HET BELANG VAN DE BELGISCHE ZEEGEBIEDEN VOOR ZEEVOGELS. Eric W.M. Stienen & Eckhart Kuijken

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "HET BELANG VAN DE BELGISCHE ZEEGEBIEDEN VOOR ZEEVOGELS. Eric W.M. Stienen & Eckhart Kuijken"

Transcriptie

1 HET BELANG VAN DE BELGISCHE ZEEGEBIEDEN VOOR ZEEVOGELS Eric W.M. Stienen & Eckhart Kuijken

2

3 !"$%"&'( INHOUD 1. ACHTERGROND EN DOELSTELLING VAN DE STUDIE INLEIDING Algemeen Materiaal en methodes Definities DE ZUIDELIJKE NOORDZEE ALS TREKCORRIDOR DE SOORTEN UITGELICHT Algemeen besprekingen BESCHERMING VAN ZEEVOGELS AANBEVELINGEN LITERATUURLIJST... 33

4 )

5 !"$%"&'( 1. ACHTERGROND EN DOELSTELLING VAN DE STUDIE Voor de uitwerking van een masterplan voor de zeegebieden onder Belgische rechtsbevoegdheid heeft Vice-premier Johan Vande Lanotte het Instituut voor Natuurbehoud gevraagd te rapporteren over het belang van het Belgisch deel van de Noordzee voor zeevogels. Het onderhavige rapport geeft een overzicht van de verspreiding van de meest voorkomende zeevogels in de Belgisch mariene gebieden (voor het gemak in het vervolg Belgisch Continentaal Plat of kortweg genoemd). Per soort worden kort de autecologie, de beschermde status en de bedreigingen behandeld, alsmede een beschrijving van de belangrijkste gebieden. Aanvullend verschijnt een gezamenlijk rapport van de Beheerseenheid het Mathematische Model van de Noordzee (BMM) en het Instituut voor Natuurbehoud met daarin een voorstel voor de afbakening van speciale beschermingszones voor zeevogels (Haelters et al. 2003). 2. INLEIDING 2.1. Algemeen Zeevogels bezoeken het om uiteenlopende redenen. Ze gebruiken het bijvoorbeeld tijdens de trek van en naar de overwinteringsgebieden, als stop-over-plaats (Zwarte Zee-eenden) of als foerageergebied (sternen). Hun aanwezigheid op het varieert in tijdstip en duur afhankelijk van de soort. Zeevogels worden gekenmerkt door een zeer dynamische levenswijze die onder andere wordt beïnvloed door allerlei externe factoren zoals weersomstandigheden en fluctuaties in de beschikbaarheid van hun voedsel. De dynamische levenswijze van een zeevogel en het grensoverschrijdende karakter van zijn biotoop leent zich in principe niet voor de afbakening van relatief kleine beschermde gebieden. Zo vliegt een zeevogel bijvoorbeeld in ongeveer 1 uur van de Franse grens via het naar de Nederlandse grens. Een Kleine Mantelmeeuw die in de haven van Zeebrugge broedt, gaat soms zijn voedsel gaan halen voor de Engelse westkust; en sommige soorten leggen duizenden kilometers af tussen broedgebied en overwinteringsgebied. Vanwege het dynamische karakter van zeevogels, vanwege voortdurende fluctuaties in het onderliggende ecosysteem en vanwege onze internationale verantwoordelijkheid ten aanzien van veel soorten is het aangewezen om de verspreiding van zeevogels over een groter gebied te beschouwen dan alleen het. Zeker voor wat betreft de trekroutes is het evident dat het slechts een klein onderdeel vormt van de hele pathway. De hierboven geschetste complexiteit en dynamiek maken het moeilijk om zeevogels te bestuderen en vooral om uit deze studies algemeenheden te destilleren die kunnen leiden tot een duurzame bescherming van meerdere soorten tegelijkertijd. Desalniettemin is het Instituut voor Natuurbehoud ervan overtuigd dat een combinatie van algemene kennis over zeevogels en soortspecifieke wetenschappelijke kennis over hun verspreiding, gedrag en bedreigingen kan leiden tot lokale beschermingsmaatregelen, die op hun beurt bijdragen tot een optimale bescherming van een veel groter geheel. Uit dit rapport zal immers blijken dat België een belangrijke internationale verantwoordelijkheid draagt ten opzichte van een aantal soorten. Vanwege het ad hoc karakter van deze opdracht is het rapport zeker niet volledig. Literatuurverwijzingen zijn beperkt tot een minimum, en beoordelingen en adviezen worden vaak gedaan op basis van best-expert-judgement. Dit ligt in principe niet in het karakter van een wetenschappelijke instelling als het Instituut voor Natuurbehoud en komt zeker niet ten goede aan de enorme hoeveelheid gegevens en kennis die er aanwezig is. Het verdient aanbeveling om in de toekomst een grondigere analyse uit te voeren om tot een nog bruikbaarder beleidsinstrument te komen. Het onderhavige rapport geeft allereerst een schets van het belang van de zuidelijke Noordzee als trekroute (Hoofdstuk 3). Het daaropvolgende hoofdstuk (Hoofdstuk 4) is meer specifiek en geeft per soort een beschrijving van de verspreiding, noden en bedreigingen. In Hoofdstuk 5 wordt het belang van het voor zeevogels besproken en worden voorstellen gedaan ter bescherming. In het laatste hoofdstuk wordt nader ingegaan op de beperkingen en de mogelijkheden van de huidige wetenschappelijke kennis van zeevogels. *

6 2.2. Materiaal en methodes Zeevogeltellingen Om het belang van het voor de mariene avifauna in kaart te brengen, is gebruik gemaakt van een uitgebreid databestand met betrekking tot de verspreiding van zeevogels in de zuidelijke Noordzee. De gegevensset bestaat uit gestandaardiseerde tellingen van de mariene avifauna vanaf schepen die in de periode januari 1992 tot augustus 2003 zijn uitgevoerd door het Instituut voor Natuurbehoud. De scheepstellingen zijn uitgevoerd met behulp van de zogenaamde transectmethode, waarbij gedurende opeenvolgende periodes van 10 minuten alle zwemmende vogels worden geteld die zich binnen een afstand van 300 m van het schip en in een hoek van 90 vanaf de voorkant van het schip bevinden. Voor het gestandaardiseerd tellen van vliegende vogels is de snapshot-methode gehanteerd. Hierbij worden iedere minuut alle vliegende vogels geteld die zich binnen een kwadrant van 300 x 300 m aan de voorkant van het schip bevinden. Het schatten van de afstand werd per waarnemer gekalibreerd. Voor het berekenen van de vogeldichtheid zijn de aantallen gecorrigeerd volgens internationaal geaccepteerde correctiefactoren, die rekening houden met het feit dat sommige vogels moeilijk zichtbaar zijn op grotere afstand. Tijdens de tellingen worden ook alle vogels genoteerd die zich buiten het transect bevinden. Deze waarnemingen kunnen niet gebruikt worden voor een dichtheidsberekening, maar geven voor enkele weinig algemene soorten vaak een beter beeld van werkelijke verspreiding dan kaarten op basis van de dichtheid aan vogels. In het onderhavige rapport wordt kortweg de term in het transect gebruikt wanneer wordt gerefereerd naar zwemmende vogels binnen het 300 m-transect en vliegende vogels binnen het 300 x 300 m - kwadrant. De scheepstellingen zijn verricht vanaf de schepen Belgica, Zeeleeuw, Zeehond, Zeearend, Ter Streep en vanaf ferry s op de trajecten Zeebrugge-Dover en Oostende-Ramsgate. De tellingen geven een vrijwel complete dekking van het Belgisch Continentaal Plat (Figuur 2). Alleen in de diepwaterzone, langs de Belgisch-Engelse grens en het grensgebied met het Nederlands Continentaal Plat zijn de tellingen minder intensief gebeurd. Kaarten Voor iedere vogelsoort (of in voorkomende gevallen soortgroep) is voor de periode de gemiddelde dichtheid (aantal vogels per km 2 ) per minuuthok 1 berekend. In voorkomende gevallen wordt een gedetailleerde verspreidingskaart getoond, die de gemiddelde dichtheid van de desbetreffende soort weergeeft per minuuthok in een bepaald seizoen 2 (zie bijvoorbeeld Figuur 2). In elke verspreidingskaart is de dichtheid onderverdeeld in 7 categorieën, namelijk: 0, 0,01-0,50, 0,50-0,99, 1,00-1,49, 1,50-1,99, 2,00-4,99 en > 5,00 vogels per km 2 (waarbij een toenemende intensiteit van de kleur oranje evenredig is met een toenemende dichtheid). Wanneer een minuuthok wit is gekleurd is daar weliswaar geteld maar zijn er geen vogels van de desbetreffende soort waargenomen. Voor de zeldzame soorten (zoals Grote Stern) die in relatief lage dichtheden voorkomen op het worden kaarten gepresenteerd waarop alle waarnemingen vogels zijn te zien (dus inclusief de waarnemingen buiten het 300m transect). Deze kaarten worden weliswaar beïnvloed door het aantal tellingen dat is verricht in een bepaald gebied, maar geven toch een algemeen beeld van het verspreidingspatroon van de meer zeldzame soorten. 1,(-'.//01-'(-(! /"(( (('''( 4-'.56!-5/6.!56!5'6 7 +

7 !"$%"&'( 2.3. Definities Zeevogel Zeevogels kunnen worden gedefinieerd als vogels die zich gedurende een belangrijk deel van hun leven op zee bevinden, die voornamelijk leven van marien voedsel en die goed zijn aangepast aan het mariene milieu. Hiertoe behoren ook soorten die weliswaar broeden in non-mariene milieus, maar die buiten het broedseizoen gebonden zijn aan mariene gebieden of zoute kustgebonden habitats (bijvoorbeeld Dwergmeeuw en Zwarte Zee-eend). Steltlopers en andere vogels die over zee en langs de kustlijn trekken maar niet primair afhankelijk zijn van de zee voor hun voedselvoorziening worden niet beschouwd als zeevogels. Tijdens tellingen in de zuidelijke Noordzee werden meer dan 50 soorten zeevogels vastgesteld, maar daarvan zijn er heel wat soorten die er slechts in zeer beperkte en verwaarloosbare aantallen voorkomen. Voor het gemak beschouwen we hier 18 soorten die het soortenspectrum in zuidelijke Noordzee domineren (Tabel 1). Zeevogels hebben als gemeenschappelijke kenmerken dat ze lang leven (van de meeste soorten bedraagt de maximale levensduur meer dan 20 jaar), pas na enkele jaren volwassen zijn en kleine legsels produceren. en die deze levensstrategie (ook wel k-strategie genoemd) volgen zijn extra gevoelig voor menselijke impact. Een kleine verandering in de overlevingskans van volwassen zeevogels kan grote gevolgen hebben op populatieniveau. Ook zal herstel van een zeevogelpopulatie veel langer duren dan bij kortlevende soorten. Dit betekent dat men bij zeevogels zeer voorzichtig moet zijn met ingrepen die de overlevingskans van adulte vogels kunnen beïnvloeden (denk bijvoorbeeld aan windmolens). Beheer en beleid ten aanzien van zeevogels dient dan ook zoveel mogelijk gericht te zijn op een optimale overlevingskans en pas in tweede instantie op een optimale reproductie. Biogeografische populatie en 1%-norm Een populatie van een soort kan worden omschreven als een gesloten groep individuen die geen (of in zeer beperkte mate) uitwisseling vertonen (emi- of immigratie) met andere populaties. Wanneer het verschillende soorten betreft is het evident dat er sprake is van andere populaties, maar ook binnen een soort worden vaak verschillende populaties onderscheiden. Dat is dan ofwel het gevolg van het bestaan van verschillende ondersoorten ofwel als gevolg van een geografische scheiding tussen populaties van dezelfde soort; vandaar dat hier de term biogeografische populatie wordt gebruikt. In dit rapport wordt de biogeografische populatiegrootte van watervogels gebruikt volgens de meest recente schattingen van Wetlands International (Delaney & Scott 2002). Binnen de Ramsar Conventie van 1971 zijn internationaal erkende criteria ontwikkeld om te bepalen in hoeverre een waterrijk gebied van belang is voor watervogels. Twee eenvoudige vuistregels worden daarbij het meest gebruikt, namelijk: - een wetland is van internationaal belang wanneer het geregeld meer dan watervogels herbergt, en - een wetland moet als internationaal belangrijk worden beschouwd wanneer het geregeld tenminste 1% van het aantal individuen van een bepaalde biogeografische herbergt. Dit laatste criterium wordt ook wel de 1%-norm genoemd. 8

8 3. DE ZUIDELIJKE NOORDZEE ALS TREKCORRIDOR Zonder enige twijfel is de belangrijkste - maar vaak niet als dusdanig onderkende - functie van de zuidelijke Noordzee die van trekroute. In tabel 1 wordt voor de 18 dominante soorten een schatting gegeven van het percentage van de totale biogeografische populatie dat tijdens de trek gebruik maakt van de zuidelijke Noordzee. Deze schatting is gebaseerd op gekende aantallen in de overwinteringsgebieden, de ligging van de overwinteringsgebieden ten opzichte van de broedgebieden en het aantal langstrekkende individuen dat tijdens tellingen vanaf het land wordt waargenomen. Het zijn weliswaar schattingen die betrekking hebben op de gehele zuidelijke Noordzee, maar ze geven wel een indruk van het belang van Belgische zeegebieden als trekcorridor voor zeevogels. Voor veel zeevogels geldt overigens dat trek niet moet worden gezien als een snelle doortrek door het luchtruim boven de zuidelijke Noordzee. Onderweg wordt vaak gefoerageerd, gerust of geslapen. De doortrek van Dwergmeeuwen bijvoorbeeld duurt meer dan 2 maanden waarbij dagelijks vele duizenden individuen foerageren en slapen in Belgische wateren. Jaarlijks trekken meer dan een miljoen zeevogels via de zuidelijke Noordzee via het Nauw van Calais naar zuidelijkere gebieden. Het staat onomwonden vast dat meer dan de helft van de biogeografische populatie van Grote Jager, Dwergmeeuw, Grote Stern en Visdief via de zuidelijke Noordzee naar het zuiden trekt (Tabel 1). De laatste drie soorten doen dit bovendien grotendeels langs de westzijde van de zuidelijke Noordzee en dus via de Belgische zeegebieden. Voor andere soorten is het percentage dat gebruik maakt van de zuidelijke Noordzee weliswaar geringer maar toch aanzienlijk. Het moge dus duidelijk zijn dat België voor veel zeevogels zeer grote internationale verantwoordelijkheid draagt. Tabel 1. Het belang van de zuidelijke Noordzee als corridor tijdens de trek van zeevogels (aangepast van Seys 2001). Aandeel van de totale biogeografische populatie dat gebruik maakt van de zuidelijke Noordzee Roodkeelduiker Gavia stellata <1 Fuut Podiceps cristatus Noordse Stormvogel Fulmarus glacialis <1 Jan van Gent Sula bassana 4-7 Zwarte Zee-eend Melanitta nigra 4-5 Grote Jager Stercorarius skua >60 Dwergmeeuw Larus minutus Kokmeeuw Larus ridibundus 7-10 Stormmeeuw Larus canus 3-6 Kleine Mantelmeeuw Larus fuscus 28 Zilvermeeuw Larus argentatus 5 Grote Mantelmeeuw Larus marinus 5 Drieteenmeeuw Rissa tridactyla <1 Grote Stern Sterna sandvicensis 67 Visdief Sterna hirundo 56 Dwergstern Sterna albifrons 44 Zeekoet Uria aalge <1 Alk Alca torda <2

9 !"$%"&'( Zeevogels die de Noordzee via deze weg verlaten, worden gedwongen dit te doen via een nauwe trechtervorm in het zuiden, namelijk het Nauw van Calais (Figuur 1). Dit resulteert logischerwijze in een tijdelijke concentratie van zeevogels in een relatief klein gebied en ook in een hoge turnover-rate van de populatie (i.e. een individu is slechts kortstondig aanwezig). Dat enkele soorten inderdaad in hoge concentraties voorkomen op het en dat de Belgische zeegebieden van internationale betekenis zijn voor veel zeevogels is reeds in vele publicaties benadrukt. Echter de percentages zoals getoond in tabel 1 zijn in de meeste gevallen vele malen hoger dan gekende percentages op grond van scheepstellingen (vergelijk bijvoorbeeld Seys 2001). Deze discrepantie doet zich voor omdat scheepstellingen geen inzicht geven in de turnover-rate van de op het aanwezige populatie. Scheepstellingen vormen slechts een momentopname van de dichtheid aan zeevogels in de Belgische zeegebieden, maar geven geen inzicht in het totaal aantal individuen dat in een seizoen gebruik maakt van deze wateren. Het is dus voor veel van deze soorten feitelijk van groter belang dan wat de waargenomen dichtheden ons leren. De vernauwing van de Noordzee ter hoogte van de Belgische wateren in combinatie met het grote belang van deze route voor bepaalde migrerende soorten is bovendien aanleiding om zeer voorzichtig te zijn met het oprichten van blokkades in dit specifieke deel van de trekroute. Het is daarom van het grootste belang om de impact van windparken nauwkeurig te monitoren. Vooral een mogelijke verhoging van de sterfte onder adulte vogels als gevolg van aanvaringen dient zeer nauwgezet te worden opgevolgd. Figuur 1. Veel migrerende zeevogels worden gedwongen de zuidelijke Noordzee te verlaten via het Nauw van Calais. 9

10 4. DE SOORTEN UITGELICHT 4.1. Algemeen In dit hoofdstuk wordt per soort een korte beschrijving gegeven van de aantallen en van haar verspreidingsgebied op het. Ook worden enkele details met betrekking tot gedrag, bescherming en bedreigingen kort besproken. Alle soorten zeevogels die worden genoemd in tabel 1 worden behandeld behalve de Dwergstern. Deze soort valt buiten de beschouwing omdat ze op het slechts zelden op open zee wordt gezien. De bespreking van een soort begint telkens met een tabel waarin het volgende wordt samengevat: - Nederlandse en wetenschappelijke naam. - De populatie geeft het aantal individuen dat in de maand met de hoogste dichtheden is waargenomen. Dit is een extrapolatie van de gemiddelde dichtheid in die maand (op basis van scheepstellingen in de periode ). Tussen haakjes wordt telkens vermeld om hoeveel procent van de totale biogeografische populatie het gaat (volgens Delaney & Scott 2002). Het aantal vogels op het zoals hier genoemd wordt in tekst telkens vergeleken met het maximale aantal individuen dat volgens Seys (2001) op het voorkomt. Verschillen tussen de waardes van Seys en de onze komen voort uit een andere methodiek, de beschikbaarheid van nieuwere gegevens en veranderingen in de populatiegrootte. - Voorkomen: De belangrijkste maanden waarin de soort op het wordt waargenomen en afstand tot de kust (in 3 categorieën: inshore, midshore, offshore). - Voedsel waarbij naast voedsel dat op natuurlijke wijze wordt vergaard (bijvoorbeeld vis, schelpdieren) ook visserij als voedselbron wordt genoemd omdat de voedselbeschikbaarheid voor een aantal soorten wordt gefaciliteerd door visserijactiviteiten (overboord werpen van visafval, ondermaatse vis etc.). - Bedreigingen waarbij de volgende categorieën worden gebruikt: olie, plastic, verstoring (door scheepvaart), windmolens (aanvaringen of verstoring) en visserij (bij specialistische soorten). Hoe meer gespecialiseerd een soort is in haar voedselkeuze des te gevoeliger ze is voor veranderingen in het bestand aan prooidieren. Generalisten, zoals de meeste meeuwen, kunnen relatief gemakkelijk naar een andere prooisoort switchen wanneer een bepaalde soort niet meer voldoende voorhanden is. Specialisten kunnen dit echter niet of veel moeilijker en overbevissing kan voor deze soorten dus een grote impact hebben. Toxische stoffen worden niet genoemd als bedreiging omdat we ervan uitgaan dat de behandelde soorten hier allemaal zeer gevoelig voor zijn. Zeevogels staan over het algemeen bovenaan in de voedselpiramide. Dit betekent dat ze zeer gevoelig zijn voor verontreinigende stoffen die zich ophopen in de voedselketen (o.a. PCB s en zware metalen). In het verleden ( ) zijn er schrijnende voorbeelden geweest van het in elkaar storten van zeevogelpopulaties (meeuwen, sternen en eidereenden) als gevolg van het vrijkomen van gechloreerde koolwaterstoffen in het Noordzeemilieu. Tegenwoordig zijn de concentraties van de meeste gekende stoffen in het mariene milieu sterk afgenomen. Dit betekent echter niet dat toxische stoffen geen bedreiging meer vormen voor zeevogels. Ook nu nog wordt het milieu blootgesteld aan de inwerking van allerlei onnatuurlijke stoffen waarvan de effecten vaak nog onvoldoende bekend zijn (onder andere Tributyltin en allerlei hormonen). - Bescherming is in rood aangegeven wanneer een soort binnen de volgende Europese instrumenten bescherming geniet: Bijlage I van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 2

11 !"$%"&'( 79/409/EEG, 2 april 1979), Bijlage II van het Bern Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijke leefmilieu in (Bern, 19 september 1979; Wet van 20 april 1989), Bijlage I of II van het Bonn Verdrag (Bonn, 23 juni 1979; Wet van 27 april 1990, Belgisch Staatsblad van 29 december 1990) voor de bescherming van migrerende soorten. De respectievelijke categorieën worden in de tabel telkens afgekort als VO, BE en BO. - De functie van het wordt aangeduid in de categorieën verblijfgebied tijdens enig jaargetijde (R), doortrekgebied (M) en foerageergebied tijdens het broedseizoen (F). Het kan voor bepaalde soorten meerdere functies hebben. - Als bedreigde status in worden dezelfde categorieën gehanteerd als in de Rode Lijst van de Broedvogels in (Kuijken 1999) met toevoeging van de categorie niet broedend in. De status in is in rood aangeduid wanneer de soort is opgenomen in deze Rode Lijst. - In de kolom status in wordt de Europese bedreigde status genoemd zoals vermeld in Heath et al. (2000). 22

12 4.2. besprekingen ROODKEEL- DUIKER GAVIA STELLATA (< 1%) Voorkomen Voedsel Bedreiging Bescherming nov-mrt in-midshore vis olie verstoring visserij windmolens VO BE BO Functie R, M niet broedend kwetsbaar Duikers Gavia spp. zijn wintergasten die het aandoen tussen november en maart. De hoogste dichtheden worden bereikt in de periode december-februari. Tot op heden bevat het databestand van het IN duikers die in het transect en op het zijn waargenomen. Daarvan kon 78,7% op soort worden gebracht. Van de 892 op soort gebrachte duikers was 95,6% Roodkeelduiker Gavia stellata en 4,5% Parelduiker G. arctica. De totale biogeografische populatie van Roodkeelduiker werd tot voor kort geschat op individuen, maar deze schatting is recentelijk sterk aangepast (1% bij individuen volgens Delaney & Scott 2002). Scheepstellingen laten zien dat het aantal duikers in december een maximum bereikt met een gemiddelde dichtheid van 0,4 duikers per km 2. Dat betekend dat er in december gemiddeld individuen op het vertoeven, waarvan Roodkeelduikers. Onze wateren herbergen dus veel minder dan 1% van de totale biogeografische populatie van de Roodkeelduiker en zijn dus van ondergeschikt belang voor deze soort. Wel dient opgemerkt te worden dat de soort een zeer hoge beschermingstatus geniet. Duikers zijn over het algemeen sterk kustgebonden en komen vooral voor tussen 5 km en 25 km uit de kust. Tijdens de winter concentreert de soort zich vooral op de Vlakte van de Raan, de westelijke kustbanken en de Vlaamse Banken (Figuur 2). Ze worden over het algemeen zwemmend op het water aangetroffen en zijn daardoor gevoelig voor olieverontreiniging. Ze zijn strikt piscivoor en als zodanig gevoelig voor veranderingen in de stand van hun prooivissen. Alle soorten duikers zijn uitermate verstoringsgevoelig ten opzichte van schepen en windmolens. Bij de nadering van een schip vliegen ze vaak al op meer dan een kilometer afstand op (eigen waarneming IN). Mogelijke beschermende maatregelen ten aanzien van duikers kunnen worden beperkt tot de belangrijkste concentratiegebieden en moeten vooral gericht zijn op het verminderen van verstoring (zowel ten aanzien van scheepvaart, windmolens etc.). Figuur 2. De verspreiding van de Roodkeelduiker in de winter. 2

13 !"$%"&'( FUUT Voorkomen Voedsel Bedreiging Bescherming Functie PODICEPS CRISTATUS (< 1%) winter inshore vis olie - M, R niet bedreigd niet bedreigd Futen zijn typische wintergasten die het aandoen van oktober tot april. De hoogste dichtheden worden doorgaans bereikt in de periode januari-februari. Overigens vertoont het aantal Futen dat aanwezig is op het sterke variaties tussen jaren. De talrijkheid is onder meer afhankelijk van de strengheid van de winter. In zeer strenge winters worden veel Futen die zich op zoete wateren bevinden gedwongen om op zee te pleisteren. Op basis van scheepstellingen werden in januari gemiddeld individuen geteld en Seys (2001) geeft een wintermaximum van individuen. Tellingen vanaf het land suggereren dat er op sommige momenten veel meer Futen in onze kustwateren vertoeven. Zo werden op 30 januari Futen geteld en op 20 februari 2003 naar schatting (databestand IN). Beide laatste tellingen overtreffen de in 2002 herziene 1%-norm van exemplaren, zodat gesteld kan worden dat onze kustwateren van internationale betekenis zijn voor deze soort. Futen kennen geen beschermde status binnen de Vogelrichtlijn, noch binnen de conventies van Bern en Bonn. Ze staan niet op de Rode lijst van Vlaamse broedvogels en worden ook niet op s lijst van bedreigde vogelsoorten. Futen zijn sterk kustgebonden en bevinden zich over het algemeen binnen 15 km van de kust (Figuur 3). Vooral de westkust (de Panne Oostende), maar ook rond de Wenduinebank en de Vlakte van de Raan worden s winters zeer hoge dichtheden vastgesteld. Futen worden voornamelijk zwemmend op het water aangetroffen en zijn daarom gevoelig voor olieverontreiniging. Bij het incident met de Tricolor werden relatief veel Futen binnengebracht (3,3% van alle slachtoffers), maar pas nadat de olievlek in de kustnabije zone was terechtgekomen. Futen leven voornamelijk van vis die ze onder water duikend bemachtigen. Ze zijn weinig gevoelig voor verstoring. Behalve vermindering van olievervuiling hebben beschermde maatregelen voor deze soort geen prioriteit omdat ze op Europese schaal geen specifieke bescherming genieten. Bovendien zijn ze weinig verstoringsgevoelig. Desalniettemin kan vanwege het internationale belang van onze kustwateren worden overwogen om in de belangrijkste concentratiegebieden rustgebieden af te bakenen. Figuur 3. De verspreiding van de Fuut in de winter. 2

14 NOORDSE STORM- VOGEL FULMARUS GLACIALIS 570 (<< 1%) Voorkomen Voedsel Bedreiging Bescherming jaarrond offshore crustaceeën cefalopoden vis visserij olie plastic Functie - R niet broedend niet bedreigd Noordse Stormvogels zijn het hele jaar door aanwezig op het. Scheepstellingen suggereren dat er s winters meer Noordse Stormvogels op het vertoeven dan s zomers, maar dit patroon is niet erg duidelijk. Tijdens scheepstellingen is de hoogste gemiddelde dichtheid vastgesteld in december (gemiddeld 570 individuen op het ). Seys (2001) geeft een maximum van individuen tijdens de herfst. Het voorkomen van de soort is wijdverspreid over de hele Noordzee, maar bereikt vooral ten noorden van de 54ste-breedtegraad hoge dichtheden. Het is van marginaal belang voor Noordse Stormvogels. Het is een uitgesproken zeevogel die vrijwel uitsluitend in dieper water wordt aangetroffen (Figuur 4). Daar komt de soort verspreid voor en het is niet mogelijk om binnen het offshore gebied een kerngebied aan te duiden. De soort is relatief gevoelig voor olieverontreiniging en het inslikken van op zee drijvende plastic partikels. In de Noordzee bestaat hun voedsel uit planktonische crustaceeën, cefalopoden, larvale vis en in mindere mate uit visserijafval. Van de 819 individuen die binnen het transect en op het zijn waargenomen was 7% geassocieerd met een vissersschip. Gezien het geringe belang van het en hun verspreide voorkomen heeft bescherming voor deze soort geen prioriteit. Eventueel kan worden gedacht aan maatregelen die de chronische vervuiling met plastic en olie reduceren. Figuur 4. De verspreiding van de Noordse Stormvogel in de winter. 2)

15 JAN VAN GENT SULA BASSANA (< 1%) Voorkomen Voedsel Bedreiging Bescherming herfst & lente mid-offshore vis visserij Functie olie - M niet broedend lokaal Het hele jaar door is het mogelijk om Jan van Genten te zien op het, maar de meeste vogels doen het aan tijdens de trek. De hoogste dichtheden worden bereikt tijdens de zuidwaartse trek in de periode oktober-november, terwijl de voorjaarspiek (februari-maart) minder uitgesproken is. De dichtheid op het vertoont een maximum in november wanneer op basis van scheepstellingen gemiddeld individuen zijn waargenomen. Seys (2001) geeft een maximum van individuen tijdens de herfst wat nog altijd minder is dan de 1%-norm (8.920 individuen). Het totaal individuen dat jaarlijks gebruik maakt van het zal ongetwijfeld veel hoger liggen omdat de zuidelijke Noordzee een belangrijk doortrekgebied is. Naar schatting 4-7% van de totale biogeografische populatie maakt gebruik van deze trekroute. Jan van Genten zijn uitgesproken zeevogels die meestal ver op zee zijn te vinden. Vooral de Hinderbanken (inclusief Fairy Bank), de noordelijke Zeelandbanken (o.a. Thorntonbank) en de zeegebieden ten noorden hiervan zijn van belang voor de soort (Figuur 5). Mogelijk hebben de offshore gelegen zandbanken de voorkeur boven de diepere wateren op de grens met het Verenigd Koninkrijk, maar om dit met zekerheid vast te stellen dienen de diepere wateren beter te worden onderzocht. Op het worden Jan van Genten meestal zwemmend op het water aangetroffen en ook wel doortrekkend; af en toe duiken ze naar vis of foerageren ze achter vissersschepen. Van de 2030 Jan van Genten die binnen het transect in Belgische wateren werden waargenomen, bevond zich 4% achter een (visser)schip. Wat het betreft behoeft de soort geen directe bescherming vanwege de geringe beschermingsstatus, het geringe belang van het voor de soort en vanwege haar sterk verspreide voorkomen. Figuur 5. De verspreiding van de Jan van Gent in de herfst.

16 ZEE-EEND SPP. MELANITTA SPP (< 1%) Voorkomen Voedsel Bedreiging Bescherming feb-mrt inshore schelpdieren olie verstoring visserij windmolens Functie - R, M niet broedend niet bedreigd Tot op heden bevat het databestand van het IN 8004 zee-eenden die in het transect en op het zijn waargenomen. Daarvan werd 99% herkend als Zwarte Zee-eend en slechts 1% als Grote Zeeeend. Waarnemingen van grote groepen zee-eenden beperken zich grotendeels tot de maanden februari en maart. De rest van het jaar bevinden zich ook zee-eenden op het, maar meestal is hun aantal dan beperkt tot enkele honderden. De dichtheid op het vertoont een maximum in maart wanneer gemiddeld individuen werden aangetroffen. Seys (2001) geeft een iets lager aantal, namelijk individuen. Langlopende telreeksen vanuit vliegtuigen laten zien dat het aantal zee-eenden sterk kan fluctueren. In de periode varieerde het jaarlijks maximum op het tussen 454 en zee-eenden. Dat laatste aantal ligt net beneden de 1%-norm van individuen. De grotere groepen zee-eenden verblijven meestal maar zeer kort op het (soms maar enkele dagen). Het heeft vooral een functie als stop-over plaats tijdens de trek. Naar schatting 4-5% van de totale biogeografische populatie maakt gebruik van de zuidelijke Noordzee (en gezien hun oostelijke route ook van het ). De grootste concentraties zijn vrijwel altijd te vinden op en rond de kustbanken in de westhoek (gebied Trapegeer, Potje, Broersbank, Den Oever) en de laatste jaren in toenemende mate rond de Stroombank (Figuur 6). Zee-eenden zijn sterk afhankelijk van het voorkomen van kleine schelpdieren op geringe diepte. Vooral strandschelp Spisula spp. is een zeer geschikte voedselbron. Zee-eenden worden meestal zwemmend op het water aangetroffen (gevoelig voor olie) en zijn zeer verstoringsgevoelig (ook voor verstoring door windmolens). Bescherming van zee-eenden op het is enerzijds niet direct noodzakelijk omdat 1) de soort een geringe beschermingsstatus kent en 2) de 1%-norm nog nooit is overschreden. Anderzijds is het wellicht een belangrijk stop-overgebied tijdens de trek naar het noorden en is de soort zeer gevoelig voor allerlei bedreigingen. Bovendien is de soort relatief gemakkelijk te beschermen vanwege haar geconcentreerde voorkomen. Figuur 6. De verspreiding van zee-eenden in de winter.

17 JAGER SPP. STERCO- RARIUS SPP. 177 (< 1%) Voorkomen Voedsel Bedreiging Bescherming aug-nov mid-offshore vis visserij Functie olie - M niet broedend lokaal Jagers worden vooral op het aangetroffen tijdens de najaarstrek (augustus-november). Tot op heden bevat het databestand van het IN 135 jagers die in het transect en op het zijn waargenomen. Daarvan kon 98% op soort worden gebracht, waarvan 94 (71%) Grote Jagers Stercorarius skua, 30 (23%) Kleine Jagers S. parasiticus en 7% Middelste of Kleinste Jagers S. pomarinus of S. longicaudus. De dichtheid op het vertoont een maximum in augustus wanneer gemiddeld 177 individuen werden aangetroffen. Seys (2001) geeft een veel hoger maximum, namelijk 439 individuen alleen al van Grote Jager. In het laatste geval wordt de 1%-norm van 408 individuen overtroffen. Het grote verschil tussen de waarde van Seys en het hier getoonde aantal is waarschijnlijk vooral het gevolg van een andere methodiek. De methode die Seys gebruikt (sommatie van het maximum individuen ooit geteld per minuuthok) geeft vooral voor sterk verspreid en in lage dichtheden voorkomende soorten zoals jagers veel hogere waardes. Op basis van trekpatronen kan worden gesteld dat in de herfst een zeer aanzienlijk deel van de wereldpopulatie van Grote Jager de Noordzee verlaat via het Nauw van Calais (naar verwachting meer dan 60%). Op het komen jagers zeer verspreid en in lage dichtheden voor. De soort lijkt niet afhankelijk te zijn van een specifieke habitat (Figuur 7). Jagers komen meestal solitair voor en worden soms foeragerend achter vissersschepen waargenomen of kleptoparasiterend op andere zeevogels. Van de 135 jagers die binnen het transect in Belgische wateren werden waargenomen, bevond zich 1% achter een visserschip. Van de vier soorten jagers worden vooral Grote Jagers relatief vaak zwemmend aangetroffen wat ze gevoelig maakt voor olieverontreiniging. Hoewel het een uitermate belangrijke trekcorridor is voor Grote Jagers, maakt hun verspreide voorkomen en solitaire levenswijze het moeilijk om beschermende maatregelen te treffen. Figuur 7. In de herfst bevinden jagers zich zeer verspreid over het.

18 DWERG- MEEUW LARUS MINUTUS (3,7%) Voorkomen Voedsel Bedreiging Bescherming lente & herfst in-midshore invertebraten vis olie windmolens Functie BE M, R niet broedend afnemend Dwergmeeuwen doen het vooral aan tijdens de trek van en naar de overwinteringsgebieden. De dichtheden op het vertonen duidelijke pieken in maart-april en september-oktober. De dichtheid op het vertoont een maximum in september wanneer gemiddeld meer dan individuen werden waargenomen. Seys (2001) geeft een vergelijkbaar maximum van individuen in de lente. Beide waarden liggen ruim boven de 1%-norm van 840 individuen, wat duidelijk maakt dat het een belangrijke trekroute is voor deze soort. Op basis van de ligging van de overwinteringsgebieden ten opzichte van de broedgebieden en op basis van tellingen van langstrekkende Dwergmeeuwen kan zelfs gesteld worden dat het gebied een cruciale rol speelt als trekcorridor. Naar schatting % van de totale biogeografische populatie trekt via de zuidelijke Noordzee naar zuidelijkere overwinteringsgebieden. In de herfst is er bovendien sprake van een geconcentreerde trek die zich dicht langs de kust manifesteert (merendeel binnen 15 km van de kust; Figuur 8). In de lente is er een relatief brede trekbaan waarneembaar die zich grofweg situeert tussen de kustlijn tot 30 km op zee. Tijdens de herfsttrek wordt vooral in het brakke water van de Westerscheldemonding, maar ook rond de havens van Zeebrugge en Oostende veel gefoerageerd op allerlei kleine voedselpartikels die op het wateroppervlak (of vlak daaronder) drijven (invertebraten, kleine vissen). Soms wordt ook achter (vissers)schepen gefoerageerd. Van de 2540 Dwergmeeuwen die binnen het transect in Belgische wateren werden waargenomen, was 4% geassocieerd met een schip. Zeer waarschijnlijk slapen Dwergmeeuwen tijdens de trek op het water (soms worden tegen het vallen van de avond grote groepen op het water gezien). Dit gedrag maakt hen uitermate gevoelig ten opzichte van olieverontreiniging. De cruciale rol van het als trekroute in combinatie met de geconcentreerde najaarstrek langs onze kust is reden genoeg om vooral zeer voorzichtig te zijn met het plaatsen van windmolens in de trekbaan van deze soort. Figuur 8. In de herfst trekken Dwergmeeuwen in hoge dichtheden dicht tegen de kust.!

19 KOKMEEUW LARUS RIDIBUNDUS (< 1%) Voorkomen Voedsel Bedreiging Bescherming Functie jaarrond inshore invertebraten vis visserij - - M, R niet bedreigd niet bedreigd Kokmeeuwen zijn vooral gebonden aan land en eigenlijk nauwelijks aan mariene habitats. Op zee worden de hoogste dichtheden bereikt tijdens de trek (maart-mei en september-november), maar ook tijdens de rest van het jaar worden Kokmeeuwen op het gezien. De hoogste gemiddelde dichtheid is vastgesteld in maart wanneer meer dan individuen werden waargenomen, hetgeen goed overeenkomt met de waarde die Seys (2001) geeft. Dit betekent dat veel minder dan 1% van de totale biogeografische populatie ( individuen) in Belgische wateren vertoeft. Als trekcooridor is de zuidelijke Noordzee weliswaar belangrijk voor de populatie, maar de trek manifesteert zich vooral langs de stranden en niet zozeer op zee. De waarnemingen op zee beperken zich vooral tot de directe de kustlijn en voornamelijk tot de havenmonden van Zeebrugge en Oostende (Figuur 9). Van de 2377 Kokmeeuwen die binnen het transect in Belgische wateren werden waargenomen, was 32% geassocieerd met een schip. Dit waren echter in minder dan helft van de gevallen vissersschepen. Vooral schepen (inclusief vissersschepen) die de havens binnen- of buitenvaren faciliteren de voedselbeschikbaarheid van Kokmeeuwen doordat hun motoren allerlei dierlijk materiaal opwervelen. Gezien het geringe belang van het voor deze soort en hun geringe beschermingsstatus is het niet opportuun om beschermende maatregelen te nemen voor deze soort. Figuur 9. De verspreiding van Kokmeeuw beperkt zich vooral tot de monding van de havens van Zeebrugge en Oostende (distributie herfst). "

20 STORM- MEEUW LARUS CANUS (< 1%) Voorkomen Voedsel Bedreiging Bescherming nov-mrt in-midshore vis visserij Functie - - R afnemend Stormmeeuwen worden vrijwel uitsluitend in de periode november-maart aangetroffen op het. De hoogste gemiddelde dichtheid is vastgesteld in januari wanneer er meer dan individuen op het aanwezig zijn. Seys (2001) geeft een maximum van individuen tijdens de winter. Hoewel nogal verschillend van elkaar, geven beide waardes geen aanleiding om het als belangrijk voor deze soort te beschouwen (1%-norm = individuen). Ook als trekroute is het van ondergeschikt belang. De soort is sterk verspreid aanwezig over een groot gedeelte van het, echter nauwelijks op open zee (Figuur 10). Zowel in de winter als in de lente zijn er geen duidelijke concentratiegebieden, hoewel de oostelijke kustgebieden relatief belangrijker zijn dan de Vlaamse Banken. Stormmeeuwen foerageren veelvuldig achter vissersboten. Van de 5969 Stormmeeuwen die binnen het transect en in Belgische wateren werden waargenomen, was 28% geassocieerd met schepen en vooral vissersschepen. Gezien de lage beschermingstatus, het geringe belang van het voor de totale populatie en het verspreide voorkomen is het niet opportuun om voor deze soort specifieke maatregelen ter bescherming te treffen. Figuur 10. Stormmeeuwen komen sterk verspreid over grote delen van voor, maar minder op open zee (hier is de verspreiding in de winter getoond). $

21 KLEINE MANTEL- MEEUW LARUS FUSCUS (4,0%) Voorkomen Voedsel Bedreiging Bescherming mrt-okt in-mid-offshore vis visserij Functie windmolens - F, M kwetsbaar niet bedreigd Behalve in de periode november-februari is de Kleine Mantelmeeuw de meest algemene soort op het. De waargenomen dichtheden bereiken een maximum tijdens de zuidwaartse trek in september wanneer gemiddeld meer dan 6 individuen/km 2 zijn vastgesteld. Dit is ruim boven de 1%-norm van individuen. In de herfst trekt naar schatting 28% van de totale biogeografische populatie via de zuidelijke Noordzee naar de overwinteringsgebieden in het zuiden van en Noord-Afrika. De soort is veel minder kustgebonden dan de nauw verwante Zilvermeeuw, hoewel het verspreidingspatroon sterk wisselt met de seizoenen. Tijdens de najaarstrek is de soort het meest kustgebonden (Figuur 11). Het merendeel van de vogels bevindt zich dan binnen 20 km van de kust. In de lente worden ze tot ver uit de kust aangetroffen, maar bevinden de grootste concentraties zich in het gebied Gootebank-Oostdyck-Westhinder. In de zomermaanden is het voorkomen vooral geconcentreerd in een wijde straal (tot meer dan 20 km) rondom de haven van Zeebrugge. Dit weerspiegelt in grote lijnen het foerageergebied van de vogels die in de haven van Zeebrugge broeden (maximaal 4164 broedparen in de voorhaven in 2003). Op het leven Kleine Mantelmeeuwen voornamelijk van vis en visserijafval, hoewel ze een zeer brede dieetkeuze hebben (inclusief allerlei mariene ongewervelde dieren en voedsel(resten) van antropogene aard). Van de Kleine Mantelmeeuwen die binnen het transect en in Belgische wateren werden waargenomen, was 46% geassocieerd met een (visser)schip. Wat bescherming betreft bevinden we ons bij deze soort in een dilemma. Aan de ene kant kent de soort internationaal een lage beschermingsstatus, maar aan de andere kant is de zuidelijke Noordzee een heel belangrijke trekcorridor waarvan een aanzienlijk deel van de populatie gebruik maakt. Gezien het redelijk geconcentreerde voorkomen tijdens de herfst en het feit dat Kleine Mantelmeeuwen relatief gevoelig zijn voor aanvaringen met windmolens kan een dichte inplanting met windmolens in de directe kustzone dan ook negatieve gevolgen hebben voor de soort. Figuur 11. Tijdens de najaarstrek zijn Kleine Mantelmeeuwen sterk kustgebonden.

22 ZILVER- MEEUW LARUS ARGENTATUS (<1%) Voorkomen Voedsel Bedreiging Bescherming jaarrond in-mid-offshore invertebraten vis visserij afval Functie - - R, F, M kwetsbaar niet bedreigd De Zilvermeeuw wordt het hele jaar door in vrij hoge dichtheden aangetroffen op het. De hoogste dichtheden werden vastgesteld in de periode maart-september. In maart werd het hoogste maandgemiddelde geteld met individuen, iets hoger dan het maximum dat Seys (2001) geeft (6.094 individuen). Beide waardes liggen ruim onder de 1%-norm ( individuen) en geven dus geen aanleiding om het als belangrijk voor deze soort te beschouwen. Ook als trekroute is het niet erg belangrijk. In de zomer en herfst is de soort sterk kustgebonden en bevindt het merendeel van de vogels zich binnen 20 km van de kust (Figuur 12). In beide jaargetijden bevinden de grootste concentraties zich langs de oostelijke kustzone. In de voorhaven van Zeebrugge is s zomers een belangrijke broedkolonie gevestigd (maximaal 1458 paren in 2003). In de winter en lente wordt de soort ook verder uit de kust aangetroffen en is dan zeer verspreid over het. Zilvermeeuwen hebben een zeer brede voedselkeuze, maar leven voor onze kust toch voor een belangrijk deel van vis en visserijresten. Van de Zilvermeeuwen die binnen het transect in Belgische wateren werden waargenomen, was 51% geassocieerd met een (vissers)schip. Gezien de lage beschermingstatus en het geringe belang van het voor de totale populatie is er geen aanleiding om voor deze soort speciale beschermingsmaatregelen te treffen. Ook deze soort vertoont tijdens de herfst een redelijk geconcentreerde trek in de kustnabije zone. In combinatie met de aanvaringsgevoeligheid van Zilvermeeuwen is te verwachten dat een dichte inplanting met windmolens veel slachtoffers zal eisen onder deze soort, maar de impact op de totale populatie zal naar verwachting veel geringer zijn dan bij de Kleine Mantelmeeuw. Figuur 12. In de herfst bevinden de meeste Zilvermeeuwen zich dicht tegen de kust.

23 GROTE MANTEL MEEUW LARUS MARINUS (1,3%) Voorkomen Voedsel Bedreiging Bescherming sep-apr in-mid-offshore vis visserij Functie - - R, M niet broedend niet bedreigd De Grote Mantelmeeuw is een echte wintergast, die op het vooral in de periode novemberdecember hoge dichtheden bereikt. De gemiddeld dichtheid vertoont een maximum in november met bijna individuen, iets hoger dan het maximum dat Seys (2001) geeft (5.727 individuen) en iets boven de 1%-norm (4.700 individuen). Naar schatting 5% van de totale biogeografische populatie laakt gebruik van de zuidelijke Noordzee. In de winter zijn de vogels verspreid over het gehele en zijn er geen echte concentratiegebieden aan te wijzen. In de herfst is de soort wat meer kustgebonden en bevindt het merendeel van de vogels zich binnen 30 km van de kust (Figuur 13). Ook deze meeuwensoort wordt veelvuldig achter vissersschepen aangetroffen. Van de Grote Mantelmeeuwen die binnen het transect en in Belgische wateren werden waargenomen, was 31% geassocieerd met een (visser)schip. Hoewel het redelijk belangrijk is voor de soort, achten wij speciale bescherming niet opportuun vanwege de lage beschermingsstatus, het verspreide voorkomen en haar deels aan de mens aangepaste levenswijze. Figuur 13. In tegenstelling tot de winter komen Grote Mantelmeeuwen in de herfst nauwelijks op open zee. %

24 DRIETEEN- MEEUW RISSA TRIDACTYLA (<1%) Voorkomen Voedsel Bedreiging Bescherming okt-mrt mid-offshore vis visserij Functie - - R niet broedend niet bedreigd Drieteenmeeuwen zijn echte zeevogels die het aandoen van de late herfst tot in de vroege lente. Behalve in het zeegebied rond de haven van Zeebrugge (Vlakte van de Raan), worden Drieteenmeeuwen nauwelijks dicht bij de kust gezien (Figuur 14). De gemiddeld dichtheid vertoont een maximum in november met bijna individuen, iets hoger dan het maximum dat Seys (2001) geeft (5.648 individuen). Beide waardes liggen ver beneden de 1%-norm ( individuen) en ook als doortrekgebied is het van ondergeschikt belang voor de biogeografische populatie. Buiten het kustgebied zijn Drieteenmeeuwen wijd verspreid over het hele en zijn er geen duidelijke concentratiegebieden aan te duiden. Een deel van de vogels is afhankelijk van visserijactiviteiten. Van de Drieteenmeeuwen die binnen het transect in Belgische wateren werden waargenomen, was 15% geassocieerd met een (visser)schip. Er dient geen prioriteit te worden gegeven aan beschermende maatregelen ten aanzien van deze soort omdat de populatie op het relatief klein is, de soort zeer verspreid voorkomt en bovendien een lage beschermingsstatus kent. Figuur 14. De verspreiding van de Drieteenmeeuw in de winter. &

25 De Grote Stern is als zomergast en doortrekker voornamelijk aanwezig op het van april tot november. De gemiddelde dichtheid vertoont een maximum in juli met individuen. Het feit dat Seys (2001) een lagere waarde geeft (659 individuen) heeft enerzijds te maken met verschillen in de gehanteerde methodiek en de relatieve schaarsheid van deze soort, maar ook met de ontwikkeling van de populaties in onze buurlanden. Naar schatting 67% van de totale biogeografische populatie maakt gebruik van de trekroute via de zuidelijke Noordzee. Zeker in de herfst passeert een aanzienlijk deel daarvan via het en aldus heeft België een grote verantwoordelijkheid voor deze soort. De herfsttrek is vrij geconcentreerd langs de kust (meerderheid binnen 15 km van de kust; Figuur 15). Tijdens de lente vindt trek plaats over het gehele, maar ook dan migreert het merendeel van de individuen relatief dicht langs de kust (meerderheid binnen 25 km van de kustlijn). De individuen die zich in mei-juni op het bevinden zijn voor een deel afkomstig van de broedkolonie in de voorhaven van Zeebrugge (maximaal broedparen in 1993). Echter ook broedvogels uit het Nederlandse Deltagebied (Hooge Platen) en Frankrijk (Oye-Plage) komen op het foerageren. Vooral ten noorden en westen van Zeebrugge, aan weerszijde van de Scheur, ten noorden van de Wenduinebank, op de westelijke kustbanken en Vlaamse Banken en op de Gootebank worden s zomers regelmatig individuen op foerageervlucht gezien. Van de 445 Grote Sterns die binnen het transect in Belgische wateren werden waargenomen, was 16% geassocieerd met een schip. Dit betrof echter relatief vaak niet-vissersschepen. De soort is weinig verstoringsgevoelig ten aanzien van schepen, maar is mogelijk wel gevoelig voor aanvaringen met windmolens (zie Visdief). Grote Sterns zijn uitgesproken voedselspecialisten en leven van slechts enkele soorten prooivis (haring, sprot en zandspiering). Bescherming van deze soort is wenselijk gezien het grote belang van het voor de soort (vooral tijdens de trek, maar ook als foerageergebied tijdens het broedseizoen) en de hoge beschermingsstatus van deze soort. Men kan daarbij denken aan bescherming van de belangrijkste foerageergebieden tijdens het broedseizoen en het verhinderen van al grote te blokkades van de trekroutes (vooral tijdens de herfst). Figuur 15. Waarnemingen van Grote Stern tijdens de lente (groen), zomer (blauw) en herfst (rood). Voorkomen Voedsel Bedreiging Bescherming Functie GROTE STERN STERNA SANDVICENIS (1,1%) apr-sep in-midshore vis visserij windmolens VO BE BO F, M met uitsterven bedreigd afnemend

26 VISDIEF STERNA HIRUNDO (5,0%) Voorkomen Voedsel Bedreiging Bescherming apr-sep in-midshore vis windmolens VO BE BO Functie F, M bedreigd niet bedreigd Onder normale omstandigheden is het moeilijk om Visdieven van Noordse Sterns te onderscheiden vanaf een schip, maar ongetwijfeld heeft het leeuwendeel van de waarnemingen betrekking heeft op Visdieven. Op het worden van april tot en met september Visdieven/Noordse Sterns waargenomen. Vooral in de periode mei-juli worden zeer hoge dichtheden opgetekend. De maximale gemiddelde dichtheid is gemeten in mei (9.418 individuen), maar ook in juni en juli wordt de 1%-norm ruim overtroffen. Seys (2001) geeft veel lagere schattingen (maximaal 437 individuen), maar dit is niet verwonderlijk gezien de sterke groei van broedpopulaties in en Nederland. Naar schatting 56% van de totale biogeografische populatie trekt via de zuidelijke Noordzee van en naar de overwinteringsgebieden. In de lente is de trek sterk geconcentreerd in de kustnabije zone (meerderheid binnen 10 km van de kust; Figuur 16). In de late zomer en vroege herfst trekken Visdieven/Noordse Sterns over een breder front langs de kust (meerderheid binnen 20 km van de kust). In de zomermaanden bevindt zich in de Voorhaven van Zeebrugge een kolonie van grote internationale betekenis. Zeebrugge herbergt de grootste kolonie van (2.510 paren in 2003), wat maar liefst 4% is van de totale biogeografische populatie van deze soort. Voor de Zeebrugse Visdieven zijn vooral de haven zelf, de west- en noordwestzijde van de haven en de Vlakte van de Raan belangrijke foerageergebieden. Tijdens het broedseizoen foerageren Visdieven veelvuldig achter boten die de haven van Zeebrugge in- of uitvaren. Vooral ferry s en baggerschepen lijken de voedselbeschikbaarheid voor deze soort te faciliteren. Van de Visdieven/Noordse Sternen die binnen het transect in Belgische wateren werden waargenomen, was 42% geassocieerd met een schip. Op het zijn Visdieven grotendeels piscivoor en als zodanig gevoelig voor veranderingen in de stand van hun prooivissen. Ze zijn weinig verstoringsgevoelig, maar recent onderzoek in het Zeebrugse havengebied toont aan dat ze relatief vaak in botsing komen met windturbines. De hoge aanvaringskans in combinatie met de sterk geconcentreerde trek (vooral in de lente), het grote belang van het voor de soort en de hoge beschermingsstatus vereist grote voorzichtigheid bij ontwikkeling van windmolenparken in de kustnabije zone en ook in de foerageergebieden van de broedkolonie in Zeebrugge. Figuur 16. In de lente trekken Visdieven in een smal front langs de kust.

DANKWOORD... 1 ALGEMENE INLEIDING... 2 DEELSTUDIE 1:... 3 STUDIE VAN HET BELANG VAN DE THORNTONBANK VOOR ZEEVOGELS... 3 1 Achtergrond en

DANKWOORD... 1 ALGEMENE INLEIDING... 2 DEELSTUDIE 1:... 3 STUDIE VAN HET BELANG VAN DE THORNTONBANK VOOR ZEEVOGELS... 3 1 Achtergrond en DANKWOORD... 1 ALGEMENE INLEIDING... 2 DEELSTUDIE 1:... 3 STUDIE VAN HET BELANG VAN DE THORNTONBANK VOOR ZEEVOGELS... 3 1 Achtergrond en Doelstelling... 3 2 Materiaal en Methode... 3 2.1 Zeevogeldichtheden

Nadere informatie

DE AVIFAUNA EN ZEEZOOGDIEREN VAN DE THORNTONBANK

DE AVIFAUNA EN ZEEZOOGDIEREN VAN DE THORNTONBANK DE AVIFAUNA EN ZEEZOOGDIEREN VAN DE THORNTONBANK STUDIE TER BEOORDELING EN MONITORING VAN DE IMPACT VAN EEN OFFSHORE WINDPARK OP DE MARIENE AVIFAUNA EN ZEEZOOGDIEREN Rapport in opdracht van C-Power N.V.

Nadere informatie

De betekenis van een zandbank voor Heist voor de avifauna

De betekenis van een zandbank voor Heist voor de avifauna De Zandbank te Heist, een boeiend fenomeen Seminarie Vrijdag 19 oktober 2007 De betekenis van een zandbank voor Heist voor de avifauna Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Kliniekstraat 25, 1070 Brussel,

Nadere informatie

Strandvogels in de kijker Jan Seys communicatieverantwoordelijke Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ)

Strandvogels in de kijker Jan Seys communicatieverantwoordelijke Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) Strandvogels in de kijker Jan Seys communicatieverantwoordelijke Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) Doelstelling = Herkennen & begrijpen vogels (& vogelsporen) op het strand Indeling/opbouw STRANDVOGELS

Nadere informatie

Verspreiding en dichtheid van de mariene avifauna en zeezoogdieren ter hoogte van het geplande windpark Breeveertien II

Verspreiding en dichtheid van de mariene avifauna en zeezoogdieren ter hoogte van het geplande windpark Breeveertien II Verspreiding en dichtheid van de mariene avifauna en zeezoogdieren ter hoogte van het geplande windpark Breeveertien II Nicolas Vanermen & Eric W.M. Stienen Studie uitgevoerd in opdracht van Afdeling Water

Nadere informatie

ZEEVOGELS EN ZEEZOOGDIEREN VAN DE VLAKTE VAN DE RAAN. Wouter Courtens, Eric W.M. Stienen en Nicolas Vanermen

ZEEVOGELS EN ZEEZOOGDIEREN VAN DE VLAKTE VAN DE RAAN. Wouter Courtens, Eric W.M. Stienen en Nicolas Vanermen ZEEVOGELS EN ZEEZOOGDIEREN VAN DE VLAKTE VAN DE RAAN Wouter Courtens, Eric W.M. Stienen en Nicolas Vanermen Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), Kliniekstraat 25, B-1070 Brussel, België. Email:

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank november Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee. Rapportnummer C118/09 1 van 14

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank november Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee. Rapportnummer C118/09 1 van 14 Vogeltellingen Bruine Bank november 2009 Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee R.S.A. van Bemmelen, S.C.V. Geelhoed & J.P. Verdaat Rapport C118/09 IMARES Wageningen UR (IMARES - institute for

Nadere informatie

Hoe gezond is de Noordzee?

Hoe gezond is de Noordzee? Hoe gezond is de Noordzee? Kelle Moreau Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) Kustgidsendag, Nieuwpoort, 1 Dec 2018 A. Inleiding : Problemen in de mariene omgeving B. Het Belgisch

Nadere informatie

Het Belgische luchttoezicht boven de Noordzee

Het Belgische luchttoezicht boven de Noordzee Het Belgische luchttoezicht boven de Noordzee Twaalf jaar diversifiëring van opdrachten Het Belgische programma voor luchttoezicht boven de Noordzee werd opgestart in 1991. Dit toezicht vanuit de lucht

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR (IMARES - institute for Marine Resources & Ecosystem Studies)

IMARES Wageningen UR (IMARES - institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Vogeltellingen Bruine Bank januari 2011 Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee R.S.A. van Bemmelen & M.F. Leopold Rapport C009/11 IMARES Wageningen UR (IMARES - institute for Marine Resources &

Nadere informatie

Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat

Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Centrale Informatievoorziening Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat 1991-2013 Floor A. Arts RWS-Centrale Informatievoorziening

Nadere informatie

Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat 1991-2008

Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat 1991-2008 Ministerie van Verkeer en W aterstaat W aterdienst Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat 1991-2008 Floor A. Arts RWS Waterdienst BM 09.08 Dit rapport

Nadere informatie

Koloniebroedende pioniers. Dwergmeeuw Larus minutus

Koloniebroedende pioniers. Dwergmeeuw Larus minutus Groen: Werkzaamheden mogelijk. Oranje: Werkzaamheden mogelijk: ja, mits na overleg met ecoloog en eventuele mitigerende maatregelen. Rood: Werkzaamheden mogelijk: nee, tenzij toestemming van de ecoloog

Nadere informatie

Sternen te Zeebrugge. Broeden op een kunstmatig schiereiland

Sternen te Zeebrugge. Broeden op een kunstmatig schiereiland Sternen te Zeebrugge Broeden op een kunstmatig schiereiland Sternen te Zeebrugge Broeden op een kunstmatig schiereiland Wouter Courtens, Eric Stienen & Marc Van de walle Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

Nadere informatie

Beleidsplannen van het gericht marien reservaat Baai van Heist.

Beleidsplannen van het gericht marien reservaat Baai van Heist. De Zandbank te Heist, een boeiend fenomeen Seminarie Vrijdag 19 oktober 2007 Beleidsplannen van het gericht marien reservaat Baai van Heist. Geert Raeymaekers. FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen

Nadere informatie

Documentnummer AMMD ( )

Documentnummer AMMD ( ) Bijlagenboek 8.4 MEMO Kopie aan x Van x Onderwerp Telgegevens niet-broedvogels Documentnummer AMMD-002853 (17.117038) Datum 6-7-2017 Methoden voor het bepalen van de aantallen watervogels langs de dijk

Nadere informatie

Advies betreffende de jacht op houtduiven in het Vlaamse gewest

Advies betreffende de jacht op houtduiven in het Vlaamse gewest Advies betreffende de jacht op houtduiven in het Vlaamse gewest Nummer: INBO.A.2010.197 Datum: 20/07/2010 Auteur(s): Contact: Frank Huysentruyt, Jim Casaer lon.lommaert@inbo.be Kenmerk aanvraag: e-mail

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank maart Aanvullende beschermde gebieden op de. Noordzee

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank maart Aanvullende beschermde gebieden op de. Noordzee Vogeltellingen Bruine Bank maart 2011 Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee M.F. Leopold & R.S.A. van Bemmelen Rapport C163/11 IMARES Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem

Nadere informatie

Het wettelijke statuut van de meeuw. Michiel Vandegehuchte

Het wettelijke statuut van de meeuw. Michiel Vandegehuchte Het wettelijke statuut van de meeuw Michiel Vandegehuchte Internationale wetgeving AEWA (Overeenkomst over Afrikaans- Euraziatische trekkende watervogels) Intergouvernementeel verdrag (76 verdragspartijen)

Nadere informatie

Monitoring van de effecten van offshore windmolenparken. zeevogels

Monitoring van de effecten van offshore windmolenparken. zeevogels Monitoring van de effecten van offshore windmolenparken op zeevogels Vliegende Zeekoet - Yves Adams - Vilda Het staat vast dat het Belgisch deel van de Noordzee van uitzonderlijk belang is voor zeevogels,

Nadere informatie

Zeevogel uit het sop gelicht - Dwergmeeuw

Zeevogel uit het sop gelicht - Dwergmeeuw Zeevogel uit het sop gelicht - Dwergmeeuw Dwergmeeuw - Yves Adams/Vildaphoto De dwergmeeuw Larus minutus is een buitenbeentje onder de zeevogels en niet alleen omdat het de kleinste vertegenwoordiger is

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank November Aanvullende beschermde gebieden op de. Noordzee

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank November Aanvullende beschermde gebieden op de. Noordzee Vogeltellingen Bruine Bank November 2011 Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee R.S.A. van Bemmelen & S.C.V. Geelhoed Rapport C156/11 IMARES Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources

Nadere informatie

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren /2015 S. Lagerveld (IMARES)

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren /2015 S. Lagerveld (IMARES) Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren - S. Lagerveld (IMARES) Deltares project 1205045-000 IMARES project 4303103201 Deltares, 2015 IMARES WAGENINGEN~ Deltares

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank Maart Aanvullende beschermde gebieden op de. Noordzee

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank Maart Aanvullende beschermde gebieden op de. Noordzee Vogeltellingen Bruine Bank Maart 2012 Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee R.S.A. van Bemmelen & S.C.V. Geelhoed Rapport C039/12 IMARES Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources

Nadere informatie

Advies betreffende het aantal aanvaringsslachtoffers bij de windturbines langs de oostelijke strekdam te Zeebrugge in 2010

Advies betreffende het aantal aanvaringsslachtoffers bij de windturbines langs de oostelijke strekdam te Zeebrugge in 2010 Advies betreffende het aantal aanvarings bij de windturbines langs de oostelijke strekdam te Zeebrugge in 2010 Nummer: INBO.A.2011.6 Datum advisering: 24 januari 2011 Auteurs: Contact: Joris Everaert,

Nadere informatie

Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat

Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat M inisterie van Infrastructuur en M ilieu W aterdienst Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat 1991-2009 Floor A. Arts RWS Waterdienst BM 10.17 Dit rapport

Nadere informatie

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus)

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus) 8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus) 1. Status De zilvermeeuw is een vogelsoort als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, Wnb, waarvoor een provinciale vrijstelling geldt. Deze vrijstelling betreft (op basis

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank november R.S.A. van Bemmelen, S.C.V. Geelhoed. Rapport C145/10

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank november R.S.A. van Bemmelen, S.C.V. Geelhoed. Rapport C145/10 Vogeltellingen Bruine Bank november 2010 R.S.A. van Bemmelen, S.C.V. Geelhoed Rapport C145/10 IMARES Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Opdrachtgever: Programmadirectie

Nadere informatie

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren - december april 2014 S. Lagerveld (IMARES)

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren - december april 2014 S. Lagerveld (IMARES) Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren - december 2013 - april 2014 S. Lagerveld (IMARES) Deltares project 1205045-000 IMARES project 4303103201 Deltares,

Nadere informatie

Inrichting daken van gebouwen als broedgebied voor Kleine Mantelmeeuw, Zilvermeeuw en Visdief

Inrichting daken van gebouwen als broedgebied voor Kleine Mantelmeeuw, Zilvermeeuw en Visdief Inrichting daken van gebouwen als broedgebied voor Kleine Mantelmeeuw, Zilvermeeuw en Visdief Wouter Courtens, Eric W.M. Stienen & Eckhart Kuijken Februari 2004 Adviesnota IN.A.2004.34 Instituut voor Natuurbehoud

Nadere informatie

3.2. Zeevogels (D1) Voorkomen van broedende zeevogels. Inleiding. Achtergrond. Geografisch gebied. Eric Stienen en Wouter Courtens

3.2. Zeevogels (D1) Voorkomen van broedende zeevogels. Inleiding. Achtergrond. Geografisch gebied. Eric Stienen en Wouter Courtens 3.2. Zeevogels (D1) 3.2.1. Voorkomen van broedende zeevogels Eric Stienen en Wouter Courtens In de drie onderzochte OSPAR-regio s (Arctische wateren, Noordzee en Keltische zee; zie Figuur 3.1), dus ook

Nadere informatie

Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat Rapport RWS Waterdienst 2008.

Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat Rapport RWS Waterdienst 2008. Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het ederlands Continentaal Plat 1991 2007. Rapport RW Waterdienst 2008.058 De Waterdienst en degenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt,

Nadere informatie

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren /2016 Ir. S. Lagerveld (IMARES)

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren /2016 Ir. S. Lagerveld (IMARES) Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren - Ir. S. Lagerveld (IMARES) 1205045-000 Deltares, 2016 IMARES WAGENINGEN~ Deltores Titel Opdrachtgever Rijkswaterstaat

Nadere informatie

Functioneren kunstmatig eiland voor sterns in de Inlaag Oesterput en op eilanden in de Inlaag s Gravenhoek, Noord-Beveland: Broedseizoen 2017

Functioneren kunstmatig eiland voor sterns in de Inlaag Oesterput en op eilanden in de Inlaag s Gravenhoek, Noord-Beveland: Broedseizoen 2017 Functioneren kunstmatig eiland voor sterns in de Inlaag Oesterput en op eilanden in de Inlaag s Gravenhoek, Noord-Beveland: Broedseizoen 2017 Mark Hoekstein Delta ProjectManagement (DPM) Postbus 315 4100AH

Nadere informatie

Bepalen van populatieniveaus van enkele doortrekkende en overwinterende watervogels ten behoeve van S-IHD Schorren en polders van de Benedenschelde

Bepalen van populatieniveaus van enkele doortrekkende en overwinterende watervogels ten behoeve van S-IHD Schorren en polders van de Benedenschelde Bepalen van populatieniveaus van enkele doortrekkende en overwinterende watervogels ten behoeve van S-IHD Schorren en polders van de Benedenschelde Nummer: INBO.A.2013.7 Datum advisering: 19 februari 2013

Nadere informatie

Cruiserapport schepstellingen van zeevogels op het Friese Front en op de Bruine Bank, 2017

Cruiserapport schepstellingen van zeevogels op het Friese Front en op de Bruine Bank, 2017 Cruiserapport schepstellingen van zeevogels op het Friese Front en op de Bruine Bank, 2017 Auteurs SCV Geelhoed, S Lagerveld, MF Leopold & JP Verdaat Wageningen University & Research rapport C035/18 Cruiserapport

Nadere informatie

Advies betreffende de impact van de verdere ruimte-inname in de voorhaven van Zeebrugge op het broedgebied van de kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw

Advies betreffende de impact van de verdere ruimte-inname in de voorhaven van Zeebrugge op het broedgebied van de kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw Advies betreffende de impact van de verdere ruimte-inname in de voorhaven van Zeebrugge op het broedgebied van de kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw Nummer: INBO.A.2014.32 Datum advisering: 9 april 2014

Nadere informatie

Verspreiding en dichtheid van de mariene avifauna en zeezoogdieren ter hoogte van de geplande windparken Den helder I, II, III en IV

Verspreiding en dichtheid van de mariene avifauna en zeezoogdieren ter hoogte van de geplande windparken Den helder I, II, III en IV Verspreiding en dichtheid van de mariene avifauna en zeezoogdieren ter hoogte van de geplande windparken Den helder I, II, III en IV Wouter Courtens & Eric W.M. Stienen Studie uitgevoerd in opdracht van

Nadere informatie

Eilanden en biotische veranderingen in zee. Dr. ir. M.J. Baptist

Eilanden en biotische veranderingen in zee. Dr. ir. M.J. Baptist Eilanden en biotische veranderingen in zee Dr. ir. M.J. Baptist Megasuppletie Zandmotor Megasuppleties kunnen in de vorm van een eiland of schiereiland worden uitgevoerd. Eerste ontwerp ( Kustboekje,

Nadere informatie

Vogels en windenergie offshore: vogels in de Passende Beoordelingen voor ronde 2 op het NCP. Sjoerd Dirksen.

Vogels en windenergie offshore: vogels in de Passende Beoordelingen voor ronde 2 op het NCP. Sjoerd Dirksen. Vogels en windenergie offshore: vogels in de Passende Beoordelingen voor ronde 2 op het NCP Sjoerd Dirksen s.dirksen@buwa.nl Vogels en windturbines - effecten? aanvaring: sterfte van vogels verstoring

Nadere informatie

Kwalificerende en niet-kwalificerende vogelsoorten in het gebied Bruine Bank

Kwalificerende en niet-kwalificerende vogelsoorten in het gebied Bruine Bank Kwalificerende en niet-kwalificerende vogelsoorten in het gebied Bruine Bank Mardik F. Leopold & Jan Tjalling van der Wal BO-11-018.02-000: K_NenR_153_Bruine Bank vogelsoorten IMARES Wageningen UR (IMARES

Nadere informatie

Advies betreffende de effecten van kitesurfen op zeevogels

Advies betreffende de effecten van kitesurfen op zeevogels Advies betreffende de effecten van kitesurfen op zeevogels Nummer: INBO.A.2010.215 Datum: 13/09/2010 Auteur(s): Contact: Eric Stienen & Wouter Courtens Marijke Thoonen marijke.thoonen@inbo.be Kenmerk aanvraag:

Nadere informatie

DE OVERLEVING VAN VISDIEFJES STERNA HIRUNDO: TUSSENTIJDSE RESULTATEN VAN EEN GRONINGS KLEURRINGPROGRAMMA

DE OVERLEVING VAN VISDIEFJES STERNA HIRUNDO: TUSSENTIJDSE RESULTATEN VAN EEN GRONINGS KLEURRINGPROGRAMMA 66 JAARLIJKSE OVERLEVING VAN VISDIEFJES Sula 21(2) DE OVERLEVING VAN VISDIEFJES STERNA HIRUNDO: TUSSENTIJDSE RESULTATEN VAN EEN GRONINGS KLEURRINGPROGRAMMA ANNUAL SURVIVAL OF COMMON TERNS: PRELIMINARY

Nadere informatie

Broedende grote meeuwen in de gemeente Zedelgem

Broedende grote meeuwen in de gemeente Zedelgem VOGELNIEUWS 29 // 31 Broedende grote meeuwen in de gemeente Zedelgem en Hans Matheve [ Universiteit Gent, Vakgroep Biologie ] - ging van belangrijke delen van hun broedhabitat en (ii) verstoring door de

Nadere informatie

Cruiserapport scheepstellingen van zeevogels op het Friese Front en op de Bruine Bank, 2016

Cruiserapport scheepstellingen van zeevogels op het Friese Front en op de Bruine Bank, 2016 Cruiserapport scheepstellingen van zeevogels op het Friese Front en op de Bruine Bank, 2016 Auteurs: SCV Geelhoed & MF Leopold Wageningen University & Research Rapport C032/17 Cruiserapport scheepstellingen

Nadere informatie

... Hoe ziet een Rijke Noordzee eruit?

... Hoe ziet een Rijke Noordzee eruit? ... Hoe ziet een Rijke Noordzee eruit? Samen voor een gezonde zee!... Stichting De Noordzee is de onafhankelijke natuur- en milieuorganisatie die zich inzet voor een duurzaam gebruik van de Noordzee en

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank januari Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee. Rapportnummer C005A/10 1 van 13

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank januari Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee. Rapportnummer C005A/10 1 van 13 Vogeltellingen Bruine Bank januari 2010 Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee R.S.A. van Bemmelen, M.F. Leopold & J.P. Verdaat Rapport C005A/10 IMARES Wageningen UR (IMARES - institute for Marine

Nadere informatie

Overwinterende zee-eenden in het Belgische deel van de Noordzee:

Overwinterende zee-eenden in het Belgische deel van de Noordzee: Overwinterende zee-eenden in het Belgische deel van de Noordzee: hoeveel, waar en vooral WAAROM? Zwarte zee-eend - Yves Adams - Vilda Al sinds 1967 worden overwinterende zee-eenden (zwarte en grote zee-eend)

Nadere informatie

5.4.3 EFFECTBEOORDELING

5.4.3 EFFECTBEOORDELING Erratum passende beoordeling Windplan Wieringermeer, december 0 Aanleiding In de Passende Beoordeling Windplan Wieringermeer zijn onverhoopt enige fouten geslopen in paragraaf 5.4. Effectbeoordeling. Het

Nadere informatie

Advies betreffende de inplanting van 10 windturbines in de haven van Antwerpen

Advies betreffende de inplanting van 10 windturbines in de haven van Antwerpen Advies betreffende de inplanting van 10 windturbines in de haven van Antwerpen Nummer: INBO.A.2014.24 Datum advisering: 26 februari 2014 Auteur(s): Contact: Kenmerk aanvraag: Joris Everaert Niko Boone

Nadere informatie

Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen

Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen Kees Koffijberg Sovon Vogelonderzoek Nederland 2 / 23 Boschplaat op reis, 30.05.2017 Vogels zijn belangrijke

Nadere informatie

Ondersteuningsproject bij de uitvoering van de reemonitoring in het Zoniënwoud

Ondersteuningsproject bij de uitvoering van de reemonitoring in het Zoniënwoud Ondersteuningsproject bij de uitvoering van de reemonitoring in het Zoniënwoud Periode 2008-2013 Céline Malengreaux, Jan Vercammen, Alain Licoppe, Frank Huysentruyt, Jim Casaer Dankwoord Het uitvoeren

Nadere informatie

Blijven meeuwen in de toekomst op hun honger zitten?

Blijven meeuwen in de toekomst op hun honger zitten? Blijven meeuwen in de toekomst op hun honger zitten? Jochen Depestele & Eric Stienen Studiedag meeuwen aan de kust 23 februari 2016 Hoezo? Kamervragen voor Sharon Dijksma Staatssecretaris van Economische

Nadere informatie

Seizoenale aantalspatronen bij meeuwen langs de Vlaamse kust

Seizoenale aantalspatronen bij meeuwen langs de Vlaamse kust Seizoenale aantalspatronen bij meeuwen langs de Vlaamse kust Meeuwen aan de Vlaamse kust - Yves Adams Vilda De Vlaamse Noordzeekust is één van dichtstbevolkte kusten van Europa met een hoge verstoringsgraad

Nadere informatie

Zeevogels en offshore windmolenparken

Zeevogels en offshore windmolenparken Zeevogels en offshore windmolenparken Windpark op de Thorntonbank - Hilbran Verstraete Om tegemoet te komen aan de Europese richtlijnen inzake hernieuwbare energie werd op het Belgisch deel van de Noordzee

Nadere informatie

Watervogels in IJsselmeer en Markermeer: seizoensverslag 2004/2005

Watervogels in IJsselmeer en Markermeer: seizoensverslag 2004/2005 M inisterie van V erkeer en W aterstaat Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling RIZA Watervogels in IJsselmeer en Markermeer: seizoensverslag 2004/2005 S. van Rijn RIZA Werkdocumentnr.:

Nadere informatie

PONTISCHE MEEUWEN EN GEELPOOTMEEUWEN IN UTRECHT; EEN VERGELIJKING

PONTISCHE MEEUWEN EN GEELPOOTMEEUWEN IN UTRECHT; EEN VERGELIJKING PONTISCHE MEEUWEN EN GEELPOOTMEEUWEN IN UTRECHT; EEN VERGELIJKING Gert Ottens In navolging van de interessante verhandelingen van Bram Rijksen over de herkenning van zeemeeuwen (de Kruisbek 2012-3 en 4)

Nadere informatie

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied IJsselmeer

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied IJsselmeer Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied IJsselmeer De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie Gelet op artikel 4, eerste en tweede lid, van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april

Nadere informatie

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2013 en januari 2014

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2013 en januari 2014 Ministerie van Infrastructuur en Milieu Centrale Informatievoorziening Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en ederlandse kustwateren in november 2013 en januari 2014 Floor A. Arts RWS Centrale

Nadere informatie

Tussenresultaten De Zandmotor: Aanjager van innovatief kustonderhoud

Tussenresultaten De Zandmotor: Aanjager van innovatief kustonderhoud Tussenresultaten 2011-2015 De Zandmotor: Aanjager van innovatief kustonderhoud De Zandmotor In 2011 is voor de kust van Ter Heijde en Kijkduin De Zandmotor aangelegd: een grote kunstmatige zandbank in

Nadere informatie

Ecologische effecten van verondieping van zandwinputten in het Gooimeer. Mike van der Linden. wat komt aan de orde

Ecologische effecten van verondieping van zandwinputten in het Gooimeer. Mike van der Linden. wat komt aan de orde wat komt aan de orde Ecologische effecten van verondieping van zandwinputten in het Gooimeer Symposium Diepe plassen Amersfoort, 11 september 2008 Mike van der Linden enkele inleidende opmerkingen diepe

Nadere informatie

Lesbrief. biologie NATUUR EN MILIEU OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

Lesbrief. biologie NATUUR EN MILIEU OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2 Lesbrief Onderbouw voortgezet onderwijs - VWO NATUUR EN MILIEU De haven van Rotterdam is de grootste haven van Europa. Steeds meer spullen die je in de winkel koopt, komen per schip in Rotterdam binnen.

Nadere informatie

De aangroeiende zandbank te Heist: juridisch drijfzand? An Cliquet

De aangroeiende zandbank te Heist: juridisch drijfzand? An Cliquet De Zandbank te Heist, een boeiend fenomeen Seminarie Vrijdag 19 oktober 2007 De aangroeiende zandbank te Heist: juridisch drijfzand? An Cliquet De juridische aspecten van de aangroeiende zandbank voor

Nadere informatie

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - BIOLOGIE OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - BIOLOGIE OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2 NATUUR EN MILIEU LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - BIOLOGIE De haven van Rotterdam is de grootste haven van Europa. Steeds meer spullen die je in de winkel koopt, komen per schip in Rotterdam

Nadere informatie

Vliegtuigtellingen van watervogels en zeezoogdieren in de Voordelta, 2000-2001. Rapport RIKZ/2002.004

Vliegtuigtellingen van watervogels en zeezoogdieren in de Voordelta, 2000-2001. Rapport RIKZ/2002.004 Vliegtuigtellingen van watervogels en zeezoogdieren in de Voordelta, 2000-2001. Rapport RIKZ/2002.004 Vliegtuigtellingen van watervogels en zeezoogdieren in de Voordelta, 2000-2001. Rapport RIKZ/2002.004

Nadere informatie

Noordzeedagen. Kennis Beleid Beheer Wind op Zee

Noordzeedagen. Kennis Beleid Beheer Wind op Zee Noordzeedagen Kennis Beleid Beheer Wind op Zee Kader Ecologie en Cumulatie (KEC): cumulatieve effecten van offshore windparken op vogels, vleermuizen en zeezoogdieren in de zuidelijke Noordzee Maarten

Nadere informatie

Dodaars (Tachybaptus ruficollis) (A004) 1. Status: 2. Kenschets. 3. Bijdrage van gebieden

Dodaars (Tachybaptus ruficollis) (A004) 1. Status: 2. Kenschets. 3. Bijdrage van gebieden Dodaars (Tachybaptus ruficollis) (A004) 1. Status: Niet in Bijlage I genoemde en geregeld voorkomende trekvogel zoals bedoeld in artikel 4. 2 van de Vogelrichtlijn. Voor Natura 2000 relevant als broedvogel

Nadere informatie

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord In het gebied tussen de strekdammen bij Strand Horst Noord en de bebouwing van Harderwijk ligt een klein natuurgebied

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank september Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee. Rapportnummer C108/09 1 van 17

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank september Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee. Rapportnummer C108/09 1 van 17 Vogeltellingen Bruine Bank september 2009 Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee R.S.A. van Bemmelen, S.C.V. Geelhoed & M.F. Leopold Rapport C108/09 IMARES Wageningen UR (IMARES - institute for

Nadere informatie

Windmolenparken in de Noordzee: geïntegreerde beoordeling van het voornaamste landschapseffect : percentage bezetting van de horizon

Windmolenparken in de Noordzee: geïntegreerde beoordeling van het voornaamste landschapseffect : percentage bezetting van de horizon KONINKLIJK BELGISCH INSTITUUT VOOR NATUURWETENSCHAPPEN BEHEERSEENHEID MATHEMATISCH MODEL VAN DE NOORDZEE AFDELING BEHEER VAN HET MARIENE ECOSYSTEEM Windmolenparken in de Noordzee: geïntegreerde beoordeling

Nadere informatie

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2014 en januari 2015

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2014 en januari 2015 Ministerie van Infrastructuur en Milieu Centrale Informatievoorziening Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2014 en januari 2015 Floor A. Arts, Sander

Nadere informatie

Hoe proper is onze zee?

Hoe proper is onze zee? Hoe proper is onze zee? Colin Janssen Medewerking van M. Claessens en P. Roose Laboratorium voor Milieutoxicologie en Aquatische Ecologie Universiteit Gent Vervuiling een vlag die vele ladingen dekt? Vele

Nadere informatie

Portret van de (zee)meeuw

Portret van de (zee)meeuw Portret van de (zee)meeuw D.De Kievith Jan Seys 31 JANUARI 2008 InnovOcean site (Oostende) DUBBELE HOUDING T.O.V. MEEUWEN Stoorzenders: - uitwerpselen - aggressie - lawaai - goten verstoppen - vliegverkeer

Nadere informatie

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel. Grote zilverreiger (Egretta alba) 9 A027 1. Status: Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel. 2. Kenschets Beschrijving: De grote

Nadere informatie

Vogelstrandingen op de Vlaamse stranden

Vogelstrandingen op de Vlaamse stranden Vogelstrandingen op de Vlaamse stranden Winter 2008/09 Hilbran Verstraete, Eric W.M. Stienen & Marc Van de walle INBO.R.2009.60 4 Winter 2008/09 www.inbo.be Dankwoord/Voorwoord Enkel dankzij de inzet

Nadere informatie

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Data rapport vogels en zeezoogdieren rond de Zandmotor. December April 2012

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Data rapport vogels en zeezoogdieren rond de Zandmotor. December April 2012 Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Data rapport vogels en zeezoogdieren rond de Deltares project 1205045-000 IMARES project 4303103201 Deltares, 2012 Inhoud 1 Inleiding 5 1.1 Kennisvraag

Nadere informatie

akkerbouw. Meest verbouwde gewassen zijn granen (vooral wintertarwe), aardappels, suikerbieten en uien. Bij het selecteren van de bedrijven voor deze

akkerbouw. Meest verbouwde gewassen zijn granen (vooral wintertarwe), aardappels, suikerbieten en uien. Bij het selecteren van de bedrijven voor deze Samenvatting Intensivering van de landbouw heeft ertoe geleid dat populaties van boerenlandvogels sterk zijn afgenomen sinds de jaren 60. Ooit veelvoorkomende soorten als patrijs (Perdix perdix) veldleeuwerik

Nadere informatie

Notitie flora en fauna

Notitie flora en fauna Notitie flora en fauna Titel/locatie Projectnummer: 6306 Datum: 11-6-2013 Opgesteld: Rosalie Heins Gemeente Baarn is voornemens om op de locatie van de huidige gemeentewerf een nieuwe brede school ontwikkelen.

Nadere informatie

Evaluatie van de instandhoudingsdoelstellingen voor het SBZ-V Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist tijdens het. broedseizoen 2006

Evaluatie van de instandhoudingsdoelstellingen voor het SBZ-V Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist tijdens het. broedseizoen 2006 Deelstudie I Evaluatie van de instandhoudingsdoelstellingen voor het SBZ-V Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist tijdens het broedseizoen 26 Eric W.M. Stienen, Wouter Courtens & Marc Van de walle 5 I. Inleiding

Nadere informatie

Dodaars (Tachybaptus ruficollis) (A004) 1. Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten

Dodaars (Tachybaptus ruficollis) (A004) 1. Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten Dit profiel dient gelezen, geïnterpreteerd en gebruikt te worden in combinatie met de leeswijzer, waarin de noodzakelijke uitleg van de verschillende paragrafen vermeld is. Dodaars (Tachybaptus ruficollis)

Nadere informatie

Deelrapport populatie-analyse collie korthaar

Deelrapport populatie-analyse collie korthaar Deelrapport populatie-analyse collie korthaar De genetische analyse van de stamboomgegevens van de Britse populatie van de korthaar Collie door de Britse Kennel Club is uitgevoerd met het uitgangspunt

Nadere informatie

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 3)

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 3) HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 3) Bram Rijksen In de vorige twee delen is ingegaan op de specifieke leeftijdskenmerken van de zeemeeuw, en op welke wijze het verschijnsel rui kan helpen bij het

Nadere informatie

16 Broedsucces van sternen in de Zeebrugse voorhaven

16 Broedsucces van sternen in de Zeebrugse voorhaven 16 Broedsucces van sternen in de Zeebrugse voorhaven Inleiding Sinds 1997 wordt door het Instituut voor Natuurbehoud (IN) in de Voorhaven te Zeebrugge broedbiologisch onderzoek naar sternen en meeuwen

Nadere informatie

Grote Zilverreigers en hun slaapplaatsen

Grote Zilverreigers en hun slaapplaatsen Grote Zilverreigers en hun slaapplaatsen Overwinterende Grote Zilverreigers in de Kempen en Peel Roel van den Heuvel en Robert Kastelijn Echt veel informatie is er nog niet te vinden over Grote Zilverreigers

Nadere informatie

Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat

Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat M inisterie van Infrastructuur en M ilieu W aterdienst Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat 1991-2010 Delta Projectmanagement BV F loor A. Arts INTERMEDIAIR

Nadere informatie

Ecologische Monitoring Kustverdedigingsproject Oostende. (t 0 -situatie, fase 3) AANVULLENDE STUDIE:

Ecologische Monitoring Kustverdedigingsproject Oostende. (t 0 -situatie, fase 3) AANVULLENDE STUDIE: Ecologische Monitoring Kustverdedigingsproject Oostende (t 0 -situatie, fase 3) AANVULLENDE STUDIE: KWANTIFICERING EN KWALIFICERING VAN ORGANISCH MATERIAAL IN MARIENE SEDIMENTEN: HUN ONDERLINGE RELATIES

Nadere informatie

Protocol Oog voor het Wad

Protocol Oog voor het Wad Protocol Oog voor het Wad Inloggen Toegang loopt via www.oogvoorhetwad.nl. Eerst inloggen met Sovon PID code. Als je nog geen Sovon account hebt eerst registreren http://portal.sovon.nl/user/newuser Telgebied

Nadere informatie

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2 NATUUR EN MILIEU LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE De haven van Rotterdam is de grootste haven van Europa. Steeds meer spullen die je in de winkel koopt, komen per schip in Rotterdam

Nadere informatie

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater Rapportage van onderzoek In opdracht van Rijkswaterstaat Directie Noord-Holland

Nadere informatie

Watervogels en kustbroedvogels tussen Breskens en Braakmanhaven

Watervogels en kustbroedvogels tussen Breskens en Braakmanhaven Watervogels en kustbroedvogels tussen Breskens en Braakmanhaven Tellingen 2001 en 2002 B.W.J. Oosterbaan T. Damm 2005 Opdrachtgever Rijkswaterstaat Rijksinstituut voor Kust en Zee Van der Goes en Groot

Nadere informatie

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebieden. Voordelta, Voornes Duin en Duinen Goeree & Kwade Hoek. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebieden. Voordelta, Voornes Duin en Duinen Goeree & Kwade Hoek. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 1 Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebieden Voordelta, Voornes Duin en Duinen Goeree & Kwade Hoek De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Gelet op de artikelen 1oa en 15 van de Natuurbeschermingswet

Nadere informatie

[datum woensdag 15 april, auteur Guido Keijl, gepubliceerd op www.walvisstrandingen.nl]

[datum woensdag 15 april, auteur Guido Keijl, gepubliceerd op www.walvisstrandingen.nl] Jaaroverzicht walvisstrandingen 2014 [datum woensdag 15 april, auteur Guido Keijl, gepubliceerd op www.walvisstrandingen.nl] Het totale aantal aangespoelde walvissen in 2014 is wat lager uitgekomen dan

Nadere informatie

Programma. De Noordzee. 17 maart Eelco Leemans Stichting De. Ø Inleiding Ø Stichting De Noordzee Ø De Noordzee: ecosysteem en natuurgebieden

Programma. De Noordzee. 17 maart Eelco Leemans Stichting De. Ø Inleiding Ø Stichting De Noordzee Ø De Noordzee: ecosysteem en natuurgebieden De Noordzee: natuurgebied of wingewest? 17 maart 2008 Eelco Leemans Stichting De De Noordzee Programma Ø Inleiding Ø Stichting De Noordzee Ø De Noordzee: ecosysteem en natuurgebieden Ø Effecten van menselijk

Nadere informatie

Klaverbank/ Botney Cut Experience IV

Klaverbank/ Botney Cut Experience IV Klaverbank/ Botney Cut Experience IV Do 27 sept 2012 (18:00) za 29 sept 2012 (ca 6.00u) vertrek en aankomst: haven van Lauwersoog Prijs: EUR 230,- Dit is de meest uitgebreide en spectaculaire zeetocht

Nadere informatie

Koppel kuifeenden. Kuifeenden

Koppel kuifeenden. Kuifeenden 42 Ecologie en natuurfuncties Het IJsselmeergebied is een uniek natuurgebied van (inter-)nationale betekenis. Het is een van de zee afgesloten, benedenstrooms gelegen, zoet laaglandmeer met een relatief

Nadere informatie

LOKALE ECOLOGISCHE KENNIS VAN DE VISSERIJ: PLADIJS IN EEN RUIMER PLAATJE

LOKALE ECOLOGISCHE KENNIS VAN DE VISSERIJ: PLADIJS IN EEN RUIMER PLAATJE Bron: VLIZ Fotogalerij - Collectie Daniel Moeyaert, 2008 LOKALE ECOLOGISCHE KENNIS VAN DE VISSERIJ: PLADIJS IN EEN RUIMER PLAATJE An Vanhulle An Vanhulle Universiteit Gent Vakgroep Internationaal Publiekrecht,

Nadere informatie

Advies betreffende het bouwen van 2 windturbines in Oudenburg, met betrekking op een mogelijke impact op de avifauna.

Advies betreffende het bouwen van 2 windturbines in Oudenburg, met betrekking op een mogelijke impact op de avifauna. INSTITUUT VOOR NATUUR- EN BOSONDERZOEK Wetenschappelijke Instelling van de Vlaamse Overheid Kliniekstraat 25, 1070 Brussel www.inbo.be Advies betreffende het bouwen van 2 windturbines in Oudenburg, met

Nadere informatie

nederlandse naam Franse naam manchot du Cap Engelse naam African penguin wetenschappelijke naam Spheniscus demersus Klasse vogels Verspreidingsgebied

nederlandse naam Franse naam manchot du Cap Engelse naam African penguin wetenschappelijke naam Spheniscus demersus Klasse vogels Verspreidingsgebied nederlandse naam Klasse vogels Franse naam manchot du Cap Engelse naam African penguin Orde Familie grootte 60-70 cm wetenschappelijke naam Spheniscus demersus In ZOO en Planckendael vind je vier verschillende

Nadere informatie

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - BIOLOGIE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - BIOLOGIE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2 NATUUR EN MILIEU LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - BIOLOGIE De haven van Rotterdam is de grootste haven van Europa. Steeds meer spullen die je in de winkel koopt, komen per schip in Rotterdam

Nadere informatie

Natuurcompensatie Voordelta

Natuurcompensatie Voordelta Natuurcompensatie Voordelta Ervaringen met gebiedsbescherming in een ondiepe kustzone Mennobart van Eerden Job van den Berg Aanleiding De natuurcompensatie in de Voordelta als gevolg van de aanleg en aanwezigheid

Nadere informatie