eurne Verlenen omgevingsvergunning Wij hebben de omgevingsvergunning verleend. U vindt de vergunning in de bijlage.

Transcriptie

1 eurne Kuijpers Vinkenweg RA DEURNE Deurne, 19 april 2017 Kenmerk: / Betreft: toezending omgevingsvergunning Bijlage: vergunning Geachte heer Kuijpers, Op 9 januari 2017 diende u een aanvraag voor een omgevingsvergunning in. De aanvraag gaat over een omgevingsvergunning beperkte milieutoets op het adres Vinkenweg 7 te Deurne. Ons kenmerk van de aanvraag is HZ In deze brief informeren wij u over onze beslissing op de aanvraag. Verlenen omgevingsvergunning Wij hebben de omgevingsvergunning verleend. U vindt de vergunning in de bijlage. Let op de voorwaarden! De vergunning bevat voorwaarden. U moet aan deze voarwaarden voldoen. Burgerlijk wetboek In het Burgerlijk Wetboek (boek S, titel 4) staan rechten en plichten van burgers vermeid. Wij willen u erop wijzen dat er rechten van derden worden genoemd, die er mogelijk voor zargen dat u geen gebruik kunt maken van uw omgevingsvergunnlng. Publicatie We publiceren het besluit op onze website. Belanghebbenden kunnen bezwaar aantekenen tegen het besluit. Let op: u handelt op eigen risico als u deze vergunning gebruikt voordat hij onherroepelijk is. Binnen drie jaar beginnen met de werkzaamheden In de wet is bepaald dat u ten minste binnen 3 jaar, nadat de vergunning anherroepelijk is geworden, gebrulk moet hebben gemaakt van de aan u verleende vergunning. Als wij constateren dat u binnen deze termijn geen gebruik heeft gemaakt van de vergunning, kunnen wij de aan u verleende vergunning intrekken. Postbus AA Deurne Bezoekadres. Markt 1 T: F: E: info@deurne.nl Voor meer informatie verwijzen wij graag naar onze gemeentelijke internetsite

2 Op grond van het bestemmingsplan mag u maximaal 2S schapen houden Een aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit 'milieu', kan aileen worden geweigerd in het belang van de bescherming van het milieu. Een eventuele afwijking van het bestemmingsplan is dus geen toetsingsgrond bij een aanvraag omgevingsvergunning, activiteit milieu. Het feit dat een omgevingsvergunning, activiteit milieu verleend is voor het houden van een bepaalde diersoort, wil niet zeggen dat deze diersoort daarmee ook planologisch legaal is (of wordt). In het bestemmingsplan staan per bouwvlak aanduidingen opgenomen, die aangeven welke diersoort op basis van het bestemmingsplan toegestaan zijn. In het huidige bestemmingsplan, Tweede herziening bestemmingsplan Buitengebied, geldt voor de locatie Vinkenweg 7 alleen de functieaanduiding "intensieve veehouderij". Voor de locatie Vinkenweg 7 zijn 25 schapen voor het eerst vergund in In het toen geldende bestemmingsplan Buitengebied werd geen onderscheid gemaakt tussen diersoorten. Met andere woorden: alle diersoorten waren toegestaan binnen de bestemming 'agrarisch gebied'. Als gevolg van verplicht over te nemen regels uit de provinciale Verordening ruimte 2012 moest in de Tweede herziening bestemmingsplan Buitengebied wél onderscheid gemaakt worden in diersoorten per bouwvlak. De uitbreiding met 25 schapen in de huidige aanvraag is daarmee bestemmingsplanmatig niet toegestaan. Ondanks het verlenen van de aangevraagde omgevingsvergunning voor onder andere 50 schapen, mogen in de praktijk dus maximaal 25 schapen worden gehouden. Acceptatie melding activiteitenbesluit milieubeheer Op 9 januari 2017 hebben wij van u de bij deze vergunningaanvraag behorende melding ontvangen (nr ) in het kader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (activiteitenbesluit). Wij accepteren uw melding en deze melding wordt digitaal bekendgemaakt op de website van de gemeente Deurne, zoals de Wet Milieubeheer verplicht stelt. Op basis van het activiteitenbesluit kunnen wij zo nodig maatwerkvoorschriften stellen. Vooralsnog maken wij geen gebruik van deze mogelijkheid. Heeft u nog vragen Heeft u nog vragen over deze brief? Neemt u dan contact op met het Klantcontactcentrum via het algemene telefoonnummer van de gemeente Deurne (0493) of via info@deurne.nl. Gebruik het kenmerk van deze brief als u contact met ons opneemt. HOO~~nc;htbe,~ gemeester en wethouders van Deurne,.lM. V rhoef Re'g-iSseur o gevingsvergunningen Bijlagen - Beschikking omgevingsvergunning nr. HZ Voor meer informatie verwijzen wij graag naar onze gemeentelijke internetsite

3 eurne OMGEVINGSVERGUNNING Nr. HZ /0MG (zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) Aanhef Op 9 januari 2017 is het verzoek van Kuijpers, Vinkenweg 8, 5752 RA te Deurne ontvangen om omgevingsvergunning te verlenen voor een omgevingsvergunning beperkte milieutoets op het perceel kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie V, nr. 741 en plaatselijk bekend Vinkenweg 7 te Deurne. De aanvraag is geregistreerd onder nummer HZ Reguliere procedure De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Tevens is de aanvraag getoetst aan het Besluit omgevingsrecht en de Ministeriële regeling omgevingsrecht. Besluit Burgemeester en wethouders besluiten: Geiet op artikelen 2.1, lid 1, onder i. en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de omgevingsvergunning te verlenen voor de volgende activiteit: een beperkte milieutoets voor het oprichten, veranderen of in werking hebben van een meldingsplichtige milieu-inrichting. De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken en bijlagen deel uitmaken van de vergunning. Bijgevoegde documenten De volgende documenten maken onderdeel uit van het besluit en zijn beschikbaar via omgevingsloket online ( onder nr : 1. Aanvraagformulier met datum ontvangst d.d. 9 januari Melding_AIMsessie_Av5bzycyOri_pdf met datum ontvangst d.d. 9 januari Besluit-Nbw-Brabant_pdf met datum ontvangst d.d. 9 januari milieutekening WM2_2_pdf met datum ontvangst d.d. 24 februari invoer gegevens V-stacks met datum ontvangst d.d. 24 februari aanvullende gegevens WABO 2017 gew_pdf met datum ontvangst d.d. 24 februari Deurne, 19 april 2017 \d~\~~:rg meester en wethouders van Deurne, ~M.verh f Regisseur omg vingsvergunningen Pagina 1 van 11

4 Bezwaarclausule Hebt u vragen of behoefte aan uitleg over dit besluit? Neemt u dan contact op met het Klantcontactcentrum via het algemene telefoonnummer van de gemeente Deurne of via de website Als u het niet eens bent met dit besluit en u door dit besluit rechtstreeks in uw belang wordt getroffen, kunt u een gemotiveerd bezwaarschrift hiertegen indienen bij burgemeester en wethouders, Postbus 3, 5750 AA Deurne. Dit kan tot 6 weken na de dag van verzending van het besluit. In het bezwaarschrift moet u tenminste het volgende opnemen: uw naam en adres, de datum, een omschrijving van het besluit waartegen u bezwaar maakt en de reden(en) van uw bezwaar. U moet het bezwaarschrift ook ondertekenen. De beschikking treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking. Het maken van bezwaar schorst de werking van het besluit niet. Daarom kunt u als u een spoedeisend belang heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, sector Bestuursrecht verzoeken een voorlopige voorziening te treffen (bijvoorbeeld schorsing van het besluit). Aan het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening zijn kosten verbonden. Het postadres van de rechtbank is Rechtbank Oost-Brabant, sector Bestuursrecht, Postbus 90125, 5200 MA 's-hertogenbosch. Kijkt u voor meer informatie op of informeert u bij de griffie van de Rechtbank Oost-Brabant (tel ). Pagina 2 van 11

5 De volgende onderdelen horen bij en maken deel uit van de omgevingsvergunning, verleend op 19 april 2017 aan Kuijpers, Vinkenweg 8, 5752 RA te Deurne voor een omgevingsvergunning beperkte milieutoets op het adres Vinkenweg 7 te Deurne, geregistreerd onder nummer HZ Inhoudsopgave Procedureel Overwegingen Pagina 3 van 11

6 PROCEDUREEL Gegevens aanvrager Op 9 januari 2017 hebben wij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen. Het betreft een verzoek van Kuijpers, Vinkenweg 8, 5752 RA te Deurne. Gegevens project Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als voigt te omschrijven: een omgevingsvergunning beperkte milieutoets op het adres Vinkenweg 7 te Deurne. Geiet op bovenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor het volgende in de Wabo omschreven omgevingsaspect: een beperkte milieutoets voor het oprichten, veranderen of in werking hebben van een meldingsplichtige milieu-inrichting. Er is beoordeeld of een toestemmingsstelsel moet worden aangehaakt. Of daadwerkelijk moet worden aangehaakt, voigt niet uit de Wabo, maar uit de desbetreffende wet. Wij hebben vastgesteld dat er geen toestemmingenstelsels aangehaakt behoeven te worden. Bevoegd gezag Geiet op bovenstaande projectbeschrijving, alsmede op het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de daarbij horende bijlage zijn wij het bevoegd gezag om de omgevingsvergunning te verlenen. Daarbij zijn wij er procedureel en inhoudelijk voor verantwoordelijk dat in ons besluit alle relevante aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving, zoals ruimte, milieu, natuur en aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid. Verder dienen wij ervoor zorg te dragen dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften op elkaar zijn afgestemd. Ontvankelijkheid Artikel 2.8 van de Wabo biedt de grondslag voor de indieningsvereisten. Dit betreft de gegevens en bescheiden die bij een aanvraag om een omgevingsvergunning beschikbaar moeten worden gesteid om tot een ontvankelijke aanvraag te komen. De regeling is uitgewerkt in paragraaf 4.2 van het Bor, met een nadere uitwerking in de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor). Wij hebben de aanvraag na ontvangst aan de hand van de Mor getoetst op ontvankelijkheid. Daarbij is gebleken dat een aantal gegevens ontbrak. De aanvrager is hierop op 6 februari 2017 in de gelegenheid gesteid om aanvullende gegevens te leveren. We hebben de aanvullende gegevens ontvangen op 24 februari Hierdoor is de wettelijke procedure verlengd met de termijn die aanvrager heeft gebruikt voor het indienen van de gevraagde gegevens. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag alsmede de latere aanvulling daarop voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook ontvankelijk en in behandeling genomen. Ingebrachte adviezen In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Geiet op het bepaalde in artikel 2.26 Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.5 van het Bor, hebben wij geconstateerd dat er voor de behandeling van de aanvraag geen advies behoeft te worden ingewonnen bij een ander bestuursorgaan. Pagina 4 van 11

7 Verklaring van geen bedenkingen Op grond van artikel 2.27 Wabo wijst het Bor of een bijzondere wet categorieën van gevallen aan waarvoor geldt dat een omgevingsvergunning niet wordt verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft. Wij hebben vastgesteld dat er geen Verklaring van geen bedenkingen bij een ander bestuursorgaan behoeft te worden opgevraagd. Pagina 5 van 11

8 OVERWEGINGEN Aan het besluit liggen de volgende inhoudelijke overwegingen ten grondslag: een beperkte milieutoets voor het oprichten, veranderen of in werking hebben van een meldingsplichtige milieu-inrichting Inleiding Voor een aantal milieurelevante activiteiten waarvoor het Activiteitenbesluit algemene regels stelt, is eerst toestemming van het bevoegd gezag nodig voordat ze kunnen worden ondernomen. Deze "toestemming vooraf" wordt omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) genoemd. Het doel van de OBM is dat het bevoegd gezag na een beperkte milieutoetsing vooraf instemt met het van start gaan van een specifieke activiteit op een specifieke locatie. De OBM bestaat uit een instemming of een weigering. Aanvraag In de inrichting is sprake van het houden van: 190 vleeskalveren tot circa 8 maanden; 50 vleesstieren van circa 8 tot 24 maanden; 45 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar; 50 schapen ouder dan 1 jaar. Het gaat om het uitbreiden van een installatie voor het houden van dieren waarbij sprake is van een totale omvang binnen de inrichting van minimaal 51 en maximaal vleesrunderen (artikel 2.2a, lid 1 onder i van het Bor). Voor deze activiteit moet worden beoordeeld of de noodzaak voor het opstellen van een milieueffectrapport aanwezig is. Toetsing algemeen De aanvraag is beoordeeld aan de hand van het toetsingskader zoals neergelegd in de Wabo en artikel S.13b van Bor. Op grond van artikel S.13b van het Bor wordt een omgevingsvergunning voor de categorieën activiteiten, bedoeld in artikel 2.2a, eerste lid, onder c tot en met i, geweigerd indien het bevoegd gezag op grond van artikel 7.17, eerste lid, van de Wet milieubeheer, heeft beslist dat een milieueffectrapport moet worden gemaakt (Bor: artikel S.13b, lid 1). Op grond van artikel S.13a van het Bor mogen aan de OBM geen voorschriften worden verbonden. Toetsing OSM milieueffectrapportage (OSM mer) Activiteit In de inrichting is sprake van het houden van 190 vleeskalveren tot circa 8 maanden, 50 vleesstieren van circa 8 tot 24 maanden, 45 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar en 50 schapen ouder dan 1 jaar. De activiteit waarvoor vergunning wordt aangevraagd heeft betrekking op de realisatie (uitbreiden) van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren met 190 dierplaatsen voor vleeskalveren, 46 dierplaatsen voor vleesstieren, 33 dierplaatsen voor vrouwelijk jongvee en 25 dierplaatsen voor schapen. De kenmerken van deze activiteit zijn opgenomen in de bijlagen bij de aanvraag. Pagina 6 van 11

9 Toetsi ngskader De gevraagde activiteit leidt niet tot een overschrijding van de drempelwaarden van de onderdelen e (m.e.r.-plicht) en D (m.e.r.-beoordelingsplicht) van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Ondanks dat moet toch worden beoordeeld of de activiteit mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft (vormvrije m.e.r. beoordeling). Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten van vorm, wei van inhoud. De activiteit moet worden getoetst aan de selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling. Deze criteria hebben betrekking op: 1. de kenmerken van de activiteit; 2. de plaats waar de activiteit plaatsvindt; 3. de kenmerken van de belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu die de activiteit kan hebben. Beoordeling Bij de beoordeling is rekening gehouden met de criteria uit bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling. In deze beoordeling wordt de aanvraag getoetst aan de criteria zoals genoemd in bijlage III van de EU-richtlijn betreffende de milieu- effectbeoordeling van projecten. Waarmee wordt bepaald of de toetsing alsnog aanleiding geeft tot het uitvoeren van een rn.e.rbeoordeling of het opstellen van een mer. De beoordeling op basis van bijlage III richt zich op de belangrijkste emissies binnen de inrichting: ammoniak, geur, fijnstof en geluid en of deze belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu. Feitelijke en vergunde situatie Voor de inrichting is op 2 januari 1990 een vergunning verleend in het kader van de Hinderwet voor een agrarische bedrijf met vleesvarkens, rundvee en schapen. Op 15 juni 2010 is de vergunning gedeeltelijk ingetrokken voor het houden van vleesvarkens en een deel van de vergunde vleesstieren. De resterende veebezetting bestaat uit 12 stuks vrouwelijk jongvee, 4 vleesstieren en 25 schapen. De inrichting is van rechtswege onder het Activiteitenbesluit komen te vallen. Algemeen: omgeving van de inrichting Op basis van de aanvraag neemt de ammoniakemissie toe met 1.071,5 kg ten opzichte van de vergunde situatie. De aangevraagde ammoniakemissie bedraagt 1.163,0 kg. De geuremissie neemt toe ten opzichte van de vergunde situatie met OUE/S en bedraagt ~UE/S. De inrichting is gelegen in het landbouwontwikkelingsgebied in het buitengebied van Deurne. In de directe omgeving van het bedrijf zijn meerdere veehouderijen en enkele burgerwoningen gelegen. Op een afstand van ca. 900 meter ten zuidwesten van de inrichting is de bebouwde kom van Deurne gelegen. Op een afstand van ± meter ten oosten van de inrichting, is het dichtst bijgelegen zeer kwetsbare gebied 'De Bult' gelegen dat tevens onderdeel uitmaakt van Natura 2000-gebied 'De Deurnse Peel'. Ammoniak Als gevolg van de aanvraag neemt de ammoniakemissie toe ten opzichte van de vergunde situatie. De voormalige varkensstal wordt in gebruik genomen voor de uitbreiding met vleeskalveren. Er worden nieuwe ventilatoren geplaatst. De emissiepunten van de stallen en de veebezetting per stai wijzigen ten opzichte van de bestaande situatie. De gevraagde veranderingen haken aan bij de Natuurbeschermingswet. Om deze reden is een verklaring van geen bedenkingen gevraagd aan de provincie Noord-Brabant. Pagina 7 van 11

10 Toepassen van de Best Beschikbare Technieken (BBT) Op basis van de in de Wabo opgenomen bepaling voor het toepassen van Best Beschikbare Technieken (artikel 2.14 lid 1 onder c sub 1) dient te worden beoordeeld in hoeverre de aangevraagde wijzigingen worden doorgevoerd met het toepassen van Best Beschikbare Technieken. Op 1 augustus 2015 is het Besluit emissiearme huisvesting in werking getreden. Dit Besluit is van toepassing op huisvestingssystemen voor landbouwhuisdieren. Indien de aanvraag voldoet aan dit Besluit dan wordt eveneens voldaan aan de Best Beschikbare Techniek. Op grond van het Besluit emissiearme huisvesting geldt voor het houden van vrouwelijk jongvee, vleeskalveren, vleesstieren en schapen geen maximale emissiewaarde. De geheie inrichting voldoet daarmee aan de eis van het toepassen van de Beste Beschikbare Technieken (BBT). De aanvraag voldoet derhalve aan de Best Beschikbare Techniek. De inrichting is niet gelegen binnen de 250 meter zone van een zeer kwetsbaar gebied. Op grond hiervan wordt voldaan aan het gesteide in het Activiteitenbesluit. Voorgrondgeurbelasting De aangevraagde geuremissie neemt toe ten opzichte van de vergunde situatie en bedraagt ~UE/S. Bij de aanvraag is een geurrapport gevoegd waaruit blijkt dat ruimschoots wordt voldaan aan de geldende geurnormen. Ten opzichte van de stallen met vrouwelijk jongvee moet worden voldaan een afstand van 50 meter ten opzichte van omliggende woningen in het buitengebied en 100 meter ten opzichte van omliggende woningen in de bebouwde kom. De afstand vanaf de stallen 5 en 6 voor vrouwelijk jongvee ten opzichte van de dichtstbijzijnde woningen in het buitengebied, bedraagt meer dan 50 meter. De bebouwde kom is gelegen op een afstand van ca. 900 meter ten opzichte van de inrichting. Geiet hierop moet worden geconcludeerd dat wordt voldaan aan de eisen voor geurhinder uit het Activiteitenbesluit. Afstand tussen gevel stankgevoelig object gevel en emissiepunten van een dierenverblijf De afstand van de buitenzijde van een dierenverblijf tot de buitenzijde van een geurgevoelig object moet op basis van artikel S, lid 1 van de Wgv bedragen: ten minste 50 meter tot een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom; ten minste 25 meter tot een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom. De dichtst bijgelegen geurgevoelige objecten zijn gelegen op ca. 160 meter vanaf de dierenverblijven van de inrichting. Aan alle geurnormen en vaste afstanden wordt voldaan. Geiet hierop voldoet de aanvraag aan de eisen voor geurhinder uit het Activiteitenbesluit. Achtergrondgeurbelasting De inrichting is gelegen in het buitengebied. In dit gebied wordt een geurbelasting op grond van de Provinciale verordening Ruimte 2014 van maximaal 20 oue/m3 als acceptabel beschouwd. Ter plaatse van de dichtst bijgelegen burgerwoning bedraagt de achtergrondbelasting oue/m3 Deze relatief hoge achtergrondbelasting wordt veroorzaakt door andere intensieve veehouderijen in de omgeving. De maximale voorgrondbelasting van de inrichting op het dichtstbijzijnde geurgevoelige object Pagina 8 van 11

11 bedraagt 0,4 oue/m3. Geiet op het feit dat de individuele bijdrage van deze veehouderij zeer laag is, zal de aanvraag niet leiden tot een significante versiechtering van woon- en leefklimaat voor omliggende geurgevoelige objecten. Het aspect geur is derhalve geen aanleiding om in het kader van de toetsing aan bijlage III tot een mer-beoordelingsplicht te moeten concluderen. Geluid De geluidemissie wordt getoetst aan de richtwaarden voor geluid in de omgeving van de inrichting. De inrichting is gelegen op relatief grote afstand van de omliggende woningen te liggen. Er zullen geen nieuwe stallen worden gebouwd. Wei zullen er nieuwe ventilatoren worden geplaatst. Er zullen wei extra transportbewegingen plaatsvinden vanwege laad- en losactiviteiten omdat sprake is van uitbreiding met dieren. Geiet op de aard van de aangevraagde veranderingen, in combinatie met de relatief grote afstand tot omliggende woningen, is het aannemelijk dat aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit wordt voldaan. Fijn stof Bij het toetsen van de emissie van fijnstof moet de Wet luchtkwaliteit in acht worden genomen. In bijlage 2 van deze wet zijn grenswaarden opgenomen voor een zestai stoffen. In de landbouw vormt voornamelijk fijn stof (Plvl l O) het toetsingskader. Voor fijnstof gelden twee normen. De jaargemiddelde concentratie mag niet hoger zijn dan 40.Jg/m3 en het aantal dagen dat het etmaalgemiddelde van 50.Jg/m3 wordt overschreden, mag niet groter zijn dan 35. Toetsing dient plaats te vinden ter plaatse bij het dichtstbijgelegen gevoelige object in de omgeving van de inrichting. Daar mag de som van de bestaande en aangevraagde activiteiten deze normen niet overschrijden of, wanneer de normen door de achtergrondconcentratie al worden overschreden, geen in betekenende mate versiechtering van de luchtkwaliteit veroorzaken. De inrichting emitteert voornamelijk fijn stof vanuit de stallen. Het via het verkeer geëmitteerde fijnstof op het terrein van de inrichting en op de openbare weg is zeer klein. Als sprake is van een beperkte toename van de luchtverontreiniging die niet in betekende mate bijdraagt aan de concentratie PM10 in de buitenlucht (NIBM), hoeft een project niet langer meer getoetst te worden. Dit voigt uit artikel 5.16, lid 1, sub c, van de Wet milieubeheer. Het Besluit NIBM legt vast wat geldt als niet in betekende mate bijdragen. Voor veehouderijen is een vuistregel opgesteld waarbij bepaald kan worden bij welke uitbreiding van de fijnstofemissie in relatie tot de afstand tot een gevoelig object, sprake is van niet in betekende mate. D eze VUIS. t rege I' IS opqenornen In on d ers t aan d e t a b e 14 Afstand tot te 70 m 80 m 90 m 100 m 120 m 140 m 160 m toetsen plaats Totale emissie in g/jr van uitbreidlnq/oprichtinq Uit de aanvraag blijkt dat de fijnstofemissie toeneemt ten opzichte van de vergunde situatie met gram. De aangevraagde hoeveelheid fijn stof bedraagt gram. De afstand tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt ca. 160 meter. Dit betekent dat een toename met maximaal is toegestaan. Op basis van de toename met gram kan worden geconcludeerd dat sprake is van een toename die niet in betekenende mate is. Pagina 9 van 11

12 Daarnaast is de huidige achtergrondconcentratie van fijnstof ter plaatse van de dichtst bijgelegen woningen gelegen tussen de O en 25 Jg/m3. De aanvraag veroorzaakt in deze omgeving geen overschrijding van de grenswaarde van zwevende deeltjes PM10 en is derhalve niet in strijd met de Wet luchtkwaliteit. Conc/usie Op basis van deze beoordeling aan de hand van de criteria uit bijlage III moet worden geconcludeerd dat de wijziging van de inrichting geen belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Er is daarom in dit verband geen aanleiding voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling. Toetsing "andere factoren" dan bedoe/d in bij/age III Een andere factor in dit kader zou "het effect van de activiteiten van de inrichting op de gezondheid van de mensen in de omgeving" kunnen zijn. Uit (recent) onderzoek is gebleken dat met name de emissies van geluid, ammoniak, geur en fijnstof gezondheidsgerelateerd kunnen zijn. Bij de aanvraag is geen beschouwing opgenomen over de mogelijke gezondheidseffecten voor omwonenden. Op 7 juli 2016 zijn daarover twee onderzoeksrapporten versehenen: "Veehouderij en gezondheid omwonenden (VGO)" en "Emissies van endotoxinen uit de Veehouderij". Nu de gezondheidsrapporten zijn gepubliceerd is een afweging hierover wenselijk. Samenvatting VGO-onderzoek Het VGO onderzoek is uitgevoerd in het oostelijk dee I van Noord-Brabant en in Noord Limburg. Onderzocht is of het wonen in de nabijheid van veehouderijen effect kan hebben op de gezondheid. Hieruit komen een aantal positieve en een aantal negatieve gezondheidseffecten naar voren. Aangetoond is dat mensen die rondom veehouderijen wonen minder astma en allergieën hebben. Verder is er een verband gevonden tussen wonen nabij veehouderijen en een verlaagde longfunctie. Een verhoging van het risico op een longontsteking wordt gevonden voor omwonenden die binnen een straal van één kilometer van pluimveebedrijven wonen. Ook de veedichtheid speelt een rol. Deze gezondheidseffecten worden in verband gebracht met de emissie van fijnstof, ammoniak (secundair fijnstof) en endotoxinen (gebonden aan stofdeeltjes). Het voorkomen van antilichaamresponsen tegen Coxiella burnetii, de veroorzaker van Q koorts, is sterk geassocieerd met geitenhouderijen. Ook bij schapenhouderijen kan met name in de lammerperiode een kans op verspreiding van deze zoönose ontstaan. Samenvatting Endotoxinen-onderzoek Het onderzoek "Emissies van endotoxinen uit de veehouderij" laat zien dat overschrijding van de adviesgrenswaarde van 30 EU/m3 in de buitenlucht van de Gezondheidsraad mogelijk is. Vooral bij pluimvee speelt dit tot zo'n 500 meter rondom het bedrijf. Dit laatste is zorgelijk en onderstreept de noodzaak voor emissiereductie om de risico's door endotoxinen voor omwonenden in de omgeving van pluimveestallen te verminderen. Conclusies naar aan/eiding van de twee gezondheidsonderzoeken De belangrijkste conclusie die alle partijen trekken uit de op 7 juli j.1. versehenen onderzoeksrapporten "Veehouderij en gezondheid omwonenden (VGO)" en "Emissies van endotoxinen uit de Veehouderij" is dat het verminderen van de emissies moet bijdragen aan het vermijden van gezondheidseffecten voor omwonenden van veehouderijen. Omgekeerd: een toename van de emissie van fijnstof, ammoniak (secundair fijnstof) en endotoxinen (gebonden aan stofdeeltjes) zal niet bijdragen aan het vermijden van gezondheidseffecten voor omwonenden, maar deze juist kunnen vergroten. Pagina 10 van 11

13 Om verspreiding van de zoönose voor Q-koorts te voorkomen dienen bedrijven met 50 schapen of meer deze te vaccinneren tegen Q-koorts. Dit is ook verplicht indien de schapen op een bedrijf een publieksfunctie hebben. Beoordeling bedrijfsontwikkeling op de Vinkenweg 7 In de omgeving van de veehouderij aan de Vinkenweg 7 zijn enkele gevoelige objecten gelegen. Het dichtstbijzijnde gevoelige object betreft een voormalige veehouderij op ca. 160 meter. Op zo'n 900 meter afstand bevindt zich de dichtstbijzijnde woonkern. Het voornemen van de inrichtinghouder is om uit te breiden met vleesvee, jongvee en schapen. Als gevolg hiervan nemen de emissies van ammoniak, geur en fijn stof toe. ammoniakemissie geuremissie Fijnstofemissie (kg/jaar) (odour units /seconde) (PM10, kq/jaar) Huldlee situatie 91,S 337 1,14 Beoogde situatie 1.163, ,48 Door het ondersteuningsteam Veehouderij en Volksgezondheid is op 25 november 2016 de notitie 'Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid' opgesteld. In deze notitie is aangegeven hoe om te gaan met aanvragen van veehouderijen in relatie tot het aspect Volksgezondheid. Er zijn onder andere richtafstanden opgenomen op basis van de uitstoot van fijn stof van varkens- en pluimveehouderijen. Er vindt een toename van de fijnstofemissie plaats. Er is echter geen sprake van een varkens- of pluimveehouderij. Er is om deze reden geen richtafstand bekend. Geiet op de relatief geringe fijn stof uitstoot en omdat wordt voldaan aan de eisen van de Wet luchtkwaliteit, is er geen grond om op basis van de endotoxinenbelasting te stellen dat sprake is van een risicovolle ontwikkeling. Het aantal schapen binnen de veehouderij wordt verhoogd naar 50 stuks. Op basis van dit aantal dienen deze schapen te zijn gevaccineerd. Daarnaast is niet aangegeven in de aanvraag dat de schapen binnen de veehouderij een publieksfunctie hebben. Op basis van deze uitgangspunten zal het risico op verspreiding van de zoönose voor Q-koorts als gevolg van het houden van het aangevraagde aantal schapen klein zijn. Conclusie In het voorgaande is reeds beoordeeld dat geiet op de gevraagde veranderingen, het niet aannemelijk is dat de geluidsnormen worden overschreden. De emissies van ammoniak, geur en fijn stof nemen weliswaar toe maar voldoen ruimschoots aan de normen. Bovendien is de afstand tot omliggende gevoelige objecten relatief groot. Geiet op het voorgaande en omdat er geen andere (eventueel vanuit gezondheidsoogpunt bepaalde) normen zijn waaraan moet / kan worden getoetst, concluderen we dat ook gezondheid geen "andere factor" is die aanleiding geeft tot het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling. Pagina 11 van 11