omgevingsdienst HAAGLANDEN

Transcriptie

1 Bezoekadres Zuid-Hollandpleln AW Den Haag Postadres Postbus GB Den Haag T (070) E vergunningen(godh.nl I Zaaknummer Ons Kenmerk Datum ODH OKT Beschikking Wet natuurbescherming - Soortenbescherming Onderwerp Op 30 maart 2018 hebben wij een aanvraag om ontheffing ontvangen als bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, van de Wet natuurbescherming. De aanvraag heeft betrekking op het project 'Zusterflat en Kinderdagverblijf. De werkzaamheden betreffen het slopen van de leegstaande zusterflat en het naastgelegen voormalige kinderdagverblijf aan de Fonteynenburghlaan 7 te Voorburg ten behoeve van de bouw van een nieuwe polikliniek. De aanvraag betreft het opzettelijk verstoren van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis, alsmede het beschadigen en vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. Ontheffing wordt gevraagd ten aanzien van de volgende verbodsbepalingen: artikel 3.5, tweede lid, van de Wet natuurbescherming, voor wat betreft het opzettelijk verstoren van de gewone dwergvleermuis {Pipistrellus pipistrellus) en de ruige dwergvleermuis {Pipistrellus nathusii); artikel 3.5, vierde lid, van de Wet natuurbescherming, voor wat betreft het beschadigen en vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de gewone dwergvleermuis {Pipistrellus pipistrellus) en de ruige dwergvleermuis {Pipistrellus nathusii). De ontheffing wordt gevraagd voor de periode 1 juni 2018 tot en met 31 december Besluit Wij besluiten: I. de aangevraagde ontheffing te verlenen; II. III. de voorschriften 1 tot en met 13 te verbinden aan deze ontheffing; de aanvraag van 30 maart 2018 en de aanvullingen van 6 juli 2018, 15 augustus 2018, 27 augustus 2018 en 17 September 2018 onderdeel te laten zijn van deze ontheffing; IV. dat deze ontheffing geldig is vanaf de datum van dit besluit tot en met 31 december 2021.

2 Ondertekening Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, voor dezen, Hoofd Toetsing & Vergunningverlening Milieu van de Omgevingsdienst Haaglanden Rechtsmiddelen Voor de mogelijkheid rechtsmiddelen aan te wenden tegen deze beschikking wijzen wij op de desbetreffende tekst in het begeleidende schrijven. 2/12

3 VOORSCHRIFTEN Algemene voorschriften 1 De ontheffinghouder dient: - de start van de werkzaamheden schriftelijk te melden en daarbij het ecologisch werkprotocol over te leggen aan Unit Groen Bodem en Opsporing van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, Postbus 550, 3300 AN te Dordrecht, telefoonnummer , adres meldingwnb@ozhz.nl onder vermelding van Flora en Fauna (FF); - eventuele wijzigingen gedurende de uitvoering een week van te voren schriftelijk te melden aan Unit Groen Bodem en opsporing van de omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid; - uiterlijk een week voor het beeindigen van de werkzaamheden Unit Groen Bodem en Opsporing van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid hiervan schriftelijk in kennis te stellen. 2 De ontheffinghouder is ervoor verantwoordelijk dat zijn personeel of derden welke betrokken zijn bij de uitvoering van het project, op de hoogte worden gesteld van de voorschriften in deze ontheffing en de maatregelen. Hiervoor dient een ecologisch werkprotocol te worden opgesteld, waarin in ieder geval het volgende dient te worden opgenomen: a de voorwaarden zoals opgenomen in deze ontheffing; b aanduiding van de locatie van het plangebied; c de uit te voeren werkzaamheden; d de periode waarin de werkzaamheden uitgevoerd worden; e de mitigerende en compenserende maatregelen; f de momenten waarop ecologische begeleiding ingeschakeld wordt. 3 Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een afschrift van deze ontheffing en het ecologisch werkprotocol op de locatie van de werkzaamheden aanwezig te zijn en op verzoek te worden getoond aan de daartoe bevoegde toezichthouders of opsporingsambtenaren. 4 De werkzaamheden dienen ecologisch begeleid te worden door een deskundige'' op het gebied van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. 5 De ontheffinghouder dient, met inachtneming van de voorschriften in deze ontheffing, de maatregelen uit te voeren zoals beschreven in hoofdstuk 6 van het rapport 'Projectplan De zusterflat en het kinderdagverblijf Fonteynenburghlaan 7 te Voorburg' van 30 maart 2018 en aangevuld in de notitie 'Verzoek aanvullingen Fonteynenburghlaan 7 te Voorburg' van 15 augustus Indien een of meerdere in voorschrift 5 bedoelde maatregelen onverhoopt niet uitvoerbaar zijn, dient hiervoor een minimaal gelijkwaardige maatregel voor wat betreft de functionaliteit en effectiviteit te worden getroffen. ^ Onder een deskundige wordt verstaan: Hij/zij heeft een afgeronde hbo- of universitaire opieiding, met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie; Hij/zij heeft een afgeronde mbo-opleiding, met als zwaartepunt de flora en fauna, soortenherkenning en zorgvuldig handelen ten opzichte van die soorten; Hij/zij is werkzaam voor een ecologisch adviesbureau, zoals een bureau dat is aangesloten bij het Netwerk Groene Bureaus; Hij/zij is als ecoloog of adviseur/specialist ecologie werkzaam voor een (semi)overheidsinstantie zoals het Ministerie van Economische Zaken, het Ministerie van Defensie, Rijkswaterstaat, het Rijksvastgoedbedrijf, provincies, waterschappen, hoogheemraadschappen, gemeenten, omgevingsdiensten en drinkwaterbedrijven; Hij/zij zet zich aantoonbaar actief in op het gebied van de soortenbescherming en is werkzaam of aangesloten bij de volgende Nederiandse organlsaties: Zoogdiervereniging, RAVON, Stichting Das en Boom, Vogelbescherming Nederiand, Vlinderstichting, Natuurtiistorisch Genootschap, KNNV, NJN, IVN, EIS Nederiand, FLORON, SOVON, STONE, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, De Landschappen en Stichting Beheer Natuur en Landelijk gebied; Hij/zij zet zich aantoonbaar actief in op het gebied van de monitoring en/of bescherming van desbetreffende beschermde soorten. 3/12

4 7 Uiterlijk drie maanden voordat de in voorschrift 6 bedoelde maatregel wordt uitgevoerd, dient deze ter goedkeuring aan de Omgevingsdienst Haaglanden te worden overgelegd, via adres vergunninqen@odh.nl. Specifieke voorschriften 8 De oorspronkelijke verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis dienen buiten de kwetsbare paarperiode en winterrustperiode ongeschikt te worden gemaakt. 9 De tijdelijke vleermuiskasten moeten functioneel zijn voor de periode waarvoor deze worden ingezet. Dit houdt in dat de kasten minimaal eens per jaar gecontroleerd dienen te worden op de functionaliteit en dat - indien nodig - de functionaliteit van de kast wordt hersteld. 10 Voordat de permanente maatregelen worden uitgevoerd, dient uiterlijk een maand voorafgaand een plan van aanpak voor de permanente maatregelen ter goedkeuring aan ons te worden overgelegd. In dit plan van aanpak dient in ieder geval met de volgende punten rekening te worden gehouden: de locaties van de permanente voorzieningen dienen gelijk of beter te zijn dan de oorspronkelijke situatie wat betreft hoogte, aanvliegroute en vrije vliegroute; de locaties van de permanente voorzieningen dienen vrij te zijn van kunstlicht en verstoring; de locaties mogen niet bereikbaar zijn voor predatoren; er dienen verschillende microklimaten te worden aangeboden; de permanente voorzieningen moeten een vergelijkbare spreiding (in het gebouw) hebben als de oorspronkelijke verblijfplaatsen; de permanente voorzieningen moeten zoveel mogelijk dezelfde eigenschappen hebben als de oorspronkelijke verblijfplaatsen, denk hierbij aan vergelljkbaar materiaalsoort en volume, vergelijkbare bufferwaarde wat betreft opwarmen en afkoelen; de permanente voorzieningen moeten functioneel blijven; aangegeven moet worden op welke wijze dit wordt gecontroleerd, bijvoorbeeld bij het periodieke onderhoud van het gebouw. Indien blijkt dat een voorziening niet meer functioneel is, dient er voor gezorgd te worden dat de voorziening weer functioneel is. 11 De tijdelijke vleermuiskasten mogen pas verwijderd worden nadat de permanente voorzieningen zijn aangebracht en de gewenningsperiode in acht is genomen. Er geldt een gewenningsperiode van zes maanden waarbij alleen de maanden april tot en met oktober meetellen. De verwijdering van tijdelijke voorzieningen dient begeleid te worden door een vieermuisdeskundige. Indien blijkt dat de tijdelijke kast in gebruik is genomen, mag deze uitsluitend verwijderd worden buiten de kwetsbare periode van de soort. 12 De permanente voorzieningen voor de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis dienen functioneel te zijn. Deze dienen in ieder geval tijdens de periodieke onderhoudscontrole van het gebouw gecontroleerd en beoordeeld te worden op functionaliteit. Indien blijkt dat de voorziening niet meer functioneel is, dient er voor gezorgd te worden dat deze weer functioneel is. 13 De locaties van de tijdelijke en permanente vieermuisvoorzieningen en het type dienen te worden gemeld via AANWIJZINGEN VOOR GEBRUIK Voor alle soorten - beschermd en onbeschermd - geldt de zorgplicht ex artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming. Op grond hiervan dient zoveel als redelijkerwijs mogelijk is schade aan deze soorten te worden voorkomen. Gedurende de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen van vogels. Verstoring van broedgevallen van vogels dient te worden voorkomen. Voor het broedseizoen wordt 4/12

5 geen standaardperiode gehanteerd in het kader van de Wet natuurbescherming. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. 5/12

6 OVERWEGINGEN omgevingsdienst Aanleiding Op 30 maart 2018 hebben wij een aanvraag om ontheffing ontvangen als bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, van de Wet natuurbescherming (verder: Wnb). De aanvraag heeft betrekking op het project 'Zusterflat en Kinderdagverblijf. De werkzaamheden betreffen het slopen van de leegstaande zusterflat en het naastgelegen voormalige kinderdagverblijf aan de Fonteynenburghlaan 7 te Voorburg ten behoeve van de bouw van een nieuwe polikliniek. De aanvraag betreft het opzettelijk verstoren van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis, alsmede het beschadigen en vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. Ontheffing wordt gevraagd ten aanzien van de volgende verbodsbepalingen: artikel 3.5, tweede lid, van de Wnb, voor wat betreft het opzettelijk verstoren van de gewone dwergvleermuis {Pipistrellus pipistrellus) en de ruige dwergvleermuis {Pipistrellus nathusii); artikel 3.5, vierde lid, van de Wnb, voor wat betreft het beschadigen en vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de gewone dwergvleermuis {Pipistrellus pipistrellus) en de ruige dwergvleermuis {Pipistrellus nathusii). I De ontheffing wordt gevraagd voor de periode 1 juni 2018 tot en met 31 december Bij de aanvraag zijn de volgende stukken gevoegd: Projectplan De zusterflat en het kinderdagverblijf Fonteynenburghlaan 7 te Voorburg, Aqua-Terra Nova BV, rapportnr: /Aqua-Terra Nova 301 FF/MK, 30 maart 2018; - Voorburg RDGG - Ecologische quickscan, Buro Maerlant, 7 juni 2017; - Voorburg RDGG - Mitigatieplan gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis, Buro Maerlant, 14 december 2017; Voorburg RDGG - Nader onderzoek vieermuizen, Buro Maerlant, 31 oktober 2017; Uitvoeringsplanning Zusterflat en Kinderdagverblijf Voorburg, Beelen Sloopwerken, kenmerk , 26 januari Op 6 juli 2018 hebben wij aanvuilend het volgende document ontvangen: Notitie vieermuisinventarisatie mei 2018 Fonteynenburghlaan 7 te Voorburg, Aqua-Terra Nova BV, kenmerk /AQT302FF/MK, 5 juli Op 15 augustus 2018 hebben wij aanvuilend de volgende stukken ontvangen: Notitie 'Verzoek aanvullingen Fonteynenburghlaan 7 te Voorburg', Aqua-Terra Nova BV, kenmerk /AQT201FF/TS, 15 augustus 2018, met de (nieuwe) bijiagen: o Kaart alternatieve verblijfplaatsen; o Rapportage asbestinventarisatie Type-A - De zusterflat en het kinderdagverblijf van het Diaconessenhuis aan de Fonteynenburghlaan 5a en 7, Voorburg, SAM Advies BV, projectnr V02, 29 September Op 27 augustus 2018 hebben wij ter vervanging van de bij de aanvraag ingediende uitvoeringsplanning het volgende document ontvangen: Uitvoeringsplanning Zusterflat en Kinderdagverblijf Voorburg, Beelen Sloopwerken, kenmerk V4, 27 augustus Op 17 September 2018 hebben wij het volgende document ontvangen: 'Aanvullende informatie Fonteynenburghlaan 7 te Voorburg (zaaknr )', Aqua-Terra Nova BV, 17 September /12

7 Procedure Titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 5.1 van de Wnb zijn toegepast op deze beschikking. Omdat de aangeleverde gegevens onvolledig waren, is op 16 juli 2018 verzocht om aanvullende gegevens en is de procedure opgeschort. De procedure is op 15 augustus 2018 hervat. Verlenging Met toepassing van artikel 5.1, tweede lid, Wnb hebben wij op 22 juni 2018 de termijn voor de afhandeling van de aanvraag met zeven weken verlengd. Bevoegd gezag De handelingen worden verricht binnen de provincie Zuid-Holland. Gelet op de bepalingen in artikel 1.3 van de Wnb zijn wij bevoegd gezag voor de beoordeling van de aanvraag. Toetsingskader en grondslag beschikking De aanvraag om ontheffing voor de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis is getoetst aan de artikelen 3.5 en 3.8 van de Wnb en aan de Beleidsregel uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland. De gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis zijn van nature in Nederiand in het wild levende soorten genoemd in bijiage IV, onderdeel a, van de Habitatrichtlijn. De ruige dwergvleermuis is tevens opgenomen in bijiage II bij het Verdrag van Bern. Op grond van artikel 3.5, tweede en vierde lid, van de Wnb is het verboden: de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis opzettelijk te verstoren; voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis te beschadigen of te vernielen. Op grond van artikel 3.8, vijfde lid, van de Wnb wordt een ontheffing slechts verleend indien: er geen andere bevredigende opiossing bestaat; de ontheffing nodig is omdat een van de belangen genoemd in artikel 3.8, vijfde lid, onder b, van de Wnb aan de orde is; en de maatregelen niet leiden tot verslechtering van de staat van instandhouding van de soort. Beoordeling Aanvraag De aanvraag heeft betrekking op de sloop van de leegstaande zusterflat en het naastgelegen voormalige kinderdagverblijf aan de Fonteynenburghlaan 7 in Voorburg. De gebouwen staan geruime tijd leeg. De flat werd al lang niet meer gebruikt als onderdak voor zusters van het Diaconessenhuis. De laatste (andere) huurders hebben het gedateerde pand in 2013 veriaten. Op de fundamenten van de voormalige zusterflat wordt een nieuwe polikliniek gerealiseerd. De voormalige zusterflat en het voormalige kinderdagverblijf zijn onderling verbonden en worden omgeven door groen, bestaande uit enkele grasvelden en lage beplantingen (onder andere braam, klimop, conifeer). De sloopwerkzaamheden vinden volgens planning plaats tussen oktober 2018 en februari Daarna zal een begin worden gemaakt met de nieuwbouw. 7/12

8 Overtreding verbodsbepalingen Om te bepalen of sprake kan zijn van overtreding van de Wnb is in 2017 en 2018 (nader) onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. De veldbezoeken om de functies van het plangebied voor de betrokken soorten in kaart te brengen vonden plaats op 9 juli 2017, 29 augustus 2017, 22 September 2017 en 17 mei Het vleermuisonderzoek is grotendeels uitgevoerd conform het VIeermuisprotocol. De veldbezoeken werden steeds door een onderzoeker verricht, waarbij het beperkte plangebied (doorlopend) te voet werd doorkruist. Hierbij bestond op elk moment ten minste 50 procent overzicht. Dit is minder dan de 75 procent die als richtlijn geldt op grond van het VIeermuisprotocol. Gelet op de beperkte en overzichtelijke schaal van het plangebied, achten wij dit voldoende. Tevens is slechts een veldbezoek verricht voor het in kaart brengen van mogelijke massawinterverblijfplaatsen, waarmee is afgeweken van de twee bezoeken die het VIeermuisprotocol als richtlijn hanteert. De onderzoekers achten dit voldoende omdat tijdens geen van de (eerdere) bezoeken (middernacht)zwermen werd waargenomen en de aanwezigheid van massawinterrustverblijven vanwege de kenmerken van het plangebied niet te verwachten is. Gelet op het ontbreken van zwermgedrag en beperkt aanbod van microklimaten en wegkruipmogelijkheden in de vervallen bebouwing, zijn wij van mening dat de onderzoeksinspanning in dit geval ook op dit aspect voldoende is geweest. De gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis zijn in het plangebied aangetroffen. Tijdens de veldbezoeken in augustus en September zijn baltsende exemplaren van beide soorten waargenomen. De gewone dwergvleermuis is op 29 augustus en op 22 September 2017 baltsend ten oosten van de zusterflat, op korte afstand van de zijgevel en de zuidelijke kopgevel waargenomen. De ruige dwergvleermuis is op 29 augustus baltsend waargenomen vanuit een vaste plaats nabij de noordelijke kopgevel van de zusterflat. De waarnemingen duiden op de aanwezigheid in de zusterflat van een paarverblijf plaats van de gewone dwergvleermuis en een paarverblijfplaats van de ruige dwergvleermuis. In het veldonderzoek eind augustus is geen middernachtzwermen waargenomen. Naar aanleiding hiervan is de aanwezigheid van een massawinterverblijfplaats uitgesloten. Mogelijk worden de paarverblijfplaatsen in milde winters wel door een of enkele individuen van de betrokken soorten gebruikt als winterrustverblijfplaats. Voorts bestaan naar aanleiding van de bevindingen uit de voorjaarsbezoeken geen aanwijzingen voor het bestaan van kraamverblijfplaatsen in het gebied. Door de werkzaamheden worden een paarverblijfplaats met mogelijke winterverblijffunctie van de gewone dwergvleermuis en een paarverblijfplaats met mogelijke winterverblijffunctie van de ruige dwergvleermuis weggenomen. Daarnaast kunnen vieermuizen worden verstoord tijdens de werkzaamheden. Hiermee worden de in artikel 3.5, tweede en vierde lid, van de Wnb genoemde verboden overtreden. Voorgestelde maatregelen Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de gewone dwergvleermuis tot een minimum te beperken worden maatregelen getroffen zoals beschreven in hoofdstuk 6 van het rapport 'Projectplan De zusterflat en het kinderdagverblijf Fonteynenburghlaan 7 te Voorburg' van 30 maart 2018 en aangevuld in de notitie 'Verzoek aanvullingen Fonteynenburghlaan 7 te Voorburg' van 15 augustus Enkele belangrijke maatregelen zijn hieronder beschreven. De zusterflat, waar verblijfplaatsen zijn aangetroffen, wordt ten minste vijf dagen voorafgaand aan de werkzaamheden - in het actieve seizoen en buiten de paarperiode - ongeschikt gemaakt. Het ongeschikt maken gebeurt door op strategische plaatsen grote gaten te slaan in de buitenmuren zodat in de spouwmuren een tocht ontstaat. De noord- en zuidgevels worden de nacht voorafgaand aan het slaan van gaten aangelicht met bouwverlichting. Voor aanvang van de daadwerkelijke sloopwerkzaamheden wordt bij gunstig weer in de schemer een controle uitgevoerd met behulp van een batdetector. Indien wordt geconstateerd dat de verblijfplaatsen niet meer in gebruik zijn, wordt het plangebied vrijgegeven voor de sloop. 8/12

9 In September 2017 zijn acht platte vleermuiskasten, type VK WS 03, geplaatst in het plangebied. Vanwege latere bedenkingen ten aanzien van de effectiviteit van de maatregel heeft de initiatiefnemer in februari 2018 daar acht vieermuisvoorzieningen aan toegevoegd. Deze houtbetonnen vieermuis-muurschalen, type 2FE dubbel, zijn verspreid over de oostelijke en westelijke gevels van het naastgelegen Diaconessenhuis aangebracht. Ook zijn op enkele plekken in de kopgevels van het Diaconessenhuis stootvoegen gecreeerd zodat vieermuizen toegang hebben tot de spouwmuur. In de nieuwe polikliniek worden acht permanente vieermuisverblijfplaatsen gerealiseerd. De definitieve wijze van uitvoering is nog niet bekend. Een optie is dat de spouwmuur door middel van open stootvoegen toegankelijk wordt gemaakt voor vieermuizen. Bij een dikte van de spouw van tien tot twaalf centimeter wordt tussen de buitenmuur en het isolatiemateriaal (de luchtspouw) minimaal 3 centimeter ruimte behouden voor vieermuizen. De ruimte wordt in dat geval zo ingericht dat vieermuizen zowel aan de buitenmuur als aan de isolatielaag kunnen hangen. In de spouw wordt geen isolatiemateriaal aangebracht dat schadelijk is voor vieermuizen zoals losse piepschuimbolletjes of purschuim. Steenwol- of glaswoldekens worden voorzien van een harde ruwe buitenlaag. Een tweede genoemde mogelijkheid is het aanbrengen van gevelbetimmering/boeiborden onder de dakrand aan de kopse kanten in de nieuwe polikliniek, waar vieermuizen achter kunnen kruipen. Een derde optie is het inmetselen van betonnen vleermuiskasten. De gevels met de permanente vervangende verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis worden donker gehouden. Ook het aanwezige groen wordt niet aangelicht. staat van instandhouding Als gevolg van de werkzaamheden gaan een paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis en een paarverblijfplaats van de ruige dwergvleermuis verloren. Beide paarverblijfplaatsen kunnen tevens in milde winters dienen als winterverblijfplaats voor een of enkele dieren. De verblijfplaatsen worden voorafgaand aan de werkzaamheden ongeschikt gemaakt. Het is van belang dat dit gebeurt buiten de kwetsbare paartijd en winterrustperiode. Wij hebben dit opgenomen in voorschrift 8. Gelet op de overgelegde (aangepaste) planning, en de korte tijd tussen de kwetsbare paarperiode en de winterrustperiode, biedt de tweede helft van oktober hier gelegenheid toe. Ruim voorafgaand aan de werkzaamheden zijn zestien vleermuiskasten geplaatst aan gevels van gebouwen in de directe omgeving, die als vervangende verblijfplaats voor de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis kunnen dienen. De laatste kasten zijn in februari 2018 geplaatst op voldoende hoogte met verschillende orientaties ten opzichte van de zon. Met het ongeschikt maken van de oorspronkelijke verblijfplaatsen in de tweede helft van oktober 2018 hebben de vieermuizen voldoende tijd om aan de tijdelijke voorzieningen te wennen, wat de kans op ingebruikname vergroot. Voorts bieden de spouwmuren van het Diaconessenhuis via de nieuw gecreeerde open stootvoegen potentieel geschikte verblijfplaatsen. De tijdelijke voorzieningen moeten functioneel zijn voor de periode waarvoor deze worden ingezet. Dit houdt in dat de kasten minimaal eens per jaar worden gecontroleerd op de functie waarvoor deze zijn aangebracht. Indien blijkt dat de kasten niet meer functioneel zijn, bijvoorbeeld omdat de invliegopening niet meer bereikbaar is als gevolg van obstakels, of omdat de kast dusdanig vervuild is dat deze niet gebruikt wordt, of omdat door nieuwe lichtbronnen de kast niet gebruikt wordt, dient er voor gezorgd te worden dat de kast weer functioneel is. Wij hebben dit in voorschrift 9 opgenomen. Blijkens de notitie 'Verzoek aanvullingen Fonteynenburghlaan 7 te Voorburg' van 15 augustus 2018 zijn in de omgeving voornamelijk woningen uit de jaren zeventig en tachtig aanwezig. Een deel van deze woningen heeft spouwmuren met open stootvoegen, houten boeiboorden en dakgoten rondom, waardoor ze kunnen fungeren als vervangende verblijfplaats. In de nieuwbouw komen na afloop van de werkzaamheden ten minste acht ruimtes beschikbaar die als (permanente) paarverblijfplaatsen kunnen dienen voor de gewone dwergvleermuis en de ruige 9/12

10 dwergvleermuis. Doordat sprake is van een veelvoud van permanente voorzieningen, die zeer nabij de oorspronkelijke verblijfplaatsen worden geplaatst, wordt de kans op ingebruikname als paarverblijfplaats vergroot. Gelet op het bovenstaande is sprake van toereikende compensatie voor de te verdwijnen paarverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. Voor de (minimaal) acht permanente voorzieningen zijn drie realisatiewijzen aangedragen. Omdat nog geen definitief ontwerp is vastgesteld voor de nieuwbouw van de polikliniek, is nog geen keuze gemaakt uit de drie opties. De aanvraag is daarmee op dit aspect nog onvoldoende concreet uitgewerkt. Voordat de permanente maatregelen worden uitgevoerd, dient dan ook uiterlijk een maand voorafgaand een plan van aanpak voor de permanente maatregelen ter goedkeuring aan ons te worden overgelegd. Wij hebben deze eis opgenomen in voorschrift 10. De ontheffinghouder is verantwoordelijk voor naleving van dit voorschrift. Voor de nieuwe permanente situatie geldt een gewenningstijd van zes maanden om de vieermuizen aan de verblijfplaatsen te laten ontdekken. Dit houdt in dat de tijdelijke vleermuiskasten niet eerder dan zes maanden na het functioneel worden van de permanente voorzieningen weggehaald mogen worden, waarbij alleen de maanden april tot en met oktober meetellen. De verwijdering dient begeleid te worden door een deskundige op het gebied van gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. Indien blijkt dat een tijdelijke kast in gebruik is genomen, mag deze uitsluitend verwijderd worden buiten de kwetsbare periode van de soort. Dit hebben wij in de ontheffing opgenomen onder voorschrift 11. Tijdens de periodieke controle op de staat van onderhoud van de panden, dienen de permanente vieermuisvoorzieningen te worden beoordeeld op functionaliteit en zo nodig te worden hersteld. Gedacht kan worden aan het vrijmaken van de invliegopeningen of het weghalen van begroeiing, zodat de invliegopening bereikbaar blijft voor de soort. Wij hebben dit in voorschrift 12 opgenomen. Van belang is dat de aangebrachte permanente vleermuiskasten worden aangemeld op Op deze wijze komt er meer inzicht waar kasten zijn geplaatst. Dit hebben wij in voorschrift 13 opgenomen. Er zijn te alien tijde voldoende alternatieve verblijfplaatsen beschikbaar waar de betrokken vieermuissoorten naar kunnen uitwijken. Het is aannemelijk dat de soorten in het gebied aanwezig blijven. Het project leidt niet tot verslechtering van de staat van instandhouding van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. Op grond van het vorenstaande zijn wij van mening dat de maatregelen, met inachtneming van de voorschriften, voldoende zijn om negatieve effecten op de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis te voorkomen dan wel tot een minimum te beperken. Ecologisch werkprotocol De start van de werkzaamheden dient gemeld te worden bij de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid. De werkzaamheden en de wijze waarop de maatregelen worden uitgevoerd dienen in een ecologisch werkprotocol te worden opgenomen. Dit protocol dient bij het melden van de start van de werkzaamheden meegestuurd te worden. Voorts dient het protocol op de locatie aanwezig te zijn. Hierdoor weten ook de uitvoerders op welke wijze de werkzaamheden zorgvuldig moeten worden uitgevoerd. Wij hebben dit in de voorschriften 1, 2 en 3 vastgelegd. Belangenonderbouwing De ontheffing is aangevraagd in het belang van de 'volksgezondheid of de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten'. Het te slopen aaneengeschakelde gebouw van de voormalige zusterflat en het voormalige kinderdagverblijf verkeert na vijf jaar leegstand, een bezetting door krakers, en een eerste asbestsanering in een vervallen staat. Zo ontbreekt het glas van veel ramen en is nog niet al het asbesthoudend materiaal verwijderd. De spouw, die mogelijk van belang is voor de vieermuisverblijfplaatsen, is echter niet aangetast. Dat geldt ook 10/12

11 voor de kozijnen. In de huidige staat heeft het gebouw geen toekomst als woon- of zorgcomplex, maar slechts aantrekkingskracht op vandalen. Het gevaar van brandstichting en asbestverspreiding brengt voor de buurt en het naastgelegen ziekenhuis risico's met zich mee. Van asbest is bekend dat vrijkomende losse vezels bij inademing een risico voor de gezondheid kunnen opieveren. Met de (gecontroleerde) sloop van de voormalige zusterflat en het kinderdagverblijf kan bovendien plaats worden gemaakt voor de geplande vervangende nieuwbouw van het naastgelegen Diaconessenhuis. Het hospitaal is zelf namelijk ook sterk verouderd en aan vervanging toe. Het behoud van tweedelijnsziekenhuiszorg is van groot maatschappelijk belang voor de gemeente Leidschendam-Voorburg en patienten uit de directe omgeving. Vooruitlopend op de sluiting van het huidige Diaconessenhuis, wordt daarom een vervangende polikliniek gebouwd op de fundamenten van de te slopen zusterflat. Zo kunnen patienten uit Voorburg doorlopend op de locatie in Voorburg terecht voor verschillende specialistische behandelingen. Gelet op het voorgaande zijn wij van oordeel dat het belang 'volksgezondheid of de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten', voldoende is onderbouwd om de effecten op de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis, die als gevolg van de uitvoering van de activiteit zullen optreden, te rechtvaardigen. Geen andere bevredigende opiossing Het project is locatiegebonden vanwege de hierboven beschreven maatschappelijke behoefte aan het behoud van tweedelijns-ziekenhuiszorg in de omgeving van Voorburg en Rijswijk en vanwege de aan leegstand gerelateerde omgevingsrisico's. Vanwege de aard van de kliniek (polikliniek) dient de locatie voor zowel Rijswijk als Voorburg centraal gelegen te zijn. De voormalige zusterflat en het kinderdagverblijf zijn vervallen en staan al jaren leeg. Mede daarom wordt nieuwbouw op het eigen terrein gezien als de meest geschikte, doelmatige en snelste optie in Voorburg. Met de verschuiving van de ziekenhuiszorg naar de locatie waar nu de oude zusterflat staat, blijft de samenhang met de eveneens op het terrein gelegen voorzieningen zoals het hospice 'Het Vliethuys', het gezondheidscentrum Voorburg-West, parkeerfaciliteiten en de bushalte Diaconessenhuis behouden. Het ontwikkelen van de polikliniek op een alternatieve locatie is dan ook geen bevredigende opiossing. Het gevaar van asbest is deels weggenomen bij een eerdere sanering waarbij de vieermuisverblijfplaatsen zijn ontzien. Bij het saneren van de overige asbesthoudende materialen, die in onder meer de kozijnen verwerkt zijn, kunnen de verblijfplaatsen wel worden aangetast. In de huidige staat zullen deze resterende asbestbronnen niet direct een gevaar vormen. Echter, wanneer brand uitbreekt of ongecontroleerd wordt gesloopt (bijvoorbeeld door vandalisme) kan wel degelijk asbest vrijkomen met alle gevolgen van dien. Niet saneren is dan ook geen bevredigende opiossing. Renovatie van de vervallen voormalige zusterflat en het kinderdagverblijf is geen bevredigend alternatief omdat de indeling en technische mogelijkheden niet voldoen voor de functie van polikliniek. Met name de constructieve aspecten zoals dragende betonnen binnenwanden beperken de inrichtingsmogelijkheden. Bovendien zou - ongeacht de uiteindelijke bestemming van het gebouw - een zodanig ingrijpende renovatie aan de orde zijn, dat vergelijkbare negatieve effecten op de vieermuisverblijfplaatsen zijn te venwachten. Gelet op de noodzaak en wijze van uitvoering zijn wij van mening dat er geen andere bevredigende opiossing is. Door de wijze en periode van uitvoering, wordt schade aan de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis zoveel mogelijk voorkomen. 11/12

12 Samenhangende besluiten Er kunnen nog andere bepalingen van kracht zijn, op grond waarvan vergunningen, toestemmingen, ontheffingen of meldingen benodigd zijn om de gevraagde activiteit te kunnen uitvoeren. Die mogelijkheid geldt bijvoorbeeld voor de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht/activiteitenbesluit. Hiervoor is de gemeente Leidschendam-Voorburg bevoegd gezag. Conclusie Op grond van het vorenstaande kan de gevraagde ontheffing op grond van artikel 3.8, eerste lid, van de Wnb worden verleend. 12/12