NVON IN SAMENWERKING MET SBL

Transcriptie

1 NVON IN SAMENWERKING MET SBL JANUARI

2 Verantwoording en aanbevelingen Met dit document biedt de vakspecifieke NVON-commissie Kwaliteitseisen en Beroepstandaarden het Algemeen Bestuur van de NVON het concept Beroepsstandaarden voor docenten Natuurwetenschappen aan. Daarnaast zijn bijgevoegd een drietal bijlagen, te weten: o Gedragsregels voor docenten natuurwetenschappen o Registratieprocedure docenten natuurwetenschappen o Professionaliseringsactiviteiten Dit concept is geformuleerd door de voornoemde NVON-commissie in samenwerking met de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL). Deze commissie heeft zich bezig gehouden met het formuleren van vakspecifieke kwaliteits- en handelingseisen. De commissie wenst te benadrukken dat de aangeboden documenten concepten zijn. Voor het maken van definitieve versies ontbrak de tijd omdat de commissie het werk in slechts drie vergaderingen van elk 2,5 uur moest afronden. Daarnaast houdt een SBL-commissie waarin ook de NVON vertegenwoordigd is, zich bezig met het formuleren van generieke beroepsstandaarden. De vaksp[ecifieke NVON-commissie bestond uit docenten van verschillende natuurwetenschappelijke disciplines en uit TOA s. Allereerst heeft de commissie ad hoc een 70-tal kwaliteitseisen geformuleerd. Vervolgens is bekeken in welke van de onderstaande categorieën deze kwaliteitseisen ondergebracht dienden te worden. Vakkennis, Leerstof, Toetsing en Feedback Context Daarna zijn aan de hand van de kwaliteitseisen de handelingseisen voor elke categorie geformuleerd. Dit geheel vormt het concept Beroepsstandaarden. De commissie is aan Natalie van der Veen en Pieter Vroegop (beiden van SBL) veel dank verschuldigd voor hun medewerking. In de optiek van de commissie moeten deze Beroepsstandaarden het veld ter beoordeling worden voorgelegd. De commissie geeft het NVON-bestuur de volgende procedure in overweging : 2

3 a na goedkeuring door het Algemeen Bestuur van de NVON, wordt dit concept de vaksecties ter beoordeling voorgelegd. b na verwerking van het door de secties geleverde commentaar, wordt dit concept het veld ter beoordeling voorgelegd. Voor dit laatste zijn er naar het oordeel van de commissie twee mogelijkheden: via de kringvertegenwoordigers en kringbijeenkomsten via de website Op dit moment is het nog niet duidelijk hoe de registratie van gekwalificeerde docenten plaats zal vinden. Zodra daarover meer duidelijkheid bestaat, zal het bestuur hierover worden ingelicht. De qua samenstelling wat gewijzigde commissie zal binnenkort beginnen met het formuleren van kwaliteits- en handelingseisen voor technische onderwijsassistenten. De commissie John Bette Henk de Graaf Lieke Heimel Jan van Lune Hans Molendijk Adri Niënkemper Marianne Offereins Dirk Jan van de Poppe René Slender Anne Pieter Soldaat Gerry Tiemersma 3

4 Inhoud 1 Beroepsstandaarden voor docenten natuurwetenschappen Vakkennis Kwaliteitseisen Handelingseisen Leerproces Kwaliteitseisen Handelingseisen Toetsing en Feedback Kwaliteitseisen Handelingseisen Context Kwaliteitseisen Handelingseisen Bijlage 1 Gedragsregels voor docenten natuurwetenschappen Bijlage 2 Registratieprocedure docenten natuurwetenschappen Initieel/basisregister Beroepsregister Continuering van registratie in het beroepsregister 17 Bijlage 3 Professionaliseringsactiviteiten docenten natuurwetenschappen Erkende professionaliseringsactiviteiten Professionaliseringsactiviteiten Bijlage 4 Registratiecommissie Beroepsregister docenten natuurweten- 20 schappen 4

5 1 Beroepsstandaarden voor docenten natuurwetenschappen 1.1 Vakkennis Kwaliteitseisen Een goede docent natuurwetenschappen 1 heeft meer kennis dan voor het opleidingsniveau vereist is. 2 beschikt over meer praktische vaardigheden dan voor het opleidingsniveau vereist is. 3 heeft kennis van onderzoeksmethoden in de natuurwetenschappen. 4 kent op hoofdlijnen de geschiedenis van het vak. 5 kent de risico s van stoffen en materialen waarmee gewerkt wordt en is op de hoogte van de veiligheidsvoorschriften die gelden bij het natuurwetenschappelijke onderwijs. 6 kent de gevolgen van uitgevoerde practica. 7 weet hoe te handelen bij calamiteiten tijdens een practicum. 8 beschikt over voldoende adequate wiskundige kennis. 9 heeft relevante vakspecifieke kennis van het type onderwijs waarin onderwezen wordt. 10 kent het taalgebruik binnen het vakgebied. 11 kent actuele kennisontwikkelingen op natuurwetenschappelijk gebied. 12 is in grote lijnen op de hoogte van opleidingsprogramma s van leraren in opleiding. 5

6 1.1.2 Handelingseisen Een goede docent natuurwetenschappen 1 houdt het vak bij onder meer door middel van vakinhoudelijke professionaliseringsactiviteiten en werkt gericht aan persoonlijke leerdoelen. 2 gebruikt vaktaal op een juiste wijze. 3 zorgt ervoor op de hoogte te zijn van het wiskundig vaardigheidsniveau van de leerlingen. 4 bezoekt congressen van de vakinhoudelijke vereniging en tevens vakinhoudelijke en didactische studiedagen en cursussen. 5 ontwerpt of gebruikt bestaande dossiers en procedures die toegepast dienen te worden bij calamiteiten in het vaklokaal. 6 zorgt ervoor dat leerlingen, collega s en technische onderwijsassistenten/instructeurs de veiligheidsvoorschriften die gelden bij het natuurwetenschappelijk onderwijs, te allen tijde in acht nemen. 7 biedt bij calamiteiten zelf adequate hulp. 8 houdt zich op de hoogte van ontwikkelingen in aanverwante vakgebieden. 9 oriënteert zich op trends op het gebied van vakinhouden, practicummateriaal en apparatuur. 10 oriënteert zich bij begeleiding van stagiaires op opleidingsdocumenten en onderhoudt contacten met opleidingsinstituten. 6

7 1.2 Leerprocessen Kwaliteitseisen Een goede docent natuurwetenschappen 1 is in staat het niveau van het natuurwetenschappelijke onderwijs aan het begripsen ontwikkelingsniveau van de leerlingen aan te passen. 2 kent een diversiteit aan werkvormen, passend bij de natuurwetenschappen. 3 is in staat contextrijke, stimulerende en leerzame lessen te ontwikkelen en te verzorgen. 4 kan keuzes bij het aanbieden van leerstof en practica verantwoorden, evalueren en waar nodig verbeteren. 5 is in staat op voor leerlingen begrijpelijke wijze theorie en waarneembare verschijnselen met elkaar in verband te brengen. 6 is op de hoogte van mogelijke vakinhoudelijke pre- en misconcepties bij leerlingen en weet waar nodig problemen op te lossen. 7 kent op hoofdlijnen de inhoud en de doorlopende leerlijnen van de andere natuurwetenschappelijke vakken. 8 is op de hoogte van de relevante didactiek van aanverwante vakken. 9 is in grote lijnen op de hoogte van de inhoud van de natuurwetenschappelijke vakken in het aanleverend onderwijs en het vervolgonderwijs. 10 is in staat technische onderwijsassistenten/instructeurs inzake practica adequaat te instrueren en inzake leerprocessen adequaat te begeleiden Handelingseisen Een goede docent natuurwetenschappen 1 werkt planmatig aan verdere ontwikkeling van zichzelf en de leerlingen in de natuurwetenschappen. 2 integreert contexten en concepten in de lesstof. 3 heeft voor verschillende niveaus van de leerlingen voldoende, gevarieerde en passende lesstof, werkvormen, practicummateriaal en practicumopdrachten beschikbaar om het vak voor leerlingen van elk niveau uitdagend en interessant te maken en te houden. 4 bevordert een actieve leerhouding van de leerlingen. 7

8 5 voert regelmatig demonstratieproeven uit en/of laat leerlingen practica uitvoeren die hen verbazen en/of motiveren 6 zorgt ervoor dat de leerlingen praktische vaardigheden aanleren. 7 laat leerlingen succes ervaren door hen op hun vaardigheidsniveau practicum- en vaardigheidsopdrachten te laten uitvoeren. 8 houdt zich aan de veiligheidsvoorschriften en eist dit ook van technische onderwijsassistenten/instructeurs, leerlingen en anderen die zich in het vaklokaal bevinden. 9 ontwerpt zonodig leerstofeenheden en bijbehorende practica over uitdagende onderwerpen om de interesse van leerlingen in het vak te vergroten. 10 stimuleert eigen onderzoek door leerlingen en geeft hen de vrijheid om zelf tot oplossingen voor onderzoeksvragen te komen. 11 maakt leerlingen vertrouwd met het voor natuurwetenschappen karakteristieke denken in modellen en het werken met kwantiteiten. 12 werkt er naar toe dat leerlingen op hun niveau leren denken en werken volgens de natuurwetenschappelijke methode. 13 leert de leerlingen volgens de natuurwetenschappelijke methode een verslag te schrijven van uitgevoerde experimenten en/of andere natuurwetenschappelijke activiteiten. 14 leert de leerlingen natuurwetenschappelijk jargon op de juiste wijze te gebruiken. 15 stimuleert de interesse van leerlingen voor de natuurwetenschappen. 16 haakt in op verschijnselen uit de leefwereld van de leerlingen. 17 daagt leerlingen uit om mee te doen aan competities op natuurwetenschappelijk gebied, zoals Olympiades. 18 onderhoudt waar nodig en mogelijk contacten met vertegenwoordigers uit het toeleverings- en het vervolgonderwijs betreffende de kwantiteit en de kwaliteit van het natuurwetenschappelijke onderwijs. 19 houdt rekening met de natuurwetenschappelijke kennis en vaardigheden van instromende leerlingen en met de vereiste kennis en vaardigheden van uitstromende leerlingen. 20 behartigt de belangen van het natuurwetenschappelijk onderwijs in de school. 21 werkt samen met natuurwetenschappelijke collega s om binnen het eigen 8

9 vakgebied en binnen de natuurwetenschappelijke vakken doorlopende leerlijnen te bewaken en te ontwikkelen. 22 werkt samen met natuurwetenschappelijke collega s om vakoverstijgende opdrachten te ontwikkelen. 23 werkt samen met collega s uit aanverwante vakgebieden om de didactische aanpak zowel qua theorie als qua vaardigheden af te stemmen en te ontwikkelen. 24 werkt, waar mogelijk, samen met collega s uit aanverwante vakgebieden om eenduidigheid in begrippen, formuleringen en eenheden te realiseren. 25 slaat een brug tussen de natuurwetenschappelijke noties die leerlingen hebben en de natuurwetenschappelijke noties die in het kader van het leerplan en het examenprogramma tot ontwikkeling moeten komen. 26 houdt bij het inrichten van het onderwijs rekening met mogelijke vakinhoudelijke pre- en misconcepties bij leerlingen. 27 draagt mede zorg voor de aanschaf en het onderhoud van practicummateriaal. 28 stimuleert geschikte leerlingen om verder te gaan in de natuurwetenschappen. 29 houdt tijdens de lessen rekening met verschillen die voortkomen uit verschil in sekse. 9

10 1.3 Toetsing en Feedback Kwaliteitseisen Opmerking: Het is zeer wel denkbaar dat deze categorie opgenomen wordt in de overige categorieën. Of dit het geval zal zijn, hangt mede af van de standpunten ad hoc van de overige bij dit project betrokken vakinhoudelijke verenigingen. Een goede docent natuurwetenschappen 1 beschikt over een variëteit aan methoden om het beheersingsniveau, zowel theoretisch als praktisch, van de kennis en vaardigheden van de leerlingen te toetsen. 2 kan duidelijke feedback op toetsresultaten geven en kan leerlingen daardoor de weg wijzen om tot betere resultaten te komen. 3 kan leerlingen op de specifiek voor de natuurwetenschappen geldende leerstrategieën testen. 4 kan verwoorden welke natuurwetenschappelijke noties van belang zijn om gerichte natuurwetenschappelijke vragen te stellen vanuit het curriculum. 5 is in staat een programma van toetsing en afsluiting (PTA) te ontwerpen Handelingseisen Een goede docent natuurwetenschappen 1 kiest en gebruikt geschikte en betrouwbare evaluatievormen om de leerlingen te toetsen. 2 ontwikkelt en gebruikt toetsen, waarmee zowel theorie als praktische vaardigheden getoetst kunnen worden. 3 vergroot de objectiviteit van de beoordeling door de toetsen en oordelen met collega s te bespreken en indien gewenst meerdere beoordelaars in te schakelen. 4 gebruikt (diagnostische) toetsen om bij leerlingen het natuurwetenschappelijke leerproces te volgen en om het leerproces te evalueren en waar nodig te verbeteren en geeft feedback op zowel het proces als het product van hun leren. 5 traint leerlingen om elkaar feedback te geven. 6 maakt de leerlingen duidelijk hoe zij toetsresultaten moeten interpreteren om zelf de voortgang van hun leerproces te kunnen bepalen. 7 maakt de leerlingen vooraf duidelijk op welke wijze welke leerstof getoetst zal worden. 10

11 8 neemt op basis van toetsresultaten beslissingen over de inrichting en uitvoering van het onderwijs en over de begeleiding van individuele leerlingen. 9 formuleert in overleg met vakcollega s een programma van toetsing en afsluiting (PTA). 10 zorgt er voor dat de leerlingen vooraf weten welke criteria gehanteerd worden bij de beoordeling van PTA-onderdelen. 11

12 1.4 Context Kwaliteitseisen Een goede docent natuurwetenschappen 1 heeft zicht op de rol die de natuurwetenschappen in onze samenleving spelen en op de impact die natuurwetenschappelijke ontwikkelingen op de maatschappij hebben. 2 is op de hoogte van actuele ontwikkelingen op natuurwetenschappelijk gebied. 3 is op de hoogte van relevante natuurwetenschappelijke ontwikkelingen met impact op de leefomgeving in het algemeen en die van de leerlingen in het bijzonder. 4 kent de maatschappelijke standpunten met betrekking tot implicaties die natuurwetenschappelijke ontwikkelingen, visies en producten hebben op de maatschappij Handelingseisen Een goede docent natuurwetenschappen 1 draagt het belang van de natuurwetenschappen en technologie voor onze samenleving naar buiten toe uit en formuleert het vakbelang in voor buitenstaanders begrijpelijke taal. 2 geeft de relevantie van de natuurwetenschappen voor de huidige levensstandaard aan. 3 stelt zich via de media op de hoogte van maatschappelijke ontwikkelingen met natuurwetenschappelijke componenten en gebruikt relevante gegevens ter actualisering van de lessen. 4 stimuleert leerlingen, voor zover dit past in het programma, te discussiëren over natuurwetenschappelijke zaken die een maatschappelijke impact hebben, zoals milieu, energieproblematiek en global warming. 5 plaatst de lessen waar mogelijk in een historisch perspectief door de huidige situatie op natuurwetenschappelijk en technologisch gebied te relateren aan ontwikkelingen in het verleden. 6 zorgt ervoor dat de leerlingen zoveel natuurwetenschappelijke kennis hebben dat ze in staat zijn om op hun niveau natuurwetenschappelijke componenten in het dagelijkse leven te herkennen en te duiden 7 helpt de leerlingen om met behulp van de natuurwetenschappelijke denkwijze natuurwetenschappelijke verschijnselen in de wereld om hen heen te begrijpen en te verklaren. 8 houdt rekening met de belevingswereld van de specifieke vakdoelgroep. 12

13 9 onderhoudt, waar nodig en mogelijk, contacten met instellingen voor vervolgonderwijs. 10 onderhoudt contacten met externe natuurwetenschappelijke deskundigen en met bedrijven en instellingen met natuurwetenschappelijke componenten. 11 onderhoudt contacten met collega s van niet-natuurwetenschappelijke vakken met het oog op samenwerking in vakoverstijgende activiteiten. 12 houdt rekening met waardeoordelen die voortkomen uit de sociale, culturele of religieuze achtergrond van de leerlingen. 13 gaat op een bewuste en kritische wijze tijdens de lessen in op actuele natuurwetenschappelijke ontwikkelingen. 14 gaat tijdens de lessen in op natuurwetenschappelijke ontwikkelingen die de leefomgeving beïnvloeden.. 15 legitimeert waar wenselijk de natuurwetenschappelijke vakken zowel binnen als buiten de school. 16 maakt leerlingen vertrouwd met de standpunten die de maatschappij heeft met betrekking tot natuurwetenschappelijke ontwikkelingen, visies en producten. 17 stimuleert bezoeken aan bedrijven en instellingen met natuurwetenschappelijke componenten en wijst op de effecten die deze bedrijven en instellingen hebben op het dagelijkse leven. 18 actualiseert regelmatig leerstofinhouden, leerstofonderdelen en begrippen uit de kerndoelen en de eindtermen naar aanleiding van maatschappelijke ontwikkelingen. 19 maakt bestaande netwerken dienstbaar aan het natuurwetenschappelijke onderwijs. 20 zorgt ervoor dat leerlingen kunnen beschikken over voor hun niveau geschikt informatiemateriaal. 13

14 Bijlage 1 Gedragsregels voor docenten natuurwetenschappen Een docent natuurwetenschappen 1. streeft ernaar zijn beroep zo goed mogelijk uit te oefenen en neemt daarbij de opvattingen en standpunten van de beroepsgroep zoals vastgelegd in het beroepsstandaarden als referentiekader. 2. neemt zijn eigen verantwoordelijkheid voor zijn beroepsuitoefening binnen de grenzen van het onderwijsconcept van zijn school, het schoolwerkplan en de geldende regelingen binnen de school. 3. neemt de grenzen van zijn professionele deskundigheid in acht; ingeval aard en omvang van problemen zijn deskundigheid overstijgen, is hij gehouden andere deskundigen in te schakelen. 4. is verantwoordelijk voor verdere ontwikkeling van zijn professionaliteit. 5. onderhoudt professionele contacten met collega s binnen de school en met de schoolleiding. 6. geeft zijn vak, als lid van de vaksectie, in een collegiale verantwoordelijkheid. 7. respecteert de leerling en diens persoonlijke levenssfeer en houdt rekening met diens levensbeschouwelijke en culturele identiteit. 8. gaat professioneel om met het overwicht dat voortvloeit uit zijn beroep. 9. toont betrokkenheid met de leerling en bewaart daarbij professionele distantie. 10. onthoudt zich van elke vorm van seksueel machtsmisbruik, seksuele intimidatie of seksueel getinte verbale uitingen tegenover de leerling; seksuele handelingen en seksuele relaties zijn onder geen beding geoorloofd. 11. zorgt ervoor dat noodzakelijk lichamelijk contact functioneel is en niet misverstaan kan worden. Als de situatie daartoe noopt, zijn meelevende, bemoedigende of troostende aanrakingen als uitingen van emoties zeker geoorloofd. Zorgvuldigheid is hierbij geboden. Niet elke leerling stelt prijs op aanrakingen. 14

15 12. zal te allen tijde tijdens reizen en andere schoolactiviteiten met respect omgaan met de leerlingen. 13. verstrekt eerlijke en terzake doende informatie over leerprestaties en gedragingen aan leerlingen, ouders, mentor, schoolleiding en (vak)collega s. 14. behandelt vertrouwelijke informatie over leerlingen als zodanig; in probleemsituaties handelt hij volgens de op school geldende procedures. 15. bestrijdt discriminatie, racisme en geweld; hij spreekt leerlingen aan op ongepast gedrag.hij besteedt in dit verband tevens aandacht aan bestaande vooroordelen ten aanzien van verschillen tussen jongens en meisjes in belangstelling en leerprestaties. 16. zorgt voor sociale veiligheid tijdens de lessen. 17. neemt de nodige maatregelen ter voorkoming van ongevallen tijdens zijn lessen. Mocht er zich desondanks een ongeval voordoen, dan neemt hij op grond van zijn deskundigheid bij het verlenen van de eerste hulp de noodzakelijke stappen volgens de op school geldende procedures. De docent onderhoudt zijn deskundigheid. rapporteert het ongeval inclusief de ondernomen actie aan de verantwoordelijke schoolleider. informeert indien nodig de mentor en de ouders of verzorgers van de leerling. 18. neemt de nodige maatregelen bij het gebruik van schadelijke stoffen. 19. beperkt de gevaren bij practica voor zichzelf en de overige participanten en/of omstanders tot een minimum. 20. houdt zich aan de geldende veiligheidsvoorschriften. Opmerking: Het is denkbaar dat deze gedragsregels opgenomen worden in het generieke deel. 15

16 Bijlage 2 Registratieprocedure docenten natuurwetenschappen Het register voor de docent natuurwetenschappen bestaat uit het initieel/basis register, het beroepsregister en op termijn een expertregister. Bij elk register gelden generieke, vakspecifieke en organisatorische criteria, waaraan de docent dient te voldoen om te kunnen worden toegelaten tot het betreffende register. 2.1 Initieel/Basisregister Het beroepsregister voor docenten natuurwetenschappen kent een Initieel/Basisregister, dat open staat voor iedereen met een lesbevoegdheid in één of meerdere natuurwetenschappelijke vakken en voor docenten die kunnen aantonen een professioneel niveau te bezitten dat vergelijkbaar is met dat van de lesbevoegdheid. Opname in het initiële /basis register Het initiële register staat open voor de leraar die 1 in het bezit is van een erkend diploma dat bevoegdheid verleent tot het geven van onderwijs in een van de volgende natuurwetenschappelijke vakken: Algemene natuurwetenschappen Biologie Natuurkunde Scheikunde (Natuur, Leven en Techniek) 2 de beroepsstandaarden en de gedragsregels voor docenten in de natuurwetenschappen onderschrijft. 3 minimaal 0,2 FTE per schooljaar lesgeeft. Daarnaast voor personen, die 4 een diploma HBO, WO of een vergelijkbaar diploma bezitten. 5 hebben lesgegeven in het betreffende vak in Nederland gedurende een periode van minimaal twee jaar bij een omvang van 0,2 FTE of meer. Van deze werkzame periode dient men formeel bewijs te leveren in de vorm van een verklaring van de werkgever of een registratiebureau. 2.2 Beroepsregister Het beroepsregister voor docenten natuurwetenschappen erkent en administreert de professionele kwaliteit van docenten natuurwetenschappen die voldoen aan de eisen gesteld aan de professionele ontwikkeling van docenten natuurwetenschappen, op basis van door de NVON erkende professionaliseringsactiviteiten. Deze activiteiten dienen aantoonbaar aan te sluiten bij de vastgelegde vakspecifieke beroepsstandaarden. Opname in het beroepsregister De kandidaat overlegt aan de registratiecommissie een dossier waaruit blijkt dat de kandidaat: 16

17 1 minimaal twee jaar opgenomen is in het initiële register bij een aanstelling van 0,2 FTE of meer. 2 in de initiële periode van twee jaar voor een omvang van minimaal 80 uur aan professionaliseringsactiviteiten heeft deelgenomen dan wel heeft uitgevoerd. Daarvan moet ten minste 40 uur aan vakspecifieke professionaliseringsactiviteiten worden besteed. De andere helft kan aan niet-vakspecifieke professionaliseringsactiviteiten worden besteed. Zij die vanwege verlof of ziekte meer tijd nodig hebben kunnen er één jaar langer over doen; zij dienen hiervoor bewijslast met betrekking tot opname van dit verlof of deze ziekte te overleggen. 3 een lesbevoegdheid voor het betreffende vak behaald hebben. 2.3 Continuering van registratie in het beroepsregister De inschrijving in het beroepsregister geldt voor een periode van 4 jaar. Continuering kan plaatsvinden voor een periode van telkens 4 jaar onder de hieronder genoemde voorwaarden. Op 61-jarige leeftijd wordt men voor de resterende tijd die men werkt erelid zonder aan verplichtingen te hoeven voldoen. Voorwaarde voor continuering van de beroepsregistratie is dat de werkomvang van de aanstelling als docent natuurwetenschappen minimaal 0,2 FTE per schooljaar is. de docent kan aantonen dat hij aan professionaliseringsactiviteiten gedurende vier jaar minimaal 160 uur, waarvan 80 vakspecifiek, heeft besteed. De andere 80 uur kunnen worden besteed aan niet-vakspecifieke professionaliseringsactiviteiten. Zij die vanwege verlof of ziekte meer tijd nodig hebben kunnen er één jaar langer over doen; zij dienen hiervoor bewijslast met betrekking tot opname van dit verlof of deze ziekte te overleggen. De registratiecommissie doorloopt jaarlijks het register en zal kandidaten die niet aan de voornoemde criteria voldoen, uitschrijven uit het beroepsregister en weer inschrijven in het initiële register. Kandidaten die wel aan de criteria voldoen, ontvangen schriftelijk bericht van hun registratieverlenging. 17

18 Bijlage 3 Professionaliseringsactiviteiten docenten natuurwetenschappen 3.1 Erkende professionaliseringsactiviteiten docenten natuurwetenschappen Professionaliseringsactiviteiten worden door de NVON erkend en als relevant aangemerkt als: 1. de activiteit/scholing aansluit op de initiële opleiding, 2. de activiteit/scholing recente ontwikkelingen in het vakgebied betreft en dientengevolge passend is in het kader van actuele beroepsuitoefening. 3. voor het vakspecifieke deel (min. 50%): de activiteit/scholing aansluit bij de theorie en/of de praktijk van de vakspecifieke beroepsstandaarden zoals vastgelegd door de NVON, op de gebieden Vakinhoud, Leerprocessen, Toetsing en Feedback, Contexten, veiligheid en omgang met calamiteiten. 4. voor het niet-vakspecifieke deel (max.50%) de activiteit/scholing aansluit bij de theorie en/of de praktijk van de beroepsuitoefening afgeleid van het besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel (zie ook de wet BIO), De NVON verspreidt jaarlijks een overzicht van erkende professionaliseringsactiviteiten. Andere professionaliseringsactiviteiten kunnen eveneens als relevant worden beschouwd. Dit is ter beoordeling aan de registratiecommissie van de NVON. 3.2 Professionaliseringsactiviteiten Onder professionaliseringsactiviteiten wordt verstaan: 1. volgen van door de NVON erkende nascholingsactiviteiten 2. geven/ontwikkelen van door de NVON erkende nascholingsactiviteiten 3. deelnemen aan een door de NVON erkende studiedag of het verzorgen van een lezing/workshop tijdens deze studiedag verzorgen van publicaties (vakspecifiek voor het vakspecifieke deel of generiek voor het niet-vakspecifieke deel) in een door de NVON erkend vakblad 4. deelnemen aan een door de NVON erkend programma van kwaliteitszorg 5. actief deelnemen in een door de NVON ingestelde en/of erkende commissie ten behoeve van vakontwikkeling 6. vervullen van een (bestuurs)functie binnen de NVON 7. deelnemen aan een ledenvergadering van de NVON 8. ontwikkelen van vakspecifiek en/of bètaspecifiek lesmateriaal 9. ontwikkelen van vakspecifiek en/of bètaspecifiek toetsmateriaal 18

19 10. ontwikkelen van natuurwetenschappelijke componenten in vakoverstijgende projecten 11. uitvoeren van een vakspecifieke begeleidingstaak m.b.t. vakcollega s 12. begeleiden van docenten natuurwetenschappen in opleiding (LIO s/dio s) 13. deelnemen aan vak en/of bètaspecifieke onderzoeksprojecten 14. deelname aan een BHV of een EHBO-cursus 15. overleg met natuurwetenschappelijke bedrijven over excursies en lesmateriaal 16. cursussen ter bevordering van de praktische vaardigheden 17. deelname aan samenwerkingsverbanden met Universiteiten en HBO s 18. deelname aan een door de NVON georganiseerde examenoverleg 19. het (in sectieverband) participeren in een erkend programma van kwaliteitszorg Bij elk van de uitgevoerde activiteiten dient de kandidaat in een korte reflectie aan te geven op welke van de vakspecifieke beroepsstandaarden de betreffende activiteit betrekking had en op welke wijze de activiteit heeft bijgedragen aan diens professionele beroepsuitoefening. Hiertoe zijn formulieren beschikbaar. Wat betreft de urenhonorering bij de genoemde professionaliseringsactiviteiten geldt dat de kandidaat bewijzen dient te overleggen om het gevolgde aantal uren aan te tonen. Hiertoe zijn formulieren beschikbaar. Voorwaarde is dat tenminste 2 / 3 van de vakspecifieke professionaliseringsuren zijn gevuld met vakspecifieke scholing, deelname aan congressen of studiedagen, of met het ontwikkelen van vakspecifiek lesmateriaal in samenwerking met een universiteit, HBO of de NVON. 19

20 Bijlage 4 Registratiecommissie Beroepsregister docenten natuurwetenschappen Er komt een zogenaamde registratiecommissie Beroepsregister docent natuurwetenschappen om te beoordelen: welk professionaliseringsaanbod als relevant aangemerkt kan worden. of het portfolio de vereiste bewijsstukken en reflecties bevat. of de kandidaat kan worden ingeschreven in het Beroepsregister docent natuurwetenschappen of een kandidaat na 4 jaar een verlengde inschrijving ontvangt of terug moet naar het initiële register. 20