Verkennend bodemonderzoek

Transcriptie

1 Raadgevend Ingenieursbureau Wiertsema & Partners bv Feithspark 6, 9356 BZ Tolbert Postbus 27, 9356 ZG Tolbert Tel.: Fax: Internet: Verkennend bodemonderzoek reconstructie BB0016 Kwadijkerbrug aan de Kwadijkerweg te Kwadijk VN januari 2015

2 Raadgevend Ingenieursbureau Wiertsema & Partners bv Feithspark 6, 9356 BZ Tolbert Postbus 27, 9356 ZG Tolbert Tel.: Fax: Internet: Onderwerp: reconstructie BB0016 Kwadijkerbrug aan de Kwadijkerweg te Kwadijk Projectnummer: VN Opdrachtgever: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Postbus AG Heerhugowaard Datum: 19 januari 2015 Versie Datum Omschrijving 1 19 januari 2015 Verkennend milieukundig bodemonderzoek Opgesteld door: Handtekening: ing. L.A. de Hoogd Documentnummer: Status: Vrijgegeven door: R33462 definitief ir. C.A. van den Hoven Blad 2 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

3 Inhoudsopgave blad 1 Inleiding Aanleiding en doel Kwaliteitswaarborging Betrouwbaarheid en garanties Toepassing grond Leeswijzer Locatiegegevens en vooronderzoek Locatiegegevens Vooronderzoek Veldonderzoek Hypothese en opzet Veldwerk Veldwaarnemingen Laboratoriumonderzoek Toetsingskaders grond, grondwater en asfalt Toetsing in het kader van de Wet Bodembescherming Toetsingscriteria grond Toetsingscriteria grondwater Toetsingscriteria asbest Toetsingscriteria asfalt Besluit bodemkwaliteit Generiek toetsingskader landbodems Besluit bodemkwaliteit BoToVa module Onderzoeksresultaten grond en grondwater Bodemopbouw en grondwatergegevens Resultaten Toetsingsresultaten grond Toetsingsresultaten grondwater Toetsingsresultaten asbestmonsters Toetsingsresultaten asfaltmonsters Toetsingskaders waterbodem Generiek toetsingskader waterbodems besluit bodemkwaliteit Toetsingskader specifiek Resultaten Bespreking onderzoeksresultaten Afwijkingen Blad 3 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

4 VN blad 4 8 Conclusies en aanbevelingen Conclusies Toetsing hypothese Aanbevelingen Bijlagen: 1 Kadastrale kaart 2 Foto 3 Situatietekening 4 Boorstaten 5 Analysecertificaten grond 6 Analysecertificaten grondwater 7 Analysecertificaten waterbodem 8 Analysecertificaten asbest 9 Analysecertificaten asfalt 10 Botova toets grond T12 11 Botova toets grondwater T13 12 Botova toets waterbodem T1(A), T3 (B), T5 (C) en T6 (D) Blad 4 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

5 VN blad 5 1 Inleiding In opdracht van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier te Heerhugowaard heeft Raadgevend Ingenieursbureau Wiertsema & Partners bv een asfaltonderzoek, een verkennend milieukundig (asbest) bodemonderzoek en een verkennend waterbodemonderzoek uitgevoerd bij de Kwadijkerbrug aan de Kwadijkerweg te Kwadijk. 1.1 Aanleiding en doel Het onderzoek wordt uitgevoerd in verband met het vervangen van de bestaande brug. Bodemonderzoek NEN 5740 Het doel van het verkennend bodemonderzoek is aan te tonen dat de grond en/of grondwater redelijkerwijs gesproken geen verontreinigingen bevatten die schadelijk kunnen zijn voor de volksgezondheid en/of milieu in het algemeen en zodoende enige beperking of belemmering kunnen vormen ten aanzien van de voorgenomen nieuwbouw en de daarbij behorende aanvraag van de omgevingsvergunning. Asbestonderzoek NEN 5707/NEN 5897 De doelstelling van het verkennend onderzoek asbest is om met een relatief geringe onderzoeksinspanning na te gaan of de verdenking van verontreiniging van de bodem met asbest terecht is. Waterbodemonderzoek NEN 5720 Het doel van het verkennend waterbodemonderzoek is het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de waterbodem in het kader van voorgenomen baggerwerkzaamheden. Asfaltonderzoek CROW publicatie 210 Het doel van het asfaltonderzoek is het indicatief kwalitatief bepalen van de teerhoudendheid van het asfalt. 1.2 Kwaliteitswaarborging Het onderzoek is verricht onder ons kwaliteitssysteem NEN-EN-ISO-9001 en ons milieumanagementsysteem NEN-EN-ISO Wiertsema & Partners is in het bezit van een VGM-beheersysteem VCA**. De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd conform de eisen, zoals beschreven in de BRL SIKB 2000 (Veldwerk voor milieuhygiënisch bodemonderzoek), en de daarbij behorende protocollen (2001, 2002 en 2018). Wiertsema & Partners is gecertificeerd volgens dit procescertificaat. Dit rapport draagt daarom het keurmerk Kwaliteitswaarborg bodembeheer SIKB. Conform de BRL SIKB 2000 maken wij u erop attent dat er geen juridische verbintenis bestaat tussen Wiertsema & Partners en de opdrachtgever/eigenaar, zijnde degene die een persoonlijk of Blad 5 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

6 VN blad 6 zakelijk recht heeft op de bodem, grond, bagger of bouwstof. 1.3 Betrouwbaarheid en garanties Het bodemonderzoek is uitgevoerd door het steekproefsgewijs bemonsteren van (verdachte) bodemlagen. Het onderzoek is gebaseerd op de beschikbare gegevens uit het vooronderzoek. Hiermee wordt beoogd dat de resultaten van de steekproef zo representatief mogelijk zijn voor de hele locatie. Door het volgen van methodiek wordt de kans op afwijkingen ten opzichte van de resultaten van het bodemonderzoek gereduceerd en worden de resultaten betrouwbaar geacht. Wiertsema & Partners accepteert op voorhand geen aansprakelijkheid ten aanzien van mogelijke beslissingen die de opdrachtgever naar aanleiding van het door Wiertsema & Partners uitgevoerde onderzoek neemt. In een voorkomend geval adviseren wij u altijd contact op te nemen met ons bureau. In dit kader kan ook worden opgemerkt dat de voor het historisch onderzoek geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Voor het verkrijgen van historische informatie is Wiertsema & Partners wel afhankelijk van deze bronnen, waardoor Wiertsema & Partners niet kan instaan voor de juistheid en volledigheid van de verzamelde historische informatie. 1.4 Toepassing grond Het bodemonderzoek geeft inzicht in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in het kader van het huidige gebruik en/of de bestemming van de onderzochte locatie. Indien echter de grond van de locatie wordt afgevoerd voor toepassing elders, volstaan de resultaten van het verrichte bodemonderzoek mogelijk niet. Afhankelijk van de omvang van de af te voeren partij(en) grond en de eisen die door de acceptant of het bevoegd gezag ter plaatse van de nieuwe toepassingslocatie worden gesteld (bijvoorbeeld de aanwezigheid van een bodemkwaliteitskaart met bijbehorend bodembeheerplan), dient de grond eventueel nog conform de richtlijnen van het Besluit Bodemkwaliteit te worden onderzocht. 1.5 Leeswijzer Na de inleiding in dit eerste hoofdstuk volgen in het tweede hoofdstuk de locatiegegevens en de resultaten van het (historisch) vooronderzoek. Vervolgens staan in hoofdstuk 3 de onderzoeksopzet en de resultaten van het veldwerk. Hoofdstuk 4 gaat in op het toetsingskader grond, grondwater en asfalt. In hoofdstuk 5 worden de onderzoeksresultaten van de grond, het grondwater en asfalt behandeld. Hoofdstuk 6 betreft het toetstingskader waterbodem. Tevens worden in dit hoofdstuk de resultaten besproken. De afwijkingen op de NEN of de BRL komen aan bod in hoofdstuk 7. Tot slot staan in hoofdstuk 8 de conclusies en aanbevelingen. In de bijlagen zijn foto s, kaartmateriaal, boorbeschrijvingen, analysecertificaten en toetsingstabellen opgenomen. Blad 6 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

7 VN blad 7 2 Locatiegegevens en vooronderzoek 2.1 Locatiegegevens Het onderzochte terrein is gelegen aan de Kwadijk. De ligging van de locatie is aangegeven in figuur 1. Figuur 1: ligging locatie (bron: Google Earth) Blad 7 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

8 VN blad 8 Het perceel ligt in de gemeente Zeevang en is kadastraal bekend onder sectie C nummer 343. In bijlage 1 is de kadastrale kaart opgenomen. Dit is de situatie zoals deze tot 7 november 2014 in het kadaster is weergegeven. De coördinaten van de locatie volgens de Rijksdriehoeksmeting zijn X: 128,45 en Y: 503,90. De oppervlakte van de onderzochte locatie is ± 230 m 2. Op het onderzochte terreindeel bevindt zich een brug die zal worden vervangen. Twee foto s van de locatie zijn opgenomen in bijlage Vooronderzoek Voorafgaand aan de uitvoering van de veldwerkzaamheden is een standaard vooronderzoek uitgevoerd conform de NEN 5725 (Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek uit verkennend en nader onderzoek). In het vooronderzoek zijn het onderzochte perceel en de belendende percelen betrokken. Hiervoor zijn de volgende bronnen geraadpleegd: Milieudienst Waterland kadaster. Via de milieudienst Waterland is de onderstaande informatie verstrekt. Bij de gemeente is geen waterbodemonderzoek bekend. In 2002 is ter plaatse van het brugwachtershuis een bodemonderzoek gedaan waarbij de bovengrond is onderzocht. daarbij zijn maximaal licht verhoogde gehaltes aangetroffen. Op het perceel Kwadijk 167 is in 2008 een bodemonderzoek uitgevoerd (Grondslag, 6517, d.d ). Uit dit onderzoek blijkt dat ter plaatse in de grond en grondwater een verontreiniging met minerale olie aanwezig is met een omvang van respectievelijk 48 m 3 en 250 m 3. Blad 8 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

9 VN blad 9 3 Veldonderzoek 3.1 Hypothese en opzet Door het vooronderzoek kan worden gesteld dat potentieel verontreinigende activiteiten en bronnen op het terrein ontbreken. Wij veronderstellen dat de (water)bodem niet is verontreinigd. Het terrein wordt als onverdacht beschouwd. Het perceel is als onverdacht te beschouwen voor wat betreft het voorkomen van asbest in en/of op de bodem. Bodemonderzoek NEN 5740 Het onderzoek wordt uitgevoerd op basis van de strategie ONV (voor een onverdachte locatie) uit de NEN 5740 (Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek). Het aantal boringen en peilbuizen wordt bepaald op basis van de strategie in combinatie met het oppervlak van het terrein. Het vooronderzoek wordt verricht conform de NEN Asbestonderzoek NEN 5707/NEN 5897 Het verkennend onderzoek asbest bestaat uit een visuele inspectie van het maaiveld en de opgeboorde grond uit de actuele contactzone. De visuele inspectie heeft tot doel de onderzoekshypothese te verifiëren en zo mogelijk de locatie in deellocaties in te delen. Het opdelen in deellocaties wordt gebaseerd op de ruimtelijke verdeling van aan het maaiveld voorkomend asbestverdacht materiaal. Tijdens het verkennend onderzoek asbest worden op onverdachte locaties geen analyses op asbest voorgeschreven. De conclusie dat in en/of op een locatie geen asbest is aangetoond kan echter pas worden getrokken wanneer visueel geen asbestverdacht materiaal wordt waargenomen en wanneer bij de analyse van grondmonsters geen analytisch aantoonbaar gehalte aan asbest wordt gevonden. Om deze reden is voor het onderhavige bodemonderzoek een asbestanalyse uitgevoerd. Waterbodemonderzoek NEN 5720 Het waterbodemonderzoek wordt uitgevoerd op basis van de strategie overig water, niet lintvormig met een normale onderzoeksinspanning (ONLN). Het vooronderzoek wordt verricht conform de NEN Asfaltonderzoek conform de CROW publicatie 210 Van de asfaltkernen worden de verschillende lagen opgemeten en de soorten asfalt benoemd. Vervolgens wordt het asfalt, door middel van PAK-detectoronderzoek, indicatief kwalitatief onderzocht op de aanwezigheid van teerhoudende lagen. Blad 9 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

10 VN blad Veldwerk In de onderstaande tabel zijn de werkzaamheden vermeld die voor de bovengenoemde onderzoeken zijn verricht: Tabel 3.1: Veldwerkzaamheden Onderdeel Veldwerkzaamheden onderzoek 0,5 m- mv 2,0 m- mv Peilbuis Slibmonsters asfaltboringen Brug B-2 en B-4 B-3 B-1 Waterbodem SB-5 t/m SB-10 Asfalt B-3 (in combinatie) De boorlocaties zijn aangegeven op de situatietekening in bijlage 3. Er was geen neerslag en het zich bedroeg meer dan 50 meter. Ter plaatse van boring B-3 is meer dan 20 % aan puin aangetroffen en dient formeel de NEN 5897 te worden gevolgd. Omdat de te verrichten werkzaamheden overeenkomen met de onderzoeksopzet van onderhavig onderzoek is dit niet van invloed op de resultaten. De uitvoering van de boringen, het nemen van de grond-, grondwater-, slib- en puinmonsters en de conservering zijn verricht conform de BRL 2000 en de VKB protocollen 2001, 2002, 2003 en Het veldwerk is uitgevoerd op 24 november Het grondwater is bemonsterd op 1 december Het veldwerk en het uitzetten van de boringen is uitgevoerd door een gekwalificeerde medewerker van ons bureau, de heer F. te Rietstap. De uitgeboorde grond is beschreven volgens de NEN De kenmerken zijn beschreven conform de NEN Iedere bodemlaag is apart bemonsterd. Van iedere 50 cm is minimaal één grondmonster genomen. Tijdens de boor- en bemonsteringswerkzaamheden is het bodemmateriaal zowel lithologisch als visueel onderzocht. Bij het lithologisch onderzoek worden de grondsoorten geclassificeerd. Bij het visuele onderzoek worden waarneembare afwijkingen ten aanzien van kleur en geur van het bodemmateriaal beschreven. De boorbeschrijvingen zijn weergegeven in bijlage 4. De weergegeven x- en y-coördinaten in de boorstaten zijn met een hand GPS ingemeten. Dit kan een afwijking van enkele meters geven. Om deze reden moet de situatietekening in bijlage 3 met hierop de aangegeven boorlocaties als leidend worden beschouwd. Blad 10 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

11 VN blad 11 Het uitkomende materiaal wordt visueel geïnspecteerd op de aanwezigheid van asbestverdachte materialen. Bij het aantreffen van asbestverdachte materialen worden deze materialen eventueel geanalyseerd conform de NEN Afhankelijk van de visuele waarnemingen worden mengmonsters samengesteld van de fijne en/of grove fractie voor een kwantitatieve analyse. 3.3 Veldwaarnemingen In tabel 3.2 zijn de visuele bijmengingen of afwijkingen van het bodemmateriaal opgenomen. Tabel 3.2: Visuele waarnemingen. Terreindeel Boring Traject (m- maaiveld/ Zintuiglijke waarnemingen m- waterbodem) Brug B Sporen puin B > 0.5 Zwak puinhoudend Boring gestaakt op puin B Volledige slakken (funderingslaag) Sporen puin B > 0.5 Zwak puinhoudend Boring gestaakt op puin Waterbodem B Zwak puinhoudend B Zwak puinhoudend B Zwak puinhoudend B Zwak puinhoudend B Zwak puinhoudend B Zwak puinhoudend Tijdens het veldonderzoek is ook gelet op de aanwezigheid van asbestverdachte materialen. Op het onverharde maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn tijdens het veldwerk geen asbestverdachte materialen waargenomen. Voor het overige deel van de locatie is maaiveldinspectie niet van toepassing, omdat het maaiveld verhard is asfalt en klinkers. Per proefgat is het uitkomende materiaal uitgespreid in lagen van ca. 5 cm dik. Per proefgat is, indien aanwezig, vervolgens het grove puin verwijderd. In de grove fractie zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Van elk proefgat is een boorbeschrijving gemaakt. Deze boorbeschrijvingen zijn opgenomen in bijlage 4. Vervolgens is al het uitkomende materiaal gezeefd over een zeef 16 mm. Bij de zeving is geen asbestverdacht materiaal (> 16 mm) aangetroffen. Blad 11 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

12 VN blad Laboratoriumonderzoek Op basis van de bodemopbouw en zintuiglijke waarnemingen zijn monsters geselecteerd voor analyse. De mengmonsters zijn samengesteld in het laboratorium. De grond- en watermonsters zijn (voor)behandeld middels de AS3000 methode. De (waterbodem)monsters zijn geanalyseerd op het standaard stoffenpakket uit de NEN 5740 en de NEN Voor grond bestaat het pakket uit de parameters: lutum, organische stof, barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink, PAK (10 VROM), PCB s en minerale olie (STAP 1). Voor grondwater bestaat het pakket (STAP W) uit de parameters: barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink, vluchtige aromaten (BTEX), styreen (vinylbenzeen), naftaleen, (vluchtige) halogeen koolwaterstoffen en minerale olie. Voor de waterbodem bestaat het pakket (STAP S) uit de parameters: organische stof, lutum, barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink, PAK (10 VROM), PCB s en OCB s en minerale olie. De resultaten uit het vooronderzoek en de zintuiglijke waarnemingen geven geen aanleiding om het standaard NEN-analysepakket voor grond en grondwater uit te breiden. Op basis van de visuele waarnemingen tijdens de veldwerkzaamheden is een mengmonster van de fijne fractie samengesteld. Het mengmonster van de fijne fractie is ter analyse aangeboden. Het mengmonster is kwantitatief onderzocht op het voorkomen van asbest. In tabel 3.3A staan de geanalyseerde (water)bodemmonsters weergegeven. In tabel 3.4 staat het geanalyseerde watermonster vermeld. Tabel 3.3A: Samenstelling grond(meng)monster(s) en waterbodemmonster. Terreindeel (Meng)- monster Monstercode Boring Traject (m- maaiveld/ Zintuiglijke afwijking Analyse (pakket) m- waterbodem) Brug MM B Sporen puin Stap 1 B MM B Zwak Stap 1 B puinhoudend M asbest B Slakken Asbest kwantitatief Blad 12 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

13 VN blad 13 Tabel 3.3B: Samenstelling grond(meng)monster(s) en waterbodemmonster. Terrei-deel (Meng)- monster Monstercode Boring Traject (m- maaiveld/ m- waterbodem) Zintuiglijke afwijking Waterbodem MM SB Zwak waterbodem SB puinhoudend SB SB SB SB Analyse (pakket) Stap S Tabel 3.4: Grondwatermonster. Peilbuis Filtertraject Monstercode Analyse(pakket) (m- maaiveld) B STAP W In de onderstaande tabel 3.5 zijn de geselecteerde asfaltkernen weergegeven. Van iedere kern is de laagdikte bepaald en zijn analyses verricht m.b.v. een PAK-marker. Tabel 3.5: Asfaltkernen. Boring Monstercode Analyse B PAK marker De grondmonsters, waterbodemmonsters en het grondwatermonster zijn in het laboratorium van Waterproef te Edam geanalyseerd. De resultaten van dit chemisch onderzoek zijn in bijlage 5, 6 en 7 opgenomen. De asbestanalyses zijn geanalyseerd in het laboratorium van RPS analyse b.v. in Breda. De resultaten van dit chemisch onderzoek zijn in bijlage 8 opgenomen. De asfaltkernen zijn geanalyseerd in het laboratorium van Omegam Laboratoria te Amsterdam. De resultaten van dit chemisch onderzoek zijn in bijlage 9 opgenomen. Blad 13 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

14 VN blad 14 4 Toetsingskaders grond, grondwater en asfalt 4.1 Toetsing in het kader van de Wet Bodembescherming Met de inwerkingtreding van het Besluit- en de Regelgeving bodemkwaliteit is binnen de Wet bodembescherming sprake van de zogenaamde achtergrondwaarde (AW-waarde) en interventiewaarde (I-waarde). Hiernaast is uit deze waarden een tussenwaarde afgeleid, die wordt gedefinieerd als (AW + I)/2. In principe heeft de tussenwaarde in de Wbb geen status en wordt er niet aan de tussenwaarde getoetst, echter de tussenwaarde geeft het concentratieniveau aan waarboven onder bepaalde omstandigheden risico s voor mens en milieu aanwezig kunnen zijn. De tussenwaarde is zodoende een trigger voor nader onderzoek. De genoemde toetsingswaarden zijn wettelijk vastgesteld voor een zogenaamde standaard bodem en worden per te onderscheiden grondsoort gecorrigeerd op basis van het percentage lutum (deeltjes kleiner dan 2 µm) en organische stof. De achtergrondwaarden geven het concentratieniveau aan waaronder sprake is van een duurzame bodemkwaliteit. Indien de achtergrondwaarde wordt overschreden, anders dan vanwege natuurlijke oorzaken, is er sprake van een bodemverontreiniging. De interventiewaarden geven het concentratieniveau aan waarboven, afhankelijk van de omvang van de verontreiniging, sprake kan zijn van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Binnen het kader van de Wet Bodembescherming is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging indien de gemiddelde concentratie in 25 m 3 grond of in 100 m 3 grondwater (bodemvolume) de interventiewaarde overschrijdt. Als er sprake blijkt te zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging dan dient, op grond van artikel 37 Wbb, vastgesteld te worden of de verontreiniging onaanvaardbare risico s oplevert voor mens, ecosysteem, oppervlaktewater of grondwater. Indien sprake blijkt van een onaanvaardbaar risico dient de sanering met spoed te worden uitgevoerd. Indien de bodem op een locatie is verontreinigd, maar het betreft geen geval van ernstige verontreiniging, hoeft niet te worden bepaald of er (met spoed) dient te worden gesaneerd. Verbeteren van de bodemkwaliteit kan niet worden voorgeschreven op grond van de regels voor bodemsanering, omdat ter plaatse geen sprake is van een (potentieel) risico dat een dergelijke verplichting rechtvaardigt. Dit geldt niet indien sprake is van een nieuw geval van bodemverontreiniging Nieuw geval van bodemverontreiniging Een bodemverontreiniging die is ontstaan op of na 1 januari 1987 wordt een nieuw geval van bodemverontreiniging genoemd, ongeacht de aangetroffen gehaltes en het volume. Blad 14 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

15 VN blad 15 Zorgplicht Op nieuwe gevallen van bodemverontreiniging is de zorgplicht van toepassing (artikel 13 Wbb). Indien er sprake is van een geval van bodemverontreiniging, ontstaan op of na 1 januari 1987 waarvoor een veroorzaker is aan te spreken gaat artikel 27 Wbb (en daarmee de zorgplicht van artikel 13 Wbb) vóór artikel 28 Wbb. Voor bodemverontreiniging met asbest ligt de toepassing van de zorgplicht genuanceerder. De zorgplicht is gebaseerd op het principe wat schoon is, schoon houden en wat vies is, niet verder verontreinigen. Het zorgplichtbeginsel verplicht degene die handelingen verricht waardoor de bodem kan worden verontreinigd of aangetast, alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de bodem te saneren en de directe gevolgen te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken. Een algemeen zorgplichtbeginsel voor het milieu is ook vastgelegd in artikel 1.1a Wm. Opgemerkt wordt dat het volumecriterium voor een bodemverontreiniging met asbest niet van toepassing is bij het vaststellen van de ernst. Bij asbestgehalten in (water)bodem, grond en baggerspecie boven de interventiewaarde wordt alleen gesproken over verontreiniging Toetsingscriteria grond Om de mate van verontreiniging van de bodem te kunnen beoordelen, zijn de chemische analyseresultaten van de grondmonsters getoetst aan de richtlijnen die zijn opgesteld door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. De resultaten zijn getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld in de Circulaire Bodemsanering per 1 juli 2013, Staatcourant 27 juni 2013, Nr Bij de toetsingswaarden wordt onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde achtergrond- en interventiewaarde: Achtergrondwaarde = Achtergrondwaarde + = Interventiewaarde) / 2) Generieke achtergrondwaarde voor een schone, multifunctionele bodem Toetsingswaarde voor (nader) onderzoek Interventiewaarde = Interventiewaarde voor sanering (en/of saneringsonderzoek) Toetsingscriteria grondwater Om de mate van verontreiniging van de bodem te kunnen beoordelen, zijn de chemische analyseresultaten van de grondwatermonsters getoetst aan de richtlijnen die zijn opgesteld door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. De toetsingswaarden zijn overgenomen uit de Circulaire Bodemsanering per 1 juli 2013, Staatcourant 27 juni 2013, Nr Bij de toetsingswaarden wordt onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde streef- en interventiewaarde: Blad 15 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

16 VN blad 16 Streefwaarde = Streefwaarde voor een schone, multifunctionele bodem Streefwaarde + = Toetsingswaarde voor (nader) onderzoek Interventiewaarde) / 2 Interventiewaarde = Interventiewaarde voor sanering (en/of saneringsonderzoek) Toetsingscriteria asbest Voor bodem bedraagt de bepalingsgrens circa 2 mg asbest per kg grond, bij analyse van 9 kg monstermateriaal. Ook wanneer een kleiner monstervolume wordt verzameld, moet deze bepalingsgrens worden gerealiseerd. Dit betekent dat, indien geen gehalten boven de bepalingsgrens worden aangetroffen, kan worden geconcludeerd dat in en/of op de locatie geen asbest is aangetoond. Indien gehalten boven de bepalingsgrens worden aangetroffen is de locatie asbestverdacht en zal het nader onderzoek gericht op het vaststellen van de omvang van de verontreiniging te worden uitgevoerd. Voor puinpaden, grond met meer dan 20 % puin of met puin verharde erven geldt het onderstaande: Indien per deellocatie of deelpartij in het geïnspecteerde oppervlak en de geïnspecteerde gaten respectievelijk sleuven het gehalte aan asbest (meetwaarde) kleiner is van 0,1 * de grenswaarde (= 10 mg/kg ds) is verder onderzoek niet noodzakelijk. Indien per deellocatie of deelpartij in het geïnspecteerde oppervlak en in alle geïnspecteerde gaten respectievelijk sleuven een gehalte van meer dan 2 * de grenswaarde (= 200 mg/kg ds) wordt vastgesteld is verder onderzoek niet noodzakelijk wen wordt aangenomen dat de desbetreffende grenswaarde met zekerheid is overschreden. Indien tussenliggende waarden worden gevonden moet nader onderzoek worden uitgevoerd Toetsingscriteria asfalt In het algemeen kan worden gesteld dat de grens voor warm of koud hergebruik van asfalt, volgens het Bouwstoffenbesluit 75 mg/kg ds Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK s) is. Deze 75 mg/kg ds is een sommatie van de 10 belangrijkste PAK s, die potentieel kankerverwekkend zijn. Deze som wordt ook wel de 10-PAK of PAK(10) genoemd. Beneden deze grens mag asfaltgranulaat vrij hergebruikt worden, d.w.z. warm hergebruik of (on)gebonden in een fundering zonder Isolerende, Beheersende en Controlerende (IBC) maatregelen. Blad 16 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

17 VN blad 17 Bij het vaststellen van de hoeveelheid teerverontreiniging in de asfaltkern is de volgende analysemethode gebruikt: PAK-detector, de detectiegrens ligt op circa 250 mg/kg ds 10 PAK. Met behulp van deze methode kunnen lagen met een 10-PAK-gehalte kleiner en groter dan 250 mg/kg ds worden aangetoond. Met deze methode kan niet worden aangetoond dat in de kern geen PAK s aanwezig zijn. Opgemerkt dient te worden dat een 10-PAK-concentratie van meer dan 2500 mg/kg ds tot veiligheidsmaatregelen zullen leiden, die niet meer passen binnen de gebruikelijke GWW werkzaamheden. Toepassing van dit asfaltgranulaat wordt dan ook uit ARBO-overwegingen ontraden. 4.2 Besluit bodemkwaliteit Ter bepaling van de toepasbaarheid van de grond buiten de huidige onderzoekslocatie zijn de resultaten indicatief getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit (generieke kader). Er is geen partijkeuring conform het Besluit bodemkwaliteit (AP04) uitgevoerd. Aan de resultaten van deze indicatieve toetsing kunnen niet dezelfde rechten worden ontleend als aan een partijkeuring die wel conform het besluit is uitgevoerd. 4.3 Generiek toetsingskader landbodems Besluit bodemkwal iteit Met ingang van 1 juli 2008 zijn het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit van toepassing. Binnen de genoemde wetgeving zal worden gewerkt met een klasse-indeling voor de functie en de kwaliteit van de bodem. De bodemfunctieklasse beschrijft (op hoofdlijnen) het gebruik van de bodem in een gebied. De bodemkwaliteitsklasse geeft een maat voor de kwaliteit van de (ontvangende) bodem. Aan de bodemfunctieklassen en de bodemkwaliteitsklassen zijn dezelfde normen gekoppeld: de achtergrondwaarden; de maximale waarden voor de klasse wonen; de maximale waarden voor de klasse industrie. Blad 17 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

18 VN blad 18 In de onderstaande figuur 2 is de generieke normstelling schematisch weergegeven. Achtergrondwaarden Maximale Waarden Klasse wonen Maximale Waarden klasse Industrie (interventiewaarden) Klasse landbouw/natuur Klasse wonen Klasse industrie Klasse niet toepasbaar ½ (Achtergrondwaarde + Interventiewaarde Figuur 2: generieke normstelling vaststelling bodemkwaliteit In de onderstaande tabel 4.1 is op basis van de gemeten concentraties weergegeven in welke kwaliteitsklassen de bodem wordt ingedeeld Tabel 4.1: indeling kwaliteitsklasse gerelateerd aan de gemeten concentraties Klasse Klasse landbouw/natuur concentratie onder of gelijk aan de Achtergrondwaarden. Klasse wonen concentratie boven de Achtergrondwaarden maar onder of gelijk aan de Maximale Waarden klasse wonen 1 Klasse industrie concentratie boven de Maximale Waarden klasse wonen maar onder of gelijk aan de Maximale Waarden klasse industrie Klasse niet toepasbaar concentratie boven de Maximale Waarden klasse industrie of interventiewaarde, 1 Bij onderzoek op de parameters in het standaard grondpakket (12 parameters) mag de maximale waarde klasse wonen ten aanzien van 2 parameters overschreden worden. Deze overschrijdingen bedragen ten hoogste de maximale waarde voor de klasse wonen voor de betreffende parameter, vermeerderd met de daarvoor geldende achtergrondwaarde. Deze somwaarde mag de maximale waarde klasse industrie niet overschrijden. Indien meerdere parameters worden meengenomen in het onderzoek zijn ook meer overschrijdingen toegestaan: bij meting van minimaal 16 parameters 3 overschrijdingen, bij minimaal 27 parameters 4 overschrijdingen en bij minimaal 37 parameters 5 overschrijdingen. Voor grondwater blijkt het systeem van de streef-, tussen- en interventiewaarden ongewijzigd ten opzichte van de Wet bodembescherming (Wbb). Blad 18 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

19 VN blad BoToVa module Toetsing van analyseresultaten aan de bodemnormen vormt één van de meest essentiële schakels in de beoordeling van de (water)bodem en toe te passen grond, bagger en bouwstoffen. Vanaf 1 november 2013 zijn er wijzigingen opgetreden in de toetsing aan de bodemnormen. De Bodem Toets en Validatieservice (BoToVa) zorgt vanaf 1 november 2013 voor meer uniformiteit in het toetsen aan bodemnormen. De analyseresultaten zijn gestandaardiseerd met de webapplicatie BoToVa en middels 2 toetsingen beoordeeld. De toetsingen zijn beschikbaar gesteld door Alcontrol Laboratories en betreffen achtereenvolgens: T12 BoToVa toets Beoordeling kwaliteit grond volgens WBB; T13 BoToVa toets Beoordeling kwaliteit grondwater volgens WBB; BoToVa corrigeert in principe het gemeten gehalte (= analyseresultaat) aan de hand van het lutum- en organisch stofpercentage naar een standaardbodem ( gestandaardiseerd gehalte ). De gehalten worden vervolgens getoetst aan de normwaarden opgenomen in de Regeling Bodemkwaliteit. Barium De normen voor barium in grond en bagger zijn ingetrokken. Gebleken is dat de interventiewaarde voor barium lager kan zijn dan het gehalte dat van nature in de bodem kan voorkomen. Indien er sprake is van verhoogde bariumgehalten ten opzichte van de natuurlijke achtergrond als gevolg van een antropogene bron, kan dit gehalte door het bevoegd gezag worden beoordeeld op basis van de voormalige interventiewaarde voor barium van 625 mg/kg d.s. in de waterbodem en de interventiewaarde voor landbodem van 920 mg/kg. Barium hoeft dus alleen te worden getoetst als er vanwege antropogene activiteiten verhoogde bariumgehalten kunnen worden aangetroffen ten opzichte van de toetsingswaarde. Omdat dit in de praktijk slechts incidenteel voorkomt, is ervoor gekozen om de toetsing van barium niet in BoToVa op te nemen. Op deze manier bestaat er geen verwarring bij een toetsing op barium indien dit niet is veroorzaakt door antropogene activiteiten. Blad 19 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

20 VN blad 20 5 Onderzoeksresultaten grond en grondwater 5.1 Bodemopbouw en grondwatergegevens De bodem aan de zuidzijde van de brug bestaat tot de maximaal verkende diepte van 5,2 m- maaiveld uit veen en klei. De bodem aan de noordzijde van de brug bestaat tot de maximaal verkende diepte van 0,5 m- maaiveld uit matig fijn zand. Beide boringen aan de noordzijde zijn op 0,5 m- maaiveld gestaakt op puin. In de boorstaten in bijlage 4 wordt per boring de exacte bodemopbouw beschreven. Een legenda van de boorstaten is eveneens opgenomen in bijlage 5. Het organisch stofgehalte en het lutumgehalte staan vermeld in bijlage 5 en 10. De grondwaterstand, de ph, het geleidingsvermogen en de troebelheid van het grondwater zijn opgenomen in tabel 5.1. De aangetoonde waarden kunnen als normaal voor de omgeving worden beschouwd en geven geen aanleiding tot nader onderzoek. De grondwaterstand is een éénmalige opname en bedoeld als oriënterend gegeven. De grondwaterstand kan fluctueren. In het bemonsterde grondwater uit de peilbuis is een verhoogde troebelheid (> 10 NTU) vastgesteld. Een verhoogde troebelheid kan in sommige gevallen leiden tot een overschatting van de gehalten aan organische parameters in het grondwater. Bij het voorliggende onderzoek overschrijden de gehalten van geen enkele organische parameter de betreffende ½ S+I- waarde. De eventuele overschatting van de gehalten als gevolg van een verhoogde troebelheid heeft geen gevolgen voor de interpretatie van de onderzoeksgegevens en de conclusies van dit rapport. Aanvullend onderzoek naar de verhoogde troebelheid is daarom niet uitgevoerd. Tabel 5.1: Gegevens grondwater. Peilbuis Filterstelling (m- maaiveld) Grondwater-stand (m- maaiveld) ph Geleidingsvermogen EC (µs/cm) Troebelheid (NTU) B ,76* 7, ,14 * bij bemonstering was de grondwaterstand 1,76 m- maaiveld. Er is een gereduceerde zone te herkennen aan de blauw/grijze kleur van de kleilaag. Hierna volgt tot 4,2 m- maaiveld droog veen. Om deze reden is de grondwaterstand lastig te bepalen en is een filter dieper dan 1,5 m- maaiveld geplaatst. Blad 20 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

21 VN blad Resultaten De resultaten van de chemische analyses grond en grondwater, zoals gegeven in bijlage 6 en 7, zijn vergeleken met de toetsingswaarden. De toetsing is weergegeven 11 en Toetsingsresultaten grond De volgende terminologie of betekenis van tekens en afkortingen worden in dit rapport gehanteerd met betrekking tot de mate van verontreiniging of verhoging van gehaltes. niet verontreinigd/verhoogd gehalte beneden de achtergrondwaarde of detectiegrens licht verontreinigd/verhoogd gehalte tussen de achtergrond- en ½ AW+I * matig verontreinigd/verhoogd gehalte tussen de ½ AW+I en interventiewaarde ** sterk verontreinigd/verhoogd gehalte hoger dan de interventiewaarde *** De analyseresultaten van de grondmonsters zijn weergegeven in tabel 5.2. Uit de toetsing volgt dat in mengmonster MM 1 licht verhoogde gehaltes lood, nikkel, kwik, zink, PAK en minerale olie zijn vastgesteld. In monster MM 2 zijn de parameters lood, zink, PAK en minerale olie licht verhoogd aangetoond. De gehaltes van de overige gemeten parameters in de bovengenoemde monsters liggen beneden de achtergrondwaarden of de detectiegrens. Tabel 5.2: Analyseresultaten grond(meng)monsters brug. Mengmonster Monstercode Boring Traject (mmaaiveld) Zintuiglijke afwijking MM B Sporen puin B MM B Zwak B puinhoudend *AW = achtergrondwaarde I = interventiewaarde - = geen verhoogde gehaltes aangetoond > AW* >1/2 AW+I lood, nikkel, kwik, zink, PAK, minerale olie lood, zink, PAK, minerale olie >I* Blad 21 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

22 VN blad Toetsingsresultaten grondwater De volgende terminologie of betekenis van tekens en afkortingen worden in dit rapport gehanteerd met betrekking tot de mate van verontreiniging of verhoging van gehaltes. niet verontreinigd/verhoogd gehalte beneden de achtergrondwaarde of detectiegrens licht verontreinigd/verhoogd gehalte tussen de achtergrond- en ½ S+I waarde * matig verontreinigd/verhoogd gehalte tussen de 1/2S+I- en interventiewaarde ** sterk verontreinigd/verhoogd gehalte hoger dan de interventiewaarde *** De analyseresultaten van het grondwatermonster staat weergegeven in tabel 5.3. Uit de toetsing volgt dat in het grondwater van peilbuis B-1 een licht verhoogd gehalte nikkel is aangetoond. De gehaltes van de overige gemeten parameters in het grondwater liggen beneden de streefwaarden of de detectiegrens. Tabel 5.3: Analyseresultaten grondwatermonster. Peilbuis Filtertraject Monstercode Zintuiglijke > SW* >1/2 SW+I >I* (mmaaiveld) Afwijking B Geen Nikkel *SW = streefwaarde I = interventiewaarde - = geen verhoogde gehaltes aangetoond Toetsingsresultaten asbestmonsters Het totale asbestgehalte in de grond/puin wordt bepaald door de aanwezigheid van de grove fractie (> 16 mm) en de fijne fractie (<16 mm). Deze gehalten dienen daarom bij elkaar te worden opgeteld. Hiervoor dienen de asbestconcentraties in de materiaalmonsters van de grove fractie te worden omgerekend naar een asbestgehalte in de grond (mg/kg ds gewogen). In het proefgat B-3 (slakkenlaag m- maaiveld) is in het monster van de fijne fractie geen asbest boven de bepalingsgrens aangetoond Toetsingsresultaten asfaltmonsters Uit de analyses blijkt dat in de gehele asfaltkern van boring B-3 een PAK gehalte < 250 mg/kg PAK is gemeten. Blad 22 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

23 VN blad 23 6 Toetsingskaders waterbodem 6.1 Generiek toetsingskader waterbodems besluit bodemkwaliteit De milieuhygiënische kwaliteit van de waterbodem wordt, op basis van een uitgevoerde toetsing, ingedeeld in de klassen beschreven in het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Achtereenvolgens zijn dit de klasse Vrij Toepasbaar (VT), klasse A, klasse B en de klasse Nooit Toepasbaar (NT). De klasseindeling geeft een maat voor de kwaliteit van een partij toe te passen grond of baggerspecie en voor de ontvangende waterbodem. Voorafgaand aan de toetsing dienen, aan de hand van het lutum- en organisch stofpercentage, de gemeten waarden gestandaardiseerd te worden. Op basis van de voor een standaard-bodem (met 10 % organische stof en 25 % lutum) geldende concentraties kan vervolgens toetsing plaatsvinden. De uitkomsten van de uitgevoerde toetsing worden gepresenteerd in de vorm van een klasse-indeling (tabel 5.1). Het doel van deze klasse-indeling is het bepalen van de toepassingsmogelijkheden van de vrijkomende baggerspecie. Bij het toepassen van grond of baggerspecie in oppervlaktewater wordt alleen getoetst aan de actuele kwaliteit van de ontvangende waterbodem. Tabel 5.1: klasse-indeling waterbodemmonsters Klasse Ondergrens (exclusief) Bovengrens (inclusief) VT -- AW A AW 2000 HVN Rijntakken 2 B HVN Rijntakken Interventiewaarde waterbodem 3 NT Interventiewaarde waterbodem De achtergrondwaarden (AW 2000) vormen de altijd-grens voor de vrije toepassing van grond en bagger in de waterbodems. HNV Rijntakken (Maximale Waarde klasse A) is de tussengrens tussen de achtergrondwaarde en interventiewaarde. Middels deze grens wordt onderscheid gemaakt tussen recent ontstane, relatief schone bagger/waterbodem (klasse A) en ouder, meer verontreinigd materiaal (klasse B). Hierdoor is het stand-still principe bij baggerverzet gewaarborgd. De interventiewaarde waterbodem (Maximale waarde klasse B) vormt de bovengrens voor het toepassen van bagger in waterbodems in het generieke toetsingskader. Voor het toepassen van grond in waterbodems is de Maximale Waarde Industrie als bovengrens gesteld. Hiermee wordt voorkomen dat grond die op de landbodems niet kan worden toegepast, vervolgens in de waterbodems wordt toegepast. Blad 23 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

24 VN blad 24 In het generieke kader kan een partij grond of baggerspecie in oppervlaktewater worden toegepast wanneer de kwaliteitsklasse van de toe te passen grond of baggerspecie gelijk is aan of schoner dan de kwaliteitsklasse van de ontvangende waterbodem. Indien ter plaatse van een te baggeren traject de achtergrondwaarde (of Herverontreinigingsniveau Rijntakken) voor één of meerdere van de onderzochte parameters wordt overschreden, wordt de baggerspecie ingedeeld in de kwaliteitsklasse A (of B). De baggerspecie is dan toepasbaar wanneer de kwaliteitsklasse van de ontvangende waterbodem gelijk is aan of slechter dan klasse A (of B). Indien ter plaatse van een te baggeren traject voor één of meerdere van de onderzochte parameters de interventiewaarde voor waterbodem wordt overschreden, wordt de baggerspecie ingedeeld in de kwaliteitsklasse NT. Dit impliceert dat de baggerspecie nooit toepasbaar is (in oppervlaktewater). Derhalve dient de baggerspecie te worden afgevoerd naar een baggerspeciedepot. Met de invoering van de Waterwet (Wtw) in december 2009, valt de waterbodem niet langer onder de Wet bodembescherming (Wbb). Eén en ander aangezien de verontreinigingen aanwezig in de waterbodem van een andere aard zijn dan die in de landbodem. Het opnemen van waterbodems in de Waterwet heeft tot gevolg dat op ingrepen in de waterbodem voortaan andere wettelijke kaders van toepassing zijn dan op ingrepen in de landbodem. Voor de komst van de Waterwet gold de Wbb immers voor ingrepen in zowel land- als waterbodem. Het beoordelen van waterbodems wordt onder het regime van de Waterwet uitgevoerd volgens een geheel nieuwe systematiek. De zogenaamde gevalsdefinitie, een contour waarbinnen de omvang van een bodemverontreiniging werd afgeperkt, speelt geen rol meer. Ook beschikkingen over ernst en spoedeisendheid, instemming met het saneringsplan, evaluatieverslag en nazorgplan komen onder de Waterwet niet meer voor. Voor het beoordelen van de effecten van de waterbodemkwaliteit op de chemische en ecologische doelen en op eventuele gebruiksfuncties, wordt voor de planvorming de Handreiking beoordelen waterbodems opgesteld. Het resultaat van de beoordeling wordt in het gebiedsproces, dat wil zeggen het planvormingsproces voor een gebied, gebruikt om af te wegen of een ingreep in de waterbodem de meest efficiënte en maatschappelijk relevante maatregel is om de doelen te bereiken. Als voor een ingreep in de waterbodem wordt gekozen, dan wordt deze ingreep als maatregel opgenomen in het waterplan of het beheerplan van de waterbeheerder. 6.2 Toetsingskader specifiek Toetsing van analyseresultaten aan de bodemnormen vormt één van de meest essentiële schakels in de beoordeling van de (water)bodem en toe te passen grond, bagger en bouwstoffen. Vanaf 1 november 2013 zijn er wijzigingen opgetreden in de toetsing aan de bodemnormen. De Bodem Toets en Validatieservice (BoToVa) zorgt vanaf 1 november 2013 voor meer uniformiteit in het toetsen aan bodemnormen. Blad 24 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

25 VN blad 25 De analyseresultaten zijn gestandaardiseerd met de webapplicatie BoToVa en middels 5 toetsingen beoordeeld (kijken welke van de onderstaande toetsingen van toepassing zijn op het betreffende onderzoek). De toetsingen zijn beschikbaar gesteld door Alcontrol Laboratories en betreffen achtereenvolgens: T1 BoToVa toets beoordeling kwaliteit van grond en bagger bij toepassing op of in de bodem; T3 BoToVa toets beoordeling kwaliteit van bagger en ontvangende bodem bij toepassing in een oppervlaktewaterlichaam; T5 BoToVa toets beoordeling kwaliteit van bagger bij verspreiden op een aangrenzend perceel; T6 BoToVa toets beoordeling kwaliteit van bagger bij verspreiden in een zoet oppervlaktewaterlichaam; BoToVa corrigeert in principe het gemeten gehalte (= analyseresultaat) aan de hand van het lutum- en organisch stofpercentage naar een standaardbodem ( gestandaardiseerd gehalte ). De gehalten worden vervolgens getoetst aan de normwaarden opgenomen in de Regeling Bodemkwaliteit. In bijlage 13 zijn deze getoetste resultaten weergegeven. 6.3 Resultaten De resultaten van de waterbodem zijn getoetst aan de Bbk. Bij deze toetsing is onderscheid gemaakt in toepassen op landbodem en het toepassen in oppervlaktewater. In de onderstaande tabel 5.2 is deze toetsing weergegeven voor toepassen op landbodem Tabel 5.2: overschrijdingstabel waterbodem toetsing gebiedsspecifieke toepassingseisen Mengmonster Structuur en afwijkingen Landbodem Beoordeling kwaliteit van bagger Klasse overschrijdende parameters Beoordeling kwaliteit van bagger bij Klasse overschrijdende parameters bij toepassing op of in de bodem (T1) verspreiden op een aangrenzend perceel (T5) MM waterbodem SB-5 t/m SB-10 Slib, zwak puinhoudend Industrie nikkel, koper, zink, PAK Niet verspreidbaar lood, zink, PAK Blad 25 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

26 VN blad 26 In de onderstaande tabel 5.3 is deze toetsing weergegeven voor toepassen in de waterbodem. Tabel 5.3: overschrijdingstabel waterbodem toetsing gebiedsspecifieke toepassingseisen Mengmonster Structuur en afwijkingen Waterbodem Beoordeling kwaliteit van bagger en Klasse overschrijden de Beoordeling kwaliteit van bagger bij verspreiden in Klasse overschrijdende parameters ontvangende bodem bij toepassing in een oppervlaktewaterlichaam (T3) parameters een zoet oppervlaktewaterlichaam (T6) MM waterbodem SB-5 t/m SB-10 Slib, zwak puinhoudend Klasse B lood, zink, PAK Niet verspreidbaar lood, zink, PAK 6.4 Bespreking onderzoeksresultaten Toepassen op landbodem Uit de analyses blijkt dat de waterbodem bij toepassing in werken op of in de bodem in de klasse industrie valt. Uit de analyses blijkt dat het materiaal niet mag worden verspreid op aangrenzende percelen. Toepassen in de waterbodem Uit de analyses blijkt dat de waterbodem bij toepassing in werken in de waterbodem in klasse B valt. Het materiaal mag niet worden verspreid in een zoetwaterlichaam. 7 Afwijkingen Het onderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5720, NEN 5740, NEN 5707 en NEN Er is niet afgeweken van de geldende Beoordelingsrichtlijn (BRL), protocol 2001, 2002, 2003 en Blad 26 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

27 VN blad 27 8 Conclusies en aanbevelingen 8.1 Conclusie s Uit de resultaten van het verkennend milieukundig (asbest)onderzoek, waterbodemonderzoek en het asfaltonderzoek, uitgevoerd bij de brug BB0016 Kwadijkerbrug aan de Kwadijkerweg te Kwadijk, blijkt dat op de onderzochte plaatsen zintuiglijk in het opgeboorde (water)bodemmateriaal bijmenging met bodemvreemde materialen zijn waargenomen. Deze bijmenging bestaat voornamelijk uit puin. Aan de noordzijde van de brug zijn de boringen B-2 en B-4 beide gestaakt op puin dan zich beneden 0,5 m- maaiveld bevindt. Bovengrond noordzijde brug In monster MM 2 zijn lichte verontreinigingen met lood, zink, PAK en minerale olie aangetoond. De gemeten gehaltes blijven onder de ½ AW + I -waarden en geven geen aanleiding tot nader onderzoek. De gehaltes van de overige gemeten parameters bevinden zich onder de achtergrondwaarden of detectiegrens. Ondergrond zuidzijde brug In MM 1 (grond aanwezig onder de fundering) zijn lichte verontreinigingen met lood, nikkel, kwik, zink, PAK en minerale olie zijn vastgesteld. De gemeten gehaltes blijven onder de ½ AW + I-waarden en geven geen aanleiding tot nader onderzoek. De gehaltes van de overige gemeten parameters bevinden zich onder de achtergrondwaarden of detectiegrens. Grondwater Het grondwatermonster van peilbuis B-1 bevat, wat betreft de gemeten parameters, een lichte verontreiniging met nikkel. Het gehalte blijft onder de ½ S + I-waarde en geeft geen aanleiding tot nader onderzoek. De gehaltes van de overige gemeten parameters in het grondwater liggen beneden de streefwaarden of de detectiegrens. Asbest Uit de toetsing blijkt dat het bemonsterde funderingsmateriaal onder het asfalt geen asbest bevat. Asfalt Het PAK gehalte in de gehele kern bemonsterd bij boring B-3 is < 250 mg/kg ds. Waterbodem Indien het materiaal wordt hergebruikt in werken op de landbodem is dit mogelijk mits in deze werken grond mag worden verwerkt dat binnen de klasse industrie valt. Het materiaal mag niet worden verspreid op aangrenzende terreindelen. Blad 27 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

28 VN blad 28 Indien het materiaal wordt hergebruikt in werken in de waterbodem is dit mogelijk mits in deze werken bagger mag worden verwerkt dat binnen klasse B valt. Het materiaal mag niet worden verspreid in zoet oppervlaktewater. 8.2 Toetsing hypothese Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd volgens de onderzoekshypothese niet verdacht. Hierbij werden geen verontreinigingen verwacht. Uit het onderzoek blijkt dat de milieuhygiënische kwaliteit niet overeenkomt met deze verwachting. (zintuiglijke waarnemingen, gehalten grond, grondwater en waterbodem). Aanpassing van de hypothese achten wij wenselijk. Aanpassing van de onderzoeksstrategie of het uitvoeren van een nader bodemonderzoek is niet noodzakelijk. De verontreiniging is voldoende in kaart gebracht. 8.3 Aanbevelingen Het funderingsmateriaal van de asfaltlaag (puin) is niet apart onderzocht. Omdat dit ook een kleine partij zal zijn wordt aanbevolen dit materiaal als 1 verontreinigde partij af te voeren. Het separaat onderzoek van een dergelijke partij brengt zeer hoge kosten met zich mee die niet opwegen tegen de besparing van het eventueel apart kunnen verwerken van het materiaal in overige werken of het werk zelf. Uit de asbestanalyse blijkt dat het funderingsmateriaal niet als asbesthoudend hoeft te worden beschouwd zodat bij het verwijderen hiervan geen maatregelen hiervoor genomen dienen te worden. Blad 28 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

29 Bijlage 1 Blad 29 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

30 Uittreksel Kadastrale Kaart Uw referentie: VN Zeevangsdijkje Pu m 5 m 25 m Deze kaart is noordgericht Perceelnummer Huisnummer Vastgestelde kadastrale grens Voorlopige kadastrale grens Administratieve kadastrale grens Bebouwing Overige topografie Voor een eensluidend uittreksel, Apeldoorn, 6 november 2014 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers Blad 30 van 101 Schaal 1:500 Kadastrale gemeente Sectie Perceel KWADIJK C 332 Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.

31 Bijlage 2 Blad 31 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf

32 VN Foto s Foto 1 Foto 2 Blad 32 van R33462 Milieukundig bodemonderzoek BB0016 Kwadijkerbrug.pdf