Hulpvragen werkstuk: land of gebied

Transcriptie

1 werkstuk: land of gebied Algemene informatie - Waar ligt het land? (werelddeel, buurlanden) - Wat is de hoofdstad? - Hoe worden de inwoners genoemd? - Zijn er provincies? - Welk geld gebruiken ze? Hoe heet het geld? - Hoeveel inwoners heeft het land? - Hoe groot is het land? - Hoe ziet de vlag van het land eruit? - Hoe heet de baas (president, koning, emir,...) van het land? - Welke staatsvorm heeft het land? (koninkrijk, republiek) - Hoe wordt de volksvertegenwoordiging gekozen? - Is er veel immigratie/emigratie? (uit welke landen, waarom?) Het landschap - Wat is het klimaat? - Welke grote steden zijn er? - Zijn er grote rivieren, kanalen of meren? - Zijn er woestijnen? - Zijn er bergen of vulkanen? - Welke dieren, bomen, planten leven er? - Hebben de mensen de natuur veranderd? (polders, stuwmeren, dijken, kanalen). Geschiedenis - Hoe komt het land aan z n naam? - Hoort/hoorde het land bij een ander land? - Welke oorlogen heeft het land gevoerd? Economie - Is het land rijk of arm? - Waarmee verdient het land geld? - Welke grondstoffen zitten er in de bodem? - Hoe wordt de bodem gebruikt (landbouw?) - Welke grote bedrijven zijn er? - Komen er veel toeristen? Zo ja, waarvoor komen zij? Mensen - Welke godsdiensten zijn er? - Welke taal/talen worden gesproken? - Welke bevolkingsgroepen zijn er? - Welke gewoontes hebben de mensen? - Wat eten de mensen? - Welke sporten zijn populair? - Wat voor muziek maken de mensen? - Welke kleren dragen de mensen? - Welke beroemde mensen komen uit het land?

2 werkstuk: dieren Uiterlijk - Hoe ziet het dier eruit? - Heeft het dier een vel, vacht, schubben,? - Hoe groot, lang, dik, zwaar, is het dier? - Hoe beweegt het dier? - Welk geluid maakt het dier? - Welke soorten bestaan er? Wonen - Waar leeft het dier? (Hoe is de leefomgeving?) - Heeft het dier een nest, hol,? - Waar komt het dier op aarde voor? - Leeft het dier alleen, samen of in groepen? Voeding - Wat eet het dier? Wat drinkt het dier? - Waar haalt het dier het eten vandaan? - Hoe plast en poept het dier? Vijanden - Heeft dit dier vijanden? - Hoe verdedigt dit dier zich? - Welke ziekten kan het dier krijgen? - Is het een bedreigde diersoort? Hoe komt dat? - Hoe en door wie wordt het dier beschermd? Jongen - Hoe krijgt het dier jongen? (eieren, levend geboren) - Hoe lang duurt het voordat jongen geboren worden? - Hoeveel jonkies krijgt het dier per keer? - Hoe zien jonkies eruit? - Wanneer krijgt het dier jonkies? (jaargetijde, leeftijd) - Hoe lang blijven de jongen bij de moeder? - Wie verzorgt de jongen? - Hoe lang duurt het voor de jongen volwassen zijn? - Is er een bepaalde tijd in het jaar waarin het dier paart? Mens en dier - Is het dier nuttig voor de mens? - Wordt het dier door de mens gebruikt? (sport, werk, voedsel) Gedrag - Hoe ziet een dag van het dier eruit? - Wat doet het dier overdag? Wat doet het dier s nachts? - Wat doet het dier als hij boos wordt, schrikt of juist blij is?? - Wat doet het dier als hij verliefd is? (dansen, vechten, geluid) - Wat doet het dier als er gevaar dreigt? - Hoe verzorgt het dier zichzelf?

3 werkstuk: beroepen Taken - Wat moet je doen bij dit beroep? - Hoe ziet een werkdag eruit? - Waar doe je dit werk? - Wat is er leuk aan dit beroep? - Wat is er minder leuk? Eisen - Wat moet je kunnen om dit beroep te doen? - Welke opleiding moet je volgen voor dit beroep? - Wat leer je op de opleiding? Wat heb je nodig? - Welke kleding draag je? - Welke gereedschappen heb je nodig? - Met welke materialen werk je in dit beroep? - Hoe ziet de werkruimte eruit? Eigen mening - Wat vind jij van dit beroep? - Zou jij dit beroep willen doen? Tip: Ken je iemand met dit beroep? Houd dan een interview. Vraag of je op de werkplek mag kijken. Denk vooraf goed na wat je wilt vragen. Schrijf de vragen op. Neem foto s of maak een filmpje. Geschiedenis - Hoe lang bestaat dit beroep al? - Hoe werkte men vroeger in dit beroep?

4 werkstuk: sporten Algemeen - Hoeveel mensen doen deze sport? - Is het een belangrijke sport in Nederland? - Hoe heet de bond waarbij van alles wordt geregeld? - Zijn er streken of landen waar de sport extra veel voorkomt? - Is de sport gebonden aan een bepaald seizoen? Geschiedenis - Waar en wanneer is de sport ontstaan? - Sinds wanneer wordt het hier gespeeld? - Hoe is het naar Nederland gekomen? Regels - Welke regels heeft de sport? - Hoe groot is het speelveld? - Doe je de sport alleen of in een team? - Uit hoeveel spelers bestaat een team? - Wat is de taak van de scheidsrechter? - Zijn er speciale bewegingen of trucjes? Wat heb je nodig? - Welke kleding draag je? - Wat heb je verder nodig? - Waar kun je deze sport doen? Wie - Wie doen deze sport vooral? - Waar moet je goed in zijn? Training en wedstrijden - Hoe ziet een training eruit? - Hoe ziet een wedstrijd eruit? - Hoe gaat de competitie? - Zijn er records? (Bekende) clubs en spelers - Welke bekende clubs zijn er? - Welke bekende spelers zijn er? - Verdient deze speler geld met zijn sport? - Is er in jouw woonplaats een club? Het clubblad - Heeft deze sport een eigen clubblad? Wat staat daarin? - Zijn er meer bladen over deze sport? Eigen mening - Doe jij aan deze sport? - Wat is er leuk aan? Wat is minder leuk? : Vertel nog iets bijzonders over deze sport.

5 werkstuk: bekend persoon Algemeen - Waarom is deze persoon bekend? - Welk beroep heeft/had de persoon? (kunstenaar, sporter) - In welk land leeft/leefde de persoon? - In welke stad woont/woonde hij of zij? - In welk huis woont hij/zij? - Hoe ziet/zag een dag uit het leven van deze persoon eruit? Eigen mening - Wat vind jij van deze persoon? - Welke invloed heeft deze persoon op jou? Levensloop - Wanneer leeft/leefde de persoon? - Hoe leefden de mensen in die tijd? (wonen, werken, verkeer, voeding, kleding) - Wat gebeurde er achter elkaar in het leven van de persoon? - Hoe was deze persoon als kind? - Hoe werd hij of zij bekend of beroemd? - Zijn er nog meer belangrijke gebeurtenissen in het leven van de persoon geweest? Betekenis - Wat betekent de persoon nu nog voor ons?

6 werkstuk: volk Algemeen - Waar woont dit volk? (land, werelddeel, eiland, gebied) - Tot welk ras hoort dit volk? - Hoe zien de mensen eruit? - Hoe woont dit volk? - Hoe zien de woningen eruit? - Waar zijn de woningen van gemaakt? - Hoe zien ze er van binnen uit? (verlichting, verwarming, versiering) Gewoonten - Waaruit bestaat het eten en drinken bij dit volk? - Zijn er speciale gerechten? - Zijn er rituelen? - Zijn er speciale feesten? - Welke kleding dragen de mensen? - Wat vindt dit volk belangrijk? - Zijn er rituelen rond de geboorte? - Zijn er rituelen rond de dood? - Zijn er rituelen rond een trouwerij? - Zijn er rituelen als een kind volwassen wordt? Middelen van bestaan - Waarmee verdienen de mensen hun geld - Waar leven ze van? Vervoermiddelen - Hoe verplaatsen de mensen zich? - Hoe vervoeren ze hun vrachten? Eigen mening - Wat vind jij van dit volk? - Spreekt deze manier van leven jou aan?

7 werkstuk: planten of bomen Kenmerken - Hoe ziet de plant eruit? - Hoe groot is de plant? - Welke vorm hebben de stam, bladeren, bloemen, - Welke kleur heeft de plant? - Heeft de plant bloemen? - Hoe smaakt de plant? - Hoe ruikt de plant? - Heeft de plant reservevoedsel voor zichzelf? Waar groeit de plant? - In welke gebieden groeit de plant? - Waar op aarde komt de plant voor? - Op welke grondsoort groeit de plant? - In welk klimaat groeit de plant? Vijanden - Wordt de plant gegeten door? - Wordt de plant bedreigd door mensen? - Wordt de plant bedreigd door dieren? - Welke ziektes komen voor bij deze plant? Gebruik - Kun je de plant eten? - Welk deel van de plant wordt gebruikt? - Hoe maak je de plant klaar? (recept) - Waar wordt de plant voor gebruikt? - Wat wordt ervan gemaakt? Bloei en vruchten - Hoe bloeit de plant? - Hoe wordt de plant bevrucht? - Heeft de plant vruchten? - Wat gebeurt er met de vruchten? - Hoe zorgt de plant voor nieuwe plantjes?

8 werkstuk: Hoe wordt iets gemaakt? of Hoe werkt het? Kenmerken - Hoe ziet het eruit? (Denk aan vorm, de grootte, de kleur. Je kunt er ook bij tekenen) - Waar is het van gemaakt? - Welke materialen zijn er voor gebruikt? - Hoe wordt het gemaakt? - Waar wordt het gemaakt? - Zijn er fabrieken voor? Waar? Uiterlijk? Uitvinding - Sinds wanneer wordt het gebruikt/gemaakt? - Wie heeft het wanneer uitgevonden? - Is het gebruik/ Zijn de soorten veranderd in de tijd? Hoe? - Hoe ziet het er in de toekomst misschien uit? Gebruik - Waar wordt het nu voor gebruikt? - Wat doet men ermee? - Hoe werkt het? - Wat doet het? (Je kunt er ook bij tekenen.) - Wie gebruiken het? - Is het duur? - Waarvoor is het belangrijk? - Vindt iedereen dit? Soorten - Zijn er meer soorten of typen van? - Welke voordelen heeft het gebruik ervan? - Welke nadelen heeft het?

9 werkstuk: geloof Algemeen - Hoeveel mensen hebben dit geloof? - Waar wonen deze gelovigen? (kaartje) Wat geloven de mensen? - Waar geloven de mensen in? - Is er een geloofsverhaal? Hoe gaat dat? - Wat zijn belangrijke goden of profeten? - Is er een geloofsboek? - Hoe hoor je te leven bij dit geloof? - Wat geloven ze dat er na de dood gebeurt? Rituelen - Welke rituelen horen bij dit geloof? - Zijn er rituelen rond de geboorte? - Zijn er rituelen rond de dood? - Zijn er rituelen rond een trouwerij? - Zijn er rituelen als een kind volwassen wordt? - Hoe wordt er gebeden? - Is er een gebedshuis bij dit geloof? - Welke mensen horen bij het gebedshuis? - Zijn er feestdagen die bij dit geloof horen? - Hoort er speciaal voedsel bij dit geloof? - Hoort er speciale kleding bij dit geloof? Geschiedenis - Hoe lang bestaat dit geloof al? - Zijn er verschillende stromingen binnen het geloof? - Welke mensen speelden een belangrijke rol? - Zijn er conflicten (geweest)? Eigen mening - Wat vind jij van dit geloof? - Geloof jij dit of geloof je wat anders?

10 werkstuk: voeding Producten - Hoe groeit het of hoe wordt het gemaakt? - Wat zit erin? - Hoe en waar wordt het geteeld? - Wat gebeurt er met het product voordat je het eet? - Hoe wordt het verpakt? - Hoe wordt het vervoerd? - Wordt er reclame voor gemaakt? - Wanneer eet je het? - Is het gezond? Waarom wel/niet? - Is het verslavend? - Wie eet het wel of juist niet? - Is het duur? - Welke verschillende soorten zijn er? Geschiedenis - Bestaat het product altijd al? - Wat is er allemaal mee gebeurd in het verleden? - Wie heeft het ontdekt? Mening over eten - Wie hebben deze mening? - Wat voor mening hebben ze? (denk aan: vegetarisch, rawfood, biologisch, geen suiker) - Waarom hebben mensen deze mening? - Hoeveel mensen hebben deze mening? - Waar op de wereld is deze mening aan de orde? Waarom daar?

11 werkstuk: geschiedenis Tijdbalk - In welke tijd gebeurde het? (Maak een tijdbalk.) - Welke belangrijke dingen gebeurden er in die tijd? Hoe leefden mensen toen? - Kun je een beeld schetsen van het leven toen? - Waar leefden de mensen in die tijd van? - Hoe leefden de mensen in die tijd? Wonen, werk,.. - Hoe zagen de huizen eruit? - Wat aten mensen toen? - Hoe zag de kleding er toen uit? - Hoe waren de gezinnen? - Gingen kinderen naar school? - Welke mensen waren in die tijd belangrijk? - Waarom waren zij belangrijk? Toen en nu - Wat is er nu nog te zien van die tijd? (denk aan opgravingen, spullen die bewaard zijn gebleven, foto s, brieven, schilderijen) - Waarom is dit voor ons een belangrijke tijd? - Wat is er het verschil tussen toen en nu? Godsdienst - Welke godsdienst(en) hadden de mensen? - Wat dachten/ geloofden de mensen? Leider - Wie was de baas in het land/gebied? - Hoe werd er in die tijd geregeerd?

12 werkstuk: hobby s Algemeen - Doe je het alleen of samen? - Wat heb je er voor nodig? - Beschrijf de spullen/onderdelen; hoe heten ze? - Hoe kom je aan deze spullen? - Waar doe je het? - Hoe doe je het? - In welke stappen leer je het? - Waar kun je les nemen? - Hoeveel tijd kost het? - Wat kost deze hobby? - Voor wie is deze hobby leuk? - Wat moet je goed kunnen? - Wie doen dit? - Zijn er bekende mensen met deze hobby? Geschiedenis - Bestaat deze hobby al lang? - Wie heeft het ontdekt? Eigen mening - Wat vind jij van deze hobby? - Doe jij het? Hoe lang al? - Wat is er leuk of moeilijk aan? - Wie inspireert jou? - Is er nog andere belangrijke informatie over deze hobby?

13 werkstuk: gezondheid Ziek - Wat is deze ziekte. - Hoe herken je het? - Wat is vervelend aan? - Wie heeft dit bijvoorbeeld? - Hoe ziet je leven eruit met deze ziekte? Ontstaan - Hoe ontstaat de ziekte? - Wie krijgt het? - Is het besmettelijk? Hoe? - Is het erfelijk? - Bestaat de ziekte al lang? - Bestaat de ziekte nog steeds? - Waar komt de ziekte voor? Gezond - Welke gezond gedrag wil je aanraden? - Waarom is dat gezond? - Wat gebeurt er als je dit gedrag niet hebt? - Wat gebeurt er dan in het land of op de wereld? - Zijn er voorbeelden bij? Genezen - Kun je genezen? - Welke behandelingen zijn er? - Zijn er nieuwe behandelingen?

14 werkstuk: organisaties en goede doelen Algemeen - Hoe heet de organisatie? - Voor wie/wat komt de organisatie op? - Wat doet de organisatie? - Kun je voorbeelden noemen? - Wie zijn er lid? - Is er een baas? Wie? - Hoe komt de organisatie aan geld? - En aan leden? - Zijn er vrijwilligers? - Wat doen die? - Ken jij iemand die lid is? - Hoe vindt diegene dat? - Hoort er een krant/tijdschrift bij de organisatie? - Waar is de organisatie actief? Geschiedenis - Hoe lang bestaat de organisatie? - Wie heeft hem opgericht? -