NEDERLANDSE TAFELTENNISBOND Commissie van Beroep Meervoudige Kamer Zaak-no.: CvB

Transcriptie

1 NEDERLANDSE TAFELTENNISBOND Commissie van Beroep Meervoudige Kamer Zaak-no.: CvB UITSPRAAK in de zaak van: de heer A, wonende te B lid van de ttv. C Door de Tuchtcommissie is in de zaak met kenmerk TUC b op 16 juni 2011 een uitspraak gedaan, waarbij ten laste van de heer A, lid van de ttv. C, bewezen is verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan (kort gezegd) smaadschrift, waardoor de belangen van de tafeltennissport en van de NTTB zijn geschaad, door de publicatie op het weblog TTnieuws.nl d.d. 5 april 2011 van een door hem geschreven uiting met de kop Competitievervalsing; Elan verkoopt ziel aan Steeds Hoger; Berlusconi taferelen in de jongens kampioenspoule. 1. De Tuchtcommissie heeft de heer A strafbaar aan de bewezenverklaarde gedraging geoordeeld en hem daarvoor een geldboete opgelegd van 200,-, waarvan 125,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. 2. De heer A heeft bij en bij brief van 13 juli 2011, door het Bondsbureau op respectievelijk 13 en 15 juli 2011 ontvangen, tegen voormelde uitspraak hoger beroep aangetekend. In dezelfde brief en mail (inclusief de daaraan gevoegde bijlagen) zijn de gronden vermeld waarop het beroep steunt. 3. Het beroepschrift is tijdig ingediend en voldoet ook overigens aan de daaraan te stellen voorwaarden, zodat de heer A in het ingestelde beroep mag worden ontvangen. 4. De Commissie van Beroep heeft de aangever, de heer Z (lid van de ttv. Y), van het beroepschrift in kennis gesteld. De heer Z heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid in hoger beroep te reageren op de inhoud van het beroepschrift. 1

2 5. De Commissie van Beroep heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van de stukken zoals die in eerste aanleg aan de uitspraak ten grondslag heeft gelegen en van de uitspraak waartegen het beroepschrift zich richt. Gelet daarop, evenals gelet op hetgeen in beroep is aangevoerd, overweegt de Commissie van Beroep als volgt. 1. In de eerste plaats heeft de heer A in zijn beroepschrift grieven geuit over de kwaliteit van het (voor)onderzoek van de aanklager NTTB en de Tuchtcommissie, en/of van de reactie van de HJCL naar aanleiding van de klacht van ttv. C inzake vermeende competitievervalsing. De Commissie van Beroep zal deze grieven onbesproken passeren, nu zij de omvang van het geding in hoger beroep in de onderhavige zaak te buiten gaan. 2. Vervolgens heeft de heer A de inhoud van de gewraakte publicatie verdedigd met de stelling dat hij juist het belang van de NTTB heeft willen dienen. De heer A heeft ontkend dat hij de spelers en/of de coach van X heeft beschuldigd, en/of hen in eer en goede naam heeft aangerand. Betrokkenen zouden daarvan naar de heer A op geen enkele wijze blijk hebben gegeven. Ten slotte heeft de heer A gesteld dat, indien de uitingen als strafbaar zouden worden beoordeeld, hem de beschermende werking dient toe te komen die de overheidsrechter toekent aan uitingen gedaan in het kader van het publieke debat. 3. Als eerste dient de Commissie van Beroep vast te stellen of sprake is van een strafbare gedraging, meer in het bijzonder of zij de Tuchtcommissie volgt in haar bewezenverklaring en kwalificatie. 4. Over de feiten is geen verschil van mening. De heer A heeft erkend de uiting met (onder meer) de daarin opgenomen woorden Competitievervalsing; Elan verkoopt ziel aan Steeds Hoger; Berlusconi taferelen in de jongens kampioenspoule, te hebben gedaan en op de website TTnieuws.nl te hebben geplaatst. 5. De heer A beroept zich in de eerste plaats op de vrijheid van meningsuiting. Daarvan stelt de Commissie van Beroep met de Tuchtcommissie vast dat de vrijheid van meningsuiting grondwettelijk en verdragsrechtelijk is beschermd en dat die bescherming doorwerkt in tuchtrechtelijke procedures. Echter die bescherming is, zowel in de Grondwet als in de mensenrechtenverdragen, niet absoluut. Zij is geclausuleerd, dat wil zeggen aan beperkingen onderhevig. Weliswaar heeft een ieder het recht op een vrije uiting van zijn mening, maar daarbij geldt steeds: behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet. Daarin zit de beperking. 6. De wet is in dit verband het Wetboek van Strafrecht, waarin de uitingsdelicten zijn opgenomen. Is sprake van een gedraging die (mits bewezen) kan worden 2

3 gekwalificeerd als een strafbaar uitingsdelict, dan is de grens van de verantwoordelijkheid overschreden. 7. Dit brengt de Commissie van Beroep op de vraag of de inhoud van de gewraakte publicatie (al dan niet op onderdelen) moet worden opgevat als smaadschrift, strafbaar gesteld in artikel 261 Wetboek van Strafrecht, zoals door de Tuchtcommissie is geoordeeld. 8. Voor smaadschrift is nodig dat opzettelijk de goede naam van iemand is aangerand, door middel van een beschuldiging van een bepaald feit, met het kennelijke doel daaraan ruchtbaarheid te geven, een en ander zoals door de Tuchtcommissie is uiteengezet. 9. Met de Tuchtcommissie is de Commissie van Beroep van oordeel dat aan het voor de gedraging vereiste opzet is voldaan, evenals dat dit is gebeurd met het kennelijke doel aan de uiting ruchtbaarheid te geven. De Commissie van Beroep maakt de overwegingen van de Tuchtcommissie tot de hare. Zij voegt daaraan toe dat de Hoge Raad recent erop heeft gewezen dat bij het delict smaad(schrift) van het geven van ruchtbaarheid snel sprake zal zijn, indien de uiting is geplaatst op een pagina op het internet, zelfs als daarop slechts een beperkte toegang mogelijk is (HR 5 juli 2011, NJ 2011, 325, LJN BQ2009). 10. Ook verenigt de Commissie van Beroep zich met hetgeen de Tuchtcommissie heeft overwogen over de aanranding van de goede naam. De Tuchtcommissie heeft daartoe de juiste maatstaf gehanteerd. Voldoende is als de uiting een verwerpelijk karakter heeft en tot doel heeft iemand in een ongunstig daglicht te stellen, of neer te halen. Gelet op de rechtspraak van de overheidsrechter over de uitingsdelicten is daaraan snel voldaan. Anders dan de heer A meent, is van een aanranding van de goede naam sprake. 11. De vraag in deze zaak is of is voldaan aan de voorwaarden voor het delict smaad(schrift), dus of hier sprake is van een beschuldiging van een bepaald feit. Smaad en smaadschrift onderscheiden zich van de gewone belediging doordat de aanranding van de goede naam geschiedt door middel van de tenlastelegging van een bepaald feit. Voor de vraag of daarvan sprake is, zoekt de Commissie van Beroep aansluiting bij de rechtspraak van de overheidsrechter. Kort gezegd komt die rechtspraak erop neer dat de uiting een concrete beschuldiging moet inhouden en niet te algemeen van aard mag zijn. Het moet volgens de Hoge Raad gaan om een op zodanige wijze ten laste gelegd feit, dat het een duidelijk te onderkennen concrete gedraging aanwijst. Zo is een beschuldiging van corruptie van te algemene aard (HR 31 oktober 2001, NJ 2002, 129). De Commissie van Beroep zal met behulp van deze maatstaf de uitingen van de heer A beoordelen. 12. Tot de bestreden uitingen behoren woorden en teksten zoals Competitievervalsing, Elan verkoopt ziel aan Steeds Hoger/TSB, en: Berlusconi taferelen in de jongenskampioenspoule, welke woorden en teksten zowel afzonderlijk, als in onderlinge samenhang en in de context van het gehele artikel zijn begrepen. 3

4 13. De te beantwoorden vraag is of in deze tekst(en) de beschuldiging van een bepaald feit is te lezen. De zinsnede verkoopt ziel is een verkorte formulering van het gezegde de ziel aan de duivel verkopen. Naar gangbare spraakgebruik zou hieraan de betekenis toekomen van alles ervoor over hebben, alles voor geld te doen enzovoorts. Dit door de heer A verkort weergegeven gezegde is, gelet op die betekenis, naar het oordeel van de Commissie van Beroep een te algemeen geformuleerde uitdrukking om daarin de tenlastelegging van een concreet feit te ontdekken. Daaraan doet niet af dat de aangever in deze zaak in de tekst een suggestie heeft gelezen van omkoping, en daarin heeft gelezen dat de vereniging en/of de spelers van de ttv. Steeds Hoger/TSB als de duivel worden afgeschilderd. 14. Hetzelfde geldt voor de uiting Berlusconi taferelen. Daarvoor blijkt in het spraakgebruik geen eenduidige betekenis voorhanden te zijn. De aangever stelt daarover zelf dat het totaal onduidelijk is wat de schrijver hiermee bedoeld heeft. Dit lijkt de Commissie van Beroep een juiste typering. Naar spraakgebruik zou men hieronder zodanig onbepaalbare gedragingen kunnen verstaan (uiteenlopend van gedragingen die verwant zijn met een door de politicus Berlusconi chaotisch gevoerde regeringsleiding, tot gedragingen die verwant zijn met de aantijgingen en beschuldigingen die Berlusconi als burger hebben getroffen) dat daarin geen tenlastelegging van een concreet feit is te lezen. 15. Over de uiting competitievervalsing is minder stelling te zeggen dat dit niet op een concreet feit is gericht. De uiting competitievervalsing heeft naar algemeen spraakgebruik onmiskenbaar een negatieve klank en duidt op verstoring van de werkelijke verhoudingen in een sportcompetitie, door (semi)frauduleus gedrag. Het woord wordt doorgaans gebezigd om oneerlijke, combine-achtige, onsportieve gedragingen aan te duiden, waarvan (in de meeste gevallen) derden het slachtoffer zijn. Het woord competitievervalsing wordt (volgens de etymologie en bijvoorbeeld in de sportjournalistiek) ook gebezigd bij verstoring van de werkelijke verhoudingen in een sportcompetitie door ander feitelijk handelen, dat niet op (semi)frauduleuze gedragingen ziet. Zo wordt het woord menigmaal in de mond genomen bij zogenaamde salonremises, het opstellen van zogenaamde b-elftallen, etcetera. 16. Na ampel beraad is de Commissie van Beroep tot het oordeel gekomen dat de uiting competitievervalsing weliswaar beschuldigend van aard is, maar (ook niet in samenhang met de vermeende, onderliggende feiten) te algemeen is, om daarin een concrete gedraging te ontwaren, die de kwalificatie van smaad(schrift) kan rechtvaardigen. Anders dan de Tuchtcommissie, is de Commissie van Beroep niet tot de slotsom gekomen dat de heer A in zijn tekst of middels zijn tekst de spelers (coach en/of vereniging) concreet heeft beschuldigd van het opzettelijk verliezen van een wedstrijd, dan wel van het vooraf maken van een afspraak over de uitslag van de wedstrijd. Dat daartoe ondubbelzinnig de suggestie is gedaan (door het informatief verwijzen naar een voetbalschandaal in Duitsland), is niet toereikend om tot een veroordeling voor smaad(schrift) te komen. 4

5 17. Alles overwegende is de Commissie van Beroep van oordeel dat de bestreden gedraging geen smaad(schrift) is in de zin van het Wetboek van Strafrecht. Ook tuchtrechtelijk ziet de Commissie van Beroep in de gedragingen geen aanleiding tot een ander oordeel te komen. De uitingen zijn buiten twijfel onaangenaam, zij getuigen in zijn algemeenheid van weinig smaak en zijn onfatsoenlijk, nu bij de onderliggende casus jeugdspelers zijn betrokken, die zich indirect tot de bewoordingen aangetrokken hebben gevoeld of betrokken zijn geworden. 18. Dit neemt niet weg dat de Commissie van Beroep de in beroep bestreden uitspraak van de Tuchtcommissie in de zaak van de heer A zal vernietigen en hem ter zake de beschuldiging van smaad(schrift), zoals omschreven in artikel 261 Wetboek van Strafrecht, zal ontslaan van alle (tucht)rechtelijke vervolging. 5

6 De Commissie van Beroep van de Nederlandse Tafeltennis Bond, bestaande uit prof. mr. H.J.B Sackers (voorzitter), mr. R.N.T.J. Adriaans en mr. L.G.U. Compri (leden), gezien de stukken, met inachtneming van de toepasselijke reglementen en oordelend naar recht en billijkheid; BESLUIT: Het beroep van de heer A, lid van de C, gegrond te verklaren, de uitspraak van de Tuchtcommissie te vernietigen, en de heer A te ontslaan van alle (tucht)rechtelijke vervolging. Aldus gewezen te Nijmegen op 22 november 2011, Prof. mr. H.J.B. Sackers Voorzitter 6