Raadsvoorstel Reg. nr : Ag. nr : Datum :

Transcriptie

1 Ag. nr : Onderwerp Voorstel tot invoering toeristenbelasting. Samenvatting De Gemeentewet biedt de mogelijkheid om een toeristenbelasting te heffen. De belasting wordt geheven ter zake van het houden van verblijf door personen die niet in de gemeente woonachtig zijn. Tijdens de behandeling van de begroting 2003 hebben wij aangegeven dat ter zake van de mogelijkheid om een toeristenbelasting in te voeren, een quick-scan zal worden uitgevoerd. Dit onderzoek is in maart 2003 afgerond. Hierbij werd geconcludeerd dat een vervolgonderzoek wenselijk is. Inmiddels is ook dit onderzoek afgerond. Op basis van de door de potentiële belastingplichtigen verstrekte inlichtingen en na overleg met de VROB (Verenigde Recreatie-Ondernemingen in Boxtel), kunnen wij ons vinden in de invoering van een toeristenbelasting. Hierbij wordt uitgegaan van een tarief per overnachting van 0,40. Dit tarief wordt stapsgewijs verhoogd, waarbij in 2006 het gemiddeld tarief van de regio Oost-Brabant. dient te worden bereikt. Uitgaande van het in 2003 geldende regionaal gemiddelde van 0,68 per overnachting, is een netto-opbrengst van maximaal ,- haalbaar. Dit maximum wordt in 2007 bereikt. Inhoud 1. Inleiding De Gemeentewet biedt de mogelijkheid om een toeristenbelasting te heffen. De belasting wordt geheven ter zake van het houden van verblijf door personen die niet in de gemeente woonachtig zijn. Tijdens de behandeling van de begroting 2003 hebben wij aangegeven dat ter zake van de mogelijkheid om een toeristenbelasting in te voeren, een quick-scan zal worden uitgevoerd. Dit onderzoek is in maart 2003 afgerond. Hierbij werd geconcludeerd dat een vervolgonderzoek wenselijk is. Inmiddels is ook dit onderzoek afgerond. In onderdeel 2 wordt algemene informatie gegeven over de toeristenbelasting. In onderdeel 3 worden de resultaten van de onderzoeken uiteengezet. Vervolgens wordt in onderdeel 4 ingegaan op de bedenkingen die Stichting Scouting Boxtel ter zake van de toeristenbelasting geuit heeft. De conclusies alsmede het uiteindelijk voorstel zijn verwoord in respectievelijk onderdeel 5 en Algemene informatie 2.1. Wettelijke basis Op grond van artikel 224 van de Gemeentewet kan een gemeente besluiten tot de invoering van een toeristenbelasting. De belasting wordt dan geheven ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven. De belasting mag derhalve nooit over het verblijf van de eigen inwoners van een gemeente worden geheven. Pagina 1

2 2.2. Wie is belastingplichtig? De belasting kan worden geheven van degene die gelegenheid tot overnachten biedt. Het gaat hierbij dus om de exploitanten van inrichtingen zoals (mini)campings, hotels, pensions e.d Hoe wordt de belasting berekend? In de regel wordt een bepaald tarief per overnachting berekend Berekening tarief De tariefhoogte is in principe niet wettelijk begrensd. Wel dient het tarief niet dusdanig te zijn dat de toeristen uit de gemeente worden geweerd Berekening aantal overnachtingen Als hoofdregel geldt dat uitgegaan wordt van het werkelijk aantal overnachtingen. Het aantal overnachtingen wordt dan afgeleid uit de administratie van de ondernemer/exploitant. Voor wat betreft vaste plaatsen op campings (jaar- en seizoenplaatsen) is het vaak ondoenlijk om van het werkelijk aantal overnachtingen uit te gaan. Het gaat immers om plaatsen die niet continue gebruikt worden, in die zin dat gedurende de gehele periode dat de plaats gehuurd wordt, ook daadwerkelijk wordt overnacht. Vandaar dat bij vaste plaatsen doorgaans gewerkt wordt met een zogenaamde forfaitaire regeling. Dit houdt in dat een schatting gemaakt wordt van het aantal personen dat overnacht alsmede van het aantal overnachtingen per persoon. De schattingen worden in beginsel gebaseerd op ervaringscijfers (Voorlopige) Aanslag Na afloop van het belastingjaar wordt aan de betreffende belastingplichtigen een aangifteformulier uitgereikt. Op basis van de aangifte wordt de aanslag berekend en opgelegd. De mogelijkheid bestaat om in het belastingjaar zelf een voorlopige aanslag op te leggen. Uit een oogpunt van billijke belastingheffing is het gebruikelijk het bedrag van de voorlopige aanslag te beperken tot een bepaald percentage van het vermoedelijk verschuldigde bedrag Vrijstellingen De mogelijkheid bestaat om in bepaalde gevallen vrijstelling te verlenen van toeristenbelasting. Dit moet dan geregeld worden in de verordening. Vrijstelling worden in de regel in de verordening opgenomen om een onredelijke belastingheffing te voorkomen. Als voorbeelden kunnen worden genoemd een vrijstelling ter zake van het verblijf door personen in een verpleeg- of verzorgingstehuis of het verblijf van asielzoekers die onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers op een camping of in een vakantiewoning verblijven. Als in deze geen vrijstelling wordt opgenomen, dient voor een dergelijk verblijf toeristenbelasting te worden geheven, tenminste als de betreffende personen niet in de gemeente Pagina 2

3 staan ingeschreven en voor het verblijf een vergoeding is verschuldigd. Dit wordt algemeen beschouwd als een oneerlijke belastingheffing. Vandaar dat voornoemd verblijf in de modelverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten standaard onder de vrijstellingen is opgenomen. 3. Resultaten onderzoeken Voor de beantwoording van de vraag of daadwerkelijk tot invoering van een toeristenbelasting moet worden besloten, is van belang dat de opbrengst de kosten dient te overtreffen. Teneinde in deze een eerste oordeel te kunnen geven, hebben wij tijdens de behandeling van de begroting 2003 aangegeven dat ter zake van de toeristenbelasting een quick-scan wordt uitgevoerd. Dit onderzoek is in maart 2003 afgerond. Hierbij is een berekening gemaakt van het aantal in het kader van de toeristenbelasting te belasten aantal overnachtingen. Als basis is gebruik gemaakt van een extern onderzoek in het kader van de regionalisatie van de VVV. Een element van dit onderzoek was een berekening van de toeristische capaciteit per individuele gemeente. Deze toeristische capaciteit werd uitgedrukt in een aantal overnachtingen. Verder is nagegaan welke tarieven in de omliggende gemeenten van toepassing zijn. Op basis van deze gegevens is een eerste raming van de opbrengst gemaakt. Gezien dit gegeven en het feit dat het toeristisch-recreatief product de afgelopen jaren is uitgebreid, hebben wij ingestemd met een vervolgonderzoek. De doelstelling van het vervolgonderzoek was het verkrijgen van een beter inzicht in de feitelijke bezetting van de accommodaties ten aanzien waarvan toeristenbelasting kan worden geheven. Hiertoe zijn de exploitanten aangeschreven met het verzoek om aan de hand van een formulier bepaalde gegevens aangaande de bezetting te verstrekken. Op basis van de via de formulieren verkregen informatie is geconcludeerd dat het aantal overnachtingen (zijnde de basis van de toeristenbelasting) aanzienlijk lager uitkomt dan het aantal dat resulteerde uit de eerder uitgevoerde quick-scan. Hiervoor is geen eenduidige verklaring te geven omdat de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de in het kader van het VVV-onderzoek berekende toeristische capaciteit niet bekend zijn. Wel is duidelijk geworden dat een aanzienlijk deel van het totaal aantal overnachtingen betrekking heeft op het verblijf door inwoners van Boxtel. Dit heeft negatieve gevolgen voor de opbrengst van de mogelijk in te voeren toeristenbelasting omdat ter zake van verblijf van inwoners van Boxtel geen toeristenbelasting kan worden geheven. De aan de hand van de vragenformulieren verkregen informatie is besproken met de VROB (Verenigde Recreatie-Ondernemingen in Boxtel). De VROB heeft te kennen gegeven dat men faliekant tegen de invoering van een toeristenbelasting is. Men vindt het een oneerlijke belasting. De VROB stelt dat andere ondernemers geen toeristenbelasting betalen maar wel profiteren van de toeristen. Bovendien is men van mening dat Boxtel geen toeristische trekpleister is. Indien de toeristenbelasting toch ingevoerd wordt, is de VROB erop tegen dat uitgegaan wordt van de gemiddelde tarieven in Oost-Brabant ( 0,68 per overnachting) dan wel van het landelijk gemiddelde ( 0,67 per overnachting). Een tarief van 0,20 per overnachting vindt men meer dan voldoende. Anders wordt een dusdanig hoge procentuele stijging van de overnachtingprijs verkregen, dat wij ons uit de markt prijzen, aldus de VROB. Bovendien vindt de VROB dat de gemeente ermee rekening moet houden dat de gemeenten waarmee vergeleken wordt, doorgaans al jaren een toeristenbelasting kennen. Men vindt het dan niet gepast dat de gemeente Boxtel Pagina 3

4 meteen op het actuele tarief van die gemeenten gaat zitten. De VROB is daarom voorstander van een laag tarief in het eerste jaar. Dit tarief zou dan de komende jaren stapsgewijs verhoogd kunnen worden. Een ander aspect dat de VROB heeft aangevoerd, is de doorberekening van toeristenbelasting aan inwoners van Boxtel. Men wenst geen verschil te maken tussen inwoners en niet-inwoners van de gemeente. Dit verschil zullen de exploitanten echter wel moeten maken omdat de wet het niet toestaat dat ter zake van het verblijf van inwoners uit de eigen gemeente toeristenbelasting wordt geheven. Verder is besproken welke kengetallen gebruikt kunnen worden bij de berekening van het aantal overnachtingen op vaste plaatsen. Zoals hiervoor is aangegeven, wordt met vaste plaatsen gedoeld op plaatsen die gedurende een bepaalde periode gehuurd wordt, maar waarbij niet gedurende de gehele periode sprake is van overnachten. 4. Stichting Scouting Boxtel Stichting Scouting Boxtel heeft aangegeven dat zij bedenkingen heeft ten aanzien van het voornemen om een toeristenbelasting in te voeren. Men vreest onder meer gevolgen voor de omzet aangezien het tarief van de toeristenbelasting de prijzen relatief gezien veel meer doet stijgen dan de overnachtingprijzen in bijvoorbeeld de hotelbranche. Daarnaast wordt als bezwaar ingebracht de administratieve rompslomp die een en ander met zich meebrengt. Nu speelt de vraag of een mogelijke invoering van een toeristenbelasting voor wat betreft Stichting Scouting Boxtel als een onredelijke belastingheffing moet worden beschouwd. Deze vraag dient ontkennend te worden beantwoord. In relatie tot de andere potentiële belastingplichtigen, zoals exploitanten van campings, kampeerboerderijen en hotels, neemt de stichting een vergelijkbare positie in. De accommodatie wordt uit commerciële overwegingen verhuurd. Verder gaan de genoemde argumenten met betrekking tot het aandeel van de toeristenbelasting in de overnachtingprijs en de te verwachten administratieve rompslomp ook voor de overige belastingplichtigen op. Indien de stichting zou worden vrijgesteld, worden exploitanten van andere accommodaties zelfs benadeeld. Voorts wordt in omliggende gemeenten met een toeristenbelasting voor accommodaties van een scouting geen uitzondering gemaakt. 5. Conclusies Op basis van het vorenstaande wordt het volgende geconcludeerd Invoering toeristenbelasting als zodanig De toeristenbelasting is gebaseerd op de profijtgedachte in ruime zin: een gemeente maakt kosten voor voorzieningen die mede door niet-inwoners worden gebruikt, maar krijgt daarvoor geen vergoeding uit het Gemeentefonds. Van voornoemde voorzieningen kunnen in de Boxtelse situatie de volgende voorbeelden worden aangehaald: - realisatie Groene Poort - middellange wandel- en fietsroutes inclusief informatieborden - lokale wandelroutes - participatie in de nieuwe regionale VVV (extra kosten) Pagina 4

5 - verbetering kanoroute mogelijkheden, via het in voorbereiding zijnde project Dommel door Boxtel worden die mogelijkheden verder versterkt. - participatie in verbetering parkeerplaatsen Kampina - realisatie ruiterroute tussen Kampina en manege - participatie in skateroutes - realisatie recreatieplas - participatie in meerdaagse ruiterroute - medewerking aan kleinschalige verblijfsaccommodatie op Kasteren en in Liempde Gelet op het feit dat de voornoemde voorvoorzieningen voor de gemeente kosten met zich meebrengen, wordt gemeend dat het in beginsel redelijk is dat in deze een bijdrage wordt geleverd door de nietinwoners, en wel in de vorm van een toeristenbelasting. Hierbij wordt wel aangetekend dat de opbrengst van een toeristenbelasting niet bedoeld is om de kosten van toeristische voorzieningen te dekken. De opbrengst vloeit in de algemene middelen van een gemeente Tariefhoogte In het kader van de quick-scan is een opbrengstberekening gemaakt waarbij is uitgegaan van een tarief van 0,65. Dit tarief sluit goed aan bij het regionaal- en landelijk gemiddelde van respectievelijk 0,68 en 0,67 per overnachting. Het door de VROB voorgestelde tarief van 0,20 per overnachting wordt te laag geacht. Wel wordt gemeend dat in het eerste jaar waarin toeristenbelasting wordt geheven, voor wat betreft de tariefhoogte enige terughoudendheid op zijn plaats is. De gedachten gaan thans uit naar een tarief van 0,40 per overnachting. Het tarief kan vervolgens stapsgewijs verhoogd worden, waarbij in 2006 het niveau van het gemiddelde in Oost-Brabant bereikt wordt. Op basis van het thans, in 2003, geldende gemiddelde, wordt het volgende tariefverloop verkregen: ,40 per overnachting ,54 per overnachting ,68 per overnachting De uiteindelijke tariefhoogte in 2005 en 2006 wordt dus bepaald door het gemiddeld tarief dat in respectievelijk 2004 en 2005 in Oost-Brabant van toepassing is Opbrengst Thans is in de begroting 2004 een opbrengst geraamd van ,-. Dit bedrag is gebaseerd op de opbrengstberekening welke in het kader van de quick-scan is gemaakt. Hierbij is bij de berekening van het aantal overnachtingen uitgegaan van de toeristische capaciteit zoals deze in het kader van het VVVonderzoek is berekend. Zoals hiervoor is aangegeven, resulteert uit de opgaven van de exploitanten een aanzienlijk lager aantal overnachtingen. Tevens is geconcludeerd dat het aantal voor de toeristenbelasting in aanmerking te nemen overnachtingen aanmerkelijk beïnvloed wordt door het verblijf van inwoners uit de gemeente. Ter zake van dit verblijf kan geen toeristenbelasting worden geheven. Pagina 5

6 Op basis van de thans beschikbare gegevens komt het aantal voor de toeristenbelasting in aanmerking te nemen overnachtingen uit op Uitgaande van het bij de quick-scan gehanteerde tarief van 0,65 per overnachting zou een bruto-opbrengst resulteren van ± ,-. Uitgaande van het voorgestelde tarief voor 2004 en de stapsgewijze verhoging tot en met 2006, resulteert de volgende opbrengstraming: Jaar Tarief per overnach ting A: Brutoopbrengst definitieve aanslagen B: Te realiseren opbrengst voorlopige aanslagen (=75% van A) C: Te realiseren opbrengst op basis van verschil tussen definitieve aanslag en voorlopige aanslag over voorafgaand jaar D: Te realiseren brutoopbrengst (B+ C) E: kosten F: Te realiseren nettoopbrengst , , , , , In het navolgende wordt een toelichting gegeven op de opbrengstberekening. De definitieve aanslagen kunnen pas na afloop van het belastingjaar worden opgelegd. De definitieve aanslagen 2004 kunnen derhalve pas in 2005 worden opgelegd. In 2004 kunnen wel voorlopige aanslagen worden opgelegd. Uit een oogpunt van billijke belastingheffing (voorkomen van financieringsproblemen bij de belastingplichtige) verdient het aanbeveling het bedrag van de voorlopige aanslag te beperken tot een bepaald percentage van het vermoedelijk verschuldigde bedrag. Het bedrag van de voorlopige aanslag is dientengevolge gesteld op 75% van het bedrag waarop de definitieve aanslag vermoedelijk zal uitkomen. De opbrengst voor 2004 blijft beperkt tot het bedrag van de voorlopige aanslagen. In de jaren hierna, dus vanaf 2005, zal de opbrengst enerzijds bestaan uit de voorlopige aanslag over het betreffende jaar en het resultaat van het bedrag van de definitieve aanslag over het voorafgaande jaar verminderd met het bedrag van de voorlopige aanslag voor dat jaar. Dit heeft tot gevolg dat, voorshands uitgaande van een maximumtarief van 0,68 met ingang van 2006, de maximale opbrengst vanaf 2007 wordt gerealiseerd. Zoals uit het vorenstaande schema blijkt, is voor 2004 een opbrengst geraamd van ,-.welke oploopt tot ,- in In de begroting is thans een opbrengst geraamd van ,-. Het tekort voor 2004 kan ten laste worden gebracht van de post onvoorzien. Dit zal meegenomen worden bij de eerstvolgende marap. Pagina 6

7 5.4. Vrijstellingen In deze kan gedacht worden aan een vrijstelling ter zake van het verblijf door personen in een verpleegof verzorgingstehuis of het verblijf van asielzoekers die onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers op een camping of in een vakantiewoning verblijven. Als in deze geen vrijstelling wordt opgenomen, dient voor een dergelijk verblijf toeristenbelasting te worden geheven, tenminste als de betreffende personen niet in de gemeente staan ingeschreven en voor het verblijf een bepaalde vergoeding wordt gevraagd. Dit wordt algemeen beschouwd als een onredelijke belastingheffing. Vandaar dat in de modelverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten voornoemd verblijf standaard onder de vrijstellingen is opgenomen. De in de verordening op te nemen vrijstellingen kunnen tot voornoemd verblijf beperkt blijven.. 6. Voorstel Voorgesteld wordt met ingang van 2004 een toeristenbelasting in te voeren, en wel door vaststelling van de Verordening toeristenbelasting Een en ander conform uitgangspunten zoals deze hiervoor zijn omschreven. De commissie Bestuurlijke Zaken kan zich hierin vinden. Voor u liggen ter inzage: - resultaten quick-scan, opgenomen in collegevoorstel dat op 11 maart 2003 behandeld is; - concept Verordening toeristenbelasting 2004 ; Boxtel, BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN BOXTEL, de secretaris, de burgemeester, Pagina 7

8 Onderwerp Voorstel tot wijziging leges reisdocumenten en invoering legesheffing ter zake van verzoeken om planschadevergoeding. Samenvatting De strekking van dit voorstel is een wijziging van de legestarieven voor reisdocumenten alsmede de invoering van een legesheffing ter zake van verzoeken om een planschadevergoeding met ingang van 1 januari Leges reisdocumenten De hoogte van de legestarieven voor reisdocumenten is van rijkswege gemaximeerd. Onlangs zijn de nieuwe maximumtarieven bekend gemaakt die vanaf 1 januari 2004 aan de burger in rekening kunnen worden gebracht. De legesverordening kan hierop aangepast worden. De tariefwijzigingen leiden ertoe dat het tarief van een paspoort per 1 januari ,50 bedraagt (nu 35,50). Een Nederlandse identiteitskaart gaat per voornoemde datum 30,50 kosten (nu 28,50). Leges verzoeken planschadevergoeding Op basis van het bepaalde in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) is de gemeente onder bepaalde voorwaarden gehouden een schadevergoeding toe te kennen aan degene die ten gevolge van de bepalingen van onder meer een bestemmingsplan of een besluit als bedoeld in de artikelen 17 en 19 van de WRO schade lijdt of zal leiden. Thans speelt de vraag of voor het in behandeling nemen van een verzoek om planschadevergoeding leges geheven kunnen worden. Op basis van de huidige inzichten is legesheffing formeel gezien mogelijk. Gelet op het feit dat met het indienen van een verzoek om planschadevergoeding een individueel belang gediend is en aan de beoordeling van een dergelijk verzoek (aanmerkelijke) kosten verbonden zijn, wordt legesheffing op zijn plaats geacht. Hiermee wordt tevens beoogd te voorkomen dat verzoeken om planschadevergoeding al te lichtvaardig worden ingediend. Voor wat betreft de hoogte van het legesbedrag wordt voorgesteld uit te gaan van 300,00. Indien het verzoek om planschadevergoeding wordt gehonoreerd, kan het berekende bedrag aan de aanvrager worden terugbetaald. Inhoud 1. Inleiding Het onderhavige voorstel betreft een wijziging van de legestarieven voor reisdocumenten alsmede de invoering van een legesheffing ter zake van verzoeken om een planschadevergoeding met ingang van 1 januari In onderdeel 2 wordt de voorgestelde wijziging van de tarieven voor reisdocumenten nader toegelicht. Voor wat betreft de legesheffing ter zake van verzoeken om een planschadevergoeding wordt u verwezen naar onderdeel 3. In onderdeel 4 is het algehele voorstel verwoord. Pagina 8

9 2. Leges reisdocumenten De hoogte van de legestarieven voor reisdocumenten is van rijkswege gemaximeerd. Onlangs zijn de nieuwe maximumtarieven bekend gemaakt die vanaf 1 januari 2004 aan de burger in rekening kunnen worden gebracht. Geadviseerd wordt de legesverordening hierop aan te passen. De tariefwijzigingen leiden ertoe dat het tarief van een paspoort per 1 januari ,50 bedraagt (nu 35,50). Een Nederlandse identiteitskaart gaat per voornoemde datum 30,50 kosten (nu 28,50). 3. Leges verzoeken planschadevergoeding Artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) bepaalt dat, indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van onder meer een bestemmingsplan of een besluit als bedoeld in de artikelen 17 en 19 WRO schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekent (planschadevergoeding). Thans speelt de vraag of voor het in behandeling nemen van een verzoek om planschadevergoeding leges geheven kunnen worden. Het gerechtshof te Den Haag heeft bij uitspraak van 14 november 2001 bepaald dat dergelijke leges door de gemeente Jacobswoude terecht zijn geheven. Hierbij werd wel als voorwaarde gesteld dat voor het in behandeling nemen van een verzoek om planschadevergoeding slechts leges berekend kunnen worden indien blijkt dat op grond van de procedureverordening planschadevergoeding advies aan de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken te Rotterdam (SAOZ) gevraagd moet worden. Dit is nagenoeg steeds het geval. Bovendien dient het bedrag weer geheel terugbetaald te worden als het planschadeverzoek wordt gehonoreerd. Tegen deze uitspraak is door de aanvrager (particulier) beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Alhoewel het beroep nog niet behandeld is, kan op basis van de bevindingen van de Procureur Generaal (de adviseur van de Hoge Raad) geconcludeerd worden dat de gemeente weinig risico zal lopen indien besloten wordt tot invoering van een legesheffing ter zake van verzoeken om planschadevergoeding. Gelet op het feit dat met het indienen van een verzoek om planschadevergoeding een individueel belang gediend is en aan de beoordeling van een dergelijk verzoek (aanmerkelijke) kosten verbonden zijn, wordt legesheffing op zijn plaats geacht. Hiermee wordt tevens beoogd te voorkomen dat verzoeken om planschadevergoeding al te lichtvaardig worden ingediend. In mei van dit jaar is aan de Tweede Kamer een wetsvoorstel aangeboden. Het voorstel bevat nieuwe regels op het gebied van de ruimtelijke ordening. Ook ter zake van verzoeken om planschadevergoedingen is een regeling opgenomen. Deze houdt onder meer in dat van de indiener van de aanvraag 300,00 geheven kan worden. Dit bedrag dient te worden terugbetaald indien op de aanvraag positief wordt beslist. Duidelijk is dat de behandeling van voornoemd wetsvoorstel nog enige tijd op zich zal laten wachten. Hierop vooruitlopend kan in de legesverordening een bepaling opgenomen worden op grond waarvan legesheffing mogelijk wordt. Voorgesteld wordt deze bepaling af te stemmen op hetgeen in het Pagina 9

10 wetsontwerp staat vermeld, te weten een tarief van 300,00 met een restitutiemogelijkheid indien het verzoek wordt gehonoreerd. 4. Voorstel Het vorenstaande is verwerkt in de Verordening tot eerste wijziging van de Legesverordening 2004, welke u bijgaand ter vaststelling wordt aangeboden. De commissie Bestuurlijke Zaken stemt in met de voorstellen. Voor u liggen ter inzage: - bericht ministerie inzake aanpassing tarieven reisdocumenten voor 2004; - concept Verordening tot eerste wijziging van de Legesverordening 2004 ; - Legesverordening Boxtel, BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN BOXTEL, de secretaris, de burgemeester, Pagina 10

11 Raadsbesluit Reg. nr : Aanhef De raad van de gemeente Boxtel; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van ; gehoord de commissie Bestuurlijke Zaken; gelet op artikel 224 van de Gemeentewet; Besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2011 Artikel 1. Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. vakantie-onderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden; b. mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto s, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden; c. niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan, niet- zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur worden aangeboden; d. vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte, voor zover dit gebruikt wordt voor het gedurende een periode van minimaal 1 maand plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan, in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden door één of meer leden van eenzelfde huishouden, en waarbij niet gedurende de gehele periode feitelijk sprake is van verblijf met overnachten; e. evenementen: het Flevo Festival, de Scout-In en de Nationale Jamboree, welke op Landgoed Velder te Liempde worden georganiseerd. Artikel 2. Belastbaar feit Ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in hotels, pensions, vakantie- onderkomens, mobiele kampeeronderkomens, niet-beroepsmatig verhuurde ruimten en op vaste standplaatsen tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn opgenomen, wordt onder de naam toeristenbelasting een directe belasting geheven. Pagina 1

12 Raadsbesluit Reg. nr : Artikel 3. Belastingplicht 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen. 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt. 3. Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt. Artikel 4. Vrijstellingen De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf: 1. door degene die als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van ouden van dagen verblijft; 2. van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voorzover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers. Artikel 5. Maatstaf van heffing De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen. Artikel 6. Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing 1. Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens en stacaravans welke geplaatst zijn op vaste standplaatsen gedurende een periode van: a. minimaal 1 maand doch minder dan 6 maanden bepaald op 2,5 per mobiel kampeeronderkomen of stacaravan; b. minimaal 6 maanden bepaald op 2 per mobiel kampeeronderkomen of stacaravan. 2. Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht, wordt ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens en stacaravans welke geplaatst zijn op vaste standplaatsen gedurende een periode van: a. minimaal 1 maand doch minder dan 6 maanden bepaald op 10 per maand per mobiel kampeeronderkomen of stacaravan; een gedeelte van een maand wordt voor een gehele maand gerekend; b. minimaal 6 maanden doch minder dan 12 maanden bepaald op 50 per mobiel kampeeronderkomen of stacaravan; c. 12 maanden bepaald op 60 per mobiel kampeeronderkomen of stacaravan. 3. Het aantal malen dat tijdens een evenement zoals bedoeld in artikel 1, letter e, is overnacht, wordt bepaald op per evenement. Pagina 2

13 Raadsbesluit Reg. nr : Artikel 7. Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal. Artikel 8. Belastingtarief Het tarief bedraagt per overnachting 0,83. Artikel 9. Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 10. Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 11. Aanslaggrens Geen belastingaanslag wordt opgelegd indien het aantal overnachtingen, waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, gedurende het belastingjaar minder dan 10 zal of heeft belopen. Artikel 12. Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9 van de Invorderingswet 1990 moeten de voorlopige aanslagen uiterlijk één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet worden betaald. 2. In afwijking van artikel 9 van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen uiterlijk één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet worden betaald. 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 13. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting. Artikel 14. Aanmeldingsplicht De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van de verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet. Pagina 3

14 Raadsbesluit Reg. nr : Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel 1. De Verordening toeristenbelasting 2010 van 3 november 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening toeristenbelasting Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van DE GEMEENTERAAD VAN BOXTEL, de griffier, Mw. Ir. V.M.E. van den Broek de voorzitter, F.H.J.M. van Beers Pagina 4