(v-aaa. OLtA415-?; SAJ-etA. ol4t,t, *61. Landsverordening tot wijziging van de STATEN VAN ARUBA. motorrijtuigen) AANBIEDING

Transcriptie

1 SAJ-etA (v-aaa. OLtA415-?; ol4t,t, *61 Landsverordening tot wijziging van de Motorrijtuig- en motorbootbelastingverordening (AB 1988 no. GT 23) (nieuwe tarieven motorrijtuigenbelasting voor milieuvriendelijke motorrijtuigen) AANBIEDING litad, STATEN VAN ARUBA Inge*. * 21 MAR 2013 Volgnr.: De regering van Aruba biedt aan de Staten ter goedkeuring aan een ontwerp-landsverordening tot wijziging van de Motorrijtuig- en motorbootbelastingverordening (AB 1988 no. GT 23) (nieuwe tarieven motorrijtuigenbelasting voor milieuvriendelijke motorrijtuigen) Or. -'-'ad 1 5 MAR 2013 De minister van Financien, Communicatie, Utiliteiten De minister van Justitie en Onderwijs,

2 DWJZ (1)-ai,,, \ o k - e t., L, A_,- 2, I Landsverordening tot wijziging van de Motorrijtuig- en motorbootbelastingverordening (AB 1988 no. GT 23) (nieuwe tarieven motorrijtuigenbelasting voor milieuvriendelijke motorrijtuigen) ONTWERP /(1,0. 2,- IN NAAM DER KONINGIN! DE GOUVERNEUR van Aruba, In overweging genomen hebbende: - dat conform de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de regering, waaronder het doel om Aruba in 2020 volledig op groene energie te laten draaien, een reeks initiatieven is gestart om het gebruik van groene energie in Aruba te stimuleren; dat daardoor met ingang van 1 januari 2011 de invoerrechten op de invoer van elektrische en hybride auto's zijn verlaagd; - dat de regering een verdere reductie in het gebruik van fossiele brandstoffen wenst te bereiken door nieuwe tarievenposten voor motorrijtuigenbelasting op elektrische en hybride motorrijtuigen, alsmede op motorrijtuigen die gebruik maken van bio-ethanol, vast te stellen met zulke bedragen waardoor in

3 feite sprake zal zijn van verlaging van motonijtuigenbelasting op bedoelde motorrijtuigen; dat het in dit kader tevens wenselijk is om een wetstechnische correctie in de Motorrijtuig- en motorbootbelastingverordening aan te brengen; Heeft, de Raad van Advies gehoord, met gemeen overleg der Staten, vastgesteld onderstaande landsverordening: Artikel I De Motorrijtuig- en motorbootbelastingverordening (AB 1988 no. GT 23) wordt gewijzigd als volgt: A. artikel 6 wordt gewijzigd als volgt: 1. aan het eerste lid, onderdeel a, worden twee nieuwe subonderdelen toegevoegd, luidende: V. indien het een motorrijtuig is dat ontworpen is om te draaien op een mengsel van benzine en ten minste 25% procent bio-ethanol Afl. 225,-; VI. indien het een motorrijtuig met een hybride aandrijvingsysteem is Afl. 150,-; 2. onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel d wordt een nieuw onderdeel c ingevoegd, luidende: c. indien het een motorrijtuig met een elektromotor is Afl. 75,-; 30. er wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende: 7. Onder een motorrijtuig met een hybride aandrijvingsysteem wordt verstaan een motorrijtuig dat is ingericht en bestemd om te worden voortbewogen door een combinatie van een elektromotor en een verbrandingsmotor, mits het piekvermogen van de elektromotor ten minste

4 vijftien procent van het maximumvermogen van de verbrandingsmotor bedraagt. B. in artikel 25a, derde lid, wordt het zinsdeel "is artikel 123a, de leden twee tot en met vijftien, van de Wegenverkeersverordening" vervangen door: zijn de artikelen 29 tot en met 36 van de Landsverordening wegverkeer (AB 1997 no. 18). Artikel II Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de dag na die van haar plaatsing in het Afkondigingsblad van Aruba, en werkt terug tot en met 1 januari Gegeven to Oranjestad, De minister van Financien, Communicatie, Utiliteiten en Energie, De minister van Justitie en Onderwijs,

5 CUdiAleL DWJZ Landsverordening tot wijziging van de Motorrijtuig- en motorbootbelastingverordening (AB 1988 no. GT 23) (nieuwe tarieven motorrijtuigenbelasting voor milieuvriendelijke motorrijtuigen) MEMORIE VAN TOELICHTING (VUO. 3 Algemene toelichting De regering heeft als een van haar doelstellingen de bewerkstelliging van de duurzame ontwikkeling van Aruba. Met het oog hierop zijn er samenwerkingsverbanden aangegaan met de Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) die op Aruba een regionaal hoofdkantoor heeft opgericht voor het Caribisch Gebied en met de Carbon War Room en de New American Foundation die de overgang van Aruba tot 100 procent hernieuwbare energie moeten ontwikkelen. Aruba heeft al aanzienlijke vorderingen geboekt om zich te ontwikkelen tot een duurzaam eiland. Zo wordt 20 procent van de huidige energiebehoefte door windenergie voorzien en wordt verwacht dat dit percentage in de (nabije) toekomst verder zal toenemen. Daarnaast wordt gewerkt aan andere projecten zoals de aanleg van het eerste solar park op het parkeerterrein van Aeropuerto Internacional Reina Beatrix. Deze zonneenergie-faciliteit zal circa 3,5MW vermogen opleveren. Een van de manieren om voornoemde doelstelling te bereiken is de zogenaamde demand side management, gericht op de reductie van het gebruik van fossiele brandstoffen. Die reductie leidt tot een significante vermindering van de uitstoot van stikstofoxide en koolstofdioxide. In dit verband zijn er diverse projecten gestart door WEB Aruba N.V. en N.V. Elmar die zorgen

6 voor een reductie van het gebruik van fossiele brandstoffen. Daarnaast worden er voorbereidingen getroffen voor de aanleg van een tweede windmolenpark. Als prikkel om het gebruik van fossiele brandstof verder te verminderen, zijn in 2011 de invoerrechten op de invoer van elektrische auto's (verlaging tot 2%) en hybride auto's (verlaging tot 12%) bij AB 2010 no. 100 verlaagd. In overeenstemming met de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen wenst de regering een extra prikkel te geven om de reductie van het gebruik van fossiele brandstoffen te bewerkstelligen door nieuwe tarievenposten voor motorrijtuigenbelasting op elektrische en hybride motorrijtuigen, alsmede op motorrijtuigen die gebruik maken van bio-ethanol (Flex Fuel Vehicles) met zodanige bedragen waardoor in feite sprake zal zijn van een verlaging van de motorrijtuigbelasting op deze drie type motorrijtuigen. Het onderhavige ontwerp beoogt daarin te voorzien. Financiele consequenties Momenteel is het gebruik van elektrische motorrijtuigen, hybride motorrijtuigen en Flex Fuel Vehicles beperkt. Uit gegevens van de belastingdienst van oktober 2012 blijkt dat de verlaging van de motorrijtuigenbelasting voor deze categorie motorrijtuigen een inkomstenderving van ten minste Afl , - per jaar voor het Land tot gevolg zal hebben. Artikelsgewijze toelichting Artikel I, onderdeel A Het onderhavige onderdeel stelt onder ten 1 voor om twee subonderdelen aan artikel 6, eerste lid, onderdeel a, toe te voegen. Het subonderdeel V stelt voor om een motorrijtuigenbelasting van Afl. 225,- per jaar te heffen op motorrijtuigen die ontwor- pen zijn om gebruik te maken van een mengsel dat bestaat uit

7 benzine en ten minste 25% bio-ethanol. Het gaat hier om mo- torrijtuigen die gebruik maken van bio-ethanol, ook wel ge- noemd flex fuel. Bio-ethanol is een alcohol die wordt verkregen door fermentatie van suiker, mais of tarwe. De uitstoot van stikstofoxide bij bio-ethanol is gelijk aan die van benzine. De uitstoot van koolstofdioxide bij bio-ethanol, daarentegen, hangt voornamelijk of van de gebruikte grondstoffen en in mindere mate ook van het productieproces. Bij bioethanol dat bestaat uit mais of tarwe is de uitstoot van koolstofdioxide ongeveer 70% minder in vergelijking met de uitstoot bij motorrijtuigen die uitsluitend benzine gebruiken. Bij bioethanol uit suikerriet kan de koolstofdioxide-uitstoot zelfs 80% tot 90% minder zijn. Het voorgestelde subonderdeel VI bevat een motorrijtuigenbelastingtarief van Afl. 150,- voor motorrijtuigen met een hybride aandrijvingsysteem. Het voorgestelde zevende lid bij artikel 6 (zie artikel I, onderdeel A, onder ten 3 ) bepaalt wat onder een dergelijk motorrijtuig wordt verstaan. Er zijn verschillende soorten hybride auto's zoals de "plug-in hybrids" en de "full hybrids". Indien een hybride motorrijtuig uitsluitend gebruik maakt van de elektrische motor, is er geen uitstoot van stikstofoxide. De uitstoot van koolstofdioxide van "full hybrids" is ongeveer 20% minder dan de emissie van motorrijtuigen die uitsluitend gebruik maken van benzine. Artikel I, onderdeel A, stelt verder onder ten 2 voor om een nieuw onderdeel c in artikel 6, eerste lid, to voegen. Het stelt de motorrijtuigenbelasting voor motorrijtuigen, zowel op twee of drie wielen als op meer dan drie wielen, met een elektromotor vast op Afl. 75,-. Bij een elektrisch motorrijtuig is er geen uit- stoot van stikstofoxide. De uitstoot van koolstofdioxide is bij elektrische motorrijtuigen aanzienlijk lager dan bij motorrijtui- gen die gebruik maken van benzine of van diesel.

8 4 Artikel I, onderdeel B In het onderhavige onderdeel stelt de regering voor om een foutieve verwijzing naar artikel 123a van de Wegenverkeersverordening te herstellen. Deze landsverordening is immers door de Landsverordening wegverkeer (AB 1997 no. 18) vervangen. Artikel II Aangezien de nieuwe bedragen aan motorrijtuigenbelasting in feite een verlaging bevatten en dus begunstigend voor burgers zijn, is de regering van oordeel dat, indien nodig, het onderhavige ontwerp met terugwerkende kracht kan worden vastgesteld. Het onderhavige artikel voorziet derhalve in de mogelijkheid om het ontwerp met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013 vast te stellen. IA.( De mi f ' i-n, Communicatie, Utilii - ', :' ',, De minister van Justitie en Onderwijs,

9 f Aan Zijne Excellentie de Gouverneur - van Aruba t.a.v. de Minister van Justine en Onderwijs L.G. Smith Boulevard 76 Alhier. Uw brief: 28 janu/ri 2013 Uw kenmerk: LV-13/0001 Datum: 22 februari 2013 Kenmerk: RvA L.G. Smith Boulevard 8 Oranjestad, ARUBA T: (297) F: (297) 5S E: info@rva.aw WWW. rva. a w /1-6t^^-' IC)(At rb I Onderwerp: Ontwerp-landsverordening tot wijziging van de Motorrijtuig- en motorbootbelastingverordening (AB 1988 no. GT 23) (nieuwe tarieven motornjtuigenbelasting voor milieuvriendelijke motorrijtuigen) Naar aanleiding van bijgaande aan de Raad ter advies toegezonden ontwerplandsverordening tot wijziging van de Motorrijtuig- en motorbootbelastingverordening (AB 1988 no. GT 23) (nieuwe tarieven motorrijtuigenbelasting voor milieuvriendelijke motorrijtuigen), moge de Raad Uwe Excellentie het volgende berichten. 1. De Raad heeft geconstateerd dat met dit ontwerp beoogd wordt om - in navolging van de per 1 januari 2011 verlaagde tarieven van invoerrechten voor elektrische en hybride auto's - het gebruik van fossiele brandstoffen verder te reduceren door nieuwe (lagere) tarieven voor motorrijtuigenbelasting op hybride, elektrische en de zogenaamde 'flex fuel' auto's te introduceren. De Raad vraagt zich ten aanzien van de invoering van het voordelig' tarief voor de `flex fuel' auto's af of dit wel het beoogde effect (lees: prikkel om het gebruik van fossiele brandstof verder te verminderen) zal hebben, aangezien tot elektrische en hybride auto's - geen voordelig tarief van invoerrechten geldt voor dit type auto. De consument zal naar 's Raads mening immers op basis van alleen een verlaagd tarief voor motorrijtuigenbelasting niet snel geprikkeld worden om over te gaan tot de aankoop van een 'flex fuel' auto en daarmee dus niet bijdragen aan de reductie van het gebruik van fossiele brandstof. 2. Degene die een motorrijtuig houdt en gebruik maakt van de openbare weg is op grond van artikel 4 van de Motorrijtuig- en motorbootbelastingverordening belasting verschuldigd. De op grond van deze verordening geheven belastingen zijn dan ook bedoeld voor het onderhoud van de openbare wegen en niet per definitie ten behoeve van (projecten in het kader van) de reductie van het gebruik van fossiele brandstoffen. Gelet op de bestemming van deze belastingen acht de Raad de motorrijtuigenbelasting derhalve niet het meest geschikte middel om de reductie van het gebruik van fossiele brandstoffen te bevorderen; hybride, elektrische, 'flex fuel' of volledig op fossiele brandstof aangedreven auto's maken immers alien (in dezelfde mate) gebruik van de openbare wegen. Nu de regering de motorrijtuigenbelasting hanteert om het gebruik van fossiele brandstoffen te reduceren ontstaat de discrepantie dat bijvoorbeeld een zuinige auto met `normale' aandrijving meer betaalt dan een minder zuinige hybride auto waardoor het beoogde effect niet wordt behaald. De Raad acht het koppelen van (de hoogte van) een belasting voor het gebruik en onderhoud van de openbare weg aan het energieverbruik van de voertuigen die daarvan gebruik maken derhalve niet op zijn plaats. De Raad vraagt zich in dit kader af of de regering heeft overwogen of het gewenste effect (i.c. verdere reductie van het gebruik van fossiele brandstof) niet beter via verhoging van (benzine)accijnzen met gelijktijdige verlaging van de motorrijtuigenbelasting bereikt kan worden. Hiermede zou tevens worden bereikt dat het A TiNG / ,24 SECRETAR:':S "..0-0

10 RvA bezit van de auto minder wordt belast en het gebruik meer, hetgeen veelal de doelstelling is bij maatregelen om het milieu te beschermen. 3. Bij voorgesteld artikel I, onderdeel A, sub 1, wordt aan artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de Motorrijtuig- en motorbootbelastingverordening een subonderdeel V toegevoegd waaiin het belastingtarief voor motorrijtuigen die ontworpen zijn om te draaien op een mengsel van benzine en maximaal 85 procent ethanol (`flex fuel' auto's) bepaald wordt. De Raad tneent dat deze bepaling zodanig is omschreven dat deze niet per definitie garandeert dat de houder van de `flex fuel' auto zal bijdragen aan de verdere reductie van het gebruik van fossiele brandstof. De houder van de 'flex fuel' auto die volledig op fossiele brandstof of voor maar een insignificant deel op bio-ethanol rijdt valt immers - gelezen de voorgestelde bepaling - automatisch onder het voordelige belastingtarief. De Raad acht het derhalve verstandiger dat dit voorgestelde voordelige belastingtarief geldt voor die 'flex fuel' auto's die minimaal op een bepaald deel bio-ethanol dienen te kunnen rijden. Voorts merkt de Raad op dat bio-ethanol vooralsnog niet op de Arubaanse markt wordt aangeboden, waardoor het stimuleren van de aanschaf van Ilex-fuel' auto's op dit moment niet zal bijdragen aan de reductie van het gebruik van fossiele brandstof. 4. In de toelichting wordt gesteld dat van de huidige energiebehoefte twintig procent wordt voorzien door windenergie. Dit wordt in 2013 verdubbeld.1 De Raad meent dat deze stelling achterhaald is, gezien het windpark bij Urirama - gelet op de ontwikkelingen - naar verwachting niet in 2013 nog operationeel zal zijn. De Raad adviseert derhalve de toelichting op dit aspect aan te passen. 5. In de mange van de toelichting bij het ontwerp is een voorstel voor een redactionele verbetering opgenomen. De Raad kan zich voor het overige met de doelstelling en de inhoud van het ontwerp verenigen en geeft u in overweging het aan de Staten aan te bieden, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. mr. A. Braamskamp MvT, p. 1. 2

11 TA ARUBA KABINE1 N ck ait 3 ; VE _ 4LItiLe/V%d (V1OAA kork a 13.* 6 CIA..Ge/L NAM 2013 ZI/- /3 /AM Deorgezonden: Aan de Gouverneur van Aruba, Plaza Eman 3, ALHIER. the kenmerk: Onderwerp: Uw ons wine*: '2_0 i 2) Oranjestad, ontwerp-landsverordening tot wijziging van de Motorrijtuig- en motorbootbelastingverordening (AB 1988 no. GT 23) (nieuwe tarieven motorrijtuigenbelasting voor milieuvriendelijke motorrijtuigen) Ik heb de eer u hierbij, mede namens mijn ambtgenoot van Financier, Communicatie, Utiliteiten en Energie, aan te bieden het advies van de Raad van Advies d.d. 22 februari 2013, no. RvA 18-13, betreffende het bovenvermelde ontwerp. De Raad kan zich met de doelstelling en de inhoud van het onderhavige ontwerp verenigen en geeft u in overweging het aan de Staten aan te bieden, nadat rekening is gehouden met zijn opmerkingen. Hieronder zal worden ingegaan op de opmerkingen van de Raad. Ad punt 1 De Raad vraagt zich ten aanzien van de invoering van het `voordelig' tarief voor de 'flex fuel' auto's of of dit wel het beoogde effect (lees: prikkel om het gebruik van fossiele brandstof verder te verminderen) zal hebben, aangezien er - in tegenstelling tot elektrische en hybride auto's - geen voordelig tarief van invoerrechten geldt voor dit type auto. Ter zake kan ik opmerken dat het kabinet zich zal beraden op dit punt van de Raad. In ieder geval is het wenselijk dat de met het onderhavige ontwerp gedane

12 2 voorstellen worden uitgevoerd. Ad punt 2 De Raad constateert dat degene die een motorrijtuig houdt en gebruik maakt van de openbare weg belastingplichtig is op grond van de Motorrijtuig- en motorbootbelastingverordening. Verder gaat de Raad ervan uit dat de op grond van die landsverordening geheven belastingen bedoeld zijn voor het onderhoud van de openbare wegen en niet per definitie ten behoeve van (projecten in het kader van) de reductie van het gebruik van fossiele brandstoffen. Gelet op de bestemming van deze belastingen acht de Raad de motorrijtuigenbelasting derhalve niet het meest geschikte middel om de reductie van het gebruik van fossiele brandstoffen te bevorderen; hybride, elektrische, `flex -fuel' of volledig op fossiele brandstof aangedreven auto's maken immers alien (in dezelfde mate) gebruik van fossiele brandstoffen. De Raad acht het koppelen van (de hoogte van) een belasting voor het gebruik en onderhoud van de openbare weg aan het energieverbruik van de voertuigen die daarvan gebruik maken derhalve niet op zijn plaats. Dienaangaande kan ik volstaan met de opmerking dat sinds 1986 de motorrijtuigenbelasting geen bestemmingsbelasting meer is. Immers, de gende gelden worden niet meer automatisch aan de wegen of de infrastructuur besteed, maar vloeien in de algemene middelen. De Raad vraagt zich in dit kader of of de regering heeft overwogen of het gewenste effect (nl. verdere reductie van het gebruik van fossiele brandstof) niet beter via verhoging van (benzine)accijnzen met gelijktijdige verlaging van de motorrijtuigenbelasting bereikt kan worden. Hierop zij geantwoord dat mijn ambtgenoot, belast met financien, het vooralsnog niet wenselijk acht om in dit kader om de accijnzen te verhogen. Immers, de reductie van het gebruik van fossiele brandstoffen wordt bewerkstelligd door het type brandstof dat gebruikt wordt en niet zo zeer door de mate van het weggebruik. Overigens is er bij lange afstanden sprake van zuiniger gebruik dan bij korte afstanden. Het zou dan ook betekenen dat een persoon met een heel erg onzuinige auto die slechts een korte afstand aflegt minder zou betalen terwijl iemand met een hybride auto die langere afstanden aflegt, waarvan het energieverbruik veel zuiniger is, veel meer zou moeten betalen.

13 3 Ad punt 3 De Raad meent dat het in artikel I, onderdeel A, sub 1, voorgestelde subonderdeel V zodanig is omschreven dat deze niet per definitie garandeert dat de houder van de 'flex fuel' auto zal bijdragen aan de verdere reductie van het gebruik van fossiele brandstof. De houder van de 'flex fuel' auto die volledig op fossiele brandstof of maar voor een insignificant deel op bio-ethanol rijdt, valt immers - gelezen de voorgestelde bepaling - automatisch onder het voordelige belastingtarief. De Raad acht het derhalve verstandiger dat dit voorgestelde voordelige belastingtarief geldt voor die 'flex fuel' auto's die minimaal op een bepaald deel bio-ethanol dienen te kunnen rijden. Dienaangaande merk ik op dat naar aanleiding van deze opmerking het desbetreffende subonderdeel is herschreven. Voorgesteld wordt nu dat een 'flex fuel' auto op ten minste 25% bio-ethanol moet kunnen rijden om in aanmerking te kunnen komen voor het verlaagde belastingtarief. Verwezen zij naar artikel I, onderdeel A, sub 1 en de daarbij behorende toelichting. De Raad merkt voorts op dat bio-ethanol vooralsnog niet op de Arubaanse markt wordt aangeboden, waardoor het stimuleren van de aanschaf van 'flex fuel' auto's op dit moment niet zal bijdragen aan de reductie van het gebruik van fossiele brandstof. Ik kan mij op dit punt niet met het standpunt van de Raad van Advies verenigen. Immers, in de toekomst zou bio-ethanol ook aangeboden kunnen worden op de Arubaanse markt. Ad punt 4 De Raad merkt op dat in de toelichting wordt gesteld dat van de huidige energiebehoefte twintig procent wordt voorzien door windenergie. Dit wordt in 2013 verdubbeld. De Raad meent dat deze stelling achterhaald is, gezien het windpark bij Urirama - gelet op de ontwikkelingen - naar verwachting in 2013 nog niet operationeel zal zijn. De Raad adviseert derhalve de toelichting dienovereenkom- stig aan te passen. Naar aanleiding van het advies heb ik de memorie van toelichting op dit punt aangepast. Ik verwijs naar het algemeen deel van de toelichting.

14 4 Ad punt 5 De Raad merkt op dat in de marge van de toelichting een redactionele verbete- ring is opgenomen. Naar aanleiding hiervan heb ik de memorie van toelichting op dit punt aangepast. Verwezen zij naar de toelichting op artikel I, onderdeel A. Van de gelegenheid heb ik gebruik gemaakt om nog enkele redactionele wijzigingen en enkele technische wijzigingen in het ontwerp aan te brengen. Ik veroorloof mij derhalve u de gewijzigde ontwerp-landsverordening en de daarbij behorende gewijzigde memorie van toelichting wederom te doen toekomen en u in overweging te geven het ontwerp aan de Staten ter goedkeuring aan te bieden. De minister van Justitie en Onderwijs,