Rechtspraak (mr. S. Ju; rolnr / HA ZA ) I 317 I Rechtbank Amsterdam 27 juni. Letsel & Schade 2012 nr. 3

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Rechtspraak. 2012 (mr. S. Ju; rolnr. 513981 / HA ZA 12-410) I 317 I Rechtbank Amsterdam 27 juni. Letsel & Schade 2012 nr. 3"

Transcriptie

1 Rechtspraak I 317 I Rechtbank Amsterdam 27 juni 2012 (mr. S. Ju; rolnr / HA ZA ) Relatieve competentie. Rechtbank in vestigingsplaats verzekeraar bevoegd? De verzekeraar dagvaardt de gelaedeerde voor de rechtbank in het arrondissement waar de verzekeraar zijn vestigingsplaats heeft. Hij vordert een verklaring in rechte dat de klachten van de gelaedeerde niet in verband staan met het ongeval. De gelaedeerde eist in incident dat deze rechtbank niet bevoegd is. De rechter oordeelt dat noch art. 99 en 102 Rv., noch art. 7 WAM bewerkstelligen dat de rechtbank in de vestigingsplaats van de verzekeraar bevoegd is. Hij verwijst de zaak naar de Rechtbank Utrecht, het arrondissement waar de gelaedeerde woont en waarin het ongeval heeft plaatsgevonden. Generali Schadeverzekering Maatschappij NV, gevestigd te Diemen, eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident, advocaat mr. G.C. Endedijk, tegen E, wonende te Bunnik, gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident, advocaat mr. C.C.J. de Koning. Partijen zullen hierna Generali en E genoemd worden. (...) 2. De beoordeling in het incident 2.1. E vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Generali voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan E heeft aan haar incidentele vordering ten grondslag gelegd dat de rechtbank Utrecht de bevoegde rechtbank is om van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen. E heeft daartoe verwezen naar het bepaalde in de artikelen 99 en 102 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Gelet erop dat E woonachtig is in het arrondissement Utrecht en in dat arrondissement bovendien het in de hoofdzaak onderwerp van geschil zijnde schadetoebrengende feit zich heeft voorgedaan, dient de rechtbank Amsterdam zich onbevoegd te verklaren om van het geschil kennis te nemen, aldus E. Generali kan de door haar gestelde bevoegdheid van de rechtbank Amsterdam niet gronden op het bepaalde in artikel 7 van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM). Dit artikel geeft enkel E als benadeelde partij de mogelijkheid om te dagvaarden voor de rechtbank van de woonplaats van eiser. De gevorderde onbevoegd verklaring is bovendien uit proceseconomische redenen ingegeven. De rechtbank Utrecht heeft eerder al beschikt op een aldaar door E ingediend verzoekschrift met betrekking tot de benoeming van een deskundige. Voorts is E bij de rechtbank Utrecht onlangs een Deelgeschillenprocedure gestart, zodat het onwenselijk is indien meerdere rechtbanken zich over deze zelfde kwestie uitlaten, aldus nog steeds E Generali heeft zich verweerd en heeft daartoe aangevoerd dat voornoemd deskundigenbericht reeds is afgerond en dat de Deelgeschillenprocedure door E aanhangig is gemaakt nadat Generali de onderhavige procedure is gestart. Van verknochtheid van de zaak met de rechtbank Utrecht is dan ook geen sprake, Gelet op de aard van de hoofdzaak waarbij Generali als verzekeraar tot dagvaarding overgaat om de vraag naar het causaal verband en de schadeomvang aan de rechter voor te leggen, heeft te gelden dat noch uit het systeem der wet noch uit artikel 7 WAM zelf volgt dat de verzekeraar minder keuzemogelijkheden heeft dan het slachtoffer. Tot slot heeft E geen rechtens te respecteren belang bij verwijzing naar de rechtbank. Verwijzing brengt alleen maar extra tijd en kosten met zich, aldus nog steeds Generali De rechtbank stelt allereerst vast dat het beroep op de onbevoegdheid tijdig in de zin van artikel 110 Rv door E is aangevoerd. Bij de beoordeling van een incident als het onderhavige neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat de beoordeling van de bevoegdheid van de rechtbank gebaseerd dient te worden op de inhoud van de dagvaarding. Daarin heeft Generali voor zover hier van belang gesteld dat de rechtbank Amsterdam bevoegd is op de voet van het bepaalde in 102 R v. Dit artikel geeft in geval van een onrechtmatige daad mede bevoegdheid aan de rechter van de plaats waarin het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. De rechtbank stelt dan ook vast dat beide partijen ter onderbouwing van hun stellingen aangaande de (on)bevoegdheid van deze rechtbank hebben verwezen naar artikel 102 Rv. In het onderhavige geval is naar de rechtbank uit de processtukken afleidt- tussen partijen niet in geschil dat voornoemd feit zich in het arrondissement Utrecht heeft voorgedaan. Gelet daarop leidt anders dan Generali betoogt- toepassing van artikel 102 Rv niet tot een bevoegdheid van deze rechtbank om van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen Generali heeft de bevoegdheid van deze rechtbank voorts gegrond op het bepaalde in artikel 7 WAM. Het betoog van Generali dat er in essentie toe strekt dat uit de aard van de zaak en het systeem van de WAM zou volgen dat Generali op de voet van artikel 7 WAM als verzekeraar geen beperktere forumkeuze zou hebben dan E, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen 25

2 steun in de redactie van het artikel. Dat uit het systeem der wet niettemin een andersluidende conclusie zou moeten worden getrokken, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Zulks had gegeven de gemotiveerde stellingen van E wel op de weg van Generali gelegen. De rechtbank zal dit betoog van Generali dan ook verder passeren Tot slot is de vraag of E voldoende (processueel) belang heeft bij verwijzing van deze zaak naar de rechtbank Utrecht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft E haar belang in deze voldoende aannemelijk gemaakt nu tussen partijen niet geschil is dat thans bij de rechtbank Utrecht een Deelgeschillenprocedure aanhangig is die - naar de rechtbank uit de stellingen van E afleidt- betrekking heeft op dezelfde schadeveroorzakende gebeurtenis als in de hoofdzaak centraal staat. Zelfs indien wordt aangenomen dat de Deelgeschillenprocedure na betekening van de inleidende dagvaarding door E bij de rechtbank Utrecht aanhangig is gemaakt, maakt dat het vorenstaande niet anders. Dit leidt slechts uitzondering indien E misbruik maakt van procesrecht door verwijzing te verlangen. Daartoe heeft Generali evenwel onvoldoende gesteld, noch is het gebleken Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de rechtbank de incidentele vordering zal toewijzen als hierna in het dictum vermeld. Proceskosten 2.8. De rechtbank zal Generali als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure aan de zijde van E veroordelen. De rechtbank begroot deze kosten op E 452,= aan salaris advocaat. 3. De beslissing De rechtbank In het incident 3.1. wijst het gevorderde in die zin toe dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen; 3.2. verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rechtbank Utrecht; 3.3. veroordeelt Generali in de kosten van het incident begroot op E 452,=; 3.4. verklaart vorenstaande proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad; 3.5. wijst het meer of anders gevorderde af. I 318 I Rechtbank Utrecht 27 juni 2012 (mr. J. Sap; zaaknr / HA RK ) Deelgeschil. Whiplash. Juridisch causaal verband, stelplicht met betrekking tot schade. Dezelfde zaak, eiser in het incident in de vorige zaak is verzoekster in deze zaak. De rechter constateert dat een deelgeschil kan worden ingesteld als een bodemprocedure aanhangig is. Welke rechter in het deelgeschil bevoegd is is duidelijk: verzoekster is woonachtig in het arrondissement Utrecht en het ongeval heeft daar ook plaatsgevonden. De dagvaarding in de zaak voor de rechtbank Amsterdam dateert van 20 maart 2012, terwijl het verzoek om een deelgeschil bij de rechtbank Utrecht is binnengekomen op 16 maart Er is dus geen sprake van een aanhangig bodemgeschil in de zin van art. 1019x Rv. Een achteropaanrijding leidt niet zelden tot het ontstaan van zogenoemde whiplashklachten of whiplashachtige klachten, waaronder valt te verstaan klachten aan de nek, bovenrug, schouders alsmede klachten op het cognitieve vlak. Aan het bewijs van het bestaan van deze klachten kunnen geen al te hoge eisen worden gesteld. Inherent aan dergelijke klachten is immers dat deze moeilijk objectiveerbaar zijn omdat bij deze klachten veelal een medisch, neurologisch substraat ontbreekt. Voor het bewijs van het in juridische zin bestaan van de geuite klachten is dan ook voldoende dat objectief kan worden vastgesteld dat de klachten reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn zonder dat de klachten behoeven te worden geobjectiveerd in die zin dat zij door middel van reguliere onderzoeksmethoden en overeenkomstig de door de betreffende beroepsgroep vastgestelde richtlijnen als een erkend ziektebeeld worden vastgesteld. Dit klemt te meer in het geval de neuroloog conform de NVvN-richtlijnen 2007 rapporteert en op grond van die richtlijnen bij gebreke van een medisch substraat aan whiplash(achtige) klachten geen mate van functieverlies en beperkingen meer zal (kan) toeschrijven. Het in neurologische zin ontbreken van beperkingen betekent dus niet ook steeds dat evenmin in juridische zin geen sprake kan zijn van (aan het ongeval toe te schrijven) beperkingen. Uit deze overweging volgt dat er in juridisch opzicht causaal verband is tussen de door verzoekster gestelde klachten en beperkingen en het haar overkomen ongeval. Dit betekent echter niet ook dat per definitie sprake is van schade, meer in het bijzonder arbeidsvermogensschade, die voor vergoeding in aanmerking komt. Dit wordt veelal eerst inzichtelijk na een belastbaarheids- en beperkingenprofiel opgesteld door een verzekeringsgeneeskundige, waarna een arbeidsdeskundige kan rapporteren. Dergelijke deskundigenrapportages maken thans (nog) geen deel uit van het dossier. De nu (wel) voorhanden zijnde gegevens zijn in ieder geval niet toereikend om te kunnen beoordelen of de door verzoekster gestelde arbeidsvermogensschade het gevolg is van het haar overkomen ongeval. Hetzelfde geldt voor de door verzoekster genoemde post materiële en immateriële schade. Verzoekster heeft daartoe (eveneens) onvoldoende gesteld. Het verzoek wordt afgewezen, kosten deelgeschil begroot en toegewezen. V, wonende te (..), verzoekster, advocaat mr. C.C.J. de Koning, 26

3 tegen Generali Schadeverzekering Maatschappij NV, gevestigd te Zeist, verweerster, advocaat mr. G.C. Endedijk. Partijen worden hierna V en Generali genoemd. 1. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: het verzoekschrift van V, ter griffie ingekomen op 16 maart 2012; het verweerschrift van Generali; de mondelinge behandeling; de aantekeningen mondelinge behandeling deelgeschillenprocedure van V. 2. De feiten 2.1. V werd op 5 november 1998, stilstaande in haar Peugeot 106, van achteren aangereden. De Peugeot is total loss verklaard. Generali heeft aansprakelijkheid erkend voor het V overkomen ongeval Ten tijde van het ongeval was V werkzaam als belastingadviseur bij PriceWaterHouseCoopers (PWC) te Utrecht. Per 1 oktober 2005 is het dienstverband beëindigd door middel van een vaststellingsovereenkomst Momenteel is V werkzaam als zelfstandig fiscalist voor drie à vier dagen per week Ingevolge een beschikking van 20 januari 2010 van deze rechtbank heeft de heer M.B.M. Vermeulen, neuroloog, een (voorlopig) deskundigenbericht uitgebracht, dat op 25 oktober 2011 ter griffie van deze rechtbank is gedeponeerd. De inhoud van dit rapport luidt, voor zover thans van belang, als volgt: (...) Samenvatting en conclusie (...) Vervolgens maakte betrokkene op 5 november 1998 opnieuw een auto-ongeval door (.) Sindsdien klaagt betrokkene over pijnklachten in de nek, uitstralend naar boven en beneden langs de wervelkolom alsmede uitstralend naar wisselend de linker en rechter schouder. Daarnaast heeft betrokkene klachten over zonder duidelijk luxerend moment optredende pijnklachten in het hoofd, waarbij de pijn van achter naar voor trekt en waarbij soms misselijkheidverschijnselen, doch geen overgeven optreedt. (...) Daarnaast klaagt betrokkene, m.n. bij toename van de pijnklachten, over problemen met concentratie en geheugen. Tevens ervaart betrokkene dan dat ze emotioneel meer labiel is. (...) Bij neurologisch onderzoek thans is er sprake van hypertone nek- en schoudergordelmusculatuur, waarbij de aanhechtingsplaatsen drukpijnlijk zijn. Verder is er een eindstandig optredende pijn, doch geen bewegingsbeperking bij bewegen van de cervicale wervelkolom. (...) Bij verder neurologisch onderzoek worden geen andere afwijkingen gevonden dan discrete sensibiliteitsstoornissen in het distale ulnaire gebied links, zonder dat er aanwijzingen zijn voor een centraal of perifeer neurogeen/ulnair letsel. Ten slotte zijn er geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een typisch costo-claviculair compressiesyndroom. Wel treedt bij geheven houden van de linkerarm lichte prikkeling in het ulnaire gebied links op. Voor het overige geen neurologische uitval- of prikkelingsverschijnselen. Concluderend is er bij betrokkene sprake van een tendinomyogeen symptomencomplex op cervicaal niveau zonder neurologische uitvals- of prikkelingsverschijnselen met klachten van parasthesieën in het ulnaire gebied links bij geheven houden van de linkerarm boven de horizontaallijn, zeer waarschijnlijk mede samenhangen met de hypertonie van de neken schoudergordelmusculatuur. (...) Beantwoording van de vraagstelling I. De situatie na het ongeval (...) e. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Zie bij Samenvatting en Conclusie: tendinomyogeen symptomencomplex op cervicaal en schoudergordelniveau zonder aanwijzingen voor neurologische uitvals- of prikkelingsverschijnselen, met parasthesieën bij geheven houden van de arm boven de horizontaallijn als gevolg van het hiervoor gemelde tendinomyogene symptomencomplex, zonder dat er dienaangaande aanwijzingen zijn voor een costoclaviculair compressiesyndroom dan wel een centraal of perifere stoornis van het motorisch neuron, met name niet van den nervus ulnaris links. g. Welke huidige mate van functieverlies kunt u vaststellen op uw vakgebied? Refererend aan de geldende richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie, kan bij ontbreken van neurologische uitvals- of prikkelingsverschijnselen zoals in casu het geval is. geen percentage functieverlies worden vastgesteld. h. Welke beperkingen ondervindt betrokkene naar uw oordeel in haar huidige toestand in het dagelijks leven, bij de vrijetijdsbesteding, bij het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden en bij het verrichten van loonvormende arbeid? Gelet op het feit dat bij afwezigheid van neurologische uitvalsof prikkelingsverschijnselen geen percentage functieverlies kan worden vastgesteld, kan derhalve op neurologische gronden ook geen beperkingenprofiel worden opgesteld. (...) II De hypothetische situatie zonder ongeval a. Zijn er op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment hadden kunnen ontstaan als het ongeval betrokkene niet was overkomen? Zulke klachten en afwijkingen zijn er niet. (...) III Overige aspecten van de hypothetische situatie zonder ongeval a. Het is mogelijk dat ook zonder dat betrokkene het ongeval was overkomen, op enig moment beperkingen zouden kunnen zijn ontstaan op het gebied van de uitoefening van beroepsactiviteiten of het verrichten van werkzaamheden in en rond de woning. Wilt u tegen deze achtergrond, een inventarisatie maken van de feiten en omstandigheden uit het medisch dossier 27

4 van betrokkene die naar uw mening in dit opzicht relevant zijn? Zulke feiten en omstandigheden zijn er niet. (...) 2.5. V is op 20 maart 2012 door Generali gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam. Generali vordert in die bodemprocedure verkort weergegeven een verklaring van recht dat zij niet gehouden is tot een aanvullende schadebetaling aan V in verband met het ongeval van 5 november Het deelgeschil 3.1. V verzoekt de rechtbank: I. vast te stellen dat er bij haar verlies van arbeidsvermogen is ontstaan door het door de verzekerde van Generali veroorzaakte ongeval d.d. 5 november 1998, althans om vast te stellen dat op grond van het deskundigenrapport en de overige informatie, waaronder in het bijzonder die van het UWV en PWC, dit causaal verband juridisch voldoende vaststaat, II. vast te stellen dat zij niet, althans onvoldoende is gecompenseerd voor de materiële en immateriële schade en dat reeds om die reden een bodemprocedure waarin zou moeten worden vastgesteld dat zij voldoende is gecompenseerd, bij voorbaat kansloos moet worden beoordeeld. V verzoekt de rechtbank daarnaast om Generali te veroordelen om aan V een voorschot ten titel van materiële en immateriële schade te betalen ten bedrage van E ,00 exdusief buitengerechtelijke kosten. III. Generali te veroordelen in de volledige vergoeding van de nog openstaande declaraties van zowel de voormalige als huidige belangenbehartiger ten bedrage van E , (Sneep) en E ,83 (De Koning), alsmede, gelet op de slechte betalingsmoraal van Generali, Generali te veroordelen om aan V een voorschot op de toekomstige buitengerechtelijke kosten te betalen van E ,00. IV. Generali te veroordelen in de kosten van dit deelgeschil aan de zijde van Van Zijl Aan deze verzoeken legt V samengevat de volgende stellingen ten grondslag. V stelt met betrekking tot haar eerste verzoek dat zij arbeidsongeschikt is geworden direct aansluitend aan het haar overkomen ongeval en dat deze arbeidsongeschiktheid (gedeeltelijk) tot op heden voortduurt. Zij ervaart whiplash- of whiplashachtige klachten aan nek, bovenrug en schouders en cognitieve klachten. Ook heeft V moeite met concentratie voor langere tijd. V verwijst naar het feit dat het UWV heeft vastgesteld dat de arbeidsongeschiktheid een gevolg is van meergenoemd ongeval. Volgens V volgt ook uit het deskundigenrapport van Vermeulen dat de klachten die het UWV heeft vastgesteld nog steeds aanwezig zijn en als ongevalsgevolg moeten worden gezien. Zowel het UWV als Vermeulen nemen bovendien geen andere oorzaak voor de klachten en de arbeidsongeschiktheid aan. Tot slot wijst V op de omstandigheid dat ook haar voormalige werkgever PWC het ongeval ziet als oorzaak van de problemen. Het verlies aan arbeidsvermogen dient dan ook volgens V als ongevalsgevolg te worden gezien. Ten behoeve van haar tweede verzoek stelt V dat zij tot op heden zowel wat de materiële als de immateriële schade betreft onvoldoende is bevoorschot en dat hetgeen is bevoorschot is opgegaan aan de buitengerechtelijke kosten van haar voormalige belangenbehartiger. Met betrekking tot het derde verzoek stelt V dat Generali op grond van artikel 6:96 BW gehouden is de buitengerechtelijke kosten die zij maakt te vergoeden. Dit heeft Generali tot op heden slechts in zeer beperkte mate gedaan Generali voor het verweer, waarop de rechtbank hierna onder de beoordeling indien en voor zover nodig zal ingaan. 4. De beoordeling 4.1. V heeft zich tot de rechtbank gewend met een verzoek als bedoeld in artikel 1019w Rv. In genoemd artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen. Deze procedure biedt zowel de persoon die schade lijdt door dood of letsel, als degene die daarvoor aansprakelijk wordt gehouden, de mogelijkheid in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter te adiëren Een verzoek als bedoeld in artikel 1019w Rv kan ook aan de rechter worden gedaan terwijl tussen partijen reeds een bodemzaak aanhangig is. Het onderhavige verzoek is bij de rechtbank ingekomen op 16 maart 2012, terwijl Generali V op 20 maart 2012 heeft gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam. Gelet op deze data is in de zin van artikel 1019x R v geen sprake van een reeds aanhangige bodemzaak, zodat een eventuele discussie over de vraag aan welke rechter het verzoek (had) moet(en) worden voorgelegd in principe in het midden kan blijven, waarbij de rechtbank wel constateert dat op grond van de woonplaats van V, Bunnik, en de plaats van het ongeval, Utrecht, de bevoegdheid van de rechtbank Utrecht gegeven is De deelgeschilprocedure kan worden gevoerd over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen tussen partijen rechtens geldt ter zake van aansprakelijkheid voor schade door dood of letsel in gevallen dat de beëindiging van dat geschil kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering zoals die zou zijn ingesteld indien de zaak ten principale aanhangig zou zijn gemaakt. Hetgeen partijen verdeeld houdt, betreft in essentie de vraag naar het causaal verband tussen het ongeval, de klachten en de schade. De rechtbank is van oordeel dat de vraag naar het causaal verband in beginsel binnen de omschrijving van artikel 1019w Rv valt. Met een oordeel over het causaal verband kán de ontstane impasse tussen partijen in beginsel worden doorbroken en zouden de onderhandelingen in principe kunnen worden voortgezet. 28

5 4.4. De vraag die in essentie voorligt is of het causaal verband tussen de klachten en het ongeval op basis van de voorhanden zijnde (medische) informatie thans kan worden vastgesteld. Partijen zijn het er over eens dat het rapport van Vermeulen op dit punt tot uitgangspunt dient te worden genomen bij de verdere schade-afhandeling. Zij verschillen evenwel van mening of uit dit rapport volgt dat er sprake is van causaal verband tussen klachten en ongeval, zoals V stelt, dan wel dat daaruit volgt dat er geen aan het ongeval toe te schrijven beperkingen zijn ten gevolge waarvan arbeidsvermogensschade is ontstaan, zoals Generali betoogt De rechtbank overweegt als volgt. Een verkeersongeval in de vorm van een achteropaanrijding zoals V op 5 november 1998 is overkomen leidt niet zelden tot het ontstaan van zogenoemde whiplashklachten of whiplashachtige klachten, waaronder valt te verstaan klachten aan de nek, bovenrug, schouders alsmede klachten op het cognitieve vlak. Aan het bewijs van het bestaan van deze klachten kunnen geen al te hoge eisen worden gesteld. Inherent aan dergelijke klachten is immers dat deze moeilijk objectiveerbaar zijn omdat bij deze klachten veelal een medisch, neurologisch substraat ontbreekt. Voor het bewijs van het in juridische zin bestaan van de geuite klachten is dan ook voldoende dat objectief kan worden vastgesteld dat de klachten reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn zonder dat de klachten behoeven te worden geobjectiveerd in die zin dat zij door middel van reguliere onderzoeksmethoden en overeenkomstig de door de betreffende beroepsgroep vastgestelde richtlijnen als een erkend ziektebeeld worden vastgesteld. Dit klemt te meer in het geval de neuroloog conform de NVVN-richtlijnen 2007 rapporteert en op grond van die richtlijnen bij gebreke van een medisch substraat aan whiplash(achtige) klachten geen mate van functieverlies en beperkingen meer zal (kan) toeschrijven. Het in neurologische zin ontbreken van beperkingen betekent dus niet ook steeds dat evenmin in juridische zin geen sprake kan zijn van (aan het ongeval toe te schrijven) beperkingen. Het verweer van Generali op dit punt faalt derhalve In het licht van hetgeen onder rechtsoverweging 4.5. is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het realiteitsgehalte van de klachten voldoende aannemelijk is. Vermeulen heeft immers een diagnose kunnen stellen, waarbij zijn conclusie luidt dat bij V sprake is van een tendinomyogeen symptomencomplex op cervicaal niveau zonder neurologische uitvals- of prikkelingsverschijnselen met klachten van parasthesieën in het ulnaire gebied links bij geheven houden van de linkerarm boven door de centrale lijn, zeer waarschijnlijk mede samenhangen met de hypertone van de nek- en schoudergordel musculatuur. Anders dan Generali is de rechtbank niet van oordeel dat de door V gestelde klachten daarmee niet geobjectiveerd zouden zijn. Uit (de anamnese in) het deskundigenrapport van Vermeulen valt immers af te leiden dat V sinds het ongeval klaagt over pijnklachten in de nek, uitstralend naar boven en beneden langs de wervelkolom en ook uitstralend naar wisselend de linker en rechter schouder, pijnklachten in het hoofd, waarbij de pijn van achter naar voor trekt met misselijkheidsverschijnselen alsmede, bij toename van de pijnklachten, over problemen met concentratie en geheugen. Deze klachten hebben weliswaar een subjectief karakter, maar gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen over het bewijs van het bestaan van subjectieve klachten is niet vereist dat de klachten met gebruikmaking van in de reguliere gezondheidszorg algemeen aanvaarde onderzoeksmethoden en overeenkomstig de door de desbetreffende medische beroepsgroep vastgestelde standaarden en richtlijnen objectief worden vastgesteld. Van het debat tussen partijen maakt ook overigens geen deel uit dat de klachten van V (gedeeltelijk) voorgewend en/of overdreven en/of niet reëel zouden zijn, zodat daarmee vaststaat dat van aggravatie in ieder geval geen sprake is. Op basis van het vooroverwogene concludeert de rechtbank dat er bij V sprake is van klachten en beperkingen, die kort gezegd als whiplashklachten kunnen worden geduid Met betrekking tot het causaal verband tussen het ongeval en de klachten overweegt rechtbank als volgt. De vraag naar het (juridisch) causaal verband tussen het ongeval en de klachten en beperkingen is, nu het een juridisch oordeel betreft, voorbehouden aan de rechter. Op basis van de aan de deskundige ter beantwoording voorgelegde vragen, waarbij een vergelijking wordt gemaakt tussen de situatie met ongeval en de situatie zonder ongeval, stelt de rechter vast of er sprake is van causaal verband. Ook voor het bewijs van het verband tussen de klachten en het ongeval is het dus niet noodzakelijk dat bij het slachtoffer op basis van de geldende standaarden een erkend ziektebeeld wordt vastgesteld. Daarbij geldt dat, indien het slachtoffer heeft aangetoond dat zijn subjectieve gezondheidsklachten in de juridische betekenis bestaan, aan het bewijs van het oorzakelijk verband tussen het ongeval en deze klachten geen al te hoge eisen kunnen worden gesteld, in die zin dat het ontbreken van een specifieke, medisch aantoonbare verklaring voor de klachten niet in de weg staat aan het oordeel dat het bewijs van het oorzakelijk verband geleverd is. Indien komt vast te staan dat het slachtoffer voor het ongeval deze gezondheidsklachten niet had, de gezondheidsklachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve verklaring voor de gezondheidsklachten ontbreekt, zal het bewijs van het oorzakelijk verband daarmee veelal geleverd zijn. In het onderhavige geval is niet gesteld of gebleken dat V vóór het ongeval vergelijkbare klachten had. De klachten die V sinds het ongeval ervaart kunnen bovendien op zichzelf door het ongeval verklaard worden (zoals hiervoor is overwogen onder rechtsoverweging 4.5.), terwijl evenmin geoordeeld kan worden dat sprake is van een alternatieve oorzaak. De klachten van V zouden gezien de antwoorden van Vermeulen op de vragen II.a. en III.a niet zonder ongeval zijn opgetreden. Vermeulen geeft 29

6 immers bij de beantwoording daarvan aan dat er kort gezegd geen klachten en afwijkingen en beperkingen op zijn vakgebied zouden zijn geweest indien V het ongeval niet zou zijn overkomen. Op grond van het voorgaande gaat de rechtbank derhalve voorbij aan het standpunt dat Generali op dit onderdeel inneemt inhoudende dat de klachten zich niet laten verklaren uit het ongeval. Het vooroverwogene leidt naar het oordeel van de rechtbank tot de slotsom dat er in juridisch opzicht sprake is van causaal verband tussen de klachten en beperkingen die V ervaart en het haar overkomen ongeval Daarmee komt de rechtbank toe aan het door V als eerste deelgeschil geformuleerde verzoek, waarbij verzocht wordt vast te stellen dat verlies aan arbeidsvermogen bestaat tengevolge van het ongeval, althans dat dit causaal verband juridisch voldoende vaststaat. Uit hetgeen de rechtbank hiervoor onder rechtsoverweging 4.7. heeft overwogen volgt dat er in juridisch opzicht causaal verband is tussen de door V gestelde klachten en beperkingen en het haar overkomen ongeval. Dit betekent echter niet ook dat per definitie sprake is van schade, meer in het bijzonder arbeidsvermogensschade, die voor vergoeding in aanmerking komt. Dit wordt veelal eerst inzichtelijk na een belastbaarheids- en beperkingenprofiel opgesteld door een verzekeringsgeneeskundige, waarna een arbeidsdeskundige kan rapporteren. Dergelijke deskundigenrapportages maken thans (nog) geen deel uit van het dossier. De nu (wel) voorhanden zijnde gegevens zijn in ieder geval niet toereikend om te kunnen beoordelen of de door V gestelde arbeidsvermogensschade, laat staan met een door haar bij globale benadering geïndiceerd bedrag van E ,00, het gevolg is van het haar overkomen ongeval. Hetzelfde geldt voor de door V genoemde post materiële en immateriële schade. V heeft daartoe (eveneens) onvoldoende gesteld. Dit betekent dat de rechtbank zowel het eerste verzoek als het tweede verzoek, waaronder het verzochte voorschot, zal afwijzen Het derde verzoek ziet op de buitengerechtelijke kosten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Generali kenbaar gemaakt dat de facturen aan haar kunnen worden toegestuurd en dat deze dan zullen worden voldaan. In zoverre behoeft op het eerste deel van dit verzoek geen beslissing te worden gegeven. Het verzochte voorschot van E ,00 op de buitengerechtelijke kosten zal de rechtbank ook afwijzen. Geenszins staat vast dat die kosten tot op die hoogte worden gemaakt De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van V te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen. Deze kosten dienen te voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. V maakt aanspraak op vergoeding van E 6.307,00. Generali voert aan dat de deelgeschillen nodeloos aanhangig zijn gemaakt, nu V dit heeft gedaan in reactie op de aankondiging bij brief van 8 maart 2012 dat zij tot dagvaarding zou overgaan. De rechtbank is van oordeel dat die omstandigheid niet maakt dat het deelgeschil nodeloos aanhangig is gemaakt. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen is een discussie over de causaliteit in principe een deelgeschil in de zin van de wet. De omstandigheid dat (inmiddels) een bodemzaak aanhangig is maakt dit niet anders. In het verlengde hiervan faalt ook het betoog dat de kosten gemoeid met het deelgeschil niet zijn te beschouwen als buitengerechtelijke kosten omdat met de brief van 8 maart 2012 het buitengerechtelijke traject zou zijn afgesloten. Een afwijzing van één of meerdere verzoeken als zodanig staat bovendien ook niet in de weg aan het begroten van deze kosten op de voet van artikel 10 19aa Rv. Er moet sprake zijn van misbruik van het processuele middel van een verzoekschrift ex artikel 1019w Rv voor het oordeel dat de gemaakte kosten niet voor begroting in aanmerking komen of op nihil begroot moeten worden. Een dergelijk misbruik acht de rechtbank niet aanwezig en is overigens niet door Generali gesteld. Generali betwist ten slotte, bij gebrek aan wetenschap, de hoogte van de kosten. Bij het verzoekschrift heeft V het bedrag van E 6.307,00 echter inzichtelijk gemaakt aan de hand van het aantal uren (20) en het uurtarief (E 250,00). Nu Generali voor het overige geen verweer heeft gevoerd tegen de door V gestelde omvang van de kosten die gemoeid zijn met dit deelgeschil, het uurtarief een niet ongebruikelijk tarief is in letselschadezaken en Generali bovendien ter zitting heeft aangeboden de openstaande advocatendeclaraties te voldoen en in die zin de kosten in het voortraject ook op basis van dit tarief worden vergoed, zal de rechtbank de kosten begroten op E 6.307,00 en Generali tot betaling daarvan aan V veroordelen. 5. De beslissing De rechtbank: 5.1. begroot de kosten van dit deelgeschil op E 6.307,00 en veroordeelt Generali tot betaling daarvan aan V; 5.2. wijst het meer of anders verzochte af. I 319 I Noot: Het juridische bewijs voor het bestaan van beperkingen bij whiplashletsels In haar uitspraak bevestigt de rechtbank Utrecht (opnieuw 1 ) dat medische en juridische causaliteit twee verschillende begrippen zijn, en dat het uiteindelijke oor- 1 Zie H. de Hek, Whiplash observaties van een rechter, TVP 2011, p

7 deel ten aanzien van de vraag naar het bestaan van causaal verband tussen klachten en beperkingen aan de jurist (rechter) is voorbehouden. Het enkele feit dat de whiplashklachten waaraan het betreffende slachtoffer lijdt in medische zin moeilijk (of niet-) objectiveerbaar zijn, betekent daarom dus niet dat daarom geen sprake kan zijn van causaal verband tussen ongeval en die klachten. De rechtbank overweegt conform bestendige jurisprudentie 2 dat voor het aannemen van (juridisch) causaal verband voldoende is dat (juridisch) objectief 3 kan worden vastgesteld dat de klachten reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn. Het blijft uiteraard aan het slachtoffer om het bewijs voor het bestaan van de klachten te leveren. De rechtbank acht dat bewijs in casu aan de hand van de volgende stellingen geleverd. Dat sprake is van reëele klachten acht de rechtbank op basis van de volgende stellingen voldoende aannemelijk: (a) Een aanrijding van achteren leidt niet zelden tot het ontstaan van zogenoemde whiplashklachten; (b) de deskundige heeft een diagnose kunnen stellen, waarmee het realiteitsgehalte van de door het slachtoffer geuite klachten voldoende aannemelijk is; (c) uit niets blijkt dat de klachten worden geaggraveerd. Dat die reëele klachten causaal kunnen worden gerelateerd aan de aanrijding, volgt uit de volgende stellingen: (d) de gezondheidsklachten kunnen op zich vanuit het ongeval worden verklaard; (e) uit het rapport van de deskundige volgt dat de klachten voor de aanrijding niet aanwezig waren 4 ; (f) uit het rapport van de deskundige is af te leiden dat het slachtoffer sinds het ongeval met klachten kampt en dat (g) een alternatieve verklaring voor het ontstaan en in stand blijven van de klachten ontbreekt. Voor het bewijs van deze stellingen refereert de rechtbank voornamelijk aan de conclusies van de door partijen ingeschakelde deskundige. In voorkomende gevallen kunnen ook verklaringen van naasten en bijvoorbeeld de (voormalig) werkgever over het functioneren van het slachtoffer vóór en na de aanrijding behulpzaam zijn bij het leveren van bewijs voor de stelling dat sprake is van causaal verband tussen klachten en de aansprakelijke gebeurtenis. 5 De rechtbank acht het bestaan van beperkingen nog niet voldoende bewezen. Daarvoor zal nader deskundigenonderzoek door een verzekeringsarts nodig zijn. Dat de deskundige (neuroloog) in casu conform de NVN-richtlijnen geen neurologische beperkingen kon (mocht) aannemen, staat volgens de rechtbank niet in de weg aan het feit dat het bestaan van die beperkingen in juridische zin wel bewezen kan worden. De rechtbank overweegt daartoe onder rechtsoverweging 4.5: Het in neurologische zin ontbreken van beperkingen betekent dus niet ook steeds dat evenmin in juridische zin geen sprake kan zijn van (aan het ongeval toe te schrijven) beperkingen. Met name deze overweging is interessant, omdat sommige schrijvers wel hebben betoogd dat de bevindingen van een neuroloog die conform de NVN-richtlijnen (vanwege het ontbreken van een neurologisch substraat) oordeelt dat geen sprake is van (neurologische) beperkingen automatisch zou inhouden dat dus ook het (juridische) bewijs voor het bestaan van die beperkingen niet te leveren is. 67 De rechtbank volgt deze lezing dus niet, en stelt dat het in de rede ligt om door een verzekeringarts een beperkingenprofiel op te laten stellen, aan de hand waarvan een arbeidsdeskundige vervolgens onderzoek kan doen naar de restverdiencapaciteit. De uiteindelijk afloop van de casus, en meer in het bijzonder de vraag of het slachtoffer de door haar gevorderde (substantiële) arbeidsvermogensschade vergoed krijgt, hangt dus in sterke mate af van de inhoud van die verzekeringsgeneeskundige rapportage. Dat zal ook in andere casus (vaak) het geval zijn. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek De vraag of de verzekeringsarts ondanks het ontbreken van neurologisch vaststelbare beperkingen toch beperkingen kan of mag aannemen, kan mijns inziens op basis Zie voor een overzicht onder andere A. Kolder, De juridische beoordeling van het posthwiplashsyndroom: stand van zaken TVP 2011, nummer 1 p 1 t/m 27 en A.J.J.G. Schijns, Hof Arnhem 5 juli 2012 verlichting bewijspositie benadeeelde whiplash?, PIV-bulletin 2012, nummer 1, p. 13 t/m 16. Daaronder moet volgens De Hek worden verstaan: onpartijdig en naar beste weten, dus niet: met gebruikmaking van in de reguliere gezondheidszorg algemeen aanvaarde onderzoeksmethoden, t.a.p. 1, p.41 bij noot 37. Nu het slachtoffer deze stelling dient te staven door bewijsmiddelen, zal in beginsel door hem/haar dus ook verlangd mogen worden om (enige) inzage te geven in die medische voorgeschiedenis. Zie in dit verband ook E.M. Deen, Letselschade en de patientenkaart: een bewijsrechtelijke beschouwing:, Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging 2010, nummer 4, pagina 98 t/m 103. Zie voor een aardig voorbeeld het (tussen)arrest van Gerechtshof Amsterdam van 29 september 2010, LJN: BO5286. N. Haase, klachten aanwezig, reeel, niet ingebeeld, niet voorgewend, niet overdreven en dan? WAD I of II? PIV-bulletin 2012, nummer 4, pagina 1 t/m 3, waarin Haase stelt dat het in deze situaties verzoeken om verzekeringsgeneeskundig onderzoek het karakter zou krijgen van een fishing expedition en P. Knijp, de juridische beoordeling van het posthwiplashsyndroom: een reactie TVP 2011, p. 55 tot en met 56. Zie ook de reactie(s) van Kolder en (nadere reactie(s) van Haase op het onder 4 genoemde artikel, PIV-bulletin 2012, nummer 5, pagina s 11 tot en met

8 van het verzekeringsgeneeskundig protocol Whiplash Associated Disorder 8 bevestigend beantwoord worden. De relevantie van dit protocol in whiplashzaken heeft in jurisrudentie en literatuur nog nauwelijks aandacht gekregen. Alleen Kolder heeft voor zover ik kan bezien gewezen op de importantie van dit protocol. 9 Vanwege het grote belang dat in schadezaken aan verzekeringsgeneeskundig onderzoek toekomt, wil ik hieronder de oorsprong en de inhoud van dit Whiplashprotocol nader bespreken. Het Whiplashprotocol is één van de (13 10 ) protocollen die in opdracht van de wetgever door de Gezondheidsraad is opgesteld om de verzekeringsarts handvatten te geven om bij niet- of moeilijk objectiveerbare aandoeningen beperkingen te kunnen vaststellen. Deze protocollen hebben via de Regeling verzekeringsgeneeskundige protocollen arbeidsongeschiktheidswetten 11 een wettelijke status gekregen. De protocollen borduren voort op de Richtlijn Medisch Arbeidsongeschiktheids Criterium (hierna: MAOC) 12 en het Schattingsbesluit van 8 juli In de Richtlijn MAOC wordt op pagina 5 onder andere vermeld: In de loop van 1995 blijkt echter dat een deel van de verzekeringsartsen wel inhoudelijke consequenties aan de veranderde formulering verbindt. Zij leggen het begrip objectief zo uit, dat alleen ongeschiktheid als gevolg van ziekte aangenomen wordt indien lichamelijke afwijkingen aangetoond zijn. Deze uitleg is echter onjuist. Objectiviteit omvat méér dan alleen zichtbaarheid. Op pagina 14 en verder van de richtlijn MAOC wordt vervolgens gesteld: Hierboven is al aangegeven dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om cliënten uit te sluiten van een arbeidsongeschiktheidsuitkering omdat de geneeskunde geen verklaring voor hun klachten kan geven. Dat is van betekenis voor de vaststelling van stoornissen, beperkingen en handicaps bij die aandoeningen waarbijde klachten vaak bestaan uit onbegrepen pijn of moeheid. Het feit dat er geen lichamelijke of psychische oorzaken gemeten of aangetoond kunnen worden betekent niet dat er daarom geen stoornissen, beperkingen en handicaps bestaan. De richtlijn MAOC draagt de verzekeringsarts op om de beperkingen objectief vast te stellen (pagina 11). Uit de bij de richtlijn MAOC behorende definitielijst (pagina 21) blijkt dat het vaststellen van die beperkingen het karakter heeft van zo groot mogelijke plausibiliteit. De verzekeringsarts mag dus beperkingen aannemen, indien hij het aanwezig zijn daarvan (mede op basis van het verhaal van de verzekerde) voldoende plausibel acht. De in de richtlijn MAOC gehanteerde uitgangspunten sluiten zo bezien nauw aan op de juridische uitgangspunten zoals onder andere gehanteerd in de hierboven weergegeven uitspraak van de rechtbank Utrecht. Voor beide uitgangspunten geldt immers dat het ontbreken van een anatomisch vaststelbare oorzaak voor de klachten niet in de weg behoeft te staan aan het aannemen (vaststellen) van beperkingen. Dit uitgangspunt wordt ook herhaald in het verzekeringsgeneeskundig Whiplashprotocol. Zo wordt op pagina 48 van dit protocol vermeld: Bij WAD I/II is per definitie geen sprake van neurologische afwijkingen of wervelletsel. ( ) Dat neemt niet weg dat WAS I/II een aandoening is die gepaard kan gaan met een grote diversiteit aan klachten, stoornissen en beperkingen van functionele mogelijkheden. Het Whiplashprotocol schrijft (uiteraard) ook voor hoe de verzekeringsarts bij zijn beoordeling van de belastbaarheid bij whiplashklachten te werk zou moeten gaan, namelijk (p. 48): De verzekeringsarts verricht een mutifactoriële analyse van de actuele problematiek en beoordeelt op grond hiervan of en in hoeverre bij de werknemer sprake is van beperkingen die passen in een consistent en plausibel geheel van stoornissen, beperkingen en participatieproblemen. Hij realiseert zich dat veel patiënten met WAD I/II een achteruitgang in de kwaliteit van leven ervaren in vergelijking met de tijd vóór het ongeval, dat zij vele jaren na de whiplash nog fysieke en cognitieve beperkingen kunnen ondervinden en dat ze last kunnen hebben van meer of minder uitgesproken psychische comorbiditeit. Hij is zich er bovendien van bewust dat langdurige WAD I/II weliswaar algemene kenmerken heeft, maar dat op individueel niveau sprake is van grote verschillen in aard en ernst van de stoornissen en beperkingen. De verzekeringarts houdt rekening met de mogelijkheid van zowel fysieke als cognitieve beperkingen. De cognitieve stoornissen kunnen bijvoorbeeld verklaard worden door een chronische pijnstoornis of comorbiditeit. Er zijn geen aanwijzingen dat de cognitieve stoornissen bij WAD I/II het gevolg zijn van morfologische of functionele neurologische schade. Als de cognitieve klachten op de voor Besluit van de minister van SoZa en Werkgelegenheid van 17 november 2008 tot wijziging van de Regeling verzekeringsgeneeskundige protocollen arbeidsongeschiktheidswetten, nr. SV/WV/08/32211, Staatscourant 28 november 2008, nr Zie ook -> protocollen en -> protocollen. A. Kolder, t.a.p 2, p. 24 en 25 en de daar vermelde noten. Naast WAD I/II bestaan er ook protocollen voor lage rugklachten, CVE en andere aandoeningen, zie bijlage(n) bij Regeling verzekeringsgeneeskundige protocollen arbeidsongeschiktheidswetten. Regeling van de minister van SoZa en Werkgelegenheid van 31 januari 2006, nr. SV/AL/06/8794, Staatscourant 15 februari 2006, nr. 33. Staatscourant 1997, nummer 74. Staatsblad 2000, nummer 307 en Nota van Toelichting, pagina

9 grond staan en de verzekeringsarts hierover onvoldoende informatie aantreft in het dossier of twijfelt op grond van het eigen onderzoek, dan overweegt hij een neuropsychologisch onderzoek. Indien hij daartoe besluit, dan moet ook de symptoomvaliditeit onderzocht worden. Als een werknemer cognitieve beperkingen heeft, dan wil dat niet altijd zeggen dat hij daarmee ook lager scoort dan de normaalwaarden die in de Functionele mogelijkhedenlijst voor aandacht en concentratie gehanteerd worden. Niettemin kunnen de beperkingen relevant zijn voor de uitoefening van het eigen beroep en voor de te duiden functies. Mede vanwege de wettelijke status van het protocol, kan gesteld worden dat het Whiplashprotocol de professionele standaard betreft waaraan een verzekeringsgeneeskundig onderzoek bij whiplashklachten moet voldoen. 14 De inhoud van een verzekeringsgeneeskundige rapportage kan dan ook rechtstreeks worden getoetst aan de inhoud van het protocol. Uiteraard kan de verzekeringsarts tot een van dit protocol afwijkend oordeel komen, maar dat afwijken zal hij dan wel voldoende gemotiveerd moeten toelichten. 15 Een verzekeringsgeneeskundig rapport met de conclusie dat geen sprake is van beperkingen omdat de neuroloog die niet heeft kunnen bevestigen zal de toets der kritiek mijns inziens in ieder geval niet kunnen doorstaan. Het enkele feit dat het protocol is opgesteld in het kader van de sociale zekerheidswetgeving maakt niet dat (de uitgangspunten van) dit protocol in letselschadezaken niet gehanteerd kan (kunnen) worden. De beoordeling van de belastbaarheid (en het vertalen daarvan in een beperkingenprofiel) door de verzekeringsarts verschilt in beide situaties immers niet. Deze zal in beide situaties de belastbaarheid van de betrokkene conform de voor hem geldende professionele standaard moeten beoordelen. Verschillen tussen beide stelsels ontstaan pas bij (of door) de arbeidsdeskundige beoordeling. Uit het protocol volgt verder dat een verzekeringsarts ook zelf een neuropsycholoog voor hulponderzoek mag inschakelen, ook als geen sprake is van functionele neurologische schade. Regelmatig wordt (door medisch adviseurs) betoogd dat het (uitsluitend) aan de neuroloog is om te beoordelen of neuropsychologisch onderzoek opportuun is. Op basis van de NVN-richtlijnen zal de neuroloog dit in beginsel alleen doen indien sprake is van aantoonbaar neurologisch letsel, en bij WAD I/II in de regel dus niet een neuropsycholoog inschakelen. Uit het Whiplashprotocol volgt dat het (volgens wetenschappelijke inzichten) dus niet juist is dat alleen de neuroloog tot inschakeling van een neuropsycholoog kan besluiten. 16 Ik merk in dit kader op dat de vraag of een neuropsycholoog moet worden ingeschakeld uiteraard ook juridisch moet worden beantwoord. Daar waar het slachtoffer stelt te kampen met congnitieve stoornissen en ten bewijze daarvan bewijs door rapportage van een neuropsycholoog aanbiedt, zal dit bewijsaanbod (ondanks het ontbreken van neurologisch vaststelbare schade) (mits voldoende gespecificeerd) moeten worden gehonoreerd. 17 Van belang is dan wel dat de neuropsycholoog zijn rapportage inricht aan de hand van de IWMD-vraagstelling en niet aan de hand van de NVN-vragen, omdat daarin weer expliciet wordt gevraagd of de stoornissen veroorzaakt kunnen worden door een hersenbeschadiging, terwijl in letselschadezaken alleen het vaststellen van het bestaan van beperkingen relevant is. 18 Vervolgens kan de rechter (jurist) beoordelen of die beperkingen aan de aanrijding en aansprakelijke partij kunnen worden toegerekend. Conclusie In het voorgaande heb ik willen toelichten dat en waarom het standpunt geen neurologische beperkingen door neuroloog vastgesteld, dus geen bewijs voor stelling dat sprake is van beperkingen (en ongevalgerelateerde arbeidsongeschiktheid) te kort door de bocht is. Hoewel het Whiplashprotocol niet zozeer een juridische als wel een medische maatstaf bevat, kan dit protocol ook in juridische zin een belangrijke rol spelen, omdat daarin wordt bevestigd dat de verzekeringsarts, ondanks het ontbreken van een neurologisch substraat (en conform de NVN-richtlijnen dus ontreken van neurologische beperkingen) beperkingen kan en mag aannemen bij slachtoffers bij wie het bestaan van een postwhiplashsyndroom (of postwhiplashklachten) voldoende aangetoond (of plausibel) is 19. mr. J.G. Keizer, advocaat bij SAP Letselschade Advocaten In artikel 2 van de Regeling verzekeringsgeneeskundige protocollen wordt ook met zoveel woorden bepaald dat in de protocollen de wetenschappelijke inzichten met betrekking tot de diagnose (whiplash) zijn vastgelegd. Zie onder andere gerechtshof s-hertogenbosch 30 juli 2010, LJN: BN1786; rechtbank Amsterdam 28 oktober 2010, LJN: BO3227 en rechtbank Rotterdam 11 juni 2009, LJN: BJ2046. Met een beroep op het protocol kan het verweer van de aansprakelijke partij dat het verzoek moet worden afgewezen omdat de noodzaak tot het onderzoek niet blijkt uit het oordeel van een neuroloog, weerlegd worden. Zie ook Rechtbank Arnhem 11 april 2012, LJN: BW4910. Zie ook de elders in dit blad gepubliceerde uitspraak van de rechtbank Utrecht van 29 augustus 2012 en de (nog) niet-gepubliceerde beschikking van de Rechtbank Amsterdam 13 september 2012 (zaak-/rekestnummer / HA RK ). Het bestaan daarvan (en het ontbreken van alternatieve ziekteoorzaken) kan nog steeds via neurologisch onderzoek worden aangetoond. 33

10 I 320 I Rechtbank Utrecht 29 augustus 2012 (mr. C.E.M. Nootenboom-Lock; rekestnr / HA RK AK 4075) Ongewenst dat de vraag of een neuropsycholoog rapport uit moet brengen aan de rapporterend neuroloog of psychiater wordt overgelaten. Verzoeker heeft verzocht om een psychiater, een neuroloog en een neuropsycholoog te benoemen. Verweerster heeft hiertegen het verweer gevoerd dat benoeming van zowel een neuroloog als een neuropsycholoog onnodig veel tijd en geld zal kosten. De rechtbank overweegt echter dat het voor verkrijging van een compleet medisch dossier, waar in een eventuele bodemprocedure op kan worden teruggevallen, van belang is dat de drie verzochte onderzoeken zullen plaatsvinden. Daarbij is het ongewenst dat de vraag of een neuropsychologisch onderzoek al dan niet noodzakelijk is aan de beoordeling van één van de deskundigen wordt overgelaten. Daarom benoemt de rechtbank reeds in dit stadium een neuroloog, een psychiater en een neuropsycholoog als voorlopig deskundigen. Vz, wonende te (...), verzoeker, advocaat mr. J.F. Roth te Amersfoort, tegen ASR Schadeverzekering NV, gevestigd te Utrecht, verweerster, advocaat mr. H. van Katwijk te Ermelo. (...) 2. De feiten Verzoeker heeft de navolgende feiten aan zijn verzoek ten grondslag gelegd Op 20 mei 2010 is verzoeker in zijn auto op de A28 ter hoogte van Nijkerk van achteren aangereden door een achteropkomende auto. De bestuurder van deze auto is voor wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij verweerster Verweerster heeft aansprakelijkheid voor de schade aan het voertuig van verzoeker als gevolg van het ongeval erkend Tussen partijen bestaat discussie over het causaal verband tussen de klachten en beperkingen van verzoeker en het ongeval. 3. Het verzoek en het verweer 3.1. Verzoeker verzoekt de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht te gelasten, waarbij een psychiatrisch, een neurologisch en een neuropsychologisch onderzoek dient te worden verricht Verzoeker legt aan zijn verzoek ten grondslag dat hij de immateriële en materiële schade als gevolg van het ongeval vergoed wenst te krijgen, en dat hij medische duidelijkheid wil om zijn proceskansen in een eventuele bodemprocedure beter te kunnen inschatten Verweerster heeft bezwaar tegen toewijzing van het onderhavige verzoek. Zij voert kort gezegd aan dat verzoeker nimmer een compleet beeld van zijn behandelingen, waaronder ook voorafgaand aan het ongeval, heeft overgelegd, zodat zij niet beschikt over het volledige medische dossier en een deskundigenonderzoek nu niet op zijn plaats is. Ten aanzien van de deskundigen, de voorgestelde vraagstelling en het onderzoek heeft verweerster eveneens enkele opmerkingen, waarop hierna voor zover van belang zal worden teruggekomen. 4. De beoordeling 4.1. De rechtbank stelt voorop dat de wettelijke regeling van het voorlopig deskundigenbericht er toe strekt om een partij in de gelegenheid te stellen zekerheid te verkrijgen omtrent feiten en omstandigheden die voor zijn bewijspositie in een eventuele procedure relevant kunnen zijn Een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht moet in beginsel worden toegewezen. Dit is slechts anders indien het verzoek in strijd is met een goede procesorde, de bevoegdheid misbruikt wordt of het verzoek afstuit op een ander door de rechtbank zwaarwichtig geoordeeld bezwaar De rechtbank overweegt als volgt. Vaststaat dat in 2010 een ongeval heeft plaatsgevonden, waarbij verweerster aansprakelijkheid voor de daaruit voortvloeiende schade heeft erkend. Het verweer van verweerster richt zich met name op de omstandigheid dat verzoeker zijn medische gegevens van voor het ongeval niet vrij wil geven. Verzoeker heeft ter zitting echter voldoende aannemelijk gemaakt dat de reeds overgelegde patiëntenkaart een duidelijk beeld geeft van de medische klachten die zich voorafgaand aan het ongeval in 2010 hebben voorgedaan, zodat dit verweer faalt. Nu gelet op het vorenstaande geen sprake is van bovenstaande afwijzingsgronden, zal een voorlopig deskundigenbericht worden toegewezen Verzoeker heeft verzocht om een psychiater, een neuroloog en een neuropsycholoog te benoemen. Verweerster heeft hiertegen het verweer gevoerd dat benoeming van zowel een neuroloog als een neuropsycholoog onnodig veel tijd en geld zal kosten. De rechtbank overweegt echter dat het voor verkrijging van een compleet medisch dossier, waar in een eventuele bodemprocedure op kan worden teruggevallen, van belang is dat de drie verzochte onderzoeken zullen plaatsvinden. Daarbij is het ongewenst dat de vraag of een neuropsychologisch onderzoek al dan niet noodzakelijk is aan de beoordeling van één van de deskundigen wordt overgelaten. Derhalve zal de rechtbank reeds in dit stadium drie deskundigen benoemen Tussen partijen is voorts in geschil welke vraagstelling aan de deskundigen dient te worden voorgelegd. De rechtbank is ter zake dit geschilpunt van oordeel dat het in zaken betreffende medische aansprakelijkheid de voorkeur verdient om de vragen zo objectief en open mogelijk te stellen. Nu de IWMD-vraagstelling rondom 34

11 deze criteria is ontworpen, acht de rechtbank deze vraagstelling, ongeacht het specialisme van de verschillende deskundigen, in het onderhavige geval het meest geschikt. Daarbij wordt opgemerkt dat het aan de deskundigen zelf dient te worden overgelaten om te bepalen wat zij voor de beantwoording van de aan hen voorgelegde vraagstelling van belang achten, waarbij overigens duidelijk dient te zijn dat zij over een compleet (gezondheids)beeld van verzoeker dienen te beschikken. De hierna te benoemen deskundigen worden verzocht ieder afzonderlijk een gemotiveerd antwoord te geven op de navolgende vragen: Medische eindsituatie h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel? i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u? j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht? k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag I g)? 1. De situatie met ongeval Anamnese a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid? Medische gegevens b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van: de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied; de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan. Medisch onderzoek c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek? Consistentie d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek? e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt? Diagnose f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven? Beperkingen g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige? 2. De situatie zonder ongeval Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c -2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden. Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft? b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien? Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen? d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan? e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid? f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet ongevalgerelateerde klachten en afwijkingen? g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u? h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht? i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)? 3. Overig a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak? 4.6. Beide partijen dienen de deskundigen te voorzien van de processtukken. De rechtbank gaat ervan uit dat 35

12 partijen de deskundigen inzage zullen geven in alle bescheiden die zij voor de uitvoering van hun opdracht van belang achten. Indien een partij schriftelijke opmerkingen aan de deskundige doet toekomen, verstrekt zij daarvan terstond een afschrift aan de wederpartij De rechtbank overweegt ambtshalve dat aangezien het onderzoek door de deskundigen een medisch onderzoek betreft waarvoor geen contractuele relatie bestaat, aan verzoeker het inzage-en blokkeringsrecht toekomt als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit betekent dat verzoeker als eerste de conceptrapporten van de deskundigen dient te ontvangen en vervolgens, indien hij bij die rapporten zijn blokkeringsrecht niet heeft uitgeoefend, als eerste de definitieve rapporten van de deskundigen. De deskundigen zullen daarom dienen te handelen als hierna is weergegeven. De rechtbank wijst er overigens op dat, indien verzoeker van zijn blokkeringsrecht gebruik maakt, de rechtbank daaruit de gevolgtrekking kan maken die zij in de gegeven omstandigheden geraden acht Verweerster heeft haar aansprakelijkheid erkend. In de omstandigheid dat verweerster als verzekeraar van de veroorzaker van het ongeval in beginsel gehouden is de door de laatste veroorzaakte schade te vergoeden, daaronder begrepen redelijke kosten ter vaststelling van deze schade, vindt de rechtbank aanleiding om van de hoofdregel van artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering afte wijken en te bepalen dat de kosten van het deskundigen bericht voorshands door verweerster gedragen moeten worden. 5. De beslissing De rechtbank: deskundigenonderzoek 5.1. Beveelt dat een onderzoek door de deskundige zal worden verricht naar de in nummer 4.5. van deze beschikking geformuleerde vragen Benoemt tot deskundige: neuroloog dr. P. Verlooy, (...) neuropsycholoog mw. dr. J. Bruins, verbonden aan de Praktijk Neuropsychologie Bruins, (...) psychiater prof. dr. G.F. Koerselman, verbonden aan het UMC te Utrecht, (...) kosten 5.3. Bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot terzake van de kosten van de deskundige het volgende: de deskundige dient binnen drie weken na de datum van deze beschikking een begroting van zijn kosten op te geven aan de civiele griffie, gespecificeerd naar het aantal uren, het uurtarief en de overige kosten; de civiele griffie zal bedoelde opgave toezenden aan partijen; partijen kunnen binnen twee weken daarna bij mr. C.E.M. Nootenboom-Lock schriftelijk bezwaar maken tegen de begroting; indien niet tijdig bezwaar wordt gemaakt wordt het voorschot terzake van de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige te begroten bedrag; indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt zal de begroting worden vastgesteld bij afzonderlijke beslissing Bepaalt dat verweerster het bedrag van het voorschot ter griffie moet deponeren binnen twee weken nadat zij een daartoe strekkend betalingsverzoek van de civiele griffie heeft ontvangen. de werkwijze van deskundige bij blokkeringsrecht 5.5. Draagt de neuroloog en de neuropsycholoog op een schriftelijk, ondertekend en met redenen omkleed bericht op te stellen en dat hij dit bericht, behoudens indien verzoeker zijn blokkeringsrecht uitoefent, binnen drie maanden na de datum van deze beschikking zal inleveren ter griffie van deze rechtbank Draagt de psychiater op een schriftelijk, ondertekend en met redenen omkleed bericht op te stellen en dat hij dit bericht, behoudens indien verzoeker zijn blokkeringsrecht uitoefent, binnen vijf maanden na de datum van deze beschikking zal inleveren ter griffie van deze rechtbank Bepaalt dat de deskundige niet met zijn werkzaamheden behoeft te beginnen voordat hij van de griffie van de rechtbank bericht heeft ontvangen dat het voorschot is gedeponeerd Schrijft de deskundige voor dat hij bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding dient te worden gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken Bepaalt dat de deskundige een concept van het rapport eerst aan verzoeker zal toezenden en dat hij schriftelijk aan verweerder zal laten weten dat hij het conceptrapport aan verzoeker heeft gezonden Bepaalt dat de deskundige, indien verzoeker zijn blokkeringsrecht niet binnen veertien dagen, dan wel een door partijen nader overeen te komen termijn, heeft uitgeoefend, zijn concept-rapport vervolgens aan verweerster zal toezenden Bepaalt dat de deskundige partijen vervolgens in de gelegenheid zal stellen opmerkingen over het concept te maken en dat hij in zijn rapport moet vermelden of aan dit voorschrift is voldaan en waaruit die opmerkingen bestaan, alsmede zijn reactie daarop Bepaalt dat de deskundige zijn definitieve rapport eerst aan verzoeker zal toezenden en dat hij schriftelijk 36

13 aan verweerster zal laten weten dat hij het definitieve rapport aan verzoeker heeft gezonden Bepaalt dat de deskundige, indien verzoeker zijn blokkeringsrecht niet binnen veertien dagen, dan wel een door partijen nader overeen te komen termijn, heeft uitgeoefend, zijn definitieve rapport vervolgens aan de rechtbank zal toezenden, met afschrift aan verweerster Bepaalt dat de deskundige, indien verzoeker zijn blokkeringsrecht heeft uitgeoefend, daarvan schriftelijk bericht zal geven aan de rechtbank, met afschrift aan verweerster Bepaalt dat de deskundige bij zijn rapport een gespecificeerde einddeclaratie zal voegen. Overige beslissingen Draagt aan de griffier op een afschrift van deze beschikking toe te zenden aan de deskundige en bepaalt dat de overige processtukken door partijen binnen één week na de datum van deze beschikking zelf aan de deskundige worden toegezonden Wijst af het meer of anders verzochte. I 321 I Rechtbank Amsterdam 13 september 2012 (mr. M.E. Leijten; zaak/rekestnr / HA RK ) Verzoek voorlopig deskundigenbericht neuropsycholoog afzonderlijk toewijsbaar. In het juridische debat over de causaliteitsvraag gaat het, met name in het geval van post whiplash klachten, niet alleen om klachten die zijn terug te voeren op waarneembare afwijkingen of functiestoornissen, maar ook om klachten die weliswaar naar hun aard subjectief zijn, maar waarvan niettemin objectief vastgesteld kan worden dat zij aanwezig, reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn. Daarom kan vanuit juridisch oogpunt neuropsychologisch onderzoek belangrijk zijn voor het bepalen van de procespositie, ook als de neuroloog geen afwijkingen of functiestoornissen waarneemt. Op grond van het voorgaande is het verzoek een neuropsychologisch (voorlopig) deskundigenbericht te gelasten in beginsel toewijsbaar. Vz, wonende te (..), verzoekster, advocaat mr. J.F. Roth te Amersfoort, tegen de naamloze vennootschap Amlin Corporate Insurance NV, gevestigd te Amstelveen, verweerster, advocaat mr. A.E. Krispijn te Amsterdam. Partijen zullen hierna Vz en Amlin worden genoemd. (...) 2. De feiten 2.1. Op 1 juli 2007 is Vz betrokken geweest hij een verkeersongeval (verder: het ongeval) in Amsterdam. Vz is, terwijl zij met haar personenauto stilstond op de weg, van achteren aangereden door een bij Amlin verzekerde personenauto Amlin heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend Op 13 december 2007 is Vz met betrekking tot haar klachten door neuroloog Hamburger onderzocht. Hamburger schrijft over dit onderzoek, voor zover thans relevant, het volgende: (...) Op werd patiënte van achteren aangereden en is daarbij niet bewusteloos geraakt. Patiënte had wel een mogelijk zeer kortdurende amnesie. (...) Bij onderzoek normale beweeglijkheid van de halswervelkolom bij flexie/extensie, lateroflexie naar links en rechts en rotatie naar links en rechts. Patiënte maakt een niet zieke, niet pijnlijke indruk. (..) Bij neurologisch onderzoek van hersenzenuwen, motoriek, sensibiliteit, coördinatie en reflexen worden geen afwijkingen geconstateerd. (..) 2.4. De medisch adviseur van Vz, dr. G.M.A. Clauwaert, vat de medische informatie niet betrekking tot Vz in zijn rapport van 30 september 2009 als volgt samen: (...) De toedracht van het ongeval en de ongevalgegevens wijzen op een voor een nekletsel adequaat trauma met klassiek whiplash mechanisme. De nek- en hoofdpijn met uitstraling naar de arm en rug, duizeligheid en misselijkheid passen daarbij. De cognitieve (geheugen, concentratie) en slaapproblemen en moeheid zijn wellicht aan de chronische pijn gerelateerd. Zichtstoornissen worden dikwijls na een dergelijk trauma ondervonden en doorgaans aan niet nader aan te tonen stoornissen op hersenniveau dan wel veranderde oogspierspanning toegeschreven. Volgens de psychologe was sprake van ernstige stemmingsklachten en volgens ons kan van acceptatieproblematiek gesproken worden. Cliënte is immers perfectionistisch ingesteld met een hoog streef niveau waardoor de door het ongeval ondervonden belemmeringen moeilijk geaccepteerd worden. (...) 2.5. De medisch adviseur van Amlin, dr. P.L.T. Brans, schrijft in zijn advies van 2 september 2010, naar aanleiding van de journaaluitdraai van de huisarts van Vz, het volgende: (...) Betrokkene blijkt voor het ongeval van 1 juli 2007 diverse problemen gehad te hebben. Ten eerste vanaf juli 2004 algemene moeheid/zwakte, dat is erg aspecifiek en kan op van alles wijzen. Anderzijds ook psychische problematiek, waarvoor tweemaal een verwijzing naar een eerstelijns psycholoog heeft plaatsgevonden (april 2005, maart 2007). Ten derde nekschouderklachten waarvoor betrokkene in 2006 door de fysiotherapeut werd behandeld. (...) 2.6. Onder 4.6 van het verweerschrift is het volgende opgenomen: (...) Wilt u ten behoeve van uw deskundigenrapportage nog de volgende stukken opvragen: afschrift van het volledige medische dossier van de huisarts (chronologische, duidelijke en volledige weergave van alle consulten, als afschriften van alle beschikbare in- 37

14 tercollegiale correspondentie (verwijsbrieven, huisartsbrieven, etc.); gedetailleerde informatie van de twee eerstelijns psychologen waarnaar Vz voor het ongeval, in april 2005 en maart 2007, is doorverwezen (consultdata, klachten, bevindingen, conclusies, beleid, beloop); meer gedetailleerde informatie van de fysiotherapeut Meijer die Vz in 2006 heeft behandeld (chronologische weergave van consultdata, klachten, onderzoeksbevindingen, conclusies, beleid en beloop); volledige informatie van de bedrijfsarts over de verzuimhistorie in de jaren voor het ongeval en de reden hiervoor (chronologisch overzicht van de (spreekuur) contacten tussen 2002 en 2007). Als u overweegt voornoemde stukken niet op te vragen kunt u dan aangeven wat hiervan de reden is? 3. Het verzoek 3.1. Tussen partijen is in geschil of de door Vz gestelde klachten en de mogelijk daaruit voortvloeiende beperkingen in causaal verband staan met het ongeval (verder ook: de causaliteitsvraag) Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal gelasten, met benoeming van dr. J. Vos (hierna: Vos) als neuroloog en vanwege de cognitieve klachten van Vz dr. J. Bruins (hierna: Bruins) als neuropsycholoog. Vz verzoekt de rechtbank daarbij te bepalen dat de deskundigen gezamenlijk dienen te rapporteren, dat de deskundigen voor het overige hun onderzoek zelfstandig dienen uit te voeren en dat de deskundigen alle voor hen voor de uitvoering van hun onderzoek relevant geachte nog ontbrekende gegevens zelfstandig dienen op te vragen bij partijen. Voorts strekt het verzoekschrift ertoe te bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundigenonderzoeken ten laste van Amlin dient te worden gebracht Vz legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij de discussie over de medische causaliteit wil beëindigen en dat zij middels het voorlopig deskundigenbericht op dit punt snel duidelijkheid wenst te verkrijgen teneinde haar kansen in een bodemprocedure te kunnen beoordelen. 4. Het verweer 4.1. Amlin verzet zich niet tegen de benoeming van een neuroloog. Wel heeft zij bezwaar tegen de benoeming van Vos. Amlin verzoekt de rechtbank om dr. H.J.J.A. Bernsen, neuroloog te Nijmegen als deskundige te benoemen of, indien Vz niet met Bernsen kan instemmen, dr. P. Verlooy, neuroloog te 1-Haarlem (hierna: Verlooy) of dr. P.L.I. Dellemijn, neuroloog te Veldhoven Amlin heeft voorts bezwaar tegen de door Vz voorgestelde vraagstelling aangezien deze afwijkt van de laatste versie van de IWMD-vraagstelling. Amlin verzoekt de rechtbank om de volledige IWMD-vraagstelling (versie januari 2010) met toelichting aan de deskundige voor te leggen inclusief de optionele vragen van de onderdelen 4 en 5 Overige aspecten van de hypothetische situatie zonder ongeval en Het genezingsproces en de opstelling van de betrokkene daarin. Amlin verzoekt de rechtbank tevens de vraag die in deze beschikking onder 2.6 is opgenomen aan de deskundige voor te leggen. Deze vraag ziet op de door de deskundige op te vragen medische stukken Amlin verzoekt de rechtbank daarnaast te bepalen dat alle relevante (medische) informatie die aan de deskundige(n) wordt overgelegd met het concept-rapport aan de medisch adviseur van Amlin dient te worden verstrekt Amlin betwist dat een neuropsychologisch onderzoek noodzakelijk is. Amlin voert daartoe aan dat volgens de NVvN richtlijn een neuropsychologisch onderzoek slechts noodzakelijk is als sprake is van een hersenbeschadiging. In onderhavige kwestie is blijkens het onderzoeksverslag van neuroloog Hamburger (zie hiervoor onder 2.3) geen sprake van een hersenbeschadiging. Daarbij is de waarde van een neuropsychologisch onderzoek voor het vaststellen van de ongevalsgerelateerde klachten beperkt en is een neuropsychologisch onderzoek slechts een hulponderzoek dat alleen aan de orde komt indien een ingeschakelde medisch deskundige, zoals een neuroloog, daartoe ter completering van het eigen onderzoek de noodzaak aanwezig acht. Voor een zonder meer en reeds op voorhand doen verrichten van een neuropsychologisch onderzoek bestaat dan ook geen aanleiding, aldus steeds Amlin Mocht toch een neuropsycholoog benoemd worden dan heeft Amlin bezwaar tegen de benoeming van Bruins. Amlin verzoekt de rechtbank in dat geval drs. E. Van der Scheer (hierna: Van der Scheer) of A.F.M.M. Verdonk als neuropsycholoog te benoemen. Voorts verzoekt Amlin in dat geval de neuropsycholoog te vragen meerdere symptoomvaliditeitstesten bij Vz af te nemen en aan de neuropsycholoog de standaardvraagstelling zoals deze volgt uit de NVvN-richtlijnen voor te leggen. Tot slot verzet Amlin zich tegen het verzoek van Vz dat de te benoemen deskundigen gezamenlijk dienen te rapporteren, althans voor zover Vz daarmee iets anders bedoelt dan dat de neuroloog bij zijn rapportage gebruik dient te maken van de rapportage van de neuropsycholoog. Amlin verzoekt de rechtbank te bepalen dat het concept rapport van de eventueel te benoemen neuropsycholoog door de medisch adviseur van Amlin van commentaar mag worden voorzien voordat dit naar de neuroloog gaat. 5. De beoordeling De benoeming van een neuroloog als deskundige 5.1. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn partijen het eens geworden over de benoeming van neuroloog Verlooy als deskundige. Nu Verlooy aan de rechtbank heeft medegedeeld bereid te zijn om in deze zaak als deskundige op te treden, zal tot zijn benoeming worden overgegaan. 38

15 5.2. Aan Verlooy zal de IWMD-vraagstelling met toelichting worden voorgelegd. Mr. Roth heeft ter mondelinge behandeling immers namens Vz laten weten te kunnen instemmen met het tegenverzoek van Amlin om aan de deskundige de volledige IWMD-vraagstelling van januari 2010 niet toelichting voor te leggen. Deze vraagstelling met toelichting wordt hierna onder rechtsoverweging 6.2 van de beslissing opgenomen De rechtbank wijst het verzoek van Amlin om optionele vragen toe te voegen af. Met betrekking tot de vraag van onderdeel 4 Overige aspecten van de hypothetische situatie zonder ongeval, geldt, gezien de toelichting bij deze vraag, dat het geen adequate oplossing is om de deskundige deze vraag te laten beantwoorden omdat het veelal gaat om klachten en afwijkingen die buiten zijn specifieke medische deskundigheid zullen zijn gelegen en omdat kennis van de juridische causaliteit nodig is om te kunnen beoordelen welke klachten en afwijkingen relevant kunnen zijn. Met betrekking tot de vraag van onderdeel 5 Het genezingsproces en de opstelling van de betrokkene daarin geldt dat er geen aanleiding bestaat om te veronderstellen dat Vz zich aan medische behandeling heeft onttrokken, althans daarvoor is door Amlin onvoldoende gesteld. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding de deskundige te verzoeken de onder 2.6 genoemde stukken op te vragen. Het is immers aan de deskundige te bepalen welke door partijen te verschaffen gegevens voor de uitvoering van het hem opgedragen onderzoek noodzakelijk zijn. Daarbij is tevens van belang dat Vz zich bereid heeft verklaard de deskundigen te machtigen om zelfstandig nadere medische informatie op te vragen. De benoeming van een neuropsycholoog als deskundige 5.4. Vooropgesteld wordt dat een voorlopig deskundigenonderzoek ertoe kan dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen omtrent de voor de beslissing relevante feiten en omstandigheden om aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen. Voorts geldt dat de rechter geen discretionaire bevoegdheid heeft bij de beoordeling van een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht. Hij moet dit onderzoek in beginsel gelasten indien het verzoek daartoe ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten en omstandigheden betreft die met een deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is slechts anders indien de rechtbank van oordeel is dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde, dat misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen of dat het verzoek moet afstuiten op een ander zwaarwichtig bezwaar, maar deze uitzonderingen zijn thans niet aan de orde Het gedane verzoek tot benoeming van een neuropsycholoog is voldoende concreet. Gelet op de aard van het ongeval waarvan Vz het slachtoffer is geworden en de aard van de klachten die zij daaraan overgehouden stelt te hebben, onder meer de cognitieve klachten (geheugen en concentratie), slaapproblemen en moeheid, is het verzoek tevens ter zake dienend en betreft het feiten en omstandigheden die niet het onderzoek bewezen kunnen worden. In het juridische debat over de causaliteitsvraag gaat het immers -en met name in het geval van post whiplash klachten- niet alleen om klachten die zijn terug te voeren op waarneembare afwijkingen of functiestoornissen, maar ook om klachten die weliswaar naar hun aard subjectief zijn, maar waarvan niettemin objectief vastgesteld kan worden dat zij aanwezig, reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn. Daarom kan vanuit juridisch oogpunt neuropsychologisch onderzoek belangrijk zijn voor het bepalen van de procespositie, ook als de neuroloog geen afwijkingen of functiestoornissen waarneemt. Op grond van het voorgaande is het verzoek een neuropsychologisch (voorlopig) deskundigenbericht te gelasten in beginsel toewijsbaar Vanuit medisch-neurologisch oogpunt zal de causaliteitsvraag op een andere dan de juridische manier worden beschouwd, nu volgens de laatste NVvN richtlijnen neuropsychologisch onderzoek slechts noodzakelijk is als sprake is van een duidelijk neurologisch substraat Het voorgaande is van belang omdat partijen ervan uitgaan dat in de onderhavige zaak door de neuropsycholoog, indien ingeschakeld, hulponderzoek zal worden verricht ten behoeve van de neuroloog. Ook heeft zowel Verlooy als Van der Scheer de rechtbank laten weten dat het in zaken als de onderhavige de voorkeur heeft dat de neuropsycholoog hulponderzoek verricht ten behoeve van het onderzoek dat wordt uitgevoerd door de neuroloog. Hoewel de onder 5.6 genoemde NVvN richtlijn de neuroloog wel enige discretionaire bevoegdheid lijkt te geven, het betreft immers geen verbod, is het goed denkbaar dat de neuroloog in het onderhavige geval, indien de beslissing aan hem wordt overgelaten, op grond van de richtlijn zal besluiten geen neuropsychologisch hulponderzoek te entameren. Bij het neurologisch onderzoek van Vz in december 2007 zijn immers geen afwijkingen geconstateerd. Een dergelijk besluit zou in de onderhavige zaak onvoldoende recht doen aan de hiervoor onder 5.4 verwoorde bedoeling van het voorlopig deskundigenbericht. Om die reden zal de rechtbank ook de neuropsycholoog als deskundige benoemen, hoewel het gaat om hulponderzoek ten behoeve van de neuroloog en in een dergelijk geval in de regel wordt volstaan met de benoeming van alleen de neuroloog Bij de mondelinge behandeling heeft Vz aangegeven in te kunnen stemmen met benoeming van de door Amlin in haar verweerschrift genoemde neuropsycholoog Van der Scheer als deskundige. Nu Van der Scheer aan de rechtbank heeft medegedeeld bereid te zijn om in 39

16 deze zaak als deskundige op te treden, zal tot haar benoeming warden overgegaan Aan Van der Scheer zal eveneens de volledige IWMD-vraagstelling met toelichting worden voorgelegd. Ter mondeling behandeling heeft Vz namelijk gemotiveerd verweer gevoerd tegen het verzoek van Amlin om de vraagstelling die volgt uit de NVvN-richtlijnen (productie 10 verweerschrift) aan de eventueel te benoemen neuropsycholoog voor te leggen. Amlin heeft daarentegen niet of niet voldoende gemotiveerd verweer gevoerd tegen het tegenverzoek van Vz om de volledige IWMDvraagstelling met toelichting aan de neuropsycholoog voor te leggen Nu het gaat om hulponderzoek, laat de rechtbank uitdrukkelijk de mogelijkheid open voor de neuroloog om eventuele additionele vragen aan de neuropsycholoog voor te leggen en/of een zekere rol- of taakverdeling met de neuropsycholoog af te spreken ter beantwoording van de IWMD-vragen De rechtbank passeert het verzoek van Amlin om de neuropsycholoog te vragen meerdere symptoomvalideitstesten bij Vz af te nemen. Niet alleen is het verzoek niet nader toegelicht, maar belangrijker nog is dat het aan de deskundige is om zelfstandig te bepalen welke en hoeveel testen nodig zijn om tot een deskundig oordeel op haar vakgebied te komen. Overig De rechtbank zal voorts bepalen dat Verlooy de uitkomsten van het hulponderzoek door Van der Scheer in zijn conclusie dient te betrekken alsmede dat hij de verslaglegging van het neuropsychologisch onderzoek bij zijn expertiserapport cliënt te voegen. Dit expertiserapport zal eerst in concept naar de partijen gaan, zodat zij de gelegenheid krijgen om daarop te reageren alvorens het definitieve rapport wordt opgesteld. Samen met het concept rapport dient alle relevante (medische) informatie die aan de deskundigen is overgelegd aan de medisch adviseur van Amlin te worden verstrekt. De medisch adviseur dient de aldus verkregen medische informatie in verband met een eventueel door Vz in te roepen blokkeringsrecht, te beschouwen als hem onder zijn geheimhoudingsplicht toevertrouwd De rechtbank ziet onvoldoende reden om een tussentijds commentaar door de medisch adviseurs van partijen op alleen het neuropsychologisch verslag mogelijk te maken en zal dit omwille van de voortgang van de zaak niet gelasten. Voorschot op de kosten van de deskundigenonderzoeken De hoofdregel met betrekking tot het voorschot ter zake van de kosten van het voorlopige deskundigenbericht is dat degene die een verzoekschrift indient dit dient te betalen, zo volgt uit het bepaalde in artikel 205 lid 1 in verbinding met artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Van deze hoofdregel wordt evenwel afgeweken indien er feiten of omstandigheden aanwezig zijn die zulks rechtvaardigen. Gelet op de omstandigheid dat Amlin aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval heeft erkend, ziet de rechtbank aanleiding het voorschot ter zake van de kosten van de voorlopige deskundigenonderzoeken voor rekening van Amlin te laten komen Het voorschot zal worden vastgesteld op een door de deskundigen te bepalen bedrag, tenzij binnen twee weken na dagtekening van de brief van de griffier aan partijen, waarbij een kopie van de voorschotnota van de deskundigen wordt doorgezonden, schriftelijk bezwaar tegen het voorschot ter griffie is ingekomen. In laatstgenoemd geval zal de rechtbank nader beslissen over de begroting van het voorschot De beslissing met betrekking tot betaling van het voorschot wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard In de brief van de griffier waarmee de voorschotnota van de deskundigen aan partijen wordt doorgezonden, zal de termijn voor de voldoening van het voorschot worden gesteld op twee weken. Als het voorschot niet binnen de gesteld termijn is betaald, kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht De deskundigen dienen niet met het onderzoek te beginnen voordat de rechtbank schriftelijk aan de deskundigen heeft laten weten dat het voorschot ter griffie is ontvangen en het onderzoek kan beginnen Partijen zijn verplicht medewerking te verlenen aan het onderzoek van de deskundigen. Indien aan deze verplichting niet wordt voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing 6. De beslissing De rechtbank 6.1. beveelt een onderzoek door de volgende deskundigen: dhr. dr. P. Verlooy, neuroloog (...) mw. drs. E. Van der Scheer, neuropsycholoog (...) 6.2. bepaalt dat zowel aan Verlooy als aan Van der Scheer de volgende vragen zullen worden voorgelegd, met inachtneming van het onder 5.10 bepaalde: Vraagstelling causaal verband bij ongeval Versie januari 2010 Algemene toelichting Deze vraagstelling is bedoeld om niet-medici die zich bezighouden met de afwikkeling van letselschade inzicht te geven in de medische uitgangspunten die van belang zijn bij het bepalen van de omvang van de schade die de onderzochte heeft geleden (en in de toekomst mogelijk zal lijden) als gevolg van een ongeval. Deze schade wordt in het civiele aansprakelijkheidsrecht vastgesteld aan de hand van een vergelijking tus- 40

17 sen de gezondheidstoestand van de onderzochte zoals die na het ongeval is ontstaan en zich waarschijnlijk in de toekomst zal voortzetten (de situatie niet ongeval) en de hypothetische situatie waarin de onderzochte zich zou hebben bevonden als het ongeval nooit had plaatsgevonden (de situatie zonder ongeval). Deze systematiek vormt de grondslag van deze vraagstelling. Onderdeel 1 heeft betrekking op de gezondheidstoestand en het functioneren van de onderzochte in de situatie met ongeval. In onderdeel 2 wordt aan de deskundige gevraagd zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven hoe de gezondheidstoestand en het functioneren van de onderzochte in de hypothetische situatie zonder ongeval zouden zijn geweest. De gezondheidssituatie van de onderzochte voorafgaand aan het ongeval is relevant voor de beoordeling van beide situaties. Bij het opstellen van deze vraagstelling is aansluiting gezocht bij de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage (RMSR). In deze richtlijn is geformuleerd aan welke eisen een deskundige en diens rapportage moeten voldoen. De richtlijn is bedoeld als hulpmiddel voor deskundigen bij het uitvoeren van hun werkzaamheden. De deskundige wordt verzocht de aanbevelingen en bepalingen in de richtlijn --zo veel ais mogelijk in acht te nemen. 1. De situatie met ongeval Anamnese a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid? Aanbeveling RMSR: De beschrijving van de anamnese is deugdelijk en compleet, en beperkt zich tot de relevante gegevens. De beschrijving van de anamnese bevat uitsluitend het verhaal van de onderzochte in diens bewoordingen. Er worden daarbij geen termen gebezigd of feiten vermeld die uitsluitend kunnen zijn ontleend aan aangeleverde of verkregen medische gegevens of een interpretatie daarvan. Als hieraan wordt voldaan, dan verwoordt de anamnese per definitie het subjectieve verhaal van de onderzochte. Termen als betrokkene zou(...) worden vermeden. Ook voegt de expert bij de beschrijving van de anamnese geen voorlopige conclusies of eigen interpretaties toe. Auto-anamnese en hetero-anamnese worden gescheiden en als zodanig genoemd weergegeven. Medische gegevens b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van: de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied; de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan. Aanbeveling RMSR: Uit het rapport blijkt van welke van de meegestuurde gegevens kennis werd genomen en op welke wijze de daaraan ontleende feiten zijn meegewogen in het eindoordeel. Bij voorkeur wordt in het rapport een samenvatting opgenomen valt de aan de meegestuurde gegevens ontleende feiten. Medisch onderzoek e. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek? Aanbeveling RSMR: Er wordt een adequaat lichamelijk en/of psychiatrisch onderzoek verricht, maar slechts voorzover dat relevant is voor de beantwoording van de vraagstelling. Niet relevant onderzoek blijft uitdrukkelijk achterwege. Indien mogelijk worden de resultaten in kwantitatieve vorm weergegeven. Bij de beschrijving van de onderzoeksresultaten kan medisch jargon uiteraard niet worden vermeden. Aanbeveling RMSR: Indien de expert aanvullend hulponderzoek (radiologisch, neuropsychologisch of anderszins laat verrichten en de uitkomsten daarvan in zijn conclusies betrekt, dan dienen de verslagleggingen van deze onderzoeken bij het expertiserapport gevoegd te worden. Consistentie d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek? e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt? Aanbeveling RMSR: Als de anamnese niet overeenkomt met de feiten zoals de uit de stukken naar voren komen, dan dient uit het rapport te blijken dat de onderzochte, voor zover dat medisch verantwoord is, met deze discrepantie werd geconfronteerd. Vermeld wordt, wat zijn reactie daarop was en wat daaruit kan worden geconcludeerd. Diagnose f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven? Aanbeveling RMSR: Waar nodig wordt een differentiaaldiagnostische overweging gegeven. Beperkingen g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven [ in het bijgesloten beperkingenformulier ] en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige? 41

18 Aanbeveling RMSR: Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen. Aanbeveling RMSR: De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek). Medische eindsituatie h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel? i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u? j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht? k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)? Aanbeveling RMSR: Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting lol stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest. 2. De situatie zonder ongeval Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden. Aanbeveling RMSR: Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest. Aanbeveling RMSR. Een eventuele causaliteitsvraag wordt uitsluitend beantwoord vanuit de medische causaliteitsgedachte, dat wil zeggen op grond van datgene wat bekend en herkenbaar is met betrekking tot het ontstaan en het beloop van de onderhavige klachten en verschijnselen. Deze vraagstelling geschiedt in overeenstemming met de gangbare inzichten dan wel richtlijnen van de desbetreffende wetenschappelijke vereniging. De expert zal nimmer klachten aan een ongeval toerekenen of de causaliteit ervan louter baseren op het feit dat ze pas na het ongeval debuteerden. Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft? b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien? Aanbeveling RMSR: Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen. Aanbeveling RMSR: De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek). Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval e. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen? d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan? e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid? f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet ongevalgerelateerde klachten en afwijkingen? g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u? h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht? i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)? Aanbeveling RMSR: Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zin eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen. De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek). 3. Overig Aanbeveling RMSR: Indien de expert bevindingen doet waar niet naar wordt gevraagd maar die hij terzake relevant vindt, dan vermeldt hij deze in het rapport. a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak? 42

19 6.3. bepaalt dat de deskundigen hun onderzoek zelfstandig zullen verrichten en dat dit zal plaatsvinden op een door de deskundigen te bepalen plaats en tijd; 6.4. bepaalt dat Verlooy de uitkomsten van het hulponderzoek door Van der Scheer in zijn conclusie dient te betrekken alsmede de verslaglegging van dit hulponderzoek bij zijn expertiserapport dient te voegen; 6.5. bepaalt dat het rapport van Verlooy (inclusief verslag hulponderzoek) eerst in concept aan de partijen wordt gezonden, zodat zij de gelegenheid krijgen om daarop te reageren alvorens het definitieve expertiserapport wordt opgesteld; 6.6. bepaalt dat samen met het concept expertiserapport van Verlooy alle relevante (medische) informatie die aan de deskundigen is overgelegd aan Vz en aan de medisch adviseur van Amlin dient te worden verstrekt bepaalt dat door Amlin een voorschot ter zake van de kosten van de deskundigen ter griffie zal worden gedeponeerd, welk voorschot bij deze wordt bepaald op een door de deskundigen te begroten bedrag, tenzij binnen twee weken na dagtekening van de brief van de griffier aan partijen, waarbij een kopie van de voorschotnota van de deskundigen wordt doorgezonden, schriftelijk bezwaar tegen het voorschot ter griffie is ingekomen; 6.8. bepaalt dat de deskundigen niet met hun onderzoek dienen te beginnen voordat de rechtbank schriftelijk aan de deskundigen heeft laten weten dat het voorschot ter griffie is ontvangen en het onderzoek kan beginnen; 6.9. bepaalt dat partijen alle door de deskundige noodzakelijk geachte stukken zo spoedig mogelijk aan de deskundigen zullen doen toekomen; bepaalt dat de deskundigen partijen in de gelegenheid zullen stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat uit hun schriftelijke berichten moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan en daarbij tevens melding zal worden gemaakt van de inhoud van de opmerkingen en verzoeken van partijen; bepaalt dat de partij die schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundigen doet toekomen daarvan terstond een afschrift aan de wederpartij verstrekt; bepaalt dat de door de deskundigen uit te brengen berichten uiterlijk zes maanden na dagtekening van het bericht van de griffier dat het voorschot ter griffie is ontvangen, zal worden ingeleverd ter griffie van deze rechtbank; wijst af het meer of anders verzochte; verklaart de beslissing omtrent het voorschot uitvoerbaar bij voorraad. I 322 I Hof Amsterdam nevenzittingsplaats Arnhem 31 mei 2011 (mrs. Ch.E. Bethlem, P.H. van Ginkel en L.M. Croes, LJN BQ7349, zaaknr ) Particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering: sommen- of schadeverzekering? Haviltex-criterium, art. 6:236, 237 en 238 BW van toepassing bij particuliere AOV tandarts. Een tandarts sluit arbeidsongeschiktheidsverzekeringen bij Movir en Reaal. Na een conflict over het Ao-percentage oordeelt een arbitragecollege dat de tandarts 100% arbeidsongeschikt is. Reaal weigert toch uitkering. De tandarts vordert uitkering van Reaal voor 100% van de verzekerde som, minus de uitkering die hij krijgt van Movir: de polis met Reaal bevat een clausule dat uitkeringen uit andere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen in mindering moeten worden gebracht op het door Reaal uit te keren bedrag. Reaal meent dat alle inkomsten van de tandarts in mindering moeten worden gebracht op de uitkering, en dat de uitkering voor 100% van de verzekerde som alleen kan plaatsvinden als een inkomenstoets over de voorgaande jaren heeft plaatsgevonden. De rechtbank is het eens met Reaal en wijst de vorderingen van de tandarts af. Het hof oordeelt echter anders. De polis moet worden uitgelegd volgens het Haviltex-criterium en ex art. 6:238 lid 2 BW moeten onduidelijke bepalingen in de algemene voorwaarden van een overeenkomst uitgelegd worden in het voordeel van de wederpartij. De stelling van Reaal dat de tandarts geen consument is wordt verworpen: de tandarts heeft een bedrijf, maar sluit de arbeidsongeschiktheidsverzekering als consument. Vervolgens oordeelt het hof dat de arbeidsongeschiktheidsverzekering een sommenverzekering is. Alleen uitkeringen uit andere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen moeten volgens de polis in mindering gebracht worden op de uitkering. De vordering tot 100%-uitkering van de tandarts gebaseerd op zijn inkomen in het laatste jaar voor de arbeidsongeschiktheid wordt toegewezen; zijn vordering voor toewijzing kosten rechtsbijstand van de arbitrale procedure wordt afgewezen. A, wonende te (..), appellant, advocaat: mr. F.G. Kuiper, tegen: Reaal Schadeverzekering NV, gevestigd te Utrecht, geïntimeerde, advocaat: mr. A. Gerritsen-Bosselaar. (...) 3. De vaststaande feiten De rechtbank heeft in haar vonnis van 27 januari 2010 (LJN BL1041, red.) onder 2.1 tot en met 2.11 feiten vastgesteld. Het hof gaat uit van die feiten, behoudens de door grief I bestreden vaststelling onder 2.10, laatste zin, waarop het hof hierna in zal gaan. 4. De motivering van de beslissing in hoger beroep 4.1 Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende. A, van beroep tandarts, heeft bij (thans) Reaal drie verzekeringsovereenkomsten (...) gesloten ter dekking van de geldelijke gevolgen van arbeidsongeschiktheid (hierna: de verzekeringsovereenkomsten). Op de verzekeringsovereenkomsten zijn van toepassing de algemene voorwaarden UNIM polis langlopende verzekering beroeps AOV 9810 (hierna: de polisvoorwaarden). Op 3 september 2001 heeft A een verkeersongeval gehad en heeft zich vervolgens als arbeidsongeschikt gemeld bij 43

20 Reaal. Bij arbitraal vonnis van 10 december 2008 is beslist dat A voor zijn werkzaamheden als tandarts volledig (80-100%) arbeidsongeschikt geacht moet worden. A ontvangt op grond van een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij Movir een uitkering. A heeft aan Reaal op grond van de verzekeringsovereenkomsten om een uitkering verzocht op basis van artikel 3 van de polisvoorwaarden waarbij uit de in dat artikel opgenomen staffel volgt dat bij een arbeidsongeschiktheid van % de verzekerde uitkering 100% bedraagt onder vermindering, conform artikel 7 van de polisvoorwaarden, van de uitkering die hij van Movir ontvangt. Artikel 7 lid 1 van de polisvoorwaarden luidt: Indien de verzekerde na het intreden van de arbeidsongeschiktheid naast de uitkering uit onderhavige verzekering rechten kan doen gelden op een uitkering inzake inkomstenderving ten gevolge van arbeidsongeschiktheid op grond van andere sociale en/of particuliere verzekering(en), heeft de maatschappij het recht de totale jaaruitkering uit de onderhavige verzekering zodanig te verlagen dat het totale bedrag van de inkomsten maximaal gelijk is aan het jaarinkomen van de verzekerde uit hoofde van zijn beroep in het kalenderjaar, vóórafgaande aan het jaar van het intreden van de arbeidsongeschiktheid Reaal is niet tot uitkering van de door A gevraagde uitkering overgegaan. 4.2 A heeft Reaal in rechte betrokken. De rechtbank heeft de vorderingen van A gedeeltelijk afgewezen. In hoger beroep keert A zich met zes grieven tegen het eindvonnis van de rechtbank voor zover het betreft de afwijzing van zijn vorderingen inzake de betaling van de uitkering onder de verzekeringsovereenkomsten zoals onder 4.1 beschreven, de vergoeding van kosten van rechtsbijstand die door de rechtbank voor een lager bedrag (E 7.000,00) is toegewezen dan door A was gevorderd (E ,21) en de compensatie van proceskosten. In hoger beroep heeft A zijn eis gewijzigd. Thans vordert A, samengevat, tevens dat het hof voor recht verklaart dat de verzekeringsovereenkomsten sommenverzekeringen zijn zoals bedoeld in artikel 7:964 BW. Voorts heeft hij zijn vordering inzake de kosten van rechtsbijstand vermeerderd tot een bedrag van E ,21, inclusief BTW. 4.3 Met de grieven II tot en met IV stelt A aan de orde dat de rechtbank in het bestreden vonnis geen rekening heeft gehouden met zijn stellingen over het karakter van de verzekeringsovereenkomsten en haar oordeel louter heeft gebaseerd op de uitleg van artikel 7 van de polisvoorwaarden. A heeft zich onder verwijzing naar HR 3 oktober 2008 (LJN: BD5828) en HR 17 oktober 2008 (LJN: BF0006) op het standpunt gesteld dat de verzekeringsovereenkomsten het karakter hebben van een sommenverzekering en niet van een schadeverzekering. Hiertoe heeft hij, samengevat, aangevoerd, dat het voor de uitkering op grond van de verzekeringsovereenkomsten niet van belang is welk inkomen, uit welke hoofde dan ook, hij nadat hij 100% arbeidsongeschikt was geworden- nog heeft gegenereerd. Hij kon op grond van de polisvoorwaarden in hun totaal bezien redelijkerwijs verwachten dat door Reaal op grond van artikel 7 met het kopje Samenloop van uitkeringen uitsluitend de uitkering die hij van Movir ontvangt in mindering zou worden gebracht op de uitkering die hij van Reaal op grond van de verzekeringsovereenkomsten zou ontvangen. Volgens A kan artikel 7 niet los worden gezien van artikel 3 van de polisvoorwaarden, waarin de omvang van de uitkering is gekoppeld aan de mate van arbeidsongeschiktheid en niet aan de hoogte van de inkomensderving (de schade). Voorts stelt A dat uit de polisvoorwaarden ook niet blijkt hoe de schade zal worden berekend en welke financiële factoren daarbij een rol zouden kunnen spelen. Vaststaat dat hij voor 100% ongeschikt om zijn beroep als tandarts te kunnen uitoefenen, zodat artikel 7 in samenhang gelezen met artikel 3 alleen maar in die zin kan worden begrepen dat de verzekerde uitkering 100% bedraagt, waarop uitsluitend de door hem van Movir ontvangen uitkering in mindering kan worden gebracht. Voorts heeft A aangevoerd dat de verzekeringsovereenkomsten geen correctiebepaling (anti-cumulatiebeding) bevat, waarin is geregeld dat het hebben van inkomsten uit arbeid na het intreden van arbeidsongeschiktheid gevolgen heeft voor het recht op uitkering onder de arbeidsongeschiktheidsverzekering, zodat hij heeft kunnen begrijpen dat hij een uitkering van de hiervoor genoemde omvang zou ontvangen. 4.4 Reaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de door A afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering als een schadeverzekering moet worden aangemerkt. Volgens Reaal zijn de polisvoorwaarden duidelijk en niet voor meer dan een uitleg vatbaar. In artikel 2 van de polisvoorwaarden is bepaald, dat de verzekering geen ander doel of strekking heeft dan het bieden van een dekking voor inkomensverlies. Volgens Reaal verschilt dit geval van de gevallen beslecht in de door A aangehaalde arresten, omdat anders dan in die gevallen de onderhavige polisvoorwaarden weliswaar geen correctiebepaling bevatten, maar wel een samenloopbepaling (artikel 7), die feitelijk als een correctiebepaling is op te vatten. Volgens Reaal zijn de verzekeringsovereenkomsten door partijen derhalve bedoeld als inkomensvoorziening waarmee bij arbeidsongeschiktheid een eventueel nog resterend inkomenstekort zou zijn gedekt. Reaal heeft voorts aangevoerd dat zij niet gehouden is tot het doen van een uitkering aan A omdat hij, ondanks daartoe strekkende verzoeken, onvoldoende informatie heeft verstrekt waardoor het voor haar onmogelijk is om een inkomensberekening te kunnen maken. Tijdens het pleidooi heeft Reaal verduidelijkt dat artikel 7 door haar in die zin wordt uitgelegd dat naast de 44

Beschikking van de meervoudige kamer in de rechtbank Almelo op het verzoek van:

Beschikking van de meervoudige kamer in de rechtbank Almelo op het verzoek van: Beschikking RECHTBANK ALMELO Sector civiel recht zaaknummer: 128288 / HA RK 12-36 datum beschikking: 18 juli 2012 (Im) Beschikking van de meervoudige kamer in de rechtbank Almelo op het verzoek van: Bertha

Nadere informatie

hikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter locatie Utrecht zaaknummer: UE VERZ MAR/1217

hikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter locatie Utrecht zaaknummer: UE VERZ MAR/1217 Afdeling Civiel recht kantonrechter locatie Utrecht zaaknummer: 4498796 UE VERZ 15-500 MAR/1217 Beschikking van 23 december 2015 hikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND inzake [VERZOEKSTER], wonende te Wijk

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

2.2. ASR heeft aansprakelijkheid van haar verzekerde voor het ongeval erkend.

2.2. ASR heeft aansprakelijkheid van haar verzekerde voor het ongeval erkend. RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Civiel recht handelskamer locatie Utrecht zaaknummer / rekestinunmer: C/16/447446 / HA RK 17-227 Beschikking van in de zaak van {VERZ], wonende te Rotterdam, verzoekster, advocaat

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:RBROT:2016:665 ECLI:NL:RBROT:2016:665 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 20012016 Datum publicatie 28012016 Zaaknummer C/10/473480 / HA ZA 15333 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Partijen zullen hierna [BETROKKENE] en [VERZEKERAAR] genoemd worden.

Partijen zullen hierna [BETROKKENE] en [VERZEKERAAR] genoemd worden. beschikking RECHTBANK ROTTERDAM Team handel zaaknummer / rekestnummer: C/10/423356 / HA RK 13-304 Beschikking van in de zaak van [BETROKKENE], wonende te Rotterdam, verzoeker, advocaat mr. P. Meijer, tegen'

Nadere informatie

Partijen worden hierna [VERZOEKER] en [VERZEKERAAR] genoemd.

Partijen worden hierna [VERZOEKER] en [VERZEKERAAR] genoemd. beschikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht handelskamer locatie Utrecht zaaknummer / rekestnummer: C1161368625 / HA RK 14-103 Beschikking van in de zaak van [VERZOEKER], wonende te [WOONPLAATS],

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5965

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5965 ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5965 Instantie Datum uitspraak 13-02-2013 Datum publicatie 02-04-2013 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer C/12/85391 / HA RK 12-110 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:3565

ECLI:NL:RBROT:2017:3565 ECLI:NL:RBROT:2017:3565 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 19-04-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer C/10/507047 / HA ZA 16-758 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2010:BP3091

ECLI:NL:RBALK:2010:BP3091 ECLI:NL:RBALK:2010:BP3091 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 29-12-2010 Datum publicatie 04-02-2011 Zaaknummer 119974 - HA ZA 10-474 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG Kenmerk: 05/16 Bindend advies in de zaak van: A., wonende te Z., eiser, gemachtigde: mr. Th.F.M. Pothof tegen De Stichting B., gevestigd te IJ., verweerster, gemachtigde:

Nadere informatie

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-394 d.d. 29 oktober 2014 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en dr. B.C. de Vries, leden en mr. I.M.L. Venker, secretaris)

Nadere informatie

schikking AFSCHRIFT RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT Handelsrecht Middelburg zaaknummer / rekestnummer: C/02/308975 / HA RK 15-232

schikking AFSCHRIFT RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT Handelsrecht Middelburg zaaknummer / rekestnummer: C/02/308975 / HA RK 15-232 schikking AFSCHRIFT RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT Handelsrecht Middelburg zaaknummer / rekestnummer: C/02/308975 / HA RK 15-232 Beschikking van 15 maart 2016 in de zaak van [VERZOEKER], wonende te Terneuzen,

Nadere informatie

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K Inzake de klacht van [Klaagster BV], gevestigd te [gemeente] aan de [adres], hierna te noemen klaagster,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841 ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 25-09-2006 Datum publicatie 26-09-2006 Zaaknummer 58445 - KG ZA 06-182 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

mr. A. Rutten-Roos, mr. A. Bus, mr. C.A. Joustra, mr. F.J.H. Mijnssen en mr. F. Peijster.

mr. A. Rutten-Roos, mr. A. Bus, mr. C.A. Joustra, mr. F.J.H. Mijnssen en mr. F. Peijster. GCHB 2011-389 Uitspraak van 18 april 2011 "Arbeidsongeschiktheidsverzekering. Verzekerde is tijdens zijn werk van een muurtje gestapt, uit zijn evenwicht geraakt en gevallen. Sindsdien lijdt hij aan rugklachten

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene.

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-382 d.d. 20 oktober 2014 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en drs. L.B. Lauwaars RA, leden en mr. F.E. Uijleman, secretaris)

Nadere informatie

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster LJN: BW9368, Rechtbank Amsterdam, 6 juni 2012 2. De feiten 2.1. [A] en [B] wonen tegenover elkaar in [plaats]. [C] woont

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2015:7740

ECLI:NL:RBROT:2015:7740 ECLI:NL:RBROT:2015:7740 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 15092015 Datum publicatie 02112015 Zaaknummer C/10/482640 / KG ZA 15882 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

JA 2013/187 Deelgeschil, Proceskosten, Voorlopig deskundigenbericht. »Samenvatting

JA 2013/187 Deelgeschil, Proceskosten, Voorlopig deskundigenbericht. »Samenvatting JA 2013/187 Deelgeschil, Proceskosten, Voorlopig deskundigenbericht Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RBNHO:2013:6863 Aflevering 2013 afl. 10 Rubriek College Deelgeschillen Datum 25 juli 2013 Rechtbank Noord-Holland

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: Vonnis in kort geding van in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BECKERS BENELUX B.V., gevestigd

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMID:2011:BR4744

ECLI:NL:RBMID:2011:BR4744 ECLI:NL:RBMID:2011:BR4744 Instantie Rechtbank Middelburg Datum uitspraak 09-02-2011 Datum publicatie 10-08-2011 Zaaknummer 75196 / HA ZA 10-466 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Letselschade whiplash; deelgeschil; bestaan van klachten; causaal verband tussen klachten en ongeval

Letselschade whiplash; deelgeschil; bestaan van klachten; causaal verband tussen klachten en ongeval LJN: BX9800, Rechtbank Rotterdam, 406822 / HA RK 12-606 Datum uitspraak: 10-10-2012 Datum publicatie: 10-10-2012 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie:

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 04052017 Datum publicatie 15052017 Zaaknummer C/03/232895 / KG ZA 17112 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:3633

ECLI:NL:RBAMS:2015:3633 ECLI:NL:RBAMS:2015:3633 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-04-2015 Datum publicatie 15-06-2015 Zaaknummer C-13-574965 - HA RK 14-335 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 182 d.d. 3 augustus 2011 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. B.F. Keulen en dr. B.C. de Vries, leden, en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

1.2 Belanghebbende heeft een op 17 april 2014 gedateerd verweerschrift met bijlagen ingediend.

1.2 Belanghebbende heeft een op 17 april 2014 gedateerd verweerschrift met bijlagen ingediend. Uitspraak Commissie van Beroep 2014-019 d.d. 16 juni 2014 (mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. C.A. Joustra, drs. P.H.M. Kuijs AAG, mr. W.J.J. Los en mr. F.P. Peijster, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-02-2009 Datum publicatie 03-03-2009 Zaaknummer 265169 / HA ZA 06-1949 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove...

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove... Rechtspraak.nl Print uitspraak 1 of 5 071215 09:02 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBOVE:2013:1448 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Rechtbank Overijssel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:4523

ECLI:NL:RBAMS:2016:4523 ECLI:NL:RBAMS:2016:4523 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 14-07-2016 Datum publicatie 19-07-2016 Zaaknummer EA VERZ 16-542 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 151558 / KG ZA 08-640 van

Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 151558 / KG ZA 08-640 van Gemeente Haarlemmermeer Baan Kleef Aan DomJur 2008-432 Rechtbank Haarlem Zaak-/rolnummer: 151558 / KG ZA 08-640 en 151565 / KG ZA 08-641 Datum: 22 december 2008 Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384 ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 03-05-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland 818166 UC EXPL 12-9177

Nadere informatie

Rechtbank Amsterdam 08-05-2015 28-05-2015 3603419 CV EXPL 14-32341. Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl

Rechtbank Amsterdam 08-05-2015 28-05-2015 3603419 CV EXPL 14-32341. Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl ECLI:NL:RBAMS:2015:3202 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vindplaatsen Uitspraak Rechtbank Amsterdam 08-05-2015 28-05-2015 3603419

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845 ECLI:NL:RBLIM:2017:3845 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 26042017 Datum publicatie 27042017 Zaaknummer 5494929 \ CV EXPL 1610633 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Verbintenissenrecht

Nadere informatie

Zaaknummers: 1332071 VZ VERZ 12-2042 1339421 VZ VERZ 12-29691. beschikking ex artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in

Zaaknummers: 1332071 VZ VERZ 12-2042 1339421 VZ VERZ 12-29691. beschikking ex artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in Zaaknummers: 1332071 VZ VERZ 12-2042 1339421 VZ VERZ 12-29691 beschikking RECHTBANK ROTTERDAM Sector kanton Locatie Rotterdam zaaknummers: 1332071 VZ VERZ 12-2042 1339421 VZ VERZ 12-2969 uitspraak: 21

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 01032017 Datum publicatie 27032017 Zaaknummer 316395 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) UITSPRAAK in de zaak nr. [nummer] mevrouw [naam klaagster], hierna te noemen klaagster,

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) UITSPRAAK in de zaak nr. [nummer] mevrouw [naam klaagster], hierna te noemen klaagster, TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) UITSPRAAK 18-015 in de zaak nr. [nummer] ingediend door: met betrekking tot: mevrouw [naam klaagster], hierna te noemen klaagster, [naam aangeslotene

Nadere informatie

beschikking RECHTBANK AMSTERDAM Afdeling privaatrecht zaaknummer / rekestnummer: C/13/579829 / HA RK 15-13 Beschikking van 21 mei 2015 in de zaak van

beschikking RECHTBANK AMSTERDAM Afdeling privaatrecht zaaknummer / rekestnummer: C/13/579829 / HA RK 15-13 Beschikking van 21 mei 2015 in de zaak van beschikking RECHTBANK AMSTERDAM Afdeling privaatrecht zaaknummer / rekestnummer: C/13/579829 / HA RK 15-13 Beschikking van 21 mei 2015 in de zaak van [VERZOEKSTER], wonende te Amsterdam, verzoekster, advocaat

Nadere informatie

Ervaringen van rechters met whiplash M R. H. D E H E K 3 0 M A A R T 2 0 1 2

Ervaringen van rechters met whiplash M R. H. D E H E K 3 0 M A A R T 2 0 1 2 Ervaringen van rechters met whiplash M R. H. D E H E K 3 0 M A A R T 2 0 1 2 Stereotypering van een whiplashzaak: - dik en voorspelbaar - rituele dans om de deskundige(n) en de vraagstelling - vaste standpunten

Nadere informatie

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd pagina 1 van 5 (http://stichtingpiv.nl/) Inloggen PIV-Kennisnet(http://stichtingpiv.nl/inloggen) JURISPRUDENTIE Bron: Hof Amsterdam 3 februari 2016 Publicatie nummer: (nog) niet gepubliceerd Zaaknummer:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1890

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1890 ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1890 Instantie Datum uitspraak 28-02-2013 Datum publicatie 04-06-2013 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 141023 / HA RK 12-66 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

I 179 I De nieuwe deelgeschilprocedure: de eerste oogst

I 179 I De nieuwe deelgeschilprocedure: de eerste oogst I 179 I De nieuwe deelgeschilprocedure: de eerste oogst mr. S.J. de Groot 1 Inleiding Op 1 juli 2010 trad de Wet deelgeschilprocedure in letselen overlijdenszaken 2 in werking. Deze nieuwe wet heeft als

Nadere informatie

De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht

De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht Hof Arnhem 13 januari 2009, zaaknummer 200.005.438 I. van

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 24-01-2013 Datum publicatie 05-02-2013 Zaaknummer 200.113.026 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309 ECLI:NL:RBLIM:2017:2309 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 15032017 Datum publicatie 16032017 Zaaknummer 5377597 cv 169148 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Arbeidsrecht Burgerlijk

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:GHSHE:2016:171 ECLI:NL:GHSHE:2016:171 Instantie Datum uitspraak 21-01-2016 Datum publicatie 26-01-2016 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 200.164.903/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678 ECLI:NL:RBAMS:2016:1678 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 24-03-2016 Datum publicatie 29-03-2016 Zaaknummer KK EXPL 16-200 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 04-10-2010 Datum publicatie 07-10-2010 Zaaknummer 205064 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:RBROT:2015:4468 ECLI:NL:RBROT:2015:4468 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 24-06-2015 Datum publicatie 14-07-2015 Zaaknummer C-10-459512 - HA ZA 14-950 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHARL:2015:6585 ECLI:NL:GHARL:2015:6585 Instantie Datum uitspraak 08-09-2015 Datum publicatie 26-10-2015 Zaaknummer 200.134.402 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799 ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 03-06-2009 Datum publicatie 05-06-2009 Zaaknummer 256615 / HA ZA 08-21443 juni 2009 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:1325

ECLI:NL:CRVB:2014:1325 ECLI:NL:CRVB:2014:1325 Instantie Datum uitspraak 11-04-2014 Datum publicatie 24-04-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13-3365 WIA Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2012:BV6392

ECLI:NL:RBROT:2012:BV6392 ECLI:NL:RBROT:2012:BV6392 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 15-02-2012 Datum publicatie 21-02-2012 Zaaknummer 372890 / HA ZA 11-458 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

N.V. Univé Schade, gevestigd te Assen, hierna te noemen Aangeslotene.

N.V. Univé Schade, gevestigd te Assen, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-233 d.d. 6 juni 2014 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mevrouw mr. I.M.L. Venker, secretaris) Samenvatting Consument en Aangeslotene hebben

Nadere informatie

Uitspraak. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJF 2013/114 S&S 2013/98 GERECHTSHOF AMSTERDAM DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER BESCHIKKING.

Uitspraak. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJF 2013/114 S&S 2013/98 GERECHTSHOF AMSTERDAM DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER BESCHIKKING. Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-10-2012 Datum publicatie 31-01-2013 Zaaknummer 200.107.628/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie Géén appelverbod

Nadere informatie

Samenvatting. Consument, tegen. ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen Aangeslotene. 1. Procesverloop

Samenvatting. Consument, tegen. ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen Aangeslotene. 1. Procesverloop Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-295 d.d. 1 augustus 2014 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. P.A. Offers, leden en mr. F.E. Uijleman, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 18-10-2016 Datum publicatie 21-10-2016 Zaaknummer 200.181.474/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Deelgeschillen: de ins & outs na 400 zaken

Deelgeschillen: de ins & outs na 400 zaken Deelgeschillen: de ins & outs na 400 zaken Esther Pans Vrijdag 28 maart 2014 Deelgeschillen 1. Wat was het oogmerk van de deelgeschilprocedure? 2. Waar staan wij nu? 3. Welke zaken zijn niet geschikt?

Nadere informatie

Deelgeschillen: de ins & outs na 400 zaken

Deelgeschillen: de ins & outs na 400 zaken 28 maart 2014 Deelgeschillen: de ins & outs na 400 zaken Esther Pans esther.pans@kvdl.nl Deelgeschillen 1. Wat was het oogmerk van de deelgeschilprocedure? 2. Waar staan wij nu? 3. Welke zaken zijn niet

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240

ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240 ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 07-08-2007 Zaaknummer 266642 / HA ZA 06-2184 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

KRINGAVOND 16 MAART 2009. WHIPLASH EN LETSELSCHADECLAIMS Munneke Lourens Advocaten Jacquelien Mos

KRINGAVOND 16 MAART 2009. WHIPLASH EN LETSELSCHADECLAIMS Munneke Lourens Advocaten Jacquelien Mos KRINGAVOND 16 MAART 2009 WHIPLASH EN LETSELSCHADECLAIMS Munneke Lourens Advocaten Jacquelien Mos 1 NvvN november 2007 De Commissie Forensische Neurologie heeft zich op het standpunt gesteld dat het post

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:2743

ECLI:NL:CRVB:2014:2743 ECLI:NL:CRVB:2014:2743 Instantie Datum uitspraak 14-08-2014 Datum publicatie 15-08-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12-1110 AW-T Ambtenarenrecht

Nadere informatie

beschikking RECHTBANK UTRECHT Sector handel en kanton Kantonrechter Locatie Utrecht Zaaknummer: UE VERZ MAR 4186

beschikking RECHTBANK UTRECHT Sector handel en kanton Kantonrechter Locatie Utrecht Zaaknummer: UE VERZ MAR 4186 beschikking RECHTBANK UTRECHT Sector handel en kanton Kantonrechter Locatie Utrecht Zaaknummer: 827432 UE VERZ 12-875 MAR 4186 Beschikking van 12 oktober 2012 (bij vervroeging) in de zaak van [VERZOEKER],

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758 ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 12-05-2009 Datum publicatie 12-06-2009 Zaaknummer 156351 - KG ZA 09-197 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:1672

ECLI:NL:RBLIM:2017:1672 ECLI:NL:RBLIM:2017:1672 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 22-02-2017 Datum publicatie 23-02-2017 Zaaknummer 04 5561763 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Burgerlijk procesrecht

Nadere informatie

ANONIEM BINDEND ADVIES

ANONIEM BINDEND ADVIES ANONIEM BINDEND ADVIES Partijen : De heer A te B, vertegenwoordigd door de heer C te D, tegen E te F en G te H Zaak : Schadevergoeding, wettelijke rente Zaaknummer : 2012.03079 Zittingsdatum : 11 september

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414 ECLI:NL:RBNHO:2014:8414 Instantie Datum uitspraak 16-06-2014 Datum publicatie 13-11-2014 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 2896454 CV EXPL 14-830 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-106 (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris) Klacht ontvangen op : 6 januari 2015 Ingesteld door : Consument Tegen

Nadere informatie

zaaknummer / rekestnummer: C/16/ / HA RK MAR

zaaknummer / rekestnummer: C/16/ / HA RK MAR Civiel recht handelskamer locatie Utrecht zaaknummer / rekestnummer: C/16/420717 / HA RK 16-167 MAR Beschikking ex artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (deelgeschil) van (bij vervroeging)

Nadere informatie

JIN 2013/174, Hof Arnhem-Leeuwarden, , ECLI:NL:GHARL:2013:6823, , (annotatie) ECLI:NL:GHARL:2013:6823

JIN 2013/174, Hof Arnhem-Leeuwarden, , ECLI:NL:GHARL:2013:6823, , (annotatie) ECLI:NL:GHARL:2013:6823 JIN 2013/174 JIN 2013/174, Hof Arnhem-Leeuwarden, 17-09-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6823, 200.090.368, (annotatie) INHOUDSINDICATIE Personenvennootschappen, Ontvankelijkheid maatschap GA DIRECT NAAR GEGEVENS

Nadere informatie

Rechtbank Rotterdam 27 april 2011; pitbull bijt vierjarig kind in het gezicht. Smartengeld 7.000,00

Rechtbank Rotterdam 27 april 2011; pitbull bijt vierjarig kind in het gezicht. Smartengeld 7.000,00 Rechtbank Rotterdam 27 april 2011; pitbull bijt vierjarig kind in het gezicht. Smartengeld 7.000,00 Een jongetje van 4 jaar oud wordt door een pitbull terriër in het gezicht en in de arm gebeten. Zijn

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2010:BM6743

ECLI:NL:CRVB:2010:BM6743 ECLI:NL:CRVB:2010:BM6743 Instantie Datum uitspraak 21-05-2010 Datum publicatie 08-06-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 06-3679 WAO + 09-4841

Nadere informatie

Eiseres zal hierna [A] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna ieder afzonderlijk [B] en [C], alsmede gezamenlijk [B] c.s. genoemd worden.

Eiseres zal hierna [A] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna ieder afzonderlijk [B] en [C], alsmede gezamenlijk [B] c.s. genoemd worden. Rechtbank Amsterdam, 06 juni 2012; de hondenbezitter is aansprakelijk voor de letselschade van een vrouw die tijdens het uitlaten van de hond ten valt komt doordat de hond plotseling hard aan de lijn trok.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219 ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 15-07-2009 Datum publicatie 27-08-2009 Zaaknummer 259421 / HA ZA 08-2534 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Hof Leeuwarden 10 augustus 2010; whiplashklachten voldoende aannemelijk gemaakt

Hof Leeuwarden 10 augustus 2010; whiplashklachten voldoende aannemelijk gemaakt Hof Leeuwarden 10 augustus 2010; whiplashklachten voldoende aannemelijk gemaakt Uit het arrest van de Hoge Raad van 8 juni 2001 volgt dat het slachtoffer dient te bewijzen dat hij aan gezondheidsklachten

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Bulletin 6. Hoe ver zijn we met het objectiveren van whiplash(achtige) klachten? Inhoud

Bulletin 6. Hoe ver zijn we met het objectiveren van whiplash(achtige) klachten? Inhoud PIV Bulletin 6 Inhoud Pagina 1 Objectiveren van whiplash(achtige) klachten Pagina 6 Nieuwe verjaringregeling in verzekeringsrecht Pagina 12 Stappenplan medisch traject Pagina 17 Pandora na de pilot Pagina

Nadere informatie

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond.

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond. Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond. b) LJN: BX8102, Gerechtshof 's-gravenhage, BK-10/00754 en 10/00233

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-06-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Zaaknummer CV EXPL 14-22777 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

De patiëntenkaart in de lagere rechtspraak

De patiëntenkaart in de lagere rechtspraak De patiëntenkaart in de lagere rechtspraak Trial & error? Ruim twee jaar geleden deed de Hoge Raad uitspraak in de patiëntenkaart arresten 1. Hij oordeelde daarbij over de vraag of de rechter in het kader

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2003.3113 (088.03) ingediend door: hierna te noemen 'klaagster', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-323 (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris) Klacht ontvangen op : 27 juli 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351 ECLI:NL:RBNHO:2017:6351 Instantie Datum uitspraak 05-07-2017 Datum publicatie 31-07-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 5474399 \ CV EXPL 16-8870 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

1. A., 2. B., hierna te noemen opdrachtgevers, C., hierna te noemen aanneemster,

1. A., 2. B., hierna te noemen opdrachtgevers, C., hierna te noemen aanneemster, Essentie: opdrachtgevers niet-ontvankelijk nu vervaltermijn van vijf jaar meer dan vijf jaar is verlopen. Geen beroep op redelijkheid en billijkheid omdat aanneemster na verloop van de vervaltermijn aansprakelijkheid

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2013:4384

ECLI:NL:RBGEL:2013:4384 ECLI:NL:RBGEL:2013:4384 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 28-10-2013 Datum publicatie 08-11-2013 Zaaknummer 2277457 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste

Nadere informatie

: BNP Paribas Cardif Schadeverzekeringen N.V., gevestigd te Oosterhout, verder te noemen Verzekeraar.

: BNP Paribas Cardif Schadeverzekeringen N.V., gevestigd te Oosterhout, verder te noemen Verzekeraar. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-644 (mr. B.F. Keulen, voorzitter, J.H. Paulusma-de Waal RGA en mr. dr. S.O.H. Bakkerus, leden en mr. G.A. van de Watering, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:1620

ECLI:NL:CRVB:2014:1620 ECLI:NL:CRVB:2014:1620 Instantie Datum uitspraak 02-05-2014 Datum publicatie 15-05-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12-4007 Wet WAJONG Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351 ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 03-05-2007 Datum publicatie 03-05-2007 Zaaknummer 515624 AV EXPL 07-35 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2013:6272

ECLI:NL:RBNNE:2013:6272 ECLI:NL:RBNNE:2013:6272 Instantie Datum uitspraak 22-10-2013 Datum publicatie 20-11-2013 Rechtbank Noord-Nederland Zaaknummer 429507 - CV EXPL 13-2675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J. 107289 UITSPRAAK in het geding tussen: A, wonende te B, verzoeker, hierna te noemen A gemachtigde: de heer mr. S.L. Knols en het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen

Nadere informatie

beschikking AFSCH In? md, oil P - 101/1 RECHTBANK LIMBURG Burgerlijk recht Zittingsplaats Maastricht zaaknummer: C1031178000 / HA RK 13-10

beschikking AFSCH In? md, oil P - 101/1 RECHTBANK LIMBURG Burgerlijk recht Zittingsplaats Maastricht zaaknummer: C1031178000 / HA RK 13-10 In? md, oil P - 101/1 beschikking RECHTBANK LIMBURG Burgerlijk recht Zittingsplaats Maastricht AFSCH zaaknummer: C1031178000 / HA RK 13-10 Beschikking van 22 mei 2013 in de zaak van [VERZOEKSTER], wonende

Nadere informatie

Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-113 d.d. 15 april 2013 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. B.F. Keulen, leden en mevrouw mr. F.E. Uijleman, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769 ECLI:NL:RBZWB:2014:7769 Instantie Datum uitspraak 12-11-2014 Datum publicatie 24-11-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2807368_E12112014

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:286

ECLI:NL:RBOVE:2016:286 ECLI:NL:RBOVE:2016:286 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 18012016 Datum publicatie 29012016 Zaaknummer C/08/179852 / KG ZA 15391 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van ACCOUNTANTSKAMER BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van mr. X, wonende en kantoorhoudende te [plaats1], K L A G E R,

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. I.M.L. Venker, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. I.M.L. Venker, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-149 (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. I.M.L. Venker, secretaris) Klacht ontvangen op : 24 augustus 2018 Ingediend door : Consument Tegen

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: C/09/428013 / HA ZA 12-1153 Partijen zullen hierna Stichting de Thuiskopie en [X] genoemd worden.

zaaknummer / rolnummer: C/09/428013 / HA ZA 12-1153 Partijen zullen hierna Stichting de Thuiskopie en [X] genoemd worden. vonnis RECHTBANK DEN HAAG Team handel Zittingsplaats Den Haag zaaknummer / rolnummer: C/09/428013 / HA ZA 12-1153 Vonnis in incident van in de zaak van de stichting STICHTING DE THUISKOPIE, gevestigd te

Nadere informatie