omgevingsdienst HAAGLANDEN

Transcriptie

1 omgevingsdienst HAAGLANDEN Bezoekadres Zuid-Hollandplein AW Den Haag Postadres Postbus GB Den Haag T (070) E vergunningen@odh,nl I www,odh.nl Zaaknummer Ons Kenmerk Datum ODH ~3 MEI 2018 Beschikking Wet natuurbescherming - Natura 2000-gebieden Onderwerp Op 18 december 2017 hebben wij een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming ontvangen. De aanvraag betreft het uitbreiden en wijzigen van de bestaande melkgeitenhouderij, gelegen aan de Keizersdijk 60 te Strijen. Besluit Wij besluiten: I. de aangevraagde vergunning te verienen; I. voorschrift 1. te verbinden aan deze vergunning; II. III. de aanvraag van 18 december 2017 onderdeel te laten zijn van deze vergunning; het volgende document onderdeel te laten zijn van deze vergunning: - AERIUS bijiage bij besluit van 15 januari 2018 met kenmerk RjDnDI xwzhcr (ODH ). Ondertekening Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, voor dezen. ing. L. Hopman Hoofd Toetsing & Vergunningverlening Milieu van de Omgevingsdienst Haaglanden Bijiage 1. AERIUS bijiage bij besluit van 15 januari 2018 met kenmerk RjDnDIxWzhcR (ODH )

2 omgevingsdienst HAAGLANDEN Rechtsmiddelen Voor de mogelijkheid rechtsmiddelen aan te wenden tegen deze beschikking wijzen wij op de desbetreffende tekst in het begeleidende schrijven. 2/9

3 omgevingsdienst HAAGLANDEN VOORSCHRIFTEN 1 Op het bedrijf mogen de volgende maximale dieraantallen worden gehouden: stal Diersoort Stalsysteem (RAV-code) Stal 2 Geiten; opfokgeiten van 61 dagen tot en met een jaar, overige huisvestingssystemen Geiten; opfokgeiten en afmestlammeren tot en met 60 dagen, overige huisvestingssystemen Dieraantallen 02, Geiten; geiten ouder dan 1 jaar, overige huisvestingssystemen 01, Stal 1 Geiten; geiten ouder dan 1 jaar, overige huisvestingssystemen Paardenstal Paarden; volwassen paarden (3 jaar en ouder), overige huisvesti ngssystem en K1, /9

4 omgevingsdienst HAAGLANDEN OVERWEGINGEN Aanleiding Op 18 december 2017 hebben wij een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) ontvangen. De aanvraag betreft het uitbreiden en wijzigen van de bestaande melkgeitenhouderij, gelegen aan de Keizersdijk 60 te Strijen. Bij de aanvraag zijn de volgende documenten gevoegd: Vergunning Wet natuurbescherming bijiagen, opgesteld door DLV Advies d.d. 18 december 2017; AERIUS berekening beoogde situatie van 18 december 2017 met kenmerk RtFe4AdQDf1g; AERIUS verschilberekening van 18 december 2017 met kenmerk RjDnDI xwzhcr; - Vergunning Wet natuurbescherming van 30 mei 2017 met kenmerk ODH Op 21 december 2017 hebben wij de aanvraag ambtshalve aangevuld met de AERIUS berekening van het projecteffect met kenmerk Rn1wb5gfvCwu. Procedure De uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 5.1 van de Wnb zijn toegepast op deze beschikking. Bevoegd gezag De gevraagde activiteit wordt (hoofdzakelijk) gerealiseerd dan wel verricht binnen de provincie Zuid-Holland. Gelet op de bepalingen in artikel 1.3 van de Wnb zijn wij bevoegd gezag voor de beoordeling van de aanvraag. Instemming De gevraagde activiteit heeft nadelige gevolgen voor Natura 2000-gebieden die geheel of gedeeltelijk in de provincies Noord-Brabant, Zeeland en Gelderiand zijn gelegen. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.3 van de Wnb is dit besluit tot stand gekomen in overeenstemming met de provincies Noord-Brabant, Zeeland en Gelderland. Zienswijzen De ontwerpbeschikking heeft vanaf 10 februari 2018 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Naar aanleiding hiervan zijn de volgende zienswijzen binnen de termijn ingebracht: Zienswijze A: De initiatiefnemer heeft inmiddels een m.e.r-beoordelingsprocedure doorlopen. Daaruit is naar voren gekomen dat een milieu-effectrapport moet worden opgesteld voordat een omgevingsvergunning kan worden aangevraagd. In het licht daarvan verdient het de voorkeur dat een integrale beoordeling van het initiatief plaatsvindt, zodat alle relevante effecten op de omgeving kunnen worden afgewogen. Over deze zienswijze merken wij het volgende op: Voor de aangevraagde activiteit is zowel een vergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo (omgevingsvergunning) als een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (natuurvergunning) vereist. De gemeente Strijen heeft ons gemeld dat de aanvrager voorafgaand aan het indienen van de aanvraag om omgevingsvergunning een milieu-effectrapport dient op te stellen en wenst een integrale beoordeling van de activiteit. 4/9

5 omgevingsdienst HAAGLANDEN Een integrale beoordeling van natuur- en milieuactiviteiten is alleen aan de orde als de aanvraag om de omgevingsvergunning mede betrekking heeft op een Natura 2000-activiteit (artikel 2.2aa, onderdeel a, van het Bor) en een zelfstandige natuurvergunning nog niet is aangevraagd dan wel verieend. Nu de aanvrager er voor heeft gekozen om de natuurvergunning aan te vragen voorafgaand aan de omgevingsvergunning, betekent dat, dat er een wettelijke grondslag om beide toestemmingen te integreren ontbreekt. Gelet op artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb hebben wij de aanvraag derhalve uitsluitend getoetst aan de instandhoudingsdoelstellingen die gelden voor de relevante Natura 2000-gebieden. Wij hebben de aanvrager verzocht om akkoord te gaan met het opschorten van de beslistermijn met het oog op het op te stellen milieu-effectrapport. De aanvrager heeft aangegeven hier geen medewerking aan te willen geven en er zijn geen andere voorwaarden aanwezig zijn om de beslistermijn op te schorten. Zienswijze B (kort samengevat): 1. Er wordt verwezen naar de eerder ingediende zienswijze van 29 april 2017 op de ontwerpbeschikking van 15 maart 2017 met kenmerk ODH De verieende vergunning is niet goed te handhaven, vanwege wijzigingen in de vergunde situatie. 3. Uw dienst heeft eerder aan deze onderneming een vergunning verieend in 2002, waarbij 800 geiten mochten worden gehouden op deze locatie. Daarin wordt verwezen naar de feitelijke dieraantallen gebaseerd op de Gecombineerde opgave van Deze feitelijke aantallen zijn hoger dan wat eerder vergund is. Hierop dient gehandhaafd te worden. 4. Om naleving van de voorwaarden van de vooriiggende vergunning te kunnen uitvoeren dient de ondernemer een register van dieren bij te houden. Hiermee kunnen gerichte controles worden uitgevoerd. De huidige voorschriften bieden hiervoor onvoldoende mogelijkheden. 5. Uw dienst geeft (als uitvoeringsdienst van de provincie Zuid-Holland) een tegengestelde vergunning af ten opzichte van het op dit moment gevoerde beleid van deze provincie. Tot de provincie Zuid- Holland haar uitbreidingsstop op geitenhouderijen heeft opgeheven dient deze vergunning te worden aangehouden en niet tot vergunningveriening te worden overgegaan. Over deze zienswijze merken wij het volgende op: 1. Voor een beantwoording van de eerder ingediende zienswijze op de ontwerpbeschikking van 15 maart 2017 verwijzen wij naar de definitieve beschikking van 30 mei 2017 met kenmerk ODH De Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (hierna: OZHZ) controleert de naleving van vergunningen die op grond van de Wet natuurbescherming zijn verleend. Aan de hand van de vergunde dieraantallen- en soorten en het vergunde stalsysteem (neergelegd in voorschrift 1 van de vergunning) kan OZHZ controleren of deze vergunning op correcte wijze wordt nageleefd. De naleving van de milieuwetgeving/omgevingswet ligt ook bij OZHZ. Op www,ozhz.nl vindt u informatie over toezicht en handhaving van de Wnb en de wabo. 3. Onderhavige vergunning is niet gebaseerd op de Gecombineerde Opgave van Dit document is gebruikt bij de beoordeling van een vorige aanvraag om een natuurvergunning, die heeft geresulteerd in de vergunning van 30 mei 2017 in 2017 met kenmerk ODH Veehouders zijn verplicht een administratie van de jaariijkse gecombineerde opgave (voorheen landbouwtelling) en meststoffenboekhouding bij te houden. Bij een controle van onze toezichthouders dient de initiatiefnemer deze administratie te kunnen overieggen. Vanwege privacy wetgeving kunnen onze toezichthouders deze gegevens niet zelf opvragen bij RVO. 5. Het toepassen van het ruimtelijk beleid en het toetsen van aanvragen daaraan is de verantwoordelijkheid van de gemeente. Het gevraagde initiatief is in beginsel strijdig met de Provinciale Verordening Ruimte. De toetsing aan het ruimtelijke beleid zal plaatsvinden in het kader van de omgevingsvergunning. Onderhavige aanvraag is dan ook uitsluitend getoetst aan de Wnb. Aangezien de Verordening Ruimte geen toetsingsgrond vormt voor de Wnb, heeft deze strijdigheid geen effect op de afweging van onderhavige aanvraag, Dit betekent echter niet dat de aangevraagde activiteit zonder meer kan worden uitgevoerd. De gevraagde activiteit kan pas 5/9

6 omgevingsdienst HAAGLANDEN worden uitgevoerd als a//e benodigde toestemmingen, waaronder in ieder geval de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu, zijn verieend. Wijziging ten opzichte van ontwerpbeschikking Ten opzichte van de ontwerpbeschikking is onder 'samenhangende besluiten' een alinea toegevoegd met betrekking tot de provinciale Verordening Ruimte. Toetsingskader en grondslag beschikking De aanvraag is getoetst aan: - de artikelen 2.7 t/m 2.9 Wnb; - hoofdstuk 2, titel 2.1 en 2.2 Besluit natuurbescherming; - hoofdstuk 2, titel 2.1 en 2.2 Regeling natuurbescherming; - Beleidsregel uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland; - Beleidsregel natuurbescherming Noord-Brabant; - Beleidsregels toedeling ontwikkelingsruimte Programmatische Aanpak Stikstof Gelderiand; - Beleidsregel toedeling ontwikkelingsruimte stikstof in Zeeland 2017 (verder: de beleidsregels). Beoordeling Aangevraagde activiteit Het bedrijf heeft een aanvraag om vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb ingediend voor het uitbreiden en wijzigen van de bestaande melkgeitenhouderij gelegen aan de Keizersdijk 60 te Strijen. De uitbreiding heeft betrekking op het bijplaatsen van 75 melkgeiten en 2 volwassen paarden. De maximale dieraantallen en diersoorten in de beoogde situatie zijn in tabel 1 opgenomen. Tabel 1 maximale dieraantallen in de beoogde situatie stal Diersoort stalsysteem (RAV-code) Stal 2 Geiten; opfokgeiten van 61 dagen tot en met een jaar, overige huisvestingssystemen Geiten; opfokgeiten en afmestlammeren tot en met 60 dagen, overige huisvestingssystemen Dieraantallen Geiten; geiten ouder dan 1 jaar, overige huisvestingssystemen 01, Stal 1 Geiten; geiten ouder dan 1 jaar, overige huisvestingssystemen 01, Paardenstal Paarden; volwassen paarden (3 jaar en ouder), overige huisvestingssystemen K Historie Aan het bedrijf is op 30 mei 2017 met kenmerk ODH een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb verieend. De maximale dieraantallen en diersoorten in de vergunde situatie zijn in tabel 2 opgenomen. Tabel 2 maximale dieraantallen in de vergunde situatie Bron Diersoort Stalsysteem (RAV-code) Dieraantallen Bron 1 Geiten; geiten ouder dan 1 jaar, overige huisvestingssystemen 01, Geiten; opfokgeiten van 61 dagen tot en met een jaar, overige huisvestingssystemen Geiten; opfokgeiten en afmestlammeren tot en met 60 dagen, overige huisvestingssystemen Bron 2 Geiten; geiten ouder dan 1 jaar, overige huisvestingssystemen 01, /9

7 omgevingsdienst HAAGLANDEN Effecten De beoordeling van de aanvraag beperkt zich tot de effecten van stikstofdepositie. Gelet op de aard en afstand van de gevraagde activiteit ten opzichte van Natura 2000-gebieden zijn andere effecten dan stikstof niet aan de orde. Het gaat hier om een activiteit die stikstofdepositie veroorzaakt op een Natura 2000-gebied waarin een of meerdere habitattypen voorkomen waarvoor de nu geldende kritische depositiewaarde (KDW) wordt overschreden. Voor deze gebieden is de Programmatische Aanpak Stikstofdepositie (PAS) van toepassing. Vergunningplicht Op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb is op 30 mei 2017 met kenmerk ODH een vergunning verieend. Of er sprake is van een vergunningplicht als bedoeld in de Wnb dient beoordeeld te worden aan de hand van het projecteffect. Op basis van de AERIUS berekening van het projecteffect van 21 december 2017 met kenmerk Rn1wb5gfvCwu, in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit natuurbescherming, hebben wij vastgesteld dat er sprake is van een vergunningplicht voor de gevraagde activiteit. Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) Algemeen Voor elke wijziging van een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb en waarvoor is vastgesteld dat het effect van het project niet is vrijgesteld van de vergunningplicht (artikel 2.9, vijfde lid, van de Wnb en artikel 2.12 van het Besluit natuurbescherming), moet het bevoegd gezag beoordelen of een vergunning kan worden verieend. Indien het gaat om een project of andere handeling die stikstofdepositie veroorzaakt op een Natura 2000-gebied, waarin een of meerdere habitattypen voorkomen waarvoor de KDW wordt overschreden, is de PAS die per 1 juli 2015 in werking is getreden, van belang. De PAS is thans geregeld in de Wnb, het Besluit natuurbescherming, de Regeling natuurbescherming en het programma Programmatische Aanpak Stikstof (verder: Programma). Aan het Programma ligt een passende beoordeling als bedoeld in artikel 2.8 van de Wnb ten grondslag. Op 14 april 2015 hebben wij ingestemd met zowel het Programma als met de daaraan ten grondslag liggende passende beoordeling. Bij het verienen van de vergunning kan gebruik worden gemaakt van deze passende beoordeling. Het Besluit natuurbescherming voorziet in titel 2.1 in continuering van het Programma zoals deze was opgenomen in de voormalige Natuurbeschermingswet Het thans geldende Programma behoeft gelet op het overgangsrecht in artikel 9.3, derde lid, van de Wnb niet opnieuw te worden vastgesteld. Het Programma is partieel herzien op 17 maart Passende beoordeling PAS Het Programma is een instrument om Natura 2000-doelstellingen te realiseren en tegelijk ruimte te scheppen voor bestaande en nieuwe economische ontwikkelingen. In de passende beoordeling is getoetst of de uitvoering van het programma geen risico vormt voor de instandhoudingsdoelstellingen van individuele Natura 2000-gebieden, binnen de PAS.^ De passende beoordeling bestaat uit een generiek deel (bronmaatregelen, monitoring, etc.) en uit gebiedsanalyses die de ecologische onderbouwing vormen dat met het Programma de stikstofgevoelige Natura 2000-doelstellingen (op termijn) gerealiseerd kunnen worden en er ontwikkelingsruimte beschikbaar kan worden gesteld voor economische ontwikkelingen. In de gebiedsanalyse per Natura 2000-gebied is verzekerd dat door de uitvoering van een gebalanceerd en robuust pakket aan herstelmaatregelen, er in de eerste programmaperiode geen verslechtering optreedt van alle stikstofgevoelige habitattypen en habitats van soorten. Bij deze beoordeling is uitgegaan van de achtergrondwaarde van In deze achtergrondwaarde zijn alle voor de aanvang van het Programma feitelijke emissies verdisconteerd, zoals blijkt uit de grootschalige concentratie en depositiekaarten Nederiand (GCN en GDN). Deze emissies hebben al voor de aanvang van het Programma plaatsgevonden ^ Zie hiervoor kaart 1,1. 7/9

8 omgevingsdienst HAAGLANDEN en hebben als uitgangspunt gediend voor de passende beoordeling. Voor de depositie als gevolg van deze emissies is derhalve geen ontwikkelingsruimte nodig. Daarnaast is voor elk Natura 2000-gebied een bepaalde hoeveelheid ontwikkelingsruimte vastgesteld, zodat ook nieuwe initiatieven waaronder ook uitbreidingen van bestaande activiteiten, gerealiseerd kunnen worden. De ontwikkelingsruimte kan op grond van artikel 2.7, eerste lid, van het Besluit natuurbescherming worden toegedeeld aan projecten en andere handelingen bij toestemmingsbesluiten, zoals een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb of een omgevingsvergunning. De conclusie van de passende beoordeling van het Programma is dat wanneer bestaande activiteiten worden voortgezet en daarnaast ook nog nieuwe activiteiten worden gerealiseerd, kan worden uitgesloten dat de natuurlijke kenmerken van de in het Programma opgenomen Natura 2000-gebieden worden aangetast. Met onze instemming met het Programma hebben wij ingestemd met de conclusie van de passende beoordeling dat met het Programma kan worden uitgesloten dat de natuuriijke kenmerken van de in het Programma opgenomen Natura 2000-gebieden worden aangetast. Voorwaarde hierbij is dat er niet meer ontwikkelingsruimte wordt toebedeeld dan beschikbaar is. Vaststellen benodigde ontwikkelingsruimte Aan het bedrijf is op 30 mei 2017 met kenmerk ODH een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb verieend. Dit betekent dat bij het bepalen van benodigde ontwikkelingsruimte voor de gevraagde activiteit rekening wordt gehouden met de bij de vergunning van 30 mei 2017 toegestane depositie (artikel 2.4 vijfde lid van de Regeling natuurbescherming). De vergunning van 30 mei 2017 wordt bij de verdere beoordeling als uitgangspunt gehanteerd. Voor de gevraagde uitbreiding dient te worden beoordeeld of ontwikkelingsruimte nodig is. Daarbij dient voorts beoordeeld te worden of de benodigde ruimte aanwezig is en of voldaan wordt aan de beleidsregels. Uit de AERIUS bijiage bij het besluit blijkt dat er voor de beoogde situatie ten opzichte van de vergunde situatie ontwikkelingsruimte benodigd en beschikbaar is. Voorts past de benodigde ontwikkelingsruimte binnen de beleidsregels. Registratie en toekenning ontwikkelingsruimte De aanvraag is geregistreerd in AERIUS Register. Voor de gevraagde uitbreiding is de benodigde ontwikkelingsruimte. Realisatie uitbreiding activiteit Op grond van artikel 2.7, vierde lid, van het Besluit natuurbescherming en artikel 2.2 tweede lid van onze beleidsregel kunnen wij deze vergunning (al dan niet gedeeltelijk) intrekken of wijzigen indien het project of de andere handeling waarvoor ontwikkelingsruimte is toegedeeld niet binnen twee jaar, na het onherroepelijk worden van het toestemmingsbesluit waarbij de ontwikkelingsruimte is toegedeeld, is gerealiseerd. Vergunde situatie Op het moment dat dit besluit in werking treedt, komt aan voorschrift 1 van de vergunning Wnb van 30 mei 2017 geen betekenis meer toe aangezien dit voorschrift geen recht meer doet aan de vergunde situatie. Samenhangende besluiten Er kunnen nog andere bepalingen van kracht zijn, op grond waarvan vergunningen, toestemmingen, ontheffingen of meldingen benodigd zijn om de gevraagde activiteit te kunnen uitvoeren. Die mogelijkheid geldt bijvoorbeeld voor de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht/activiteitenbesluit. Hiervoor is de gemeente Strijen bevoegd gezag. 8/9

9 omgevingsdienst HAAGLANDEN De aanvraag is uitsluitend getoetst aan de Wet natuurbescherming, zoals aangegeven onder 'Toetsingskader en grondslag beschikking'. Het gevraagde initiatief is in beginsel strijdig met de provinciale Verordening Ruimte. Aangezien de Verordening Ruimte geen toetsingsgrond vormt voor de Wnb, heeft deze strijdigheid geen effect op de afweging van onderhavige aanvraag. Dit betekent echter niet dat de aangevraagde activiteit zonder meer kan worden uitgevoerd. Wij adviseren hierover contact op te nemen met de gemeente en/of de afdeling Ruimte, Wonen en Bodem van de provincie Zuid-Holland. Conclusie Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat de gevraagde ontwikkelingsruimte kan worden toebedeeld en dat een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb kan worden verieend. 9/9

10 RIUSP REGISTER Dit document is een bijioge bij het toestemmingsbesluit ols bedoeld in ortifeel 2.7 eerste lid, von het Besluit natuurbescherming. Bijiage, Vergunningaanvraag Kenmerken Samenvatting emissies Depositieresultaten Gedetailleerde emissiegegevens Verdere toelichting over deze PDF kunt u vinden in een bijbehorende leeswijzer. Deze leeswijzer en overige documentatie is te raadplegen via: en pas.natura2000.nl. RjDnDixWzhcR (15 januari 2018) pagina i/n

11 AERIUSB REGISTER Contact Rechtspersoon Inrichtingslocatie Mts. Nooteboom Keizersdijk 60, 3291 CE Strijen Activiteit Omschrijving AERIUS kenmerk Bevoegd gezag Verschilberekening RjDnDixWzhcR Provincie Zuid-Holland Datum berekening Rekenjaar 15 januari 2018,08: Sector Deelsector Landbouw Stalemissies Totale emissie Situatie 1 Situatie 2 Verschil NOx NH ,00 kg/j 1.785,50 kg/j 100,50 kg/j Resultaten Hectare met hoogste verschil (mol/ha/j) Natuurgebied Biesbosch Verschil + 0,02 Toelichting Legalisatie feitelijke situatie Verschilberekening RjDnDixWzhcR (15 januari 2018) pagina 2/11

12 AERIUSB REGISTER Locatie Situatie 1 Emissie Situatie 1 ^ron Sector Emissie NHj Emissie NOx Opfokstal kg/j i-^ Landbouw I Stalemissies Melkgeitenstal 1-^ Landbouw Stalemissies 1.406,00 kg/j Verschilberekening RjDnDixWzhcR (15 januari 2018) pagina 5/11

13 AERIUSB REGISTER Locatie Situatie 2 Keizerediik esisonvueg Emissie Situatie 2 ^ron Sector Stal2 Landbouw Stalemissies Emissie NH3 246,00 kg/j Emissie NOx i-^ Stall Landbouw Stalemissies 1.529,50 kg/j paardenstal Landbouw Stalemissies 10,00 kg/j Verschilberekening RjDnDixW/zhcR (15 januari 2018) pagina 4/n

14 AERIUSB REGISTER Resultaten PASgebieden (mol/ha/j) Natuurgebied Biesbosch Hectare met hoogste verschil Situatie 1 Situatie 2 Verschil 0,25 0,27 + 0,02 beschikbaar? Krammer-Volkerak 0,16 0,16 + 0,01 Lingegebied b Diefdijk-Zuid >o,05 >o,05 + 0,00 O beschikbaar Geen ontwikkelingsruimte beschikbaar Als de hoogste depositietoename plaatsvindt op een hexagoon waar geen sprake is van een (naderende) stikstofoverbelasting, dan is de hoogste toename op een hexagoon met wei een (naderende) stikstofoverbelasting tussen haakjes aangegeven. Verschilberekening RjDnDixWzhcR (15 januari 2018) pagina '^/n

15 AERIUSB REGISTER Resultaten per habitattype (mol/ha/j) Biesbosch Habitattype Hectare met hoogste verschil Situatie 1 Situatie 2 Verschil = beschikbaar? Lgo8 Nat, matig voedselrijk grasland 0,25 0,27 +0,02 Lgii Kamgrasweide b Bloemrijk 0,17 weidevogelgrasland van het rivieren- en zeekleigebied 0,18 + 0,01 H6510B Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (grote vossenstaart) 0,06 0,07 + 0,01 H91 EoB Vochtige alluviale bossen 0,06 0,06 +o,oo(-) (essen-iepenbossen) H6510A Glanshaver-en 0,06 0,06 +0,00 vossenstaarthooilanden (glanshaver) Krammer-Volkerak Habitattype Hectare met hoogste verschil Situatie 1 Situatie 2 Verschil* beschikbaar? H2160 Duindoornstruwelen 0,l6 0,16 -I- 0,01 H2190B Vochtige duinvalleien (kalkrijk) 0,14 0,15 +0,01 Hi33oB Schorren en zilte graslanden (binnendijks) ,14 + 0,01 Lingegebied b Diefdijk-Zuid Habitattype Hectare met hoogste verschil Situatie 1 Situatie 2 Verschil' beschikbaar? H9999:70 Habitattype >o,05 onbekend/onzeker KDW op basis meest kritische aangewezen type (H7230) >o,05 0,00 Verschilberekening RjDnDixWzhcR (I5januari 2018) pagina 6/n

16 AERIUSB REGISTER ^ Q. 'ntwikkelingsruimte beschikbaar Geen ontwikkelingsruimte beschikbaar Als de hoogste depositietoename plaatsvindt op een hexagoon waar geen sprake is van een (naderende) stikstofoverbelasting, dan is de hoogste toename op een hexagoon met wel een (naderende) stikstofoverbelasting tussen haakjes aangegeven. Verschilberekening RjDnDixWzhcR (15 januari 2018) pagina 7/11

17 AERIUSB REGISTER Emissie (per bron) Situatie 1 Naam OpfokStal L0C3tie(X,Y) 97116, Uitstoothoogte 10,5 m Warmteinhoud 0,000 MW NH3 279,00 kg/j Dier RAV code Omschrijving Aantal Stof dieren Emissiefactor (kg/dier/j) Emissie ^ C overige huisvestingssystemen (Geiten: opfokgeiten van 61 dagen tot en met een jaar) (Overig) 260 NH3 0, ,00 kg/j C overige huisvestingssystemen (Geiten; opfokgeiten en afmestlammeren tot en met 60 dagen) (Overig) 260 NH3 0,200 52,00 kg/j ^ C overige huisvestingssystemen (Geiten; geiten ouder dan 1 jaar) (Overig) 10 NH3 1,900 19,00 kg/j Naam Melkgeitenstal Locatie (X.Y) 97166, 42OO83 Uitstoothoogte 7»6 m Warmteinhoud 0,000 M W NH ,00 kg/j Dier RAV code Omschrijving Aantal Stof Emissiefactor dieren (kg/dier/j) Emissie ^ C overige huisvestingssystemen (Geiten; 740 NH3 geiten ouder dan 1 jaar) (Overig) 1, ,00 kg/j Verschilberekening RjDnDixWzhcR (15 januari 2018) pagina 8/11

18 AERIUSB REGISTER Emissie (per bron) Situatie 2 Naam Stal 2 Locatie (X.Y) 97116, Uitstoothoogte 10,2 m Warmteinhoud 0,000 MW NH3 246,00 kg/j Dier RAV code Omschrijving Aantal Stof dieren Emissiefactor (kg/dier/j) Emissie C overige huisvestingssystemen (Geiten; opfokgeiten van 61 dagen tot en met een jaar) (Overig) 240 NH3 0, ,00 kg/j C overige huisvestingssystemen (Geiten; opfokgeiten en afmestlammeren tot en met 60 dagen) (Overig) 80 NH3 0,200 16,00 kg/j ^ C overige huisvestingssystemen (Geiten; geiten ouder dan 1 jaar) (Overig) 20 I\iH3 1,900 38,00 kg/j Naam Stal 1 Locatie(X,Y) 97l66, 42OO83 Uitstoothoogte 9i4 1^ Warmteinhoud 0,000 MW NH ,50 kg/j Dier RAV code Omschrijving Aantal Stof dieren Emissiefactor (kg/dier/j) Emissie if^ C overige huisvestingssystemen (Geiten; geiten ouder dan i jaar) (Overig) 805 NH3 1, ,50 kg/j Verschilberekening RjDnDixWzhcR (15 januari 2018) pagina 9/11

19 AERIUSB REGISTER Naam Locatie (X,Y) Uitstoothoogte Warmteinhoud NH3 paardenstal 97132, ,3 m 0,000 MW 10,00 kg/j Dier RAV code Omschrijving Aantal Stof dieren Emissiefactor (kg/dier/j) Emissie ^ K overige huisvestingssystemen (Paarden; volwassen paarden (3 jaar en ouder)) (Overig) 2 NH3 5,000 10,00 kg/j Verschilberekening RiDnDixWzhcR (15 januan 2018) pagina 10/11

20 AERIUSB REGISTER Disclaimer Oe initiatiefnemer is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de projectinvoer en de aanvraag wordt getoetst door het bevoegd gezag. De eigenaar van AERIUS aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de inhoud van de door de gebruiker aangeboden informatie. AERIUS is een geregistreerd handelsmerk in Europa. Alle rechten die niet expliciet worden verieend, zijn voorbehouden. Re ken basis D^^^ berekening is tot stand gekomen op basis van: AERIUS versie 20i6L_20i7i2i5_64i9od2d2b Database versie 2016 L_20i7o828_C3fo58foof Voor meer informarie over de gebruikte methodiek en data zie: Verschilberekening RjDnDixWzhcR (i5januari 2018) pagina 11/11