Gemeente van Jezus Christus

Transcriptie

1 Dienstnummer: 1289 zondag: 6 e zondag van de herfst datum: plaats: De Bron, Assen Schriftlezingen (onderstreept = hoofdlezing): Jesaja 59:9-20; Marcus 10:46-52 liederen: ps 121; ps 13:3; Lb 859:1,2; Lb 182; Lb 534; Lb 839:3,4 eventuele bijzonderheden: Gemeente van Jezus Christus 1. Ja, zo noemen jullie je toch: gemeente van Jezus Christus? En dat willen jullie toch zijn? Daar gaat het toch om: dat jullie Jezus volgen op zijn weg? Omdat jullie het zien? Omdat jullie je oog gericht houden op hem? a. Gemeente van Jezus Christus, dat zijn jullie omdat jullie met andere ogen naar Jezus kijken dan -intussen- het grootste deel van de Nederlanders dat zich niet meer als religieus beschouwt 1 ; en omdat jullie daardoor ook met andere ogen naar de wéreld kijken, wél oog hebben voor mensen aan de kant van de weg, mensen zoals Bartimeus; omdat jullie je niet laten verblinden door alle oogverblindende economische groei maar omzien juist naar degenen die daarin níet delen; omdat jullie omzien naar mensen in een uitzichtsloze situatie, mensen die het niet meer zien; omdat jullie je ogen niet sluiten voor de honger in Jemen en ook niet voor de honger van de mensen die naar de Voedselbank gaan. b. Gemeente van Jezus Christus, dat zijn jullie omdat jùllie níet dolen in het donker en als blinden langs de muur tasten, immers, jùllie zijn níet opstandig en de Heer ontrouw, 1 CBS-rapport afgelopen week. Er is overigens wel de nodige kritiek op dit rapport gekomen.

2 2 afvallig van God; jùllie zijn níet belust op bedrog en onderdrukking, bij jullie is het recht níet verdrongen of blijft de gerechtigheid ver van jullie weg (om het maar eens met de woorden van Jesaja te zeggen). Jullie laten het onrecht níet oogluikend toe, jullie blikveld is breder dan 'eigen volk eerst', jullie kijken verder dan alleen maar je eigen belang. c. Gemeente van Jezus Christus, dat zijn jullie omdat julie met andere ogen naar de Bijbel kijken; hoop en perspectief, troost en bemoediging, inspiratie en uitdaging zien in de Bijbel. d. Kortom, gemeente van Jezus Christus, dat zijn jullie omdat jullie goed zicht hebben op Jezus. 2. Met andere ogen naar de Bijbel kijken, dat is waar het vanmorgen om gaat. Daar wil ik jullie graag iets van laten zien. a. Ik, Bartimeus, die óók bij die gemeente van Jezus Christus is gaan horen. Het is net voorgelezen: hij volgde hem op zijn weg. Ik ging mee met Jezus, achter hem aan, een volgeling. b. Terwijl ik nota bene eerst lángs de weg zat, aan de kant, in de rand, in de marge,

3 3 gemarginaliseerd. Ik hoorde er niet bij, bij al die mensen die op weg waren naar Jeruzalem, pelgrims voor het paasfeest. Ik hoorde er niet bij, bij die 'gemeente' van Jezus. En ze wílden me er ook helemaal niet bij hebben. Hou je bek, snauwden ze me toe, toen ik begon te schreeuwen omdat ik hoorde dat Jezus van Nazaret voorbijkwam: Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij! Nou, dat moesten ze nodig tegen me zeggen: hou je bek. Ik begon alleen nog maar harder te schreeuwen: Zoon van David, heb medelijden met mij! c. Kyrie eleison riep ik eigenlijk: 'Heer, ontferm u.' Of, met Psalm 13: zie mij, antwoordt mij, Heer mijn God! Verlicht mijn ogen, dat ik niet in doodsslaap wegzink. Nee, het ging me niet om médelijden van Jezus, maar om ontférming; ontferming, ten diepste, zoals Gód zich over mensen ontfermt; ontferming die redt, die je recht doet, die je ziet als mens; ontferming waar je weer mens van wordt, die je doet opstaan uit je ellende, je weer op je voeten zet; ontferming die een níeuw mens van je maakt 3. Waarom ik dat riep naar Jezus? Tja..., wat zag ik in Jezus, met wat voor ogen keek ik naar hem? a. Nou, dat ik hem Zoon van David noemde,

4 4 dat geeft daar misschien nog het beste zicht op. Zoon van David, dat is een 'messiaanse titel'; dat zegt iets over de verwachtingen die ik van Jezus had: hij zou de messias zijn, de lang verwachte koning die zijn volk zou komen bevrijden en redden, die vrede en recht zou brengen, die (om het maar weer even met de woorden van Jesaja te zeggen) -, die als bevrijder naar Sion zal komen. Ja, daar in Jericho, de plaats die de toegangspoort naar het beloofde land is, waar Jozua en het volk ooit voor het eerst het paasfeest vierden in dat land-, daar in Jericho, waar de pelgrims zich verzamelen om naar Jeruzalem te gaan om daar het paasfeest te vieren-, ja, daar in dát Jericho, daar zag ik in Jezus die Zoon van David, die messias, die koning van het beloofde land En ik denk dat ik daarmee méér zag en met andere ogen keek dan zijn leerlingen en dan de grote menigte die hem volgden, die -zeg maar- daar en toen 'gemeente van Jezus' was b. En die mij dus toesnauwden dat ik m'n mond moest houden. Zouden ze bang geweest zijn dat de Romeinen het misschien zouden horen? Die waren toch al extra zenuwachtig in die dagen rond het paasfeest, want dan waren er altijd wel van die gekken

5 5 die ineens messiaanse ambities kregen, die de revolutie wilden beginnen, die zorgden voor opstootjes en rellen Of, of zouden ze misschien toch bang geweest zijn dat die messiaanse koning nu écht zou komen? Want stel je voor zeg, stel je voor dat het Koninkrijk van God nú écht gaat beginnen 't Is maar met welke andere ogen je dúrft te kijken En toch had ik het goed gezien! Want Jezus bleef staan. Omdat ik hem riep bij zijn messiaanse naam bleef hij staan en zag hij mij. Ja, hij ríep mij! Ik werd door Jezus geroepen! a. Nou ja, wél via mensen De mensen moesten mij roepen van Jezus. De mensen moesten tegen mij zeggen: houd moed zoals Jezus het zelf tegen zijn leerlingen zei in de storm op het meer. De mensen moesten tegen mij zeggen: sta op zoals Jézus dat vaak zei tegen mensen die in doodsslaap waren weggezonken. De mensen moesten tegen mij zeggen: hij roept u zoals Jezus zijn leerlingen, zijn gemeente riep b. Nou, en ik vóelde me ook zeker geroepen! Alsof ik inderdaad uit de dood in het leven werd geroepen. Want ik gooide mijn mantel af, ik trok a.h.w. mijn 'oude mens' uit; ik gooide mijn mantel af, het enige dat ik had;

6 6 ik liet a.h.w. mijn hele bezit achter me toen Jezus mij riep; en ik sprong op mijn voeten, ik stond a.h.w. op tot nieuw leven; en ik kwam naar Jezus toe, ik voelde me nu a.h.w. ook horen bij de 'geroepenen', bij de 'ekklesia', bij de gemeente van Jezus Christus 5. Toen ik bij Jezus kwam vroeg hij mij: wat wil je dat ik voor je zal doen? a. Dat was dezelfde vraag die hij vlak daarvoor ook aan Jakobus en Johannes, twee van zijn leerlingen, stelde. Die antwoorden toen: wanneer u heerst in uw glorie laat een van ons dan rechts van u zitten en de ander links. Maar Jezus maakt hun dan duidelijk dat ze er niks van begrepen hebben, dat ze het totaal verkeerd zien. Want bij Jezus gaat het niet om heersen, maar om dienen: de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen b. Wat wil je dat ik voor je zal doen? Nou, ik wilde dat ik het góed zag: dat ik kan zien!, antwoordde ik dan ook; dat ik kan zien de weg die u gaat, die weg naar Jeruzalem, die weg van lijden en dood én opstaan; die weg van de Zoon van David,

7 7 de messiaanse koning; die weg van vrede en recht en ontferming voor mensen aan de kant en in de marge; en dat dat er allemaal níet komt door te heersen maar enkel en alleen door te dienen. Dat ik dát kan zien, dat mijn ogen dáárdoor verlicht zullen worden, dat ik niet zal ronddolen in het duister, het duister dat door de heerszucht van de mensen over onze wereld ligt, dat ik niet zal zwijgen maar dwars tegen te de mensen ìn mijn stem zal verheffen en stem zal geven aan al die mensen aan de kant, zal blijven schreeuwen om ontferming, ontferming voor de nood van de wereld en voor de nood van zoveel mensen; dat ik zo zal dienen. 6. a. Vaak heb ik me afgevraagd of ik het zou redden; of ik het vol zou houden om het zo te zien, om zo naar Jezus te kijken, om met zulke andere ogen naar de wereld en naar de mensen en naar mijzelf te kijken. Vaak heb ik me afgevraagd of ik het zou redden; of het toch geen doodlopende weg is, die weg van Jezus, of het echt iets uithaalt, of de wereld daarop ooit het licht zal zien. Vaak heb ik me afgevraagd of ik het zou redden. Maar altijd weer putte ik vertrouwen uit wat Jezus toen tegen me zei: je geloof heeft je gered...

8 8 Ik kan het dus altijd meteen weer zien, met andere ogen kijken, en daarom Jezus volgen op zijn weg. b. Nee, niet dat ik nou zo'n groot geloof heb, hoor. Ik zie het ook niet altijd zitten. Maar ik denk dat Jezus bedoelde: dat je in mij de messias ziet, dat je om ontferming roept, dat je je door mij laat roepen, dat je mij wil volgen op mijn weg daarmee red je het. c. Nee, niet dat ik dat altijd zie, hoor. En ik zag het zeker niet zitten toen ik steeds meer begon te zien wat die weg van Jezus betekende, dat die weg uiteindelijk doodliep op het kruis. Maar, omdat ik met andere ogen durfde kijken zag ik ook dat dat niet het èinde was, maar eigenlijk een nieuw begín; zag ik dat Jezus zélf ook deed wat de mensen mij toen toeriepen: houd moed, sta op, Hij, God, roept u... En omdat ik geloof dat Jezus dát gedaan heeft, daarom kan ik met andere ogen kijken... Want ook ik hoor bij die gemeente van Jezus Christus. AMEN.