Rapportage Externe Veiligheid. Windturbines Waalwijk

Transcriptie

1 definitief

2 definitief Auteurs Adviesgroep SAVE Opdrachtgever Postbus GB Waalwijk datum vrijgave beschrijving revisie goedkeuring vrijgave 16 januari 19 Definitieve versie J. Eskens J. Eskens

3 Inhoudsopgave Blz. 1 Inleiding 1 2 Relevante kaders Windturbines en veiligheid Wet- regelgeving en beleid 2 Kwetsbare- en beperkt kwetsbare objecten 2 Buisleidingen 3 Inrichtingen Beleidskaders weg- en leidingbeheerders 3 Beleid van TenneT 3 3 Risicoafstanden, onderzochte windturbines en overige uitgangspunten Onderzochte windturbines en risicoafstanden Voorsorteren op de Omgevingswet in het kader van de Crisis-en herstelwet. 4 4 Externe veiligheid Toets aan het Activiteitenbesluit 6 Beoordeling daadwerkelijke situatie 6 Beoordeling planologische situatie 7 Beoordeling effecten toekomstig te ontwikkelen bedrijventerrein Toets aan Besluit externe veiligheid inrichtingen Toets aan Besluit externe veiligheid buisleidingen Effecten dubbeldraaien nieuw windpark en bestaande zuidelijke windturbines 10 5 Belangen van derden Hoogspanningsinfrastructuur van TenneT Primaire waterkering 12 6 Conclusies 14 Bijlage 1: Berekening worst-case turbine Bijlage 2: Memo en reactie TenneT

4 1 Inleiding De gemeente Waalwijk en Eneco zijn voornemens een windpark te realiseren op bedrijventerrein Haven, ten noorden van de woonkern Waalwijk. Het plangebied voor windpark Haven VIII betreft de locatie aan de oostzijde van het bebouwde industrieterrein Haven, ten zuiden van de Bergsche Maas en aan de noordzijde van de A59. Ten zuiden van de hoogspanningsverbinding (rood in figuur 1-1) worden vijf windturbines mogelijk gemaakt en ten Noorden van deze hoogspanningsverbinding worden twee windturbines mogelijk gemaakt. Figuur 1-1 Voorgenomen turbine locaties (blauwe stip) en hoogspanningsleiding (rood) Blad 1 van 20

5 2 Relevante kaders 2.1 Windturbines en veiligheid Windturbines moeten aan strenge internationale veiligheidseisen voldoen. Deze veiligheidseisen zijn geregeld via IEC- en NEN-normering. Het windturbineontwerp wordt gecontroleerd op onder andere de sterkte van de constructie, elektrische veiligheid en bliksembeveiliging. In het Activiteitenbesluit is voorgeschreven hoe vaak een windturbine moet worden geïnspecteerd en dat een windturbine buiten werking moet worden gesteld bij een redelijk vermoeden van een gebrek waardoor de veiligheid van de omgeving in het geding is. Een incident met windturbines is (evenals bij ieder ander soort installatie) echter nooit geheel uit te sluiten, waardoor altijd risico s aanwezig zijn. We onderscheiden hierbij 4 mogelijke incidenten: bladafworp, mastbreuk, gondel/rotorafworp en IJsafworp. Voor windturbines zijn daarom normen gesteld voor het risico dat zij mogen veroorzaken voor de omgeving. Dit is geregeld in diverse wetten en besluiten, waarvan het Activiteitenbesluit de belangrijkste is. Hierin zijn normen gesteld voor de minimale afstand die moet worden aangehouden tussen windturbines en (beperkt) kwetsbare objecten. Uit andere besluiten volgen eisen over de afstand tussen windturbines en bijvoorbeeld buisleidingen (Besluit externe veiligheid buisleidingen) of risicovolle bedrijven (Besluit externe veiligheid inrichtingen). In het Handboek risicozonering windturbines zijn de wet- en regelgevingen, richtlijnen en adviesafstanden gebundeld en toegelicht. Dit handboek is in 2000 opgesteld en geactualiseerd in 2005, 2013 en 2014 (versie 3.1). 2.2 Wet- regelgeving en beleid Kwetsbare- en beperkt kwetsbare objecten Activiteitenbesluit Het Activiteitenbesluit milieubeheer geeft een normstelling voor het plaatsgebonden risico van windturbines. Kwetsbare objecten zijn niet toegestaan binnen de PR 10-6 contour, beperkt kwetsbare objecten ook niet binnen de PR 10-5 contour. Onder kwetsbare objecten vallen in ieder geval ziekenhuizen, verzorgingstehuizen, scholen en burgerwoningen. Ook kantoren met een bruto-vloeroppervlakte groter dan 1500m 2 vallen onder de definitie kwetsbaar object, evenals "gebouwen bestemd voor meer dan 50 personen". Onder beperkt kwetsbare objecten vallen nagenoeg alle objecten die bestemd zijn voor menselijk verblijf (voor zover geen kwetsbaar object). Tevens zijn objecten van hoge infrastructurele waarde als beperkt kwetsbare objecten aangemerkt. Alleen objecten zoals transformatiehuisjes of reclamezuilen zijn in zijn geheel niet (beperkt) kwetsbaar. Windturbines als onderdeel van dezelfde inrichting Wanneer windturbines onderdeel zijn van dezelfde inrichting als het (beperkt) kwetsbaar object in de omgeving, zijn de normen van het plaatsgebonden risico uit het Activiteitenbesluit niet van toepassing. Blad 2 van 20

6 Buisleidingen Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zijn regels gesteld voor de aanleg van windturbines nabij buisleidingen. Dit in verband met het additionele risico dat een windturbine kan hebben op een buisleiding. In het Bevb is opgenomen dat plaatsing van windturbines nabij buisleidingen is toegestaan, zolang dit er niet toe leidt dat de buisleiding door het additionele risico een risicocontour (PR 10-6 ) krijgt die over kwetsbare objecten in de omgeving valt. Inrichtingen Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) Conform het besluit externe veiligheid inrichtingen mag de plaatsing van windturbines in de nabijheid van installaties of gebouwen met gevaarlijke stoffen er niet toe leiden dat de PR 10-6 contour over een kwetsbaar object komt te liggen. 2.3 Beleidskaders weg- en leidingbeheerders Beleid van TenneT Naast de juridische kaders heeft TenneT eigen beleid opgesteld met advies aangaande de plaatsing van windturbines in de nabijheid van boven- en ondergrondse objecten 1 : Ten aanzien van zowel bovengrondse- als ondergrondse hoogspanningsleidingen adviseert TenneT een afstand tussen de windturbines en haar infrastructuur aan te houden: o De grootste waarde van de tiphoogte en de werpafstand bij nominaal toerental. Indien het niet mogelijk blijkt de windturbines buiten deze afstand te realiseren hanteert TenneT als eerste richtlijn: o Dat er maximaal 10% risico ten opzichte van de autonome faalfrequentie aan haar infrastructuur mag worden toegevoegd. 1 Als opgenomen in het handboek risicozonering windturbines (2014) Blad 3 van 20

7 3 Risicoafstanden, onderzochte windturbines en overige uitgangspunten 3.1 Onderzochte windturbines en risicoafstanden Het externe veiligheidseffect van een windturbine is sterk afhankelijk van het formaat en eigenschappen van de turbine. Over het algemeen geldt: hoe groter de windmolen, hoe groter de veiligheidsafstanden. Dit verband is echter niet geheel lineair doordat kleinere windmolens hogere draaisnelheden hebben, waardoor de werpafstanden juist toe kunnen nemen. De gemeente Waalwijk heeft aangegeven dat zij windturbines mogelijk willen maken met een maximale tiphoogte van 210 m en een maximale rotordiameter van 150 m. De volgende windturbines zijn in had kader van dit onderzoek onderzocht: Nordex N131 met een ashoogte van 134 m Vestas V136 met een ashoogte van 132 m Senvion M140 met een ashoogte van 130 m Vestas V150 met een ashoogte van 135 m Enercon E141 met een ashoogte van 135 m Enercon E138 met een ashoogte van 131 m Siemens SWT-130 met een ashoogte van 135 m Op basis van deze turbines is een worst-case turbine gekozen. Hierbij horen de volgende externe veiligheidsafstanden 2 : Tabel 3-1 Externe Veiligheidsafstanden worst-case turbine Werpafstand nominaal Werpafstand Tiphoogte PR 10-5 PR 10-6 Overdraai overtoeren 165 m 414 m 210 m 37 m 165 m 75 m De uitgangspunten van de berekening zijn opgenomen in Bijlage Voorsorteren op de Omgevingswet in het kader van de Crisis-en herstelwet. De Omgevingswet is inmiddels in een vergevorderd stadium en zal (indien de planning gehaald wordt) in 2021 in werking treden. Een aspect dat in de Omgevingswet aangepast zal worden is de definitie van (beperkt) kwetsbare objecten. Binnen de contour zijn geen kwetsbare objecten toegestaan. Uit de huidige wetgeving, het Bevi, kan afgeleid worden dat grote logistieke complexen, waarbinnen een kantoor aanwezig dat een kwetsbaar object is (meer dan m 2 bvo, als geheel als kwetsbaar object beschouwd moeten worden. Bij aanvang van het project is omtrent de interpretatie van deze wetgeving veel afstemming met het ministerie geweest. Het resultaat van deze afstemming is dat 3 : Op grond van de huidige wetgeving op juridische gronden grote logistieke complexen - met een onderdeel dat een kwetsbaar object is - in het geheel als kwetsbaar objecten moeten worden beschouwd. 2 De berekende veiligheidsafstanden zijn berekend met het luchtkrachtenmodel. 3 Het resultaat is genuanceerder dan beschreven. De tekst beperkt zich tot wat voor de rapportage relevant is. Blad 4 van 20

8 Het concept van de Omgevingswet aangepast wordt op de komst van grote gebouwen en het risico per gebouwdeel van een dergelijk gebouw beoordeeld kan worden. In het Besluit kwaliteitseisen leefomgeving (Bkl) van 3 juli 2018 wordt in de nota van toelichting van artikel 5.7 over het plaatsgevonden risico het volgende gezegd: Artikel 5.7 (plaatsgebonden risico: kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en locaties) [artikelen 2.24, eerste lid, en artikel 2.28, aanhef en onder c, van de Omgevingswet] Eerste lid Dit artikel ziet op het uitgangspunt dat mensen in kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen, zoals woningen, scholen en ziekenhuizen en op kwetsbare locaties, zoals grote recreatieterreinen, niet aan een plaatsgebonden risico van meer dan één op de miljoen per jaar mogen worden blootgesteld. Dit is om burgers een bepaald basisbeschermingsniveau te garanderen. Het plaatsgebonden risico is omschreven in artikel 5.6. Hier gaat het om een risico als rechtstreeks gevolg van een ongeval met een activiteit met externe veiligheidsrisico s, zowel voor activiteiten met gevaarlijke stoffen als voor risico s vanwege windturbines. Het plaatsgebonden risico op plaatsen waar personen wonen of verblijven, mag ten hoogste één op de miljoen (ook wel aangeduid als: 10 6) per jaar bedragen. Dit betekent dat de kans dat een persoon die een jaar lang onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats aanwezig is, als rechtstreeks gevolg van een ongeval overlijdt, niet hoger mag zijn dan één op de miljoen per jaar. Het plaatsgebonden risico wordt beoordeeld per afzonderlijke activiteit. Bij die beoordeling wordt geen rekening gehouden met de cumulatie van risico s van meerdere activiteiten in dezelfde omgeving. De rol die de norm voor het plaatsgebonden risico speelt bij de besluitvorming is afhankelijk van de aard van het te beschermen gebouw of de locatie. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen. De (zeer) kwetsbare gebouwen, zoals ziekenhuizen, worden beter beschermd dan beperkt kwetsbare gebouwen, zoals kleinere kantoorgebouwen of bedrijfsgebouwen. Soms zijn gebouwen heel groot en liggen ze deels binnen en deels buiten de afstand voor het plaatsgebonden risico. Dat is goed mogelijk door compartimentering van gebruiksfuncties. Een gebouw is namelijk alleen beperkt kwetsbaar, kwetsbaar of zeer kwetsbaar voor zover het betreft de gebruiksfuncties aangewezen in bijlage VI. Daarmee hoeft niet het hele gebouw te worden beschermd. Een voorbeeld hiervan is een groot distributiecentrum waarbij de kantoorfunctie en winkelfunctie in een deel van het gebouw zijn ondergebracht en de loods (industriefunctie) in het overige gedeelte. Bij compartimentering kan dan een beperkt kwetsbaar compartiment (de loods) ontstaan binnen de afstand voor het plaatsgebonden risico en een kwetsbaar compartiment daarbuiten (kantoor en bezoekersgebouw). Een ander voorbeeld is het gebouwencomplex van een academisch ziekenhuis, dat te compartimenteren is naar een zeer kwetsbaar deel (de gezondheidsfunctie met bedgebied) en naar een kwetsbaar deel (de rest, waar bijvoorbeeld onderwijsfuncties zijn ondergebracht). In het Besluit activiteiten leefomgeving geldt dezelfde norm voor het plaatsgebonden risico voor buisleidingen (artikel , eerste lid, en , eerste lid). Deze bepaling komt overeen met artikel 6 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, artikel 6 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen en artikel 4, eerste lid, van het Besluit externe veiligheid transportroutes. Waalwijk is voornemens om grote logistieke bedrijven te realiseren rondom de windturbinelocaties. Omdat de huidige interpretatie van de wetgeving tot grote beperkingen zou kunnen leiden voor de uitgeefbaarheid van gronden, is Waalwijk bezig om middels een experimenteerstatus in het kader van de crisis- en herstelwet voor te sorteren op deze aanstaande wetswijziging. De aanvraag voor deze experimenteerstatus is inmiddels in procedure. Er wordt in dit onderzoek vanuit gegaan dat deze experimenteerstatus verleend zal worden. Blad 5 van 20

9 4 Externe veiligheid In dit hoofdstuk wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan externe veiligheidswetgeving. Belangen van derden en aspecten waar niet aan wetgeving kan worden getoetst worden behandeld in hoofdstuk vijf. 4.1 Toets aan het Activiteitenbesluit Beoordeling daadwerkelijke situatie In figuur 4-1 zijn de plaatsgebonden risicocontouren voor de worst-case turbine weergegeven. Er liggen er geen kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour. Bij WTG 1 liggen enkele gebouwen binnen de 10-6 contour, maar dit zijn beperkt kwetsbare objecten. Er liggen daarnaast geen beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-5 contour van de windturbines. Voor WTG 1 geldt dat er discussie kan ontstaan over de onderdelen van de RWZI die gelegen zijn binnen de PR 10-5 contour moeten worden gezien als object van hoge infrastructurele waarde. De RWZI kan gezien worden als een object van hoge infrastructurele waarde en daardoor beoordeeld moeten worden als beperkt kwetsbaar object. Binnen de PR 10-5 van de windturbine liggen echter alleen bezinkbaden. Het is niet aannemelijk dat het treffen van een van deze bezinkbaden leidt tot het falen van de RWZI in het algeheel. Deze objecten kunnen zijn daarom ook geen objecten van hoge infrastructurele waarde. De ontwikkeling is dan ook in overeenstemming met het activiteitenbesluit. WTG1 WTG2 Legenda: PR 10-5 contour PR 10-6 contour Gebouwen WTG3 WTG4 WTG5 WTG6 WTG7 Figuur 4-1 windturbines en plaatsgebonden risicocontouren Blad 6 van 20

10 Beoordeling planologische situatie Het Activiteitenbesluit toetst aan de daadwerkelijke ruimtelijke situatie. In het vigerende bestemmingsplan Haven 8 West en een ontwerpbestemmingsplan Insteekhaven mogen binnen de PR 10-6 contour van WTG 1,2,3 en 5 kwetsbare objecten opgericht worden. Binnen de PR 10-5 contour van WTG 1 en 2 mogen beperkt kwetsbare objecten worden opgericht. Als binnen de PR 10-6 een kwetsbaar object wordt opgericht ontstaat een saneringssituatie. Er wordt geadviseerd om binnen deze contouren van de windturbines respectievelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten uit te sluiten in het bestemmingsplan. WTG1 WTG2 Legenda: PR 10-5 contour PR 10-6 contour Plangebied industrie WTG3 WTG4 WTG5 WTG6 WTG7 Figuur 4-2 Windpark t.o.v. planologische situatie Beoordeling effecten toekomstig te ontwikkelen bedrijventerrein Voor het plan gebied (zie figuur 4-2) bestaat het voornemen om een bedrijventerrein voor grootschalige logistiek te realiseren. Dit kan een spanningsveld geven met de voorgenomen realisatie van de windturbines omdat er binnen de risicocontouren rondom deze turbines beperkingen gelden. Het gaat hierbij om de volgende oppervlakken: 10-5 contour: m contour: m 2 Binnen de contour zijn geen beperkt kwetsbare objecten toegestaan. In het gebied tussen de -6 en -5 contour zijn, bij toekenning van de experimenteerstatus, wel grote gebouwen toegestaan, mits het onderdeel dat het predicaat kwetsbare object veroorzaakt maar buiten de contour ligt. Blad 7 van 20

11 4.2 Toets aan Besluit externe veiligheid inrichtingen WTG 1 en 2 staan in de nabijheid van twee risicovolle inrichtingen; de RWZI en afvalverwerking Wabico (zie figuur 4-3). Voor beide inrichtingen geldt dat zij niet vallen onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Er is echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel voor gekozen om de risico s kwalitatief te beschouwen. Voor de afvalverwerking Wabico geldt dat de risicovolle installaties van deze inrichting zich bevinden buiten de werpafstand en tiphoogte van de windturbines. Dat betekend dat alleen het scenario bladafworp bij overtoeren relevant is. Voor dit scenario geldt echter dat het toegevoegd risico minder dan 10% van de initiële faalkans van de installatie zal bedragen en daardoor niet meegenomen hoeft te worden. Voor de gasopslag van de RWZI geldt naar verwachting een risicotoevoeging van meer dan 10% van de initiële faalkans van deze installatie. Er zijn geen kwetsbare objecten gelegen binnen het invloedsgebied van de gasopslag 4. Er wordt daarmee voldaan aan relevante wet- en regelgeving. Figuur 4-3 Noordelijke windturbines (blauw) t.o.v. risicovolle inrichtingen (rood omlijnd) In figuur 4-4 is de werpafstand bij nominaal toerental en de tiphoogte van de windturbines afgezet tegen de ligging van alle risicovolle inrichtingen in de directe omgeving. 4 Effect- en risicoafstanden bij de opslag van biogas (RIVM, 3 maart 2008) Blad 8 van 20

12 Figuur 4-4 tiphoogte (binnenste zwarte cirkel) en werpafstand bij overtoeren (buitenste zwarte cirkel) t.o.v. ligging inrichtingsgrens risicovolle inrichtingen In figuur 4-4 is te zien dat een aantal nog niet beschouwde risicovolle inrichtingen binnen de werpafstand bij overtoeren, maar buiten de tiphoogte van de windturbines ligt. Buiten de tiphoogte neemt de trefkans door een onderdeel van de windturbine met ongeveer een factor 100 af (zie grafiek B-1). Buiten de tiphoogte is het toegevoegd risico dan ook verwaarloosbaar en zal minder dan 10% bedragen van de initiële faalkans van de risicovolle installaties. Het toegevoegd risico van de windturbines buiten de tiphoogte hoeft dan ook niet nader beschouwd te worden. 4.3 Toets aan Besluit externe veiligheid buisleidingen In de buurt van het windpark zijn enkele buisleidingen gelegen die vallen onder de werking van het besluit externe veiligheid buisleidingen. Deze buisleidingen zijn weergegeven in figuur 4-5. In figuur 4-5 is te zien dat twee buisleidingen binnen de werpafstand bij overtoeren zijn gelegen, maar buiten de tiphoogte en alle andere effectafstanden van de windturbines. Het gaat om een leiding van Gasunie en een leiding van Vermillion. Voor de leiding van Gasunie geldt dat Gasunie hiervoor beleid heeft vastgesteld. Gasunie stelt dat indien een gasleiding buiten de grootste afstand van de werpafstand bij nominaal toerental en de high impact zone (ashoogte +1/3 bladlengte) is gelegen het risico voor haar minder dan 10% zal bedragen en daarom niet mee hoeft te worden genomen. De andere leiding die binnen het invloedsgebied van de windturbine is gelegen is hogedruk aardgastransportleiding van Vermillion. Hoewel vermillion geen beleid voert ten aanzien van de Blad 9 van 20

13 plaatsing van windturbine nabij haar assets, is het bij hogedruk aardgastransportleidingen van andere exploitanten dan Gasunie gebruikelijk om aan te sluiten. Gasunie stelt dat indien een gasleiding buiten de grootste afstand van de werpafstand bij nominaal toerental en de high impact zone (ashoogte +1/3 bladlengte) is gelegen het risico voor haar minder dan 10% zal bedragen en daarom niet mee hoeft te worden genomen. De leiding is op grotere afstand dan de adviesafstand van Gasunie gelegen. Er wordt dan ook voldaan en het Bevb. Figuur 4-5 tiphoogte (binnenste zwarte cirkel) en werpafstand bij overtoeren (buitenste zwarte cirkel) t.o.v.ligging buisleiding (groen) 4.4 Effecten dubbeldraaien nieuw windpark en bestaande zuidelijke windturbines Eneco is voornemens om de twee zuidelijke bestaande windturbines voor een bepaalde tijd tegelijkertijd te laten draaien met de rest van het windpark. Technisch gezien is dit mogelijk, de windturbines staan niet binnen elkaars reikwijdte. De externe veiligheidsaspecten van de bestaande turbines zijn beschouwd in de destijds gevoerde ruimtelijke procedure. Nader beschouwd is of het samendraaien van de nieuwe en twee bestaande turbines negatieve effecten hebben op het aspect externe veiligheid. In figuur 4-6 zijn de contouren van de nieuw te plaatsen windturbines weergegeven op basis van tiphoogte en de werpafstand bij nominaal toerental van de reeds aanwezige windturbines weergegeven. Indien een risicovolle installatie zich bevindt buiten de grootste afstand van de tiphoogte en de werpafstand bij nominaal toerental is sprake van een verwaarloosbaar risico. De contouren van het oude en nieuwe windpark overlappen elkaar op één punt. Hier is bevindt zich echter geen risicovolle installatie. Het dubbel draaien van de windturbines heeft dan ook geen noemenswaardig effect op het toegevoegd risico van andere risicovolle inrichtingen. Daarnaast geldt dat deze windturbines in 2005 zijn gebouwd en het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is Blad 10 van 20

14 op de bestaande windturbines. Het plaatsgebonden risico legt dan ook geen beperkingen op aan de omgeving. De effecten van het dubbeldraaien van de windturbines zijn verwaarloosbaar. Figuur 4-6 werpafstanden bij nominaal toerental blijvende windturbines en tiphoogte nieuw te plaatsen windturbines Blad 11 van 20

15 5 Belangen van derden 5.1 Hoogspanningsinfrastructuur van TenneT Midden in het windpark is een hoogspanningsverbinding aanwezig. TenneT, de beheerder van deze hoogspanningsverbinding, hanteert beleid ten aanzien van de plaatsing van windturbines in de nabijheid van haar infrastructuur. Het windpark voldoet niet aan de adviesafstand van TenneT omdat een windturbine (zie figuur 5-1) zich op een afstand van minder dan de tiphoogte van de hoogspanningsverbinding bevindt. Figuur 5-1 Hoogspanningsverbinding (blauw) t.o.v. tiphoogte van windturbines (zwarte cirkel) Antea Group heeft namens de gemeente Waalwijk eerder in het planvormingsproces afgestemd met TenneT welk toegevoegd risico acceptabel is voor haar hoogspanningsverbinding. TenneT heeft aangegeven (zie Bijlage 2) dat bij een toegevoegd risico van 7,76 x 10-5 per jaar het risico minder dan 10% van de initiële faalkans van de hoogspanningsverbinding bedraagt en daarmee acceptabel is. Antea Group heeft naar aanleiding van de keuze voor nieuwe windturbine types opnieuw het toegevoegd risico voor de hoogspanningsverbinding opnieuw berekend en dit bedraagt minder dan 7,76 x Het dubbeldraaien van de windturbines ten noorden van de hoogspanningsleiding heeft geen noemenswaardig effect op het toegevoegd risico van de hoogspanningslieding. Het toegevoegd risico voor de ontwikkeling bedraagt dus ook voor de nieuwe turbine types minder dan 10%. Er wordt daarmee voldaan aan het beleid van TenneT. 5.2 Primaire waterkering Aan de noordzijde van het windpark is een primaire waterkering gelegen. De ligging van deze waterkering ten opzichte van de twee noordelijke windturbines is weergegeven in figuur 5.2. Blad 12 van 20

16 Figuur 5-2 Waterkering (rood omlijnd) t.o.v. noordelijke windturbines en werpafstand bij nominaal toerental Op verzoek van het waterschap heeft Antea Group berekend wat de kans is dat de waterkering getroffen wordt door een onderdeel van de windturbine. De kans dat de waterkering getroffen wordt door falen van een van de windturbines bedraagt 2,89 x Om een oordeel te vellen over of dit aanvaardbaar is of niet is gekeken wat de kans is dat de waterkering getroffen wordt door de huidig aanwezige windturbines. De locatie hiervan en de relevante risicoafstanden ten opzichte van de waterkering zijn weergegeven in Figuur 5-3. Figuur 5-3 Primaire waterkering t.o.v. bestaande turbines en werpafstand bij nominaal toerental Uit figuur 5.3 volgt dat de waterkering in de bestaande situatie binnen het invloedsgebied van twee windturbines ligt. Het risico dat de waterkering in de bestaande situatie getroffen wordt door een onderdeel van een van de windturbines is 3,36 x Geconcludeerd moet worden dat de kans dat de waterkering wordt getroffen in de nieuwe situatie afneemt. Blad 13 van 20

17 6 Conclusies In deze rapportage zijn de externe veiligheidseffecten van de ontwikkeling van 7 windturbines in Waalwijk in beeld gebracht. Uit dit onderzoek vloeien de volgende conclusies voort: Er zijn liggen geen beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-5 contour van de windturbine en geen kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour. Het initiatief is daarmee in overeenstemming met het Activiteitenbesluit. Binnen de 10-5 en 10-6 contour van WTG 1,2,3 en 5 mogen conform het (ontwerp) bestemmingsplan (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht. Indien deze objecten worden opgericht is er sprake van een saneringssituatie. Er wordt dan ook aanbevolen om binnen de PR 10-5 contour van die plannen beperkt kwetsbare objecten uit te sluiten en binnen de PR 10-6 contour kwetsbare objecten uit te sluiten. De gemeente Waalwijk is voornemens om in de nabijheid van de windturbines een bedrijventerrein voor grootschalige logistiek te ontwikkelen. De realisatie van windturbines legt beperkingen op aan deze voorgenomen ontwikkeling. Per windturbine geldt dat op m 2 geen beperkt kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd en op m 2 geen kwetsbare objecten of gebouwdelen mogen worden gerealiseerd. Er zijn vier risicovolle inrichtingen en twee hogedruk aardgastransportleidingen gelegen binnen het invloedsgebied van de windturbines. De realisatie van de windturbines leidt er echter niet toe dat er knelpunten ontstaan met relevante wet- en regelgeving. In het midden van het windpark is een hoogspanningsverbinding gelegen. Er wordt niet voldaan aan de afstandseis van TenneT. TenneT heeft in een overleg echter aangegeven dat ze het toegevoegd risico van het windpark voor haar hoogspanningsverbinding acceptabel acht. Ten noorden van het windpark is een primaire waterkering gelegen. Door de realisatie van het windpark wordt er een bestaande windturbine in de buurt van de primaire waterkering verwijderd. De kans dat de waterkering getroffen wordt door een onderdeel van de windturbine neemt daardoor af. De werking van de primaire waterkering is door de realisatie van het nieuwe windpark beter geborgd dan in de vigerend situatie. Blad 14 van 20

18 Bijlage 1: Berekening worst-case turbine Tabel B-1 gehanteerde turbine gegevens Worst case turbine gegevens Bron Ashoogte 145 meter Worst-case aanname Rotordiameter 130 meter Leverancier Bladlengte 65 meter Leverancier Nominaal toerental 12,2 RPM Leverancier Ligging zwaartepunt blad t.o.v. rotorcentrum 21 meter Leverancier Diameter toren 5 m Leverancier Hoogte gondel 4,2 m Leverancier Maximale lengte / breedte gondel 10 meter Leverancier Kritiek bladoppervlak 214 m 2 Leverancier / HRW 5 Werpafstand bij nominaal toerental 166 meter Werpafstand bij overtoeren 414 meter Tiphoogte 210 meter PR 10-5 contour 37 meter PR 10-6 contour 166 meter Figuur B-1 Rekenresultaat worst-case turbine 5 Handboek risicozonering windturbines Blad 15 van 20

19 Bijlage 2: Memo en reactie TenneT Blad 16 van 20

20 Blad 17 van 20

21 Blad 18 van 20

22 Blad 19 van 20

23 Blad 20 van 20

24 Over Antea Group Van stad tot land, van water tot lucht; de adviseurs en ingenieurs van Antea Group dragen in Nederland sinds jaar en dag bij aan onze leefomgeving. We ontwerpen bruggen en wegen, realiseren woonwijken en waterwerken. Maar we zijn ook betrokken bij thema s zoals milieu, veiligheid, assetmanagement en energie. Onder de naam Oranjewoud groeiden we uit tot een allround en onafhankelijk partner voor bedrijfsleven en overheden. Als Antea Group zetten we deze expertise ook mondiaal in. Door hoogwaardige kennis te combineren met een pragmatische aanpak maken we oplossingen haalbaar én uitvoerbaar. Doelgericht, met oog voor duurzaamheid. Op deze manier anticiperen we op de vragen van vandaag en de oplossingen van de toekomst. Al meer dan 60 jaar. Contactgegevens Beneluxweg SJ OOSTERHOUT Postbus AA OOSTERHOUT T E. jeroen.eskens@anteagroup.com Copyright 2018 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.