Ondernemingsrecht Examennummer: Datum: 24 maart 2012 Tijd: 10:00 uur - 11:30 uur

Transcriptie

1 Ondernemingsrecht Examennummer: Datum: 24 maart 2012 Tijd: 10:00 uur - 11:30 uur Dit examen bestaat uit 9 pagina s. De opbouw van het examen is als volgt: - 40 meerkeuzevragen (maximaal 40 punten) Heeft u minimaal 28 vragen correct beantwoord, dan heeft u een voldoende behaald. De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Schrijf duidelijk leesbaar. Toegestane hulpmiddelen -Borgers, M.J., Kamminga, M.T., Kummeling, H.R.B.M. e.a. (2011). Kluwer Collegebundel Deventer: Kluwer. ISBN Wij wensen u veel succes!

2 Meerkeuzevragen (40 punten) De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Vermeld het meest juiste antwoord. Voor een correct antwoord: 1 punt 1. Een onderneming heeft als handelsnaam De Nijvere Ondernemer. Als de ondernemer komt te overlijden, verwerpen de erfgenamen de nalatenschap maar zij willen wel de handelsnaam overnemen. Kan dat? a. Ja, want de handelsnaam is geen vermogensrecht. b. Nee, het recht op handelsnaam is onlosmakelijk verbonden met de onderneming. c. Nee, want het recht op handelsnaam kan alleen onder bijzondere titel overgaan. 2. Moet een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid ingeschreven worden in het handelsregister? a. Ja, alle verenigingen moeten ingeschreven staan om vereniging te kunnen zijn. b. Ja, maar alleen wanneer de vereniging als ondernemer werkzaam is. c. Nee, de vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid in het geheel niet. 3. In een onderneming zijn 35 vaste werknemers werkzaam, terwijl er al 3 jaar ook 20 uitzendkrachten in de onderneming werkzaam zijn. Op welke wijze moet de medezeggenschap in de onderneming gestalte gegeven worden? a. De ondernemer moet een ondernemingsraad instellen. b. De werknemers moeten minstens tweemaal per jaar gehoord worden omdat er geen ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging verplicht is. c. In een onderneming van deze omvang is geen enkele vorm van medezeggenschap verplicht. NCOI Opleidingsgroep 1

3 4. Kan een nv vennoot zijn van een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap? a. Ja, van beide samenwerkingsvormen b. Nee, want zowel de vennootschap onder firma als de commanditaire vennootschap is een personenvennootschap c. Van een vennootschap onder firma wel, maar van een commanditaire vennootschap niet 5. Jan en Klaasje zijn geregistreerde partners. Er is sprake van algehele gemeenschap van goederen. Klaasje heeft een wolwinkeltje gehad. Zij is echter wegens slechte resultaten op een kwade dag failliet verklaard. Heeft het faillissement van Klaasje gevolgen voor het vermogen van Jan? a. Ja, want als sprake is van algehele gemeenschap van goederen strekt het faillissement zich ook over het vermogen van Jan uit b. Nee, want het vermogen van Jan zou alleen aangesproken kunnen worden wanneer zij gehuwd waren. c. Nee, want in faillissement is alleen het vermogen van de failliet verhaalsobject. 6. Welke stelling met betrekking tot de maatschap is juist? a. Eén maat mag alle winst genieten en alle verliezen dragen. b. Eén maat mag wel alle verliezen dragen, maar niet alle winst genieten. c. Eén maat mag wel alle winst genieten, maar niet alle verliezen dragen. 7. Kan een firmant namens de vennootschap onder firma rechtshandelingen verrichten? a. Ja, maar alleen voor beheershandelingen namens de vof, tenzij een bevoegdheidsbeperking is afgesproken. b. Ja, maar alleen voor beschikkingshandelingen namens de vof, tenzij een bevoegdheidsbeperking is afgesproken. c. Ja, want in een vof zijn alle firmanten bevoegd rechtshandelingen te verrichten, tenzij een bevoegdheidsbeperking is afgesproken. 8. Welke van de onderstaande stellingen is met betrekking tot een maatschap juist? a. Crediteuren, dus zowel van de maatschap als van de maten privé, hebben binnen de preferentie/concurrentie naar evenredigheid gelijke rechten op verhaal op het vermogen van de maatschap. b. Preferente maatschapscrediteuren gaan bij een verhaal op het vermogen van de maatschap voor de preferente privécrediteuren van een maat. c. Preferente privécrediteuren van een maat gaan bij een verhaal op het vermogen van de maatschap voor de preferente maatschapscrediteuren. NCOI Opleidingsgroep 2

4 9. A, B en C hebben een vof: ABC. Op een kwade dag stopt A met betalen van zijn privéschuldeisers, waarna vervolgens zijn faillissement wordt uitgesproken. Wat is hiervan het gevolg? a. A wordt failliet verklaard, de vof niet. b. A en de vof worden failliet verklaard, B en C niet. c. A en de vof worden failliet verklaard, B en C ook. 10. Bakkerij De Zoete Krentenbol is een familieonderneming in de vorm van een commanditaire vennootschap. Van grootvader op vader is de zaak nu op de zoon over gegaan. Pa is bij de overgang stille vennoot geworden. Het enige wat hij nog in de zaak doet, is met Pasen en Kerstmis bijspringen in de bakkerij. Hij ontlast zijn zoon zo een beetje. Wat zijn er de gevolgen van dat pa af en toe bijspringt? a. Pa wordt aansprakelijk voor de schulden van de commanditaire vennootschap, omdat hij in de onderneming werkzaam is. b. Pa wordt alleen aansprakelijk voor de schulden van de commanditaire vennootschap als die aansprakelijkheid niet contractueel is uitgesloten. c. Pa wordt niet aansprakelijk voor de schulden van de commanditaire vennootschap als beherend vennoot, ook al helpt hij in de winkel; het betreft sporadisch verrichte werkzaamheden. 11. In de statuten van een rechtspersoon is het doel duidelijk omschreven. Op zekere dag verricht een van de bestuurders namens de rechtspersoon een rechtshandeling die totaal niet past in de doelomschrijving. Wie kan de nietigheid van deze rechtshandeling inroepen? a. Alleen de andere bestuurders b. Alleen de tegenpartij van de rechtspersoon c. Zowel de tegenpartij van de rechtspersoon en de andere bestuurders 12. Welk onderdeel van een rechtspersoon wordt in het algemeen niet als orgaan beschouwd? a. De algemene vergadering van leden of aandeelhouders b. De ondernemingsraad c. De raad van commissarissen 13. Door welke instelling kan een rechtspersoon niet ontbonden worden? a. De Kamer van Koophandel b. De officier van justitie c. De rechtbank 3 NCOI Opleidingsgroep

5 14. Hockeyclub De Stick is een informele vereniging. In de statuten is geen bijzondere bepaling opgenomen over de eventuele aansprakelijkheid van het bestuur. Welke van de onderstaande stellingen is met betrekking tot De Stick van toepassing? a. De bestuurders zijn aansprakelijk voor de onbetaalde schulden van de vereniging; de vereniging kan als legataris optreden. b. De bestuurders zijn aansprakelijk voor de onbetaalde schulden van de vereniging; de vereniging kan geen erfgenaam of legataris zijn. c. De bestuurders zijn niet aansprakelijk voor de onbetaalde schulden van de vereniging; de vereniging kan als legataris optreden. 15. Moet een derde onderzoeken of een bestuurder, die namens een vereniging optreedt, daartoe zelfstandig bevoegd is? a. Ja, maar hij hoeft alleen maar te kijken of de bestuurder inderdaad bestuurder is en niet van vertegenwoordigingsbevoegdheid is uitgesloten. b. Ja, want een eventuele beperking die in de statuten is opgenomen is via het handelsregister openbaar gemaakt. c. Nee, de derde kan er blindelings op vertrouwen dat iemand die zich als bestuurder opwerpt ook daadwerkelijk bevoegd is. De vereniging wordt door diens handelen gebonden. 16. Bij welke rechtsperso(o)n(en) komen de letters UA, BA en WA voor? a. Alleen bij de coöperatie b. Alleen bij de OWM c. Zowel bij de coöperatie als bij de OWM 17. Waaruit bestaat het eigen vermogen van een nv? a. Uit het geplaatste kapitaal b. Uit het gestorte kapitaal c. Uit het maatschappelijk kapitaal 18. Joost en Guus besluiten een bv op te richten voor het onderbrengen van hun fietsenhandel. Zij begeven zich op zekere dag naar de notaris, waar de akte wordt ondertekend. Vervolgens laten zij de bv inschrijven in het handelsregister, waarna de Kamer van Koophandel zorgt dat hiervan melding gemaakt wordt in de Staatscourant. Op welk moment komt de rechtspersoonlijkheid van de bv tot stand? a. Op het moment van inschrijving in het handelsregister b. Op het moment van ondertekening van de notariële akte c. Op het moment van publicatie in de Staatscourant NCOI Opleidingsgroep 4

6 19. Kan er verrekening plaatsvinden tussen een bv en een aandeelhouder die een vordering heeft, maar ook zijn aandeel nog niet volgestort heeft? a. Ja, maar alleen de bv kan zich op verrekening beroepen. b. Ja, zowel de aandeelhouder als de bv kan zich op verrekening beroepen. c. Nee, verrekening is in deze situaties niet mogelijk; vermenging eigen en vreemd vermogen. 20. Kan een nv als erfgenaam enig aandeelhouder worden van de eigen nv? a. Ja, dat kan zonder voorwaarden. b. Ja, mits de aandelen die een statutair of wettelijk maximum overstijgen binnen drie jaar afgestoten worden. c. Nee, een nv kan niet als erfgenaam in een nalatenschap optreden. 21. Kunnen de statuten van een nv een bepaling bevatten die het stemrecht ven een aandeelhouder beperkt? a. Ja, mits de beperking voor de grootaandeelhouder niet gunstiger uitpakt dan voor de kleine aandeelhouder. b. Ja, want zo kun je een vijandige overnamemogelijkheid inperken. c. Nee, want een aandeel geeft een gelijk stemrecht als alle andere gelijksoortige aandelen. 22. Overgrootvader Arend heeft een zoon, Pieter en een broer Maarten. Hij is enig aandeelhouder in bv De Vooruitgang. In de statuten is geen beperking of uitbreiding opgenomen voor het overdragen van aandelen aan familieleden. Kan Arend zijn aandelen zomaar deels aan zijn achterkleinkind, kleinzoon van Pieter, overdragen en deels aan de zoon van Maarten? a. Aan beiden zonder beperking b. Aan geen van beiden c. Wel aan de kleinzoon van Pieter, niet aan de zoon van Maarten 23. Welke van de onderstaande stellingen met betrekking tot de fiscale aftrekbaarheid van uitgekeerd dividend en betaalde obligatierente is juist? a. Alleen de betaalde obligatierente is fiscaal aftrekbaar voor de vennootschap. b. Alleen het uitgekeerde dividend is fiscaal aftrekbaar voor de vennootschap. c. Zowel het uitgekeerde dividend als de betaalde obligatierente is fiscaal aftrekbaar voor de vennootschap. 5 NCOI Opleidingsgroep

7 24. De bestuurders van een nv zijn op de algemene ledenvergadering gedechargeerd voor het gevoerde beleid in het afgelopen jaar. Na enige tijd blijkt dat de nv toch zodanig insolvabel is dat het faillissement wordt uitgesproken. Kan de curator de bestuurders nog persoonlijk aanspreken wegens het door het gevoerde beleid? a. Ja, mits de bestuurders onbehoorlijk bestuur verweten kan worden. b. Ja, want zij zijn juist in faillissement voor alle schulden hoofdelijk aansprakelijk. c. Nee, want hun is door de algemene ledenvergadering decharge verleend. 25. Wat is een voorbeeld van een oligarchische clausule? a. Uitsluitend een clausule die bepaalt of preferente aandeelhouders een bindende voordracht kunnen doen voor het benoemen van een bestuurder. b. Uitsluitend een clausule die bepaalt of prioriteitsaandeelhouders een bindende voordracht kunnen doen voor het benoemen van een bestuurder. c. Uitsluitend een clausule in een structuurvennootschap die bepaalt wie een voordracht kan doen om een bestuurder te benoemen. 26. Spieker bv is beherend vennoot in commanditaire vennootschap De Doe-het-zelver. Is hier sprake van een moeder-dochterverhouding? a. Ja, maar alleen als Spieker bv voldoende aandelen heeft in de commanditaire vennootschap. b. Ja, want Spieker bv is aansprakelijk voor de schulden van de commanditaire vennootschap. c. Nee, want een moeder-dochterverhouding komt alleen bij nv s en bv s voor. 27. Kunnen coöperaties en commanditaire vennootschappen tot een concern behoren? a. Commanditaire vennootschappen wel, coöperaties niet b. Coöperaties wel, commanditaire vennootschappen niet c. Ja, beide organisatievormen 28. Een nv heeft in een van de dochtermaatschappijen aandelen en obligaties in eigendom. Onder welke balanspost moeten deze gegevens door de nv worden opgenomen? a. De aandelen onder de materiële activa en de obligaties onder de financiële vaste activa b. Zowel de aandelen als de obligaties onder de financiële vaste activa c. Zowel de aandelen als de obligaties onder de immateriële financiële vaste activa NCOI Opleidingsgroep 6

8 29. Op welke datum moet een coöperatie met als boekjaar een kalenderjaar de jaarrekening over 2011 uiterlijk opmaken? a. 31 mei 2012 b. 30 november 2012 c. 31 december Welke rechterlijke instantie is bevoegd aanwijzingen te geven over de inrichting van de jaarrekening van een nv? a. De Centrale Raad van Beroep voor het Bedrijfsleven b. De Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam c. De rechtbank van de vestigingsplaats van de nv 31. Waarvan is sprake als een vennootschap de activa en de passiva van een andere vennootschap tegen betaling overneemt? a. Een aandelenfusie b. Een bedrijfsfusie c. Een juridische fusie 32. Welk(e) gevolg(en) heeft een faillissement voor de rechtspositie van een failliet? Door het faillissement verliest hij: a. alleen de beschikkingsbevoegdheid. b. alleen de handelingsbekwaamheid. c. zowel de beschikkingsbevoegdheid als de handelingsbekwaamheid. 33. Een speeltuinvereniging met beperkte rechtsbevoegdheid heeft een vijftal rekeningen van een leverancier onbetaald gelaten. Ook na diverse aanmaningen wordt niets voldaan. Alle overige crediteuren zijn wel betaald. Kan de leverancier het faillissement van de vereniging aanvragen? a. Ja, want ook een vereniging kan failliet verklaard worden. b. Nee, want een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid kan niet failliet verklaard worden. c. Nee, want voor het aanvragen van een faillissement moet sprake zijn van meer dan één crediteur. 34. Wanneer is sprake van een renvooiprocedure? a. Als de curator een dergelijke procedure nodig acht. b. Als de rechtbank moet oordelen over voorlopig betwiste vorderingen. c. Als tijdens de verificatievergadering het door de failliet aangeboden akkoord verworpen wordt. 7 NCOI Opleidingsgroep

9 35. Een nv wordt failliet verklaard. Op een bedrijfspand rust een eerste hypotheek van ,- en een tweede van ,-. De executie brengt ,- op. Welke van de onderstaande situaties is dan ontstaan? a. De eerste hypotheekhouder wordt volledig voldaan; de tweede voor ,-. Voor het restant is de tweede hypotheekhouder concurrent schuldeiser. b. De verdeling van de opbrengst zal naar evenredigheid plaatsvinden tussen de eerste en de tweede hypotheekhouder, de eerste ontvangt dan ,-, de tweede ,-. c. Er is na de executie geen sprake van een doorhaling van de hypotheek, omdat de tweede hypotheek niet volledig voldaan is. 36. Wat houdt het recht van reclame in? a. Het recht van een preferent crediteur zich te verzetten tegen de slotuitdelingslijst in een faillissement. b. Het recht van een verkoper zich bij de curator aan te melden als preferent schuldeiser. c. Het recht van een verkoper zijn geleverde zaak als zijn eigendom terug te vorderen als de koper in verzuim was ten aanzien van de betaling van de koopsom. 37. Garagehouder Cornelis heeft van een klant nog 3.000,- tegoed. Ondanks herhaalde aanmaning blijft betaling uit. Wat staat hem nu te doen? a. Cornelis zal de zaak, al dan niet vertegenwoordigd door een advocaat, bij de kantonrechter moeten aanbrengen. b. Cornelis zal een verzoekschrift moeten richten tot de griffier van de rechtbank. c. Cornelis zal zich tot een advocaat moeten wenden die voor hem de zaak bij de rechtbank zal aanbrengen. 38. Wat is de betekenis van de negatieve werking van een vonnis? a. Dat alles wat meer is geëist dan in het vonnis is verwoord niet is toegewezen. b. Dat het gewezen vonnis nog niet in kracht van gewijsde is gegaan. c. Dat niet tweemaal over dezelfde zaak geprocedeerd mag worden. 39. Wanneer is sprake van parate executie? a. Als de crediteur kan executeren zonder rechterlijke procedure. b. Als de crediteur na een rechterlijk vonnis kan executeren, ondanks het feit dat de termijn voor het instellen van een rechtsmiddel nog niet verstreken is c. Als de crediteur zonder de deurwaarder in te schakelen de feitelijke tenuitvoerlegging van het vonnis ter hand mag nemen NCOI Opleidingsgroep 8

10 40. Kan een belanghebbende na een uitspraak van een arbiter of van een bindend adviseur alsnog de rechter benaderen? a. Nee, na arbitrage niet b. Nee, na arbitrage niet; na bindend advies niet inhoudelijk, maar wel over de overeenkomst c. Nee, want beide vormen van conflictbemiddeling beogen juist de rechtsgang te voorkomen 9 NCOI Opleidingsgroep