LEGHENNEN - 1 STER VERSIE

Transcriptie

1 Norm Aspect Criterium Interpretatie Meetmethode Kwaliteitsysteem Sanctie Ingangsdatum De specifieke normen voor het keurmerk en de benodigde controle voor zover IKB daarin al niet voorziet, staan ook opgenomen. Versie 1 Niet voor verspreiding. Aan deze criteria kunnen geen rechten worden ontleend. Onjuistheden en aanpassingen voorbehouden. AW = Algemene Welzijnsrichtlijn: Richtlijn 98/58/EG inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren A1 A2 Besluit Houders van Dieren Handelsnormen Het bedrijf voldoet aan het Besluit Houders van Dieren in de Wet Dieren of EU welzijnsrichtlijn voor leghennen. Het bedrijf voldoet aan de Handelsnormen voor eieren Eu richtlijnen 98/58/EG (algemeen) en 1999/74/EG (Europese richtlijn legkippen). Verordening (EG) nr. 589/2008 Controleer aanwezigheid certificaten Uitsluiting Controleer aanwezigheid certificaten A3 Algemene welzijnsrichtlijn Het bedrijf voldoet aan de algemene welzijnsrichtlijn Richtlijn 1999/74/EG bescherming legkippen Controleer aanwezigheid certificaten A4 Stalmeting Er moet een stalmeting certificaat aanwezig zijn in het kader van de NCAE of IKB. A5 Ketenkwaliteitssysteem Het bedrijf heeft een IKB of een KAT certificaat. A6 A7 A8 Stempeling Traceerbaarheid Kanalisatie Beter leven eieren moeten altijd op het bedrijf worden gestempeld met niet-afwasbare inkt. Ongestempelde eieren mogen niet alsnog in het pakstation als BLk worden gestempeld en onder BLk worden verkocht, ook niet bij storing van het stempelapparaat; deze eieren moeten in een ander kanaal worden afgezet. Indien op het bedrijf verschillende huisvestingssystemen aanwezig zijn, vindt kanalisatie plaats op basis van eikleur en stempelcodes. Algemeen Controleer of het stalmeting certificaat aanwezig is. Het bedrijf laat zich jaarlijks controleren op de IKB en/of KAT voorschriften en heeft geen afwijkingen op het gebied van dierenwelzijn. HI Uitsluiting bij geen geldig IKB/ KAT certificaat. Controleer steekproefsgewijs of alle eieren op het bedrijf voorzien zijn van een niet-afwasbare stempel en dat de Schorsing stempel goed leesbaar is. Noteer eventuele afwijkingen. Controleer of ongestempelde eieren aantoonbaar in andere kanaal dan BLK afgezet zijn. Noteer eventuele afwijkingen. Controleer of het bedrijf werkt met verschillende eikleuren en stempelcodes. Schorsing Uitsluiting A9A Noodvoorzieningen Indien mechanische ventilatie: er is een werkende alarminstallatie en een noodstroomaggregaat m.b.t. ventilatie aanwezig. Voor natuurlijk geventileerde stallen is dit niet verplicht. Controleer of een alarm en werkende noodstroomaggregaat aanwezig is (aggregaat testen), of de kleppen bij stroomuitval automatisch openvallen, indien de stallen niet natuurlijk geventileerd worden. HI noodstroomaggregaat niet voorhanden. A9B Noodvoorzieningen Indien mechanische ventilatie: Het noodstroomaggregaat dient elke 2 maanden gecontroleerd te worden. Voor natuurlijk geventileerde stallen is dit niet verplicht. Management De 2 maandelijkse testen van het noodstroomaggregaat dienen geregistreerd te worden. Noteer laatste 3 data van testen. AH niet alle testen geregistreerd. M1 Ruien Onder geforceerd ruien wordt verstaan het afbouwen van het voeraanbod, en een kortere lichtperiode Geforceerd ruien wordt niet toegepast, aangezien dit aanhouden dan de daglengte waardoor de kippen gepaard gaat met welzijnsonvriendelijke maatregelen. gedwongen stoppen met eieren leggen en de veren los laten. Noteer leeftijd van de leghennen in weken. Controleer of er geforceerd wordt geruid. Schorsing, indien geforceerd ruien aannemelijk lijkt. M2 Voorkomen verenpikken Door middel van rustige rassen, een goede opfok, een onbeschadigd verenkleed, een goede omgang met de kippen en goed management wordt verenpikken en kannibalisme voorkomen. Noteer de bevindingen bij het Betreed de stal en bekijk de bevedering. Is er over het betreden van de stal en controleer het algemeen sprake van een goed, intact verenkleed bij Bedrijfsgezondheids- en de hennen? En reageren de kippen rustig bij betreden behandelplan op van toepassing van de stal? (zie onderdeel Gezondheid ) zijnde aandachtspunten om verenpikkerij tegen te gaan. Waarschuwing en een plan maken met de dierenarts als er teveel verenpikken plaatsvindt. T1 VV1 Vangen Bezig houden / omgevingsverrijking Het vangen van de dieren gebeurt door IKB-PSB erkende vangploegen. Elke dag wordt 2 gram graan of voer per leghen gestrooid in de stal en overdekte uitloop. Transport Voeding en verrijking Controleer of de ingeschakelde vangploeg IKB-PSB erkend is. Noteer PSB-erkend (IKB) naam PSB en datum AH werkzaamheden. Bereken: aantal leghennen x 2 gram. Controleer of dit dagelijks wordt gestrooid aan de hand van de inkoopbonnen. graan/voer is verstrekt.

2 VV1A Bezig houden / omgevingsverrijking Het voer is van voldoende diameter (groter dan 1 mm doorsnede). Controleer de dikte van het voer. AH VV2 Maagkiezel Tenminste één maal per maand wordt 1 gram maagkiezel per leghen gestrooid op het strooisel in de stal en in de overdekte uitloop. aankoopbonnen in de administratie en de hoeveelheid nog aanwezig in het nacht- en dagverblijf om vast te stellen dat het gebruikt wordt. maagkiezel is verstrekt. VV2A VV3 VV3A VV3B VV4 VV4A Maagkiezel De maagkiezel is van voldoende diameter (doorsnede 4-6,5 mm). Elke maand worden per 6000 kippen 2 stro- /luzerne/hooibalen aangeboden van ongeveer 20 kilo per stuk. Er wordt in de stal/overdekte uitloop elke maand één stro/luzernde/hooibaal aangeboden. Balen worden vervangen als deze qua hoogte gelijk zijn aan het niveau van het strooisel Per legronde/ koppel wordt één gasbetonblok of piksteen per 1000 kippen aangeboden. Er wordt zowel in de stal als in de overdekte uitloop een gasbetonblok of piksteen aangeboden. Controleer de dikte van de maagkiezel. de aankoopbonnen van stro/luzerne/hooibalen in de administratie. de aankoopbonnen van stro/luzerne/hooibalen in de administratie. (de resten van) balen in nacht- en dagverblijf. Vraag hiernaar bij de pluimveehouder. aankoopbonnen gasbetonblok of piksteen in de administratie. gasbetonblokken of piksteen in het dag- en nachtverblijf. AH Schorsing Schorsing VV4B Het gasbetonblok of piksteen wordt zodanig geplaatst dat de kippen erop kunnen pikken en krabben. Controleer of de gasbetonblokken of piksteen in het dag- en nachtverblijf worden gebruikt. Schorsing VV4C Het gasbetonblok of piksteen worden vervangen zodra het niveau gelijk is aan het vloerniveau. Controleer of de gasbetonblokken of piksteen in het dag- en nachtverblijf gelijk is aan het vloerniveau. Schorsing Huisvesting H1 Huisvestingssysteem Er zijn maximaal 3 leefniveaus (inclusief de stalvloer). Leefniveaus zijn niveaus boven de vloer van de stal, met een bruikbaar leefbaar oppervlak dat permanent voor de dieren beschikbaar is met een ten minste 30 cm breed oppervlak met een helling van ten hoogste 8 graden met boven het gehele oppervlak een vrije ruimte van ten minste 45 cm hoogte. Controleer of het aantal leefniveaus en bruikbaar oppervlak aan de norm voldoet., LB Schorsing H2 Systeemeisen Volieresystemen waarbij de toegang tot de strooiselruimte kan worden afgesloten zijn niet toegestaan. Automatisch afsluitende systemen worden niet geaccepteerd. Zoals bijvoorbeeld; Natura 60 (Big Dutchman), Salmet, Specht Varia Systeem, Meller Noteer aanwezigheid automatisch Legevoliere , Farmer Automatic afsluitende systemen. Combi, Farmer Automatic Loggia, Farmer Automatic Compact. Uitsluiting H3 Bij volièresystemen zijn over de legnesten crossovers gemaakt van 2 m breed per 3000 leghennen, om de bereikbaarheid van de gehele stal en de overdekte uitloop te vergemakkelijken. HI bij ontbreken crossovers H4 Bezetting algemeen Opzet is maximaal 100%. Vergelijk het stalmetingscertificaat van IKB of NCAE of eigen certificaat met de opzet Noteer aantal toegestane hennen volgens certificaat en aantal opgezette hennen. Schorsing tot de volgende ronde wordt opgezet. Uitsluiting: bij 2e keer meer dan 100% van toegestane aantal hennen opgezet.

3 H5 Bezetting op bruikbare oppervlakte dag+nachtverblijf De bezetting in de stal is op elk moment maximaal 9 hennen per 1m2 bruikbaar oppervlakte. De overdekte uitloop mag meegeteld worden bij het bruikbare oppervlakte, mits overdag permanent toegankelijk. Het legnest en evt. oppervlakte ingenomen door voer/watervoorzieningen telt niet mee als bruikbaar oppervlak. Bij elke ronde wordt de Controleer aan de hand van de gegevens van de ingangscontrole of niet meer dan 9 hennen per m2 kostprijsontwikkeling gevolgd en worden de resultaten bruikbaar oppervlakte in de stal geëvalueerd. Op basis van de evaluatie en de aanwezig zijn. Noteer het aantal kostprijsontwikkeling wordt met de partijen overlegd toegestane hennen volgens of een verlaging van de bezetting van 0,5 leghen per ingangscontrole en aantal opgezette 1m2 bruikbaar oppervlakte na iedere ronde, tot een hennen. uiteindelijke bezetting van 7 leghennen per 1m2 bruikbaar oppervlakte haalbaar is. Schorsing tot de volgende ronde wordt opgezet. Uitsluiting bij 2e keer meer dan 100% van toegestane aantal hennen opgezet. H6 Groepsgrootte De groepsgrootte is maximaal 6000 dieren. H7 H8 H9 H10 H11 H12 H13 ruimte Zitstokken Leghennen hebben ieder ten minste de beschikking over een met strooisel bedekt oppervlakte van 250cm 2 per leghen. Minimaal 1/3 deel van het vloeroppervlak is ingestrooid. De scharrelruimte mag niet verhoogd worden aangebracht. De strooiselruimte binnen is vanaf de start van de legperiode bedekt met strooisel in een laag van minimaal ca 2 cm dikte. bestaat uit houtkrullen, stro, gehakseld stro, turf, zand of ander materiaal met een losse structuur dat legkippen in staat stelt aan hun ethologische behoeften te voldoen (stofbaden, scharrelen en bodempikken). De leghennen hebben de beschikking over 15 cm zitstok per dier, waarvan tenminste 10 cm verhoogd. Geïntegreerde zitstokken (max. 5 cm per leghen) zijn 2 cm hoog. Er moet natuurlijk daglicht in de stal zijn waarbij een totaal oppervlak van de lichtopeningen overeen komt met tenminste 3% van het grondoppervlak. Niet van toepassing wanneer geen compartimentering is gerealiseerd in de (overdekte) uitloop tussen de stallen. Controleer of er per groep niet meer de 6000 dieren worden gehouden. Doe dit aan de hand van de administratie waaruit blijkt hoe veel dieren zijn ingekocht. Meet het met strooisel bedekte oppervlak en bereken of dit voldoet aan 250cm 2 /hen. Noteer berekening. LB, LB, HI indien aantal dieren per afdeling is >6000. Schorsing >6000 hennen in stal aanwezig. HI indien <1/3 deel van oppervlak is ingestrooid. Schorsing <250cm 2 /hen of als strooisel ontbreekt. Controleer de scharrelruimte HI Meet op een aantal plaatsen in de stal of de strooisellaag voldoende dik is. Noteer 3 strooiseldiktes en meetplaats. Controleer op verschillende plaatsen in de stal of het strooisel een losse structuur heeft zodat het kan voorzien LB, IKB in de behoeften van de kip. Noteer type strooisel. Meet steekproefsgewijs een vijftal zitstokken, noteer hoogte, lengte zitstokken en noteer berekening cm zitstok per hen. Deels LB, Noteer oppervlakte natuurlijke daglicht in de stal, uitgedrukt in % grondoppervlak en type lichtopening. HI indien niet overal 2 cm. HI indien veel aangekoekte plekken in het strooisel zitten. Uitsluiting indien strooisel ontbreekt. Schorsing bij 10% afwijking, uitsluiting >10% afwijking beschikbaarheid. Schorsing indien <3% grondoppervlak daglicht. Uitsluiting indien geen daglicht in de stal komt. H14 Daglicht via platen in het dak en/of zijvensters In de stal is daglicht aanwezig via dak en/of zijvensters en/of daglichtkokers. Daglichttoetreding via de zijwand: factor 1; Daglichttoetreding via het dak: factor 2; Daglichttoetreding via een daglichtkoker: factor 4. Noteer type lichtopening. HI H14A H14B H14C De openingen zorgen voor een gelijkmatige verdeling van het licht in het activiteitengedeelte van de stal. Indien gebruik wordt gemaakt van zijvensters is de diepte van de ruimte maximaal 12 meter. Lichtopeningen moeten volledig bedekt kunnen worden. Noteer of de lichtopeningen volledig bedekt kunnen worden en op welke wijze. Schorsing Schorsing HI H14D Direct zonlicht in de stal wordt vermeden. HI H15 Lichtsterkte De lichtsterkte is minimaal 20 Lux en afkomstig van hoogfrequent (min 100 Hz), breedspectrum TL of LED met UV en daglichtkleur. Indien uitsluitend zijvensters meet daglichtsterkte in het midden van de stal. Meet met kunstlicht uitgeschakeld. H16 Totale lichtperiode in het nachtverblijf De totale lichtperiode bedraagt ten hoogste 16 uur per dag. Per 24 uur is er een aaneengesloten donkerperiode H17 Donkerperiode van minimaal 8 uren, met vooraf en aan het einde een schemerperiode. H18 Klimaat Het stalklimaat dient in orde te zijn het mag niet stoffig zijn en er mag geen sterke ammoniakgeur aanwezig zijn. H19 Stroomdraden Het gebruik van stroomdraden, ongeacht of er stroom op staat, is niet toegestaan. Meet de Luxsterkte op dierhoogte en noteer aantal Lux op 2 verschillende punten in de stal met kunstlicht uitgeschakeld. Noteer lichtschema. HI onaangekondigd. Schorsing indien <10 Lux. HI onaangekondigd. Schorsing indien >16 uur licht. Noteer lichtschema. Schorsing indien <8 uur donker. Noteer of sprake is van een afwijkend KAT stalklimaat. Waarschuwing. Controleer of er gebruik wordt gemaakt van stroomdraden. HI

4 Overdekte uitloop OU1 Overdekte uitloop Er is een overdekte uitloop met een minimale oppervlakte van 20% van de oppervlakte van de stal. Overdekte uitloop is een koude scharrelruimte, die in directe verbinding staat met de stal en waar alle dieren gemakkelijk en onbeperkt toegang tot hebben, en die voorts overdekt is en beschikt over een verharde vloer, mag worden meegeteld voor het bruikbaar oppervlak bij de berekening van de bezettingsdichtheid, indien de kippen dagelijks onbeperkt toegang hebben tot deze ruimte tijdens de gehele lichtperiode. Indien de koude scharrelruimte als bruikbaar oppervlak wordt meegeteld, dan wordt deze ruimte eveneens meegenomen bij de berekening van de stalbreedte. De koude scharrelruimte moet duidelijk lichter zijn dan het stalinterieur en op zodanige wijze zijn beschermd tegen weersinvloeden dat deze ook bij slecht weer kan worden gebruikt (bijv. door het aanbrengen van jaloezieën). Controleer of de overdekte uitloop aan de voorwaarden voldoet en of de hennen de beschikking hebben over de uitloop. Bij twijfel over dagelijks gebruik van de uitloop, reden van twijfel noteren (bijv kippen durven de uitloop niet te gebruiken, geen mest en veren aanwezig). Schorsing bij twijfel over gebruik. (onaangekondigd) Uitsluiting indien geen overdekte uitloop aanwezig. OU2 Overkapping Dat wil zeggen: waterdicht zijn en niet kunnen scheuren bij harde wind. Dun plastic voldoet derhalve De overkapping van de overdekte uitloop dient geen niet, goed bevestigde golfplaten of dik zeil dat niet Controleer of de overdekte uitloop mest van overvliegende vogels door te laten en weer- scheurt bij harde wind voldoen wel. De buitenuitloop aan de voorwaarden voldoet. en windbestendig te zijn. dient vanuit de stal vrij toegankelijk te zijn en mag afsluitbaar zijn. De overdekte uitloop dient zich langs de gehele lengte van de stal uit te strekken. HI OU3A De afstand vanuit het verste punt van de stal tot de overdekte uitloop is maximaal 15 meter. Stallen die aan een zijde (in de lengte) uitloopopeningen hebben, zijn niet breder dan 15 meter. Controleer of de maximale afstand 15 m bedraagt. Noteer afstand in meters. HI OU3B Openingen naar de overdekte uitloop zijn evenredig verdeeld over de hele lengte van de stal. Controleer de openingen en noteer HI OU3C OU3D OU3E Dak uitloop Openingen naar de overdekte uitloop zijn tenminste 40 cm hoog en 1 m breed. Voor iedere 1000 kippen moet tenminste 2 meter doorgangopening beschikbaar zijn. De uitloop heeft een geïsoleerd dak; de zijwanden zijn van doorzichtig windbreekgaas; Een geïsoleerd dak is nodig om condens tegen de bovenkant tegen te gaan en om de temperatuur tijdens warme, zonnige zomerdagen niet te hoog te laten. Windbreekgaas zorgt voor een beter klimaat in de uitloop. Meet de uitgangen op en noteer HI Controleer het aantal doorgangopeningen ten opzichte van het aantal kippen en meet de HI doorgangopening op en noteer Noteer of de uitloop voldoet en indien van toepassing, beschrijf de afwijkingen. HI OU4 Ondoorzichtige rand De hoogte van een dichte ondoorzichtige rand is maximaal 25 cm, gemeten vanaf de vloer. De kippen moeten uitzicht hebben en daarom mag er geen hoge dichte rand/muurtje op de vloer staan. Noteer of de ondoorzichtige rand voldoet. HI OU5 Hoogte overdekte uitloop De overdekte uitloop is minimaal 2 m hoog. OU6 OU7 OU7A OU8 Openingstijden in de uitloop in de uitloop Drinktorens De overdekte uitloop is vanaf uur s morgens beschikbaar, minimaal 8 uur per dag. De overdekte uitloop is vanaf de start van de legperiode bedekt met strooisel in een laag van minimaal ca 2 cm dikte. bestaat uit houtkrullen, stro, gehakseld stro, turf, zand of ander materiaal met een losse structuur dat legkippen in staat stelt aan hun ethologische behoeften te voldoen (stofbaden, scharrelen en bodempikken). Indien de overdekte uitloop deel uitmaakt van het bruikbaar oppervlak moeten in de uitloop minimaal 2 drinktorens per 6000 hennen aanwezig zijn. Meet op het laagste punt de hoogte van de uitloop, noteer de hoogte. Controleer of de dieren toegang hebben tot de uitloop en of deze er gebruikt uitziet. Meet op viertal plaatsen strooiseldikte en noteer deze. Controleer of de strooisellaag los door de vingers valt en noteer type strooisel. Noteer aantal drinktorens per 6000 hennen. KAT HI Bij twijfel gebruik uitloop: HI onaangekondigd. Schorsing bij geen toegang. HI HI indien veel aangekoekte plekken in het strooisel zitten. Schorsing indien strooisel ontbreekt. HI als niet een type strooisel is als in criteria aangegeven. HI

5 OU9 Hoogte opstaande buitenrand De hennen moeten over de opstaande rand heen kunnen kijken naar buiten. Controleer of de hennen vanuit het verblijf over de rand heen kunnen kijken naar buiten (25cm) (vrij uitzicht naar buiten). Meet de opstaande rand op. HI OU10 Buitengrenzen van het gebouw De afstand tussen de buitenkant van de overdekte uitloop en een eventuele aangrenzende stal of bebouwing is minimaal 10 meter (ingangscontrole). Controleer de bebouwing Schorsing Gezondheid en ingrepen G1 Zieke en gewonde dieren Zieke en gewonde dieren worden afgezonderd en behandeld of op een humane wijze gedood. Volgens een EFSA rapport zijn de 2 minst belastende methoden voor het doden op het bedrijf: harde en goed gerichte klap op de kop (geprefereerde methode, mits goed toegepast); kop afhakken. Controleer of er een afgezonderde ziekenboeg is, of op welke wijze zieke dieren worden gedood. AW HI G2 Bedrijfsgezondheids- en welzijnsplan Het koppel moet onder begeleiding staan van een GVP (Gezondheidscentrum voor Pluimvee) erkende pluimveedierenarts met wie de pluimveehouder een bedrijfsgezondheids- en welzijnsplan heeft opgesteld. Pluimveehouder, dierenarts en eventueel de bedrijfsadviseur kijken of op de thema s dierenwelzijn, diergeneesmiddelengebruik, klimaat, bedrijfshygiëne, strooisel, uitgangsmateriaal, voer, en technische resultaten maatregelen kunnen worden genomen die de diergezondheid verbeteren. De maatregelen worden vastgelegd. Het volgende jaar wordt gekeken of de maatregelen tot verbeteringen hebben geleid. Controleer of er een door de GVP erkende pluimveedierenarts opgesteld bedrijfsbehandelplan op het bedrijf aanwezig is. Noteer naam van de dierenarts en plaats. IKB AH G3 Salmonella De dieren worden gevaccineerd tegen Salmonella. Aanvullend Controleer vaccinatieschema en noteer vaccinatiedata laatste twee koppels AH Aantal dierplaaten Noteer aantal dierplaatsen Aantal aanwezige dieren Noteer aantal aanwezige dieren