VIESMANN. Montage-aanwijzing VITOSOL 100. voor de vakman. Vitosol 100 Type SV1 en SH1 Vlakke collector voor hellende daken, opdakmontage

Transcriptie

1 Montage-aanwijzing voor de vakman VIESMANN Vitosol 100 Type SV1 en SH1 Vlakke collector voor hellende daken, opdakmontage VITOSOL 100 6/2005 Na montage deze handleiding recycleren!

2 Veiligheidsaanwijzingen Volg deze veiligheidsaanwijzingen nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk letsel en materiële schade. Toelichting bij de veiligheidsaanwijzingen! Doelgroep Opgelet Dit teken waarschuwt voor materiëleschadeenschade aan het milieu. Deze handleiding is alleen bedoeld voor erkende installateurs. & Werkzaamheden aan gasinstallaties mogen alleen door installateurs worden uitgevoerd die hiertoe erkend zijn door de bevoegde gasmaatschappij. & Elektrische werkzaamheden mogen alleen door elektromonteurs worden uitgevoerd. Voorschriften Let bij de werkzaamheden op & de wettelijke voorschriften inzake ongevalspreventie, & de wettelijke voorschriften inzake de milieubescherming, & de bepalingen inzake de ongevallenverzekering, & de betreffende veiligheidsbepalingen van de normen NBN, NBN EN, AREI/RGIE en de voorschriften BELGAQUA Werkzaamheden aan de installatie & Installatie van het net schakelen (bijv. met de afzonderlijke zekering of een hoofdschakelaar) en controleren op nog aanwezige spanning. & Installatie tegen opnieuw inschakelen beveiligen. & Bij gas als brandstof de gasafsluitkraan sluiten en beveiligen tegen onverhoeds openen. 2

3 Inhoudsopgave Montagevoorbereiding Aardleiding en bliksembeveiliging van de solarinstallatie... 4 Montageverloop Overzicht van de componenten... 5 Dakhaak resp, klemvoet monteren... 7 & Overzicht - montage met dakhaak... 7 & Overzicht - montage met klemvoet... 8 & Verdeling van de dakhaak resp. klemvoet en montageplaten... 9 & Dakhaken monteren bij bedekking met dakpannen & Dakhaken monteren bij bedekking met lei & Dakhaken monteren bij golfplaatbedekking & Dakhaken monteren bij bedekking met leipannen Montagerails monteren Collectoren monteren Aansluitset en collectortemperatuursensor monteren Installatie Inbedrijfstelling en afregeling

4 Aardleiding en bliksembeveiliging van de solarinstallatie Het buizensysteem van het solarcircuit moet in het onderste deel van het gebouw elektrisch geleidend worden aangesloten conform de VDE-voorschriften (BE: AREI-/RGIE-voorschriften). De zonnecollectorinstallatie mag enkel door bevoegde vakmensen en met inachtname van de plaatselijke omstandigheden op een bestaande of nieuwe bliksembeveiligingsinstallatie worden aangesloten. Ook een plaatselijke equipotentiaalverbinding mag enkel door vakmensen en met inachtname van de plaatselijke omstandigheden tot stand worden gebracht. 4

5 Overzicht van de componenten Bedekking met dakpannen 1 Montagehout & 38 x 58 x 2430/1570 mm & 30 x 100 x 2430/1570 mm 2 Dakhaak 3 Spaanplaatschroef met verzinkkop (Spax-s) 6 x 80 mm 4 Spaanplaatschroef met verzinkkop (Spax-s) 5 x 30 mm Leibedekking 5 Dakhaak 6 Spaanplaatschroef met verzinkkop (Spax-s) 6 x 30 mm Golfplaatbedekking 7 Dakhaak voor golfplaatprofiel 5 en 6 8 Dakhaak voor golfplaatprofiel 8 Leipanbedekking 9 Dakhaak 4 Spaanplaatschroef met verzinkkop (Spax-s) 5 x 30 mm Bevestiging zonder dakhaken qp Klemvoet Voor alle soorten bedekking qq Verbindingselement qw Montagerail & SV1: 1098 resp mm & SH1: 2422 mm qe Ring qr Zeskantschroef M 8 x 10 qt Montageplaat qz Klemvoet qu T-groefschroef qi Zeskantmoer 5

6 Overzicht van de componenten (vervolg) Toebehoren voor één collectorveld qo Verbindingsbuis Aansluitset: wp Profielklem wq Afdekkap ww Aansluitbuis we Afsluitstop wr Klemringschroefverbinding (hoek 90 ), 7 22 mm wt Steunhuls Toebehoren voor een solarsysteem wt Steunhuls wz Klemringschroefverbinding (T-stuk), 7 22 mm wu Dompelhuls wi Trekontlastingschroefverbinding wo Isolatie 6

7 Dakhaak resp, klemvoet monteren Overzicht - montage met dakhaak Maat x volgens de breedte van de dakpankop. A Dakhaak B Collector C Montagerail D Montagehout, 38 x 58 mm (alleen bij dakpannen) E Montagehout, 30 x 100 mm (alleen bij dakpannen) Dakbedekking y mm Dakpannen 440 Lei 348 Leipan 380 Golfplaat 207 7

8 Dakhaak resp, klemvoet monteren (vervolg) Type a mm b mm c mm SV SH Overzicht - montage met klemvoet (bijv. op metalen daken) A Klemvoet B Collector C Montagerail Type a mm b mm c mm SV SH

9 Dakhaak resp, klemvoet monteren (vervolg) Klemvoet volgens de maten in afbeelding op pagina 8 en 9 door de installateur op de ondergrond te schroeven. Verdeling van de dakhaak resp. klemvoet en montageplaten Type SV1 & Normale sneeuwbelasting Bij de montage zonder dakhaak worden i.p.v. de haken de klemvoeten gemonteerd. 9

10 Dakhaak resp, klemvoet monteren (vervolg) Aant d mm e mm g+g 3115 g+h+g 4192 g h +g 5269 g +3 x h +g 6346 g +4 x h +g 8500 g +6 x h +g g+8 x h +g f mm 39,5 68, ,5 89, ,5 g mm h mm k mm 87,5 87, ,5 108, ,5 & Grotere sneeuwbelasting A Onderste montagerail 10

11 Dakhaak resp, klemvoet monteren (vervolg) Aant d mm e mm 895 g+g 1972 g+h+g +h+g 3103 g+h+g +h+g 4180 g+h+g +h+g 5257 g+h+g +h+g 6334 g+h+g +h+g 8488 g+h+g +h+g g+h+g +k +g +k +g +k +g+h+g f mm 101,5 101, ,5 95, ,5 g mm 447, h mm k mm l mm m mm l+g+l 3103 l+g+k +g+l 4180 l+g+k +g+k +g+l 5257 l+g+k +g+k +g+k +g+l 6334 l+g+k +g+k +g+k +g+k +g+l 8488 l+g+k +g+k +g+k +g+k +g k+g +l l+g+k +g + +k +g +k +g+l 11

12 Dakhaak resp, klemvoet monteren (vervolg) Verdeling van de montageplaten A Onderste montagerail Aant n mm 178,5 198, ,5 209, ,5 o mm p mm

13 Dakhaak resp, klemvoet monteren (vervolg) Type SH1 & Normale sneeuwbelasting Bij de montage zonder dakhaken worden i.p.v. de haken de klemvoeten gemonteerd. Aant d mm e mm g+g 6901 g+h+g 9302 g h +g g +3 x h +g g +4 x h +g g +6 x h +g g+8 x h +g f mm , g mm h mm k mm , , ,5 184,5 205,5 13

14 Dakhaak resp, klemvoet monteren (vervolg) & Grotere sneeuwbelasting A Onderste montagerail 14

15 Dakhaak resp, klemvoet monteren (vervolg) Aant d mm e mm 2273 g+g 4674 g 300+g 7075 g g 9476 g 300+g g 300+g g g g 300+g g 300+g f mm , , g mm h mm k mm l mm m mm k+k 7075 k+l+k 9476 k l +k k+3 x l +k k+4 x l +k k+6 x l +k k+8 x l +k 15

16 Dakhaak resp, klemvoet monteren (vervolg) Verdeling van de montageplaten A Onderste montagerail Ind n mm 78, , , o mm p mm

17 Dakhaak resp, klemvoet monteren (vervolg) Dakhaken monteren bij bedekking met dakpannen 1. Dakpannen volgens de afstanden in de afmetingen op pagina 7 omhoog schuiven. 2. Montagehout aan de kopzijde van de vrijgelegde pannenrijen volgens de afmetingen in de afbeelding op pagina 7 vastschroeven op de dakspant. 4. Terplaatsevandedakhakenhet regenprofiel en overige profileringen van de dakpannen verwijderen. 5. Dakhaken vastschroeven en dakpannen erop leggen. Verder met Montagerails monteren op pagina Dakhaken volgens de maten in montagehout hangen: & voor normale sneeuwbelasting afbeelding op pagina 9 & voor verhoogde sneeuwbelasting afbeelding op pagina 10 resp

18 Dakhaak resp, klemvoet monteren (vervolg) Dakhaken monteren bij bedekking met lei 1. Positie van de dakhaken volgens de maten markeren: & voor normale sneeuwbelasting afbeelding op pagina 7 en 9 & voor verhoogde sneeuwbelasting afbeelding op pagina 9 en 10 resp Bij de oplegpunten van de dakhaken de leibedekking wegnemen. 3. Dakhaken op het dak schroeven. Tegen binnendringend vocht een gebruikelijke loodslab aanbrengen. 4. Dak bedekken. Verder met Montagerails monteren op pagina 20. Dakhaken monteren bij golfplaatbedekking 1. Positie van de dakhaken volgens deafstandenindeafbeeldingop pagina 7 en 9 markeren. 2. Dakhaken ter hoogte van een panlat op de gegolfde plaat leggen en door het gat in de dakhaak een gat in de plaat boren. 3. Dakhaken met schroef 7 8mmen dichtingsschijf (installateur) op panlat schroeven. Verder met Montagerails monteren op pagina

19 Dakhaak resp, klemvoet monteren (vervolg) Dakhaken monteren bij bedekking met leipannen 1. Positie van de dakhaken volgens de maten markeren: & voor normale sneeuwbelasting afbeelding op pagina 7 en 9 & voor verhoogde sneeuwbelasting afbeelding op pagina 9 en 10 resp Bij de oplegpunten van de dakhaken de dakpan wegnemen. 3. Dakhaken in de panlatten hangen, op de daaronder liggende pan leggen en uitlijnen. 4. Dakhaken op de panlatten schroeven. 5. Dak bedekken; hiertoe pannen met een slijpmachine aanpassen; van pan ca. 30 mm afslijpen. 19

20 Montagerails monteren Bij alle montagestappen de T-sleufschroeven 90 draaien. A Dakhaak 1. Verbindingselementen in montagerails schroeven. 2. Montagerails uitlijnen en op de panlatten schroeven Montageplaten volgens de maten in onderste montagerails laten vastklikken: & voor normale sneeuwbelasting afbeelding op pagina 9 en 13 & voor hogere sneeuwbelasting afbeelding op pagina 12 en 16.

21 Collectoren monteren Bij alle montagestappen de T-sleufschroeven 90 draaien. A Kenplaatje 21

22 Collectoren monteren (vervolg) Type r mm Aantal SV1 18,5 18, ,5 39, ,5 SH1 18, , , Verbindingsbuizen mogen niet beschadigd zijn. Alle steekverbindingen (O-ring afdichting) op de collectoren uitsluitend met het in de aansluitset meegeleverde speciale vet behandelen. Bijdeeersteenlaatstecollectormoet de kant met het kenplaatje buiten liggen. Bij slechts één collector het buizenwerk tegenover de zijde van het kenplaatje uitvoeren 1. Collector in de montageplaten hangen en op de montagerails leggen. 2. Collector met vier klemvoeten op de montagerails schroeven. 3. Verbindingsbuizen in toevoer- en retouraansluiting plaatsen. 4. Volgende collector erin hangen. 5. Collector voorzichtig tegen de eerste schuiven en verbindingsbuis erin voeren. Afstand tot de onderkant van de reeds gemonteerde collector 16 mm. 6. Verdere collectoren monteren. 7. Alle klemvoeten vasttrekken. 8. Afdekkappen (zitten in aansluitset) monteren. Aansluitset en collectortemperatuursensor monteren Bijmontagevandeklemschroefverbinding opletten dat: & alle buiseinden haaks en ontbraamd zijn. & wartel en klemring op de buis schuiven en schroefdraad met weinig olie insmeren. & buis tot de aanslag in de klemringschroefverbinding schuiven. & wartel eerst met de hand aandraaien, daarna met een steeksleutel een ¾ slag vasttrekken. Op de klemringschroefverbindingen geen uitgegloeide koperen buis plaatsen. 22

23 Aansluitset en collectortemperatuursensor... (vervolg) A Toevoeraansluiting B Retouraansluiting 1. Afsluitstop er tot de aanslag in steken en met profielklemmen vastzetten. C Optulping D Kenplaatje 2. Afsluitbuizen er tot de aanslag in steken en met profielklemmen vastzetten. 3. Hoekijzer op retouraansluiting monteren. 23

24 Aansluitset en collectortemperatuursensor... (vervolg) 4. T-stuk op de toevoeraansluiting monteren. 5. Dompelhuls in T-stuk schroeven; aan het T-stuk tegenhouden. 6. Trekbelemmeringsschroefverbinding in dompelhuls schroeven. 7. Collectortemperatuursensor tot de aanslag in dompelhuls voeren en met trekbelemmeringsschroefverbinding vastzetten. 8. In de buizen van het solarcircuit steunhulzen leggen. Verbinding maken tussen collectorveld en buizen van het solarcircuit. 9. Isolatie monteren en aan de snijkanten vastlijmen. Installatie! Opgelet Een niet correct uitgevoerde installatie kan tot schade aan de collecteren leiden. Voor de installatie roodkoperen fittingen, messingfittingen en koperen buis gebruiken. Hennep alleen samen met druk- en temperatuurbestendige afdichtmiddelen (bijv. Viskotex-Solarpaste van de firma Locher, CH-9450 Altstätten) gebruiken. Collectoren niet belopen! In de buurt van de collector en aan de collector mag niet gesoldeerd worden! 24

25 Installatie (vervolg) A Collector B Solar-Divicon C Opvangbak D Expansievat E Voorschakelvat (indien nodig) F Afsluitkraan G Vullen H Solar-handvulpomp K Vularmatuur (F, G, H) L Aftap M Luchtafscheider N Warmwaterboiler O Solarregeling P Ontluchter 25

26 Installatie (vervolg) 1. Leidingen zodanig aanleggen dat volledige ontluchting wordt gegarandeerd. Op de hoogste plaats minstens één ontluchting met afsluitinrichting aanbrengen. Op een toegankelijke plaats een luchtafscheider in de leiding plaatsen (zie afbeelding op pagina 25). 2. Installatie volgens EN met expansievat, veiligheidsklep en boilerlaadpomp uitrusten. 4. Als geen gebruik gemaakt wordt van een Solar-Divicon mogen alleen veiligheidskleppen worden gebruikt die ontworpen zijn voor 120ºCenmax.6barenwaarvan de typeaanduiding de kenletter S (Solar) heeft. 5. Verbindingen druk- en temperatuurbestendig uitvoeren (max. stilstandtemperatuur van de collector respecteren). 3. Het expansievat moet volgens DIN 4807 zijn goedgekeurd en van isolatiezijnvoorzien.membranenen afdichtingen van het expansievat en de veiligheidsklep moeten voor het warmtedragende mediumgeschikt zijn. Berekening van de voordruk zie servicehandleiding Vitosol. Inbedrijfstelling en afregeling Zie voor inbedrijfstelling van het solarsysteem de servicehandleiding Vitosol. 26

27 27

28 Gedrukt op milieuvriendelijk, chloorvrij gebleekt papier Viessmann Belgium Bvba-Sprl Hermesstraat 14 B-1930 ZAVENTEM Tel. : Fax: info@viessmann.be Technische wijzigingen voorbehouden. 28