Laswerk. De belangrijkste risico's bij laswerk zijn: Fysieke belasting Gevaarlijke stoffen Lawaai Onveiligheid

Transcriptie

1 Laswerk Het lassen van onder andere constructies, leidingen en machines, soms in de werkplaats van het bedrijf, maar vaak ook op bouwprojecten. Indien nodig worden constructiedelen en leidingen op maat gemaakt en ontvet en wordt een eventuele coating of isolatie verwijderd. De las wordt afgewerkt door slijpen of bikken. De belangrijkste risico's bij laswerk zijn: Fysieke belasting Gevaarlijke stoffen Lawaai Onveiligheid

2 Fysieke belasting Het werken met lasapparatuur of een snijbrander en andere vormen van metaalbewerking is fysiek belastend. Dit wordt onder meer veroorzaakt door het langdurig werken in ongunstige werkhoudingen (gebogen, gedraaid, geknield en soms liggend). Dit geeft een statische belasting van lage rug, schouder en schoudergordel en soms ook nek en hoge rug (rug 1 tot 4 uur 20 tot 60 voorovergebogen), (schouder en schoudergordel, armen 1 tot 4 uur 20 tot 60 geheven). De lasapparatuur / snijbrander wordt vaak langdurig gedragen. Metalen delen (soms 25 kg of meer) worden af en toe getild met één of twee handen in een niet optimale asymmetrische houding, met een frequentie van < 1 maal per minuut. De constructiedelen worden over kleine afstanden gedragen. Te nemen maatregelen: Bronmaatregelen Zware onderdelen (ver-) plaatsen met een kraan. Zorg voor een goede planning en inzet van hulpmiddelen, zodat het laswerk in een goede werkhouding kan worden uitgevoerd. Laat materialen indien mogelijk gelast op de bouwplaats aanleveren. Voer laswerk indien mogelijk uit op een verhoging, buiten de sleuf of put. Collectieve maatregelen Per persoon niet meer tillen dan 25 kg, of maximaal 50 kg door twee personen. Taakroulatie. Individuele maatregelen Kniebescherming.

3 U bent hier: Home - Taken - Metaalwerk - Laswerk - Fysieke belasting Printvriendelijke versie Meer informatie A-blad Tillen Informatie over PBM < terug naar vorige pagina

4 Gevaarlijke stoffen Bij het snijden / lassen komt snij- / lasrook vrij. Bij het snijden / lassen van gegalvaniseerd metaal of metaal voorzien van zinkhoudende coating komt veel meer rook vrij dan bij het snijden / lassen van onbehandeld metaal. Bij een aantal snij- / lasmethoden ontstaat extra rook door verbranding van de gebruikte elektroden / lansen / poeders of door het lasprocédé. Ook kan bij een aantal lasprocessen ozon worden gevormd. Blootstelling aan rook (waarin zink, mangaan en/of koper aanwezig zijn) in hoge concentraties kan metaaldampkoorts veroorzaken. Verder kan de rook kankerverwekkende metalen of metaalverbindingen bevatten (cadmium, cadmium- en nikkeloxiden, 6-waardig chroom). Op de vrijkomende rook kunnen diverse grenswaarden van toepassing zijn, onder andere de grenswaarde voor lasrook (1 mg/m³) en grenswaarden voor een aantal metalen of metaalverbindingen. Bij het snijden / lassen van niet gecoat ijzer is er, zeker bij buitenwerk, weinig kans op overschrijden van grenswaarden. Bij het snijden / lassen van gecoat metaal of legeringen (bijvoorbeeld roestvast staal) of bijzondere metaalsoorten is de kans op overschrijden van grenswaarden wel aanwezig. Behalve aan rook kan de lasser ook worden blootgesteld aan metaalstof (via huidcontact of inhalatie), vooral bij het slijpen. Daarin kunnen giftige of kankerverwekkende metalen of metaalverbindingen aanwezig, bijvoorbeeld beryllium, cadmium, cadmium- en nikkeloxiden, 6-waardig chroom. Ook kan inhalatie of huidcontact leiden tot astma of allergisch contacteczeem (nikkel, chroom, kobalt, beryllium). Bij het lassen van buizen / pijpen voorzien van een isolerende bekleding kan de isolatie vlamvatten of gaan schroeien, waardoor toxische of irriterende dampen vrij kunnen komen. Verder wordt de lasser regelmatig blootgesteld aan ontvettingsmiddelen. Dat kan door huidcontact of door het inademen van vrijkomende dampen. Te nemen maatregelen: Bronmaatregelen Bij binnenwerk, het lassen uitvoeren in een aparte / afgescheiden ruimte voorzien van afzuiging. Tref extra voorzorgsmaatregelen indien gasloos wordt gelast met gevulde draad of indien metaalsoorten met een hoog gehalte aan giftige metalen (onder andere roestvast staal, hard metaal) moeten worden bewerkt of met loodmenie behandeld metaal. Werk indien mogelijk met metalen die bij lassen relatief weinig schadelijke rook laten ontstaan (zie de Praktijkrichtlijn lasrook). Gebruik indien mogelijk een lastechniek die relatief weinig schadelijke rook laat ontstaan (zie de Praktijkrichtlijn lasrook) (vervang bijvoorbeeld smeltlassen door druklassen; lassen met gevulde draad zonder beschermgas door MAG-lassen; of vervang MAG-lassen door TIG-lassen). Gebruik een type elektrode dat weinig rook produceert (rutiel is beter dan cellulose). Gebruik een draadtype dat weinig rook produceert (ongelegeerd is beter dan hoog gelegeerd en massief is beter dan gevuld). Gebruik bij MIG / MAG bij voorkeur een inverter stroombron in plaats van een standaard stroombron. Zorg voor (eventueel mobiele) afzuiging op plaatsen waar stof / lasrook vrijkomt. Gebruik oplosmiddelen / ontvettingsmiddelen met een gering gehalte aan toxische stoffen; gebruik organische oplosmiddelen met een hoog kookpunt. Gebruik bij voorkeur reinigingsmiddelen op waterbasis. Zorg bij binnenwerk voor voldoende ventilatie (zie de Praktijkrichtlijn lasrook). Collectieve maatregelen Houd lastoortsen en branders goed schoon. Gebruik bij autogeen lassen een zo kort mogelijke vlamlengte; zorg voor de juiste hoeveelheid zuurstof; stel de vlam goed af. Verwijder (indien mogelijk) voor het lassen een eventuele coating of isolatiemateriaal over voldoende afstand. Plaats het werkstuk op een hulpmiddel (tafel, verhoging) waardoor de te lassen plekken gemakkelijk kunnen worden bereikt, zonder met het hoofd in de rook te moeten werken. Zorg voor goede voorzieningen (onder andere water en zeep om de handen te kunnen wassen; oogspoelfles in geval er spatten in het oog komen).

5 Zorg voor aanwezig zijn van veiligheidsinformatiebladen. Voorlichting over het op een juiste wijze uitvoeren van de werkzaamheden. Houd hierbij rekening met anderstaligen. Niet roken, eten of drinken tijdens het werk. Individuele maatregelen Blijf zoveel mogelijk met het hoofd uit de rookpluim. Ademhalingsbescherming (afgestemd op het lasprocédé en het gelaste metaal; zie de Praktijkrichtlijn lasrook) (gebruik bij buitenwerk bij voorkeur een lashelm met aangedreven filter). Ademhalingsbescherming (tegen stof bij onder andere slijpwerk). Handschoenen (bij gebruik oplosmiddelen / ontvettingsmiddelen, afgestemd op het gebruikte middel).

6 Meer informatie Algemene informatie over het risico schadelijke producten Arbovriendelijke hulpmiddelen Gevaarlijke stoffen: weet waarmee je werkt (info voor werknemers) Gevaarlijke stoffen: weet waarmee je werkt (info voor bedrijven) Overzicht van alle H- en P-zinnen Factsheet Gevaarlijke chemische producten Productgroep Informatie Systeem Arbouw (PISA)

7 Lawaai De lasser wordt blootgesteld aan geluid veroorzaakt door het lassen: bij veel lasprocessen 85 db(a) of hoger. Verder wordt hij blootgesteld aan hoge niveaus bij zagen, slijpen, bikken, en dergelijke (niveaus tot 100 db(a) of hoger). Het slaan met een hamer op metaal veroorzaakt hoge geluidspieken. Dat geldt ook voor het tegen elkaar slaan van metalen delen. De gemiddelde blootstelling tijdens het werk ligt naar verwachting rond 90 db(a) of hoger en de bovenste actiewaarde voor geluid (85 db(a), gemiddeld over een werkdag) wordt dus overschreden. Te nemen maatregelen: Bronmaatregelen Geluidarm / geluidgedempt gereedschap / materieel. Gebruik bij slijpwerk waar mogelijk lamellenslijpschijven (reductie 7-15 db), of flexibele slijpschijven (reductie 5-13 db), of geluidgedempte sandwich slijpschijven (reductie 6-10 db). Bij binnenwerk aanbrengen van geluidabsorberende materialen en afschermingen. Collectieve maatregelen Scheiden van rustige en lawaaiige werkzaamheden. Plaats lawaaiige apparatuur (zoals de generator) waar mogelijk op een afstand. Individuele maatregelen Gehoorbescherming (kap of otoplastieken).

8 U bent hier: Home - Taken - Metaalwerk - Laswerk - Lawaai Printvriendelijke versie Meer informatie Algemene informatie over gehoorbescherming Algemene informatie over het risico lawaai Informatie over PBM < terug naar vorige pagina

9 Onveiligheid Bij het werken met lasapparatuur of met een snijbrander kan de werknemer zich branden aan de vlam, aan de brander of aan hete delen. Brand- of explosiegevaar is aanwezig bij het werken met brandbare gassen of zuurstof. Bij werk aan leidingen kunnen brandbare gassen in de leiding, bij doorslijpen of lassen tot ontbranding of ontploffing komen. Bij het lassen van buizen / constructies kan de lasser bekneld raken door een slingerende last of geraakt worden door een vallende last. Door de vaak rommelige werkplek is er kans op struikelen en vallen. Ook kan letsel optreden door wegspringende vonken en door zich stoten of snijden aan scherpe delen. Verder kan de lasser verbrandingen oplopen door blootstelling aan de vrijkomende UV-straling. Te nemen maatregelen: Bronmaatregelen Maak waar mogelijk gebruik van gereedschap werkend op een veilige spanning, 50 volt bij wisselspanning en 110 volt bij gelijkspanning (tussen fase en aarde). Materieel in technisch perfecte staat houden door regelmatige inspecties en onderhoud. Tref voorzorgsmaatregelen in verband met het werken met elektriciteit bij het lassen. Tref de vereiste voorzorgsmaatregelen in verband met het werken met gas(sen); zet de flessen vast, bescherm deze tegen hitte en koude, controleer regelmatig de slangen en aansluitingen, gebruik slangen van de juiste kleur, vervang ze bij slijtage of beschadiging en gebruik een vlamdover tegen vlamterugslag. Scherm laswerkplekken in de werkplaats af met lasschermen. Collectieve maatregelen Veilige werkplek. Controleer voor de start van de werkzaamheden of giftige of brandbare gassen in de leiding aanwezig zijn. Leidingen afkoppelen; zorg indien nodig voor het ontgassen van de leiding. Geef voorlichting over de risico s en het op een juiste wijze uitvoeren van de werkzaamheden. Houd hierbij rekening met anderstaligen. Individuele maatregelen Overall die het hele lichaam bedekt en bestand is tegen vonken. Veiligheidsschoenen. Veiligheidshelm. Veiligheidsbril / gelaatsscherm (bij slijpen). Handschoenen (bij voorkeur van leer). Veiligheidsvest / signaleringskleding (bij werk langs de weg). Lashelm bij voorkeur met zelfregulerend lasglas, met halsdoek of slabbe om keel en hals tegen straling te beschermen.

10 Meer informatie Algemene informatie over het risico elektriciteit Algemene informatie over het risico valgevaar Algemene informatie over het risico werken in besloten ruimten Advies Werken in besloten ruimten De ladder als werkplek - eerder uitzondering dan regel (info voor bedrijven) De ladder als werkplek - wanneer wel, wanneer niet? (info voor werknemers) Handboek Arbeidsmiddelen Informatie over PBM