omgevingsdienst HAAGLANDEN

Transcriptie

1 omgevingsdienst HAAGLANDEN Bezoekadres Zuid-Hollandplein AW Den Haag Postadres Postbus GB Den Haag T (070) E vergunningen@odh.nl I vwvw.odh.nl Zaaknummer Ons Kenmerk Datum ODH ^ OKT Beschikking Wet natuurbescherming - Natura 2000-gebieden Onderwerp Op 15 mei 2018 hebben wij een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming ontvangen. De aanvraag betreft het bouwen van een stal voor zoogkoeien en het uitbreiden van de dieraantallen van de inrichting gelegen aan de Keizersdijk 4 te Strijen. Besluit Wij besluiten: I. de aangevraagde vergunning te verienen; II. III. voorschrift 1. te verbinden aan deze vergunning; de aanvraag van 15 mei 2018 onderdeel te laten zijn van deze vergunning; IV. het volgende document onderdeel te laten zijn van deze vergunning: - AERIUS bijiage bij het besluit van 20 juni 2018 met kenmerk RdZfyOyGWnwg. Ondertekening Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, voor dezen. ing. L. Hoflman Hoofd Toeising & Vergunningveriening Milieu van de Omgevingsdienst Haaglanden Bijiage 1. AERIUS bijiage bij het besluit van 20 juni 2018 met kenmerk RdZfyOyGWnwg (ODH ); Rechtsmiddelen Voor de mogelijkheid rechtsmiddelen aan te wenden tegen deze beschikking wijzen wij op de desbetreffende tekst in het begeleidende schrijven.

2 omgevingsdienst HAAGLANDEN VOORSCHRIFTEN 1. Op het bedrijf mogen de volgende maximale dieraantallen worden gehouden: stal Diersoort Stalsysteem Dieraantallen (RAV-code) Gebouw 1 Rundvee; zoogkoeien ouder dan 2 jaar, overige A huisvestingssystemen Rundvee; fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar, overige huisvestingssystemen A Rundvee; vrouwelijk jongvee tot 2 jaar, overige huisvestingssystemen A Rundvee; vieeskalveren tot circa 8 maanden, A overige huisvestingssystemen Gebouw 2 Rundvee; zoogkoeien ouder dan 2 jaar, overige A huisvestingssystemen Rundvee; vrouwelijk jongvee tot 2 jaar, overige huisvestingssystemen A Rundvee; vieeskalveren tot circa 8 maanden, overige huisvestingssystemen A /10

3 OVERWEGINGEN omgevingsdienst HAAGLANDEN Aanleiding Op 15 mei 2018 hebben wij een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming ontvangen. De aanvraag betreft het bouwen van een stal voor zoogkoeien en het uitbreiden van de dieraantallen van de inrichting gelegen aan de Keizersdijk 4 te Strijen. Bij de aanvraag zijn de volgende documenten gevoegd: - Bijiage bij aanvraag Wnb van 14 mei 2018, opgesteld door DLV Advies & Resultaat; - melding Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer van 4 augustus 2004 (inclusief bijbehorende tekening); - Gecombineerde Opgave 2012 van 5 mei 2012; - AERIUS berekening beoogde situatie van 15 mei 2018 met kenmerk RXRhp5Nq2dES; - AERIUS verschilberekening van 14 mei 2015 met kenmerk RdZfyOyGWnwg. Procedure De uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 5.1 van de Wnb zijn toegepast op deze beschikking. Verienging Met toepassing van artikel 5.1, tweede lid, Wnb hebben wij op 22 mei 2018 de termijn voor de afhandeling van de aanvraag met zeven weken verlengd. Bevoegd gezag De gevraagde activiteit wordt gerealiseerd dan wel verricht binnen de provincie Zuid-Holland. Gelet op de bepalingen in artikel 1.3 van de Wnb zijn wij bevoegd gezag voor de beoordeling van de aanvraag. Instemming De gevraagde activiteit heeft nadelige gevolgen voor Natura 2000-gebieden die geheel of gedeeltelijk in de provincies Noord-Brabant en Zeeland zijn gelegen. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.3 van de Wnb is dit besluit tot stand gekomen in overeenstemming met de provincies Noord-Brabant en Zeeland. Zienswijzen De ontwerpbeschikking heeft vanaf 7 juli 2018 gedurende een termijn van zes weken ter inzage gelegen. Naar aanleiding hiervan zijn de volgende zienswijzen binnen de termijn ingebracht: Inhoud zienswijze A 1. Geconstateerde gebreken in de PAS Door de Raad van State is een verwijzingsuitspraak gedaan waarin door haar is vastgesteld dat er een aantal gebreken aan de PAS kleven. In de zienswijze wordt daarop ingegaan, en worden de gebreken zoals verwoord in de verwijzingsuitspraak van 17 mei 2017 herhaald. Gesteld wordt in de zienswijze dat er niet tot vergunningveriening kan worden overgegaan omdat deze gebreken nog niet hersteld zijn. Onze reactie: Zoals aangegeven in de venwijzingsuitspraak van 17 mei 2017 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) volgt niet dat de conclusies van de gebiedsanalyses en de passende beoordeling op onvolledige of op onjuiste gegevens zijn gebaseerd. Dit betekent dat geen sprake is van aantasting van de natuuriijke kenmerken van de aan de orde zijnde Natura 2000-gebieden. Evenmin heeft de Afdeling het noodzakelijk geacht vooriopige voorziening te treffen nu de geconstateerde gebreken 3/10

4 omgevingsdienst HAAGLANDEN kunnen worden gerepareerd, waardoor geen sprake is van onomkeerbare gevolgen. Op grond van deze gegevens nopen de verwijzingsuitspraken niet tot de verzochte aanhouding van besluiten op vergunningaanvragen. 2. Prejudiciele vragen Voorts heeft de Raad van State prejudiciele vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie te Luxemburg. In de zienswijzen wordt ingegaan op de vragen die gesteld zijn en dat deze alien negatief dienen te worden beantwoord volgens de zienswijzegever Aan de PAS in de huidige vorm kan dus niet de vereiste zekerheid ontleend worden dat de natuurlijke kenmerken van de te beschermen habitats niet aangetast worden. Onze reactie: Wij venwijzen naar onze bovenstaande reactie onder 1. De Afdeling heeft het nog steeds niet noodzakelijk geacht vooriopige voorziening te treffen, behoudens indien er gebruik wordt gemaakt van de buffer aan ontwikkelingsruimte. In haar verwijzingsuitspraak heeft zij wel aangegeven dat bij het uitblijven van een uitspraak van het Europese Hof van Justitie (hierna: het Hof) na 1 juli 2018, zal worden bezien ofer alsdan aanleiding bestaat tot het treffen van een maatregel. Daarbij zal een eventuele reactie van de ministers worden betrokken op de geconstateerde gebreken. Inmiddels hebben de PAS-partners een brief ingezonden aan de Afdeling met informatie over deze gebreken. Daarin is ook aangegeven dat nog niet op alle punten volledige duidelijkheid kan worden gegeven en dat de PAS partners de voor de tweede helft van het eerste tijdvak van het programma beschikbare 40% van de ontwikkelingsruimte voor segment 2 daarom vooralsnog niet ter beschikking stellen. Daarmee blijft de buffer intact en wordt nog steeds voldaan aan het gestelde in de verwijzingsuitspraak van 17 mei 2017, dus dat de aan het Programma Aanpak Stikstof ten grondslag liggende passende beoordeling de vereiste zekerheid biedt dat de natuuriijke kenmerken van Natura 2000 niet worden aangetast. Voor de beantwoording van de prejudiciele vragen wordt nog steeds gewacht op de uitspraak van het Hof. 3. Advies AG Op 25 juli 2018 heeft de Advocaat Generaal haar advies gepubliceerd ten aanzien van de beantwoording van de prejudiciele vragen van de Afdeling aan het Hof Uit dit advies zou blijken dat de visie van de zienswijzegever gesteund wordt en dat de AG onderschrijft dat de PAS niet in overeenstemming is met de habitatrichtlijn. Onze reactie: De PAS-partijen hebben kennisgenomen van de conclusie van de Advocaat-Generaal die gepubliceerd is op 25 juli Deze conclusie is een advies aan het Hof. De PAS-partijen willen niet vooruitlopen op de uitspraken die nog volgen. Het advies van de Advocaat-Generaal is vaak richtinggevend maar de uitspraak zou kunnen afwijken van de conclusie van de Advocaat-Generaal. Bij de Afdeling en de rechtbanken zijn op dit moment meer dan 200 zaken in behandeling waarin appellanten aanvoeren dat het PAS juridisch niet deugt. De Afdeling en de rechtbanken houden de behandeling van deze zaken aan in afwachting van de beantwoording van de prejudiciele vragen door het Hof. Pas na de uitspraak van het Hof dit najaar zullen de Afdeling en de rechtbanken uitspraak doen in alle beroepen die nu worden aangehouden. Op basis van de conclusie van de Advocaat-Generaal zijn er geen directe consequenties voor het PAS. 4. Referentiedatum Ondanks de vaststelling van de Raad van State dat er een latere referentiedatum gehanteerd kan worden dan de datum gerelateerd aan het van toepassing worden van de Habitatrichtlijn, staat hiermee niet vast dat de legalisatieslag die door de PAS is gemaakt in overeenstemming is met artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Er is volgens de zienswijzegever niet beoordeeld welk gedeelte van de feitelijke depositie in 2014 is veroorzaakt door bedrijven die in strijd met een natuurvergunning handelden. Daarmee is dan ook niet 4/10

5 omgevingsdienst HAAGLANDEN bekend in hoeverre de prognoses van de autonome daling en van de PAS-bronmaatregelen leiden tot een daling t.o.v. dat niveau. Onze reactie: De aanvraag is beoordeeld op grond van de beoordelingssystematiek zoals opgenomen in de Wnb en PAS (Titel 2.1 Besluit natuurbescherming en de daarbij behorende regelgeving o.a. artikel 2.4 van de Regeling natuurbescherming). Voor zover met referentiedata de Europese referentiedata van de Vogel- en Habitatrichtlijn worden bedoeld, venwijzen wij naar hetgeen de "Nota van antwoord. Zienswijzen op het ontwerp Programma Aanpak Stikstof " (pagina 37) hierover stelt. In het algemeen is het uitgangspunt van het PAS dat de stikstofdepositie een dalende lijn vertoont. Dit wordt nauwiettend gemonitord. Als blijkt dat deze daling zich niet of onvoldoende doorzet, zullen er extra brongerichte maatregelen genomen worden. Er is dan ook een pakket aan reservemaatregelen voorhanden, die zullen worden ingezet wanneer dat nodig blijkt. Ook kan de beschikbare ontwikkelingsruimte per jaar worden herzien. 5. Stikstofemissie buiten dieren in stal om veronachtzaamd De vergunningen leiden tot een toename van het aantal dieren en daarmee tot een toename van mest en vervoer van mest en meer aan- en afvoer van vee en veevoer die onlosmakelijk verbonden zijn met het houden van deze dieren. Deze activiteiten hadden moeten worden meegenomen in de vergunning. Ten onrechte is hiermee geen rekening gehouden met deze extra toename van stikstofdepositie. Onze reactie: In deze aanvraag liggen de (stikstofgevoelige) Natura 2000-gebieden op meer dan 3 kilometer afstand van de aangevraagde activiteiten. De bijdrage van verkeerswegen worden tot 3 kilometer ver meegenomen in een berekening in AERIUS, omdat buiten deze afstand er geen invloed is op de resultaten. Derhalve kunnen significante gevolgen uitgesloten worden. Inhoud zienswijze B In de zienswijzen wordt aangevoerd dat het bouwen van een stal met een afmeting van 25 bij 50 meter en een hoogte van 10 meter alsmede de uitbreiding van de dieraantallen het vrije uitzicht en het woon- en leefklimaat ernstig en blijvend aantasten. Zij vinden dat zij onevenredig zwaar worden getroffen in hun belangen. Zij achten dit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Meer specifiek geven zij aan: Stank-, geluids- en stofhinder - Door de bouw van de stal en uitbreiding van het aantal koelen zal de stank-, geluids- en stofhinder toenemen. De bewoners maken zich ernstig zorgen over de gezondsheidsrisico's. Enkele percelen liggen op minder dan 50 meter afstand van de beoogde stal(len). - Er is onvoldoende rekening gehouden met de opslag van mest. - De uitbreiding is een extra belasting voor het milieu en de gezondheid van omwonenden. Er is voldoende ruimte om de stal elders te bouwen met minder overiast voor omwonenden. Overlast De stal en uitbreiding van het aantal dieren zal leiden tot vermeerdering van overiast door ongedierte, vliegen, ratten, muizen e.d. Visuele hinder De grote stal veroorzaakt visuele hinder en leidt tot een verschraling van de landschapswaarde. Het woongenot zal worden ingeperkt. Schending privacy en daling woongenot De inkijk zal leiden tot schending van het recht op privacy en daling van het woongenot. 5/10

6 omgevingsdienst HAAGLANDEN Vermindering landschapswaarde Vanuit een goede ruimtelijke onderbouwing (en redelijke eisen van welstand) zal het open karakter van de omgeving en de landschapswaarde door de omvang van de stal worden weggenomen. De bouw van de stal is niet meer hobbymatig maar bedrijfsmatig Qua omvang van de stal kan er zeker geen sprake zijn van hobbymatig houden van vee. Gevraagd wordt om, gelet op de nieuwe, aankomende omgevingswet, rekening te houden met omwonenden en buren. Noodzaak Er is geen noodzaak voor een nieuwe stal omdat de koelen in de winter bij boeren in de omgeving kunnen worden gestald. Schade en waardedaling aan woningen en waardedaling - Door de bouw en aanwezigheid van de stal is de kans op schade als gevolg van een toename van het aantal verkeersbewegingen met zwaar vervoer aan de Keizersdijk groot. - Waardedaling van de woning. Het is onduidelijk waar een nieuwe uitrit gaat komen. Dierenwelzijn Er worden twijfels geuit over het dierenwelzijn en het ras dat gehouden zal worden op de gevraagde locatie. Onze reactie: Onderiiggende vergunning wordt verieend in het kader van de Wet natuurbescherming (gebiedsbescherming). Deze wet ziet op het belang van de bescherming van de natuur en regelt de bescherming van de Natura 2000-gebieden. Wij hebben de aanvraag derhalve uitsluitend getoetst aan de bepalingen in de Wnb. In dat kader is het relevant of de gevraagde activiteit de kwaliteit van een Natura 2000-gebied, gelet op de instandhoudlngsdoelstellingen die voor een dergelijk gebied gelden, kunnen verslechteren of een significant negatieve effecten kunnen hebben. In dit geval gaat het uitsluitend om (mogelijke) effecten van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden Biesbosch en Krammer-Volkerak. De in de zienswijze aangevoerde belangen worden onder andere beoordeeld in het kader van andere wetgeving zoals de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Deze beoordeling wordt door de gemeente gedaan en vormt geen onderdeel van het beoordelingskader in het kader van de Wnb. Ook al vormen de ingediende zienswijzen geen toetsingsgrond voor de Wnb, betekent dat overigens niet dat de aangevraagde activiteit zonder meer kan worden uitgevoerd. De gevraagde activiteit kan pas worden uitgevoerd als a//e benodigde toestemmingen, waaronder in ieder geval een omgevingsvergunning voor de activiteiten milieu en bouwen, zijn verieend en wanneer de gevraagde activiteit past binnen het ruimtelijk beleid van de gemeente. Wijziging ten opzichte van ontwerpbeschikking Ten opzichte van de ontwerpbeschikking zijn geen wijzigingen aangebracht. Toetsingskader en grondslag beschikking De aanvraag is getoetst aan: - de artikelen 2.7 t/m 2.9 Wnb; - hoofdstuk 2, titel 2.1 en 2.2 Besluit natuurbescherming; - hoofdstuk 2, titel 2.1 en 2.2 Regeling natuurbescherming; 6/10

7 omgevingsdienst HAAGLANDEN Beleidsregel uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland, Beleidsregel natuurbescherming Noord- Brabant, Beleidsregel toedeling ontwikkelingsruimte stikstof in Zeeland 2017 (verder: de beleidsregels). Beoordeling Aangevraagde activiteit Het bedrijf heeft een aanvraag om vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb ingediend voor het bouwen van een stal voor zoogkoeien en het uitbreiden van de dieraantallen van de inrichting gelegen aan de Keizersdijk 4 te Strijen. De uitbreiding heeft betrekking op het bijplaatsen van 71 zoogkoeien, 32 stuks vrouwelijk jongvee en 17 vieeskalveren tot 8 maanden ten opzichte van de feitelijke situatie. Aan het bedrijf is niet eerder een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb verieend. De maximale dieraantallen en diersoorten in de beoogde situatie zijn in tabel 1 opgenomen. Tabel 1 maximale dieraantallen in de beoogde situatie Stal Diersoort Stalsysteem Dieraantallen (RAV-code) Gebouw 1 Rundvee; zoogkoeien ouder dan 2 jaar, overige A huisvestingssystemen Rundvee; fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar, overige huisvestingssystemen A Rundvee; vrouwelijk jongvee tot 2 jaar, overige huisvestingssystemen A Rundvee; vieeskalveren tot circa 8 maanden, A overige huisvestingssystemen Gebouw 2 Rundvee; zoogkoeien ouder dan 2 jaar, overige A huisvestingssystemen Rundvee; vrouwelijk jongvee tot 2 jaar, overige huisvestingssystemen A Rundvee; vieeskalveren tot circa 8 maanden, overige huisvestingssystemen A Historie Het bedrijf beschikt over een melding Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer van 4 augustus 2004 voor het houden van maximaal 14 zoogkoeien (RAV-code A2.100), 6 stuks vrouwelijk jongvee (RAV-code A3.100 en 2 vieeskalveren tot 8 maanden (RAV-code A4.100). In de bestaande situatie worden, gelet op de overgelegde Gecombineerde Opgave van 5 mei 2012, 8 zoogkoeien (RAV-code A2.100), 11 stuks vrouwelijk jongvee (RAV-code A3.100), 3 vieeskalveren tot 8 maanden (RAV-code A4.100), 1 vieesstier tot 24 maanden (RAV-code A6.100) en 2 fokstieren/overig rundvee ouder dan 2 jaar (RAV-code A7.100) gehouden. Effecten De beoordeling van de aanvraag beperkt zich tot de effecten van stikstofdepositie. Gelet op de aard en afstand van de gevraagde activiteit ten opzichte van Natura 2000-gebieden zijn andere effecten dan stikstof niet aan de orde. Het gaat hier om een activiteit die stikstofdepositie veroorzaakt op een Natura 2000-gebied waarin een of meerdere habitattypen voorkomen waarvoor de nu geldende kritische depositiewaarde (KDW) wordt overschreden. Voor deze gebieden is de Programmatische Aanpak Stikstofdepositie (PAS) van toepassing. 7/10

8 omgevingsdienst HAAGLANDEN Vergunningplicht In het kader van de Wnb is voor de gevraagde activiteit niet eerder een vergunning verleend. Of er sprake is van een vergunningplicht als bedoeld in de Wnb dient beoordeeld te worden aan de hand van de beoogde situatie. Op basis van de AERIUS bijiage bij het besluit hebben wij vastgesteld dat er sprake is van een vergunningplicht voor de gevraagde activiteit. Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) Algemeen Voor elk project (of andere handeling) dat zonder vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb in het verieden is gerealiseerd en niet is vrijgesteld van de vergunningplicht (artikel 2.9, vijfde lid, van de Wnb en artikel 2.12 van het Besluit natuurbescherming), moet het bevoegd gezag alsnog beoordelen of een vergunning kan worden verleend. Dit geldt ook voor een uitbreiding van een bestaande activiteit. Indien het gaat om een project of andere handeling die stikstofdepositie veroorzaakt op een Natura 2000-gebied, waarin een of meerdere habitattypen voorkomen waarvoor de KDW wordt overschreden, is de PAS die per 1 juli 2015 in werking is getreden, van belang. De PAS is thans geregeld in de Wnb, het Besluit natuurbescherming, de Regeling natuurbescherming en het programma Programmatische Aanpak Stikstof (verder: Programma). Aan het Programma ligt een passende beoordeling als bedoeld in artikel 2.8 van de Wnb ten grondslag. Op 14 april 2015 hebben wij ingestemd met zowel het Programma als met de daaraan ten grondslag liggende passende beoordeling. Bij het verienen van de vergunning kan gebruik worden gemaakt van deze passende beoordeling. Het Besluit natuurbescherming voorziet in titel 2.1 in continuering van het Programma zoals deze was opgenomen in de voormalige Natuurbeschermingswet Het thans geldende Programma behoeft gelet op het overgangsrecht in artikel 9.3, derde lid, van de Wnb niet opnieuw te worden vastgesteld. Het Programma is partieel herzien op 17 maart Passende beoordeling PAS Het Programma is een instrument om Natura 2000-doelstellingen te realiseren en tegelijk ruimte te scheppen voor bestaande en nieuwe economische ontwikkelingen. In de passende beoordeling is getoetst of de uitvoering van het programma geen risico vormt voor de instandhoudlngsdoelstellingen van individuele Natura 2000-gebieden, binnen de PAS.'' De passende beoordeling bestaat uit een generiek deel (bronmaatregelen, monitoring, etc.) en uit gebiedsanalyses die de ecologische onderbouwing vormen dat met het Programma de stikstofgevoelige Natura 2000-doelstellingen (op termijn) gerealiseerd kunnen worden en er ontwikkelingsruimte beschikbaar kan worden gesteld voor economische ontwikkelingen. In de gebiedsanalyse per Natura 2000-gebied is verzekerd dat door de uitvoering van een gebalanceerd en robuust pakket aan herstelmaatregelen, er in de eerste programmaperiode geen verslechtering optreedt van alle stikstofgevoelige habitattypen en habitats van soorten. Bij deze beoordeling is uitgegaan van de achtergrondwaarde van In deze achtergrondwaarde zijn alle voor de aanvang van het Programma feitelijke emissies verdisconteerd, zoals blijkt uit de grootschalige concentratie en depositiekaarten Nederiand (GCN en GDN). Deze emissies hebben al voor de aanvang van het Programma plaatsgevonden en hebben als uitgangspunt gediend voor de passende beoordeling. Voor de depositie als gevolg van deze emissies is derhalve geen ontwikkelingsruimte nodig. Daarnaast is voor elk Natura 2000-gebied een bepaalde hoeveelheid ontwikkelingsruimte vastgesteld, zodat ook nieuwe initiatieven waaronder ook uitbreidingen van bestaande activiteiten, gerealiseerd kunnen worden. De ontwikkelingsruimte kan op grond van artikel 2.7, eerste lid, van het Besluit natuurbescherming worden toegedeeld aan projecten en andere handelingen bij toestemmingsbesluiten, zoals een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb of een omgevingsvergunning. De conclusie van de passende beoordeling van het Programma is dat wanneer bestaande activiteiten worden voortgezet en Zie hiervoor vww.pas.natura2000.nl, kaart /10

9 omgevingsdienst HAAGLANDEN daarnaast ook nog nieuwe activiteiten worden gerealiseerd, kan worden uitgesloten dat de natuuriijke kenmerken van de in het Programma opgenomen Natura 2000-gebieden worden aangetast. Met onze instemming met het Programma hebben wij ingestemd met de conclusie van de passende beoordeling dat met het Programma kan worden uitgesloten dat de natuuriijke kenmerken van de in het Programma opgenomen Natura 2000-gebieden worden aangetast. Voorwaarde hierbij is dat er niet meer ontwikkelingsruimte wordt toebedeeld dan beschikbaar is. Vaststellen benodigde ontwikkelingsruimte Aan het bedrijf is niet eerder een vergunning op grond van de Wnb verieend. Dit betekent dat bij het bepalen van benodigde ontwikkelingsruimte voor de gevraagde activiteit rekening mag worden gehouden met de door de bestaande activiteit veroorzaakte stikstofdepositie (artikel 2.4, vijfde lid en zevende lid, van de Regeling natuurbescherming). Dit betreft de stikstofdepositie die in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 ten hoogste werd veroorzaakt als gevolg van hetgeen daadwerkelijk plaatsvond voor zover die stikstofdepositie niet meer bedroeg dan de stikstofdepositie die mogelijk was overeenkomstig de op 1 januari 2015 voor de betrokken inrichting geldende omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e of i van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht of een vergunning of melding krachtens de Wet milieubeheer of de daaraan voorafgaande Hinderwet. Deze bestaande situatie is aangetoond met de Gecombineerde Opgave van 5 mei De aangetoonde bestaande situatie past niet binnen de vigerende melding Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer van 4 augustus Omdat de feitelijke stikstofdepositie hoger is dan de vergunde stikstofdepositie op grond van de melding Besluit melkrundveehouderijen van 4 augustus 2004 is voor de bestaande situatie uitgegaan van de vergunde stikstofdepositie op grond van de melding Besluit melkrundveehouderijen. Op grond van bovenstaande zijn wij van mening dat de bestaande situatie op een juiste wijze is aangetoond en dat deze bij de verdere beoordeling als uitgangspunt kan worden gehanteerd. Voor deze bestaande situatie is geen ontwikkelingsruimte nodig, omdat de stikstofdepositie van deze activiteit al plaatsvond voor de aanvang van het Programma. Voor de gevraagde uitbreiding dient te worden beoordeeld of ontwikkelingsruimte nodig is. Daarbij dient voorts beoordeeld te worden of de benodigde ruimte aanwezig is en of voldaan wordt aan de beleidsregels. Uit de AERIUS bijiage bij het besluit blijkt dat er voor de beoogde situatie ten opzichte van de bestaande situatie ontwikkelingsruimte benodigd en beschikbaar is. Voorts past de benodigde ontwikkelingsruimte binnen de beleidsregels. Registratie en toekenning ontwikkelingsruimte De aanvraag is geregistreerd in AERIUS Register. Voor de gevraagde uitbreiding is de benodigde ontwikkelingsruimte. Realisatie uitbreiding activiteit Op grond van artikel 2.7, vierde lid, van het Besluit natuurbescherming en artikel 2.2 tweede lid van onze beleidsregel kunnen wij deze vergunning (al dan niet gedeeltelijk) intrekken of wijzigen indien het project of de andere handeling waarvoor ontwikkelingsruimte is toegedeeld niet binnen twee jaar, na het onherroepelijk worden van het toestemmingsbesluit waarbij de ontwikkelingsruimte is toegedeeld, is gerealiseerd. Samenhangende besluiten Er kunnen nog andere bepalingen van kracht zijn, op grond waarvan vergunningen, toestemmingen, ontheffingen of meldingen benodigd zijn om de gevraagde activiteit te kunnen uitvoeren. Die mogelijkheid 9/10

10 omgevingsdienst HAAGLANDEN geldt bijvoorbeeld voor de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht/activiteitenbesluit. Hiervoor is de gemeente Strijen (Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid) bevoegd gezag. Conclusie Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat de gevraagde ontwikkelingsruimte kan worden toebedeeld en dat een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb kan worden verieend. 10/10

11 RIUSB REGISTER Dit document is een bijiage bij het toestemmingsbesluit als bedoeid in artikel 2 eerste lid, von het Besluit natuurbeschermin Bijiage, Vergunningaanvraag Kenmerken Samenvatting emissies Depositieresultaten * Gedetailleerde emissiegegevens Verdere toelichting over deze PDF kunt u vinden in een bijbehorende leeswijzer. Deze leeswijzeren ovenge documentatie is te raadplegen via: en pas.natura2000.nl... RdZfyQyGWrwg(20 ijni20i8) pagina i/io

12 AERIUS B REGISTER Contact Rechtspersoon Inrictitingslocatie CH. Zadelhoff Keizersdijk 4, 3291 CE Strijen Activiteit omschrijving AERIUS kenmerk Bevoegd gezag Verschilberekening RdZfyQyGWrwg Provincie Zuid-Holland Datum berekening Rekenjaar 20 juni 2018,11: Sector Deelsector Landbouw Stalemissies Totale emissie Situatie 1 Situatie 2 Verschil NOx NH3 90,80 kg/j kg/j 504,70 kg/j Resultaten Hectare met hoogste verschil (mol/ha/j) Natuurgebled Biesbosch Verschil + 0,08 Toelichting verschilberekening Verschilberekening RdZfyQyGWrwg (20 juni 2018) pagina 2/10

13 AERIUS B REGISTER Locatie Feitelijk GO12 irriu-ijiii Emissie Feitelijk G0i2 Bron Sector Emissie NH3 Emissie NOx l**^ Gebouw 2 Landbouw 1 Stalemissies 90,80 kg/j Verschilberekening RdZfyQyGWrwg (20juni 2018) pagina 3/10

14 AERIUSB REGISTER Locatie Beoogde situatie Emissie Beoogde situatie Bron Sector Emissie NH3 Emissie NOx t-^ Gebouw 1 Landbouw 1 Stalemissies 504,70 kg/j Gebouw 2 1 ^ Landbouw Stalemissies 90,80 kg/j Verschilberekening RdZfyQyGWrwg(2ojuni 2018) pagina 4/10

15 AERIUSB REGISTER Resultaten PASgebieden (mol/ha/j) Natuurgebied Biesbosch Hectare met hoogste verschil Situatie 1 Situatie 2 Verschil' 0,01 0,10 +o,o8 beschikbaar? Krammer-Volkerak 0,01 o,o6 + >o,05 O Q beschikbaar Geen ontwikkelingsruimte beschikbaar Als de hoogste depositietoename plaatsvindt op een hexagoon waar geen sprake is van een (naderende) stikstofoverbelasting, dan is de hoogste toename op een hexagoon met wel een (naderende) stikstofoverbelasting tussen haakjes aangegeven. Verschilberekening RdZfyQyGWnA/g (20 juni 2018) pagina 5/10

16 AERIUSB REGISTER Resultaten per habitattype (mol/ha/j) Biesbosch Habitattype Hectare met hoogste verschil Situatie 1 Situatie 2 Verschil' beschikbaar? Lgo8 Nat, matig voedselrijk grasland 0,01 0,10 + o,o8 Lgii Kamgrasweide & Bloemrijk weidevogelgrasland van het rivieren- en zeekleigebied o,oi 0,07 + 0,06 Krammer-Volkerak Habitattype Hectare met hoogste verschil Situatie 1 Situatie 2 Verschil' beschikbaar? H2i6o Duindoornstruwelen 0,01 0,06 >o,05 H2190B Vochtige duinvalleien (kalkrijk) 0,01 0,06 +0,05 H1330B Schorren en zilte graslanden (binnendijks) o.oi >o,05 0,04 ^ Q beschikbaar Geen ontwikkelingsruimte beschikbaar Als de hoogste depositietoename plaatsvindt op een hexagoon waar geen sprake is van een (naderende) stikstofoverbelasting, dan is de hoogste toename op een hexagoon met wel een (naderende) stikstofoverbelasting tussen haakjes aangegeven. Verschilberekening RdZfyQyGWrwg (20 juni 2018) pagina 6/io

17 AERIUSB REGISTER Emissie (per bron) Feitelijk GO12 Naam Gebouw 2 Locatie(X,Y) 97011, Uitstoothoogte 8,5 m Warmteinhoud 0,000 MW NH3 90,80 kg/j Dier RAVcode Omschrijving Aantal Stof Emissiefactor dieren (kg/dier/j) Emissie A overige huisvestingssystemen (Rundvee; zoogkoeien ouder dan 2 jaar) (Overig) 14 NH3 4,100 57,40 kg/j A overige huisvestingssystemen (Rundvee; vrouwelijk jongvee tot 2 jaar) (Overig) 6 NH3 4,400 26,40 kg/j ^ A overige huisvestingssystemen (Rundvee; vieeskalveren tot circa 8 maanden) (Overig) 2 NH3 3,500 7,00 kg/j Verschilberekening RdZfyQyGWm/g (20 juni 2018) pagina 7/10

18 AERIUSB REGISTER Emissie (per bron) Beoogde situatie Naam Gebouw 1 Locatie(X,Y) 97065, Uitstoothoogte 9»8 m Warmteinhoud 0,000 MW NH3 504,70 kg/j «1 Dier RAVcode Omschrijving Aantal Stof dieren Emissiefactor (kg/dier/j) Emissie A overige huisvestingssystemen (Rundvee; zoogkoeien ouder dan 2 jaar) (Overig) 65 NH3 4, ,50 kg/j A overige huisvestingssystemen (Rundvee; fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar) (Overig) 2 NH3 6,200 12,40 kg/j A overige huisvestingssystemen 37 NH3 (Rundvee; vrouwelijk jongvee tot 2 jaar) (Overig) 4, ,80 kg/j y^^ A overige huisvestingssystemen i8 NH3 (Rundvee; vieeskalveren tot circa 8 maanden) (Overig) 3,500 63,00 kg/j Verschilberekening RdZfyQyGWrwg (20 juni 2018) pagina 8/10

19 AERIUSB REGISTER Naam GebOUW 2 Locatie(X,Y) 97011, Uitstoothoogte 8,5 m Warmteinhoud 0,000 MW NH3 90,80 kg/j Dier RAV code Omschrijving Aantal Stof Emissiefactor dieren (kg/dier/j) Emissie y^ A overige huisvestingssystemen (Rundvee; zoogkoeien ouder dan 2 jaar) (Overig) 14 NH3 4,100 57,40 kg/j y^ A overige huisvestingssystemen (Rundvee; vrouwelijk jongvee tot 2 jaar) (Overig) 6 NH3 4,400 26,40 kg/j y^ A overige huisvestingssystemen (Rundvee; vieeskalveren tot circa 8 maanden) (Overig) 2 NH3 3,500 7,00 kg/j Verschilberekening RdZfyQyGWrwg (20 ju ni 2018) pagina 9/10

20 AERIUS n REGISTER "'*'^^''rn?lt^ H DiSCia i mer oe inltiatlefnemer is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de projectinvoer en de aanvraag wordt getoetst door het bevoegd gezag. De eigenaar van AERIUS aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de inhoud van de door de gebruiker aangeboden informatie. AERIUS is een geregistreerd handelsmerk in Europa. Alle rechten die niet expliciet worden verleend, zijn voorbehouden. Re ken basis ^^^^ berekening is tot stand gekomen op basis van: AERIUS versie 20i6L_20i7i2i5_6qi90d2d2b Database versie 20i6L_20i7o828_C3fo58foof Voor meer informatie over de gebruikte methodiek en data zie: Verschilberekening RdZfyQyGWrwg (20 juni 20i8) pagina 10/10