebieden ligt (mede) bij het rijk. Voor de gebieden buiten de RHS is het rijksbeleid gericht op het waarborgen van de basiskwaliteit op een beperkt aantal punten (bundeling van stedelijke activiteiten, waarborgen milieukwaliteit en investeren in kwaliteit landschap). Het buitengebied van Woudrichem behoort tot de RHS voor zover het gaat om de gebieden die behoren tot de ecologische hoofdstructuur (EHS, inclusief de Natura 2000-gebieden Pompveld en Kornsche Boezem), het grensgebied met de grote rivieren én het Nationaal Landschap Nieuw Hollandse Waterlinie. Binnen de EHS geldt een nee,tenzij benadering: nieuwe activiteiten mogen niet plaatsvinden tenzij ze geen significant negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden hebben. In het stroomgebied / rivierbedding van de Boven Merwede en Afgedamde Maas bestaat - op grond van het beleid Beleidslijn Grote Rivieren- beperkte ruimte voor ruimtelijke ontwikkelingen. Voor het Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

130 Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie (dat zich uitstrekt van de voormalige Zuiderzee bij Muiden tot aan de Biesbosch) is het beleid gericht op behoud van de kernkwaliteiten en ontwikkeling met kwaliteit ( ja, mits principe). Grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen zijn in de nationale landschappen niet mogelijk. Provincies zijn verantwoordelijk voor de uitwerking en uitvoering van het beleid. Voor de Nieuw Hollandse Waterlinie zijn recent concrete afspraken gemaakt tussen Rijk en provincies over het opknappen van de Linie. Voor wat betreft de landbouwsector is het beleid gericht op een vitale en duurzame landbouw. Provincies wordt gevraagd om niet-grondgebonden en/of kapitaalintensieve landbouw en daaraan gerelateerde bedrijvigheid te bundelen in zogeheten landbouwontwikkelingsgebieden. Om het economisch draagvlak en de vitaliteit van het platteland te vergroten bestaat ruimte voor her- en nieuwbouw in het buitengebied. Dit dient wel gepaard te gaan met aandacht voor landschappelijke en ontwerpkwaliteit. Vrijkomende agrarische bebouwing kan worden omgezet in een woonbestemming of dienen als vestigingsruimte voor kleinschalige bedrijvigheid. Om het hergebruik van leegstaande gebouwen te stimuleren en de mogelijkheden te benutten die nieuwbouw biedt om de kwaliteit en vitaliteit van het platteland te vergroten, vraagt het rijk aan provincies om een planologisch kader op te stellen voor het thema bebouwing in het buitengebied. Op het gebied van de recreatie is de Nota Ruimte in het algemeen gericht op het vergroten van de toeristisch recreatieve mogelijkheden in de groene ruimte Nota Belvedère; De gemeente maakt onderdeel uit van het Belvedère-gebied de Bommelerwaard. De cultuurhistorische identiteit wordt gedragen door de landschapsstructuren oeverwal, uiterwaard, komgrond en bijbehorende structurerende elementen als dijken, wielen en weteringen. Uitgangspunt bij het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan buitengebied is dat de opgenomen regelingen dienen ter bescherming en ter ontwikkeling van deze waarden Natuurbeschermingswet 1998; Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet in werking getreden. De Natuurbeschermingswet regelt de aanwijzing en de bescherming van natuurgebieden die van nationaal of internationaal belang zijn. De Natuurbeschermingswet bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in deze beschermde natuurgebieden. Activiteiten die negatieve gevolgen voor de natuurwaarden kunnen hebben (zoals uitbreiding van een camping of bouwactiviteiten in of nabij een beschermd gebied), mogen bijvoorbeeld niet plaatsvinden zonder vergunning. Er wordt alleen een vergunning verleend indien: Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

131 - de kwaliteit van de natuurlijke habitats niet verslechtert en er geen soorten worden verstoord (met dien verstande dat het gaat om soorten en habitats waarvoor het gebied is aangewezen); - indien bovenstaande wel het geval is, alleen dan wanneer er geen alternatieve oplossing is, er een groot openbaar belang in het geding is en er compensatie plaats vindt. Kortom voor elk plan dat significante gevolgen kan hebben op een gebied dat is aangewezen als Natura 2000, Vogel- of Habitatrichtlijngebied moet een passende beoordeling worden gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen. Toestemming mag verleend worden nadat zekerheid is verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet aantast of als er geen alternatieve mogelijkheden zijn en het plan om dwingende redenen van openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, toch moeten worden gerealiseerd. In dat geval moeten alle nodige compenserende maatregelen getroffen worden om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft. Indien van een plan daadwerkelijk significante gevolgen worden verwacht is regeling binnen het voorliggende bestemmingsplan niet mogelijk. Dan zal er voor het plan een afzonderlijke procedure gevolgd dienen te worden Flora- en faunawet De vanuit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn verplichte soortenbescherming van flora en fauna is geregeld in de Flora- en Faunawet. Deze wetgeving is met name van belang voor natuurwaarden die buiten de EHS en de beschermde natuurgebieden voorkomen. Iedere burger wordt geacht om voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren en hun directe leefomgeving. Daarnaast gaat de Flora- en Faunawet uit van het nee, tenzij -beginsel. Dit betekent dat ontwikkelingen die (kunnen) leiden tot vernieling, beschadiging of verstoring van beschermde planten of voortplantings- of rustplaatsen van beschermde dieren slechts onder strikte voorwaarden mogelijk zijn. Indien aantoonbaar kan worden gemaakt dat er geen significante schade voor flora en fauna zal optreden kan voor bepaalde maatregelen een ontheffing of vrijstelling worden verleend. Er moet daarbij gekeken worden naar alternatieven, naar dwingende redenen van groot openbaar belang en naar mogelijkheden voor compensatie Wet Milieubeheer ( Luchtkwaliteitseisen ) De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet milieubeheer goedgekeurd. Deze wet is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om: Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

132 negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken, mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit, De paragraaf luchtkwaliteit in de Wet milieubeheer voorziet ondermeer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als: er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde, een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt, wat wil zeggen dat een project niet in betekenende mate van bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 1% ten opzichte van de grenswaarde). Na vaststelling van het NSL zal deze grens worden verruimt naar 3%. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend. De Regeling NIBM kent voor woningbouw de volgende criteria waaronder de verslechtering van de luchtkwaliteit per definitie niet in betekenende mate is: minder dan 500 (1%) en 1500 (3%) woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, met een gelijkmatige verkeersverdeling, minder dan 1000 (1%) en 3000 (3%) woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling De Regeling NIBM noemt de volgende subcategorieën van landbouwinrichtingen, die per definitie niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit: akkerbouw- of tuinbouwbedrijven met open grondteelt; inrichtingen die uitsluitend of in hoofdzaak bestemd zijn voor witloftrek of teelt van eetbare paddenstoelen of andere gewassen in een gebouw. permanente en niet-verwarmde opstanden van glas of van kunststof voor het telen van gewassen. permanente en verwarmde opstanden van glas of van kunststof voor het telen van gewassen, mits niet groter dan 0,7 hectare (1% criterium) respectievelijk 2 hectare (3% criterium). Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

133 kinderboerderijen Wet geurhinder en veehouderij De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. De Wgv vervangt de Wet stankemissie veehouderijen die van toepassing was voor landbouwontwikkelings-, verwevings- en extensiveringsgebieden met het primaat natuur en de drie 'stankrichtlijnen' die van toepassing waren. Met de Wgv geldt nu één toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderijen in de hele gemeente Woudrichem. Voor niet vergunningplichtige veehouderijen en overige agrarische niet vergunningplichtige bedrijven is het Besluit landbouw milieubeheer het toetsingskader. De Wgv geeft gemeenten de beleidsvrijheid om maatwerk te leveren dat is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting. De Wgv verplicht niet meer tot een aparte cumulatieve beoordeling zoals dat onder de eerdere geurrichtlijnen wel verplicht was. Toetsing aan de toegestane geurbelasting en de minimumafstanden is voor de individuele vergunningverlening voldoende. Ten behoeve van de beoordeling of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening, dient de cumulatieve stankbelasting echter wel beschouwd te worden. De veehouderijen moeten voldoen aan individuele wettelijke normen voor de geurbelasting op een geurgevoelig object. De wet biedt de gemeente mogelijkheid op basis van een eigen geurbeleid af te wijken van de wettelijke normen binnen een in de wet vastgelegde bandbreedte. Daarvoor dient op gebiedsniveau worden gezocht naar normen die aansluiten bij de gewenste ruimtelijke ontwikkeling en het gewenst woonen leefklimaat. De gewenste normen dienen in een gemeentelijke verordening worden vastgelegd. De verordening wordt onderbouwd met een gebiedsvisie. In de gebiedsvisie wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het gebied weergegeven en gekoppeld aan een beoordeling van de geurbelasting van het gebied Wet ammoniak en veehouderij; Het Nederlandse ammoniakbeleid berust op twee sporen. Het eerste spoor is het gebiedsgerichte spoor. Dit spoor houdt onder andere in dat maatregelen rond ammoniakgevoelige natuurgebieden moeten worden genomen. Een belangrijke maatregel is de zonering van de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Op grond van die wet moeten de provincies de meest kwetsbare natuurgebieden binnen de Ecologische Hoofdstructuur (de zogenaamde zeer kwetsbare gebieden) aanwijzen. In deze zeer kwetsbare gebieden,die gelegen zijn binnen de EHS, en een zone van 250 meter daaromheen gelden beperkingen voor de milieuvergunningverlening aan bedrijven. In de Nota Ruimte is Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

134 vastgelegd dat met deze uitgangspunten ook bij ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden: In aanvulling op het generieke ammoniakemissiebeleid worden de meest kwetsbare natuurgebieden door middel van zonering extra beschermd. Daarbij is "nieuwvestiging" van veehouderijen niet toegestaan en is uitbreiding van veehouderijen alleen onder strikte voorwaarden mogelijk (binnen het emissieplafond van de veehouderij). In de Wav is ook bepaald dat onder bepaalde omstandigheden verdergaande technieken dan de best beschikbare techniek moeten worden toegepast. Dit zal vooral van toepassing zijn op grote intensieve veehouderijen. Naast de Wav is ook de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Voor activiteiten (waar veehouderijen ook onder vallen) rond beschermde natuurmonumenten en aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden geldt namelijk een vergunningplicht op grond van de Natuurbeschermingswet, om schade aan de betreffende gebieden te voorkomen. Tot slot biedt ook de Reconstructiewet een kader voor een gebiedsgerichte aanpak van ammoniak. Het tweede spoor is het generieke spoor. Door middel van het besluit Huisvesting gelden emissie-eisen voor alle stallen. Op den duur zullen alle stallen emissie-arm moeten worden uitgevoerd, voor zover de techniek daarvoor beschikbaar is. Daarnaast zijn er regels voor het emissiearm uitrijden van mest en voor het afdekken van mestbassins. Dit generieke spoor is gericht op het terugdringen van de achtergronddepositie van ammoniak en is voor ruimtelijke ordening minder relevant Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij Het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij is op 1 april 2008 in werking getreden. Met dit Besluit wordt invulling gegeven aan het algemene emissiebeleid voor heel Nederland. Het besluit bepaalt dat dierenverblijven, waar emissie-arme huisvestingssystemen voor beschikbaar zijn, op den duur emissie-arm moeten zijn uitgevoerd. Hiertoe bevat het besluit zogenaamde maximale emissiewaarden. Op grond van het besluit mogen alleen nog huisvestingssystemen met een emissiefactor die lager is dan of gelijk is aan de maximale emissiewaarde, toegepast worden. Veehouders hebben volgens het eind 2009 opgestelde actieplan ammoniak tot 1 april 2010 de tijd om in een plan aan te geven hoe en wanneer ze gaan voldoen aan de eisen voor ammoniak-uitstoot die in 2005 zijn opgesteld. Veehouderijen hadden per 1 januari 2010 de emissie van ammoniak moeten terugbrengen conform eisen die al in 2005 zijn gesteld. Daarnaast moeten zij ook voldoen aan andere eisen, zoals welzijnseisen en eisen op het gebied van geur en fijn stof. Om gedwongen dubbel investeren te voorkomen is het actieplan opgesteld. Op 1 januari 2013 moeten alle maatregelen getroffen zijn. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

135 2.2.9 Varkensbesluit In het Varkensbesluit worden richtlijnen gegeven ten aanzien van de huisvesting van varkens. Het besluit geeft uitvoering van verschillende Europese richtlijnen, waaronder richtlijn nr. 2001/88/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 oktober 2001 houdende wijziging van richtlijn nr. 91/630/EEG tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens en van richtlijn nr. 2001/93/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 9 november 2001 houdende wijziging van de bijlage bij richtlijn nr. 91/630/EEG tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens. In het besluit zijn verschillende oppervlaktenormen opgenomen voor het houden van varkens en verscherpte eisen waaraan de sector, onder voorwaarden, in 2013 aan moet voldoen Legkippenbesluit 2003 Het Legkippenbesluit strekt ter uitvoering van de EU-richtlijn 99/74/EG. Het Legkippenbesluit stelt een aantal randvoorwaarden aan het houden van legkippen. De belangrijkste daarvan zijn de minimumruimte waarover de kippen moeten kunnen beschikken en de omvang van de strooiselvoorziening. Het huisvesten van legkippen in legbatterijen die voor 1 januari 2003 zijn gebouwd en in gebruik zijn genomen, is met ingang van 1 januari 2012 verboden. Huisvesting van legkippen in kooien blijft ook na afschaffing van de legbatterij mogelijk in de zogenaamde aangepaste of verrijkte kooi. In de aangepaste kooi dienen de kippen de beschikking te krijgen over strooisel, zitstokken en een nest Vleeskuikenbesluit Het ontwerp-vleeskuikenbesluit geeft uitvoering aan richtlijn nr. 2007/43/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2007 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens. De lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2010 aan deze richtlijn te voldoen. In het ontwerp-besluit worden eisen gesteld aan de wijze van het houden van vleeskuikens Besluit Glastuinbouw Het "Besluit Glastuinbouw" (geldig vanaf 1 april 2002) is een vervanging "Besluit tuinbouwbedrijven met bedekte teelt milieubeheer" uit In het Besluit Glastuinbouw staan voorschriften om lichthinder door assimilatieverlichting te beperken. Zo moet de gevel zijn afgeschermd. Deze afscherming moet leiden tot 95 procent minder uitstraling op 10 meter afstand van de kas. De lampen mogen niet buiten de kas zichtbaar zijn. In de periode van 1 september tot 1 mei is assimilatiebelichting verboden van uur tot uur. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

136 Er zijn enkele uitzonderingen op deze regel. Glastuinders die al voor 12 maart 1996 verlichting toepasten, zijn onderworpen aan regels van de gemeente. Deze regels moeten de grootst mogelijke bescherming geven, maar ook redelijk zijn ('As Low As Reasonable Achievable' of ALARA). Ook zijn er geen extra maatregelen nodig als er binnen 10 meter van de gevel een voorziening is die lichtuitstraling naar de verdere omgeving met minimaal 95 procent vermindert. Met ingang van 1 oktober 2009 zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd in het Besluit Glastuinbouw: Vanaf 1 oktober 2009 moeten alle nieuwe kassen, waarin assimilatiebelichting < lux wordt toegepast, zijn voorzien van een lichtscherminstallatie waarmee ten minste 95% van de lichtuitstraling kan worden gereduceerd. Vanaf 1 oktober 2010 moeten alle bestaande kassen, waarin assimilatiebelichting < lux wordt toegepast, zijn voorzien van een lichtscherminstallatie waarmee ten minste 95% van de lichtuitstraling kan worden gereduceerd. De 95%-schermen mogen aanwezig blijven tot 1 januari 2017, maar dan mag na 1 januari 2014 tijdens de donkerteperiode niet meer belicht worden. Vanaf 1 januari 2014 moeten alle nieuwe kassen, waarin assimilatiebelichting < lux wordt toegepast, zijn voorzien van een lichtscherminstallatie waarmee ten minste 98% van de lichtuitstraling kan worden gereduceerd. Tijdens de donkerteperiode (april, september en oktober: tot uur en november tot en met maart: tot uur) moet de scherminstallatie gesloten zijn. Gedurende de nanacht mag de scherminstallatie tot maximaal 25% geopend worden. Bij toepassing van assimilatiebelichting > lux moet van zonsondergang tot zonsopgang minimaal 98% van de lichtuitstraling afgeschermd worden. Waar het technisch redelijkerwijs niet mogelijk is hoeft tot 1 januari 2018 geen lichtscherminstallatie te worden aangebracht. Als voor 1 mei 2009 al een 85%-scherminstallatie aanwezig was, dan mag deze gebruikt blijven worden tot 1 januari Bij toepassing van assimilatiebelichting moet de scherminstallatie gesloten zijn van zonsondergang tot zonsopgang. Van zonsondergang tot zonsopgang moet de lichtuitstraling op een afstand van 10 m vanaf de gevel gereduceerd zijn met minimaal 95% en de gebruikte lampen mogen niet zichtbaar zijn. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

137 2.3 Provinciaal beleid Landschapsvisie Land van Heusden en Altena In deze visie (vastgesteld in oktober 2008) is aangegeven: - waar en op welke wijze bestaande landschapskwaliteiten gehandhaafd moeten worden; - in welke richting deze kwaliteiten zich kunnen ontwikkelen en welke maatregelen daarvoor nodig zijn. Belangrijke input voor de Landschapsvisie zijn de (voormalige) Landschapsbeleidsplannen uit 1993 (Werkendam) en 1995 (Woudrichem en Aalburg) van de betrokken gemeenten. Deze plannen zijn geactualiseerd door het verwerken van het recente beleid van rijk en provincie. In bijlage 4 bij het bestemmingsplan is de visiekaart van de Landschapsvisie opgenomen. Als kenmerkende landschaps- en natuurelementen in het buitengebied van Woudrichem die versterkt en behouden moeten blijven, noemt de visie: o bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden (conform het Natuurgebiedsplan Provincie Brabant); o versterking van de leefgebieden van amfibieën, weidevogels en moerasvogels (conform provinciaal ruimtelijk beleid); o behoud van de oude dijken met verspreide lintbebouwing / het versterken van de gebiedseigen bebouwing en beplanting; o behoud van de openheid; o behoud en versterking groen-blauwe dooradering en streven naar verdere verdichting; o behoud en versterking wegbeplanting; o landschappelijk en/of ecologisch te versterken lijnvormige structuren Provinciaal beleid in relatie tot de (P)EHS De provincie Noord-Brabant hanteert in haar vigerend ruimtelijk beleid een zonering van het landelijk gebied: er wordt onderscheid gemaakt in een groene hoofdstructuur (GHS) en een agrarische hoofdstructuur (AHS). Binnen de GHS en de AHS zijn subzones aangeduid, resp. de GHS-Landbouw en GHS-Natuur enerzijds en de AHS-Landbouw en AHS-Landschap anderzijds. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

138 In onderstaande tabel de relevantie in het buitengebied van Woudrichem (de lichtgedrukte komen niet voor): GHS-Natuur 1. (natte) natuurparel 2. overig bos- en natuurgebied 3. ecologische verbindingszones GHS-Landbouw 1. leefgebied kwetsbare soorten 2. leefgebied struweelvogels 3. natuurontwikkelingsgebied AHS-Landschap 1. leefgebied dassen 2. waterpotentiegebied 3. RNLE-landschapsdeel AHS-Landbouw 1. glastuinbouw vestigingsgebied 2. glastuinbouw projectvestigingsgebied 3. glastuinbouw mogelijk doorgroeigebied 4. glasboomteeltgebied 5. landbouwontwikkelingsgebied 6. overig productiegebied Het grootste deel van het buitengebied van Woudrichem is in de Paraplunota opgenomen als AHS-landbouw. Deze zone omvat de meest pure landbouwproductiegebieden waar landbouw de hoofdfunctie vormt en de ruimte krijgt zich te ontwikkelen. Een gebied tussen de Middenweg en de N322 in Andel en een gebied tussen Oudendijk en Woudrichem hebben daarbij de specifieke aanduiding mogelijk doorgroeigebied voor glastuinbouw (in het bestemmingsplan wro-zone wijziging doorgroeigebied glastuinbouw ). De natuurgebieden De Struikwaard, het Pompveld, het Uitwijkse Veld, Kornsche Boezem en de oeverzone van de Boven-Merwede ter hoogte van Woudrichem zijn ondergebracht in de GHS-natuur. In deze gebieden staat het behoud van de natuur- en landschapswaarden voorop. Van deze gebieden vormen het Pompveld en de Kornsche Boezem natuurparels (= provinciaal beleid). Hier is het provinciale beleid gericht op behoud en versterking van de bestaande ecologische en landschappelijke waarden. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

139 Fragment Paraplunota ruimtelijke ordening: zonering landelijk gebied Gebiedsplan Wijde Biesbosch De Brabantse varkenspestepidemie van 1997 was de aanleiding voor een grote revitalisering van het buitengebied van Noord-Brabant. Voor het westelijk deel van Brabant is deze revitalisering niet gekoppeld aan de Reconstructiewet (zoals in Oost- en Midden-Brabant) maar op basis van vrijwilligheid uitgewerkt in twee Gebiedsplannen: Brabantse Delta en Wijde Biesbosch. Het Gebiedsplan Wijde Biesbosch heeft betrekking op de gemeenten Aalburg, Drimmelen, Geertruidenberg, Oosterhout, Waalwijk, Werkendam, Woudrichem en een deel van de gemeenten Breda, Dongen en Heusden. Het plan is in april 2005 vastgesteld door Provinciale Staten. In een bestuursakkoord hebben de betrokken gemeenten aangegeven hun bestemmingsplannen voor het buitengebied in overeenstemming te zullen brengen met het Gebiedsplan. Het Gebiedsplan geeft een integrale ruimtelijk visie op het gebied Wijde Biesbosch tot Op de Ambitiekaart van het plan zijn de zaken / wensen aangegeven die ruimtelijk zijn te positioneren. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

140 Fragment Ambitiekaart Gebiedsplan Wijde Biesbosch De hoofdzaken van het Gebiedsplan voor Woudrichem zijn samengevat in onderstaand kader: Grondgebonden landbouw in een open landschap (geel) Voor het overgrote deel van het buitengebied is het beleid gericht op het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor de grondgebonden landbouw. Schaalvergroting en intensivering zijn de bedrijfstrategieën. Er wordt ruimte geboden voor voldoende grote bouwblokken, verbetering van de verkavelingsituatie en voor samenvoeging van bedrijven. Doorgroeigebieden glastuinbouw Ten zuiden van Woudrichem en ten zuidoosten van Andel bestaat ruimte voor de doorgroei van glastuinbouwbedrijven. Voor het doorgroeigebied bij Andel geldt dat hier ook beperkte mogelijkheden zijn voor nieuwvestiging van solitaire bedrijven of bedrijven uit kwetsbare gebieden (uit de eigen gemeente). Plannen voor nieuwvestiging moeten vergezeld gaan van een beeldkwaliteitplan. De maximale omvang tot waar een bedrijf kan uitgroeien is afhankelijk van de aanwezige omgevingswaarden, milieu- en watereisen en de mogelijkheden voor een passende inrichting. Natuur (groen) Het versneld realiseren van de EHS - met name waar het gaat om de natte natuurparels - heeft prioriteit. Daarnaast is het beleid gericht op het waarborgen van de Natura 2000-gebieden Pompveld en Kornsche Boezem. Om de natuurgebieden Het Pompveld en Uitwijkse Veld te beschermen tegen overvloedige ammoniakbelasting is rondom deze gebieden sprake van extensiveringsgebied intensieve veehouderij (stimuleren uitplaatsing intensieve veehouderij) en/of zoekgebied extensivering melkveehouderij. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

141 Te versterken natuurwaarden (groen gestippeld) Buiten de ecologische hoofdstructuur is in het gebied rondom het Uitwijkse Veld en het gebied ten westen van Woudrichem sprake van specifiek te versterken natuurwaarden. Deze gebieden vormen het leefgebied van kwetsbare soorten (weidevogels, moerasvogels, amfibieën). Ook rondom deze gebieden is sprake van een extensiveringsgebied intensieve veehouderij. Kansrijke gebieden voor extensieve recreatie (rood gestreept) In de gebieden langs de Boven Merwede en de Afgedamde Maas en in het gebied rondom het Uitwijkse Veld is uitbreiding of verbetering van de recreatieve routestructuren gewenst. Kansen liggen hier voor extensieve recreatie in combinatie met natuur of cultuurhistorische waarden. Woudrichem vormt één van de recreatieve poorten die als vertrekplaats voor recreatieve routes dienen en waar ondersteunende voorzieningen wenselijk zijn. Door de ontwikkeling van de recreatieve poorten kan de druk op kwetsbare gebieden verminderen. Projectlocatie recreatie en toerisme (paars gestreept) Ten oosten van Almkerk ligt een projectlocatie recreatie en toerisme, waar intensivering van het toeristisch recreatief product mogelijk is. Ontwikkelen en versterken cultuurhistorische waarden (paars omlijnd) Het behoud van de landschappelijk en natuurlijke waarden geldt als uitgangspunt voor alle nieuwe ontwikkelingen. In een groot deel van het buitengebied wordt tevens ingezet op het ontwikkelen en versterken van de cultuurhistorische waarden. Regionale waterberging, voorlopig reserveringsgebied 2016 In perioden van hevige regenval is waterberging noodzakelijk om de kans op ongecontroleerde overstromingen te voorkomen. Hiertoe zijn in te richten waterbergingsgebieden aangewezen en daarnaast voorlopige reserveringsgebieden Twee gebieden in het buitengebied zijn in het Gebiedsplan als voorlopig reserveringsgebied aangewezen. Beide gebieden zijn echter inmiddels niet meer als zodanig aan de orde: het waterschap heeft recent een definitieve locatie voor waterberging aangewezen en gerealiseerd in de aangrenzende gemeente Werkendam (Kornsche Boezem). In de gemeente Woudrichem zelf moet nog wel een zeker restoppervlak aan waterberging worden gerealiseerd. Op dit moment wordt gezocht naar geschikte gebieden voor deze restopgave. De intentie is om deze te combineren met natuurontwikkeling c.q. de aanleg van ecologische verbindingszones. Naast deze restopgave moet in het buitengebied ook een oppervlak aan waterberging vanwege de diverse stedelijke uitbreidingen in de gemeente worden gerealiseerd. In het gemeentelijk waterplan zijn hiertoe rondom de kernen zoekgebieden voor de waterberging opgenomen. Deze worden meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

142 2.4 Gemeentelijk beleid Milieubeleidsplan In 2008 is het milieubeleidsplan voor de gemeente Woudrichem vastgesteld waarin zij haar milieubeleid voor vastlegt. Dit milieubeleidsplan is een richtlijn voor gemeentebestuur en ambtenaren en geeft het kader aan waarbinnen de gemeente Woudrichem het milieubeleid de komende jaren gaat invullen. In het milieubeleidsplan wordt een beeld gegeven van de juridische plichten met betrekking tot de bescherming van het milieu en wat dit voor consequenties heeft voor het werk in de praktijk. De gemeente vindt het verder wenselijk ook beleidsregels die niet wettelijk verplicht zijn op haar agenda te plaatsen. De visie van de gemeente Woudrichem is samengevat in volgende punten: Alle bij wet aan de gemeente opgelegde uitvoeringstaken dienen op een adequaat niveau te worden uitgevoerd. De onderwerpen externe veiligheid, duurzaamheid en klimaat krijgen in deze planperiode extra aandacht. De gemeente bereidt zich optimaal voor op toekomstige wijzigingen van wet- en regelgeving. Op langere termijn kunnen gevolgen van klimaatverandering van grote invloed zijn op de gemeente Woudrichem. Klimaatverandering kan aanleiding geven tot hogere pieken in de afvoer van regenwater. Daarnaast wordt verwacht dat de zeespiegel in de toekomst gaat stijgen. De afvoermogelijkheden van de grote rivieren worden daardoor problematisch. Door de hoge waterstanden en het wegvallen van het vrij verval lijken maatregelen in het hele rivierengebied noodzakelijk. De gemeente Woudrichem wordt daardoor direct geconfronteerd met de gevolgen van de veranderingen van het klimaat. Op basis van een rapport van het ICCP (het VN orgaan voor klimaat verandering) wordt verwacht dat klimaatverandering voor de gemeente Woudrichem binnen de planperiode geen significante effecten zal hebben. Wel wordt in het ICCP-rapport aangeraden om zich voor te bereiden op eventuele gevolgen op de langere termijn. De wetenschappelijke ontwikkelingen dienen daarom nauwlettend te worden gevolgd, zodat het beleid tijdig kan worden bijgesteld. 2.5 Overig Plan van aanpak maatschappelijk verantwoorde belichting en afscherming in de glastuinbouw Eind 2004 hebben Natuur en Milieu en LTO/Glaskracht gezamenlijk een Plan van Aanpak gemaakt om de lichtemissie uit kassen terug te dringen. Streven was om in 2008 van zonsondergang tot zonsopgang alle kassen voor 95 procent af te schermen. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

143 Afschermen van licht heeft echter consequenties voor de teelt en voor de hinderbeleving van mensen. Daarom is hier onderzoek naar gedaan. Daaruit bleek dat de gevolgen voor de teelt problematisch waren, zodat eind 2006 is gekozen om de ambities in het Plan van Aanpak bij te stellen. Tuinders schermen vanaf januari 2008 gedurende 6 uur vanaf zonsondergang 95 % van het licht weg. In de periode daarna (tot zonsopgang) wordt zoveel als mogelijk afgeschermd, waarbij in de praktijk gestreefd wordt naar een afscherming van 85 %. Omdat de tuinders verwachten op termijn oplossingen te vinden voor de teelttechnische problemen is tevens afgesproken dat alle tuinders in 2014 voor 100 procent het licht gaan afschermen. De gemaakte afspraken worden opgenomen in het Besluit Glastuinbouw en krijgen hiermee een wettelijke status. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

144 3 REFERENTIESITUATIE, AUTONOME ONTWIKKELING, PLANVOORNEMEN EN ALTERNATIEVEN De wet schrijft voor dat de bestaande toestand van het milieu en de te verwachten ontwikkelingen als het plan niet zou worden uitgevoerd, dienen te worden beschreven. Dit vormt het referentiekader voor het plan. Daarnaast dienen redelijke alternatieven voor het plan te worden onderzocht. 3.1 Referentiesituatie en autonome ontwikkeling Onder referentiesituatie wordt verstaan de bestaande toestand van het milieu in het studiegebied (huidige situatie) en de te verwachten milieutoestand als gevolg van de autonome ontwikkeling. Onder de 'autonome ontwikkeling' wordt verstaan: de toekomstige ontwikkeling van het milieu zonder dat de voorgenomen activiteit of één van de alternatieven wordt gerealiseerd. Het gaat om ontwikkelingen van de huidige activiteiten in het studiegebied en van nieuwe activiteiten waarover reeds is besloten. In deze plan-mer zal de huidige situatie en de ruimte die het huidige (vigerende) plan biedt beschreven worden. Omdat het vigerend bestemmingsplan al gebaseerd is op het bouwblok op maat principe, zal deze ruimte in directe zin beperkt zijn. Het doel van de referentiesituatie is dat de gewenste ontwikkelingen in het plan hiertegen kunnen worden afgezet. Op basis hiervan kan een beoordeling gegeven worden van de ontwikkelingen die het bestemmingsplan biedt (referentiesituatie). 3.2 Planvoornemen Ten opzichte van het vigerend plan voorziet het voorontwerp bestemmingsplan in de volgende ontwikkelingen. Direct Het voorontwerp bestemmingsplan voorziet ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan beperkt in nieuwe ontwikkelingen in directe zin. Naar aanleiding van bouwblokgesprekken is voor een aantal agrarische bedrijven een beperkte uitbreiding of wijziging (vormverandering) van het bouwblok voorzien. Het betreft hier een uitbreiding van enkele procenten tot een maximum van 15%. Deze uitbreidingen/vormveranderingen zijn getoetst aan de hand van de beschikbare milieuhygiënische informatie, informatie met betrekking tot aanwezige natuurwaarden en informatie met betrekking tot overige waarden (o.a. archeologie). Daar waar Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

145 uitbreidingen zijn, liggen deze bedrijven binnen de gebiedsaanduiding AHS-landbouw 2. Grotere uitbreidingen of uitbreidingen in kwetsbare of waardevolle gebieden zijn niet toegestaan. Hiervoor dient een aparte (binnenplanse dan wel buitenplanse) procedure doorlopen te worden. Omschakeling naar grondgebonden agrarische bedrijven is toegestaan, zowel binnen AHS als in GHS-landbouw. Bij wijziging Naast een aantal ontwikkelingen waarin het voorontwerp bestemmingsplan direct voorziet, is een aantal ontwikkelingen mogelijk door middel van een wijzigingsprocedure. Het gaat hierbij om de volgende milieurelevante zaken: Binnen agrarisch gebied (AHS): omschakeling naar en nieuwvestiging van overig niet-grondgebonden agrarische bedrijven (niet zijnde intensieve veehouderij of glastuinbouw), nieuwvestiging van grondgebonden veehouderij en akkerbouw/ tuinbouw. Omschakeling naar glastuinbouwbedrijf binnen doorgroeigebied glastuinbouw Andel. Nieuwvestiging glastuinbouwbedrijf (nieuwe locatie) binnen doorgroeigebied glastuinbouw Andel. Uitbreiding glastuinbouwbedrijf binnen concentratiegebied Andel tot maximaal de oppervlakte van het doorgroeigebied. Uitbreiding glastuinbouwbedrijf (buiten concentratiegebied) tot 3 ha. Uitbreiding intensieve veehouderij op duurzame locatie tot 2,5 hectare. Uitbreiding overige agrarische bedrijven tot 2 hectare (1,5 ha in agrarisch met waarden). Toevoegen woningen in het kader van Ruimte voor Ruimte of Rood-voor-Groen. Woningsplitsing (onder voorwaarden). Uitbreiding niet-agrarische bedrijven met 15%-25% van het bestaand bebouwingsoppervlak. 2 In de zonering van het landelijk gebied wordt een groene hoofdstructuur (GHS) en een agrarische hoofdstructuur (AHS) onderscheiden. Binnen de GHS en de AHS zijn diverse subzones aangeduid. Het grootste deel van het buitengebied van Woudrichem is in de Paraplunota opgenomen als AHS-landbouw. Deze zone omvat de meest pure landbouwproductiegebieden waar landbouw de hoofdfunctie vormt en de ruimte krijgt zich te ontwikkelen. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

146 Nieuwvestiging niet-agrarische bedrijven (categorie 1 en 2) in vrijgekomen agrarische panden binnen bebouwingsconcentraties. Mestverwerkings- en biovergistingsinstallaties tot ton/jaar. Overige activiteiten waaronder agro-toerisme (o.a. minicampings), agrarisch natuurbeheer en de verkoop van streekeigen producten zijn voorbeelden van 'verbrede landbouw'. Overige nevenactiviteiten bijvoorbeeld recreatie en zorgdiensten, agrarisch verwante functies, agrarisch technische hulpfuncties en statische binnenopslag. Alvorens deze wijzigingen danwel ontheffingen kunnen worden geëffectueerd dient door middel van onderzoek te worden aangetoond dat aan de vereiste (milieu)randvoorwaarden wordt voldaan en anderen niet onevenredig in hun belangen worden geschaad. Voor een nadere beschrijving van de ontwikkelingsmogelijkheden en de opgenomen voorwaarden wordt verwezen naar de toelichting bij het ontwerp bestemmingsplan. In onderstaande figuur is de glastuinbouw Andel ten opzichte van verschillende te beschermen waarden en gebieden weergegeven. Ligging doorgroeigebied glastuinbouw ten opzicht van verschillende natuurwaarden Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

147 De ligging van de intensieve veehouderijen is opgenomen op een begeleidende overzichtskaart bij deze plan-mer. 3.3 Alternatieven Intensieve Veehouderij Wat betreft intensieve veehouderij voorziet het voorontwerp bestemmingsplan niet in nieuwvestiging van bedrijven. Wel is uitbreiding van bedrijven bij wijziging mogelijk, mits er sprake is van een duurzame locatie. Hierbij zal zowel een scenario, waarbij de maximale ruimte in het plan wordt ingevuld, als een beoordeling van een reëel groeiscenario waarbij de marktontwikkelingen op dit moment als uitgangspunt gelden, worden uitgewerkt. Gedurende het proces van beoordeling van aspecten zullen mogelijke deelalternatieven worden aangedragen. Dit betreft bijvoorbeeld het toepassen van luchtwassers verdergaand dan BBT ( Best beschikbare technieken ). Bij onoverkomelijke knelpunten zal de betreffende wijzigingsbevoegdheid deels geschrapt moeten worden of afgestemd moeten worden op specifieke gebieden. Het gaat hierbij om een globale beschrijving van mogelijke alternatieven. De feitelijke beoordeling van een uitbreidingslocatie zal plaatsvinden in het kader van de effectuering van een wijzigingsbevoegdheid, waarbij bijvoorbeeld getoetst dient te worden aan de eisen uit de handleiding duurzame (project)locaties van de provincie Noord-Brabant. De huidige situatie voor intensieve veehouderijen is gebaseerd op het bouwblok op maat principe. Daarbij geldt in het vigerend plan dat in de bestemmingen Agrarisch en Agrarisch met landschapswaarden (het overgrote deel van het plangebied en tevens de bestemmingen waarin intensieve veehouderij voorkomt) de oppervlakte van het bouwvlak (op maat) door wijziging tot 1,5 ha mag worden vergroot en indien de oppervlakte van het bouwperceel ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan meer dan 1,2 ha bedroeg, die oppervlakte met ten hoogste 25% mag worden vergroot. In het voorontwerp bestemmingsplan is uitbreiding van intensieve veehouderijen tot maximaal 2,5 ha mogelijk, mits er sprake is van een zgn. duurzame locatie. Nieuwvestiging is uitgesloten. Een aanname voor een toekomstige uitbreiding van de veehouderij is door het generieke beleid (reëel scenario) lastig te bepalen. Het CBS hanteert als beoordelingswaarde voor de economische omvang van een bedrijf de NGE. Een bedrijfsomvang van 70 NGE wordt beschouwd als ondergrens voor het genereren van een volwaardig Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

148 gezinsinkomen. De meeste intensieve veehouderijen hebben dan ook een omvang van meer dan 70 NGE. In het realistische scenario wordt daarom de aanname gemaakt op basis van expert judgement, dat intensieve veehouderijen maximaal zullen verdubbelen (zie rapportage Beoordeling stikstofdepositie vanuit het buitengebied van de gemeente Woudrichem op Natura2000-gebieden, G&O consult, december 2009). In onderstaande tabel staan de alternatieven samengevat: Huidige situatie / Autonome ontwikkeling Plan en Alternatieven Deelalternatieven Huidige situatie Ruimte in het vigerend plan Doorgroei agrarische sector conform huidig marktontwikkeling ( reëel scenario ) Benutting maximale ruimte bestemmingsplan ( worst-case ) Verdergaande maatregelen ter vermindering van bepaalde effecten (te specificeren per deelaspect) bouwblok op maat Max. 1,5 ha of boven 1,2 ha, max 25% Maximaal verdubbeling tot max. 2.5 ha 2,5 ha per intensieve veehouderij op duurzame locaties Huidige situatie, autonome ontwikkeling, planontwikkeling en alternatieven intensieve veehouderij Grondgebonden agrarische bedrijven Wat betreft wijziging, uitbreiding of nieuwvestiging van grondgebonden agrarische bedrijven, zullen met name de effecten op Natura2000 gebieden, EHS en de te ontwikkelen EVZ worden beoordeeld. Gedurende het proces van beoordeling van aspecten zullen mogelijke alternatieven worden aangedragen. Dit kan het uitsluiten van locaties voor nieuwvestiging of uitbreiding/wijziging betreffen tot het voorschrijven van aanvullende eisen voor beoordeling van de wijzigingsbevoegdheid. De huidige situatie voor grondgebonden agrarische bedrijven is gebaseerd op het bouwblok op maat principe. Daarbij geldt in het vigerend plan dat in de bestemmingen Agrarisch en Agrarisch met landschapswaarden de oppervlakte van het bouwvlak (op maat) door wijziging tot 1,5 ha mag worden vergroot en indien de oppervlakte van het bouwvlak ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan meer dan 1,2 ha bedroeg, die oppervlakte met ten hoogste 25% mag worden vergroot. In het voorontwerp bestemmingsplan is uitbreiding van grondgebonden agrarische bedrijven tot maximaal 2 ha mogelijk. Een aanname voor een toekomstige uitbreiding van de veehouderij is door het generieke beleid (reëel scenario) lastig te bepalen. Het CBS hanteert als beoordelingswaarde voor de economische omvang van een bedrijf de NGE. Een bedrijfsomvang van 70 NGE wordt beschouwd als ondergrens voor het genereren van een volwaardig gezinsinkomen, bedrijven van 40 tot 70 NGE hebben de mogelijkheid om Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

149 daar nog naar toe te groeien, waarvan slechts een beperkt deel dit ook daadwerkelijk zal doen. Een bedrijf met een omvang kleiner dan 40 NGE zal afbouwen of stoppen (Onderzoek naar de ammoniakdepositie op 5 habitatgebieden ten behoeve van het interimtoestingskader Natura2000 en ammoniak, Gies, T.J.A. en A. Bleeker 2007) Daarnaast biedt het plan mogelijkheden voor nieuwvestiging van bedrijven onder de volgende voorwaarden: indien de nieuwvestiging plaats vindt in het wijzigingsgebied ecologische verbindingszone", is dit uitsluitend toegestaan, mits het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast; nieuwvestiging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van verplaatsing van een agrarisch bedrijf dat op de huidige vestigingslocatie geen toekomst- c.q.groeiperspectief heeft; de nieuwvestiging dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling; uit onderzoek blijkt dat er binnen een straal van 10 km van de locatie geen reële mogelijkheden zijn voor verplaatsing naar een aanwezig agrarisch bouwblok. Omdat nieuwvestiging alleen mogelijk is in geval van verplaatsing, zal dit niet leiden tot een uitbreiding van het aantal veehouderijen. Daarom zal alleen in ruimtelijke zin op dit aspect worden ingegaan, voorzover relevant voor deze plan-mer. Daarnaast biedt het plan ruimte aan directe omschakeling van grondgebonden agrarische bedrijven niet zijnde veehouderijen naar grondgebonden veehouderijen. Omdat deze omschakeling in de praktijk beperkt zal zijn, is dit scenario niet nader uitgewerkt. Wel zal in beoordeling van het plan aan deze mogelijkheid aandacht besteed worden. In het realistische scenario wordt daarom de aanname gemaakt, dat veehouderijen met bedrijfsgrootte tussen 40 en 70 NGE voorlopig zullen blijven en zullen doorgroeien naar 70 NGE en bedrijven groter dan 70 NGE zich maximaal zullen verdubbelen. In de navolgende tabel staan de betreffende alternatieven samengevat. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

150 Huidige situatie / Autonome ontwikkeling Plan en Alternatieven Deelalternatieven Huidige situatie Ruimte in het vigerend plan Doorgroei agrarische sector conform huidig marktontwikkeling ( reëel scenerio ) Benutting maximale ruimte bestemmingsplan ( worst-case ) Verdergaande maatregelen ter vermindering van bepaalde effecten op gevoelige gebieden bouwblok op maat Max. 1,5 ha of boven 1,2 ha, max 25% Doorgroei naar 70 NGE dan wel verdubbeling boven 70 NGE 2 ha per agrarisch bedrijf Huidige situatie, autonome ontwikkeling, planontwikkeling en alternatieven grondgebonden agrarische bedrijven Glastuinbouw Voor de glastuinbouwlocatie zal met name lichtverstoring met betrekking tot natuurgebieden een belangrijk aandachtspunt zijn. Daarnaast is eventuele lichthinder bij nabijgelegen woningen / woongebieden van belang. Omdat de locatiekeuze al in het kader van de Paraplunota (Provincie Noord-Brabant 2008) is gemaakt, zal de locatiekeuze niet meer ter discussie gesteld worden. Wel zal een alternatief ontwikkeld worden waarbij met verdergaande maatregelen dan BBT mogelijke lichtverstoring wordt tegengegaan. Wat betreft overige aspecten zullen alternatieven worden beoordeeld wanneer die zich aandienen bij de beschrijving van de verschillende aspecten. In het vigerend bestemmingsplan mag een bouwvlak met de aanduiding "glastuinbouwbedrijf" tot 2,5 ha worden vergroot, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van kassen niet meer dan 2 ha mag bedragen. De meeste bedrijven hebben in de huidige situatie een omvang van 2,0-2,5 ha. Op basis van de huidige situatie zal er naar verwachting in het doorgroeigebied Andel van nieuw vestiging geen sprake zijn. De verwachting is dan ook dat uitbreiding beperkt zal blijven tot reeds in het gebied gevestigde bedrijven. Op dit moment bestaan bij de huidige bedrijven concrete uitbreidingsplannen. Op basis van deze informatie wordt voor het doorgroeigebied Andel een ruimtebehoefte van ha geschat 3. In de navolgende tabel staan de betreffende alternatieven samengevat. 3 Recente inschattingen geven aan de ruimtebehoefte mogelijk kleiner is dan verondersteld (maximaal ha). Vooralsnog is in het reële scenario uitgegaan van een grotere ruimtebehoefte. Daar waar relevant zal de kanttekening worden gemaakt dat de reële ontwikkeling waarschijnlijk beperkter is dan is doorgerekend en/of beoordeeld. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

151 Huidige situatie / Autonome ontwikkeling Plan en Alternatieven Deelalternatieven Huidige situatie Ruimte in het vigerend plan 2,0-2.5 ha/locatie 2,5 ha/locatie Doorgroei glastuinbouw conform huidige marktontwikkeling ( reëel scenario ) ha (doorgroeigebied Andel) overig 3,0 ha/locatie Benutting maximale ruimte bestemmingsplan ( worst-case ) 60 ha (doorgroeigebied Andel) overig 3,0 ha/locatie Verdergaande maatregelen dan BBT ter vermindering van lichthinder. Verdergaande maatregelen ter vermindering van overige effecten zo relevant (te specificeren per deelaspect) Huidige situatie, autonome ontwikkeling, planontwikkeling en alternatieven glastuinbouwlocatie Overige ontwikkelingen Naast de beschreven mogelijkheden in het plan met betrekking tot intensieve, grondgebonden veehouderijen en glastuinbouw, biedt het voorontwerp bestemmingsplan nog ruimte aan uitbreiding (via wijziging) van overige agrarische bedrijven tot 2 ha, toevoegen van woningen (ruimte voor ruimte of rood voor groen), woningsplitsing, uitbreiding niet agrarische bedrijven met 15-25%, nieuwvestiging niet agrarische bedrijven (cat. 1 en 2) in vrijgekomen agrarische panden, mestverwerkings- en biovergistingsinstallaties (tot ton/jr) en agrarische nevenactiviteiten. Gezien de beperkte omvang van deze ontwikkelingen in milieukundige zin, zijn hiervoor geen alternatieven ontwikkeld. Wel zal, daar waar relevant aandacht worden besteed aan deze ontwikkelingen en zullen deze worden beoordeeld. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

152 4 MILIEUASPECTEN 4.1 Wijze van beoordelen In het MER zullen relevante ontwikkelingen met mogelijk aanzienlijke milieueffecten belicht worden die in het voorontwerp bestemmingsplan, al dan niet bij wijziging mogelijk worden gemaakt. Daarbij geldt dat de effectbeschrijving een detailniveau dient te hebben dat aansluit bij het niveau van besluitvorming. Voor milieuaspecten waarvan de gevolgen naar verwachting ver onder de grenswaarden blijven, zal met een globale en kwalitatieve effectbeschrijving worden volstaan. Bij (mogelijke) knelpunten zullen de effecten kwantitatief beschreven worden. Daarbij zal nadrukkelijk aandacht zijn voor cumulatie van milieueffecten. Om het plan te kunnen toetsen aan normen en beleid zal het MER de milieugevolgen beschrijven van de activiteiten die het bestemmingsplan maximaal mogelijk maakt. Indien uit het MER blijkt dat activiteiten (kunnen) leiden tot overschrijdingssituaties zullen aanvullende maatregelen beschreven te worden. Daarnaast geldt dat het plan grotendeels alleen bij wijziging uitbreidingen maakt. Een finale beoordeling zal plaatsvinden bij de effectuering van de wijzigingsbevoegdheden. Van belang is te beoordelen of de betreffende wijzigingsbevoegdheden in beginsel aanvaardbaar en uitvoerbaar zijn, vanuit goede ruimtelijke ordening en of eventuele alternatieven beschikbaar zijn. Ten behoeve van de beschrijving van de effecten zal het begrip milieugebruiksruimte een rol spelen. Op grond van de huidige feitelijke situatie zal per aspect, voor zover mogelijk, de milieugebruiksruimte worden beschreven/bepaald. De ontwikkelingen in het plan, al dan niet bij wijziging, zullen worden geconfronteerd met de milieugebruiksruimte. Zo mogelijk en relevant zal hiervoor ook een cumulatieve beoordeling plaatsvinden. Voorkomen dient immers te worden dat het ene bedrijf onbedoeld de milieuruimte voor overige bedrijven volledig gebruikt. De omvang van het studiegebied wordt bepaald door het optreden van milieugevolgen en zal per milieuaspect verschillen. Per milieuaspect zal de omvang van het studiegebied worden beschreven. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

153 4.2 Te beoordelen aspecten Het plan zal op de volgende aspecten worden beoordeeld: 1) Milieukwaliteit b. Luchtkwaliteit c. Geluid d. Geur e. Externe Veiligheid f. Lichthinder 2) Natuur g. Te beschermen natuurgebieden (locatiekeuze) h. Flora en fauna i. Verzuring (ammoniakdepositie) j. Lichtverstoring 3) Verkeer k. Capaciteit verkeerswegen l. Verkeersveiligheid 4) Bodem en Water m. Bodemkwaliteit en verontreiniging n. geomorfologie o. Grondwater p. Oppervlaktewater 5) Ruimtelijke kwaliteit q. Cultuurhistorie r. Archeologie s. Visueel ruimtelijk 6) Duurzaamheid 4 t. Duurzaam energiegebruik Ad 1. Beoordeeld zal worden in hoeverre de uitbreidingen van intensieve veehouderijen, al dan niet bij wijziging, kunnen leiden tot aantasting van een goed woon- en leefklimaat en hoeverre de huidige situatie ruimte biedt voor dergelijke uitbreidingen. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van de huidige gegevens omtrent luchtkwaliteit, geur, geluid en externe veiligheid, lichthinder (quick scan geur, risicokaart, rapportages luchtkwaliteit, geluidskaarten, hindergegevens lichtemissie kassen). De milieugebruiksruimte zal bepaald worden op basis van de wettelijke kaders die hiervoor gelden. 4 In de notitie reikwijdte en detailniveau is aangegeven dat ook aandacht besteed zou worden aan duurzame materialen. Omdat op het niveau van het bestemmingsplan nauwelijks mogelijkheden zijn hier invloed op uit te oefenen, is dit aspect bij nader inzien vervallen als beoordelingscriterium. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

154 Voor luchtkwaliteit zal middels het daarvoor aangewezen rekenprogramma ISL3a, de bijdrage van (intensieve) veehouderijen op de luchtkwaliteit worden bepaald. De gemeente heeft geen eigen geurnormen vastgesteld, derhalve is het toetsingskader de normen zoals vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij. Wat betreft lichthinder zal op basis van gegevens omtrent vergelijkbare kassen een beoordeling worden gegeven omtrent lichtverstoring voor de nabijgelegen natuurgebieden. Beschreven zal worden wat de effecten zijn van de gewenste ontwikkelingen op deze aspecten. Ad 2. De ligging van de verschillende natuurgebieden met hun beschermingzones zullen worden aangeduid. Daarbij zal een karakterisering gegeven worden van de kwetsbaarheid van deze gebieden ten aanzien van aspecten verzuring, verdroging, vermesting en lichthinder. Beschreven zal worden wat in grote lijnen de effecten zijn van de gewenste ontwikkelingen op deze aspecten. Uiteindelijk zal een duurzaamheidstoets bij effectuering van een wijziging moeten uitwijzen of een locatie ook daadwerkelijk geschikt is voor uitbreiding. Wat betreft lichtverstoring zal op basis van gegevens omtrent vergelijkbare kassen en gebieden van vergelijkbare omvang een beoordeling worden gegeven omtrent lichtverstoring voor de nabijgelegen natuurgebieden. De gemeente Woudrichem kent geen stiltegebieden binnen haar grenzen. Het meest nabijgelegen stiltegebied is het gebied de Biesbosch en ligt op ruim 4 kilometer afstand van de gemeentegrens. Activiteiten in het plangebied hebben geen tot verwaarloosbaar effect op de geluidsbelasting in dit gebied. Ad 3. Beoordeeld zal worden in hoeverre de verschillende verkeerswegen voldoende capaciteit bieden om te voorzien in de te realiseren functies. Ook zal beoordeeld worden welke gevolgen het plan kan hebben op de verkeersveiligheid. Ad 4. Bestaande bodemverontreinigingslocaties worden in beeld gebracht. Knelpunten ten aanzien van grondwater (kwaliteit) en oppervlaktewater zullen worden beschreven. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

155 Ten aanzien van de ontwikkeling van glastuinbouw is het aspect waterlozing en -berging een aandachtspunt. Bekeken wordt in hoeverre lozing op het oppervlaktewater kan worden voorkomen dan wel beperkt. Tevens zal bij verharding moeten worden voorzien in de vereiste watercompensatie. Het plan zal hierin moeten voorzien. Ad 5. Uitgangspunt voor duurzame locaties voor veehouderijen is dat deze zich moeten verhouden tot de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Bij de ruimtelijke kwaliteit zal worden beschreven en beoordeeld in hoeverre eventuele uitbreidingen zich hiertoe verhouden. Aandachtspunt vormt het kassendoorgroeigebied bij Andel en Woudrichem. Nadrukkelijk zal hier aandacht worden besteed aan eventuele eisen ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit. Archeologie zal worden beoordeeld aan de hand van de archeologische waardenkaart. Ad 6 Aandacht zal worden gegeven aan mogelijkheden van duurzaam energiegebruik bij de geschetste ontwikkelingen en de mogelijkheden die het bestemmingsplan op dit punt biedt. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

156 5 REFERENTIESITUATIE EN EFFECTEN AUTONOME ONTWIKKELING 5.1 Milieukwaliteit Luchtkwaliteit Aan de hand van de Saneringstool (versie 3.1) is de luchtkwaliteit voor de referentiesituatie en de autonome ontwikkeling bepaald De saneringstool is gemaakt ten behoeve van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), dat per 1 augustus 2009 in werking is getreden, na vaststelling door de minister van VROM. De saneringstool laat zien hoe hoog de concentraties luchtverontreiniging (NO 2 en PM 10 ) in Nederland zijn, nadat de nationale en lokale maatregelen uit het NSL zijn getroffen. Tevens zijn hierin alle aangemelde projecten opgenomen die in de betreffende periode in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Uit de saneringstool moet blijken dat Nederland tijdig aan grenswaarden zal voldoen. Jaargemiddelde concentratie fijn stof Daggemiddelde concentratie fijn stof grenswaarde Geldend vanaf 40 µg/m Max. 35 dagen overschrijding (na zeezoutaftrek) van daggemiddelde concentratie 50 µg/m Jaargemiddelde 40 µg/m concentratie NO 2 Relevante grenswaarden luchtverontreinigende stoffen In onderstaande kaarten zijn de gevolgen van op de luchtkwaliteit weergegeven voor de jaren 2008, 2011 (normjaar PM 10 ) en 2015 (normjaar NO 2 ). Hierbij zijn de achtergrondconcentratie op een 1x1 km vak weergegeven met daarbij de concentraties langs de meest drukke wegen in het buitengebied. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

157 Concentraties NO en 2015 met ingevoerde maatregelen (Saneringstool 3.1) Concentraties PM en 2011 met ingevoerde maatregelen (Saneringstool 3.1) Uit deze afbeeldingen blijkt dat er in de autonome ontwikkeling sprake zal zijn van een afname van concentraties luchtverontreinigende stoffen en dat er in de zgn. normjaren aan de betreffende normen voor luchtkwaliteit zal worden voldaan. Lokaal rondom intensieve veehouderijen kan mogelijk een overschrijding van fijn stof ontstaan. Om hier meer inzicht in te krijgen is voor de autonome ontwikkeling voor het jaar 2011 (meest ongunstig jaar) de luchtkwaliteit rondom intensieve veehouderijen bepaald met behulp van ISL3a v.2009, gebruikmakend van de gegevens uit het Bestand Veehouderijbedrijven (BVB). Omdat vooral de intensieve veehouderijen een aanzienlijke bijdrage kunnen hebben aan de emissie van fijn stof, zijn alleen deze bedrijven beschouwd. Daarbij is om inzicht te verkrijgen in de situatie zonder verdere groei ( worst case) verondersteld dat er in de autonome ontwikkeling geen groeimogelijkheden meer zijn voor de intensieve veehouderijen ( bouwblok op maat in het vigerend plan). Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

158 In onderstaande figuur zijn de gevolgen voor de luchtkwaliteit inzichtelijk gemaakt. Concentraties fijn stof in µg/m 3 in 2011 rondom intensieve veehouderijen (autonome ontwikkeling) Uit dit figuur blijkt dat er geen overschrijdingen plaatsvinden van jaargemiddelde concentratie fijn stof van 32,5 µg/m 3 (equivalent van de daggemiddelde concentratienorm maximaal 35 dagen overschrijding van 50 µg/m 3 ). Omdat vanwege generieke maatregelen er een verbetering van luchtkwaliteit optreedt en het vigerend plan beperkte uitbreidingsmogelijkheden biedt voor intensieve veehouderijen zal er in de autonome ontwikkeling voor een belangrijk deel een verbetering optreden van de luchtkwaliteit Geluid Geluid kan een belasting van het woon-, werk- en recreatie- leefklimaat van de mens met zich meebrengen. Als geluidsgevoelige bestemmingen gelden in ieder geval woningen en woonwagenlocaties, scholen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen met de daarbij behorende terreinen. Voor wegverkeer geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 db. De maximaal te ontheffen geluidsbelasting bedraagt 53 db en voor agrarische dienstwoningen (boerderijen) 58 db. Langs iedere weg is van rechtswege een zone gelegen met uitzondering van wegen waarop een maximumsnelheid van 30 km/h geldt. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

159 Net buiten de grenzen van de gemeente loopt de autosnelweg A27 (afstand tot plangebied bedraagt minimaal 180 meter), de weg is buitenstedelijk gelegen en heeft 2 x 2 rijstroken. De zone bedraagt 400 meter. Alle overige wegen in het buitengebied zijn ook buitenstedelijk gelegen en hebben maximaal 2 x 1 rijstroken. De zone voor deze wegen bedraagt 250 meter. In de autonome ontwikkeling zal de A27 waarschijnlijk worden verbreed naar 2x3 of 2x4 rijstroken. De geluidszone voor een dergelijke weg bedraagt 600 meter aan beide zijden van de weg. Aan de oostkant van het plangebied liggen een drietal gezoneerde industrieterreinen waarvan een deel van de 50 db(a) zone in het plangebied ligt. Door de uitbreiding van de snelweg is de verwachting dat er in de autonome situatie een gedeeltelijke verslechtering optreedt van het woon- en leefklimaat. Voor de overige wegen in of in de nabijheid van het plangebied wordt geen significante verslechtering verwacht. De autonome ontwikkeling scoort op dit aspect dan ook neutraal tot licht negatief Geur Omdat de gemeente Woudrichem geen geurverordening heeft opgesteld gelden voor vergunningplichtige bedrijvende geurnormen zoals deze zijn opgenomen in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) voor nietconcentratie gebieden. In onderstaande tabel zijn de belangrijkste normen opgenomen: Veehouderijen met Geurgevoelig object gelegen in 5 : Max. toegestane geurbelasting / afstand dieren met een geuremmisiefactor binnen bebouwde kom 2,0 ou E/m 3 buiten bebouwde kom 8,0 ou E/m 3 vaste afstandsdieren binnen bebouwde kom 100 meter buiten bebouwde kom 50 meter Daarnaast vallen veel bedrijven onder het Besluit Landbouw. In dit besluit gelden vaste afstanden tot gevoelige objecten waaraan dient te worden voldaan. Door bureau Oranjewoud is een quick-scan geur opgesteld (Oranjewoud 12 januari 2009). In de onderstaande figuur is de huidige situatie 5 Voor bedrijfswoningen behorend bij een veehouderij, voormalige bedrijfswoningen die op of na 19 maart 2000 hebben opgehouden deel uit te maken van een veehouderij en ruimte-voor-ruimte woningen gelden afwijkende normen. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

160 weergegeven voor veehouderijen met zgn. vaste afstandsdieren en dieren met een geuremissiefactor. De betreffende figuren zijn eveneens opgenomen in de bijlage op groot formaat. Contouren veehouderijen met vaste afstandsdieren. Contouren veehouderijen met dieren met geuremissiefactor, huidige situatie. Uit deze figuren blijkt dat in de huidige situatie er enkele knelpunten zijn wat betreft een te hoge geurbelasting. Het betreft hier de situatie rondom de volgende veehouderijen. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

161 Veehouderij(en) Knelpunten woningen / woongebied (hoger dan de norm) Oudendijk 94 W chem Enkele woningen in het lint 8,0 Oudendijk Uppelse Hoek 25 Almkerk Enkele omliggende woningen 8,0 Uppelse Hoek 28 Almkerk (m.u.v. ruimte voor ruimte en voormalige bedrijfswoningen na ) Heuvelkamp Giessen Mogelijk enkele geurgevoelige 2,0 bestemmingen rand kern Giessen Uitwijksdijkje 7 Uitwijk Noordkant kern Uitwijk 2,0 Hoefpad 13 Uitwijk Zuidkant kern Uitwijk 2,0 Waardhuizen 18 Waardhuizen Veehouderij buiten plangebied Norm aanvaardbaar woon- en leefklimaat (ou E/m 3 ) Knelpunten aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de huidige situatie (veehouderijen met geuremissiefactor) Daarnaast zijn er mogelijk enkele knelpunten wat betreft het aanvaardbaar woon- en leefklimaat ten aanzien van veehouderijen met vaste afstandsdieren. Omdat het vigerend bestemmingsplan grotendeels is geënt op het bouwblok op maat principe is er in de autonome ontwikkeling weinig ruimte meer voor uitbreiding van veehouderijen. Wel zal er door verbeterde stalsystemen en toepassing van luchtwassers de geursituatie kunnen verbeteren. De verwachting is echter dat hierin alleen geïnvesteerd zal gaan worden, wanneer de vermindering van geuremissie aangewend kan worden, voor uitbreiding van stallen. De autonome ontwikkeling scoort op dit punt dan ook neutraal Externe Veiligheid Binnen het plangebied risicobronnen aanwezig Aardgastransportleidingen; Risicovolle inrichtingen: LPG-tankstations; Transport gevaarlijke stoffen over A27, N322, boven-merwede en afgedamde Maas. In de onderstaande figuur staat een uitsnede van de risicokaart voor de gemeente Woudrichem en omgeving. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

162 Aardgastransportleidingen Voor de aardgastransportleidingen binnen het plangebied gelden de volgende kenmerken: Type leiding Ontwerpdruk (bar) Diameter (inch) te vervoeren stoffen 1. Z KR 40 7 aardgas 2. Z KR 40 9 aardgas 3. W KR 40 8 aardgas 4. Z KR 40 7 aardgas 5. A-618-KR aardgas Relevante gegevens verschillende ondergrondse aardgas- en brandstofleidingen in het plangebied. In de navolgende tabel zijn de verschillende toetsings- en veiligheidsafstanden weergegeven zoals die gelden voor de verschillende leidingen. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

163 Type leiding Minimale afstand tot woonwijk en bijz. objecten cat. I Minimale afstand tot incidentele bebouwing en bijz. objecten cat. II 10-6 /jr contour vanuit hart vd leiding Toetsingsafstand Inventarisatieafstand 6 40 bar grotendeels bar grotendeels bar grotendeels bar grotendeels Belemmerde strook, toetsingsafstand, minimale afstanden, en ligging 10-6 /jr contour in meters rondom verschillende ondergrondse aardgas- en brandstofleidingen in het plangebied in meters Water Het plangebied grenst aan de Boven-Merwede en de afgedamde Maas. Uit de studie ANKER,veilig op weg: bouwstenen voor een wettelijke verankering van het externe-veiligheidsbeleid inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen, is gebleken dat langs de vaarwegen langs het plangebied (Boven-Merwede en de afgedamde Maas) de 10-6 /jr contour niet buiten de over ligt. Ook het groepsrisico blijft ruim beneden de oriënterende waarde. Weg Door het plangebied loopt de N322. Deze weg wordt onder meer gebruikt voor bevoorrading van een aantal LPG stations. De vervoersomvang zal echter dermate beperkt zijn (minder dan 2300 LPG tankwagens per jaar) dat er geen sprake zal zijn van een relevante 10-6 /jr contour 8. Daarnaast zal het groepsrisico onder de oriënterende waarde blijven. Bij een aantal van 3500 tankwagens per jaar en een tweezijdige bebouwing met een gemiddelde dichtheid van 10 inwoners per hectare zal de oriënterende waarde worden overschreden 12. Het aantal tankwagens zal hier ruim onder blijven. Wel zal bij realisering van woningen of andere (beperkt) kwetsbare objecten binnen de effectafstand (invloedsgebied) van de transportroute het groepsrisico dienen te worden beoordeeld en zo nodig te worden verantwoord. Voor LPG geldt een effectafstand van 230 meter. De A27 ligt buiten het plangebied. De oostgrens van het plangebied ligt op zo n 180 meter van het deze weg. De 10-6 /jr contour, die maximaal 6 Verondersteld wordt dat het invloedsgebied kleiner of gelijk is aan de inventarisatieafstand. 7 Op enkele plekken is er wel sprake van een 10-6 /jr contour die buiten de leiding ligt. 8 Bron: vuistregels externe veiligheid, uit: Handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen, VNG, Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

164 enkele tientallen meters bedraagt, ligt ruim buiten het plangebied. Wel zal het invloedsgebied (230 meter) deels over het plangebied liggen. LPG-stations In de gemeente Woudrichem bevinden zich een tweetal LPG tankstations. Den Breejen Almkerk, Sjersestraat 35 met een vergunde doorzet minder dan 1000 m 3 /jr Van Willigen Giessen, Parallelweg 66 met een vergunde doorzet van minder dan 1000 m 3 /jr Beide stations liggen buiten het plangebied. Wel is er sprake van een beperkte overlap van de 10-6 /jr contour met het plangebied. Ook het invloedsgebied (150 meter rondom de bron) ligt deels over het plangebied. Omdat het vigerend bestemmingsplan beperkte uitbreidingsmogelijkheden biedt zal de externe veiligheidssituatie in de autonome ontwikkeling nauwelijks verslechteren ten opzichte van de huidige situatie. Daarnaast zijn in het buitengebied de bewonersdichtheden in het algemeen laag, waardoor het groepsrisico in het algemeen ruim onder de oriënterende waarde zal liggen. De autonome ontwikkeling scoort op dit punt dan ook neutraal Lichthinder In de huidige situatie bevinden zich in de gemeente Woudrichem verschillende locaties voor glastuinbouw. Ten zuiden van Andel bevindt zich een gebied met een omvang van ruim 10 ha. Verder bevindt zich in de nabijheid van het Woudrichem (tussen de kern Woudrichem en Oudendijk) een glastuinbouwgebied (6 ha groot). Concrete gegevens omtrent de lichthinder in de huidige situatie ontbreken. In het vigerend plan is ruimte tot groei van maximaal 3,0 ha/bedrijf. Omdat meerdere bedrijven al een omvang hebben van 2,0 ha of meer is de groeiruimte voor deze bedrijven beperkt. Mede onder invloed van de verscherpte eisen uit het Besluit Glastuinbouw en het Plan van aanpak maatschappelijk verantwoorde belichting en afscherming in de glastuinbouw van Natuur en Milieu en LTO/Glaskracht, is de verwachting dat in de autonome situatie de lichthinder van kassen verder zal afnemen. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

165 5.2 Natuur Te beschermen natuurgebieden (locatiekeuze) Binnen het plangebied bevinden zich verschillende natuurgebieden Hieronder zijn ze afgebeeld en kort beschreven: Groesplaat Struikwaard Almbos Uitwijkse Veld Pompveld Kornsche boezem Natuurgebieden in het buitengebied (lichtgroen) Groesplaat De Groesplaat is de enige uiterwaard waar alle elementen van een buitendijks ecosysteem (graslanden, oude rivierarmen, grienden en rivierduintjes) aanwezig zijn. De plaat biedt biotoop aan tal van (bijzondere) broedvogels en is ook van belang vanwege de aanwezige water- en oevervegetaties. Uiterwaarden langs de Afgedamde Maas De Struikwaard is een jong natuur(ontwikkelings)gebied, ontstaan als gevolg van de ontgronding ten behoeve van een nieuwe dijk in Centraal in het gebied liggen twee plassen. De vegetatie van de grotendeels zandige bodem is op veel plaatsen schraal en divers. Langs enkele paddenpoelen wordt de begroeiing laag gehouden. De Struikwaard is vooral van belang voor broedvogels van kleinschalig agrarisch landschap (grasmus, putter en steenuil). Verder is de Struikwaard in beperkte mate van belang voor weidevogels. De moeraszone langs de Maasdijk is ecologisch waardevol vanwege de aanwezige moerasvogels (kleine karekiet, rietgors). Op de dijk zelf komen waardevolle stroomdalvegetaties voor (geel walstro, kattendoorn). Op het eiland bij de Wilhelminasluis is door een verschralend beheer een waardevolle graslandvegetatie tot ontwikkeling gekomen. Ook dit gebied is van belang voor diverse moerasvogels. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

166 Kornsche Boezem Het gedeelte van dit gebied met boezemhooiland dat binnen de gemeente Woudrichem valt is vooral belangrijk voor broedvogels van populierenbossen (blauwborst, wielewaal). Vanwege de bijzondere waarden is dit gebied aangewezen als Natura 2000-gebied. Het grootste deel van dit Natura-2000 gebied ligt in de aangrenzende gemeente Werkendam. Pompveld Dit is een kleine polder met een eigen waterhuishouding, bestaande uit moerassen, grienden, bossen en vochtige graslanden. Het grootste deel van het Pompveld ligt in de aangrenzende gemeente Aalburg. In het gebied komen diverse bijzondere amfibie- en vissoorten voor waaronder de bittervoorn en de kamsalamander. In het midden van het Pompveld ligt een eeuwenoude karakteristieke eendenkooi. Vanwege de bijzondere waarden is ook dit natuurgebied aangewezen als Natura 2000-gebied. De procedure om te komen tot beheerplannen voor de Natura gebieden Pompveld en Kornsche Boezem is inmiddels gestart door de provincie. De beheerplannen werken de instandhoudingsdoelstellingen die voor beide gebieden geformuleerd zijn verder uit in omvang, ruimte en tijd. Daarnaast geven de beheerplannen aan onder welke voorwaarden het (mede)gebruik van beide gebieden kan plaatsvinden zonder nadelige gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen. Uitwijkse Veld Ook dit gebied bestaat uit een complex van grienden, weilanden en akkers waarop griendhout wordt geteeld. Als gevolg van het beheer van het gebied (periodieke kap) is de ecologische betekenis er van echter minder dan die van het Pompveld. De van oudsher aanwezige eendenkooi is verwaarloosd. Zandwinplassen en wielen Verspreid in het buitengebied liggen diepe zandwinplassen die een beperkte natuurfunctie hebben als pleisterplaats voor watervogels. De wielen (restanten van dijkdoorbraken) bij Rijswijk en Uppel hebben waardevolle oevervegetaties. Wijde Alm Ter hoogte van Waardhuizen is de Alm ruim veertig meter breed en heet hier sinds eeuwen daarom de Wijde Alm. Gedeelten van de Alm, zowel oostelijk als westelijk van Almkerk, zijn in de periode ingericht als ecologische verbindingszone. Er zijn oevers verflauwd, inhammen gegraven, poelen aangelegd en enkele faunapassages onder aangrenzende wegen gerealiseerd. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

167 Almbos Het Almbos is een bomenrijk gebied langs de Alm. Het bos bestaat voor een deel uit oude hoogstamfruitbomen. Ook buiten de bovengenoemde natuurgebieden zijn natuurwaarden aanwezig. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om agrarische gebieden die op een aantal plaatsen tevens het leefgebied vormen voor soorten als weidevogels, moerasvogels of amfibieën. Op diverse plaatsen in het buitengebied is daarnaast sprake van waardevolle bomen en boomstructuren, die naast cultuurhistorische en landschappelijke waarden ook ecologische waarde hebben. In de huidige situatie ligt één veehouderij in één van deze natuurgebieden (specifiek in het Pompveld). In het vigerend plan 1997 heeft dit bedrijf nog groeimogelijkheden wegens de ligging in de bestemming Agrarisch met landschapswaarden (tot 1,5 hectare). De grootte van het betreffende bouwvlak was in ,6 hectare. Nieuwvestiging is in deze natuurgebieden in het vigerend plan niet toegelaten. Omdat in het vigerend plan nog (planologisch) ruimte zit voor uitbreiding van een veehouderij in het natuurgebied Pompveld, scoort de autonome ontwikkeling voor dit aspect (lokaal) negatief Flora en fauna In het plangebied bevinden zich verschillende beschermde flora en fauna. Deze zijn vooral aan te treffen in gebieden met een zekere natuurwaarde. De reikwijdte van deze plan-mer is niet zodanig dat er op dit niveau aangegeven kan worden welke beschermde soorten zich waar bevinden. Voor meer detailinfo wordt verwezen naar de site van het natuurloket ( In de autonome ontwikkeling zal met name door het opstellen van de beheerplannen voor de Natura2000 gebieden er een verbetering van de flora en fauna optreden. In de overige gebieden kan ook een verbetering van flora en fauna worden verwacht. Steeds meer percelen in het Uitwijkse Veld zijn omgezet van agrarisch in natuur. 9 Voor eventuele bedrijfsuitbreidingen in natura 2000 gebieden moet ook een Nbw-vergunning bij de provincie worden aangevraagd. De provincie hanteert een standstill-beleid ten aanzien van ammoniakdepositie op onder andere Natura2000-gebieden. Ondanks dat de ruimte in het vigerende bestemmingsplan er is voor bedrijfsuitbreiding zal daarom een dergelijke bedrijfsontwikkeling niet worden toegestaan door de provincie. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

168 Omdat nog het vigerend bestemmingsplan nog niet in alle gevallen voor de kwetsbare gebieden de vereiste beschermingsregimes zijn geregeld, wordt dit aspect licht positief beoordeeld Verzuring (ammoniakdepositie) Door G&O consult (Beoordeling stikstofdepositie vanuit het buitengebied van gemeente Woudrichem op Natura2000-gebieden, G&O consult, december 2009) is onderzoek verricht naar de ammoniakdepositie ten gevolge van veehouderijen in relatie tot kwetsbare natuurgebieden. Het betreft hier de Natura2000 gebieden Loevenstein, Pompveld en Kornsche Boezem (deels gelegen in het plangebied), Langstraat, Zuider Lingedijk en Diefdijk Zuid en de Biesbosch. Voor deze gebieden gelden de onderstaande kritische depositiewaarden: Meest kritische depositie waarde per gebied De huidige (achtergrond)depositiewaarden (2007) voor de verschillende gebieden staan in de onderstaande tabel. Totale achtergrond depositie op de verschillende rekenpunten. Naar verwachting zal de stikstofdepositie op natuur in 2020 ongeveer 200 mol per hectare (10%) lager zijn dan in 2005, uitgaande van vastgesteld beleid (Milieubalans 2008). Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

169 Uit deze tabel blijkt dat voor deze gebieden zowel in de huidige situatie als in 2020, uitgaande van een daling van 10%) niet wordt voldaan aan de meest kritische depositiewaarde van het meest kwetsbare habitattype. Wel zal er sprake zijn van een afname van de achtergrondwaarde in de periode Beschouwing van het vigerend plan leert dat er beperkte uitbreidingsmogelijkheden in het plan zitten, welke niet als zodanig zijn doorgerekend. Verondersteld wordt dan ook dat de emissie van ammoniak van veehouderijen in de autonome situatie licht zal stijgen ten opzichte van de referentiesituatie. De autonome ontwikkeling scoort dan ook licht negatief effect op het aspect verzuring Lichtverstoring Met behulp van de effectenindicator kan een verkenning worden uitgevoerd naar kansen op mogelijke significante effecten op Natura2000 gebieden. De effectenindicator geeft informatie over de gevoeligheid van soorten en habitattypen voor de meest voorkomende storende factoren, gebaseerd op absolute getallen voor biotische randvoorwaarden en kennis van ruimtelijke randvoorwaarden. Deze informatie is indicatief. In onderstaand figuur is de effectenindicator weergegeven voor het Natura2000 gebied Loevenstein, Pompveld en Kornsche Boezem. Storingsfactor nr. 14 heeft betrekking op verstoring door licht Verstoring door licht Kenmerk: verstoring door kunstmatige lichtbronnen, zoals licht uit woonwijken en industrieterreinen, glastuinbouw etc. Interactie andere factoren: geen? Gevolg: Kunstmatige verlichting van de nachtelijke omgeving kan tot verstoring van het normale gedrag van soorten leiden. Naar mogelijke effecten is nog vrij weinig onderzoek gedaan. Veel kennis gaat daarom nog niet verder dan het kwalitatief signaleren van risico s. Met name schemer- en nachtactieve dieren kunnen last hebben van verstoring door licht, doordat zij juist aangetrokken worden of verdreven door de lichtbron. Hierdoor raakt bijvoorbeeld hun ritme ontregeld of verlichte delen van het leefgebied worden vermeden. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

170 Uit de effectenindicator blijkt dat de habitatsoorten en -typen niet gevoelig zijn voor lichtverstoring of dat er onvoldoende gegevens hieromtrent voorhanden zijn. Ook uit de knelpunten- en kansenanalyse voor dit Natura2000 gebied komt lichtverstoring niet als knelpunt naar voren. Mede onder invloed van de verscherpte eisen uit het Besluit Glastuinbouw en het Plan van aanpak maatschappelijk verantwoorde belichting en afscherming in de glastuinbouw van Natuur en Milieu en LTO/Glaskracht, is de verwachting dat in de autonome situatie de lichtverstoring van kassen verder zal afnemen. 5.3 Verkeer Capaciteit verkeerswegen Direct ten westen van het plangebied loopt de autosnelweg A27 (Breda Utrecht). Dit is de enige stroomweg in of nabij het plangebied. Binnen het plangebied lopen een tweetal provinciale wegen N322, Doornseweg Almweg (Nieuwendijk Van Heemstraweg, Zaltbommel) en de N267, Provincialeweg Oost (N322, Waardhuizen Heusden A59). Verder van belang zijn de Woudrichemseweg Almkerkseweg (tussen Almkerk en Woudrichem), Veldweg Parallelweg (tussen Woudrichem, Rijswijk en Giessen). Met uitzondering van de A27 ( mvt/etm) en de Doornseweg (tot mvt/etm) bedragen de intensiteiten op deze wegen ruim minder mvt/etm. Alle overige wegen zijn erftoegangswegen buiten de bebouwde kom en hebben intensiteiten minder dan 3000 mvt/etm. (gegevens ontleend aan verkeersgegevens provincie Noord-Brabant 2008, Er treden in de huidige situatie geen knelpunten op ten gevolge van de intensiteit op de provinciale en gemeentelijke wegen. Door de jaarlijkse groei van het autopark en het groter wordende mobiliteit van de bevolking zal de verkeersintensiteit over het algemeen op alle wegen een groei doormaken. In het buitengebied worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Deze groei ligt op provinciale wegen op 1 a 1½% per jaar, op de gemeentelijke wegen is dat 1% of minder. Dergelijke aantallen zullen niet lijden voor knelpunten met betrekking tot de capaciteit van het wegennet. In de autonome ontwikkeling wordt hieromtrent geen verslechtering verwacht. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

171 5.3.2 Verkeersveiligheid De gemeente Woudrichem heeft in 2001 het categoriseringsplan vastgesteld. Hierin zijn voor alle gemeentelijke wegen maximumsnelheden toegekend conform Duurzaam Veilig. Samengevat houdt dit in dat binnen de bebouwde kom een maximumsnelheid van 30 km/u en buiten de bebouwde kom van 60 km/u zal gelden. Uitzondering hierop zijn de Almweg in Rijswijk (50 km/u) en de Parallelweg te Giessen (50 km/u) en de Almkerkseweg vanaf Ruigenhoekweg tot en met de provinciale weg N322 (80 km/u). Binnen de bebouwde kom is inmiddels alles conform het categoriseringsplan uitgevoerd. In de autonome situatie wordt het aspect verkeersveiligheid neutraal beoordeeld. 5.4 Bodem en Water Bodemkwaliteit en verontreiniging In het buitengebied bevinden zich zeer beperkt locaties waarvan uit onderzoek is gebleken dat zich hier (potentieel) verontreinigde locaties bevinden. Uitgaande van het huidige landelijke bodembeleid en de regels die milieuwetgeving daaraan stelt, is geen toename van bodemverontreiniging te verwachten Geomorfologie De ontstaansgeschiedenis van het buitengebied is af te lezen van de geografische bodemopbouw. De bodem vormt letterlijk de basis voor de menselijke activiteiten die tot ontplooiing zijn gekomen. Woudrichem ligt in het rivierengebied. Kenmerkend voor de bodemopbouw in dit gebied is het voorkomen van stroomruggen en komgronden. De stroomruggen laten het beloop van (vroegere) rivieren zien. Het zijn de hoger gelegen delen in het landschap, ontstaan vanuit het zwaardere zandige materiaal dat dicht bij de rivieren werd afgezet. Deze hogere gronden vormden - al vanaf de Romeinse tijd - de eerste vestigingsplaatsen voor de mens. Men vestigde zich op de flanken van de stroomruggen, die zelf gebruikt werden voor bouwland, boomgaarden en weidegrond. Ter bescherming tegen het water werden terpen aangelegd en gebieden bedijkt. De Kornsche dijk is al in de 15 e eeuw aangelegd na de verwoestende Sint Elizabethvloed in Soms zijn de vestigingsplaatsen in de loop der tijd verder opgehoogd om beter tegen het water beschermd te zijn. Een voorbeeld hiervan is Uitwijk. Het verkavelingspatroon op de stroomruggen bestond uit een onregelmatig blokpatroon dat zich voegde naar de vorm van de stroomrug. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

172 De komgebieden zijn de lager gelegen gebieden tussen de stroomruggen. Hier zette de rivier de lichtere (klei)deeltjes af. Op sommige plaatsen kon het water niet weg en ontstond veen. Door de hoge grondwaterstanden en zware kleigronden waren deze gebieden lange tijd alleen maar als weidegebied in gebruik. Waar zelfs beweiding niet mogelijk was ging men over tot de aanplant van bos (griend) of de aanleg van een eendenkooi. De komgronden kenmerken zich vanwege hun natheid door grote openheid: bebouwing kwam en komt nog steeds nauwelijks voor. Het verkavelingspatroon in de komgebieden bestond uit een onregelmatige slagenverkaveling. De bodemgeografische kaart laat de ligging van de stroomruggen en komgronden zien. Naast stroomruggen en komgebieden onderscheidt de kaart oever- en overslaggronden, uiterwaardgronden en estuariumgronden: Stroomruggronden (nr. 16 en 17); deze markeren de vier oude rivierlopen (van noord naar zuid: Rijswijkse-, Alm- en Dussense stroomrug en de stroomrug van het Oude Maasje). Het zijn hoger gelegen, zanderige gronden, zeer geschikt voor bewoning, akkerbouw, tuinbouw en fruitteelt; Komgronden (nr. 18); deze kleiige gronden liggen zo n 1 à 1,5 m. lager dan de stroomruggen. Het reliëf is duidelijk waarneembaar door de in de richting van de kom aflopende landbouwgronden; Oever- / overslaggronden (nr. 19); zandige, waaiervormige uitspoelingen, zeer geschikt voor intensieve teelten. Ze zijn ontstaan langs de rivieren, bij de dwarsdijken en soms zelfs bij een stroomrug, daar waar dijken op een zandlichaam rusten. Door kwelstromen ondermijnd braken deze dijken soms door en werd het zandige materiaal afgezet; Uiterwaardgronden (nr. 16); buitendijks en nog steeds onder invloed van sedimentatie zijn deze gronden vaak hoger dan het achterland. Het landbouwkundig gebruik is extensief en betreft vooral beweiding; Estuariumgronden (nr. 15); De Kornsche dijk vormt de grens tussen het rivierengebied en het zeekleilandschap met estuariumgronden. Dit zijn zavelige, vlakke gronden, gevormd onder invloed van de zee en zeer geschikt voor de akkerbouw. In de autonome ontwikkeling worden geen effecten verwacht ten aanzien van dit aspect. De karakteristieken van deze afzonderlijke geografische eenheden zullen door de huidige planregeling niet grootschalig teniet worden gedaan Grondwater In het plangebied bevinden zich geen grondwaterbeschermingsgebieden. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

173 In de autonome ontwikkeling worden geen effecten verwacht ten aanzien van het aspect grondwater Oppervlaktewater (kwaliteit en kwantiteit) Water speelt op dit moment een belangrijke rol in het buitengebied van de gemeente Woudrichem. De rivieren Merwede en Afgedamde Maas vervullen een belangrijke functie voor de waterafvoer- en waterberging. De eigenlijke stroomgeulen zijn van belang voor de scheepvaart en de drinkwatervoorziening. In de Afgedamde Maas bevindt zich een inlaatpunt van waterbedrijf Dunea. Gedurende de ruilverkaveling in de vorige eeuw is de waterhuishouding in het (rivieren)gebied geheel anders ingericht. Voorheen werd het polderwater uitgeslagen op verschillende boezems. Het boezemwater lag op een hoger niveau en werd door kades omgeven. De boezems waterden vrij af via een sluis in de Kornsche dijk en later de Nieuwendijk op de kreken van de Biesbosch. Van het oorspronkelijke boezemwater resteren alleen de Alm, de Vierbansche Gantel en de Kornsche boezem. In de ruilverkaveling is een stelsel van nieuwe watergangen gegraven met aansluiting op zware gemalen die rechtstreeks lozen op de Bergsche Maas en Merwede. Een aantal inlaten en opmalingen zijn gebouwd voor suppletie van water in de zomer. Dit water wordt bij de inlaatpunten onder vrij verval betrokken van Maas en Merwede. Het polderpeil is verlaagd met name in de winter om voldoende berging te hebben in periodes met veel neerslag. Het effluent van de rioolwaterzuiveringen wordt rechtstreeks geloosd op de grote polderwatergangen. De meeste bedrijven en woningen zijn aangesloten op het rioleringsstelsel. De capaciteit hiervan is niet groot, zodat bij hevige regenval veel rioolwater via nooduitlaten (overstorten) in het oppervlaktewater terechtkomt. Waterbergingszoekgebieden In de loop van de negentiger jaren van vorige eeuw drong mede door de veelvuldige hevige neerslagen en hoge rivierstanden - het besef door dat de waterbeheerders in de toekomst rekening dienden te houden met een klimaatsverandering. In perioden van hevige regenval is waterberging noodzakelijk om de kans op ongecontroleerde overstromingen te voorkomen. Hiertoe zijn in te richten waterbergingsgebieden aangewezen en daarnaast voorlopige reserveringsgebieden Twee gebieden in het buitengebied zijn in het Gebiedsplan Wijde Biesbosch als voorlopig reserveringsgebied aangewezen: ten eerste de verbindingszone langs het kanaal tussen de Alm / het Uitwijkse Veld en de gemeentegrens met Werkendam en ten tweede het buitengebied ten zuiden van Waardhuizen en Almkerk. Beide gebieden zijn echter inmiddels niet meer als zodanig aan de orde: het waterschap heeft recent een definitieve locatie voor waterberging Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

174 aangewezen en gerealiseerd in de aangrenzende gemeente Werkendam (Kornsche Boezem). In de gemeente Woudrichem zelf moet nog wel een zeker restoppervlak aan waterberging worden gerealiseerd. Op dit moment wordt gezocht naar geschikte gebieden voor deze restopgave. De intentie is om deze te combineren met natuurontwikkeling c.q. de aanleg van ecologische verbindingszones. Naast deze restopgave moet in het buitengebied ook een oppervlak aan waterberging vanwege de diverse stedelijke uitbreidingen in de gemeente worden gerealiseerd. Momenteel wordt het stedelijk waterplan opgesteld, waarbij wordt onderzocht of voor het stedelijk gebied nog een wateropgave in de vorm van waterberging bestaat. Het kan dus zijn dat voor deze opgave waterberging wordt gezocht aan de rand van het stedelijk gebied. Beschermingszone natte natuurparel Om te voorkomen dat de huidige hydrologische situatie van de zogeheten natte natuurparels verder verslechtert wordt er een beschermingsbeleid gevoerd. Het beleid in deze gebieden is gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur in de natte natuurparels en een externe bescherming tegen ingrepen die een ongewenste beïnvloeding van deze natuurwaarden kunnen hebben. Er is een hydrologisch standstill van toepassing in deze gebieden en in de beschermingszone er omheen. Er mogen in het gebied of in de omgeving geen activiteiten plaatsvinden die een verslechtering van de hydrologische situatie in de natte natuurparel tot gevolg hebben. Dit wordt geregeld via de provinciale Verordening waterhuishouding, waterschapskeuren en bestemmingsplannen. Maatregelen voor hydrologisch herstel zijn bijvoorbeeld het dichten en verontdiepen van waterlopen, het verhogen van het peil, het plaatsen van stuwen en het voorkomen van de aanleg van drainagemiddelen. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

175 attentiegebied natte natuurparel Provinciale Verordening Waterhuishouding 2005 In de autonome ontwikkeling kunnen in principe (zelfs significante) effecten verwacht worden met betrekking tot kwantiteit en kwaliteit van het oppervlaktewater, omdat de beschermingszone natte natuurparel destijds nog niet was geïntroduceerd waardoor rond natuurgebieden aanzienlijke grondwateronttrekkingen nog mogelijk waren. Sinds de Verordening waterhuishouding (2005) zijn onttrekkingen aan regels gebonden welke zijn afgestemd op de draagkracht van de aangrenzende natuurgebieden (de natuurparels). De autonome ontwikkeling scoort op deze punten dan ook neutraal. 5.5 Ruimtelijke kwaliteit Cultuurhistorie Het vigerend plan kent een aparte regeling voor het behoud van cultuurhistorische waarden. Deze worden in het huidige plan beschermd via artikel 9 van de voorschriften, de bestemming "cultuurhistorisch waardevol gebied". De bestemde objecten betreffen onder andere slot Rijswijk, Fort Giessen, sluiscomplex, een wipwatermolen en een poldermolen. Het vigerende plan kende nog geen regeling ten aanzien van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De aanwijzing hiervan tot nationaal landschap is van na De autonome ontwikkeling scoort op deze punten dan ook licht negatief. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

176 5.5.2 Archeologie In het vigerend plan zijn diverse terreinen waar archeologisch waarden vastgesteld zijn, beschermd middels een aanlegvergunning: het verlagen van de bodem, afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden en het aanbrengen van ondergrondse leidingen zijn aanlegvergunningplichtig. Dit aanlegvergunningstelsel is minder omvattend dan in het voorliggend voorontwerp-bestemmingsplan voor wat betreft archeologisch waardevolle gebieden. Daarnaast is in het vigerend plan nog geen regeling opgenomen voor het behoud van archeologisch verwachte waarden. Het opnemen van een regeling in bestemmingsplannen met betrekking tot de te verwachten waarden is pas sinds 2007 een wettelijke verplichting voor gemeenten op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg (vastgesteld: 1 september 2007) waarmee uitvoering wordt gegeven aan het Verdrag van Malta van Met het bestemmingsplan 1997 was de burger overigens niet gevrijwaard van de archeologische onderzoeksplicht. Het Verdrag van Malta gold immers sinds 1992 en staat boven nationale en lokale regelingen. Echter, sinds 2007 is archeologisch onderzoek bij te verwachten waarden voor de burger ook daadwerkelijk een plicht op grond van het voor de burger bindende bestemmingsplan. Over het geheel genomen scoort de autonome ontwikkeling op dit punt negatief Visueel ruimtelijk In het vigerend plan zijn de visueel-ruimtelijke aspecten van het landschap beschermd door aanlegvergunningen voor openheid en kleinschalig landschap. Aan deze regelingen zijn echter geen beperkingen voor de groei van agrarische bedrijven gekoppeld. De autonome ontwikkeling scoort op dit punt dan ook licht negatief. 5.6 Duurzaamheid Duurzaam energiegebruik Het vigerend plan kent geen tot nauwelijks ruimte voor initiatieven op het gebied van duurzame energieopwekking (windmolens, biovergistingsintallaties) etc. De autonome ontwikkeling scoort op dit punt dan ook (licht) negatief. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

177 6 EFFECTEN PLAN EN ALTERNATIEVEN In dit hoofdstuk zal het plan, zoals beschreven in het voorontwerp bestemmingsplan Woudrichem nader worden beoordeeld in het licht van de doelstellingen van de plan-mer. Daarbij zal, voor zover relevant voor een betreffend aspect, het reële scenario en het worst case scenario worden beschreven. Zo er alternatieven zijn zullen die ook worden beschreven en beoordeeld. 6.1 Milieukwaliteit Luchtkwaliteit In het plangebied liggen verschillende intensieve veehouderijen. Om mogelijke gevolgen op de luchtkwaliteit te beoordelen is de emissie van fijn stof in het reële scenario en het worst case scenario berekend. Daarbij zijn alleen intensieve veehouderijen beschouwd. Uitbreiding van grondgebonden bedrijven zullen maar zeer beperkt bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. In het reële scenario is verondersteld dat intensieve veehouderijen maximaal verdubbelen. In het worst case scenario is er vanuit gegaan dat intensieve veehouderijen maximaal uitbreiden tot 2,5 ha. Met behulp van ISL3a v.2009 is de verslechtering van de luchtkwaliteit berekend. In onderstaande figuren staan de uitkomsten weergegeven. In de bijlage zijn de invoervariabelen weergegeven. Concentraties fijn stof in µg/m 3 in 2011 rondom intensieve veehouderijen (reëel scenario) Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

178 Concentraties fijn stof in µg/m 3 in 2011 rondom intensieve veehouderijen ( worst case scenario) Uit dit figuur blijkt dat er rondom de veehouderijen aan de Midgraaf en de Uppelse Hoek in het worst case scenario overschrijdingen plaatsvinden van jaargemiddelde concentratie fijn stof van 32,5 µg/m 3 (equivalent van de daggemiddelde concentratienorm maximaal 35 dagen overschrijding van 50 µg/m 3 ). In het reële scenario is dat ook het geval bij bedrijven aan de Uppelse Hoek. Omdat gerekend is voor het jaar 2011 zal bij realisering van eventuele uitbreidingen later, er in mindere mate of geen sprake zijn van mogelijke overschrijdingen (autonome afname achtergrondconcentratie fijn stof). Het plan scoort wat betreft dit aspect dan ook licht negatief (reëel scenario) en negatief ( worst case scenario) Door het RIVM is onderzoek gedaan naar bijdrage van glastuinbouw aan de stikstofdioxideconcentraties (De bijdrage van een kassencomplex aan de stikstofdioxideconcentratie, RIVM, 2007). Uit dit onderzoek is de volgende relatie tussen een kas van 2 ha en de afstand van de bron bepaald. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

179 Bijdrage emissie kas van 2 ha aan de jaargemiddelde concentratie NO 2 (RIVM 2007) Uit dit figuur blijkt dat een kas van 2 ha op 10 meter van de bron een bijdrage van 2,0 µg/m 3 levert aan de jaargemiddelde concentratie NO 2. Op 500 meter bedraagt de bijdrage 0,2 µg/m 3. De rand van de kern Andel ligt op 500 meter van het hart van het glastuinbouwgebied. Wanneer de volledige emissiebron van 60 ha glastuinbouwgebied wordt geconcentreerd in het hart van het glastuinbouwgebied zal dit leiden tot een maximale concentratietoename van 6 µg/m 3 aan de rand van de kern Andel. Bij ha glas bedraagt deze toename 4-5 µg/m 3. Door het verdwijnen van de glastuinbouw elders in het plangebied zal daar een verbetering optreden van het woonen leefklimaat. Tevens is bepaald wat het effect is van een bepaalde kasgrootte en - omvang op de jaargemiddelde concentratie NO 2 gemiddeld over een 1x1 kilometervak. In onderstaande tabel staan de uitkomsten weergegeven. Effect van een bepaalde kasgrootte en - omvang op de jaargemiddelde concentratie NO 2 gemiddeld over een 1x1 kilometervak (RIVM 2007). In het bestemmingsplan Woudrichem wordt via wijziging realisering van 60 ha glastuinbouwgebied nabij Andel mogelijk gemaakt (maximale Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

180 variant). In het reële scenario wordt realisering van ha glastuinbouw verondersteld. De bijdrage binnen een 1x1 km vak (100 ha) gemiddeld bedraagt 8,75 µg/m 3, bij 75 ha glas. Bij 50 ha glas is deze bijdrage 7,00 µg/m 3. Uit paragraaf 5.1 blijkt dat de achtergrondconcentratie NO 2 in 2015 (normjaar) in de gemeente Woudrichem minder dan 20 µg/m 3 bedraagt. De verwachting is dan ook dat de realisering van het glastuinbouwgebied niet leidt tot overschrijding van de grenswaarde. Mogelijk dat wel op de rand van de inrichting er een beperkte overschrijding van de grenswaarde kan optreden bij effectuering van de wijzigingsbevoegdheid. Van belang is daarom alvorens de wijzigingsbevoegdheid geëffectueerd wordt er onderzoek verricht wordt naar de luchtkwaliteit. Toepassing van duurzame energiebronnen en voorzieningen voor verwarming van kassen en toediening van CO 2, zal leiden tot minder emissie van NO 2. In de wijzigingsvoorwaarden is opgenomen dat bij voorkeur gezamenlijk, een voorstel wordt ingediend waaruit onder meer blijkt welke voordelen behaald kunnen worden op waterhuishoudkundig gebied en op het gebied van energiegebruik. In het kader van het bestemmingsplan worden geen aanvullende voorwaarden opgenomen voor duurzaam energiegebruik. Anderzijds geeft het bestemmingsplan geen belemmeringen op dit vlak. Naast emissies van bedrijven zijn aan de emissies van aankomend- en vertrekkend verkeer van belang. In paragraaf 6.3 is de verkeersaantrekkende werking van de verschillende functies in het buitengebied bepaald. De verkeersgeneratie ten gevolge van het plan zal met 1700/5200 verkeersbewegingen per etmaal toenemen (reële/ worstcase variant). Hiervan is 24% vrachtverkeer. De verkeersgeneratie van de glastuinbouw bedraagt 950/1150 mvt/etm. die op het onderliggend wegennet zal moeten worden afgewikkeld. In het bijzonder zijn dit de Middenweg, de Parallelweg, de Neer Andelseweg en de Duizendmorgen. Er vanuit gaande dat het verkeer van en naar het glastuinbouwgebied zich via een tweetal wegen gelijkelijk verdeeld naar het gebied begeeft (de Neer Andelseweg en de Duizendmorgen), kan dit in de worst-case variant leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit van 1,7 µg/m 3 voor NO 2 (10 meter van de wegrand, berekend met de NIBM tool) en 0,35 µg/m 3 voor PM 10. De huidige concentraties luchtverontreiniging langs deze wegen zijn niet dermate hoog dat dit zal leiden tot overschrijding van grenswaarden. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

181 Het overige buitengebied bedraagt ca 40 km 2. De overige verkeersgeneratie (750/4050 mvt., reëel/ worst case ) zal verspreid over het gehele buitengebied plaatsvinden; dit is gemiddeld 20/100 mvt. per vierkante kilometer. Het verkeer zal via een tiental gemeentelijke naar de twee provinciale wegen stromen. De grootste toename zal op de Woudrichemseweg Almkerkseweg plaatsvinden. De verkeersafwikkeling kan ook op deze wegen leiden tot een plaatselijke beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit geldt ook voor de provinciale weg N322. De concentraties luchtverontreiniging langs wegen in het buitengebied in Woudrichem zijn in de huidige situatie (zie paragraaf 5.1) in het algemeen vrij laag zijn ten opzichte van de geldende grenswaarden. Deze (beperkte) verslechtering langs een aantal wegen zal dan ook niet leiden tot overschrijding van grenswaarden. In het reële scenario wordt het plan wat betreft het aspect luchtkwaliteit licht negatief beoordeeld. In het worst-case scenario scoort het aspect luchtkwaliteit negatief. Deze verslechtering treedt vooral op rondom intensieve veehouderijen en het glastuinbouwgebied Andel en kan lokaal mogelijk leiden tot overschrijding van grenswaarden (rondom intensieve veehouderijen) Geluid Uitbreiding en nieuwvestiging van agrarische bedrijven (incl.) glastuinbouw, via wijziging, kan leiden tot een hogere geluidsbelasting op omliggende woningen. Conform de VNG handreiking Bedrijven en Milieuzonering gelden voor agrarische bedrijven aan te houden afstanden van meter tot gevoelige bestemmingen voor het aspect geluid. Tevens zal moeten worden voldaan aan geldende wet- en regelgeving, waarin geluidsnormen zijn opgenomen (Wgh, Besluit Landbouw, Besluit Glastuinbouw). Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

182 Omdat er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (voorwaarde wijzigingsbevoegdheid) en de afstand tot woningen en andere geluidsgevoelige objecten vanwege het aspect geur veelal 50 meter of meer moet bedragen, zal dit plan niet of zeer beperkt leiden tot een mogelijke verslechtering van het woon- en leefklimaat op dit aspect. Uitbreiding van veehouderijen kan wel leiden tot meer verkeer (aankomend en vertrekkend vrachtverkeer). Deze aantallen zijn niet zodanig dat dit leidt tot een significante toename van wegverkeerslawaai (zie ook paragraaf verkeer). Zowel in het reële scenario als ook in het worst case scenario, is de score op dit aspect dan ook neutraal ten opzichte van de autonome ontwikkeling Geur Uitbreiding van veehouderijen kan leiden tot toename van geuremmissie. Door Oranjewoud is in het kader van de quick scan geur de maximale situatie in beeld gebracht. De aannamen in dit onderzoek zijn verwoord in paragraaf 5.1. In de onderstaande figuren zijn de uitkomsten van deze quick-scan weergegeven. Contouren veehouderijen met dieren met geuremissiefactor, toekomstige situatie worst case, inclusief bedrijven daaromheen. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

183 Contouren veehouderijen met vaste afstandsdieren, toekomstige situatie De groei van agrarische bedrijven in de zone van 2 km om de gemeente Woudrichem geeft, omdat hier geen beperkende woningbouw is toegevoegd, alleen een indicatief beeld weer van wat er in de toekomst kan gaan plaatsvinden. Voor deze agrarische bedrijven is ten onrechte een maximale groei gemodelleerd. Daar waar de geursituatie slecht is, wordt deze dan ook voor een groot deel bepaald door (fictieve) uitbreidingen van veehouderijen buiten de gemeentegrenzen. Hoewel deze geuronderzoeken niet in het kader van het nieuwe bestemmingsplan buitengebied zijn uitgevoerd, zijn ze wel bruikbaar om inzicht te krijgen wat mogelijke effecten zijn van uitbreiding van (intensieve) veehouderijen. Uit deze figuren blijkt dat met name rondom intensieve veehouderijen bij uitbreiding er een verslechtering van het woon- en leefklimaat kan optreden. Omdat een eventuele uitbreiding wat betreft het aspect geur wordt beperkt door de ligging van geurgevoelige objecten in de omgeving is slechts opvulling tot de norm mogelijk. Uit de quick-scan geur blijkt dan ook dat in de toekomstige situatie voor een groot deel van het buitengebied wordt voldaan aan de norm van 8 ou E /m 3. Ook de geurbelasting rondom woonkernen overschrijdt maar voor een beperkt deel de norm van 2 ou E /m 3. Daarbij komt dat als voorwaarde voor een duurzame locatie wordt gesteld dat de ontwikkeling moet passen binnen de wet- en regelgeving voor stank (stankwet en -regelgeving) Voor de achtergrondbelasting, de voorgrondbelasting en het hinderpercentage gelden de volgende relaties: Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

184 Achtergrondbelasting ou E/m 3 Hinderpercentage (niet conc. gebied) 2 6% % % 3, % 8 Equivalent voorgrondbelasting ou E/m 3 Het RIVM hanteert voor haar milieurapportages en - toekomstverkenningen voor het aspect geurhinder onderstaande milieukwaliteitscriteria (GGD-richtlijn geurhinder, oktober 2002): Milieukwaliteit Geurgehinderden [%] zeer goed < 5 Goed 5 10 redelijk goed matig tamelijk slecht slecht zeer slecht extreem slecht Lokaal rondom intensieve veehouderijen kunnen geurconcentraties (voorgrond) ontstaan van 8 ou E /m 3 of meer en daarmee een slechte milieukwaliteit. In het algemeen zal er sprake zijn van een redelijke goede tot matige milieukwaliteit. Het toepassen van (betere) luchtwassers zal kunnen leiden tot een vermindering van de emissie en daarmee leiden tot geen of beperkte toename van de geuremissie bij uitbreiding van bedrijven. Het plan scoort zowel in de reële ontwikkeling (verdubbeling intensieve veehouderijen) als in de worst case situatie licht negatief. Wel zal als voorwaarde bij de wijzigingsbevoegdheid moeten worden opgenomen dat er ook sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Een alternatief, het toepassen van bijvoorbeeld (betere) luchtwassers kan leiden tot een situatie waarin er geen verslechtering optreedt Externe Veiligheid Bij eventuele uitbreidingen van veehouderijen, zal rekening gehouden moeten worden met de ligging risicobronnen (aardgasleidingen, Bevi inrichtingen). Omdat de gemeente Woudrichem geen grote risicobronnen kent en uitbreidingen niet leiden tot significante toename van personen die zich in het invloedsgebied van een risicobron kunnen bevinden, leidt het plan niet tot relevante effecten ten aanzien van externe veiligheid. Wel dienen de verschillende veiligheidszones te worden gerespecteerd. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

185 Het gebruik van biovergistingsinstallaties (max ton/jr in dit plan) brengt wel externe veiligheidsaspecten met zicht mee. Over het algemeen kan worden geconcludeerd dat de opslag van biogas in een gasreservoir geen (omvangrijk) extern veiligheidsrisico vormt (Effect- en risicoafstanden bij de opslag van biogas, RIVM, 3 maart 2008). Op basis van de uitgevoerde risicoberekeningen door het RIVM gelden de volgende veiligheidsafstanden voor verschillende typen (gemeten vanaf de rand van het reservoir). Het gaat hier om grote hoeveelheden biogas in een buiten geplaatste opslagtank met daarin een gaszak met een overdruk van maximaal 30 millibar.: Effect- en risicoafstanden bij de opslag van biogas (RIVM, 3 maart 2008) Voor de realisering van een biovergistingsinstallatie met een capaciteit van ton/jr zal in het algemeen een opslagtank met een volume van 500 tot 1000 m 3 afdoende zijn. Binnen de genoemde afstanden tot de PR 10-6 /jr contour mogen geen kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen liggen. Indien mogelijk moet ernaar gestreefd worden dat binnen die afstand ook geen beperkt kwetsbare objecten liggen en zelfs Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

186 dat de PR 10-6 /jr contour niet buiten de grens van de inrichting komt te liggen. In de praktijk zal vanwege de geurwetgeving veelal een afstand zijn van minimaal 50 meter tussen het agrarisch bedrijf een nabijgelegen geurgevoelig object, waardoor bij de betreffende volumes aan deze afstanden zal worden voldaan. Er vanuit gaande dat afdoende maatregelen getroffen worden wordt toepassing van deze vergistingsintallaties in de reële situatie (beperkt aantal installaties) neutraal beoordeeld. In de worst case situatie (elke agrariër een biovergistingsinstallatie) zal er wel sprake zijn van een verslechtering van de externe veiligheidssituatie Lichthinder In het kader van de partiële herziening van het streekplan Brabant in balans ten behoeve van een glastuinbouwlocatie van 250 ha. is door Witteveen en Bos en RBOI een plan-mer gemaakt. In deze plan-mer is de lichtbelasting ten gevolge een locatie met een zekere omvang berekend en beoordeeld (Leefbaarheid Licht, SMB Glastuinbouw West- Brabant, notitie, Witteveen en Bos, 10 maart 2006). Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: invoerparameter waarde bruto oppervlak 500 hectare omvang verlichte gedeelte 50 % percentage bovenafdekking 95 % lichtsterkte gewasverlichting lux gewasreflectie 7 % wolkhoogte 250 meter wolkreflectie 40 % De berekeningen gaven de volgende resultaten. de berekende verlichtingssterkte is omgekeerd evenredig met het kwadraat van de afstand tussen glastuinbouwgebied en de waarnemer daarbuiten (indien de afstand 2x zo groot wordt, wordt de verlichtingssterkte 4x zo klein); de berekende verlichtingssterkte is, op een bepaalde afstand en bij een bepaalde wolkhoogte, recht evenredig met de lichtuitstraling uit de kas (indien de lichtuitstraling 2x zo groot wordt, wordt ook de verlichtingssterkte 2x zo groot). De lichtuitstraling wordt bepaald door de lichtsterkte van de lampen, de reflectiecoëfficiënt van het gewas en het percentage nietbedekt glasoppervlak; Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

187 Op basis van de uitgangspunten van Witteveen en Bos zijn de volgende contouren berekend voor een glastuinbouwgebied van 500 ha (vanaf hart glastuinbouwgebied): 1 lux: 1750 meter; 0,25 lux: 3100 meter; 0,1 lux: 4800 meter. Op basis van deze rekenuitkomsten wordt voor het glastuinbouwgebied Andel een schatting gemaakt van de ligging van de 2, 1, 0,25 en de 0,1 lux contour. Hiertoe geldt als uitgangspunt dat de berekende verlichtingssterkte omgekeerd evenredig is met het kwadraat van de afstand tussen glastuinbouwgebied en de waarnemer daarbuiten, conform het onderzoek van Witteveen en Bos. SMB Glastuinbouw W-Brabant Glastuinbouwgebied Andel ( worst case ) Glastuinbouwgebied Andel ( reëel scenario ) omvang omvang verlicht deel 2 lux contour 1 lux contour 0,25 lux contour 0,1 lux contour 500 ha 50% m 1750 m 3100 m 4800 m 60 ha 100% m 857 m 1519 m 2352 m 45 ha 80% 14,4 469 m 664 m 1176 m 1821 m Ligging verschillende lichtsterkte contouren op basis van 95% bovenafdekking In de Algemene richtlijn betreffende lichthinder, deel 2 terreinverlichting uitgave Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde ( zijn grenswaarden voor de lichtemissie van een verlichtingsinstallatie voor terreinen ter voorkoming van lichthinder geformuleerd. In onderstaande tabel zijn deze grenswaarden opgenomen. In de tabel staat voor elke zone de grenswaarden voor de verticale verlichtingssterkte (E v ) weergegeven. te hanteren parameter E4 stadscentrum/ industriegebied verlichtingssterkte E v op de gevel kental verlichtingssterkte toepassingscondities dag en avond 07:00-23:00 nacht 23:00-07:00 omgevingszone E1 natuurgebied E2 landelijk gebied E3 stedelijk gebied 2 lux 5 lux 10 lux 25 lux 1 lux 1 lux 2 lux 5 lux Grenswaarden voor de lichtemissie van een verlichtingsinstallatie voor terreinen ter voorkoming van lichthinder (NSVV) Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

188 De afstand van het hart van het glastuinbouwgebied Andel tot verschillende gevoelige gebieden bedraagt: Rand kern Andel: 500 meter Rand Natura2000 gebied Pompveld: 1500 meter Rand Natura2000 gebied Loevenstein: 2500 meter Wanneer het hele gebied wordt volgebouwd ( worst case ) zal de 1 lux contour deels over het de woonkern van Andel vallen. Ook in het reële scenario zal dit het geval zijn. Wanneer uitgegaan wordt van de 2 lux contour ligt deze alleen in het worst case scenario deels over de woonkern Andel. Om te voorkomen dat een er verminderd woon- en leefklimaat ontstaat zullen er mogelijk aanvullende maatregelen genomen moeten worden. Mede onder invloed van de verscherpte eisen uit het Besluit Glastuinbouw (vanaf % afscherming van verlichting uit nieuwe kassen) en het Plan van aanpak maatschappelijk verantwoorde belichting en afscherming in de glastuinbouw van Natuur en Milieu en LTO/Glaskracht, wordt verwacht dat hiermee een voldoende reductie wordt bereikt om lichthinder op de woonkern Andel te voorkomen. Het plan is dan ook in zowel het reële scenario als het worst case scenario als licht negatief beoordeeld. De effecten van licht op natuurgebieden zullen in 6.2 besproken en beoordeeld worden. 6.2 Natuur Te beschermen natuurgebieden (locatiekeuze) In de huidige situatie ligt één melkveehouderij (Eendenveld 6, Giessen) in natuurgebied het Pompveld..In het vigerend plan 1997 heeft dit bedrijf nog groeimogelijkheden wegens de ligging in de bestemming Agrarisch met landschapswaarden. (tot 1,5 hectare). De grootte van het betreffende bouwvlak was in ,6 hectare. Ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan bedroeg de omvang van het bouwvlak eveneens 0,6 hectare. In de planperiode van het vigerend plan 1997 heeft het bedrijf de mogelijkheid om te groeien niet benut. In het nieuwe bestemmingsplan heeft het bedrijf geen groeimogelijkheden meer. Dit is geregeld middels de aanduiding natuurparel waardoor het bouwblok aan drie zijden omgeven is (aan de andere zijde ligt een weg). Ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurparel is geen uitbreiding van agrarische bedrijvigheid toegestaan. De begrenzingen van de aanduiding natuurparel en Natura 2000 komen met elkaar overeen. Nieuwvestiging van bedrijven is niet mogelijk in gebieden die bestemd zijn als natuur. Dit aspect wordt dan ook lokaal positief beoordeeld. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

189 6.2.2 Flora en fauna In de toekomstige ontwikkeling zal met name door het opstellen van de beheerplannen voor de Natura2000 gebieden er een verbetering van de flora en fauna optreden. In de overige gebieden kan ook een verbetering van flora en fauna worden verwacht. Steeds meer percelen in het Uitwijkse Veld zijn omgezet van agrarisch in natuur. Daarnaast zijn de gebieden Groesplaat en Uitwijkse Veld nu voorzien van een bufferende band in de vorm van de GHS-landbouw subzone kwetsbare soorten, welke in het nieuwe bestemmingsplan is vertaald naar een bestemming met aanduiding die voorziet in zorg voor behoud van de kwetsbare soorten. Deze soorten zijn een vijftal amfibieën of reptielen. Door bescherming van deze fauna middels het aanlegvergunningstelsel kan ook een zekere bescherming van zeldzame flora uitgaan. De GHSzonering ter plaatse richt zich echter voornamelijk op de bescherming van fauna. Uitbreiding en nieuwvestiging van (agrarische) bedrijven kan gevolgen hebben voor flora en fauna. Omdat uitbreiding en nieuwvestiging van veehouderijen in kwetsbare gebieden niet is toegestaan, zullen de fysieke uitbreidingen het plan geen aanzienlijke gevolgen hebben voor flora en fauna in kwetsbare gebieden. Daarnaast geldt dat er in het plan geen directe mogelijkheden geboden worden voor uitbreiding/nieuwvestiging van veehouderijen en glastuinbouw. Een onderzoek naar beschermde flora en fauna in het plangebied wordt daarom op dit moment dan ook niet zinvol geacht. Zeker in het licht van het feit dat de planperiode 10 jaar beslaat en in die periode migratie van beschermde flora en fauna kan plaatsvinden. Wel dient bij realisering van een uitbreiding beoordeeld en mogelijk onderzocht moeten worden of er beschermde flora en fauna op de uitbreidingslocatie voorkomen en de uitbreiding zich verhoudt met de flora en faunawetgeving. Mede door de beschermingszones en aanlegvergunneningenstelsels zoals opgenomen in dit bestemmingsplan, wordt dit plan op dit aspect dan ook positief beoordeeld (zowel reëel als worst case ) Verzuring (ammoniakdepositie) Door G&O consult is onderzoek verricht naar de ammoniakdepositie ten gevolge van veehouderijen in relatie tot kwetsbare natuurgebieden (Beoordeling stikstofdepositie vanuit het buitengebied van gemeente Woudrichem op Natura2000-gebieden, G&O consult, december 2009). Het betreft hier de Natura2000 gebieden Loevenstein, Pompveld en Kornsche Boezem (deels gelegen in het plangebied), Langstraat, Zuider Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

190 Lingedijk en Diefdijk Zuid en de Biesbosch. Voor deze gebieden gelden de onderstaande kritische depositiewaarden: Meest kritische depositie waarde per gebied De huidige (achtergrond)depositiewaarde en de verwachte toekomstige (achtergrond)depositiewaarden voor de jaren 2007, 2010 en 2020 voor de verschillende gebieden staan in de onderstaande tabel. Totale achtergronddepositie op de verschillende rekenpunten. Naar verwachting zal de stikstofdepositie op natuur in 2020 ongeveer 200 mol per hectare (10%) lager zijn dan in 2005, uitgaande van vastgesteld beleid (Milieubalans 2008). Uit het onderzoek zijn de volgende toenamen van stikstofdepositie naar voren gekomen in relatie tot gevoelige gebieden. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

191 Depositie ammoniak ten gevolge van veehouderijen in de gemeente Woudrichem in de verschillende scenario s op nabijgelegen Natura2000 gebied Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem Depositie ammoniak ten gevolge van veehouderijen in de gemeente Woudrichem in de verschillende scenario s op verder gelegen Natura2000 gebieden De huidige totale depositie (achtergronddepositie) ligt op dit moment boven de kritische depositiewaarden van de meest gevoelig te kwalificeren habitattypen. Ten opzichte van de achtergronddepositie zijn in het reële en het worst-case scenario significante effecten te verwachten voor het Habitatgebied Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem. Ook zijn significante effecten op de verder weg gelegen gebieden Zuider Lingedijk en Diefdijk-Zuid, Biesbosch en Langstraat niet uit te sluiten. Het plan wordt in het reële scenario als negatief gekwalificeerd en in het worst-case scenario zal zeer negatief. Om significante nadelige effecten op de habitatgebieden te verminderen, is het mogelijk om verdergaande best beschikbare technieken voor emissiereductie bij de intensieve veehouderij verplicht te stellen. Verder is het in de toekomst mogelijk om emissiereducerende stalsystemen welke dan voorhanden zijn, voor grondgebonden veehouderij verplicht te stellen. Toepassing van luchtwasser verdergaand dan BBT ( Best Beschikbare Technieken ) en emissiereducerende stalsystemen kan leiden tot het gelijk blijven dan wel tot een vermindering van de ammoniakdepositie. Omdat niet verwacht wordt dat meer geïnvesteerd zal worden dan noodzakelijk ( stand still ) scoort toepassing van deze technieken als variant neutraal. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

192 Rand Natura2000 gebied Pompveld tot (midden) glastuinbouwgebied Andel : 1500 meter Rand Natura2000 gebied Loevenstein tot (midden) glastuinbouwgebied Andel : 2500 meter Lichtverstoring Zoals uit de tabel uit paragraaf 6.1 (zie onderstaande tabel) blijkt, valt de 1 lux contour ten gevolge van het glastuinbouwgebied Andel niet over nabijgelegen Natura2000 gebied. Wel valt de 0,1 lux contour deels over het Natura2000 gebied Pompveld in beide scenario s. Omdat de natuurgebieden, voorzover nu bekend, geen lichtgevoelige habitats herbergt, wordt op dit punt geen (significante) effecten verwacht op deze gebieden. Glastuinbouwgebied Andel ( worst case ) Glastuinbouwgebied Andel ( reëel scenario ) omvang omvang verlicht deel kental verlichtingssterkte 1 lux contour 0,25 lux contour 0,1 lux contour 60 ha 100% m 1519 m 2352 m 45 ha 80% 14,4 664 m 1176 m 1821 m Ligging verschillende lichtsterkte contouren op basis van 95% bovenafdekking 6.3 Verkeer Capaciteit verkeerswegen In hoofdstuk 1 aangegeven welke ontwikkelingen (direct of indirect) in het bestemmingsplan Buitengebied worden mogelijk gemaakt. Niet alle ontwikkelingsmogelijkheden zullen worden gerealiseerd. Voor de bepaling van de verkeersintensiteiten in de reële variant zijn aanvullende uitgangspunten geformuleerd. Uitgangspunten in deze variant zijn: - 50 ha nieuwe glastuinbouw ten zuiden van Andel; - uitbreiding 10 van de 50 veehouderijen netto met 1¼ ha; - uitbreiding 5 intensieve veehouderijen met 1 ha; - 10 biovergistingsinstallaties (waarvan alle mest aangevoerd wordt); - 20 niet agrarische bedrijven breiden uit met 15%; - komen er 10 minicampings met 15 standplaatsen. Aan de hand van de publicaties 256 en 272 van het CROW (verkeersgeneratie wonen, werken en voorzieningen) en ervaringsgetallen is de verkeersgeneratie van de genoemde ontwikkelingen berekend. De verkeersgeneratie zal met 1700 verkeersbewegingen per etmaal toenemen. Hiervan is 24% vrachtverkeer. De verkeersgeneratie van de glastuinbouw bedraagt 950 mvt. per etmaal die op het onderliggend wegennet zal moeten worden afgewikkeld. In het bijzonder zijn dit de Middenweg, de Parallelweg, de Neer Andelseweg en de Duizendmorgen. De breedte van de Middenweg bedraagt ca 4½ meter, voor intensiteiten boven de 1000 mvt. en 20% vrachtverkeer dient deze weg verbreed te worden naar tenminste 5½ meter. Alle andere Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

193 wegen hebben deze minimale breedte. De wegen kunnen de intensiteitstoename aan. Verkeerswegen in en om Woudrichem Het overige buitengebied bedraagt ca 40 km 2. De overige verkeersgeneratie (750 mvt.) zal verspreid over het gehele buitengebied plaatsvinden; dit is gemiddeld 20 mvt. per vierkante kilometer. Het verkeer zal via een tiental gemeentelijke wegen naar de twee provinciale wegen stromen. De grootste toename zal op de Woudrichemseweg Almkerkseweg plaatsvinden (belangrijke ontsluitingsweg buitengebied Woudrichem). De intensiteitstoename kan op alle wegen worden verwerkt. De breedte van de wegen is toereikend voor deze toename. Uitgangspunten voor de worst-case variant zijn: - 60 ha nieuwe glastuinbouw ten zuiden van Andel; - 50 veehouderijen breiden netto met 1¼ ha uit; - uitbreiding 5 intensieve veehouderijen met 1 ha; biovergistingsinstallaties (waarvan alle mest aangevoerd wordt); - ruim 50 niet agrarische bedrijven breiden uit met 25%; - komen er 110 minicampings met 15 standplaatsen of andere vergelijkbare recreatieve voorzieningen. De verkeersgeneratie zal met 5200 verkeersbewegingen toenemen. Hiervan is 30% vrachtverkeer. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

194 De verkeersgeneratie van de glastuinbouw bedraagt 1150 mvt./etm. die op het onderliggend wegennet zal moeten worden afgewikkeld. In het bijzonder zijn dit de Middenweg, de Parallelweg, de Neer Andelseweg en de Duizendmorgen. De breedte van de Middenweg bedraagt ca 4½ meter, voor intensiteiten boven de 1000 mvt./etm, en 20% vrachtverkeer dient deze weg verbreed te worden naar tenminste 5½ meter. Alle andere wegen hebben deze minimale breedte. De wegen kunnen de intensiteitstoename aan. Er zullen geen knelpunten optreden met betrekking tot de oversteekbaarheid van de Provincialeweg Oost. Het overige buitengebied bedraagt ca 40 km 2. De overige verkeersgeneratie (4050 mvt.) zal verspreid over het gehele buitengebied plaatsvinden; dit is gemiddeld 100 mvt. per vierkante kilometer. Het verkeer zal via een tiental gemeentelijke naar de twee provinciale wegen stromen. De grootste toename zal op de Woudrichemseweg Almkerkseweg plaatsvinden. De intensiteitstoename kan op alle wegen worden verwerkt. De breedte van de meeste wegen is toereikend voor deze toename. Langs een aantal landbouwwegen zal het aanleggen van passeervakken, voldoende zijn om bermschade te voorkomen. Er zullen geen knelpunten met betrekking tot de verkeersveiligheid optreden. Het plan scoort op dit punt dan ook neutraal dan wel lokaal licht negatief. Verkeersveiligheid Op basis van de voorgaande analyse wordt geconcludeerd dat er zowel in de reële variant als in de worst case variant geen knelpunten optreden met betrekking tot de oversteekbaarheid van de Provincialeweg Oost (N267). De wegen zijn over het algemeen reeds duurzaam veilig ingericht, de snelheden zijn hierop aangepast, derhalve ligt het niet voor de hand dat er knelpunten zullen optreden met betrekking tot de verkeersveiligheid. Ook voor de overige wegen geldt dat er geen knelpunten met betrekking tot de verkeersveiligheid optreden. Het plan scoort op dit punt dan ook neutraal. 6.4 Bodem en Water Bodemkwaliteit en verontreiniging Omdat in het buitengebied geen aanwijzingen zijn van historische (potentiële) bodemverontreiniginglocaties zijn, wordt op dit punt geen significante effecten verwacht in het plan Geomorfologie De landschapsstructuur is een resultante van de geomorfologische ontstaansgeschiedenis. Karakteristieke kenmerken, zoals de openheid Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

195 van de komgronden, zullen worden beschermd door een aanlegvergunningstelsel gericht op behoud van deze kenmerken. Vanwege het opnemen van een aanlegvergunningstelsel in dit plan wordt dit aspect dan ook licht positief beoordeeld Grondwater In het plangebied bevinden zich geen grondwaterbeschermingsgebieden. Wat betreft uitbreiding van veehouderijen en glastuinbouwgebieden worden geen significante effecten verwacht ten aanzien van het grondwater Oppervlaktewater (kwaliteit en kwantiteit) Glastuinbouw Voor nieuw verhard oppervlak in de glastuinbouw geldt dat compensatie van hemelwater voor maximaal 75% in een te bouwen bassin kan plaatsvinden. Als uitgangspunt voor de compensatieberekening wordt T=50 als maatgevende bui gehanteerd. Dit betekent dat de te hanteren vuistregel gesteld wordt op 580 m 3 /ha. In het Besluit Glastuinbouw is opgenomen dat ten behoeve van de gietwatervoorziening hemelwater uit een hemelwateropvangvoorziening van ten minste 500 m 3 /ha teeltoppervlak wordt gebruikt of dat gietwater wordt gebruikt met een natriumgehalte dat gelijkwaardig is aan dat van hemelwater. Er vanuit gaande dat de glastuinbouwbedrijven voorzien in een hemelwateropvangvoorziening van voldoende grootte en omvang, zal er geen wateronttrekking van buiten het gebied nodig zijn.. De afvoer van verontreinigd drainagewater via de riolering is de voorkeursoptie (conform Besluit Glastuinbouw). Alleen wanneer de capaciteit van de riolering (na aanvullende maatregelen) onvoldoende is (bv. in kwelsituaties), kan lozing op oppervlaktewater onder voorschriften (Wvo-vergunning of nadere eis) worden toegestaan. In principe mag alleen schoon (= niet door bedrijfsactiviteiten verontreinigd) drainagewater op oppervlaktewater worden geloosd. In de voorwaarde voor de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen dat het glastuinbouwbedrijf, bij voor keur gezamenlijk, een voorstel doet waaruit onder meer blijkt welke voordelen behaald kunnen worden op waterhuishoudkundig gebied. Tevens is opgenomen dat er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie. Bij verruiming wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het waterschap. Agrarische bouwblokken Voor de maximale toename van de verharding door de bouw en aanleg van nieuwe gebouwen, bouwwerken en verharding (op het nieuwe bouwperceel die in totaal een oppervlakte van 1500 m 2 overschrijdt) geldt Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

196 het vereiste van een compenserende waterberging. Per hectare verhard oppervlak moet (aanvullende) ruimte worden gevonden voor het bergen van 436 m 3 water. De Handreiking watertoets geeft aan dat een eerste uitbreiding kleiner dan 1500 m 2 niet hoeft te worden gecompenseerd. Bij een volgende verharding, waarbij het totaal verhard oppervlak meer dan 500 m 2 gaat bedragen, moet de volledige verharding worden gecompenseerd. Deze richtlijn heeft betrekking op het moment waarop de compensatie feitelijk moet worden gerealiseerd en niet op het moment waarop de compensatie planologisch moet worden geregeld. In het ruimtelijk plan moet de mogelijkheid voor de volledige compensatie reeds zijn opgenomen, ook als de bebouwing gefaseerd wordt gerealiseerd. Omdat de vereiste compensatie als voorwaarde is opgenomen in de verschillende wijzigingsbevoegdheden, lozing van water aan scherpe eisen is gebonden en bedrijven door middel van een hemelwateropvangvoorziening voldoende voorzien in benodigd gietwater, scoort het plan op dit aspect neutraal. 6.5 Ruimtelijke kwaliteit Cultuurhistorie Naast de regeling voor het behoud van cultuurhistorisch waardevolle panden betreft een specifiek cultuurhistorisch element binnen de gemeente de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Deze oude verdedigingslinie loopt van Muiden tot Werkendam en heeft sinds kort de status van Nationaal Landschap. In relatie tot agrarische bedrijven worden de typische kenmerken van de linie in de gemeente Woudrichem (open inundatievelden, schootsvelden) beschermd door aanlegvergunningen die de openheid moeten beschermen. Het plan scoort op dit punt dan ook positief Archeologie In het nieuwe bestemmingsplan is de regeling ten aanzien van archeologie strenger dan voorheen: waren in het bestemmingsplan buitengebied 1997 alleen de archeologisch waardevolle gebieden (waarvan de waarde reeds bekend was) beschermd, in het voorliggend bestemmingsplan buitengebied zijn naast de archeologische monumenten- ook gebieden beschermd waar archeologische waarden te verwachten zijn. Reden daarvoor is de recente aandacht voor bescherming van het archeologisch erfgoed, die heeft geleid tot wetgeving die ook doorgevoerd wordt in bestemmingsplannen. In 1992 heeft Nederland als één van de leden van de Raad voor Europa het verdrag van Malta inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed ondertekend. Sinds 2007 is in Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg van Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

197 kracht, die de volledige implementatie van het Verdrag van Malta betekende. Sinds 1 september 2007 is, volgens het hoofdstuk Archeologische monumentenzorg uit de Wet, een gemeente verplicht om bij het opstellen van bestemmingsplannen (projectbesluiten en beheersverordeningen) rekening te houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Concreet houdt het bovenstaande in dat in een bestemmingsplan geregeld moet zijn dat een initiatiefnemer (de verstoorder ) vooraf aan het verkrijgen van een bouw- of aanlegvergunning middels een (archeologisch) onderzoek moet aantonen dat er geen archeologische vondsten in de bodem zitten. Omdat de gemeente Woudrichem nog geen gemeentelijk archeologisch beleid heeft vastgesteld, is voor wat betreft de archeologisch te verwachten waarden aangesloten op de archeologische verwachtingskaart van de provincie Noord-Brabant (gebaseerd op de landelijke kaart van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed). De onderzoeksverplichting geldt in gebieden met een middelhoge of hoge verwachtingswaarde volgens deze kaart. De middelhoge en hoge verwachtingswaarde zijn vervat in de dubbelbestemming Waarde Archeologie aandachtsgebied. De onderzoeksplicht geldt voor projecten groter dan 100 m2 (conform Monumentenwet 1988) en grondverstoringen dieper dan 30 centimeter. Voor deze veilige maten (geen verdere verstoring van het bodemarchief) is gekozen tot het gemeentelijk beleid de maten differentieert naar gebied. De gemeente is voornemens tot het opstellen van een eigen gemeentelijke archeologische beleidskaart welke in de toekomst het toetsingskader kan vormen voor het al dan niet verlenen van aanlegvergunningen en vergrotingen van een bouwblok en dergelijke. Betreffende kaart is momenteel echter nog niet gereed en kan derhalve ook nog niet als basis dienen voor de op te nemen dubbelbestemming in dit bestemmingsplan. De juridische regeling in het bestemmingsplan is zodanig geredigeerd, dat na vaststelling van de nieuwe gemeentelijke archeologische beleidskaart, het bestemmingsplan buitengebied hierop afgestemd kan worden. Het plan scoort op dit punt positief Visueel ruimtelijk In het nieuwe bestemmingsplan kunnen bouwblokken tot 1,5 hectare groeien in de bestemming Agrarisch met waarden en tot 2 hectare in de bestemming Agrarisch. Het provinciale beleid voor de betreffende gebieden staat grotere bouwblokken toe (0,5 hectare meer). De gemeente kiest echter voor deze maatvoering vanwege de kwetsbaarheid van het landschap: grote gebieden zijn namelijk zeer open Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

198 terwijl het middengebied van de gemeente een kleinschaliger karakter heeft waar zeer grote bouwblokken niet gewenst worden beschouwd. Visueel-ruimtelijke aspecten van het landschap zijn beschermd door aanlegvergunningen voor openheid en kleinschalig landschap. Aan deze regelingen zijn echter geen beperkingen voor de groei van agrarische bedrijven gekoppeld. De begrenzingen voor de aanlegvergunningen voor openheid en kleinschalig landschap komen op hoofdlijnen overeen met de begrenzingen uit het vigerend plan (zie paragraaf 5.5). Het plan scoort op dit punt positief. 6.6 Duurzaamheid Duurzaam energiegebruik Biomassavergisting, mestbe- en verwerking van eigen producten (mest) danwel be-/verwerking waarbij ook producten van derden worden aangevoerd wordt tot ton beschouwd als een agrarische nevenactiviteit, die middels een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan is opgenomen. Verder worden er binnen het plan geen expliciete mogelijkheden opgenomen voor duurzaam energiegebruik. Voor het doorgroeigebied Andel dienen de aanwezige ondernemers bij voorkeur met een gezamenlijk voorstel te komen waaruit onder meer blijkt welke voordelen behaald worden op het gebied van energiegebruik. Het plan scoort op dit punt (licht) positief. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

199 7 PASSENDE BEOORDELING 7.1 Inleiding Op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn lidstaten verplicht Natura2000-gebieden aan te wijzen, waarin het behoud en herstel van de biodiversiteit, centraal moeten staan. Dit is in nationale wetgeving geïmplementeerd in de Nb-wet Indien de kans op significante effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura2000-gebieden aanwezig is, is een passende beoordeling noodzakelijk op grond van de Nb-wet. Een gedeelte van het Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem ligt binnen het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan. De de Natura2000-gebieden Zuider Lingedijk en Diefdijk-Zuid, Biesbosch en Langstraat liggen niet in de directe omgeving, maar mogelijk wel binnen de invloedsfeer van dit bestemmingsplan; De effecten op deze gebieden worden daarom meegenomen. Bij een passende beoordeling bij Natura2000-gebied is veelal sprake van twee typen beoordelingen: Een beoordeling in het kader van het plan-m.e.r. bestemmingsplan. In deze beoordeling dient vooral getoetst te worden of het bestemmingsplan ontwikkelingen toestaat die significante gevolgen kunnen hebben. Een beoordeling in het kader van een individuele vergunningverlening van de Natuurbeschermingswet. In deze beoordeling dient vastgesteld te worden of er significante negatieve effecten zich daadwerkelijk voordoen bij een ontwikkeling. Indien er geen of geen blijvende significante effecten voordoen, (salderen of mitigeren) dan is er geen Nb-wet vergunning nodig. In het bijgevoegde rapport (Beoordeling stikstofdepositie vanuit het buitengebied van de gemeente Woudrichem op Natura2000-gebieden, G&O consult, december 2009) wordt een beoordeling uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan. Deze beoordeling is globaler dan een beoordeling van een individuele Nb-wetverguning, de beoordeling is passend bij het niveau voor een bestemmingsplan. 7.2 Beoordeling De ontwikkelingsruimte die het nieuwe bestemmingsplan buitengebied voor de gemeente Woudrichem biedt, heeft gevolgen voor de instandhoudingsdoelen voor de Natura2000-gebieden Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem, Zuider Lingedijk en Diefdijk-Zuid, Biesbosch en Langstraat. In een passende beoordeling is gekeken in hoeverre de in het bestemmingsplan gegeven ontwikkelingsruimte leidt Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

200 tot een aantasting van de instandhoudingsdoelen voor de genoemde Natura2000-gebieden. De huidige totale depositie (achtergronddepositie) ligt op dit moment boven de kritische depositiewaarden van de meest gevoelige kwalificerende habitattypen. Ten opzichte van de achtergronddepositie zijn in de scenario s reëel en worst-case significante effecten te verwachten voor het Habitatgebied Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem. Ook zijn significante effecten op de verder weg gelegen gebieden Zuider Lingedijk en Diefdijk-Zuid, Biesbosch en Langstraat niet uit te sluiten (zie ook paragraaf 6.2) Voor alle gebieden geldt dat de autonome situatie een daling inhoudt ten opzichte van de referentie situatie. De reële situatie zal een toename betekenen, welke evenals de worst-case variant niet toelaatbaar is voor kwetsbare habitattypen. De reële situatie en de worst case situatie zal zeker lijden tot significante nadelige effecten op de Habitatgebieden. Er is uitsluitend ruimte voor uitbreiding van bedrijven indien de stikstofdepositie op een voor stikstof gevoelig habitattype in een Natura2000- gebied niet toeneemt. Daarbij kan tevens het begrip saldering betrokken worden, zoals geregeld in de Crisis- en herstelwet. Wanneer is verzekerd dat er op projectniveau op geen enkel voor stikstof gevoelig habitattype habitat van soorten een toename van depositie plaatsvindt, en er samen met het generieke beleid zelfs een afname is verzekerd, dan zijn er per definitie geen significante effecten te verwachten als gevolg van die activiteiten. Er is dan ook geen passende beoordeling nodig. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

201 8 BEOORDELING EN CONCLUSIES 8.1 Beoordeling Op basis van de analyse van in de voorgaande hoofdstukken zijn in de onderstaande tabel de verschillende scenario s gescoord ten opzichte van de huidige situatie (referentieniveau). Autonome ontwikkeling Reëel scenario Worstcase scenario Toepassing luchtwassers of emissie-arme stallen (verdergaand dan BBT) Milieukwaliteit a. Luchtkwaliteit + -/0-0 + b. Geluid -/0 0 0 c. Geur d. Externe Veiligheid e. Lichthinder 0/+ -/0 -/0 Natuur f. Te beschermen 0/- 0/+ 0/+ natuurgebieden (locatiekeuze) g. Flora en fauna 0/+ + + h. Verzuring -/ /0 (ammoniakdepositi e) i. Lichtverstoring Verkeer j. Verkeersveiligheid k. Capaciteit verkeerswegen 0 -/0 -/0 Bodem en Water l. Bodemkwaliteit en verontreiniging m. Geomorfologie 0 0/+ 0/+ n. Grondwater o. Oppervlaktewater (kwaliteit en kwantiteit) Ruimtelijke kwaliteit p. Cultuurhistorie -/0 + + q. Archeologie r. Visueel ruimtelijk -/0 + + Duurzaamheid s. Duurzaam energiegebruik -/ Energiebesparende maatregelen kassen Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

202 Toelichting scores: ++ = zeer positief, aanzienlijke verbetering ten opzichte van de referentiesituatie + = positief, verbetering ten opzichte van de referentiesituatie 0/+ = licht positief of lokaal een verbetering 0 = neutraal, geen belangrijke toe- of afname ten opzichte van de referentiesituatie -/0 = licht negatief of lokaal een verslechtering - = negatief, verslechtering ten opzichte van de referentiesituatie -- = zeer negatief, aanzienlijke verslechtering ten opzichte van de referentiesituatie 8.2 Conclusies Het voorontwerp bestemmingsplan scoort op een aantal punten negatief dan wel lokaal negatief ten opzichte van de referentiesituatie en de autonome ontwikkeling Agrarische bedrijven Nieuwvestiging en uitbreiding van agrarische bedrijven kan lokaal leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit en leiden tot meer geurhinder. Dit speelt met name rondom uitbreidingen van intensieve veehouderijen. De verslechtering zal niet zodanig zijn dat normen overschreden worden. Daarnaast is in de wijzigingsbevoegdheden opgenomen dat bij uitbreiding, wijziging, of nieuwvestiging er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het plan leidt wat betreft het aspect verzuring tot negatieve effecten. Dit heeft grotendeels te maken met de omliggende Natura2000 gebieden, waarvan verschillende gebieden (sterk) gevoelig zijn voor verzuring. Zowel uitbreiding van intensieve veehouderijen als ook uitbreiding en nieuwvestiging van grondgebonden veehouderijen, leidt tot meer emissie en immissie van ammoniak. De huidige totale depositie (achtergronddepositie) ligt op dit moment boven de kritische depositiewaarden van de meest gevoelige kwalificerende habitattypen. Ten opzichte van de achtergronddepositie zijn in de scenario s reëel en worst-case significante effecten te verwachten voor het Habitatgebied Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem. Ook zijn significante effecten op de verder weg gelegen gebieden Zuider Lingedijk en Diefdijk-Zuid, Biesbosch en Langstraat niet uit te sluiten. Er is daarom vooralsnog uitsluitend ruimte voor uitbreiding van bedrijven indien de stikstofdepositie op een voor stikstof gevoelig habitattype in een Natura2000- gebied niet toeneemt. Door toepassing van extra emissiereducerende technieken, bijvoorbeeld luchtwassers en emissiereducerende stalsystemen kan toename worden voorkomen dat emissie en immissie toeneemt.. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

203 Daarnaast kan saldering mogelijk een oplossing bieden voor bedrijven die ook na toepassing van emissie arme techniek stijgen in hun uitstoot van ammoniak. In vergelijk met het vigerend plan zijn in dit plan extra waarborgen opgenomen om verschillende cultuurhistorische, archeologische, visueelruimtelijke en natuurwaarden extra te beschermen. Op deze punten scoort het plan duidelijk positief. Ook de ruimte voor duurzaam energiegebruik (biovergistingsinstallaties) wordt positief beoordeeld Glastuinbouw Realisering van het glastuinbouwgebied nabij Andel kan lokaal leiden tot meer lichthinder en verslechtering van de luchtkwaliteit. De verslechtering van de luchtkwaliteit zal mogelijk alleen op de rand en of de nabijheid van de inrichting leiden tot overschrijding van de grenswaarde voor NO 2. Mede onder invloed van de verscherpte eisen uit het Besluit Glastuinbouw (vanaf % afscherming van verlichting uit nieuwe kassen) en het Plan van aanpak maatschappelijk verantwoorde belichting en afscherming in de glastuinbouw van Natuur en Milieu en LTO/Glaskracht, wordt verwacht dat voldoende reductie wordt bereikt om lichthinder op de woonkern Andel te voorkomen. De verkeersgeneratie van de glastuinbouw zal op het onderliggend wegennet moeten worden afgewikkeld. In het bijzonder zijn dit de Middenweg, de Parallelweg, de Neer Andelseweg en de Duizendmorgen. De breedte van de Middenweg bedraagt ca 4½ meter, voor intensiteiten boven de 1000 mvt./etm, en 20% vrachtverkeer ( worst case variant ) dient deze weg verbreed te worden naar tenminste 5½ meter. Alle andere wegen hebben deze minimale breedte. 8.3 Aanbevelingen Om ongewenste negatieve effecten ten gevolge van dit bestemmingsplan te voorkomen, dient een aantal aanvullende bepalingen te worden opgenomen in de wijzigingsbevoegdheden voor uitbreiding en nieuwvestiging van agrarische bedrijven en glastuinbouwbedrijven Agrarische bedrijven Uitbreiding van intensieve veehouderijen is alleen mogelijk wanneer het een zgn. duurzame locatie betreft, conform de handleiding duurzame locaties van de provincie Noord-Brabant (2003). De bijbehorende randvoorwaarden maken dat uitbreiding op een locatie alleen mogelijk is, wanneer met de ontwikkeling wordt voldaan aan deze randvoorwaarden. Zo wordt vermeld dat de ontwikkeling moet passen binnen de wet- en regelgeving voor stank. In het licht van de nieuwe geurwetgeving wordt aanbevolen expliciet op te nemen dat een uitbreiding niet mag leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook dient aangetoond te worden dat de uitbreiding niet leidt tot overschrijding van grenswaarden Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

204 voor luchtkwaliteit, dan wel niet in betekenende mate daaraan bijdraagt, dan wel passend is binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Wat betreft effecten van uitbreiding van intensieve veehouderijen dan wel uitbreiding of nieuwvestiging van grondgebonden veehouderijen op verzuringsgevoelige gebieden, is uitbreiding alleen mogelijk wanneer dit niet leidt tot een significante toename van ammoniak op verzuringsgevoelige gebieden. Omdat de ontwikkeling van de achtergrondwaarden voor de komende 10 jaar nog onzeker zijn en mogelijk nieuwe wet- en regelgeving op dit punt op komst is, is het van belang voor uitbreiding of nieuwvestiging niet geheel uit te sluiten. Wel dienen in de wijzigingsbepalingen hieromtrent strenge voorwaarden opgenomen te worden. Bij uitbreiding dient aangetoond te worden dat het wijzigingsplan niet leidt tot significante effecten op verzuringsgevoelige habitattypen in Natura2000 gebieden, zoals beschreven in artikel 19j van de Natuurbeschermingswet Aangezien huidige technieken en wellicht in de toekomst nog verbeterde technieken het mogelijk maken dat aan deze randvoorwaarden kan worden voldaan, is het legitiem hiervoor een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan op te nemen. Daarnaast kunnen uitbreidingen van agrarische bouwblokken noodzakelijk zijn voor andere activiteiten gerelateerd aan de veeteelt. Verder bevat het voorontwerp bestemmingsplan een directe mogelijkheid voor omschakeling van grondgebonden bedrijven niet zijnde veehouderijen naar grondgebonden veehouderijen. Vanwege de te hoge ammoniakdepositie op de Natura2000 gebieden en de mogelijke significante effecten die een dergelijke omschakeling kan hebben, is een directe omschakelmogelijkheid ongewenst en mogelijk in strijd met de instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden. Aanbevolen wordt daarom omschakeling alleen via een wijzigingsbevoegdheid toe te staan onder de beschreven voorwaarden met betrekking tot ammoniak Glastuinbouw Wat betreft nieuwvestiging en uitbreiding van glastuinbouwbedrijven in het glastuinbouwgebied Andel wordt aanbevolen in de wijzigingsbevoegdheid op te nemen dat uitbreiding niet leidt tot overschrijding van grenswaarden voor luchtkwaliteit, dan wel niet in betekenende mate daaraan bijdraagt, dan wel passend is binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Verder wordt aanbevolen op te nemen dat het plan niet mag leiden tot onaanvaardbare lichthinder bij nabijgelegen woningen, zoals geformuleerd in de normstelling van de NSVV. Omdat onder deze voorwaarde voldaan kan worden aan eisen en richtlijnen ten aanzien van luchtkwaliteit en lichthinder is het opnemen van deze uitbreidingsmogelijkheden in het plan legitiem. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

205 Aanbevolen wordt in samenwerking met nieuwe initiatiefnemers te bezien hoe verdere energiebesparing bij de ontwikkeling van het glastuinbouwgebied vorm kan krijgen. 8.4 Leemten en onzekerheden Deze plan-mer bevat verschillende leemten en onzekerheden. De eerste onzekerheid betreft de toekomstige ontwikkeling van de veehouderijsector. Voor de berekening van ammoniak en fijn stof zijn hiervoor aannamen gemaakt met betrekking tot de ontwikkeling van deze sector. In het licht van veranderende marktprijzen, is de ontwikkeling van de sector erg onzeker. Gewijzigde omstandigheden kunnen leiden tot andere keuzes en daarmee tot een andere ontwikkeling van de veehouderijsector in Woudrichem dan nu geschetst. De plan-mer heeft zowel een beeld willen geven van een realistisch scenario en een maximaal scenario om zo eventuele gevolgen van het plan in beeld te brengen. Een belangrijke onzekerheid is de beleidsontwikkeling rondom het ammoniakdossier. De Crisis- en Herstelwet bevat verschillende bepalingen om het afgeven van een Nbw-vergunning op basis van de bestaande situatie te vergemakkelijken en biedt een wettelijke basis voor saldering. Hoe een en ander zal doorwerken in ruimtelijke besluitvorming is nog onzeker. Verder worden de komende tijd nieuwe beleidsvoorstellen verwacht in het ammoniakdossier. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

206 9 MONITORING EN EVALUATIE Een vast onderdeel bij een MER rapportage is het monitoren en evalueren van effecten van het voorgenomen plan. De m.e.r. commissie heeft in haar advies omtrent de reikwijdte en het detailniveau in overweging gegeven een depositieboekhouding op te zetten voor het gehele gebied. Dit maakt het eenvoudiger om per nieuw initiatief te beoordelen of dit wel of niet kan, of onder welke voorwaarden. Omdat een dergelijke depositieboekhouding door de provincie Noord- Brabant zal worden opgezet als uitwerking van de beleidsregel Stikstof en Natura2000, wordt dit vooralsnog afdoende geacht. Van de gemeente Woudrichem zal op dit punt wel haar medewerking worden gevraagd. Ook het monitoren van de afname van depositie geldt als speerpunt van de beleidsregel. Monitoring van de effecten op de luchtkwaliteit zal voor een deel geschieden via de monitoringstool die recentelijk door het Ministerie van VROM is ontwikkeld. Wat betreft de lichthinder ten gevolge van de glastuinbouw zal door de gemeente moeten worden toegezien dat de verscherpte eisen uit het Besluit Glastuinbouw (vanaf % afscherming van verlichting uit nieuwe kassen) en het Plan van aanpak maatschappelijk verantwoorde belichting en afscherming in de glastuinbouw van Natuur en Milieu en LTO/Glaskracht, ook werkelijk worden uitgevoerd. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

207 BIJLAGEN 1. Figuren uit quick-scan geur (Oranjewoud 12 januari 2009) 2. In- en uitvoerbestanden berekeningen luchtkwaliteit ISL3a 3. Verkeersanalyse 4. Bestemmingsplan buitengebied Woudrichem, Advies over reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport, R2294- PRD, Commissie voor de milieueffectrapportage, Overzichtskaart 6. Beoordeling stikstofdepositie vanuit het buitengebied van de gemeente Woudrichem op Natura2000-gebieden, G&O consult, december 2009 (separaat) Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Woudrichtem april

208 GEMEENTE WOUDRICHEM Plan-MER Bestemmingsplan Buitengebied Woudrichem Bijlage 1 Figuren uit quick-scan geur (Oranjewoud 12 januari 2009) April 2010

209

210

211

212

213 GEMEENTE WOUDRICHEM Plan-MER Bestemmingsplan Buitengebied Woudrichem Bijlage 2 In- en uitvoerbestanden berekening luchtkwaliteit ISL3a April 2010

214 Gegenereerd met ISL3a Versie , Rekenhart Release 13 maart 2009 (c) N.V. Kema Gebiedsgegevens Naam van deze berekening: Woudrichem autonoom Project: Woudrichem RD X coordinaat: Lengte X: Aantal Gridpunten X: 51 RD Y coordinaat: Breedte Y:10000 Aantal Gridpunten Y: 51 Berekende ruwheid: 0,13 Eigen ruwheid Eigen ruwheid: 0,00 Type Berekening: PM10 Rekenjaar:2011 Uitvoer directory: P:\143Woudrichem\001BpBuitengebied\Document\Milieu\luchtkwaliteit Berekend op: 6/11/2009 8:57:33 Soort Berekening: Contour Toets afstand: n.v.t. Onderlinge afstand: n.v.t. Brongegevens Naam : Almkerkseweg 10 Type: AB RD X Coord.: RD Y Coord.: Emissie: 0,06300 hoogte van emissiepunt: verticale uittreesnelheid: 6,00 4,00 diameter van emissiepunt: 0,50 temperatuur van emisstroom: 285,00 hoogte van gebouw: 0,0 X-coord. zwaartepunt van gebouw: 0 Y-coord. zwaartepunt van gebouw: lengte van gebouw: 0,00 breedte van gebouw: 0,00 orientatie van gebouw: 0,00 Naam : Bloemweg 9 Type: AB RD X Coord.: RD Y Coord.: Emissie: 0,00500 hoogte van emissiepunt: verticale uittreesnelheid: 6,00 4,00 diameter van emissiepunt: 0,50 temperatuur van emisstroom: 285,00 hoogte van gebouw: 0,0 X-coord. zwaartepunt van gebouw: 0 Y-coord. zwaartepunt van gebouw: lengte van gebouw: 0,00 breedte van gebouw: 0,00 orientatie van gebouw: 0,00 Naam : Midgraaf 5 Type: AB RD X Coord.: RD Y Coord.: Emissie: 0,01900 hoogte van emissiepunt: verticale uittreesnelheid: 6,00 4,00 diameter van emissiepunt: 0,50 temperatuur van emisstroom: 285,00 hoogte van gebouw: 0,0 X-coord. zwaartepunt van gebouw: 0 Y-coord. zwaartepunt van gebouw: lengte van gebouw: 0,00 breedte van gebouw: 0,00 orientatie van gebouw: 0,00 Naam : Poortweg 7 Type: AB RD X Coord.: RD Y Coord.: Emissie: 0,02600 hoogte van emissiepunt: verticale uittreesnelheid: 6,00 4,00 diameter van emissiepunt: 0,50 temperatuur van emisstroom: 285,00 hoogte van gebouw: 0,0 X-coord. zwaartepunt van gebouw: 0 Y-coord. zwaartepunt van gebouw: lengte van gebouw: 0,00 breedte van gebouw: 0,00 orientatie van gebouw: 0,00 Naam : Uppelse Hoek 25 Type: AB RD X Coord.: RD Y Coord.: Emissie: 0,11700 Date: Time: 11:20:26 Page 1

215 Gegenereerd met ISL3a Versie , Rekenhart Release 13 maart 2009 (c) N.V. Kema hoogte van emissiepunt: verticale uittreesnelheid: 6,00 4,00 diameter van emissiepunt: 0,50 temperatuur van emisstroom: 285,00 hoogte van gebouw: 0,0 X-coord. zwaartepunt van gebouw: 0 Y-coord. zwaartepunt van gebouw: lengte van gebouw: 0,00 breedte van gebouw: 0,00 orientatie van gebouw: 0,00 Naam : Uppelse Hoek 28 RD X Coord.: RD Y Coord.: Type: AB Emissie: 0,11900 hoogte van emissiepunt: verticale uittreesnelheid: 6,00 4,00 diameter van emissiepunt: 0,50 temperatuur van emisstroom: 285,00 hoogte van gebouw: 0,0 X-coord. zwaartepunt van gebouw: 0 Y-coord. zwaartepunt van gebouw: lengte van gebouw: 0,00 breedte van gebouw: 0,00 orientatie van gebouw: 0,00 Naam : Veldweg 2 RD X Coord.: RD Y Coord.: Type: AB Emissie: 0,00200 hoogte van emissiepunt: verticale uittreesnelheid: 6,00 4,00 diameter van emissiepunt: 0,50 temperatuur van emisstroom: 285,00 hoogte van gebouw: 0,0 X-coord. zwaartepunt van gebouw: 0 Y-coord. zwaartepunt van gebouw: lengte van gebouw: 0,00 breedte van gebouw: 0,00 orientatie van gebouw: 0,00 Date: Time: 11:20:26 Page 2

216 Gegenereerd met ISL3a Versie , Rekenhart Release 13 maart 2009 (c) N.V. Kema Date: Time: 11:20:26 Page 3

217 Gegenereerd met ISL3a Versie , Rekenhart Release 13 maart 2009 (c) N.V. Kema Gebiedsgegevens Naam van deze berekening: Woudrichem max Project: Woudrichem RD X coordinaat: Lengte X: Aantal Gridpunten X: 51 RD Y coordinaat: Breedte Y:10000 Aantal Gridpunten Y: 51 Berekende ruwheid: 0,13 Eigen ruwheid Eigen ruwheid: 0,00 Type Berekening: PM10 Rekenjaar:2011 Soort Berekening: Contour Toets afstand: n.v.t. Onderlinge afstand: n.v.t. Uitvoer directory: P:\143Woudrichem\001BpBuitengebied\Document\Milieu\luchtkwaliteit Berekend op: 9/11/ :48:34 Brongegevens Naam : Almkerkseweg 10 Type: AB RD X Coord.: RD Y Coord.: Emissie: 0,34300 hoogte van emissiepunt: verticale uittreesnelheid: 6,00 4,00 diameter van emissiepunt: 0,50 temperatuur van emisstroom: 285,00 hoogte van gebouw: 0,0 X-coord. zwaartepunt van gebouw: 0 Y-coord. zwaartepunt van gebouw: lengte van gebouw: 0,00 breedte van gebouw: 0,00 orientatie van gebouw: 0,00 Naam : Bloemweg 9 Type: AB RD X Coord.: RD Y Coord.: Emissie: 0,05800 hoogte van emissiepunt: verticale uittreesnelheid: 6,00 4,00 diameter van emissiepunt: 0,50 temperatuur van emisstroom: 285,00 hoogte van gebouw: 0,0 X-coord. zwaartepunt van gebouw: 0 Y-coord. zwaartepunt van gebouw: lengte van gebouw: 0,00 breedte van gebouw: 0,00 orientatie van gebouw: 0,00 Naam : Midgraaf 5 Type: AB RD X Coord.: RD Y Coord.: Emissie: 0,58300 hoogte van emissiepunt: verticale uittreesnelheid: 6,00 4,00 diameter van emissiepunt: 0,50 temperatuur van emisstroom: 285,00 hoogte van gebouw: 0,0 X-coord. zwaartepunt van gebouw: 0 Y-coord. zwaartepunt van gebouw: lengte van gebouw: 0,00 breedte van gebouw: 0,00 orientatie van gebouw: 0,00 Naam : Poortweg 7 Type: AB RD X Coord.: RD Y Coord.: Emissie: 0,12700 hoogte van emissiepunt: verticale uittreesnelheid: 6,00 4,00 diameter van emissiepunt: 0,50 temperatuur van emisstroom: 285,00 hoogte van gebouw: 0,0 X-coord. zwaartepunt van gebouw: 0 Y-coord. zwaartepunt van gebouw: lengte van gebouw: 0,00 breedte van gebouw: 0,00 orientatie van gebouw: 0,00 Naam : Uppelse Hoek 25 Type: AB RD X Coord.: RD Y Coord.: Emissie: 0,12700 Date: Time: 10:38:29 Page 1

218 Gegenereerd met ISL3a Versie , Rekenhart Release 13 maart 2009 (c) N.V. Kema hoogte van emissiepunt: verticale uittreesnelheid: 6,00 4,00 diameter van emissiepunt: 0,50 temperatuur van emisstroom: 285,00 hoogte van gebouw: 0,0 X-coord. zwaartepunt van gebouw: 0 Y-coord. zwaartepunt van gebouw: lengte van gebouw: 0,00 breedte van gebouw: 0,00 orientatie van gebouw: 0,00 Naam : Uppelse Hoek 28 RD X Coord.: RD Y Coord.: Type: AB Emissie: 0,40400 hoogte van emissiepunt: verticale uittreesnelheid: 6,00 4,00 diameter van emissiepunt: 0,50 temperatuur van emisstroom: 285,00 hoogte van gebouw: 0,0 X-coord. zwaartepunt van gebouw: 0 Y-coord. zwaartepunt van gebouw: lengte van gebouw: 0,00 breedte van gebouw: 0,00 orientatie van gebouw: 0,00 Naam : Veldweg 2 RD X Coord.: RD Y Coord.: Type: AB Emissie: 0,03400 hoogte van emissiepunt: verticale uittreesnelheid: 6,00 4,00 diameter van emissiepunt: 0,50 temperatuur van emisstroom: 285,00 hoogte van gebouw: 0,0 X-coord. zwaartepunt van gebouw: 0 Y-coord. zwaartepunt van gebouw: lengte van gebouw: 0,00 breedte van gebouw: 0,00 orientatie van gebouw: 0,00 Date: Time: 10:38:29 Page 2

219 Gegenereerd met ISL3a Versie , Rekenhart Release 13 maart 2009 (c) N.V. Kema Date: Time: 10:38:29 Page 3

220 Gegenereerd met ISL3a Versie , Rekenhart Release 13 maart 2009 (c) N.V. Kema Gebiedsgegevens Naam van deze berekening: Woudrichem, reëel Project: Woudrichem RD X coordinaat: Lengte X: Aantal Gridpunten X: 51 RD Y coordinaat: Breedte Y:10000 Aantal Gridpunten Y: 51 Berekende ruwheid: 0,13 Eigen ruwheid Eigen ruwheid: 0,00 Type Berekening: PM10 Rekenjaar:2011 Uitvoer directory: P:\143Woudrichem\001BpBuitengebied\Document\Milieu\luchtkwaliteit Berekend op: 9/11/2009 9:07:18 Soort Berekening: Contour Toets afstand: n.v.t. Onderlinge afstand: n.v.t. Brongegevens Naam : Almkerkseweg 10 Type: AB RD X Coord.: RD Y Coord.: Emissie: 0,12700 hoogte van emissiepunt: verticale uittreesnelheid: 6,00 4,00 diameter van emissiepunt: 0,50 temperatuur van emisstroom: 285,00 hoogte van gebouw: 0,0 X-coord. zwaartepunt van gebouw: 0 Y-coord. zwaartepunt van gebouw: lengte van gebouw: 0,00 breedte van gebouw: 0,00 orientatie van gebouw: 0,00 Naam : Bloemweg 9 Type: AB RD X Coord.: RD Y Coord.: Emissie: 0,00500 hoogte van emissiepunt: verticale uittreesnelheid: 6,00 4,00 diameter van emissiepunt: 0,50 temperatuur van emisstroom: 285,00 hoogte van gebouw: 0,0 X-coord. zwaartepunt van gebouw: 0 Y-coord. zwaartepunt van gebouw: lengte van gebouw: 0,00 breedte van gebouw: 0,00 orientatie van gebouw: 0,00 Naam : Midgraaf 5 Type: AB RD X Coord.: RD Y Coord.: Emissie: 0,01900 hoogte van emissiepunt: verticale uittreesnelheid: 6,00 4,00 diameter van emissiepunt: 0,50 temperatuur van emisstroom: 285,00 hoogte van gebouw: 0,0 X-coord. zwaartepunt van gebouw: 0 Y-coord. zwaartepunt van gebouw: lengte van gebouw: 0,00 breedte van gebouw: 0,00 orientatie van gebouw: 0,00 Naam : Poortweg 7 Type: AB RD X Coord.: RD Y Coord.: Emissie: 0,07300 hoogte van emissiepunt: verticale uittreesnelheid: 6,00 4,00 diameter van emissiepunt: 0,50 temperatuur van emisstroom: 285,00 hoogte van gebouw: 0,0 X-coord. zwaartepunt van gebouw: 0 Y-coord. zwaartepunt van gebouw: lengte van gebouw: 0,00 breedte van gebouw: 0,00 orientatie van gebouw: 0,00 Naam : Uppelse Hoek 25 Type: AB RD X Coord.: RD Y Coord.: Emissie: 0,12700 Date: Time: 11:12:21 Page 1

221 Gegenereerd met ISL3a Versie , Rekenhart Release 13 maart 2009 (c) N.V. Kema hoogte van emissiepunt: verticale uittreesnelheid: 6,00 4,00 diameter van emissiepunt: 0,50 temperatuur van emisstroom: 285,00 hoogte van gebouw: 0,0 X-coord. zwaartepunt van gebouw: 0 Y-coord. zwaartepunt van gebouw: lengte van gebouw: 0,00 breedte van gebouw: 0,00 orientatie van gebouw: 0,00 Naam : Uppelse Hoek 28 RD X Coord.: RD Y Coord.: Type: AB Emissie: 0,23800 hoogte van emissiepunt: verticale uittreesnelheid: 6,00 4,00 diameter van emissiepunt: 0,50 temperatuur van emisstroom: 285,00 hoogte van gebouw: 0,0 X-coord. zwaartepunt van gebouw: 0 Y-coord. zwaartepunt van gebouw: lengte van gebouw: 0,00 breedte van gebouw: 0,00 orientatie van gebouw: 0,00 Naam : Veldweg 2 RD X Coord.: RD Y Coord.: Type: AB Emissie: 0,00400 hoogte van emissiepunt: verticale uittreesnelheid: 6,00 4,00 diameter van emissiepunt: 0,50 temperatuur van emisstroom: 285,00 hoogte van gebouw: 0,0 X-coord. zwaartepunt van gebouw: 0 Y-coord. zwaartepunt van gebouw: lengte van gebouw: 0,00 breedte van gebouw: 0,00 orientatie van gebouw: 0,00 Date: Time: 11:12:21 Page 2

222 Gegenereerd met ISL3a Versie , Rekenhart Release 13 maart 2009 (c) N.V. Kema Date: Time: 11:12:21 Page 3

223 GEMEENTE WOUDRICHEM Plan-MER Bestemmingsplan Buitengebied Woudrichem Bijlage 3 Verkeersanalyse April 2010

224 Gemeente Woudrichem Bestemmingsplan Buitengebied Verkeersgeneratie door beleidsmatige uitbreiding Gehanteerde literatuur Publ. 256 Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden, CROW okt Publ. 272 Verkeersgeneratie voorzieningen, CROW dec ha nieuwe glastuinbouw (ten zuiden van Andel) 60 ha glas Uitbreiding 5 intensieve veehouderijen netto 1 ha 5 ha vee Uitbreiding max 50 veehouderijen netto 1¼ ha 62,5 ha vee Nieuwvestiging 2 ha vee Biovergisting max ton 35 ton/va 110 agrarische bedrijven 2, ,2857 Uitbreiding niet agrarische bedrijven met 15-25% 15% 25% sb ,6 288, sb ,5 70,5 587,5 117,5 sb ,5 190,5 1587,5 317,5 sb sb ,25 83,25 693,75 138,75 veldweg 27a ,4 1862, , , gemengd bedrijf minicamping 110 3,6 pa 10 standplaatsen 0,5 va bezoek verkeersgeneratie totaal totaal pa va pa va aantal pa va Glastuinbouw Bedrijfswoning subtototaal % Biovergisting 0,1 2,85 0,2 5, subtototaal 649 Uitbreiding Uitbreiding , Uitbreiding NAB , , subtototaal 2721 Nieuwvestiging Bedrijfswoning subtototaal 0 Minicamping e.d. 3,6 0, ,5 677 subtototaal 677 totaal ,4% 30,6% 1 bedrijfswoning per 2 ha NAB gemengd bedrijf

225 Gemeente Woudrichem Bestemmingsplan Buitengebied Verkeersgeneratie door beleidsmatige uitbreiding Gehanteerde literatuur Publ. 256 Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden, CROW okt Publ. 272 Verkeersgeneratie voorzieningen, CROW dec ha nieuwe glastuinbouw (ten zuiden van Andel) 60 ha glas Uitbreiding 5 intensieve veehouderijen netto 1 ha 5 ha vee Uitbreiding max 10 veehouderijen netto 1¼ ha 12,5 ha vee Nieuwvestiging 2 ha vee Biovergisting max ton 35 ton/va 10 agrarische bedrijven 2, ,2857 Uitbreiding niet agrarische bedrijven met 15-25% 15% 25% sb ,6 288, sb ,5 70,5 587,5 117,5 sb ,5 190,5 1587,5 317,5 sb sb ,25 83,25 693,75 138,75 veldweg 27a ,4 1862, , , gemengd bedrijf minicamping 10 3,6 pa 10 standplaatsen 0,5 va bezoek verkeersgeneratie totaal totaal pa va pa va aantal pa va Glastuinbouw % Bedrijfswoning subtototaal 950 Biovergisting 0,1 2,85 0,2 5, subtototaal 59 Uitbreiding Uitbreiding , Uitbreiding NAB ,92 312,8 80, subtototaal 639 Nieuwvestiging Bedrijfswoning subtototaal 0 Minicamping e.d. 3,6 0, ,5 62 subtototaal 62 totaal % 24% 1 bedrijfswoning per 2 ha NAB gemengd bedrijf

226 GEMEENTE WOUDRICHEM Plan-MER Bestemmingsplan Buitengebied Woudrichem Bijlage 4 Advies over reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport April 2010

227 Bestemmingsplan buitengebied Woudrichem Advies over reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport 31 augustus 2009 / rapportnummer

228 1. HOOFDPUNTEN VAN HET MER De gemeente Woudrichem wil het bestemmingsplan voor haar buitengebied herzien. Vanwege de nabijheid van Natura 2000-gebieden en omdat het bestemmingsplan kaderstellend is voor m.e.r.(beoordelings-)plichtige activiteiten wordt de plan-m.e.r.-procedure doorlopen. Bevoegd gezag bij deze procedure is de gemeenteraad van Woudrichem. De volgende punten beschouwt de Commissie 1 als hoofdpunten voor het op te stellen plan-milieueffectrapport (verder genoemd MER): een onderbouwing van de gehanteerde referentiesituatie(s); de milieugebruiksruimte voor onder andere stikstof 2. Maak inzichtelijk in welke deelgebieden van het bestemmingsplan buitengebied wel en geen milieugebruiksruimte aanwezig is en waar met maatregelen milieugebruiksruimte gecreëerd kan worden; de maximaal mogelijke effecten op de (beschermde) natuur, met name het Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem met de nadruk op emissie van stikstof en de hieruit voortkomende depositie; de gevolgen van het voornemen voor de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden, met name vanwege de ligging van delen van het plangebied in Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het MER moet een zelfstandig leesbare samenvatting bevatten, met voldoende onderbouwend kaartmateriaal 3 en ander ondersteunend beeldmateriaal. De Commissie bouwt in haar advies voort op de Notitie reikwijdte en detailniveau voor het nieuwe bestemmingsplan buitengebied (notitie R&D). Dat wil zeggen dat dit advies niet zelfstandig leesbaar is, maar in combinatie met de notitie R&D moet worden gelezen. 2. ACTIVITEIT EN KADERS UIT BELEID EN WET- EN REGELGEVING 2.1 Voorgenomen activiteit In de notitie R&D staat beschreven dat het voornemen een integrale herziening van het geldende bestemmingsplan betreft. Het nieuwe bestemmingsplan biedt beperkt mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen. Het betreft hierbij de functies landbouw en glastuinbouw. Tevens wordt ingezet op behoud/ontwikkeling van natuur en landschap. 2.2 Kaders uit beleid en wet- en regelgeving In de notitie R&D zijn de relevante beleidskaders summier genoemd. Neem in het MER een apart overzicht op van de relevante beleidskaders en de eisen en 1 Voor gegevens over de m.e.r.-procedure, de rol van de Commissie en de werkgroepsamenstelling, zie bijlage 1. 2 Binnen de landbouw wordt de uitstoot van stikstof voornamelijk bepaald door de ammoniakemissies (NH3). Echter ook verkeer draagt bij aan de stikstofconcentraties en emissie door de uitstoot van NOx. Voor de achtergrondconcentratie en depositieberekeningen is stikstof van belang en niet alleen NOx of NH3. Vandaar dat in dit advies meer algemeen wordt gesproken over stikstof. 3 Voorzien van duidelijke schaal en legenda.

229 randvoorwaarden die daaruit voortkomen. Betrek daarbij in ieder geval onderstaande wetten en beleidskaders: Nota Ruimte in relatie tot Nationale landschappen; Nota Belvedère; Landschapsvisie Land van Heusden en Altena; Provinciaal beleid in relatie tot de (P)EHS; Natuurbeschermingswet 1998; Gebiedsplan Wijde Biesbosch; Wet ammoniak en veehouderij; Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij; De wetgeving op het gebied van dierenwelzijn zoals het Varkensbesluit, het Legkippenbesluit 2003 en het Vleeskuikenbesluit; Relevant provinciaal en gemeentelijk beleid. Ten aanzien van de Natuurbeschermingswet 1998 adviseert de Commissie alert te zijn op nieuwe beleidsontwikkelingen en jurisprudentie. Ga tevens in op het (toekomstige) Natura 2000-beheerplan voor Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem. Hierin zal worden vastgelegd welke maatregelen moeten leiden tot het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen, en op welke termijn. Ga in op de rol die de gemeente mogelijk kan spelen bij het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen. 3. ALTERNATIEVENBESCHRIJVING 3.1 Referentiesituatie en autonome ontwikkeling Onder referentiesituatie verstaat de Commissie de bestaande toestand van het milieu in het studiegebied (huidige situatie) en de te verwachten milieutoestand als gevolg van de autonome ontwikkeling. Onder de 'autonome ontwikkeling' wordt verstaan: de toekomstige ontwikkeling van het milieu 4, zonder dat de voorgenomen activiteit of één van de alternatieven wordt gerealiseerd. Het gaat om ontwikkelingen van de huidige activiteiten in het studiegebied en van nieuwe activiteiten waarover reeds is besloten. Leg het accent op: de (autonome ontwikkelingen van de) emissie van stikstof in het gebied zelf en de hieruit voortvloeiende depositie van zuur en stikstof op kwetsbare natuur, waaronder Natura 2000-gebieden en de provinciale Ecologische Hoofdstructuur; de ontwikkelingen van de achtergronddepositie van stikstof (afkomstig van buiten het gebied). Beschrijf naast de intensieve veehouderijen tevens de rundveehouderij in het plangebied. Ga hierbij in op de verwachte beëindiging en groei van de rundveehouderijen en betrek daarbij de verwachte groei en schaalvergroting van de sector bij opheffing van de melkquotering. 4 Binnen de mogelijkheden van het huidige bestemmingsplan en inclusief de vigerende wettelijke verplichtingen.

230 3.2 Alternatieven In de notitie R&D heeft de initiatiefnemer aangegeven twee alternatieven in het MER uit te werken. Het betreft de volgende alternatieven: 1. worst case: maximale benutting van de ruimte die het bestemmingsplan biedt (dit omvat zowel de ruimte in directe zin als de wijzigingsen ontheffingsruimte die het nieuwe bestemmingsplan biedt); 2. reëel scenario: doorgroei agrarische sector en glastuinbouw conform huidige marktontwikkeling. De Commissie adviseert het beslag op de milieugebruiksruimte van beide alternatieven in beeld te brengen MILIEUASPECTEN 4.1 Algemeen In het MER dienen alle relevante ontwikkelingen met mogelijk aanzienlijke milieueffecten belicht te worden die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Ook eventuele functiewijzigingen kunnen van belang zijn voor de bepaling van de milieugevolgen van het voornemen. De omvang van het studiegebied wordt bepaald door het optreden van milieugevolgen en kan per milieuaspect 6 verschillen. Beschrijf en motiveer per milieuaspect de omvang van het studiegebied. Bij de beschrijving van milieugevolgen dienen de effecten cumulatief in beeld gebracht te worden. De effectbeschrijving dient een detailniveau te hebben dat voldoende is voor de besluitvorming. Voor milieuaspecten waarvan de gevolgen naar verwachting ver onder de grenswaarden blijven, is een globale en kwalitatieve effectbeschrijving voldoende. Bij (mogelijke) knelpunten (zoals bij stikstofdepositie op kwetsbare natuur) dienen de effecten echter kwantitatief beschreven te worden. Waar mogelijk kan bij de effectbeschrijving aansluiting worden gezocht bij de teksten uit de toelichting van het voorontwerp bestemmingsplan buitengebied. Om het plan te kunnen toetsen aan normen en beleid dient het MER de milieugevolgen te beschrijven van de activiteiten die het bestemmingsplan maximaal mogelijk maakt. Indien uit het MER blijkt dat deze activiteiten (kunnen) leiden tot overschrijdingssituaties dienen mitigerende maatregelen beschreven te worden. 5 Bepaal hiervoor: 1) de ruimte die is er is voor een toename van de emissie van verzurende en vermestende stoffen; 2) de behoefte aan uitbreiding, hervestiging en nieuwvestiging van intensieve veehouderij, rundveehouderij en niet-agrarische activiteiten. Bepaald aan de hand hiervan de verwachte toename voor de emissie van stikstof; 3) Bepaal op basis van de ruimte en de reële behoefte welke ruimte de gemeente aan (nieuwe) initiatieven wil en kan geven in het op te stellen bestemmingsplan. Als blijkt dat de milieugebruiksruimte onvoldoende is om te voorzien in de ontwikkelbehoefte, maak dan inzichtelijk welke (mitigerende) maatregelen genomen kunnen worden. 6 Denk ook aan mogelijke effecten op verder gelegen beschermde natuur, zoals Natura 2000-gebied Biesbosch.

231 4.2 Natuur Bepaal de gevolgen voor de natuur aan de hand van de in de notitie R&D genoemde criteria. Breng hierbij ook de (verandering in de) milieubelasting in beeld die veroorzaakt wordt door initiatieven in het plangebied. Provinciale ecologische hoofdstructuur (PEHS) Bepaal voor de (P)EHS wat de wezenlijke kenmerken en waarden zijn, in hoeverre deze worden aangetast of juist versterkt en of het voornemen past binnen het toetsingskader voor de EHS. 7 Ga hierbij ook in op de gevolgen voor de nabijgelegen ecologische verbindingszones en bijbehorende doelsoorten. Natura 2000 In de notitie R&D is aangegeven, dat een ecologische voortoets wordt uitgevoerd. Als uit de voortoets blijkt dat significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem niet zijn uit te sluiten, dient in het MER een passende beoordeling opgenomen te worden waarin wordt bepaald of de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied worden aangetast. De Commissie adviseert om na te gaan of effecten op andere Natura 2000-gebieden optreden. Indien dit het geval is dienen de effecten in kaart gebracht te worden. Om de effecten op Natura 2000-gebieden goed te kunnen beoordelen adviseert de Commissie in het MER te beschrijven: de instandhoudingdoelstellingen, de staat van instandhouding en de kritische depositiewaarden voor de habitattypen in de Natura 2000-gebieden; de achtergrondconcentraties van de belangrijkste verzurende en vermestende stoffen (NH 3, NO x, SO 2) in de natuurgebieden. Gebruik voor de bepaling van de achtergronddeposities de meest recente gegevens; de mogelijke (toename van de) depositie op de natuurgebieden als gevolg van de verschillende alternatieven. Geef daarbij aan welk rekenmodel is gebruikt en wat de (on)nauwkeurigheid is van de berekeningen. Onderzoek in de passende beoordeling of de zekerheid kan worden verkregen dat het voornemen de natuurlijke kenmerken van het gebied niet aantast. 8 Uit de wetgeving volgt dat een project alleen doorgang kan vinden als deze zekerheid wordt verkregen of als de zogenaamde ADC-toets 9 met succes wordt doorlopen. Beschermde soorten Beschrijf welke door de Flora- en faunawet beschermde soorten te verwachten zijn in het plangebied en geef aan tot welke categorie deze soorten behoren. 10 Ga in op de mogelijke gevolgen van het voornemen voor deze beschermde 7 Het toetsingskader zoals beschreven in de Nota Ruimte, Spelregels EHS en/of provinciale uitwerkingen daarvan. 8 Uit de huidige lijn in de jurisprudentie volgt dat dit het geval is wanneer er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel bestaat dat er geen schadelijke gevolgen voor de natuurlijke kenmerken zijn. 9 Dit houdt op grond van art. 19g en 19h van de Natuurbeschermingswet 1998 respectievelijk in: - A: zijn er Alternatieve oplossingen voor een project of handeling? inclusief locatiealternatieven. - D: zijn er Dwingende redenen van groot openbaar belang waarom het project toch gerealiseerd moet worden? - C: welke Compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft? 10 Er wordt onderscheid gemaakt tussen de categorieën: tabel 1 (algemeen), 2 (overig) en 3 (Bijlage IV HR/ bijlage 1 AMvB) soorten en vogels.

232 4.3 Geur soorten 11 en bepaal of verbodsbepalingen 12 overtreden kunnen worden. Beschrijf mitigerende maatregelen die eventuele effecten kunnen beperken of voorkomen. De Commissie adviseert een kwalitatieve beschrijving te geven van de mate van geurhinder. Indien knelpunten ontstaan ten aanzien van geur dient kwantitatief de toe- of afname van het aantal geurgehinderden in beeld gebracht te worden. Maak daarbij gebruik van kaarten met de huidige en toekomstige geurniveaus. 4.4 Landschap en cultuurhistorie (waaronder archeologie) Werk de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden en gevolgen van het plan in het MER uit. Betrek bij het aspect landschap tevens de visueel-ruimtelijke kenmerken en de mogelijke effecten. De Commissie adviseert de karakteristieken van het landschap te visualiseren 13. Geef daarbij een waardering van deze karakteristieke elementen en geef een beschrijving van de effecten van het voornemen. De Commissie adviseert inzicht te geven in de ligging van archeologische waarden met behulp van kaartmateriaal 14. Geef aan wat de mogelijke gevolgen zijn van het plan en beschrijf de effecten van het voornemen en mogelijkheden voor mitigerende maatregelen. Ga hierbij niet alleen in op de afzonderlijke cultuurhistorische en landschappelijke waarden, maar ook op de samenhang tussen deze waarden binnen het plangebied en de mogelijke (positieve en negatieve) gevolgen hiervoor. Geef aan waar en hoe negatieve effecten in kwetsbare en/of hoog gewaardeerde landschapstypen en/of cultuurhistorische waarden via het bestemmingsplan kunnen worden voorkomen of beperkt. Bijvoorbeeld door maatregelen voor de inpassing van bouwmogelijkheden om de beleving van het landschap te verbeteren en de kwaliteit te verhogen. 4.5 Luchtkwaliteit, verkeer, geluid en lichthinder Luchtkwaliteit Om de alternatieven onderling en met de referentiesituatie te kunnen vergelijken is het noodzakelijk om de effecten op de luchtconcentraties van fijn stof (PM 10 en PM 2,5) en NO 2 te beschrijven, ook onder de grenswaarden. 15 Daarbij kan gebruik worden gemaakt van berekeningen die voldoen aan de Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit Presenteer de resultaten van de berekeningen middels contourenkaarten 16 en geef per contour de hoeveelheid en ligging aan van woningen en andere gevoelige objecten en groepen. 17 Eenvoudiger 11 Bij de inventarisatie van de beschermde soorten kan gebruik worden gemaakt van gegevens en protocollen van de Gegevensautoriteit Natuur: 12 De verbodsbepalingen zijn opgenomen in art. 8 (planten) en 9-12 (dieren) van de Flora- en faunawet. 13 Houd bij de beoordeling van de gevolgen voor landschap en cultuurhistorie rekening met de ligging van een deel van het buitengebied binnen het Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse waterlinie. 14 Bij de beoordeling dient rekening gehouden te worden met de archeologische waardenkaart. 15 Ook onder de huidige luchtkwaliteitsgrenswaarden kunnen nog aanzienlijke gezondheidseffecten optreden. 16 Gebruik hiervoor klassebreedtes van 1,0 μg/m 3 of minder, indien klassebreedtes van 1,0 μg/m 3 onvoldoende onderscheidend zijn. 17 Gebruik hiervoor de zogeheten Adres Codering Nederland (ACN)-bestanden. Denk bij gevoelige objecten aan kinderdagverblijven, scholen, verpleeg- en verzorgingshuizen en woningen. Gevoelige groepen zijn bijvoorbeeld kinderen, ouderen en mensen met long- of hartziekten.

233 berekeningen volstaan wanneer hiermee keuzes tussen alternatieven en conclusies voldoende onderbouwd kunnen worden. Geef aan of het plan deel uitmaakt van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Als initiatieven die door het plan mogelijk worden gemaakt als in betekenende mate deel uitmaken van het NSL, maak dan aannemelijk dat het initiatief past binnen, of in ieder geval niet in strijd is met, het NSL. 18 Indien hierover gerede twijfel bestaat, adviseert de Commissie het voornemen te toetsen aan de luchtkwaliteitseisen zoals opgenomen in de Wet milieubeheer. Als initiatieven die door het plan mogelijk worden gemaakt als niet in betekenende mate zijn opgenomen, maak dan aannemelijk dat de toename van de concentraties PM 10 en NO 2 de grenswaarde niet met meer dan 3 % overschrijdt. Maak duidelijk dat voldaan kan worden aan de anticumulatiebepaling opgenomen in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). 19 Verkeer Beschrijf (indien onderscheidend) de verkeersbewegingen die horen bij de verschillende alternatieven. Bepaal in hoeverre en waar mogelijk knelpunten kunnen ontstaan. Beschrijf tevens de eventuele effecten van het voornemen op de verkeersveiligheid voor, in het bijzonder, kwetsbare weggebruikers. Geluid Ga hierbij in op de ligging van geluidsgevoelige bestemmingen en mogelijke knelpunten in relatie tot de voorkeursgrenswaarde. Lichthinder Beschrijf de maatregelen om lichthinder van kassen te beperken op basis van de huidige stand der techniek. Houd hierbij rekening met de wettelijke eisen uit het Besluit glastuinbouw en de gezamenlijke verklaring plan van aanpak Maatschappelijk verantwoorde belichting en afscherming in de glastuinbouw uit Bodem en water Geef in het MER aan welke gebieden bekend zijn als bodembeschermingsgebied, hydrologische aandachtsgebied en verdroogd gebied en welke gevolgen de status van deze gebieden heeft voor de planonderdelen. Beschrijf in het MER de mogelijke effecten van alle relevante activiteiten op de bodemkwaliteit, geomorfologie, oppervlaktewater (kwantiteit en kwaliteit) en grondwater (kwantiteit). De Commissie adviseert de voor de m.e.r. relevante resultaten van de watertoets in het MER op te nemen. Geef aan in hoe afstemming met de waterbeheerder heeft plaatsgevonden. 18 Vergelijk daarvoor de projectgegevens (= projectkenmerken en de daarbij horende luchtkwaliteitseffecten) in het besluit met de projectgegevens opgenomen in het NSL. 19 Zie artikel 5 in deze AMvB. Van cumulatie kan sprake zijn als plannen gebruik (zullen) maken van dezelfde ontsluitingsstructuur en aan elkaar (zullen) grenzen, dan wel in elkaars directe nabijheid (zullen) zijn gelegen tot een afstand van ten hoogste 1000 meter vanaf de grens van de desbetreffende plan.

234 5. MONITORING EN EVALUATIE Een goede monitoring van de milieugebruiksruimte en de effecten van ontwikkelingen en maatregelen daarop is essentieel om te kunnen beoordelen of en tot welke totale depositie uitbreidingen/verplaatsingen mogelijk zijn, en of er voldoende afname van depositie wordt bereikt. Daarom geeft de Commissie in overweging een depositieboekhouding op te zetten voor het gehele gebied. Dit maakt het eenvoudiger om per nieuw initiatief te beoordelen of dit wel of niet kan, of onder welke voorwaarden. Belangrijk is daarnaast een evaluatiemoment af te spreken waarbij de ontwikkeling van de depositie wordt afgezet tegen de nagestreefde ontwikkeling. Daarbij past een plan van aanpak in geval de nagestreefde depositiewaarde niet wordt gerealiseerd. Dit maakt tijdige bijsturing mogelijk. De Commissie adviseert het bevoegd gezag om bij het besluit aan te geven hoe en op welke termijn een evaluatieonderzoek verricht zal worden om de voorspelde effecten met de daadwerkelijk optredende effecten te kunnen vergelijken en zo nodig aanvullende mitigerende maatregelen te treffen. Het verdient aanbeveling dat de initiatiefnemer in het MER een aanzet geeft tot dit evaluatieonderzoek en daarbij een verband legt met de geconstateerde leemten in informatie en onzekerheden. 6. OVERIGE ASPECTEN Voor de onderdelen vergelijking van alternatieven, leemten in milieuinformatie en samenvatting van het MER heeft de Commissie geen aanbevelingen naast de wettelijke voorschriften. Kaartmateriaal Gebruik in het MER recent kaartmateriaal (met legenda), dat de teksten inzichtelijk maakt en verduidelijkt. Neem in ieder geval kaarten op met daarop: de ligging en omvang van de bestaande rundveehouderijbedrijven en de intensieve veehouderijen in het buitengebied; de ligging van Natura 2000-gebieden en andere (zeer) kwetsbare natuur in de nabijheid van het plangebied; de situering en status van landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle gebieden en elementen. Neem in ieder geval één kaart op met daarop aangegeven alle gebruikte topografische aanduidingen en relevante deelgebieden.

235 BIJLAGE 1: Projectgegevens reikwijdte en detailniveau plan- MER Initiatiefnemer: college van burgemeester en wethouders van gemeente Woudrichem Bevoegd gezag: gemeenteraad van Woudrichem Besluit: vaststellen bestemmingsplan Buitengebied Categorie Gewijzigd Besluit m.e.r. 1994: plan-m.e.r. vanwege kaderstelling voor categorie C14.0; plan-m.e.r. vanwege passende beoordeling Activiteit: herziening bestemmingsplan Buitengebied Procedurele gegevens: aankondiging start procedure in Altena Nieuws van 18 juni 2009 adviesaanvraag bij de Commissie m.e.r.: 1 juli 2009 advies reikwijdte en detailniveau uitgebracht: 31 augustus 2009 Samenstelling van de werkgroep: Per project stelt de Commissie een werkgroep samen bestaande uit enkele deskundigen, een voorzitter en een werkgroepsecretaris. De werkgroepsamenstelling bij het onderhavige project is als volgt: drs. W.C.M. van Hooff ir. J.A. Nuesink drs. R.A.M. van Woerden dr. ir. G. Blom ing. L.C.J. Bekkers Werkwijze Commissie bij advies reikwijdte en detailniveau: In dit advies geeft de Commissie aan welke onderwerpen naar haar mening behandeld dienen te worden in het MER en met welke diepgang. De Commissie neemt hierbij de concept-notitie reikwijdte en detailniveau, of een vergelijkbaar door het bevoegde gezag toegezonden startdocument als uitgangspunt. Zie voor meer informatie over de werkwijze van de Commissie op de pagina Commissie m.e.r. Betrokken documenten: De Commissie heeft de volgende documenten betrokken bij haar advisering: notitie reikwijdte en detailniveau voorontwerp bestemmingsplan De Commissie heeft geen zienswijzen of adviezen via bevoegd gezag ontvangen.

236 Advies over reikwijdte en detailniveau van het MER Bestemmingsplan buitengebied Woudrichem De gemeente Woudrichem wil het bestemmingsplan voor haar buitengebied herzien. Vanwege de nabijheid van Natura gebieden en omdat het bestemmingsplan kaderstellend is voor m.e.r.(beoordelings-)plichtige activiteiten wordt de plan-m.e.r.- procedure doorlopen. Bevoegd gezag bij deze procedure is de gemeenteraad van Woudrichem. ISBN:

237 GEMEENTE WOUDRICHEM Plan-MER Bestemmingsplan Buitengebied Woudrichem Bijlage 5 Overzichtskaart April 2010

238 G b ed n Be r ven n en i ve e hou e ij Do r r e ge i d g a t i bo w G on ge on en v eh ud r j Ag a s h ge i d met aa d n Ov r g ro dg bo den a r rs hb d if Na u r G a t i bo wbe r f Na u a 00 ge i den NB de e k a t d nt er o l h i g op de l nmer A n d ze aa t un en g en e h en wo den n l end V or x c e be emm ng en e temm n s r nz n wo dt e we en n ar he be t mmi gs l n

239 GEMEENTE WOUDRICHEM Aanvullende plan-mer bestemmingsplan Buitengebied Woudrichem april 2011

240 INHOUD BLZ SAMENVATTING INLEIDING PASSENDE BEOORDELING Wettelijk kader Natura 2000-gebieden Ontwikkelingen bestemmingsplan buitengebied Effecten ontwikkelingen op Natura 2000-gebieden Conclusie SOORTENBESCHERMING Inleiding Bureauonderzoek Conclusie LANDSCHAP EN CULTUURHISTORIE SAMENVATTENDE TABEL Inleiding Beoordeling GEVOLGEN VOOR HET BESTEMMINGSPLAN LITERATUUR BIJLAGE 1, ESSENTIETABEL NATURA 2000-GEBIED BIJLAGE 2, IN- EN UITVOERBESTANDEN KEMA STACKS BIJLAGE 3, ONDERZOEK FLORA EN FAUNA Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

241 Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

242 SAMENVATTING Door Pouderoyen Compagnons is ten behoeve van het bestemmingsplan buitengebied een milieueffectrapportage (plan-mer d.d. april 2010) opgesteld. De uitkomsten van het plan-mer, tezamen met gewijzigde beleidsuitgangspunten op provinciaal niveau, inspraakreacties, etc., hebben tot aanpassingen en aanvullingen geleid op het voorontwerp bestemmingsplan en zijn verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De Commissie MER heeft tijdens de toetsing aan de wettelijke inhoudseisen de volgende tekortkomingen geconstateerd in het plan- MER: In het MER ontbreekt een volledige passende beoordeling van de gevolgen voor de Natura 2000-gebieden in het studiegebied; In het MER is geen informatie opgenomen over de mogelijke effecten op beschermde soorten; De gevolgen voor landschappelijke- en cultuurhistorische waarden zijn onvoldoende in beeld gebracht en de betreffende effectbeoordeling in het MER is onjuist; De milieueffecten van de scenario s ten opzichte van de referentiesituatie zijn onvoldoende inzichtelijk. De Commissie MER heeft geadviseerd de ontbrekende informatie aan te vullen en de samenvatting te herzien alvorens een besluit te nemen over het bestemmingsplan buitengebied. De gemeente Woudrichem heeft besloten naar aanleiding van dit advies door Pouderoyen Compagnons de voorliggende aanvulling op de bestaande plan-mer te laten opstellen, waarin bovengenoemde zaken worden aangevuld. Deze aanvulling is verwerkt in het definitieve, aan de raad voor te leggen, concept bestemmingsplan. Passende beoordeling Met name de ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven die het voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied bood, kunnen leiden tot significante effecten op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Op basis van de uitkomsten van het plan-mer zijn daarom in het ontwerp bestemmingsplan aanvullende voorwaarden opgenomen. Deze voorwaarde houdt in dat uitbreiding, vormverandering, omschakeling en nieuwvestiging alleen mogelijk is wanneer de uitbreiding de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laat verslechteren of een significant verstorend effect heeft op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Naast depositie ten gevolge van veehouderijen draagt de ontwikkeling van het glastuinbouwgebied Andel beperkt bij aan de depositie van Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

243 stikstof in de nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Omdat in het deelgebied Loevenstein zich verschillende voor stikstofgevoelige habitattypen bevinden, kunnen hier significante effecten optreden. De verwachting is dat de maatregelen binnen de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) de provinciale Verordeningen Stikstof en Natura 2000, voldoende ruimte zullen bieden om de beperkte toename ten gevolge van de ontwikkeling van het glastuinbouwgebied te kunnen opvangen. Daarnaast zal het investeren in energiebesparing, energie-neutrale kassen leiden tot minder stikstofemissie. Ook verplaatsing van kassen kan er toe leiden dat er per saldo een afname van stikstofdepositie in het betreffende gebied zal plaatsvinden. De overige ontwikkelingsmogelijkheden die het plan mogelijk maakt, zullen niet leiden tot significante effecten op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Flora en fauna De landschapselementen golfterrein, bebouwd gebied, agrarisch gebied en bosgebied scoren gemiddeld of laag wat betreft aan te treffen natuurwaarden. Bosgebied met open water, oude laaglandrivier, uiterwaarden/ buitendijks gebied en voormalig fort hebben allen een hoge natuurwaarde. De mogelijkheden die het plan biedt zullen vooral betrekking hebben op de wijziging van landgebruik. Het betreft hier met name uitbreiding en nieuwvestiging van agrarische bedrijven en glastuinbouw. Deze ontwikkelingen zullen zich met name afspelen in agrarisch gebied. In dit gebied zijn geen bovengemiddelde flora- en faunawaarden te verwachten. De gebieden met hoge natuurwaarden zijn zodanig bestemd dat hier geen of maar zeer beperkt ontwikkelingsmogelijkheden zijn. Negatieve effecten op flora en fauna zijn hier dan ook niet of zeer beperkt te verwachten. Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan is het deel van de grienden dat tot natuur bestemd is aanzienlijk vergroot. Landschap en cultuurhistorie Bij het beoordelen van de te verwachten ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied is vooral gekeken naar ontwikkelingen die effecten hebben op de geografie. Het gaat daarbij om het inundatiegebied en schootsvelden die onderdeel uitmaken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Gebouwd erfgoed wordt in het algemeen goed beschermd door aanwijzing tot monument, molenbiotopen e.d. Buitendijkse gronden en grienden worden eveneens beschermd door daarop toegesneden regelingen. Gekeken is met name wat de invloed is van de mogelijke uitbreiding van agrarische bouwvlakken, nieuwvestiging van agrarische bedrijven en de Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

244 doorgroeilocatie glastuinbouw. Als referentiemodel is daarbij uitgegaan van de autonome ontwikkeling op basis van het vigerende bestemmingsplan buitengebied. De conclusie is dat het nieuwe plan neutraal tot licht positief scoort t.o.v. het vigerende plan, omdat per saldo de ruimtelijke ontwikkelingen die het nieuwe plan mogelijk maakt niet wezenlijk ruimer zijn en er nu wel specifiek getoetst wordt op de aanwezige cultuurhistorische waarden. Archeologie is op basis van de nieuwe gemeentelijke erfgoedkaart genuanceerder en completer geregeld. Zo geldt de onderzoeksplicht nu ook voor de bouwvlakken. Beoordeling Op basis van de opmerkingen van de Commissie zijn in de onderstaande tabel de verschillende scenario s gescoord ten opzichte van de referentiesituatie (huidige ontwikkeling inclusief autonome ontwikkeling). Gevolgen voor definitieve bestemmingsplan De naar aanleiding van het advies van de commissie MER opgestelde aanvulling op de plan-mer heeft de volgende gevolgen voor het bestemmingsplan: Bij het mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw bij Andel is in de betreffende wijzigingsbevoegdheid opgenomen dat er geen significante negatieve effecten mogen optreden voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied. Het inundatiegebied en de schootsvelden zijn specifiek op de verbeelding aangeduid en gekoppeld aan een toetsing aan de cultuurhistorische waarden in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning. Niet direct voortvloeiend uit de reactie van de Commissie, maar wel van belang is het aanscherpen van het archeologiebeleid. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

245 Reëel scenario Worstcase scenario Toepassing luchtwassers of emissie-arme stallen (verdergaand dan BBT) Milieukwaliteit a. Luchtkwaliteit -/0 -/0 0 0 b. Geluid 0 0 c. Geur 0 0 0/+ d. Externe Veiligheid 0 0 e. Lichthinder -/0 -/0 0 Natuur f. Te beschermen 0/+ 0/+ natuurgebieden (locatiekeuze) g. Flora en fauna 0 0 h. Verzuring /0 (ammoniakdepositie) i. Lichtverstoring 0 0 Verkeer j. Verkeersveiligheid 0 0 k. Capaciteit verkeerswegen -/0 -/0 Bodem en Water l. Bodemkwaliteit en 0 0 verontreiniging m. Geomorfologie 0/+ 0/+ n. Grondwater 0 0 o. Oppervlaktewater (kwaliteit en kwantiteit) 0 0 Ruimtelijke kwaliteit p. Cultuurhistorie 0/+ 0/+ q. Archeologie + + r. Visueel ruimtelijk 0 0 Duurzaamheid s. Duurzaam energiegebruik Energiebesparende maatregelen kassen Toelichting scores: ++ = zeer positief, aanzienlijke verbetering ten opzichte van de referentiesituatie + = positief, verbetering ten opzichte van de referentiesituatie 0/+ = licht positief of lokaal een verbetering 0 = neutraal, geen belangrijke toe- of afname ten opzichte van de referentiesituatie -/0 = licht negatief of lokaal een verslechtering - = negatief, verslechtering ten opzichte van de referentiesituatie -- = zeer negatief, aanzienlijke verslechtering ten opzichte van de referentiesituatie Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

246 1. INLEIDING Door Pouderoyen Compagnons is ten behoeve van het bestemmingsplan buitengebied een milieueffectrapportage (plan-mer) opgesteld (Pouderoyen Compagnons, april 2010). Dit plan-mer diende ter beoordeling van het voorontwerp bestemmingsplan buitengebied met de daarin vastgelegde uitgangspunten. De uitkomsten van het plan-mer, tezamen met gewijzigde beleidsuitgangspunten en regelgeving op provinciaal niveau, inspraakreacties, etc., hebben tot aanpassingen en aanvullingen geleid op het voorontwerp bestemmingsplan en zijn verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het ontwerp bestemmingsplan heeft tezamen met het plan-mer van 12 november tot en met 23 december 2010 ter inzage gelegen. In deze periode is het plan-mer tezamen met het voorontwerp en ontwerp bestemmingsplan ter advisering voorgelegd aan de Commissie voor milieueffectrapportage (hierna te noemen de Commissie). De Commissie heeft op 26 januari 2011 geadviseerd omtrent het MER. De Commissie heeft tijdens de toetsing aan de wettelijke inhoudseisen de tekortkomingen geconstateerd in het MER: In het MER ontbreekt een volledige passende beoordeling van de gevolgen voor de Natura 2000-gebieden in het studiegebied; In het MER is geen informatie opgenomen over de mogelijke effecten op beschermde soorten; De gevolgen voor landschappelijke- en cultuurhistorische waarden zijn onvoldoende in beeld gebracht en de betreffende effectbeoordeling in het MER is onjuist; De milieueffecten van de scenario s ten opzichte van de referentiesituatie zijn onvoldoende inzichtelijk. De Commissie heeft geadviseerd de ontbrekende informatie aan te vullen en de samenvatting te herzien alvorens een besluit te nemen over het bestemmingsplan buitengebied. De gemeente Woudrichem heeft besloten naar aanleiding van dit advies door Pouderoyen Compagnons een aanvulling op het MER te laten opstellen, waarin bovengenoemde zaken worden aangevuld. Resultaat is de voorliggende aanvulling, welke een weerslag vormt van het genoemde advies. De aanvulling is verwerkt in het definitieve, aan de raad voor te leggen, concept bestemmingsplan buitengebied. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

247 Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

248 2. PASSENDE BEOORDELING 2.1. Wettelijk kader Natura 2000 De Natura 2000-gebieden zijn beschermd op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, die in Nederland zijn vertaald in de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet). In de richtlijnen staan de soorten en habitattypen waarvoor gebieden moeten worden aangewezen. Per gebied worden voor die soorten en habitats doelstellingen bepaald: behoud of verbetering. De lidstaten moeten zorgen dat deze doelstellingen gehaald worden. Dit gebeurt door (beheer)maatregelen te treffen; te beoordelen of projecten en plannen wel of geen doorgang kunnen vinden. Een project/plan mag doorgaan als er geen significante gevolgen zijn voor de instandhoudingsdoelstellingen. Als dat niet zeker is wordt het plan/project onderzocht in een passende beoordeling. Passende Beoordeling Als het mogelijk is dat een project of plan significante gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied, moet een passende beoordeling gemaakt worden. Hierin wordt onderzocht welke effecten het project/plan kan hebben op de doelstellingen die zijn geformuleerd voor het betreffende Natura 2000-gebied. In de passende beoordeling komen achtereenvolgens de volgende vragen aan bod: Welke instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd voor de soorten/habitattypen in het Natura 2000-gebied? Hoe gaat het op dit moment met die soorten en habitats: wordt de doelstelling ruimschoots gehaald of moet er nog veel gebeuren voordat de doelstelling behaald kan worden? Welk effect heeft het project/plan op die soorten en habitattypen? Zijn er andere activiteiten die gevolgen hebben voor die soorten en habitats? (cumulatie) Is dit effect significant negatief (in het licht van de doelstellingen en de staat van instandhouding)? Oftewel: is er sprake van aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura gebied? Dit is in zekere mate een kwestie van expert judgement. Concreet is door de Commissie aangegeven dat voor een passende beoordeling van het bestemmingplan buitengebied de volgende zaken dienen te worden toegevoegd: Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

249 Naast de ontwikkeling van veehouderijen en glastuinbouw, het betrekken van de overige activiteiten die het bestemmingsplan mogelijk maakt. Toets aan typische soorten van habitattypen. Beoordeeld moet worden welk effect het bestemmingsplan heeft op de instandhoudingsdoelstellingen die zijn geformuleerd voor de soorten/habitattypen in de Natura 2000-gebieden. De Leidraad bepaling significantie geeft ook aan dat moet worden getoetst aan de typische soorten binnen habitattypen teneinde de gevolgen voor habitattypen te bepalen. Cumulatie. Beoordeeld moet worden of in cumulatie met eventuele andere effecten (bijvoorbeeld glastuinbouw) en in cumulatie met andere plannen of activiteiten buiten het plangebied, aantasting van natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden kan worden uitgesloten. Mitigerende maatregelen. Beschreven moet worden welke mitigerende maatregelen genomen kunnen worden. De Commissie denkt daarbij bijvoorbeeld aan emissie- en depositiebeperkende maatregelen, afscherming van glastuinbouw, aanleg van beplanting en beperking kunstlicht bij minicampings etc. Conclusies. Beoordeeld moet worden of de effecten significant negatief zijn in het licht van de instandhoudingdoelstellingen. Oftewel: is er sprake van aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied? Het detailniveau van de passende beoordeling moet passen bij het detailniveau van het plan of project. Voor een project, zoals de bouw van een elektriciteitscentrale, is meestal gedetailleerde informatie nodig. Voor een plan ligt dit anders. Plannen kunnen heel verschillend van karakter zijn. Dit werkt door in de bijbehorende passende beoordeling. ADC-toets Stel: op basis van de passende beoordeling valt niet uit te sluiten dat de natuurlijke kenmerken worden aangetast. Dan is er één uitzonderingsmogelijkheid waardoor het plan of project toch door kan gaan. Namelijk door de ADC-toets succesvol te doorlopen: er mogen geen Alternatieve oplossingen zijn die minder gevolgen voor het gebied hebben; er moeten Dwingende redenen van groot openbaar belang zijn waarom het toch moet doorgaan; er moet Compensatie voor de natuur plaatsvinden Natura 2000-gebieden In en in de nabijheid van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem. Daarnaast bevinden zich Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

250 op enige afstand de Natura 2000-gebieden Zuider Lingedijk en Diefdijk- Zuid, Biesbosch en Langstraat (zie hierna volgende figuur). Ligging Natura 2000-gebieden ten opzichte van het plangebied. 1 Oppervlakteverlies 2 Versnippering 3 Verzuring 4 Vermesting 5 Verzoeting 6 Verzilting 7 Verontreiniging 8 Verdroging 9 Vernatting 10 Verandering stroomsnelheid 11 Verandering overstromingsfrequentie 12 Verandering dynamiek substraat 13 Verstoring door geluid 14 Verstoring door licht 15 Verstoring door trilling 16 Optische verstoring 17 Verstoring door mechanische effecten 18 Verandering in populatiedynamiek 19 Bewuste verandering soortensamenstelling Met behulp van de effectenindicator kan een verkenning worden uitgevoerd naar kansen op mogelijke significante effecten. De effectenindicator geeft informatie over de gevoeligheid van soorten en habitattypen voor de meest voorkomende storende factoren, gebaseerd op absolute getallen voor biotische randvoorwaarden en kennis van ruimtelijke randvoorwaarden. Voor het Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem is in de onderstaande tabel de gevoeligheid van de verschillende soorten en habitattypen weergegeven voor de verschillende storingsfactoren. n2k71&topic=effectenmatrix Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

251 In de bijlage bij deze aanvulling is de zgn. essentietabel voor dit Natura 2000-gebied weergegeven. De bedoeling van de Natura essentietabellen is om deze informatie per gebied in een overzicht te plaatsen. Het betreft gegevens uit de (ontwerp-) aanwijzingsbesluiten, het Natura 2000-doelendocument en de Natura 2000-gebiedendocumenten. De essentietabellen geven voor elk gebied beknopt weer: Welke kernopgaven aan het gebied zijn toebedeeld en voor welke daarvan een Sense of Urgency geldt. Voor welke Natura 2000-waarden in het gebied instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd, en welke doelen dit zijn. Wat de landelijke staat van instandhouding is van die Natura 2000-waarden. Welke instandhoudingsdoelstellingen behoren tot welke kernopgave. De essentietabel geeft een samenvatting van reeds bestaande informatie. De tabel heeft in die zin geen formele status, maar fungeert slechts als hulpmiddel voor het geven van overzicht. De informatie in de tabel komt voort uit andere documenten die verschillende status hebben: kennisdocumenten, beleidsdocumenten, juridische documenten. In de leeswijzer staat per onderdeel aangegeven wat de status is van de betreffende informatie Ontwikkelingen bestemmingsplan buitengebied In het ontwerp bestemmingsplan zijn de ontwikkelingen beschreven die het bestemmingsplan mogelijk maakt. De volgende ontwikkelingen kunnen mogelijk effecten hebben op de gevoelige habitattypen en soorten binnen het Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem en de verder gelegen Natura 2000-gebieden. De verder gelegen Natura 2000-gebieden zullen met name van belang zijn met betrekking tot de depositie van stikstof (verzuring, vermesting) ten gevolge van evt. uitbreiding van, nieuwvestiging van of omschakeling naar veehouderijen 1 : Uitbreiding agrarische bedrijven (grondgebonden agrarische bedrijven (inclusief paardenhouderijen), overig nietgrondgebonden bedrijven en gemengde bedrijven, niet zijnde de intensieve veehouderijtak) tot 1,5 ha. Tot 2 hectare kunnen grondgebonden bedrijven en gemengde bedrijven uitbreiden binnen de bestemmingen Agrarisch 1 en Agrarisch 2. 1 De gemeente Woudrichem heeft besloten om mestverwerkings- en biovergistingsinstallaties niet meer binnenplans toe te staan (wijziging ten opzichte van het ontwerp). Deze ontwikkeling zal dan ook niet nader worden beschouwd. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

252 Omschakeling naar glastuinbouwbedrijf binnen mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw bij Andel (mogelijke effecten verzuring / verstoring door licht) 2. Nieuwvestiging glastuinbouwbedrijf (nieuwe locatie) binnen mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw bij Andel (mogelijke effecten verzuring / verstoring door licht). Uitbreiding glastuinbouwbedrijf binnen mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw bij Andel tot maximaal de oppervlakte van het doorgroeigebied. (mogelijke effecten verzuring / verstoring door licht). Uitbreiding glastuinbouwbedrijf (buiten mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw ) tot 3 ha. (mogelijke effecten verzuring / verstoring door licht) (Agrarisch 1 en Agrarisch 2). Uitbreiding intensieve veehouderij op duurzame locatie tot 1,5 hectare (mogelijke effecten verzuring / vermesting) 3. (Agrarisch 1 en Agrarisch 2) Overige activiteiten waaronder agro-toerisme (o.a. minicampings), agrarisch natuurbeheer en de verkoop van streekeigen producten zijn voorbeelden van 'verbrede landbouw'. Overige nevenactiviteiten bijvoorbeeld recreatie en zorgdiensten, agrarisch verwante functies, agrarisch technische hulpfuncties en statische binnenopslag (mogelijke effecten verstoring door licht / geluid). Bovenstaande ontwikkelingen zijn alleen via een wijzigingsprocedure mogelijk dan wel na afgifte van een binnenplanse omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- en/of gebruiksregels. Daarbij komt dat, naar aanleiding van de uitkomsten van het MER, voor nieuwvestiging, uitbreiding, vormverandering van en omschakeling naar veehouderijen aanvullende voorwaarden zijn opgenomen ter bescherming van de nabijgelegen Natura 2000-gebieden (geen significant negatieve effecten op nabijgelegen Natura 2000-gebieden). 2 Nabij Woudrichem bevindt zich ook een doorgroeigebied. Dit gebied is al grotendeels gevuld. 3 Op grond van het bepaalde in de provinciale verordening is de omvang van de groei van intensieve veehouderijen beperkt tot 1,5 ha. Een eenmalige uitbreiding ten behoeve van de eisen met betrekking tot het Besluit Huisvesting is onder voorwaarden wel mogelijk. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

253 In de navolgende afbeelding zijn de betreffende gebiedstyperingen weergegeven. Zonering gebiedsbestemmingen buitengebied 2.4. Effecten ontwikkelingen op Natura 2000-gebieden Verzuring / vermesting Veehouderijen Door G&O consult (Beoordeling stikstofdepositie vanuit het buitengebied van gemeente Woudrichem op Natura2000-gebieden, G&O consult, december 2009) is onderzoek verricht naar de ammoniakdepositie ten gevolge van veehouderijen in relatie tot kwetsbare natuurgebieden. Het betreft hier de Natura 2000-gebieden Loevenstein, Pompveld en Kornsche Boezem (deels gelegen in het plangebied), Langstraat, Zuider Lingedijk en Diefdijk Zuid en de Biesbosch. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

254 Voor deze gebieden gelden de navolgende kritische depositiewaarden: Meest kritische depositiewaarde per gebied De huidige (achtergrond)depositiewaarden (2007) voor de verschillende gebieden staan in de onderstaande tabel. Totale achtergrond depositie op de verschillende rekenpunten. Naar verwachting zal de stikstofdepositie op natuur in 2020 ongeveer 200 mol per hectare (10%) lager zijn dan in 2005, uitgaande van vastgesteld beleid (Milieubalans 2008). Uit deze tabel blijkt dat voor deze gebieden zowel in de huidige situatie als in 2020, uitgaande van een daling van 10%) niet wordt voldaan aan de meest kritische depositiewaarde van het meest kwetsbare habitattype. Wel zal er sprake zijn van een afname van de achtergrondwaarde in de periode Uit het onderzoek zijn de volgende toenamen van stikstofdepositie naar voren gekomen in relatie tot gevoelige gebieden. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

255 Depositie ammoniak ten gevolge van veehouderijen in de gemeente Woudrichem in de verschillende scenario s op nabijgelegen Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem 4 Depositie ammoniak ten gevolge van veehouderijen in de gemeente Woudrichem in de verschillende scenario s op verder gelegen Natura 2000-gebieden De huidige totale depositie (achtergronddepositie) ligt op dit moment boven de kritische depositiewaarden van de meest gevoelig te kwalificeren habitattypen. Ten opzichte van de achtergronddepositie zijn in het reële en het worst-case scenario significante effecten te verwachten voor het Habitatgebied Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem. Ook zijn significante effecten op de verder weg gelegen gebieden Zuider Lingedijk en Diefdijk-Zuid, Biesbosch en Langstraat niet uit te sluiten. Derhalve zijn in het ontwerp bestemmingsplan aanvullende voorwaarden opgenomen voor nieuwvestiging, vormverandering en uitbreiding van en omschakeling naar veehouderijen. Genoemde wijziging zijn alleen mogelijk wanneer significant negatieve effecten op stikstofgevoelige soorten en habitattypen in de betreffende Natura 2000-gebieden kunnen worden uitgesloten. 4 In deze berekeningen is nog uitgegaan van een mogelijke groei van intensieve veehouderijen tot max. 2,5 ha, gebaseerd op de uitgangspunten van het voorontwerp bestemmingsplan. Met de aanpassingen die in het ontwerp bestemmingsplan zijn gedaan, waarbij de groei beperkt wordt tot 1,5 ha, zal de depositie enigszins lager uitvallen. Voor de algehele conclusies zal dit geen effect hebben. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

256 Om significante nadelige effecten op de habitatgebieden te voorkomen, is het mogelijk om verdergaande best beschikbare technieken voor emissiereductie bij de intensieve veehouderij toe te passen. Verder is het in de toekomst mogelijk om emissiereducerende stalsystemen welke dan voorhanden zijn, voor grondgebonden veehouderij toe te passen. Toepassing van luchtwasser verdergaand dan BBT ( Best Beschikbare Technieken ) en emissiereducerende stalsystemen kan leiden tot het gelijk blijven dan wel tot een vermindering van de ammoniakdepositie. Daarnaast is per 21 oktober 2010 de Verordening Stikstof en Natura 2000 (Provincie Noord-Brabant) van kracht geworden. Deze verordening biedt een integrale aanpak van de stikstofproblematiek ten gevolge van veehouderijen in Brabant. Aan deze verordening is een depositiebank gekoppeld, waar stoppende bedrijven emissierechten kunnen inleveren en bedrijven die willen uitbreiden of nieuwvestigen rechten kunnen opkopen. Het systeem is zo ingericht dat er per saldo een afname optreedt van de depositie van stikstof in de verschillende Natura gebieden. Glastuinbouw Om meer inzicht te krijgen in de bijdrage van de ontwikkeling van het glastuinbouwgebied Andel op de stikstofdepositie op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden, zijn aanvullende berekeningen uitgevoerd. Aan de hand van de basisgegevens uit 2.1 van het RIVM rapport De bijdrage van een kassencomplex aan de stikstofdioxideconcentratie, (RIVM, 2007) is berekend wat de totale stikstofdepositie is op het meest dichtbij gelegen punt van respectievelijk de Natura 2000-gebieden Pomveld, Loevenstein en Kornsche Boezem. Uitgegaan is van een totaaloppervlak glastuinbouw van 66,67 hectare (worst case). In het programma KEMA Stacks zijn de parameters zoals genoemd in 2.1 van het RIVM rapport ingevoerd, waarbij 66,67 hectare overeenkomt met een emissie van 0, kg/sec. Toetsing heeft plaatsgevonden voor het jaar De op maatgevende punten berekende stikstofdepositie is als volgt: Gebied Depositie Pompveld 5,3 mol/ha/jaar Loevenstein 2,9 mol/ha/jaar Kornsche Boezem 0,7 mol/ha/jaar Bijdrage glastuinbouwgebied Andel ( worst case ) aan depositie stikstof Uit deze berekening blijkt dat de bijdrage van het glastuinbouwgebied aan de stikstofdepositie op het verschillende Natura 2000-deelgebieden Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

257 beperkt is. Deze bijdrage is echter, zeker voor de gebieden Loevenstein en Pompveld, op voorhand niet als niet significant te bestempelen. In het deelgebied Loevenstein bevinden zich verschillende voor stikstof gevoelige habitattypen (bijv. stroomdalgraslanden). Ligging van habitattypen in deelgebied Loevestein Voor de verschillende deelgebieden is een concept beheerplan in ontwikkeling. Het beheerplan voor Loevenstein wordt door de provincie Gelderland opgesteld, die voor Pompveld en Kornsche Boezem door de provincie Noord-Brabant. Uit het concept beheerplan voor Pompveld en Kornsche Boezem blijkt dat voor deze deelgebieden voor de bittervoorn, de grote en de kleine modderkruiper instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd. Uit dit concept beheerplan blijkt dat stikstofdepositie voor deze habitatsoorten minder relevant is. Hoewel op dit moment significante effecten op het Natura deelgebied Loevenstein nog niet zijn uit te sluiten, is wel de verwachting dat maatregelen die op dit moment in voorbereiding zijn, voldoende ruimte zullen bieden om de beperkte toename ten gevolge van de ontwikkeling van het glastuinbouwgebied te kunnen opvangen. Daarbij gaat het om maatregelen die binnen de Programmatische Aanpak Stikstof van het Rijk (in ontwikkeling), de Verordening Stikstof en Natura 2000 van de Provincie Noord-Brabant (vastgesteld) en de Verordening Stikstof en Natura 2000 van de Provincie Gelderland (in voorbereiding) getroffen worden of getroffen zullen worden. Een verdere beperking van de emissie van stikstof kan bereikt worden door te investeren in een gezamenlijke energievoorziening, energiebeperkende maatregelen (bijv. WKK) en de ontwikkeling van een energieneutrale kas ( Ook verplaatsing van kassen kan leiden tot een netto afname van de depositie van stikstof, zeker wanneer de nieuwe kassen veel energiezuiniger zijn. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

258 Omdat nieuwbouw van kassen in het glastuinbouwgebied Andel niet in directe zin mogelijk wordt gemaakt (alleen via wijziging), en de uitwerking van de stikstofbeperkende maatregelen op verschillende punten nog onduidelijk is, wordt aanbevolen een aanvullende voorwaarde op te nemen in de wijzigingsbevoegdheid, te weten dat nieuwvestiging van glastuinbouw in het glastuinbouwgebied Andel, geen significant negatieve effecten mag hebben op de instandhoudingsdoelstellingen die gelden voor de verschillende gebieden. Bij een betreffend wijzigingsplan kan te zijner tijd nader worden onderzocht op welke wijze aan deze voorwaarde kan worden voldaan. Overige activiteiten De overige activiteiten die het plan mogelijk maakt zijn zodanig beperkt van omvang dat geen effecten worden verwacht met betrekking tot verzuring en vermesting. Lichtverstoring Glastuinbouw In het MER is geconcludeerd dat de 1 lux contour ten gevolge van de glastuinbouw (richtlijn voor natuurgebieden) niet over de betreffende Natura 2000-gebieden valt. Wel valt de 0,1 lux contour deels over Pompveld. De lichtsterkte is echter dusdanig laag dat hiervan geen significante effecten worden verwacht. De uitbreiding van glas buiten het doorgroeigebied Andel zal dusdanig beperkt zijn dat hiervan geen significante effecten te verwachten zijn met betrekking tot de lichtverstoring. Overige activiteiten Ten gevolge van de overige activiteiten die het bestemmingsplan mogelijk maakt (bijv. minicampings) is geen lichtverstoring te verwachten. Voor het gebruik van lichtmasten is in de regels het volgende opgenomen: 1. lichtmasten zijn buiten de aanduiding "bouwvlak" niet toegestaan; 2. binnen het bouwvlak bedraagt de hoogte niet meer dan 6 m; 3. de afstand tot woningen van derden bedraagt minimaal 75 m; 4. er wordt doelgerichte verlichting toegepast; 5. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast. Bovenstaande regels dragen er zorg voor dat evt. lichtverstoring beperkt blijft tot het bouwvlak en het gebied daar direct omheen. Significante effecten op Natura 2000-gebieden zijn dan ook niet te verwachten. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

259 Overige aspecten De genoemde activiteiten die het plan mogelijk maakt zijn of zodanig klein en beperkt van omvang of zodanig van aard dat er geen effecten op de andere relevante aspecten te verwachten zijn Conclusie Met name de ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven die het voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied bood, kunnen leiden tot significante effecten op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Op basis van de uitkomsten van het plan-mer zijn daarom in het ontwerp bestemmingsplan aanvullende voorwaarden opgenomen. Deze voorwaarde houdt in dat uitbreiding, vormverandering, omschakeling en nieuwvestiging alleen mogelijk is wanneer de uitbreiding de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laat verslechteren of een significant verstorend effect heeft op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Concreet betekent dit dat een uitbreiding, vormverandering, omschakeling en nieuwvestiging alleen mogelijk is wanneer er (per saldo) geen sprake is van een verdere toename van stikstof. Deze saldering kan enerzijds vorm krijgen wanneer de betreffende agrariër aanvullende maatregelen treft (bijv. door toepassing van luchtwassers), waardoor er netto geen toename is van emissie van stikstof. Anderzijds kan gesaldeerd worden middels de in het leven geroepen stikstofdepositiebank. Naast depositie ten gevolge van veehouderijen draagt de ontwikkeling van het glastuinbouwgebied Andel beperkt bij aan de depositie van stikstof in de nabijgelegen Natura 2000-gebieden. In het deelgebied Loevenstein bevinden zich verschillende voor stikstofgevoelige habitattypen. De verwachting is dat de maatregelen binnen de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de Verordeningen Stikstof en Natura 2000 van de Provincie Noord-Brabant en de Provincie Gelderland, voldoende ruimte zullen bieden om de beperkte toename ten gevolge van de ontwikkeling van het glastuinbouwgebied te kunnen opvangen. Daarnaast zal het investeren in energiebesparing, energieneutrale kassen leiden tot minder stikstofemissie. Ook verplaatsing van kassen kan er toe leiden dat er per saldo een afname van stikstofdepositie in het betreffende gebied zal plaatsvinden. Omdat nieuwbouw van kassen in het glastuinbouwgebied Andel niet in directe zin mogelijk wordt gemaakt (alleen via wijziging), en de uitwerking van de stikstofbeperkende maatregelen op verschillende punten nog Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

260 onduidelijk is, wordt aanbevolen een aanvullende voorwaarde op te nemen in de wijzigingsbevoegdheid, te weten dat nieuwvestiging van glastuinbouw in het glastuinbouwgebied Andel, geen significant negatieve effecten mag hebben op de instandhoudingsdoelstelling die gelden voor de verschillende gebieden. De overige ontwikkelingsmogelijkheden die het plan mogelijk maakt, zullen niet leiden tot significante effecten op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Naast bovengenoemde ontwikkelingen spelen zich buiten het gebied verschillende ontwikkelingen af die kunnen bijdragen aan de stikstofdepositie in de verschillende gebieden. Het betreft hier bijvoorbeeld de verbreding van de A27. Deze ontwikkelingen zullen met behulp van het PAS moeten worden ingepast in de te realiseren doelstellingen voor de verschillende Natura 2000-gebieden. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

261 Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

262 3. SOORTENBESCHERMING 3.1. Inleiding Opmerking commissie Mer De Commissie is van oordeel dat in het MER nader moet worden ingegaan op soortenbescherming op grond van de Flora- en faunawet. In beginsel kunnen de activiteiten die het bestemmingsplan mogelijk maakt (direct of via wijzigingsbevoegdheden) strijdig zijn met de Flora- en faunawet. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan moet aannemelijk gemaakt kunnen worden dat de Flora- en faunawet niet in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Dit kan beperkt blijven tot het globale abstractieniveau dat past bij dit bestemmingsplan. Om tegemoet te komen aan deze opmerking is een bureauonderzoek verricht naar de in het plangebied aanwezige flora- en fauna Bureauonderzoek In aanvulling op het MER is aan Regelink Ecologie & Landschap opdracht gegeven bureauonderzoek te verrichten naar de in het plangebied aanwezige flora en fauna en de mogelijke effecten daarop ten gevolge van de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt (Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem. In het kader van de Flora- en faunawet, Regelink Ecologie & Landschap, 2011). Door middel van deze bureaustudie zijn de volgende vragen beantwoord: Welke, middels de Flora- en faunawet beschermde flora en fauna komen (potentieel) voor in het buitengebied van Woudrichem? Wat zegt het aantal potentieel voorkomende beschermde soorten over de aanwezige natuurwaarde? Welke negatieve effecten kan de potentieel aanwezige flora en fauna ondervinden van werkzaamheden (in het kader van planontwikkeling)? In het onderzoek is onderscheid gemaakt tussen verschillende typen werkzaamheden: Slopen of renoveren van panden Werkzaamheden aan (kade)muren en kunstwerken Verlichting van openbare ruimte Saneren van waterbodems Werken in en aan oevers Baggeren/schonen/dempen watergangen Rooien van bomen en struiken Wijziging landgebruik Opspuiten van grond Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

263 Verplaatsen van gebiedseigen grond Bronbemalingen Saneren van waterbodems Het buitengebied van Woudrichem is opgedeeld in acht landschapselementen. Het onderscheid tussen de verschillende typen is gemaakt op basis van morfologie, landgebruik en aanwezige structuren in het buitengebied. De volgende typen zijn onderscheiden: bebouwd gebied; agrarisch gebied; bos; bos met open water; oude laagland rivier; uiterwaarden en/of buitendijksgebied; golfterrein; voormalig fort. In de onderstaande afbeelding zijn de verschillende landschaptypen weergegeven: Indeling landschapstypen Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

264 In de onderstaande figuur zijn het aantal beschermde soorten per deelgebied weergegeven, dat op basis van bureauonderzoek kon worden vastgesteld. Aantal beschermde soorten per landschapselement Van elk landschapstype is globaal aangegeven of hier een lage, gemiddelde of hoge natuurwaarde te verwachten is. Deze waarden zijn schematisch weergegeven in onderstaande tabel. Natuurwaarde per landschapstype Uit bovenstaand schema blijkt dat de landschapselementen: golfterrein, bebouwd gebied, agrarisch gebied en bosgebied, gemiddeld of laag scoren wat betreft aan te treffen natuurwaarden. Bosgebied met open water, oude laaglandrivier, uiterwaarden/ buitendijks gebied en voormalig fort hebben allen een hoge natuurwaarde. De ontwikkelingsmogelijkheden die het nieuwe bestemmingsplan biedt hebben vooral betrekking op het landschapstype agrarisch gebied. In dit gebied zijn geen bovengemiddelde flora- en faunawaarden te verwachten. De gebieden met hoge natuurwaarden zijn zodanig bestemd dat hier geen of maar zeer beperkt ontwikkelingsmogelijkheden zijn. Negatieve Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

265 effecten op flora en fauna zijn hier dan ook niet of zeer beperkt te verwachten. Overigens zijn ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan de gebieden met een bestemming Natuur uitgebreid. Dit geldt met name voor de centraal in het buitengebied gelegen grienden Conclusie Binnen het plangebied zijn verschillende deelgebieden te onderscheiden met verschillende natuurwaarden. De mogelijkheden die het plan biedt zullen vooral betrekking hebben op de wijziging van landgebruik. Het betreft hier met name uitbreiding en nieuwvestiging van agrarische bedrijven en glastuinbouw. Deze ontwikkelingen zullen zich met name afspelen in agrarisch gebied. In dit gebied zijn geen bovengemiddelde flora- en faunawaarden te verwachten. De gebieden met hoge natuurwaarden zijn zodanig bestemd dat hier geen of maar zeer beperkt ontwikkelingsmogelijkheden zijn. Negatieve effecten op flora en fauna zijn hier dan ook niet of zeer beperkt te verwachten. Ten opzichte van het vigerende plan zijn deze gebieden met de bestemming Natuur uitgebreid en deels omzoomd met de bestemming agrarisch gebied met waarden. Hiervoor geldt eveneens ondermeer herstel en behoud van natuurwaarden. In het vigerende plan richtte de bescherming zich hier primair op de landschapswaarden. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

266 4. LANDSCHAP EN CULTUURHISTORIE 4.1. Inleiding Opmerking commissie MER De Commissie stelt dat het buitengebied van Woudrichem landschappelijk en cultuurhistorisch bijzonder waardevol is, ondermeer omdat delen van het plangebied in het Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie vallen. Gezien deze waarde is de Commissie van mening, dat de gevolgen van de activiteiten die het bestemmingsplan mogelijk maakt tevoren op hoofdlijnen moeten worden beoordeeld en niet pas bij het beoordelen in het kader van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden of wijziging. Deze laatste benadering is uitgangspunt in de oorspronkelijke MER en wordt door de Commissie afgewezen. Men stelt dat cumulatieve effecten zo niet worden meegewogen en men onderschrijft de positieve scores op de aspecten cultuurhistorie, archeologie en visueel ruimtelijk op basis van die argumentatie derhalve niet. De Commissie adviseert om in aanvulling op het MER een passende waardering te geven van de effecten op de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de scores in de tabel af te stemmen op de conclusies daaruit. In het onderhavige hoofdstuk wordt tegemoet gekomen aan de door de Commissie gemaakte opmerking. De aanwezige waarden worden beschreven en vervolgens worden de effecten van zowel het vigerende plan (referentiekader) als het nieuwe plan aangegeven, waarna conclusies worden getrokken Aanwezige waarden Om een passende beoordeling mogelijk te maken zijn eerst de aanwezige waarden nader beschreven. Voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar de plantoelichting bij het bestemmingsplan. Naast de archeologische waarden zijn bovengronds diverse cultuurhistorische waarden in het buitengebied aanwezig. Een overzicht van de cultuurhistorische waarden geeft de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen cultuurhistorische landschapswaarden en cultuurhistorische panden en objecten. Belvedère gebied In de rijksnota Belvedère is het beleid van de Rijksoverheid geformuleerd over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. De nota geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

267 Nederland kan worden omgegaan, en geeft aan welke maatregelen daartoe moeten worden getroffen. In aanvulling op het algemeen ruimtelijk beleid worden gemeenten gevraagd om voor de Belvedère gebieden in het kader van het bestemmingsplan een actief cultuurhistorisch ruimtelijk beleid te formuleren. Dit beleid dient gericht te zijn op het herkenbaar houden en zo nodig versterken van de ruimtelijke en historische samenhang en de daarvoor bepalende cultuurhistorische kwaliteiten. Overzicht Belvedère gebied Bommelerwaard. Het noordwestelijk gedeelte van de gemeente maakt onderdeel uit van het Belvedère-gebied de Bommelerwaard. De cultuurhistorische identiteit van het gebied wordt gedragen door de aanwezige landschapsstructuren: oeverwal, uiterwaard, komgrond en bijbehorende structurerende elementen als dijken, wielen en weteringen. De in het bestemmingsplan toegekende gebiedsbestemmingen en hieraan gekoppelde regelingen in het bestemmingsplan dienen tevens ter bescherming en ter ontwikkeling van deze waarden. Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie Een specifiek cultuurhistorisch element binnen de gemeente is de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Deze linie is van oorsprong een militaire verdedigingslinie ter bescherming van de grote steden in het westen. De Linie is 85 kilometer lang en loopt van noord naar zuid van Pampus tot in de Brabantse Biesbosch. Aan de linie is gebouwd vanaf het begin van 1815 tot Aan de oostkant van de verhoogde hoofdverdedigingslijn kon het land via een ingenieus stelsel van waterinlaten in enkele dagen onder water worden gezet. Op de vele kwetsbare plaatsen zijn forten gebouwd met open schootsvelden. Het noordelijk deel van de linie valt samen met de Stelling van Amsterdam. De Waterlinie wordt gemarkeerd door forten, groepsschuilplaatsen, kazematten en inundatievelden. Het project heeft de status van Nationaal Landschap gekregen. Nationale landschappen zijn door het Rijk aangewezen gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. De landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

268 deze gebieden moeten behouden blijven, duurzaam beheerd en waar mogelijk worden versterkt. Voor het Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie is het beleid gericht op behoud van de kernkwaliteiten en ontwikkeling met kwaliteit ( ja, mits principe). Uitgangspunt is dat de gebieden zich sociaaleconomisch voldoende moeten kunnen ontwikkelen, terwijl de bijzondere kwaliteiten van het gebied worden behouden of worden versterkt. Grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen zijn in de nationale landschappen niet mogelijk. Project Nieuwe Hollandse waterlinie (Bron: Ontwerpatlas NHW) Voor de ontwikkeling van de waterlinie is een ruimtelijke visie opgesteld, het zogenaamde Panorama Krayenhoff, dat in maart 2004 is vastgesteld. Als deel van het nationale geheugen moet de linie weer bijdragen aan het historisch besef en de regionale identiteit. De ecologische functie van de linie moet, in samenhang met de aanwezige landschappelijk en cultuurhistorische waarden, worden versterkt. Inwoners van het gebied Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

269 zullen vooral op het terrein van recreatie en toerisme, landschap, natuur en waterbeheer veranderingen zien. Daar waar woningbouw, infrastructuur en bedrijventerreinen in het waterliniegebied ontwikkeld worden, zal dit zoveel mogelijk met behoud en ontwikkeling van het waterliniekarakter moeten gebeuren. Het totale project heeft een looptijd tot circa Kenmerken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie In de Nota Ruimte (vastgesteld door het kabinet op 23 april 2004) zijn de kenmerken en waarden (kernkwaliteiten) voor de nationale landschappen Linie en de Stelling beschreven: samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen; groen en overwegend rustig karakter (contramal van de stedelijke gebieden in de Randstad); (relatief grote) openheid. Dragers van de kenmerken en waarden zijn de volgende gebieden: open inundatievelden. Inundatievelden zijn de gebieden die onder water konden worden gezet wanneer vijandelijke legers in aantocht waren. open schootscirkels/-velden rond de forten. In cirkels om de forten golden beplantings- en bebouwingsrestricties in verschillende gradaties teneinde het zicht vanuit het fort op de omgeving vrij te houden; zones langs weerzijde van de doorgaande hoofdverdedigingslijn (Stelling); liniegezichten (Linie). Liniegezichten zijn gebieden waarbij het niet zozeer gaat om de zichtbaarheid van de omgeving van het fort, maar de zichtbaarheid van het fort vanuit de omgeving; verdichtingsvelden (Linie). Verdichtingsvelden zijn gebieden die niet van belang zijn voor militair-historisch complex, maar van belang zijn om de werking van de Linie in het terrein te verduidelijken. De te beschermen objecten en structuren betreffen: Objecten: forten/werken/lunetten/batterijen: grachten, aarden wallen; de op forten/werken/lunetten/batterijen gelegen bouwwerken: bastions, reduits, kazernes, remises, poortgebouwen, wachthuizen,magazijnen, fortwachterswoningen, (ophaal)bruggen etc. vooruitgeschoven linie: (groeps)schuilplaatsen, betonkazematten etc. inundatiewerken (inlaatkanalen en -werken), inundatiekeringen (damsluizen), duikers, hevels, kokers, peilschalen; objecten zonder militaire doelstelling: kringenwetboerderijen, houten huizen, grenspalen etc. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

270 Structuren: bijzondere accessen. Accessen zijn de plaatsen, waar de hoofdverdedigingslijn wordt doorsneden door dijken, kanalen, spoorlijnen en wegen; watergangen langs en rond de hoofdverdedigingslijn; open zichtlijnen tussen de forten en doorzichten op de forten; ruimtelijke samenhang tussen de afzonderlijke punten. Juridische Regeling De nieuwe Hollandse Waterlinie is gelegen in diverse gemeenten. Een gedeelte van het zuidelijk deel van de linie is gelegen binnen de gemeente Woudrichem. De te beschermen waarden betreffen hier onder meer: a. Vesting Woudrichem b. Fort Giessen c. Kazematten d. Inundatiewerken e. Inundatiegebied f. Schootsvelden g. Molens h. Eendenkooi i. Grienden Vesting Woudrichem De historische vesting maakt geen onderdeel uit van het plangebied van dit bestemmingsplan Buitengebied. Voor deze locatie is een specifiek bestemmingsplan opgesteld, waarin een regeling op maat is opgenomen. Fort Giessen In het buitengebied ligt Fort Giessen, één van de forten van de Hollandse Waterlinie. Fort Giessen is gebouwd in de jaren ten zuidwesten van het dorp Giessen. Het diende ter voorkoming van een directe aanval op de vesting Woudrichem en hield ook de zuidelijke Maasdijk onder vuur. De grondvorm van het fort was ongeveer gelijk aan die van een lunet, met en bomvrije kazerne en remises. Op de gekozen plaats en de inrichting van dit fort is veel kritiek geweest. Er zijn in de loop der jaren verschillende plannen gemaakt om het fort met inundaties te dekken, maar geen van de plannen is geïmplementeerd. Mogelijk werd het fort daarom in 1926 als vestingwerk opgeheven. De brug over de fortgracht is ooit vervangen door een dam. Nu grazen er op dit fort van het Brabants Landschap de schapen van een boer op en rond het fortterrein. Een deel van het hoofdgebouw is in gebruik bij de natuurstudievereniging Altenatuur, die er regelmatig lezingen organiseert. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

271 Fort Giessen Het gehele Fort heeft de bestemming Natuur, dat aansluit bij het eigendom van het Brabants Landschap. Extensieve begrazing in het kader van natuurbeheer blijft mogelijk. Het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarde van het fort zijn geregeld door middel van de dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie. Deze is gelegd op zowel het fort zelf, als de wallen en gracht. Het geheel van het fort is hiermee onder andere tegen sloop en vernieling beschermd. Kazematten De verdedigingslinie van kazematten tussen Fort Altena (gemeente Werkendam) en de westzijde van de vesting Woudrichem (Bron; Ontwerpatlas NHW) De kazematten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zijn allen voorzien van de dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie, waardoor het Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

272 geheel of gedeeltelijk slopen danwel vernielen van de kazematten niet is toegestaan. Inundatiegebied Het inundatiegebied maakt onderdeel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Alhoewel het gebied al zeer lang geen militaire betekenis meer heeft en de historische openheid op veel locaties flink is aangetast, wordt het wenselijk geacht het historisch open gebied, toch als zodanig op de verbeelding op te nemen en te voorzien van een bijbehorende beschermingsregeling. Schootsveld Dit betreft terreinen rond een fort, vesting, of delen daarvan, die effectief met wapens kunnen worden bestreken en derhalve moeten worden vrijgehouden van (permanente) bebouwing, voorzover deze gebieden nog in zeer hoge mate vrij zijn van (permanente) bebouwing. In het buitengebied van Woudrichem zijn een vijftal historische schootsvelden (deels) gelegen. Het schootsveld van Fort Giessen, het schootsveld van vesting Woudrichem (grotendeels gelegen buiten het plangebied), het schootsveld van Fort Altena (gemeente Werkendam), het schootsveld van de vesting Gorinchem (gemeente Gorinchem) en het schootsveld van de batterij Poederoijen (gemeente Zaltbommel). Schootsvelden Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

273 Molenbiotopen Molenbiotopen Voor zinvol molenbehoud is het van belang dat molens kunnen functioneren. Om te kunnen draaien moet een molen beschikken over voldoende en stabiele windaanvoer. Daarom is een vrije windvang gewenst. Hoog opgaande begroeiing en bebouwing zijn elementen die de windvang van de molen verminderen. Voor bestaande molens (al dan niet nog in werking) wordt ter bescherming van de windvang en de belevingswaarde van de molen op de verbeelding en in de juridische regeling een zogeheten molenbiotoop opgenomen, waarin beperkingen worden opgelegd met betrekking tot de oprichting van nieuwe bebouwing. De eerste 100 meter rond een molen dient vrij te zijn van obstakels. Dit is het eerste criterium. In het geval van een verhoogde molen, zoals een stellingmolen, geldt dat obstakels de eerste 100 meter lager moeten zijn dan het niveau van het laagste punt van de onderste wiek (ondergrens). De ondergrens is bij stellingmolens het stellingniveau, bij grondzeilers zal het maaiveld deze ondergrens vormen.(1) Samenstelling van de toegestane hoogte voor de beoordeling van de molenbiotoop (grondzeiler) Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

274 Het tweede criterium is een toegestane hoogte berekend, op basis van een bepaalde afstand van de molen, de lengte van de wieken en de eventueel aanwezige stelling. De met de biotoopformule berekende norm is een oplopende lijn gezien vanuit de molen.(2) Eendenkooi In het Uitwijkse Veld bevindt zich een eendenkooi. Dit betreft een bijzonder, landschappelijk, ecologisch en cultuurhistorisch landschapselement. Eendenkooien zijn een oorspronkelijk Nederlandse vinding en al bijna 700 jaar bekend. Een eendenkooi betreft een plas water met wat bos er omheen, aangelegd op een rustige plek in een waterrijk gebied. Het vangen van de eenden is een vorm van lokjacht en wordt gezien als een oud Hollands ambacht. De vangperiode en de te vangen soorten zijn via de Flora en Faunawet geregeld. Deze oorspronkelijke vangfunctie van eendenkooien heeft sterk aan betekenis ingeboet. De eendenkooien zijn tegenwoordig eveneens van belang voor wetenschappelijk (ring-) onderzoek en vormen daarnaast een bijzondere natuurlijke rustplaats voor eenden en andere vogels. Van deze eendenkooi resteert de kenmerkende plattegrond met open water, de vangarmen zijn echter vergraven en staan nu in verbinding met elkaar. Alhoewel de eendenkooi niet meer als zodanig in gebruik is, vormt dit een dermate zeldzaam cultuurhistorisch relict dat de bescherming hiervan in het bestemmingsplan noodzakelijk wordt geacht. De eendenkooi is voorzien van de nadere aanduiding specifieke vorm van natuur eendenkooi. Aan deze aanduiding wordt verbonden dat instandhouding en herstel van ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden wordt nagestreefd. Dit wordt via een omgevingsvergunningplicht voor werken en werkzaamheden nader in de regels verankerd. Op deze wijze kan dit erfgoed worden behouden en waar mogelijk hersteld Grienden Het Uitwijkse Veld betreft een laaggelegen gebied dat grotendeels uit akkers bestaat waarop griendhout geteeld wordt. Door het vergraven van polderdijken en kaden en het omzetten van grienden in bouwland is de openheid van het landschap aanmerkelijk toegenomen. De inrichting van het gebied dateert waarschijnlijk reeds uit , maar in de huidige verschijningsvorm uit de periode In het Land van Heusden en Altena is de griendcultuur ruimtelijk kenmerkend. Teneinde de griendcultuur uit cultuurhistorisch oogpunt te kunnen behouden is aan de betreffende gronden (bestemd als Agrarisch, Agrarisch met waarden danwel Natuur ) de nadere functieaanduiding griendcultuur toegevoegd. Het beleid is hier gericht op instandhouding van de grienden. Gestreefd wordt naar behoud en ontwikkeling van de cultuurhistorische, ecologische en landschappelijke Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

275 waarde van de eeuwenoude griendcultuur, welke resulteert in een dynamisch landschappelijk mozaïek van afwisselend grienden en open agrarische percelen. Overige cultuurhistorische landschappelijke waarden Bij de opstelling en uitvoering van ruimtelijke plannen moet met de cultuurhistorische (landschaps)waarden van bovenlokaal belang rekening worden gehouden. De provincie heeft hiertoe in haar Verordening ruimte zogeheten cultuurhistorische vlakken aangeduid. Deze vlakken verdienen specifieke aandacht vanwege de onvervangbaarheid van de aanwezige waarden. Gemeenten dienen de cultuurhistorische waarden en kenmerken van deze gebieden te behouden, herstellen en/of duurzaam te ontwikkelen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen hier enkel worden toegestaan, indien zij de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied niet aantasten. Binnen de gemeente Woudrichem zijn een drietal cultuurhistorisch vlakken aangewezen: 1) het inundatiegebied en de forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie; 2) buitendijkse gronden bij Sleeuwijk; 3) Rijswijksche Waard, Manhuiswaard en Struikwaard. Deze drie cultuurhistorische vlakken maken allemaal onderdeel uit van het cultuurhistorisch landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie. Ad 1) zie beschrijving en regeling in vorige paragraaf. Ad 2) Het gebied betreft een langgerekte strook reliëfrijke buitendijkse gronden tussen Woudrichem en Buurtje. De uiterwaarden bestaan uit graslanden, rietvelden, broekbosjes en enkele wateren. De te beschermen waarden/kenmerken van dit gebied zijn: de nog aanwezige dijklichamen en kribben; het (micro) reliëf; broekbosjes. Ad 3) Het gebied betreft binnengedijkte uiterwaarden, die hoofdzakelijk in gebruik zijn als bouwland en grasland. De te beschermen waarden/kenmerken van het gebied zijn: de nog aanwezige dijklichamen en restanten van zomerkaden; broekbos. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

276 2 1 3 Overzicht cultuurhistorisch waardevolle vlakken. Archeologische waarden Het ontwerp-bestemmingsplan was gebaseerd op de provinciale archeologische waardenkaart. Voor het definitieve bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de recent beschikbaar gekomen gemeentelijke erfgoedkaart, welke een veel gedetailleerder en genuanceerder inzicht geeft in de te verwachten waarden. Hiermee is met name de kennis van bekende archeologische waarden en de verwachting op (nog onbekende) archeologische waarden beter in kaart gebracht. Daarnaast is een gemeentelijke archeologische beleidskaart opgesteld. Op basis van deze kaart kunnen gedifferentieerde eisen worden gesteld aan waar en wanneer archeologisch (voor)onderzoek plaats dient te vinden Effecten bestemmingsplan vigerend en nieuw Het gaat hier om een beoordeling op hoofdlijnen of de ontwikkelingen die planologisch mogelijk worden gemaakt significante gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van de aanwezige cultuurhistorische waarden. Het gaat daarbij met name om de ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op de geografie (openheid en herkenbaarheid van inundatiegebieden en schootsvelden e.d.) en mogelijk gemaakt kunnen worden via wijzigingsbevoegdheden en omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden: Vergroting van bouwvlakken bij agrarische bedrijven; Nieuwvestigingsmogelijkheden agrarische bedrijven; Doorgroeilocatie glastuinbouw. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

277 Gebouwd erfgoed wordt in het algemeen goed beschermd door aanwijzing tot monument, molenbiotopen e.d.). Ook de grienden en cultuurhistorische waarden in buitendijks gebied krijgen een eenduidige bescherming. Vigerende bestemmingsplan In het vigerende bestemmingsplan hebben alle agrarische bedrijven een bouwblok op maat. Via een wijzigingsbevoegdheid kunnen deze van vorm worden veranderd en vergroot worden tot 1,5 ha. De wijzigingscriteria houden ondermeer in dat rekening moet worden gehouden met in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden, zoals landschappelijke openheid. Nieuwvestigingen zijn in gebieden met waardevolle landschappelijke openheid (huidig inundatiegebeid e.d.) niet toegestaan. Archeologie wordt in het vigerende bestemmingsplan slecht in beperkte mate geregeld. Nieuwe bestemmingsplan In het nieuwe bestemmingsplan zijn in beginsel de bouwblokken op maat uit het vigerende bestemmingsplan in de vorm van bouwvlakken overgenomen; dit tenzij een bedrijf niet meer bleek te bestaan. Hierdoor zijn enkele agrarische bouwvlakken vervallen en vervangen door veel kleinere bestemmingsvlakken voor burgerwoningen. Binnen het inundatiegebied en de schootsvelden resteren ca. 35 agrarische bouwvlakken, hetgeen betekent dat de openheid nog maar van relatieve betekenis is. Ook in het nieuwe plan is de mogelijkheid opgenomen voor vergroting van deze bouwvlakken via wijziging tot 1,5 ha en voor grondgebonden bedrijven tot 2 ha. Naast de toets aan landschapswaarden is een gerichte toets aan cultuurhistorische waarden toegevoegd. Het inundatiegebied van de Nieuw Hollandse Waterlinie is op basis van de gemeentelijke cultuurhistorische beleidsadvieskaart op de verbeelding opgenomen met een aanduiding wro-zone aanlegvergunning inundatiegebieden voorzien van een omgevingsvergunningsplicht voor werken en werkzaamheden. Voor het oprichten van bebouwing, ophogen van gronden danwel aanplanten van opgaande begroeiing dient te worden getoetst of met de voorgestane ingreep de herkenbaarheid als inundatiegebied uit cultuurhistorisch oogpunt in stand blijft. Een vergelijkbare regeling geldt voor de schootsvelden. Nieuwvestiging is in het nieuwe plan wel toegestaan binnen de gebieden met cultuurhistorisch waardevolle openheid. Dit geldt uitsluitend voor grondgebonden agrarische bedrijven en alleen als daarmee elders in de gemeente een bouwvlak wordt opgeheven en daarmee een groot openbaar belang (ruimtelijk knelpunt) wordt gediend. Dit betekent dat nieuwvestiging sporadisch zal plaatsvinden en alleen als dit per saldo een duidelijke meerwaarde oplevert. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

278 Ten aanzien van de doorgroeilocatie glastuinbouw wordt opgemerkt dat deze buiten de cultuurhistorisch waardevolle vlakken valt. De categorisering van archeologische verwachtingswaarde op de gemeentelijke erfgoedkaart is in het definitieve bestemmingsplan doorvertaald. Op de verbeelding zijn een 7-tal verschillende archeologische dubbelbestemmingen opgenomen, inclusief bijbehorende juridische beschermingsregeling. Alvorens ruimtelijke ontwikkelingen en bodemingrepen toe te kunnen staan dient door de initiatiefnemer te kunnen worden aangetoond dat er geen bodemvondsten te verwachten zijn. Afhankelijk van de toegekende dubbelbestemming geldt een specifieke ondergrens voor de onderzoeksplicht m.b.t. de diepte van de ingreep. In afwijking van het ontwerpbestemmingsplan geldt deze onderzoeksplicht nu ook binnen de bouwvlakken Conclusies Als we de mogelijkheden van het vigerende plan (referentiemodel) en het nieuwe plan met elkaar vergelijken op effecten voor landschap en cultuurhistorie, dan leidt dit tot de volgende conclusies: 1. In het inundatiegebied en de schootsvelden ligt een aantal agrarische bedrijven met bouwvlakken conform vigerend. Het zijn er enkele minder dan in het vigerende plan (burger geworden). De uitbreiding via wijziging van de bouwvlakken verschilt qua oppervlakte niet wezenlijk van vigerend. Gunstig aspect is dat er via de wijzigingsvoorwaarden meer sturing aan de situering van de uitbreiding is te geven, doordat nu specifiek vanuit het cultuurhistorisch belang kan worden getoetst. Dit leidt tot een beoordeling 0/+. 2. In het inundatiegebied en de schootsvelden zijn weliswaar onder stringente voorwaarden - via wijziging nieuwvestigingen mogelijk. Belangrijk is de voorwaarde dat elders in het buitengebied een bouwvlak verdwijnt en dat van groot openbaar belang is. De kans dat dit zich voordoet is zeer gering. Beoordeling ten opzichte van vigerend (= referentiemodel): Het doorgroeigebied glastuinbouw ligt buiten de gebieden waar vanuit cultuurhistorisch oogpunt openheid gewenst is. Dus waardering ten opzichte van vigerend (referentiemodel): 0 4. De bescherming van archeologische waarden is aangescherpt: + Opgeteld leidt dit tot een totaalbeoordeling t.o.v. het referentiemodel: 0/+. De beoordeling van het worst case model is niet anders. Opgemerkt wordt nog dat de schaalvergroting in de landbouw zal leiden tot een verdere afname van het aantal bedrijven en daarmee van bouwvlakken, hetgeen per saldo een gunstige invloed zal hebben op de cultuurhistorisch belangrijke landschappelijke openheden. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

279 Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

280 5. SAMENVATTENDE TABEL 5.1. Inleiding Opmerking commissie MER De Commissie is van oordeel dat het in het oorspronkelijke MER onvoldoende inzichtelijk is hoe de mogelijke milieueffecten van de activiteiten die het bestemmingsplan mogelijk maakt worden afgezet tegen de referentiesituatie. Zoals in het MER op bladzijde 29 ook wordt aangegeven is de referentiesituatie de bestaande toestand van het milieu in het studiegebied (huidige situatie) en de te verwachten milieutoestand als gevolg van de autonome ontwikkeling. In de tabel op bladzijde 87 van het MER met de beoordeling van milieueffecten in verschillende scenario s zijn de huidige situatie en de autonome ontwikkeling echter van elkaar losgekoppeld. Ook zijn scores toegekend aan de autonome ontwikkelingen. Voor een transparante vergelijking van de scenario s is het van belang om de referentiesituatie (huidige situatie inclusief autonome ontwikkeling) een neutrale score te geven. In het onderhavige hoofdstuk is tegemoet gekomen aan deze opmerking van de Commissie Beoordeling Op basis van de opmerkingen van de Commissie zijn in de onderstaande tabel de verschillende scenario s gescoord ten opzichte van de referentiesituatie (huidige ontwikkeling inclusief autonome ontwikkeling). Enkele opmerkingen: Omdat het vigerend plan ook uitbreidingsmogelijkheden biedt aan intensieve veehouderijen tot max. 1,5 ha, scoort het plan, met betrekking tot effecten van groei van intensieve veehouderijen (luchtkwaliteit, geur, ammoniak) niet wezenlijk anders dan de referentiesituatie. Het plan biedt ten opzichte van het vigerend plan wel meer ontwikkelingsmogelijkheden voor grondgebonden veehouderijen (tot 2 ha in Agrarisch, Agrarisch met waarden tot 1,5 ha). De met de ontwikkeling van deze sector samenhangende effecten (m.n. verzuring) zullen negatiever scoren. Verslechtering van de luchtkwaliteit speelt zich vooral af rondom het glastuinbouwgebied Andel. Omdat toepassing van biovergisting binnenplans niet meer mogelijk is, zijn de effecten hiervan vervallen (externe veiligheid, duurzaamheid). Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

281 Reëel scenario Worstcase scenario Toepassing luchtwassers of emissie-arme stallen (verdergaand dan BBT) Milieukwaliteit a. Luchtkwaliteit -/0 -/0 0 0 b. Geluid 0 0 c. Geur 0 0 0/+ d. Externe Veiligheid 0 0 e. Lichthinder -/0 -/0 0 Natuur f. Te beschermen 0/+ 0/+ natuurgebieden (locatiekeuze) g. Flora en fauna 0 0 h. Verzuring /0 (ammoniakdepositie) i. Lichtverstoring 0 0 Verkeer j. Verkeersveiligheid 0 0 k. Capaciteit verkeerswegen -/0 -/0 Bodem en Water l. Bodemkwaliteit en 0 0 verontreiniging m. Geomorfologie 0/+ 0/+ n. Grondwater 0 0 o. Oppervlaktewater (kwaliteit en kwantiteit) 0 0 Ruimtelijke kwaliteit p. Cultuurhistorie 0/+ 0/+ q. Archeologie + + q. Visueel ruimtelijk 0 0 Duurzaamheid r. Duurzaam energiegebruik Energiebesparende maatregelen kassen Toelichting scores: ++ = zeer positief, aanzienlijke verbetering ten opzichte van de referentiesituatie + = positief, verbetering ten opzichte van de referentiesituatie 0/+ = licht positief of lokaal een verbetering 0 = neutraal, geen belangrijke toe- of afname ten opzichte van de referentiesituatie -/0 = licht negatief of lokaal een verslechtering - = negatief, verslechtering ten opzichte van de referentiesituatie -- = zeer negatief, aanzienlijke verslechtering ten opzichte van de referentiesituatie Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

282 6. GEVOLGEN VOOR HET BESTEMMINGSPLAN Op een tweetal punten heeft de aanvullende plan-mer aanleiding gegeven om het ontwerp-bestemmingsplan aan te scherpen. Doorgroeilocatie glastuinbouw De ontwikkeling van het glastuinbouwgebied Andel draagt beperkt bij aan de depositie van stikstof in de nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Omdat in het deelgebied Loevenstein zich verschillende voor stikstofgevoelige habitattypen bevinden, kunnen hier significante effecten optreden. De verwachting is dat de maatregelen binnen de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) de provinciale Verordeningen Stikstof en Natura 2000, voldoende ruimte zullen bieden om de beperkte toename ten gevolge van de ontwikkeling van het glastuinbouwgebied te kunnen opvangen. Daarnaast zal het investeren in energiebesparing, energie-neutrale kassen leiden tot minder stikstofemissie. Ook verplaatsing van kassen kan er toe leiden dat er per saldo een afname van stikstofdepositie in het betreffende gebied zal plaatsvinden. Dit overwegende is bij het mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw bij Andel in de betreffende wijzigingsbevoegdheid opgenomen dat er geen significante negatieve effecten mogen optreden voor het nabijgelegen natura 2000-gebied Cultuurhistorische waarden De conclusie is dat het nieuwe plan ten aanzien van landschappelijke en cultuurhistorische waarden neutraal tot licht positief scoort t.o.v. het vigerende plan, omdat per saldo de ruimtelijke ontwikkelingen die het het nieuwe plan mogelijk maakt niet wezenlijk ruimer zijn en er nu wel specifiek getoetst wordt op de aanwezige cultuurhistorische waarden. Het inundatiegebied en de schootsvelden zijn daartoe specifiek op de plankaart aangeduid en gekoppeld aan een toetsing aan de cultuurhistorische waarden in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning. Archeologie Niet direct voortvloeiend uit de aanvullende paln-mer is het aangescherpte archeologiebeleid naar aanleiding van de nieuwe gemeentelijke erfgoedkaart. Met name de onderzoeksplicht binnen de bouwvlakken is ten aanzien van dit beleid een positieve ontwikkeling. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

283 Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

284 7. LITERATUUR Plan-MER Bestemmingsplan Buitengebied Woudrichem, Pouderoyen Compagnons, april Beoordeling stikstofdepositie vanuit het buitengebied van de gemeente Woudrichem op Natura 2000-gebieden, G&O Consult, Bestemmingsplan buitengebied Woudrichem, Toetsingsadvies voor het milieueffectrapport, Commissie voor de milieueffectrapportage, 26 januari Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem. In het kader van de Flora- en faunawet, Rapport RA , Regelink Ecologie & Landschap, Mheer, Beheerplan Natura 2000 Pompveld en Kornsche Boezem, Werkdocument, Provincie Noord-Brabant, 21 mei 2009 Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

285 Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

286 BIJLAGE 1, ESSENTIETABEL NATURA 2000-GEBIED Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

287 Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

288 Essentietabel Natura 2000-gebied 071. Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem Kernopgaven 3.07 Vochtige alluviale bossen Vochtige alluviale bossen (zachthoutooibossen en essen-iepenbossen) *H91E0_A en *H91E0_B uitbreiden mede ten behoeve van bever H Vissen en amfibieën Laagdynamische wateren voor grote modderkruiper H1145, bittervoorn H1134 en amfibieën, zoals kamsalamander H Droge graslanden Kwaliteitsverbetering en uitbreiding van stroomdalgraslanden *H6120, glanshaver- en vossestaarthooilanden (glanshaver) H6510_A. Instandhoudingsdoelstellingen SVI Landelijk Doelst. Opp.vl. Doelst. Kwal. Doelst. Pop. Draagkracht aantal vogels Draagkracht aantal paren Habitattypen H3150 Meren met krabbenscheer - > > H3270 Slikkige rivieroevers - > > H6120 *Stroomdalgraslanden -- = = 3.13,% H6510A Glanshaver- en vossenstaarthooilanden - > > 3.13,% (glanshaver) H91E0A *Vochtige alluviale bossen - = > 3.07,W (zachthoutooibossen) Habitatsoorten H1134 Bittervoorn - = = = 3.11,W H1145 Grote modderkruiper - > > = 3.11,W H1149 Kleine modderkruiper + = = = H1163 Rivierdonderpad - = = = H1166 Kamsalamander - = = = 3.11,W Kernopgaven Legenda W Kernopgave met wateropgave % Sense of urgency: beheeropgave % Sense of urgency opgave m.b.t. watercondities SVI landelijk Landelijke Staat van Instandhouding (-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig) = Behoudsdoelstelling deze tabel is gebaseerd op het ontwerp-aanwijzingsbesluit Gebruik deze essentietabel in combinatie met de leeswijzer

289 > Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling =(<) Ontwerp-aanwijzingsbesluit heeft 'ten gunste van' formulering

290 BIJLAGE 2, IN- EN UITVOERBESTANDEN KEMA STACKS Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

291 Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

292 2966al0511 Woudrichem GTB_6667_sce KEMA STACKS VERSIE Release 29 juli 2010 Stof-identificatie: NO2 start datum/tijd: :44:02 datum/tijd journaal bestand: :44:29 GASDEPOSITIE- EN CONCENTRATIE-BEREKENING BEREKENINGRESULTATEN Geen percentielen berekend Meteo Schiphol en Eindhoven, vertaald naar locatiespecifieke meteo De locatie waarop de achtergrondconcentratie (en meteo) is bepaald : De basis-meteorologie is via de PreSRM verkregen; afgeleide meteo (u*, L etc) met NNM opgegeven emissie-bestand C:\Stacks101\input\emis.dat Bron(nen)-bijdragen PLUS achtergrondconcentraties berekend! Generieke Concentraties van Nederland (GCN) gebruikt Deze zijn gelezen met de PreSRM module; versie : 1.0 Windroos-waarden berekend op opgegeven coordinaten: Windroos-waarden in de BLK file per receptorpunt berekend. Doorgerekende (meteo)periode Start datum/tijd : :00 h Eind datum/tijd : :00 h Prognostische berekeningen met referentie jaar: 2011 Aantal meteo-uren waarmee gerekend is : De windroos: frekwentie van voorkomen van de windsektoren(uren, %) op receptor-lokatie met coordinaten: gem. windsnelheid, neerslagsom en gem. achtergrondconcentraties (ug/m3) sektor(van-tot) uren % ws neerslag(mm) NO2 O3 1 (-15-15): ( 15-45): ( 45-75): ( ): ( ): ( ): ( ): ( ): ( ): ( ): ( ): ( ): gemiddeld/som: lengtegraad: : 5.0 breedtegraad: : 52.0 Bodemvochtigheid-index : 1.00 Albedo (bodemweerkaatsingscoefficient) : 0.20 Geen percentielen berekend Aantal receptorpunten 3 Terreinruwheid receptor gebied [m] : Terreinruwheid [m] op meteolokatiein windgegevens verwerkt Pagina 1

293 2966al0511 Woudrichem GTB_6667_sce Hoogte berekende concentraties [m] : 1.5 Gemiddelde veldwaarde concentratie [ug/m3] : hoogste gem. concentratiewaarde in het grid : Hoogste uurwaarde concentratie in tijdreeks : Coordinaten (x,y) : , Datum/tijd (yy,mm,dd,hh) : Aantal bronnen : 1 ********* Brongegevens van bron : 1 ** PUNTBRON ** 66,67 hectare X-positie van de bron [m] : Y-positie van de bron [m] : Schoorsteenhoogte (tov maaiveld) [m] : 7.0 Inw. schoorsteendiameter (top) : 0.20 Uitw. schoorsteendiameter (top) : 0.21 Gem. volumeflux over bedrijfsuren (Nm3) : Gem. uittree snelheid over bedrijfsuren (m/s) : Temperatuur rookgassen (K) : Gem. warmte emissie over bedrijfsuren (MW) : **Warmte emissie voor deze bron constante - ingelezen - waarde** NO2 fraktie in het rookgas [%] : 0.05 Aantal bedrijfsuren: (Bedrijfsuren zijn uren met een emissie > 0) gemiddelde emissie over bedrijfsuren: (kg/s) gemiddelde emissie over alle uren: (kg/s) Pagina 2

294 2966al0511 Woudrichem GTB_6667_tdp eenheid depositie: mol/ha/jaar Pagina 1

295 BIJLAGE 3, ONDERZOEK FLORA EN FAUNA Plan-MER bestemmingsplan buitengebied gem. Woudrichem (aanvulling) april

296 Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem In het kader van de Flora- en faunawet In opdracht van: Pouderoyen Compagnons

297 Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

298 Colofon Tekst, foto's en samenstelling In opdracht van Naam opdrachtgever Rapportnummer Status rapport T.P. Molenaar, M. van der Hout Pouderoyen Compagnons Dhr. H Keus RA Definitief Datum oplevering rapport 8 april 2011 Aantal pagina's 38 Collegiale toets J.R. Regelink, T.P.M. Fijen Wijze van citeren Molenaar, T.P., M. van der Hout Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem. In het kader van de Flora- en faunawet. Rapport RA , Regelink Ecologie & Landschap, Mheer. Regelink Ecologie & Landschap Papenweg NE Mheer info@regelink.net Lid Netwerk Groene Bureaus en Samenwerkingsverband Ecologie Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

299 Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

300 Inhoudsopgave 1 Inleiding Aanleiding Doel Plangebied Leeswijzer 7 2 Flora- en faunawet Verbodsbepalingen Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) Gedragscodes 10 3 Methode Bureau-onderzoek Landschapselementen Natuurwaarden 13 4 Resultaten bureau-studie 15 5 Inschatting voorkomen per landschapstype Bebouwd gebied Agrarisch gebied Bosgebied Bosgebied met water Oude laaglandrivier Uiterwaarden/buitendijksgebied Golfterrein Voormalig fort 27 6 Conclusie Beschermde soorten Natuurwaarden Toetsing Flora- en faunawet 29 7 Literatuur 32 Bijlage 1 Landschapselementen 34 Bijlage 2 Aantal beschermde soorten per kilometerhok 36 Bijlage 3 Aantal beschermde soorten per landschapselement 38 Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

301 Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

302 1 Inleiding 1.1 Aanleiding De gemeente Woudrichem is bezig om voor hun buitengebied een bestemming plan op te stellen. Hiervoor brengt Regelink Ecologie & Landschap middels een bureaustudie aangevuld met expert-judgement de (potentiële) aanwezigheid van middels de Flora- en faunawet beschermde soorten in kaart. 1.2 Doel Door middel van deze bureau-studie worden de volgende vragen beantwoord: Welke, middels de Flora- en faunawet beschermde flora en fauna komen (potentieel) voor in het buitengebied van Woudrichem? Wat zegt het aantal potentieel voorkomende beschermde soorten over de aanwezige natuurwaarde? Welke negatieve effecten kan de potentieel aanwezige flora en fauna ondervinden van werkzaamheden (in het kader van planontwikkeling)? 1.3 Plangebied Het plangebied bestaat uit het buitengebied van Woudrichem, zoals omschreven in het bestemmingsplan. 1.4 Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft overzichtelijk de Flora- en faunawet weer. In hoofdstuk 3 wordt de gevolgde methode uitgelegd. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de bureaustudie gepresenteerd. In hoofdstuk 5 worden de te verwachten soorten per landschapstype gepresenteerd, gecombineerd met de werkzaamheden die negatief voor deze soorten uitpakken. Hoofdstuk 6 geeft de conclusie weer. Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

303 2 Flora- en faunawet De Flora- en faunawet is de soortgerichte implementatie van de Europese Habitaten Vogelrichtlijn en bundelt de bepalingen die voorheen in verschillende wetten waren opgenomen: Vogelwet 1936, Jachtwet, Natuurbeschermingswet (hoofdstuk V: soortenbescherming), Nuttige Dierenwet 1914 en Wet Bedreigde uitheemse dieren plantensoorten. De Flora- en faunawet beschermt in beginsel soorten. Activiteiten waarbij schade wordt gedaan aan beschermde dieren of planten zijn verboden, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan (het nee, tenzij -principe). Het is dan ook altijd zaak om, waar mogelijk, activiteiten uit te voeren zonder schade aan beschermde dieren en planten aan te brengen. De wet erkent de intrinsieke waarde van in het wild levende dieren. In de wet is dan ook een zorgplicht opgenomen: iedereen moet 'voldoende zorg' in acht nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten (niet alleen de beschermde) en hun leefomgeving. 2.1 Verbodsbepalingen De Flora- en faunawet kent, naast de zorgplicht, een aantal verbodsbepaling welke relevant zijn voor de onderhavige toetsing: Artikel 8 Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Artikel 11 Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Artikel 12 Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. 2.2 Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) Op 23 februari 2005 is de AmvB art. 75 van de Flora- en faunawet in werking getreden. In dit besluit is een vrijstelling voor specifieke activiteiten en soorten geregeld. Tevens introduceert de AmvB de gedragscode. Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

304 De AmvB verdeelt alle beschermde soorten (met uitzondering van vogels) in drie groepen. De algemeen voorkomende beschermde soorten staan in Tabel 1, de overige beschermde soorten in Tabel 2, en de strikt beschermde soorten in Tabel 3. Voor vogelsoorten geldt een andere regeling. Tabel 1 Voor soorten die zijn opgenomen in Tabel 1 geldt een algehele vrijstelling wanneer de werkzaamheden vallen onder: bestendig beheer en onderhoud, ook in landbouw en bosbouw; bestendig gebruik; ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Wanneer de werkzaamheden niet onder een van deze categorieën vallen en er is een (te verwachten) negatief effect op de soorten uit Tabel 1, dan dient een ontheffing aangevraagd te worden. Deze aanvraag wordt door bevoegd gezag onderworpen aan een lichte toets. Toetsingscriteria daarbij zijn of de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in het geding is, en of de activiteit een redelijk doel dient. Tabel 2 De soorten zoals opgenomen in Tabel 2 zijn strenger beschermd. Hierbij geldt een vrijstelling mits gewerkt wordt volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode. Vallen de werkzaamheden niet onder de bij Tabel 1 genoemde categorieën of wordt niet gewerkt volgens een gedragscode, dan moet een ontheffing aangevraagd worden. Deze aanvraag wordt, net als voor de soorten van Tabel 1 geldt, onderworpen aan een lichte toets. Tabel 3 De soorten uit Tabel 3 zijn de zwaarst beschermde soorten. Ook wanneer werkzaamheden vallen onder een van de bij Tabel 1 genoemde categorieën, geldt niet zonder meer een vrijstelling. Alleen bij bestendig beheer en onderhoud is een vrijstelling mogelijk wanneer gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Werkzaamheden die in een van de andere categorieën vallen en welke negatieve effecten op beschermde soorten (kunnen) hebben, zijn ontheffingsplichting. Voor het verstrekken van een ontheffing wordt deze onderworpen aan een zware toets wanneer: er geen andere bevredigende oplossing voor de geplande activiteit is; de geplande activiteit geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding van de soort; er sprake is van een in of bij de wet genoemd belang; Bij soorten van Bijlage IV van de Habitatrichtlijn moet tevens sprake zijn van een van de volgende door de Habitatrichtlijn erkende belangen: dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten; bescherming van flora en fauna; Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

305 openbare veiligheid. Vogels Met ingang van 26 augustus 2009 heeft het Ministerie van LNV een nieuw beleid ten aanzien van broedvogels ingezet. Verblijfplaatsen van broedvogels zijn door de Flora- en faunawet beschermd. De Flora- en faunawet kent hierbij geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het gaat bovendien om individuele broedgevallen. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest. Deze eenmalig te gebruiken nesten vallen onder de bescherming van artikel 11 van de Flora- en faunawet in de periode dat deze daadwerkelijk gebruikt worden. Van een beperkt aantal vogels is de nestlocatie het gehele jaar beschermd door de Flora- en faunawet (bijlage 2). Het betreft dan vogels die: het gehele jaar door gebruik maken van hun nestlocatie als vaste rust- en/ of verblijfplaatsen; erg honkvast en al dan niet koloniebroeders zijn. Deze soorten keren ieder jaar naar dezelfde locaties terug. De voorwaarden waaraan de nestlocaties moeten voldoen zijn erg specifiek en vaak slechts in beperkte mate in het landschap beschikbaar; jaar in jaar uit van hetzelfde nest gebruik maken en zelf niet of nauwelijks in staat zijn om een eigen nest te bouwen. Indien een jaarrond beschermd nest is aangetroffen moet altijd een omgevingscheck uitgevoerd te worden. Een deskundige dient dan te onderzoeken of er voor de soort in de omgeving voldoende plekken en materiaal aanwezig zijn om zelf een vervangende locatie te vinden en een vervangend nest te maken. Indien dit niet mogelijk is, dient een vervangende nestlocatie aangeboden te worden. Wanneer dit ook niet mogelijk blijkt, dient een ontheffing aangevraagd te worden. Ontheffing kan alleen verkregen worden op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Wettelijke belangen zijn: bescherming van flora en fauna; veiligheid van het luchtverkeer; volksgezondheid of openbare veiligheid. 2.3 Gedragscodes Werken volgens een gedragscode kan (soms) een vrijstelling voor soorten op Tabel 2 en Tabel 3 geven. Hiervoor dient gewerkt te worden volgens een door de minister vastgestelde gedragscode. Voor meer informatie over de toepassing van de Flora- en faunawet in relatie tot gedragscodes: zie de brochure van het ministerie van LNV: Buiten aan werk 1. 1http:// [datum: ] Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

306 3 Methode De kaart met de potentieel aanwezige soorten is gebaseerd op een bureau onderzoek. In bestaande bronnen is gezocht naar meldingen van beschermde soorten. Deze zijn op kaart ingetekend. Het buitengebied van Woudrichem is opgedeeld in landschapselementen die zich van elkaar onderscheiden in biotopen en landgebruik. Van de soorten die uit de bureau-studie naar voren komen is beoordeeld of ze in een bepaald landschapselement kunnen voorkomen. 3.1 Bureau-onderzoek Het bureau-onderzoek heeft zich gericht op waarnemingen van de afgelopen 5 jaar. Dit is de periode die het ministerie van EL&I aanhoud als zijnde voldoende betrouwbaar bij Flora- en faunawet procedures. In de bronnen is gezocht naar soorten uit tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet. Soorten uit tabel 1 zijn niet meegenomen. Bij een wijziging van het bestemmingsplan zal altijd een ruimtelijk ingreep de aanleiding zijn. Bij ruimtelijk ingrepen geldt een algemene vrijstelling voor soorten met een tabel-1-status. De geraadpleegde bronnen zijn zowel analoge verspreiding-atlassen als online databases met soortwaarnemingen. In Tabel 3.1 wordt een overzicht gegeven van geraadpleegde bronnen. Deze bronnen zijn kosteloos te gebruiken. Provincie Noord-Brabant en Nationale Databank Flora en Fauna hebben eveneens gegevens beschikbaar, maar dit zijn betaalde gegevens. Voor dit project is ervoor gekozen deze bronnen niet te gebruiken. Tabel 3.1: Geraadpleegde bronnen. bron waarneming.nl Telmee.nl Piscaria.nl RAVON.nl zoogdieratlas type internet database internet database internet database verspreidingskaarten verspreidingsatlas soortgroep alle alle vissen en macrofauna amfibieen, reptielen en vissen vleermuizen De meeste van deze gegevens berusten op min of meer toevallige waarnemingen. Waargenomen soorten worden op eigen initiatief van vrijwilligers ingevoerd in de online database. Wel vindt er een zeker mate van controle plaats op ingevoerde waarnemingen van zeldzame soorten. Dit hoeven overigens niet per se beschermde soorten te zijn. Het ontbreken van een soort op een locatie binnen de gemeente wil dus niet zeggen dat de soort niet voorkomt. Hetzelfde geldt voor soorten die niet genoemd worden voor het plangebied. Het kan betekenen dat de soort niet voorkomt maar het kan evengoed betekenen dat er niemand naar de soortgroep of soort kijkt en er dus geen waarneming ingevoerd wordt. Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

307 3.2 Landschapselementen Het buitengebied van Woudrichem is opgedeeld in acht landschapselementen (zie bijlage 1). Het onderscheid tussen de verschillende typen is gemaakt op basis van morfologie, landgebruik en aanwezige structuren in het buitengebied. De volgende typen zijn onderscheiden; bebouwd gebied; agrarisch gebied; bos; bos met open water; oude laagland rivier; uiterwaarden en/of buitendijksgebied; golfterrein; voormalig fort. Bebouwd gebied Het bestemmingsplan voor het buitengebied van Woudrichem sluit de dorpen en steden in gemeente Woudrichem uit. De woonkern Uppel valt echter wel in het bestemmingsplan voor het buitengebied. Deze woonkern is als apart type opgenomen. Agrarisch gebied Dit type beslaat het grootste deel van het plangebied. Het onderscheidt zich van de overige typen door het agrarisch gebruik, akkerbouw, veeteelt en melkveehouderijen. De bedrijven en woningen binnen het agrarisch gebied zijn niet als apart type opgenomen. Bos en bos met open water Verspreid in het buitengebied liggen enkele bosjes. Het type wordt gekenmerkt door een hoog opgaande begroeiing van diverse soorten bomen struiken. Er is een onderscheidt gemaakt tussen bosjes zonder vijvers of poelen en bosjes met vijver of poelen. In het type bos met open water komen soorten voor die niet aangetroffen worden in bos zonder open water. Oude laagland rivier Dit type bestaat uit de Oude Alm en haar oevers. Het bredere open water van de Oude Alm biedt een andere leefomgeving dan de poldersloten in het agrarisch gebied. Een rivier ligt ook lager in het landschap, waardoor aangrenzende percelen vaak natter zijn. Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

308 Uiterwaarden en/of buitendijksgebied De buitendijkse gebieden hebben al lange tijd de bestemming natuurgebied. Er vindt nagenoeg geen beheer plaats en de rivier heeft er, tot op zekere hoogte, vrij spel. Het type kenmerkt zich door de aanwezigheid van grote poelen, struwelen, bos en ruige graslanden. Golfterrein Een golfterrein is een, voor een zeer specifiek doel, aangelegd terrein. Het gebied heeft een kunstmatig karakter, met een hoge gebruiksdruk en intensief beheer. Voormalig fort Dit type omvat het voormalig fort Giessen, inclusief de fortgracht en de daaraan grenzende weilanden. Het fort heeft een natuurbestemming en wordt zoveel mogelijk met rust gelaten. Het type is in alle opzichten anders dan de overige typen. 3.3 Natuurwaarden Van elk landschapselement is kort aangegeven hoe het (potentieel) voorkomen van beschermde soorten zich verhaald tot een natuurwaarde. Dit wordt gedaan aan de hand van de zeldzaamheid van de beschermde soorten. In de Rode Lijst is van elk dier aangegeven in welke mate deze bedreigd wordt. In Tabel 3.2 zijn de verschillende categorieën weergegeven. De Rode Lijst heeft geen wettelijke macht, soorten die op de Rode Lijst staan zijn niet extra beschermd. Met behulp van de Rode Lijst kan wel bekeken worden wat de zeldzaamheid is van de potentieel aanwezige beschermde soorten. In het geval dat het merendeel tot algemene soorten behoort, wordt een lage waarde toegekend. Wanneer er veel kwetsbare tot bedreigde soorten voorkomen, wordt een hoge waarde toegekend. Tabel 3.2: Categorieën van de Rode Lijst 1. Verdwenen VN VNW 2. Bedreigd EB BE KW GE 3. Thans niet bedreigd TNB 4. Niet bekend OG NB Verdwenen uit Nederland In het wild verdwenen uit Nederland Ernstig bedreigd Bedreigd Kwetsbaar Gevoelig Thans niet bedreigd Onvoldoende gegevens Niet beschouwd Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

309 De omschrijving van de categorieën is als volgt: Rode-Lijstsoorten: VN: verdwenen soorten: soorten die maximaal zijn afgenomen en nu afwezig zijn. EB: ernstig bedreigde soorten: soorten die zeer sterk zijn afgenomen en nu zeer zeldzaam zijn. BE: bedreigde soorten: soorten die sterk zijn afgenomen en nu zeldzaam tot zeer zeldzaam zijn en soorten die zeer sterk zijn afgenomen en nu zeldzaam zijn. KW: kwetsbare soorten: soorten die matig zijn afgenomen en nu vrij tot zeer zeldzaam zijn en soorten die sterk tot zeer sterk zijn afgenomen en nu vrij zeldzaam zijn; GE: gevoelige soorten: soorten die stabiel zijn of toegenomen, maar zeer zeldzaam zijn en soorten die sterk tot zeer sterk zijn afgenomen, maar nog algemeen zijn. Geen Rode-Lijstsoorten: TNB: thans niet bedreigde soorten: soorten die stabiel zijn of toegenomen en algemeen tot zeldzaam zijn en soorten die matig zijn afgenomen en algemeen zijn. OG: soorten die wel zijn beschouwd, maar door onvoldoende gegevens niet in één van de bovenstaande categorieën kunnen worden geplaatst2; NB: niet beschouwde soorten. Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

310 4 Resultaten bureau-studie Het bureau-onderzoek leverde 37 beschermde soorten op die binnen het plangebied voorkomen. De potentieel aanwezige soorten, hun beschermde status en hun Rode Lijst status zijn in Tabel 4.1 weergegeven. Tabel 4.1: De voor het plangebied gemelde soorten Nederlandse naam wetenschappelijke naam Flora en faunawet tabel Rode Lijst vaatplanten brede orchis Dactylorhiza majalis majalis 2 KW vleeskleurige orchis Dactylorhiza incarnata 2 KW waterdrieblad menyanthes trifoliata 2 GE wilde marjolein Origanum vulgare 2 maretak Viscum album 2 b roedvogels boomvalk Falco sub buteo 3 KW slechtvalk Falco peregrinnus 3 GE ransuil Asio otus 3 KW kerkuil Tyto alba 3 KW steenuil Athene noctua 3 KW buizerd Buteo buteo 3 havik Accipiter gentilis 3 sperwer Accipiter nisus 3 huismus Passer domesticus 3 GE ooievaar Ciconia ciconia 3 roek Corvus frugilegus 3 zoogdieren bever Castor fiber 3 GE baardvleermuis Myotis mystacinus 3 gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus 3 gewone grootoorvleermuis Plecotus auritus 3 TNB ruige dwergvleermuis Pipistrellus nathusii 3 laatvlieger Eptesicus serotinus 3 KW meervleermuis Myotis dasycneme 3 watervleermuis Myotis daubentoni 3 vissen kleine modderkruiper Cobitis taenia 2 grote modderkruiper Misgurnus fossilis 3 KW bittervoorn Rhodeus amarus 3 KW rivierdonderpad Cottus perifretum of C. rhenanus 2 meerval Silurus glanis 2 amfib ieën rugstreeppad Bufo calamita 3 GE heikikker Rana arvalis 3 TNB poelkikker Rana lessonae 3 TNB kamsalamander Triturus cristatus 3 KW alpenwatersalamander Mesotriton alpestris 2 TNB insecten rouwmantel Nymphalis antiopa 3 VN rivierrombout Gompus flavipes 3 EB Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

311 De verspreidingsgegevens zijn op drie schaalgroottes aangetroffen: als puntwaarneming of opgegeven voor een kilometer- of uurhok. Een puntwaarneming is de daadwerkelijke locatie waarop een soort is aangetroffen. Opgave voor een kilometerhok of uurhok wil zeggen dat de soort is aangetroffen in een gebied van respectievelijk 1x1 km of 5x5 km. In Bijlage 2 is een kaart opgenomen met het totaal aantal beschermde soorten per kilometerhok binnen het bestemmingsplangebied. Het meest dichtbezette kilometerhok bevat 19 beschermde soorten, het laagst bezette hok bevat 5 beschermde soorten. Naast de in Tabel 4.1 vermelde soorten zijn er nog een aantal soorten die op basis van het aanwezige biotoop en hun verspreiding binnen Nederland, wel aanwezig kunnen zijn. Deze soorten zijn vermeld in Tabel 4.2. Tabel 4.2: Niet in de bureau-studie aangetroffen potentieel aanwezige soorten. Nederlandse naam wetenschappelijke naam Flora- en faunawet tabel Rode Lijst vaatplanten gevlekte orchis Dactylorhiz maculata macualta 2 KW broedvogels gierzwaluw Apus apus 3 zoogdieren rosse vleermuis Nyctalus noctula 3 KW franjestaart Myotis nattereri 3 TNB brandts vleermuis Myotis brandtii 3 NB waterspitsmuis Neomys fodiens 3 KW vissen aal Anguilla anguilla 2 Van de soorten uit Tabel 4.1 en Tabel 4.2 is bepaald of zij binnen een landschapselement voor kunnen komen. Op basis van de eisen die zij stellen aan hun habitat is gekeken of een soort zijn vaste rust en verblijfplaats kan hebben binnen het landschapstype. Bijvoorbeeld een gierzwaluw is gebonden aan gebouwen, de soort hoeft niet verwacht te worden in een bosgebied. In Bijlage 3 is een kaart opgenomen met het aantal beschermde soorten die in een landschapselement verwacht kan worden. Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

312 5 Inschatting voorkomen per landschapstype 5.1 Bebouwd gebied Binnen het type bebouwd gebied kunnen 12 soorten worden verwacht. Onderstaande tabel geeft aan bij welke werkzaamheden, die in bebouwd gebied worden verwacht, er negatieve effecten op de mogelijk aanwezige beschermde soorten kunnen optreden. Tabel 5.1: Te verwachten soorten en effecten in bebouwd gebied. Slopen of renoveren van panden Werkzaamheden aan (kade)muren en kunstwerken Verlichting van openbare ruimte Saneren van waterbodems Werken in en aan oevers Baggeren/schonen/dempen watergangen Rooien van bomen en struiken Wijziging landgebruik Soort gierzwaluw X X huismus X X X kerkuil X X X ooievaar X X X slechtvalk X X steenuil X X X X bittervoorn X X X X X kleine modderkruiper X X X X X heikikker X X X X X X gewone dwergvleermuis X X X X X gewone grootoorvleermuis X X X X X laatvlieger X X X X Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

313 Van gewone dwergvleermuis, huismus en kleine modderkruiper wordt uitgegaan dat deze soorten (weer) algemeen voorkomen. In een aanzienlijk deel van het stedelijk gebied in Nederland komt tegenwoordig gierzwaluw en ooievaar voor. Kerkuil, steenuil, bittervoorn en laatvlieger worden door de Rode Lijst als kwetsbaar beschouwd. Deze soorten zijn op landelijke schaal afgenomen, veranderingen kunnen voor deze soorten snel nadelig uitpakken. Aangezien er veel algemene soorten voorkomen en slechts een aantal zeldzame, wordt de ecologische waarde van het bebouwde gebied daarom op gemiddeld geschat. 5.2 Agrarisch gebied Binnen het type agrarisch gebied kunnen 17 soorten worden verwacht. Onderstaande tabel geeft aan bij welke werkzaamheden, die in agrarisch gebied worden verwacht, er negatieve effecten op de mogelijk aanwezige beschermde soorten kunnen optreden. Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

314 Tabel 5.2: Te verwachten soorten en effecten in agrarische gebieden. Slopen of renoveren van panden Soort buizerd X X gierzwaluw X X huismus X X X kerkuil X X ooievaar X X X roek X X steenuil X X X aal X X X X X X bittervoorn X X X X X X grote modderkruiper X X X X X X kleine modderkruiper X X X X X X heikikker X X X X X X X X X rugstreeppad X X X X X X X X gewone dwergvleermuis X X X X X gewone grootoorvleermuis X X X X X laatvlieger X X X X rosse vleermuis X X X Werkzaamheden aan (kade)muren en kunstwerken Opspuiten van grond Verplaatsen van gebiedseigen grond Bronbemalingen Saneren van waterbodems Werken in en aan oevers Baggeren/schonen/dempen watergangen Rooien van bomen en struiken Wijziging landgebruik Van de potentieel voorkomende soorten in het agrarische gebied is het merendeel algemeen voorkomend in Nederland. Zo komen buizerd, huismus, roek, kleine modderkruiper, rugstreeppad en gewone dwergvleermuis (regionaal) algemeen voor. Kerkuil, steenuil, bittervoorn, laatvlieger en rosse vleermuis worden door de Rode Lijst als kwetsbaar beschouwd, veranderingen kunnen voor deze soorten snel nadelig uitpakken. Aangezien het merendeel algemene soorten betreft, wordt de ecologische waarde van het agrarische gebied daarom op gemiddeld geschat. 5.3 Bosgebied Binnen het type bosgebied kunnen 15 soorten worden verwacht. Tabel 5.3 geeft Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

315 aan bij welke werkzaamheden, die in bosgebieden worden verwacht, er negatieve effecten op de mogelijk aanwezige beschermde soorten kunnen optreden. Tabel 5.3: Te verwachten soorten en effecten in bosgebieden. Rooien van bomen en struiken Wijziging landgebruik Soort boomvalk X X buizerd X X havik X X ransuil X X roek X X sperwer X X maretak X X baardvleermuis X X brandts vleermuis X X franjestaart X X gewone dwergvleermuis X X gewone grootoorvleermuis X X rosse vleermuis X X ruige dwergvleermuis X X rouwmantel X X Het merendeel van de potentieel aanwezige beschermde soorten betreft wederom redelijk algemeen voorkomende soorten. Er worden drie soorten met een Rode Lijst status 'kwetsbaar' verwacht: boomvalk, ransuil en rosse vleermuis. Daarnaast wordt rouwmantel genoemd, deze soort is officieel verdwenen uit Nederland. Sporadisch vindt er verspreid door Nederland een invasie van rouwmantel plaats, de laatste hiervan was in 2006 (vlindernet.nl). Gezien het merendeel van de in Tabel 5.3 genoemde soorten redelijk algemeen voorkomt worden de bosgebieden als gemiddeld beoordeeld. Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

316 5.4 Bosgebied met water Binnen het type bosgebied met water kunnen 25 soorten worden verwacht. Onderstaande tabel geeft aan bij welke werkzaamheden, die in bosgebieden met water worden verwacht, er negatieve effecten op de mogelijk aanwezige beschermde soorten kunnen optreden. Tabel 5.4: Te verwachten soorten en effecten in bosgebieden met water. Bronbemalingen Saneren van waterbodems Werken in en aan oevers Baggeren/schonen/dempen watergangen Rooien van bomen en struiken Wijziging landgebruik Soort boomvalk X X buizerd X X havik X X ransuil X X roek X X sperwer X X brede orchis X X X X maretak X X vleeskleurige orchis X X X X bittervoorn X X X X X grote modderkruiper X X X X X alpenwatersalamander X X X X X X heikikker X X X X X X kamsalamander X X X X X X poelkikker X X X X X X baardvleermuis X X brandts vleermuis X X franjestaart X X gewone dwergvleermuis X X gewone grootoorvleermuis X X rosse vleermuis X X ruige dwergvleermuis X X watervleermuis X X X X X waterspitsmuis X X X X rouwmantel X X X Binnen het landschapselement bosgebieden met water worden maar liefst tien soorten verwacht die op de Rode Lijst een status kwetsbaar hebben. Het betreft de Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

317 soorten: boomvalk, ransuil, brede orchis, vleeskleurige orchis, bittervoorn, grote modderkruiper, kamsalamander, Brandt's vleermuis, rosse vleermuis en waterspitsmuis. Voor deze soorten geldt dat veranderingen in het landschapselement snel nadelig uit kunnen pakken. De waarde van de bosgebieden met water wordt door het hoge aantal kwetsbare soorten als hoog ingeschat. Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

318 5.5 Oude laaglandrivier Binnen het type oude laaglandrivier kunnen 25 soorten worden verwacht. Onderstaande tabel geeft aan bij welke werkzaamheden, die in oude laaglandrivieren worden verwacht, er negatieve effecten op de mogelijk aanwezige beschermde soorten kunnen optreden. Tabel 5.5: Te verwachten soorten en effecten in oude laaglandrivieren. Soort boomvalk X X buizerd X X havik X X huismus X X kerkuil X ooievaar X X ransuil X X roek X X sperwer X X steenuil X X brede orchis X X X X maretak X X vleeskleurige orchis X X X X wilde marjolein X X aal X X X X X X bittervoorn X X X X X X kleine modderkruiper X X X X X X rivierdonderpad X X X X X X gewone dwergvleermuis X X X gewone grootoorvleermuis X X X laatvlieger X X rosse vleermuis X X ruige dwergvleermuis X X X waterspitsmuis X X X X X watervleermuis X X X X X Werkzaamheden aan (kade)muren en kunstwerken Bronbemalingen Saneren van waterbodems Werken in en aan oevers Baggeren/schonen/dempen watergangen Rooien van bomen en struiken Wijziging landgebruik Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

319 Het merendeel van de verwachte soorten heeft een Rode Lijst status kwetsbaar. Het betreft tien soorten, dezelfde soorten als in 5.4 genoemd zijn. Daarnaast wordt ook huismus, een soort met status gevoelig verwacht. De waarde van de oude laaglandrivier wordt door het hoge aantal kwetsbare soorten als hoog ingeschat. 5.6 Uiterwaarden/buitendijksgebied Binnen het type uiterwaarden/buitendijksgebied kunnen 33 soorten worden verwacht. Tabel 5.6 geeft aan bij welke werkzaamheden, die in uiterwaarden en buitendijksgebieden worden verwacht, er negatieve effecten op de mogelijk aanwezige beschermde soorten kunnen optreden. Tabel 5.6: Te verwachten soorten en effecten in uiterwaarden en buitendijkse gebieden. Slopen of renoveren van panden Soort boomvalk X X ransuil X X buizerd X X havik X X sperwer X X roek X X brede orchis X X X X X X gevlekte orchis X X X X X X vleeskleurige orchis X X X X X X wilde marjolein X X X X aal X X X X X grote modderkruiper X X X X X meerval X X X X X rivierdonderpad X X X X X alpenwatersalamander X X X X X X X X heikikker X X X X X X X X kamsalamander X X X X X X X X poelkikker X X X X X X X X rugstreeppad X X X X X X X X Opspuiten van grond Verplaatsen van gebiedseigen grond Bronbemalingen Saneren van waterbodems Werken in en aan oevers Baggeren/schonen/dempen watergangen Rooien van bomen en struiken Wijziging landgebruik Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

320 Vervolg Tabel 5.6. Slopen of renoveren van panden Soort baardvleermuis X X X X bever X X X X X X brandts vleermuis X X X franjestaart X X X gewone dwergvleermuis X X X X gewone grootoorvleermuis X X X X laatvlieger X X X X meervleermuis X X X X X X X rosse vleermuis X X X ruige dwergvleermuis X X X X waterspitsmuis X X X X X X X watervleermuis X X X X X X rivierrombout X X X rouwmantel X X X X X Opspuiten van grond Verplaatsen van gebiedseigen grond Bronbemalingen Saneren van waterbodems Werken in en aan oevers Baggeren/schonen/dempen watergangen Rooien van bomen en struiken Wijziging landgebruik Binnen dit landschapselement worden tien soorten met een status kwetsbaar van de Rode Lijst verwacht. Daarnaast worden rugstreeppad en bever als soorten met een status gevoelig genoemd. Tot slot heeft rivierrombout een status ernstig bedreigd. Drie van de zeven kwetsbare soorten betreffen orchideeën. Deze zijn erg gevoelig voor veranderingen in de omgeving, omdat zij afhankelijk zijn van de locale standplaatsfactoren. Wanneer deze veranderen kan het leefgebied voor de soorten ongeschikt raken. Vanwege de gevoeligheid van de verwachtte soorten, krijgt dit landschapselement een hoge beoordeling. Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

321 5.7 Golfterrein Binnen het type golfterreinen kunnen 11 soorten worden verwacht. Onderstaande tabel geeft aan bij welke werkzaamheden, die in golfterreinen worden verwacht, er negatieve effecten op de mogelijk aanwezige beschermde soorten kunnen optreden. Tabel 5.7: Te verwachten soorten en effecten op golfterreinen. Slopen of renoveren van panden Verlichting van openbare ruimte Saneren van waterbodems Werken in en aan oevers Baggeren/schonen/dempen watergangen Rooien van bomen en struiken Wijziging landgebruik Soort buizerd X X bittervoorn X X X X grote modderkruiper X X X X kleine modderkruiper X X X X alpenwatersalamander X X X X X kamsalamander X X X X X poelkikker X X X X X gewone dwergvleermuis X X X X laatvlieger X X X X rosse vleermuis X X X ruige dwergvleermuis X X X X Vijf van de verwachtte soorten valt onder de categorie kwetsbaar. De rest van de verwachtte soorten komen algemeen voor. Het landschapselement wordt daarom beoordeeld met een lage natuurwaarde. Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

322 5.8 Voormalig fort Binnen het type voormalig fort kunnen 25 soorten worden verwacht. Tabel 5.8 geeft aan bij welke te verwachten werkzaamheden er negatieve effecten op de mogelijk aanwezige beschermde soorten kunnen optreden. Tabel 5.8: Te verwachten soorten en effecten in en rond voormalige forten. Slopen of renoveren van panden buizerd X X kerkuil X X X roek X X steenuil X X X X maretak X X aal X X X X X X bittervoorn X X X X X X grote modderkruiper X X X X X X kleine modderkruiper X X X X X X alpenwatersalamander X X X X X X X heikikker X X X X X X X kamsalamander X X X X X X X poelkikker X X X X X X baardvleermuis X X X X X brandts vleermuis X X X franjestaart X X X gewone dwergvleermuis X X X X X gewone grootoorvleermuis X X X X X laatvlieger X X X X meervleermuis X X X X X X X rosse vleermuis X X X ruige dwergvleermuis X X X X X watervleermuis waterspitsmuis rouwmantel Werkzaamheden aan (kade)muren en kunstwerken Verlichting van openbare ruimte Bronbemalingen Saneren van waterbodems Werken in en aan oevers Baggeren/schonen/dempen watergangen Rooien van bomen en struiken Wijziging landgebruik X X X X X X X X X X X X X X Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

323 Binnen dit landschapselement worden negen soorten verwacht die onder de categorie kwetsbaar vallen. Een groot deel van de verwachtte soorten betreft vleermuizen. Ook al vallen niet alle vleermuizen onder de categorie kwetsbaar, kunnen zij op regionale schaal toch erg kwetsbaar zijn. Voormalige forten dienen geregeld als vaste rust- en verblijfplaats voor vleermuizen. Veranderingen in het gebouw kunnen de locale populatie schaden. Wegens het hoge aantal kwetsbare soorten worden de voormalige forten als hoge natuurwaarde beschouwd. Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

324 6 Conclusie 6.1 Beschermde soorten Op basis van de geraadpleegde bronnen worden binnen de gemeente 37 beschermde soorten verwacht. Een aantal soorten is niet in de geraadpleegde bronnen genoemd maar zijn op basis van hun verspreiding binnen Nederland en het aanwezige habitat binnen de gemeente wel te verwachten. Dit maakt dat in totaal 44 beschermde soorten te verwachten zijn in het buitengebied van Gemeente Woudrichem. 6.2 Natuurwaarden Van elk landschapstype is globaal aangegeven of hier een lage, gemiddelde of hoge natuurwaarde te verwachten is. Deze waarden zijn schematisch weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 6.1: Natuurwaarde per landschapstype Landschapselement Natuurwaarde Bebouwd gebied Gemiddeld Agrarisch gebied Gemiddeld Bosgebied Gemiddeld Bosgebied met open water Hoog Oude laaglandrivier Hoog Uiterwaarden/ buitendijks gebied Hoog Golfterrein Laag Voormalig fort Hoog Uit bovenstaand schema blijkt dat ontwikkelingen het makkelijkst plaats kunnen vinden in de landschapselementen: golfterrein, bebouwd gebied, agrarisch gebied. Bosgebied heeft weliswaar ook een gemiddelde natuurwaarde maar valt vaak onder het EHS-regime. Wijzigingen in de EHS kosten vaak veel tijd en geld en zijn vaak verbonden aan compensatie. Bosgebied met open water, oude laaglandrivier, uiterwaarden/ buitendijks gebied en voormalig fort hebben allen een hoge natuurwaarde. Werkzaamheden in deze landschapstypen kunnen voor veel verstoring zorgen. 6.3 Toetsing Flora- en faunawet Op basis van de resultaten van dit bureauonderzoek is een toetsing aan de Floraen faunawet uitgevoerd. Hierdoor is duidelijk geworden dat voor elke soortgroep bij een of meerdere ingrepen aanvullend onderzoek noodzakelijk is om een mogelijk negatief effect uit te sluiten. Aan de hand van het aanvullende onderzoek kunnen mitigerende maatregelen opgesteld worden voor de desbetreffende situatie. Daarnaast is het in het geval van vaatplanten, vissen en amfibieën soms mogelijk Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

325 om te werken met een gedragscode waardoor aanvullend onderzoek niet noodzakelijk hoeft te zijn. Indien er niet gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode, of aan de hand van een goed opgesteld en uitgevoerd mitigatieplan wordt de Flora- en faunawet overtreden. In Tabel 6.2 wordt weergegeven voor welke soortgroep aanvullend onderzoek noodzakelijk is bij welke werkzaamheden en in welk landschapselement. Tabel 6.2: Overzicht in welke landschapselementen aanvullend onderzoek noodzakelijk is bij welke werkzaamheden voor een bepaalde soortgroep. Het slopen of renoveren van panden Uitvoeren van reparaties aan of het slopen van (kade)muren en kunstwerken Wijzigingen van verlichting van openbare ruimte Vegetatie Vogels Vissen Amfibieën Zoogdieren Insecten 1,2,8 1,2,6,7,8 1,2,5,8 1,2,8 1,2,8 1,8 1,7,8 Het opspuiten van grond Het verplaatsen van gebiedseigen grond Bronbemalingen Het saneren van waterbodems Het werken in en aan oevers Baggeren/schonen/dempen van watergangen Het rooien van bomen en struiken 6 2,6 6,7, ,6 6,7,8 6 2,4,5,6,8 2,4,6,8 4,6,8 4,6,8 4,5,6 1,2,4,5,6,7,8 1,2,4,6,7,8 4,6,8 6 4,5,6 1,2,4,5,6,7,8 1,2,4,6,7,8 4,6,8 6 4,5,6 1,2,4,5,6,7,8 1,2,4,6,7,8 4,6,8 6 3,4,5 1,2,3,4,5,6,7,8 1,2,4,6,7,8 1,2,3,4,7,8 3,4,6,8 Wijziging landgebruik 3,4,5,6 1,2,3,4,5,6,7,8 1,2,4,5,6,7,8 1,2,4,6,7,8 1,2,3,4,7,8 3,4,6,8 Legenda: Bebouwd gebied 1 Agrarisch gebied 2 Bosgebied 3 Bosgebied met open water Oude laaglandrivier 4 5 Uiterwaarden of buitendijkse gebieden 6 Golfterrein 7 Voormalig Fort 8

326

327 7 Literatuur Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk & J.B.M. Thissen, Atlas van de Nederlandse zoogdieren. Utrecht: K.N.N.V. Heusden, W.R.M. & S.J. Vreugdenhil Handreiking Flora- en faunawet. Voor werkzaamheden en activiteiten in het kader van bestendig gebruik, bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling. Rapport, Dienst Landelijk Gebied, Utrecht. Limpens, H., K. Mostert & W. Bongers Atlas van de Nederlandse vleermuizen. K.N.N.V. Uitgeverij, Utrecht. Ministerie van LNV (herzien 2009). Buiten aan het Werk. Houd tijdig rekening met beschermde planten en dieren! Brochure. [ _pageid=116, &_dad=portal&_schema=portal&p_file_id=14765 ( )]. Regelink, J.R. & T. Bosch, Grote bosmuis in Winterswijk. Zoogdier 18 (2):23. Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

328 Bureauonderzoek buitengebied gemeente Woudrichem RA

329 Bijlage 1 Landschapselementen

330

331 Bijlage 2 Aantal beschermde soorten per kilometerhok

332

333 Bijlage 3 Aantal beschermde soorten per landschapselement

Bestemmingsplan buitengebied

Bestemmingsplan buitengebied Bestemmingsplan buitengebied Voorontwerp Informatieavond dinsdag 26 juni 2012 Wat is een bestemmingsplan? Plan met regels over het gebruik van de ruimte Waar en hoe mag wat worden gebouwd? Welke functies

Nadere informatie

GEMEENTE SON EN BREUGEL

GEMEENTE SON EN BREUGEL GEMEENTE SON EN BREUGEL Bestemmingsplan Buitengebied; Driehoek 7 Toelichting NL.IMRO.0848.BP813BUITENGEBIED-VA01/ Vastgesteld Projectnr. 021-012 / 19 december 2013 INHOUD BLZ 1. INLEIDING... 3 2. BESTAANDE

Nadere informatie

Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant

Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant Bijlage 3 Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant Artikel 2.1 - Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit 1. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24 Pagina 1 van 5 Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24 Pagina 2 van 5 Inleiding Op donderdag 3 april 2014 is door Dierenrijk

Nadere informatie

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing Opgesteld door: Provincie Noord-Brabant 19-05-2016 S.M.Verhaart- Menken Versie: 3_19-05-2016 Inhoud

Nadere informatie

Thematische herziening archeologie

Thematische herziening archeologie Bestemmingsplan Thematische herziening archeologie Gemeente Brunssum Datum: 23 juli 2015 Projectnummer: 130510 ID: NL.IMRO.0899.BPPPArcheologie-OW01 INHOUD TOELICHTING 1 Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2

Nadere informatie

Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon

Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon Van Provincie Noord-Brabant Aan Gemeente Bladel Onderwerp Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon Ter attentie van Zaak identificatie 07-11-2017

Nadere informatie

NOTA ZIENSWIJZE BESTEMMINGSPLAN Molenweg 5-5a Hoogeloon.

NOTA ZIENSWIJZE BESTEMMINGSPLAN Molenweg 5-5a Hoogeloon. NOTA ZIENSWIJZE BESTEMMINGSPLAN Molenweg 5-5a Hoogeloon. *17it.02805* Inleiding Het ontwerpbestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon heeft van 5 oktober tot en met 15 november 2017 ter inzage gelegen. Gedurende

Nadere informatie

Bijlage 1: Bestemmingsplan begrippen, regels en toelichting

Bijlage 1: Bestemmingsplan begrippen, regels en toelichting Bijlage 1: Bestemmingsplan begrippen, regels en toelichting In deze bijlage zijn voorbeeld planregels met betrekking tot archeologie en cultuurhistorie opgenomen voor nieuwe bestemmingsplannen in de gemeente

Nadere informatie

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 Ordito b.v. Postbus 94 5126 ZH Gilze E info@ordito.nl T 0161 801 022 I www.ordito.nl KVK 54 811 554 1. Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Ligging en begrenzing

Nadere informatie

NOTA VAN BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN ONTWERPBESTEMMINGSPLAN LANDELIJK GEBIED SANDELINGEN AMBACHT

NOTA VAN BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN ONTWERPBESTEMMINGSPLAN LANDELIJK GEBIED SANDELINGEN AMBACHT NOTA VAN BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN ONTWERPBESTEMMINGSPLAN LANDELIJK GEBIED SANDELINGEN AMBACHT Het ontwerpbestemmingsplan Landelijk gebied Sandelingen Ambacht heeft vanaf 19 april 2012, gedurende een periode

Nadere informatie

llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Inspraaknota Gemeente Epe Voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied Sport - Manege * *

llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Inspraaknota Gemeente Epe Voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied Sport - Manege * * Gemeente Epe Inspraaknota Voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied Sport - Manege *2015-09826* llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 2 1. Inleiding 3 2. Inspraakreactie

Nadere informatie

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Korteveld ong (naast 14) te Nistelrode, Bernheze

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Korteveld ong (naast 14) te Nistelrode, Bernheze vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Korteveld ong (naast 14) te Nistelrode, Bernheze Inhoudsopgave Regels 5 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 5 Artikel 1 Begripsbepaling 5 Hoofdstuk 2 Algemene

Nadere informatie

Bijlage 2 Uitwerking uitbreidingsmogelijkheden Rooye Hoefsedijk 38 in Gemert

Bijlage 2 Uitwerking uitbreidingsmogelijkheden Rooye Hoefsedijk 38 in Gemert Bijlage 2 Uitwerking uitbreidingsmogelijkheden Rooye Hoefsedijk 38 in Gemert Bestemmingsplan: Oud bestemmingsplan: Gemert-Bakel Buitengebied 2006 Bouwblok: Agrarisch bedrijf, met de aanduiding Intensieve

Nadere informatie

Bijlage 7 Model-planregels

Bijlage 7 Model-planregels Bijlage 7 Model-planregels Doel van de planregels De planregels vormen het juridisch-planologisch kader voor de bescherming van belangrijk archeologische waarden, door de aanvrager van een omgevingsvergunning

Nadere informatie

In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft u ons om een reactie gevraagd op de voorontwerp-omgevingsvergunning Oirschotsedijk 52, Wintelre.

In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft u ons om een reactie gevraagd op de voorontwerp-omgevingsvergunning Oirschotsedijk 52, Wintelre. Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 Gemeente Eersel Postbus 12 5520 AA EERSEL info@brabant.nl www.brabant.nl IBAN NL86INGB0674560043 3825558

Nadere informatie

GEMEENTE GRAVE Bestemmingsplan Woonwijken, Grave Nota beantwoording zienswijzen en vooroverlegreacties

GEMEENTE GRAVE Bestemmingsplan Woonwijken, Grave Nota beantwoording zienswijzen en vooroverlegreacties GEMEENTE GRAVE Bestemmingsplan Woonwijken, Grave Nota beantwoording zienswijzen en vooroverlegreacties 2 Inleiding Het ontwerpbestemmingsplan Woonwijken, Grave (NL.IMRO.0786.BPWoonwijkenGrave-on01) heeft

Nadere informatie

Reactieve aanwijzing tav Buitengebied 2011 Loon op Zand

Reactieve aanwijzing tav Buitengebied 2011 Loon op Zand Reactieve aanwijzing tav Buitengebied 2011 Loon op Zand Inhoudsopgave Inleiding 3 Basis reactieve aanwijzing 4 Leeswijzer 5 Aanwijzing(en) ten aanzien van begrenzing 6 Aanwijzing(en) ten aanzien van regels

Nadere informatie

Parapluplan Nieuwe Hollandse Waterlinie

Parapluplan Nieuwe Hollandse Waterlinie Parapluplan Nieuwe Hollandse Waterlinie Inhoudsopgave Regels Regels 3 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 4 Artikel 1 Begrippen 4 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 6 Artikel 2 Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie

Nadere informatie

Tabel 1. Overzicht bestemmingen en daaruit voortkomende aanvullende vergunningsaanvragen per element. Omg. werk- Buitengebied 2008 Rivierbed

Tabel 1. Overzicht bestemmingen en daaruit voortkomende aanvullende vergunningsaanvragen per element. Omg. werk- Buitengebied 2008 Rivierbed ONDERWERP Bestemmingsplan check DO 48 de Maasheggen ONZE REFERENTIE 078791251 0.2 DATUM 15-1-2016 VAN Maaike Groendijk In ontwerpgebied 48 de Maasheggen is één vigerend bestemmingsplan: Buitengebied 2008

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel Inleiding en planbeschrijving In Netersel is in de huidige situatie een speelterrein gelegen (zie figuur 1). Dat speelterrein is deels binnen het plangebied

Nadere informatie

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Marmelhorstweg 2a

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Marmelhorstweg 2a Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek d.d. nr., G.H. Tamminga secretaris J.P.M. Alberse burgemeester GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied

Nadere informatie

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen NL.IMRO.1730.ABdorpsstr74zuidlv-0301 Projectgebied Situatie Dorpsstraat 74 Zuidlaarderveen 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Huidige en beoogde

Nadere informatie

zie in de bijlage het document behorende bij de door u gedane aanmelding inzake ruimtelijke plannen.

zie in de bijlage het document behorende bij de door u gedane aanmelding inzake ruimtelijke plannen. Van Aan Onderwerp Ter attentie van Zaak identificatie 27-05-2016 13:20:44 Provincie Noord-Brabant Gemeente Son en Breugel Vooroverlegreactie voorontwerp-bestemmingsplan

Nadere informatie

urn i min min uig SC Artikel 21 Waarde - Archeologie 2 de griffier, ivbťnn bij hot besluit ļ \ ;«i i de raad van O /l l ' I

urn i min min uig SC Artikel 21 Waarde - Archeologie 2 de griffier, ivbťnn bij hot besluit ļ \ ;«i i de raad van O /l l ' I Artikel 21 Waarde - Archeologie 2 SC12.10880 urn i min min uig ivbťnn bij hot besluit ļ \ ;«i i de raad van O 6-1 1 -/l l ' I de griffier, 21.1 Bestemmingsomschrijving De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen

Nadere informatie

Artikel 17 Waarde - Maastrichts Erfgoed

Artikel 17 Waarde - Maastrichts Erfgoed blad -1- Artikel 17 Waarde - Maastrichts Erfgoed 17.1 Bestemmingsomschrijving 17.1.1 Algemeen De voor 'Waarde - Maastrichts Erfgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en),

Nadere informatie

Proactieve aanwijzing recreatieve zone De Heihorsten, Someren

Proactieve aanwijzing recreatieve zone De Heihorsten, Someren Proactieve aanwijzing recreatieve zone De Heihorsten, Someren Proactieve aanwijzing recreatieve zone De Heihorsten, Someren ONTWERP Inhoudsopgave Regels 3 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 4 Artikel 1 Begripsbepalingen

Nadere informatie

Bestemmingsplan Enkelbestemming Beoordeling

Bestemmingsplan Enkelbestemming Beoordeling ONDERWERP Bestemmingsplan check DO 42 Zoetepasweiden ONZE REFERENTIE 078791258 0.2 DATUM 19-1-2016 VAN Wouter Nijhof In uiterwaarde 42 Zoetepasweiden is het volgende bestemminsplannen vigerend: Bestemmingsplan

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Regels 3

Inhoudsopgave. Regels 3 Inhoudsopgave Regels 3 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 5 Artikel 1 Begrippen 5 Artikel 2 Wijze van meten 7 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 9 Artikel 3 Agrarisch met waarden 9 Artikel 4 Natuur 11 Artikel 5

Nadere informatie

Nota van zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan Buitengebied: Loswal Schellevis Beton

Nota van zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan Buitengebied: Loswal Schellevis Beton Nota van zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan Buitengebied: Loswal Schellevis Beton 1 2 1. Inleiding Toelichting Vanaf 7 december 2012 heeft het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Schellevis Beton gedurende

Nadere informatie

Bedrijventerrein Fase 5 Gemeente Urk vastgesteld Projectnr Revisie 01 Datum 29 januari 2018

Bedrijventerrein Fase 5 Gemeente Urk vastgesteld Projectnr Revisie 01 Datum 29 januari 2018 Bedrijventerrein Fase 5 vastgesteld Projectnr. 431037 Revisie 01 Datum 29 januari 2018 Inhoudsopgave Regels Regels 5 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 7 Artikel 1 Begrippen 7 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Nadere informatie

Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist.

Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist. Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist. Ten behoeve van de stroomlijning van het vooroverleg over: - voorontwerpbestemmingsplannen

Nadere informatie

Nota van beantwoording zienswijzen

Nota van beantwoording zienswijzen Nota van beantwoording zienswijzen naar aanleiding van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan De Sluipers, Oud Reeuwijkseweg 3, Reeuwijk gemeente Bodegraven-Reeuwijk Gemeente Bodegraven-Reeuwijk

Nadere informatie

Nota van zienswijzen behorende bij het bestemmingsplan Kinderdagverblijf Rodenweg 3 te Mill.

Nota van zienswijzen behorende bij het bestemmingsplan Kinderdagverblijf Rodenweg 3 te Mill. Nota van zienswijzen behorende bij het bestemmingsplan Kinderdagverblijf Rodenweg 3 te Mill. 1 Inleiding Het ontwerpbestemmingsplan Kinderdagverblijf Rodenweg 3 te Mill heeft vanaf woensdag 26 februari

Nadere informatie

Advies Archeologie Plangebied Smidsvuurke 5, (gemeente Veldhoven)

Advies Archeologie Plangebied Smidsvuurke 5, (gemeente Veldhoven) Administratieve gegevens Advies Archeologie NAW-gegevens plan: Plan: Oppervlakteplangebied: RO-procedure: Smidsvuurke 5 te Veldhoven Realisatie van een woning. De totale oppervlakte van het plangebied/perceel

Nadere informatie

Toelichting. vastgesteld 23 februari Meeuwisdijk 9

Toelichting. vastgesteld 23 februari Meeuwisdijk 9 Toelichting vastgesteld 23 februari 2016 Meeuwisdijk 9 Hoofdstuk 1 Inleiding Het perceel Meeuwisdijk 9 in het noordelijk buitengebied van Etten-Leur heeft in het geldende bestemmingsplan Buitengebied (2013)

Nadere informatie

Nota Zienswijzen Bestemmingsplan Bos en Golf

Nota Zienswijzen Bestemmingsplan Bos en Golf Nota Zienswijzen Bestemmingsplan Bos en Golf Inhoud 1. Inleiding en juridische procedure 2 2. Zienswijzen overlegpartners 2 - Waterschap Hunze en Aa s 3. Gevolgen voor het bestemmingsplan 4 2 1. Inleiding

Nadere informatie

Bestemmingsplan Archeologie

Bestemmingsplan Archeologie Bestemmingsplan Archeologie 2 Inhoudsopgave Regels 3 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 4 Artikel 1 Begrippen 4 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 6 Artikel 2 Waarde - Archeologie 1 6 Artikel 3 Waarde - Archeologie

Nadere informatie

Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens

Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens Rucphen, 7 november 2012 INHOUD; 1. Procedure 2. Ingediende zienswijzen 3. Inhoud zienswijzen en inhoudelijke

Nadere informatie

wijzigingsplan Boerderijsplitsing Bemmerstraat 7, Beek en Donk gemeente Laarbeek

wijzigingsplan Boerderijsplitsing Bemmerstraat 7, Beek en Donk gemeente Laarbeek wijzigingsplan Boerderijsplitsing Bemmerstraat 7, Beek en Donk gemeente Laarbeek document: toelichting status: vastgesteld datum: 2 september 2014 projectnummer: 200770R.2020 adviseur: Jke toelichting

Nadere informatie

BIJLAGE 2: VERANTWOORDING UITBREIDING BOOMSWEG

BIJLAGE 2: VERANTWOORDING UITBREIDING BOOMSWEG BIJLAGE 2: VERANTWOORDING UITBREIDING BOOMSWEG 1 Algemeen De uitbreiding van het plangebied met de locatie Boomsweg omvat deels een nieuwe ontwikkelingslocatie, Boomsweg 12, en deels het overnemen van

Nadere informatie

Toelichting. 1 e WIJZIGINGSPLAN Buitengebied Noord (Vagevuur 11c Lepelstraat)

Toelichting. 1 e WIJZIGINGSPLAN Buitengebied Noord (Vagevuur 11c Lepelstraat) Toelichting 1 e WIJZIGINGSPLAN Buitengebied Noord (Vagevuur 11c Lepelstraat) 1 e wijzigingsplan Buitengebied noord (Vagevuur 11c Lepelstraat) INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding 3 2 Uitwerking 3 2.1 Geldend bestemmingsplan

Nadere informatie

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT 2 februari 2016 vastgesteld 52-007 GEMEENTE LAARBEEK 2 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding... 5 1.1 Algemeen... 5 1.2 Aanleiding en doel... 5 1.3 Plangebied... 6 1.4

Nadere informatie

GEMEENTE BUREN. Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem

GEMEENTE BUREN. Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem GEMEENTE BUREN Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem Projectnr. 061-076 / 27 januari 2016 INHOUD BLZ 1 INLEIDING... 3 1.1 Aanleiding en doelstelling... 3 1.2 Plangebied... 4 1.3 Geldend

Nadere informatie

CDA Zundert. Thema avond. Bestemmingsplan buitengebied

CDA Zundert. Thema avond. Bestemmingsplan buitengebied CDA Zundert Thema avond Bestemmingsplan buitengebied programma Presentatie 15 minuten pauze Gelegenheid tot het stellen van vragen Einde officieel programma Gelegenheid tot het bekijken van de plankaarten

Nadere informatie

GEMEENTE ZEIST Nota van ambtshalve wijzigingen Bestemmingsplan Zorginstelling Dennendal Reinaerde

GEMEENTE ZEIST Nota van ambtshalve wijzigingen Bestemmingsplan Zorginstelling Dennendal Reinaerde GEMEENTE ZEIST Bestemmingsplan Zorginstelling Dennendal Reinaerde Datum : mei 2017 Versie : 08 Auteurs : mro b.v. 99.267 2 Inhoudsopgave 1. INLEIDING... 4 2. AMBTSHALVE AANPASSINGEN BESTEMMINGSPLAN...

Nadere informatie

Toelichting 3. Regels 9

Toelichting 3. Regels 9 Inhoudsopgave Toelichting 3 Hoofdstuk 1 Aanleiding 3 Hoofdstuk 2 Planbeschrijving 4 Hoofdstuk 3 Kostenverhaal 5 Hoofdstuk 4 Wijze van bestemmen 6 Hoofdstuk 5 Procedure 8 Regels 9 Hoofdstuk 1 Inleidende

Nadere informatie

Commentaarnota vooroverlegreacties bestemmingsplan Buitengebied

Commentaarnota vooroverlegreacties bestemmingsplan Buitengebied Commentaarnota vooroverlegreacties bestemmingsplan Buitengebied In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan

Nadere informatie

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe Verordening vastgesteld: 26-06-2003 In werking getreden: 15-09-2003 COMPENSATIEVERPLICHTING Artikel 1 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan

Nadere informatie

Wijzigingsplan Baarsdorpermeer 4, Zuidermeer Bestemmingsplan Landelijk Gebied Koggenland, wijziging bedrijfswoning naar plattelandswoning

Wijzigingsplan Baarsdorpermeer 4, Zuidermeer Bestemmingsplan Landelijk Gebied Koggenland, wijziging bedrijfswoning naar plattelandswoning Wijzigingsplan Baarsdorpermeer 4, Zuidermeer Bestemmingsplan Landelijk Gebied Koggenland, wijziging bedrijfswoning naar plattelandswoning *D14.001905* D14.001905 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 1.1 Aanleiding

Nadere informatie

Planbeschrijving Het plan beoogt de realisering van een landgoed met een oppervlakte van bijna

Planbeschrijving Het plan beoogt de realisering van een landgoed met een oppervlakte van bijna Provincie Noord'Brabant Gemeenteraad van Valkenswaard Postbus 10100 5550 GA VALKENSWAARD Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 www.brabant.nl

Nadere informatie

Artikel 3 WOONDOELEINDEN (W)

Artikel 3 WOONDOELEINDEN (W) Voorschriften Artikel 3 Woondoeleinden (W) Artikel 7 Erven (E) Artikel 8 Tuinen (T) Artikel 5 Waarde Archeologie 1B Artikel 3 WOONDOELEINDEN (W) DOELEINDENOMSCHRIJVING 1. De gronden op de kaart aangewezen

Nadere informatie

PARAPLUBESTEMMINGSPLAN ARCHEOLOGIE TOEPASSINGSBEPALINGEN DUBBELBESTEMMINGEN ALGEMENE BEPALINGEN

PARAPLUBESTEMMINGSPLAN ARCHEOLOGIE TOEPASSINGSBEPALINGEN DUBBELBESTEMMINGEN ALGEMENE BEPALINGEN 1 PARAPLUBESTEMMINGSPLAN ARCHEOLOGIE I TOEPASSINGSBEPALINGEN Artikel 1 Toepassingsbereik 2 Artikel 2 Aanvullende begripsbepalingen 3 II DUBBELBESTEMMINGEN Artikel 3 Waarde Archeologie 1 [Terrein van archeologische

Nadere informatie

Nota Wijzigingen. bestemmingsplan Heusden Buitengebied 4de herziening. Behorende bij. Vastgesteld in de raadsvergadering van 18 december 2018

Nota Wijzigingen. bestemmingsplan Heusden Buitengebied 4de herziening. Behorende bij. Vastgesteld in de raadsvergadering van 18 december 2018 Nota en Behorende bij bestemmingsplan Heusden Buitengebied 4de herziening Vastgesteld in de raadsvergadering van 18 december 2018 Inleiding Er zijn een aantal ambtshalve wijzigingen noodzakelijk. In de

Nadere informatie

BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED PLANTLOON BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN

BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED PLANTLOON BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED PLANTLOON BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN Vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Loon op Zand van 5 juni 2014 1. INLEIDING Het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied:

Nadere informatie

Buitengebied e wijziging (Broekstraat 23 Wehl)

Buitengebied e wijziging (Broekstraat 23 Wehl) Buitengebied 2002 23e wijziging (Broekstraat 23 Wehl) Inhoudsopgave Toelichting 3 Hoofdstuk 1 Aanleiding en doel 3 Hoofdstuk 2 Plangebied 4 Hoofdstuk 3 Ruimtelijke - en milieuaspecten 5 Hoofdstuk 4 Landschappelijke

Nadere informatie

Bijlage 1. Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte

Bijlage 1. Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte Bijlage 1 Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens Verordening Ruimte, fase 2 In onderstaande tabel geeft de gemeente Gemert-Bakel

Nadere informatie

Kadastrale kaart met omgevingskaart

Kadastrale kaart met omgevingskaart Kadastrale kaart met omgevingskaart Uittreksel Kadastrale Kaart Uw referentie: asc 156 157 158 159 Eckbergweg 0 m 10 m 50 m 12345 25 Deze kaart is noordgericht Perceelnummer Huisnummer Vastgestelde kadastrale

Nadere informatie

Bedrijventerrein Belfeld Reparatie 2010

Bedrijventerrein Belfeld Reparatie 2010 bestemmingsplan Bedrijventerrein Belfeld Reparatie 2010 Gemeente Venlo Datum: 11 november 2011 Projectnummer: 70102.04 ID: NL.IMRO.0983.BPL2010010BTBLFLD-VA01 INHOUD 1 Inleiding 3 2 Herziening 4 2.1 Bouwregels

Nadere informatie

Bestemmingsplan Kom Schore Gemeente Kapelle

Bestemmingsplan Kom Schore Gemeente Kapelle Bestemmingsplan Kom Schore Gemeente Kapelle Identificatie Planstatus Datum Status Identificatiecode NL.IMRO.-0678.schore-vast Juli 2009 Oktober 2009 December 2009 CONCEPT VOOONTWERP Projectnummer Oktober

Nadere informatie

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Provinciaal blad van Noord-Brabant Provinciaal blad van Noord-Brabant ISSN: 0920-1408 Onderwerp Wijziging Verordening ruimte i.v.m. bp Broeksche Erven, Nuenen Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Bijlage(n) 3 - gelezen het verzoek van

Nadere informatie

Blad 2. Beoordeling verzoek

Blad 2. Beoordeling verzoek Ruimtelijke onderbouwing voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het dempen van een kadesloot en verbreden van watergangen in de Wergeastermarpolder Door het Wetterskip Fryslân is een

Nadere informatie

Artikel X Wonen. X.2 Bouwregels

Artikel X Wonen. X.2 Bouwregels Artikel X Wonen X.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. aan huis verbonden beroepen; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen -

Nadere informatie

Onderwerp Uitwerking vastgestelde amendementen Bestemmingsplan Buitengebied 2010

Onderwerp Uitwerking vastgestelde amendementen Bestemmingsplan Buitengebied 2010 Raadsinformatiebrief Onderwerp Uitwerking vastgestelde amendementen Bestemmingsplan Buitengebied 2010 Inleiding/aanleiding Op 29 september 2010 heeft uw raad het bestemmingsplan Buitengebied gewijzigd

Nadere informatie

BUITENGEBIED WIJZIGING 2017, VEERSTEEG 12A

BUITENGEBIED WIJZIGING 2017, VEERSTEEG 12A wijzigingsplan BUITENGEBIED WIJZIGING 2017, VEERSTEEG 12A vastgesteld 18 juli 2017 wijzigingsplan BUITENGEBIED WIJZIGING 2017, VEERSTEEG 12A documentstatus vastgesteld documentversie 1 IMRO-code NL.IMRO.0263.BP1165-

Nadere informatie

Toelichting behorende bij de binnenplanse wijziging van het bestemmingsplan ex. artikel 3.6 Wro. Kortenhoevendijk 11, Lexmond

Toelichting behorende bij de binnenplanse wijziging van het bestemmingsplan ex. artikel 3.6 Wro. Kortenhoevendijk 11, Lexmond Toelichting behorende bij de binnenplanse wijziging van het bestemmingsplan ex. artikel 3.6 Wro Kortenhoevendijk 11, Lexmond Planstatus: Identificatienr: vastgesteld NL.IMRO.0707.WPLXMKorhoedijk11-VA01

Nadere informatie

Presentatie dorpsraad Lith Bestemmingsplan Buitengebied. Bestemmingsplan Buitengebied. Lith 2013

Presentatie dorpsraad Lith Bestemmingsplan Buitengebied. Bestemmingsplan Buitengebied. Lith 2013 Presentatie dorpsraad Lith Bestemmingsplan Buitengebied Lith 2013 26 januari 2012 Inhoud presentatie 1. Voortraject 2. Wat is een bestemmingsplan? 3. Inhoud van het voorontwerp Bestemmingsplan Buitengebied

Nadere informatie

Duurzame locatie toets Klotterpeellaan 3, De Rips

Duurzame locatie toets Klotterpeellaan 3, De Rips Duurzame locatie toets Toets duurzame locatie Klotterpeellaam 3, De Rips Projectlocatie Omschrijving project Duurzame locatietoets varkensbedrijf aan de Klotterpeellaan 3 De Rips Projectnummer: TR13.OV01

Nadere informatie

Buitengebied 2009, partiële herziening De Wildert 4

Buitengebied 2009, partiële herziening De Wildert 4 Bestemmingsplan Buitengebied 2009, partiële herziening De Wildert 4 Nota van zienswijzen Vastgesteld 19 september 2017 Behoort bij het besluit van de gemeenteraad van Reusel-De Mierden d.d. 19 september

Nadere informatie

Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht

Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht Inhoudsopgave Regels Bookmark not defined. 3 Error! Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3 Artikel 1 Begripsbepalingen 3 Hoofdstuk 2 Algemene regels Artikel

Nadere informatie

HEKKELMAN St ADVOCATEN NOTARISSEN

HEKKELMAN St ADVOCATEN NOTARISSEN St ADVOCATEN NOTARISSEN HEKKELMAN ADVOCATEN N.V. VERTROUWELIJK Burgemeester en wethouders van Grave Postbus 7 5360 AA GRAVE PRINS BERNHARDSTRAAT 1 (HOEK ORANJESINGEL 51) POSTBUS 1094 6501 BB NIJMEGEN WWW.HEKKELMAN.NL

Nadere informatie

Retrospectieve toets : Verbeelding, individuele percelen

Retrospectieve toets : Verbeelding, individuele percelen 1. Percelen ten noorden van doeleinden. Smalwater en zandpaden De bestemd Donders en Akkerstraat Zandpaden niet als zodanig Besluit GS (go) Bestemming Agrarisch met waarden Natuur en Landschap ter plaatse

Nadere informatie

NOTITIE: Zienswijzen en ambtshalve aanpassingen. Inzake. Bestemmingsplan Bebouwde kom St. Willebrord, Irenestraat ongenummerd, tussen 63 en 69

NOTITIE: Zienswijzen en ambtshalve aanpassingen. Inzake. Bestemmingsplan Bebouwde kom St. Willebrord, Irenestraat ongenummerd, tussen 63 en 69 NOTITIE: Zienswijzen en ambtshalve aanpassingen Inzake Bestemmingsplan Bebouwde kom St. Willebrord, Irenestraat ongenummerd, tussen 63 en 69 Rucphen, 24 mei 2011 2 INHOUD: 1. Procedure 2. Ingediende zienswijze

Nadere informatie

Toelichting behorende bij de binnenplanse wijziging van het. bestemmingsplan ex. Artikel 3.6 Wro. Achterkade 4 en 4a te Meerkerk

Toelichting behorende bij de binnenplanse wijziging van het. bestemmingsplan ex. Artikel 3.6 Wro. Achterkade 4 en 4a te Meerkerk Toelichting behorende bij de binnenplanse wijziging van het bestemmingsplan ex. Artikel 3.6 Wro Achterkade 4 en 4a te Meerkerk Planstatus: Identificatienr: Ontwerp NL.IMRO.0707.WPMKKAchterkade4.ON01 Datum:

Nadere informatie

Nr. Element Werkzaamheden Bestemmingsplan Bestemming Beoordeling

Nr. Element Werkzaamheden Bestemmingsplan Bestemming Beoordeling ONDERWERP Bestemmingsplan check DO 22 Venlo ONZE REFERENTIE 078791243 0.7 DATUM 07-04-2016 VAN Wouter Nijhof In uiterwaarde 22 Venlo is het volgende bestemminsplan vigerend: Bestemmingsplan In de tabel

Nadere informatie

Bedrijventerrein Belfeld Reparatie 2010

Bedrijventerrein Belfeld Reparatie 2010 bestemmingsplan Bedrijventerrein Belfeld Reparatie 2010 Gemeente Venlo Datum: 21 december 2011 Projectnummer: 70102.04 ID: NL.IMRO.0983.BPL2010010BTBLFLD-VA01 SAB 2 INHOUD 1 Inleiding 5 2 Herziening 6

Nadere informatie

Bijlage: beoordeling duurzame locatie

Bijlage: beoordeling duurzame locatie Bijlage: beoordeling duurzame locatie Het bedrijf is gelegen in een verwevingsgebied. In een verwevingsgebied is een bouwblokvergroting voor intensieve veehouderijen toegestaan indien het bedrijf is gelegen

Nadere informatie

Gemeente. Schijndel. Beleidsnotitie indieningsvereisten. Voor aanvragen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a.

Gemeente. Schijndel. Beleidsnotitie indieningsvereisten. Voor aanvragen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a. Gemeente Schijndel Voor aanvragen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a., sub 2 Wabo 2 3 bij verzoeken om afwijken van het bestemmingsplan Inleiding Op 24 september 2014 is het

Nadere informatie

Wijziging Verordening ruimte 2014, actualisatie 2017

Wijziging Verordening ruimte 2014, actualisatie 2017 Wijziging Verordening ruimte 2014, actualisatie 2017 Nota van wijzigingen Vastgesteld Gedeputeerde Staten Datum 13 juni 2017 1 Inleiding Voor u ligt de Nota van wijzigingen behorende bij de Wijziging

Nadere informatie

4.1. Voorstel inzake bestemmingsplan Buitengebied Ten aanzien van dit voorstel worden 13 amendementen ingediend.

4.1. Voorstel inzake bestemmingsplan Buitengebied Ten aanzien van dit voorstel worden 13 amendementen ingediend. 4.1. Voorstel inzake bestemmingsplan Buitengebied Ten aanzien van dit voorstel worden 13 amendementen ingediend. 1. Amendement ingediend door de fracties Valkenswaard Lokaal, H&G en VVD inzake archeologie

Nadere informatie

Gemeente Hilvarenbeek Ingekomen:

Gemeente Hilvarenbeek Ingekomen: Gemeente Hilvarenbeek Ingekomen: 24-3-2017 Notitie: Motivering archeologie Motivering aspect archeologie bij aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuw horecagebouw op de locatie Goirlesedijk

Nadere informatie

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging Ruimtelijke Onderbouwing Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging Gemeente Tynaarlo September 2012 NL.IMRO.1730.ABYdermade3depunt-0301 Inhoudsopgave 2.1 Beschrijving van het projectgebied,

Nadere informatie

percelen cultuurgrond

percelen cultuurgrond percelen cultuurgrond gelegen aan de Cromvoirtsedijk te Cromvoirt, ter grootte van 4.77.90 ha Koopsom: Nader overeen te komen Inhoud Kadastrale informatie Omschrijving Bestemmingsplan Verordening Ruimte

Nadere informatie

ADVISEURS VOOR HET BUITENGEBIED. Postbus 67 ĩ: (0544) AB VRIEZENVEEN. : Maatschap Brink, Weitemansweg 6 te Vriezeveen Betreft

ADVISEURS VOOR HET BUITENGEBIED. Postbus 67 ĩ: (0544) AB VRIEZENVEEN. : Maatschap Brink, Weitemansweg 6 te Vriezeveen Betreft Ln n JUL W7 YanWestreenen Anthonie Fokkerstraat la 3772 MP Barneveld T: (0342) 47 42 55 F: (0342)47 42 81 E: infťxöjvanwestreenen.nl t.a.v. de gemeenteraad Varsseveldseweg 65d 7131 JA Lichtenvoorde Postbus

Nadere informatie

verzoek om vrijstelling voor het verbouwen van een voormalige griendkeet tot vakantiewoning aan de Hamseweg te Hooge Zwaluwe.

verzoek om vrijstelling voor het verbouwen van een voormalige griendkeet tot vakantiewoning aan de Hamseweg te Hooge Zwaluwe. Aan de Raad Made, 08-05-2007 Raadsvergadering: 21-06-2007 Nummer raadsnota: 20 Onderwerp: verzoek om vrijstelling voor het verbouwen van een voormalige griendkeet tot vakantiewoning aan de Hamseweg te

Nadere informatie

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Hoek ongenummerd Bergeijk

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Hoek ongenummerd Bergeijk vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Hoek ongenummerd Bergeijk Inhoudsopgave Regels 5 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 5 Artikel 1 Begripsbepaling 5 Hoofdstuk 2 Algemene regels 5 Artikel

Nadere informatie

Wijzigingsplan ex artikel 3.6 Wro. 'Buitengebied Prinsenbeek, wijzigingsplan Brielsedreef 64'

Wijzigingsplan ex artikel 3.6 Wro. 'Buitengebied Prinsenbeek, wijzigingsplan Brielsedreef 64' Wijzigingsplan ex artikel 3.6 Wro 'Buitengebied Prinsenbeek, wijzigingsplan Brielsedreef 64' december 2010 Wijzigingsplan ex artikel 3.6 Wro 'Buitengebied Prinsenbeek, wijzigingsplan Brielsedreef 64' ontwerp

Nadere informatie

WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 30 augustus 2016 vastgesteld

WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 30 augustus 2016 vastgesteld WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT 30 augustus 2016 vastgesteld 52-027 GEMEENTE LAARBEEK 2 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding... 5 1.1 Algemeen... 5 1.2 Aanleiding en doel... 5 1.3

Nadere informatie

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl)

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Etten-Leur (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Introductie Etten-Leur is een middelgrote gemeente in Brabant, gelegen ten westen van Breda. De gemeente bestaat uit één kern van ruim 40.000 inwoners. Door

Nadere informatie

Gemeente Achtkarspelen Projectbesluit Veranderen erf bij de woning Skieppedrifte 5 te Drogeham Ruimtelijke onderbouwing

Gemeente Achtkarspelen Projectbesluit Veranderen erf bij de woning Skieppedrifte 5 te Drogeham Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Achtkarspelen Projectbesluit Veranderen erf bij de woning Skieppedrifte 5 te Drogeham Ruimtelijke onderbouwing 1. INLEIDING 1.1 Aanleiding voor het projectbesluit Op 15 januari 2010 is er een

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing

Ruimtelijke onderbouwing Ruimtelijke onderbouwing De Kouwe Noord 3, Geffen Gemeente Oss Raadhuislaan 2 5341 GM Oss T: 14 0412 F: 0412 642605 www.oss.nl RUIMTELIJKE ONDERBOUWING De Kouwe Noord 3 te Geffen Februari maart 2016 1

Nadere informatie

BESTEMMINGSPLAN RUINERWEG, ECHTEN BOS BIJ VAN HARTE

BESTEMMINGSPLAN RUINERWEG, ECHTEN BOS BIJ VAN HARTE BESTEMMINGSPLAN RUINERWEG, ECHTEN BOS BIJ VAN HARTE GEMEENTE DE WOLDEN VASTGESTELD PLAN BESTEMMINGSPLAN RUINERWEG, ECHTEN BOS BIJ VAN HARTE GEMEENTE DE WOLDEN VASTGESTELD PLAN Identificatienummer NL.IMRO.1690.BP00370-0301

Nadere informatie

1. Artikel 12 Horeca. De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor: www.ruimtelijkeplannen.nl - print d.d.

1. Artikel 12 Horeca. De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor: www.ruimtelijkeplannen.nl - print d.d. www.ruimtelijkeplannen.nl - print d.d. 10 september 2014 1. Artikel 12 Horeca 12. 1. Bestemmingsomschrijving De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen ten behoeve van: 1. horeca

Nadere informatie

Buitengebied e wijziging (Broekhuizerstraat 2 Wehl)

Buitengebied e wijziging (Broekhuizerstraat 2 Wehl) Buitengebied - 2012 3e wijziging (Broekhuizerstraat 2 Wehl) Toelichting Ontwerp Inhoudsopgave T oelichting Hoofdstuk 1 5 Inleiding 7 1.1 Aanleiding en doel 7 1.2 Plangebied 7 1.3 Geldende bestemmingsplannen

Nadere informatie

Onderwerp: Bestemmingsplan "Buitengebied Montferland"; heroverweging Dijksestraat 53a Didam

Onderwerp: Bestemmingsplan Buitengebied Montferland; heroverweging Dijksestraat 53a Didam Raadsvoorstel Registratienr: 13int01213 Agendapunt: Onderwerp: Bestemmingsplan "Buitengebied Montferland"; heroverweging Dijksestraat 53a Didam Portefeuillehouder: wethouder F.S.A. Wissink Samenvatting:

Nadere informatie

Toelichting bestemmingsplan 1e partiele herziening Veersedijk

Toelichting bestemmingsplan 1e partiele herziening Veersedijk Toelichting bestemmingsplan 1e partiele herziening Veersedijk gemeente: Hendrik-Ido-Ambacht fase: vastgesteld bestemmingsplan datum: 11 mei 2015 1 Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1 Inleiding 3 1.1 Bij het plan

Nadere informatie

Waarde Ontwikkelingszone groen

Waarde Ontwikkelingszone groen Waarde Ontwikkelingszone groen Ja 1 Onderbouwing 1. De gronden zijn bestemd voor agrarisch met waarden natuur & landschap, waterstaat stroomvoerend regime en waarde - maasheggen. Het kappen van bos is

Nadere informatie

Wijziging Verordening ruimte in verband met bestemmingsplan "Stiphout - 2'' ontsluiting"

Wijziging Verordening ruimte in verband met bestemmingsplan Stiphout - 2'' ontsluiting ProvJintJS^^Ikïdrd - B ra ba nf 1 5NOV 2013 Brobantlaon 1 1309983 Postbus 90151 5200 MC 's-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fox (0731 614 11 15 info@brabant,nl Gemeenteraad van Helmond Postbus 950

Nadere informatie

Wijzigingsplan Grootweg 13a, Berkhout Bestemmingsplan Landelijk Gebied Koggenland, wijziging bedrijfswoning naar plattelandswoning

Wijzigingsplan Grootweg 13a, Berkhout Bestemmingsplan Landelijk Gebied Koggenland, wijziging bedrijfswoning naar plattelandswoning Wijzigingsplan Grootweg 13a, Berkhout Bestemmingsplan Landelijk Gebied Koggenland, wijziging bedrijfswoning naar plattelandswoning Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Beschrijving initiatief

Nadere informatie

Gemeente Bellingwedde. Advies over ingekomen zienswijzen bestemmingsplan Wedde-Wedderheide

Gemeente Bellingwedde. Advies over ingekomen zienswijzen bestemmingsplan Wedde-Wedderheide Gemeente Bellingwedde Advies over ingekomen zienswijzen bestemmingsplan Wedde-Wedderheide 1. Aanleiding De gemeente Bellingwedde is bezig met de actualisatie van het bestemmingsplan Wedde- Wedderheide.

Nadere informatie