Gebundelde Verslagen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Gebundelde Verslagen"

Transcriptie

1 Nederlandse Vereniging voor Weide- en Voederbouw AFDELING VAN HET KONINKLIJK GENOOTSCHAP VOOR LANDBOUWWETENSCHAP Gebundelde Verslagen Nr ^

2 NEDERLANDSE VERENIGING VOOR WEIDE- EN VOEDERBOUW Afdeling van het Koninklijk Genootschap voor Landbouwwetenschap GEBUNDELDE VERSLAGEN Nr Secretariaat: Hollandseweg 133, 6705 BC Wageningen

3 Inhoud Pagina De typen van Engels raaigras H. VOS Het kweken van nieuwe rassen van Engels raaigras 17 D.J. GLAS Het gebruik van grasland - ontwikkelingen na H. THOMAS Historische ontwikkeling van Engels raaigras en mengseis voor de inzaai van grasland 38 W. SCHEIJGROND Samenvatting over de inzaai van grasland in Belgie, aansluitend op de lezing van Scheijgrond 46 A. ANDRIES Die historische Entwicklung der Verwendung von Deutschem Weidelgras in Dauermischungen in der Bundesrepublik Deutschland 47 N. MOTT Opname en voederwaarde van Engels raaigras 51 J.A.C. MEYS Lijst van onderwerpen die in de voorgaande jaren zijn behandeld met vanaf 1964 vermelding van het Nr. van de serie Gebundelde Verslagen en van de beginpagina 66

4 - 1 - De typen van Engels raaigras H. Vos - RIVRO - Wageningen 1. William Pacey, de eerste plantenveredelaar in Engels raaigras. Reeds meer dan 3 eeuwen is er volgens Beddows (1953) het zogenaamde handelszaad van Engels raaigras in de handel. Het was vroegbloeiend, weinig persistent en had grof zaad. In de tweede helft van de 18e eeuw was er in Engeland verschil van mening over de waarde van Engels raaigras; sommigen beschreven het als een soort met korte levensduur en veel aarvorming, anderen stelden daarentegen dat deze soort in zeer goede oude graslanden veel voorkwam samen met witte klaver. Pacey, een boer uit Gloucestershire, heeft zich als eerste gerealiseerd dat diverse herkomsten van eenzelfde soort een zeer uiteenlopende waarde kunnen hebben. Waarschijnlijk reeds omstreeks 1774 teelde hij zaad van zijn goede oude graslanden en constateerde dat het een laat, bladrijk type betrof met een veel langere levensduur dan het handelszaad. Omstreeks 1800 is Pacey met zijn boerenbedrijf opgehouden en is zijn ras door diverse oorzaken verloren gegaan, hoewel zijn naam nog steeds een bekende klank heeft. Begin 19e eeuw is er ook in Nederland discussie geweest over de waarde van het zuiver geteelde Engels raaigras handelszaad. Van Hall (1828) constateerde dat er in goed oud grasland veel Engels raaigras voorkwam. Door verzamelen van het zaad van deze goede graslanden op verschillende tijdstippen kan men een veelzijdig mengsel verkrijgen voor de inzaai van blijvend grasland. Er werd ook grasland ingezaaid met speciaal geteeld Engels raaigras dat dus niet alle onkruiden bevatte die het op oud blijvend grasland verzamelde zaadmengsel rijk was. De ervaringen met speciaal geteeld Engels raaigras waren echter wel eens minder goed; men wijst op veel aarvorming en kortere levensduur. Dit schijnt volgens Van Hall te wijten te zijn aan de teelt van een monocultuur. Hij stelde dat: "wanneer grasland zeer oud is hebben al de planten waaruit hetzelve bestaat, zich, als het ware, naar elkander geschikt en vormen zij daardoor eene door de Natuur geschapene vereeniging, welke de kunst niet, dan op eene hoogst onvolkomen wijze kan navolgen". Langzamerhand echter is alom bekend geworden dat er ook bij grassen Bprako is van verschillende rassen en typen met een zeer verschillend genenpatroon. 2. Wat is een type. Een type in landbouwkundige zin is een deelverzameling van rassen die zich onderscheidt in meestal e^n goed zichtbaar kenmerk en landbouwkundig een bepaald gebruiksdoel heeft. Bij het kortstro-type van tarwe en de heelbladige stoppelknol is er sprake van een morfologisch verschilkenmerk, het Barrestype bij voederbieten onderscheidt zich in vorm en kleur en de E, N en Z typen bij suikerbieten in biet-

5 - 2 - grootte. Bij Engels raaigras onderscheidt men weidetype, laat- en vroeg hooitype op grond van de doorschietdatum en grasveldtype op grond van de groeisnelheid. De namen "pasture-type" en "hay-type" werden gebruikt door Jenkin, die omstreeks 1920 vanuit het Welsh Plant Breeding Station een studie begon naar de variatie van o.a. het inheemse Engels raaigras. Het is merkwaardig dat het uitstekende werk van Pacey pas meer dan een eeuw later weer werd voortgezet. In de Rassenlijst van 1930 werd vermeld dat er weidetypen geimporteerd konden worden uit Engeland. In de dertiger jaren was het ook in Nederland bekend dat hethandelszaad weliswaar goedkoop is doch een heel andere groeiwijze heeft en korter van levensduur is dan de typen die in blijvend grasland voorkomen. De zaadwinning van deze blijvend graslandtypen was echter erg moeilijk. doorschietdatum (U ih U Cd Fig. 1 ' Fod J JL- i. april mei, juni Jaarinvloeden op het tijdstip van doorschieten gemiddelde doorschietdatum

6 - 3 - Na de ooriog zijn deze typenamen langzamerhand ingeburgerd; ze zijn oorspronkelijk ontleend aan de herkomst van uitgangsmateriaal. Momenteel worden de rassen voor voederdoeleinden ingedeeld bij een type uitsluitend op grond van de doorschietdatum. In fig. 1 is de variatie in doorschietdatum van het rassensortiment van 4 grassoorten aangegeven, waarbij voor Engels raaigras de onderverdeling in 3 typen is aangebracht met de grensdata ' ' eu 24 itiei. De gemiddelde doorschietdata hebben betrekking op de jaren 1969 t/m Met behulp van deze grafiek kan de doorschietdatum van een nieuw ras in een bepaald jaar ingepast worden in de reeks van gemiddelde doorschietdata van de oudere rassen. Het blijkt dat de doorschietdata van vroege soorten,zoals hardzwenkgras en roodzwenkgras meer onderhevig zijn aan jaarinvloeden dan die van latere soorten als timothee en Engels raaigras. Ook blijkt dat ondanks een zeer vroeg voorjaar late rassen van het weidetype van Engels raaigras toch nog iets later kunnen doorschieten dan in een gemiddeld jaar. Het zou misschien juister zijn om te spreken van late, middenvroege en vroege rassen. Een typenaam met een gebruiksdoel erin geeft weleens de suggestie dat dit type uitsluitend voor dit doel geschikt is, terwijl het hooitype ook geschikt is voor beweiding. In de Duitse, Engelse en Franse rassenlijsten wordt dari ook uitsluitend melding gemaakt van de verschillen in doorschietdatum. Het grasveldtype omvat de rassen met een lage groeisnelheid; het voornaamste bezwaar van Engels raaigras voor het gebruik in gazons en sportvelden was de snelle groei. Men moest het te vaak maaien, met een grote kans dat het maaisel toch nog moest worden afgeruimd; en als men het een keer te lang liet worden had men veel kans op een open zode. De traaggroeiende rassen hebben deze bezwaren in veel mindere mate. De naam grasveldtype werd voor het eerst gebruikt in de rassenlijst 1974, toen er enkele speciaal voor grasvelden gekweekte rassen werden opgenomen. Men zou nog een verdere onderverdeling kunnen maken in bv. gazontype (fijnbladige rassen met een dichte zode) en sportveldtype (betredingsresistente rassen) maar dit heeft als bezwaar dat niet snel vast te stellen is tot welk type een ras behoort en verder dat er ook rassen kunnen zijn die voor beide doeleinden geschikt zijn. 3. De typen in de natuuriijke vegetatie. / Het meer dan 3 eeuwen geteelde vroeg bloeiende, weinig persistente handelszaad is een cultuurgewas, dat ontstaan is door herhaald zaadtelen. Door de herhaalde zaadteelt is materiaal naar voren gekomen dat uitblonk door hoge zaadproduktie en grof zaad. De noodzaak om zich vegetatief in stand te houden ontbrak, zodat persistente planten die meestal minder zaad opbrengen al spedig verdwenen waren. Toen Pacey zaad ging telen van goede oude graslanden bleek al spoedig dat dit zaad veel fijner was en de zaadopbrengst lager was. Nadat Pacey was opgehouden met zijn "ras" te telen was er nog wel Pacey-graszaad in de handel, doch dit

7 - 4 - werd gemaakt door handelszaad te zeven en de fijne fractie als Pacey-graszaad in de handel te brengen. Het weinig persistente vroege Engels raaigras is nog wel in het verkeer; toen met de plantenveredeling in de grassen is begonnen ging men ook rassen maken die dit handelszaad als uitgangsmateriaal hadden; o.a. enkele Deense rassen zullen nog de meeste overeenkomst vertonen met het vanouds geteelde handelszaad van Engels raaigras. Uit een grote plantenverzameling uit oude graslanden heeft Jenkin het ras S 23, behorende tot het weidetype ontwikkeld. In de meeste goede oude graslanden kan men het weidetype vinden. In Nederland heeft in 1941 't Hart (1947) in verschillende goede oude weilanden, vooral op kleigrond maar ook op goede zandgrond dit weidetype gevonden. Naarmate er meer gehooid werd, kwamen meier vroegerbloeiende planten voor. Op op de iets minder goede zandgronden werden vroegbloeiende planten aangetroffen. Uit de verzameling van de Nederlandse Kwekersbond in 1958 konden ovi-ruenkomstige conclusies worden getrokken. In oud weiland op iets droge zandgrond werden toen soms zeer persistente vroege typen gevonden. Van de 23 monsters die vroeg bloeiden waren 21 afkomstig van zandgrond, bij de 23 middenvroege, middenlate en late monsters waren er respectievelijk 8, 5 en 1 afkomstig van zandgrond. Door het nemen van een hooisnede lijken, door concurrentie van zich vroeg ontwikkelende planten, de laatbloeiende op de achtergrond te worden gedrukt. Charles (1964) vond in een complex grasmengsel na 3 jaar zonder N-bemesting bij frequent beweiden nog 21% S 24 (vroeg h.t.) en na een hooisnede 39% S 24; S 23 (w.t.) was respeptievelijk 46 en 31%.bckSonneveld (1956) vond dat bij minder intensief gebruik het aandeel van een hooitype in een mengsel toeneemt. Het lijkt niet uitgesloten dat onder minder gunstige groeiomstandigheden voor Engels raaigras (N-gebrek, droogte) het zich laat (dus meestal in een drogere periode) ontwikkelende weidetype hiervan relatief meer lijdt dan het vroeg ontwikkelende hooitype; vroege rassen hebben echter ook een voorsprong bij het overleven, doordat ze zich al gauw door zaad in stand kunnen houden. Onder gunstige groeiomstandigheden zal het laatbloeiende weidetype door - vooral in het late voorjaar en de voorzomer - meer vegetatieve spruiten te vormen dan het vroeg doorschietende hooitype een grotere concurrentiekracht hebben. Vele planten uit oud grasland blijken nogal plat te zijn, en wel meestal platter dan de meeste rassen, Natuuriijke selectie op de rassen leidt weer tot plattere typen zoals blijkt uit de volgende tabel.

8 - 5 - Verschuiving in planttype binnen een ras door het gebruik (jaarverslag IVRO 1973) Planten weidetype laat hooitype vroeg hooitype afkomstig uit beweidingsproefveld maaiproefveld gazonproefveld zaaizaad van hetzelfde ras 1 = zeer plat 9 = steil De grasveldtypen zullen niet in de eerste plaats gevonden worden in de goede oude graslanden, omdat deze traaggroeiende typen te sterk beconcurreerd worden door het produktieve weidetype. Uit onderzoek van Breese (1962) bleek dat weinig produktieve planten (grasveldtypen) werden gevonden in grasland waar slechts weinig Engels raaigras voorkwam, zoals blijkt uit zijn figuur. Het lijkt er dus op dat deze traaggroeiende planten voorkomen aan de rand van het verspreidingsgebied van Engels raaigras. Deze gradienten zoals de overgang naar droge zandgrond of natte gebieden, overgang naar te zwaar betreden gedeelte van een oud park, zeer intensief betreden marktpleinen, voetpaden of karresporen lijken interessante verzamelplaatsen voor de plantenveredelaar. 60 ryegrass in sward 40, mean yield as spaced plants Fig. 2 Relation between yield as spaced plants and percentage ryegrass in original habitat (Breese and Charles, 1962)

9 6 - Van Engels raaigras hebben we in onze streken een grote vormenrijkdom die al intensief is yoorgeselecteerd door behandeling of standplaats, maar het betreft veelal een tamelijk gunstig milieu voor Engels raaigras. Het is echter gebleken dat er ook interessante rassen van het grasveldtype in Frankrijk en de USA zijn ontwikkeld uit de aldaar groeiende populaties, misschien juist omdat daar meer grensgevallen voor het overleven van Engels raaigras zullen voorkomen. Dit buitenlandse uitgangsmateriaal is vaak of winterzwak of nogal vatbaar voor ziekten die hier schade kunnen doen; door recombinatie kan de variatie van het uitgangsmateriaal voor grasveldtypen mogelijk vergroot worden. Enkele eigenschappen die samenhangen met het type. Er zal nagegaan worden of er correlaties zijntussen de twee uiterste typen (het weidetype en het vroeg hooitype) en gebruikswaarde eigenschappen. Het laat hooitype neemt steeds een tussenpositie in tussen deze 2 typen. Ook binnen ieder type is er nog een tamelijk groot verschil in doorschietdatum en andere eigenschappen. Er is sprake van een continuum in doorschietdatum tussen +_ 5 mei en +_ 20 juni.op min of meer willekeurige wijze zijn er grenzen vastgesteld tussen de typen, Voor de grens tussen het weidetype en het laat hooitype is er in hoge mate rekening gehouden met de doorschietdatum van materiaal afkomstig uit goede oude weilanden; voor de grens tussen het late en het vroege hooitype is voornamelijk bepalend geweest met welke doorschietdatum de praktijk nog tamelijk grote kans liep om krijgen, 4,1. Doorschieten. bij beweiding moeilijkheden met de aarvorming te Voor het doorschieten is allereerst een voldoende vernalisatie vereist en vervolgens een voldoende daglengte. Door een koudeperiode en of korte dag wordt Engels raaigras gevernaliseerd. Er bestaan tussen de typen verschillen in vernalisatiebehoefte, Volgens Kleinendorst (1974) bereiken in de herfst goed ontwikkelde spruiten van het vroege hooitype begin januari en van het weidetype eind februari een voldoende vernalisatie. Dit verschil in vernalisatiebehoefte blijkt ook uit het goede verband tussen mate van doorschieten in het jaar van uitzaai van diverse rassen en de doorschietdatum in het volgende jaar. Invloed van doorschietdatum op het % doorgeschoten planten in het jaar van uitzaai. een doorschietdatum % eerstejaars bloei mei mei juni 1 na 10 juni 0

10 - 7 - Spruiten die in de herfst zijn gevormd worden 's winters voldoende gevernaliseerd. Naamate de spruiten later worden aangelegd neemt de kans toe dat ze niet voldoende worden gevernaliseerd. Een iets te lage vernalisatiegraad leidt tot een vertraging van het bereiken van het "double ridge" stadium bij voldoende daglengte. Gezien het later bereiken van een voldoende vernalisatie van het weidetype is de kans ook groter dat er meer tamelijk jonge spruiten van het weidetype niet of vertraagd doorschieten dan van het vroege hooitype. Dit verschil is vooral van belang in de latere sneden. Na de vernalisatie is er meestal een overgansperiode waarin bij een bepaalde temperatuur wel vegetatieve groei plaats vindt, terwij 1 de voor het doorschieten vereiste daglengte nog niet is bereikt. De vroege rassen hebben een lagere temperatuurbehoefte voor de groei in het voorjaar maar ook een lagere daglengtebehoefte om met doorschieten te beginnen. Aan deze daglengtebehoefte is bij het vroege hooitype omstreeks begin april voldaan en bij het weidetype omstreeks begin mei en daarna kan de aarvorming beginnen; de groeisnelheid van de generatieve spruit is bij 17 C en 17 uur daglengte bij het vroege hooitype duidelijk groter dan bij het weidetype (Kleinendorst 1974). Ook Evans (1960) vond bij Engels raaigras een grotere groeisnelheid van de generatieve spruit bij vroege rassen en Niqueux (196'7) vond een hogere Q 10 (groeiversnelling bij 10 hogere temperatuur) voor de aarvorming van vroege Engels raaigrasrassen. Zowel een hogere temperatuur als een grotere daglengte, nadat een minimum is overschreden, versnellen het doorschieten. Door de grotere daglengtebehoefte en de lagere groeisnelheid van de aar en ondanks de meestal hogere temperatuur ten tijde van het doorschieten schiet het weidetype gemiddeld 3 weken later door dan het vroege hooitype. Deze verschillen zijn door het sneller lengen der dagen in noordelijke landen beduidend kleiner en in meer zuidelijke landen groter. Mede door de lagere vernalisatiebehoefte schiet bij de vroege rassen een groter percentage van de spruiten door. Na afmaaien van een generatieve spruit sterft deze af en kunnen de zijspruiten, die eerst o.a. door apicale dominantie van de hoofdspruit worden geremd, beginnen te groeien. Bij de vroegdoorschieteride rassen begint deze apicale dominantie eerder dan bij de laatschietende rassen zodat deze laatste langer met uitstoelen door kunnen gaan. Vroege rassen hebben dan ook na de eerste snede meestal een wat meer open zode, vooral wanneer vroege en late rassen steeds op hetzelfde tijdstip worden gemaaid. Ook in de tweede snede kunnen nog tamelijk veel jonge, later aangelegde spruiten tot aarvoming overgaan. Door de lagere vernalisatiebehoef te en de grotere groeisnelheid van de generatieve spruit schiet het vroege hooitype meer en vlugger door. Bij verschillende maairitmen vond Cooper (1949)

11 8 - dat lers Engels raaigras maar ook S 24 meer aren vormden in de latere sneden dan het weidetype S 23. Uit onderzoek van Kleinendorst (1974) blijkt dat de laterale, minder goed gevernaliseerde spruiten 10 tot 18 dagen later doorschieten dan de goed gevernaliseerde oude spruiten. Voor een goede smakelijkheid van het gras vorut het steeds weer doorschieten een groot bezwaar; vroege rassen hebben dan ook een grotere kans om minder smakelijk te worden dan de late. Voor het inkuilen of hooiwinning behoeft het doorschieten geen bezwaren op te leveren. Bij het grasveldtype dat steeds kort wordt gemaaid blijken de vroege rassen tijdens de doorschietperiode een meer open zode te krijgen dan de late rassen, omdat een groter % spruiten begint met dprschieten en vervolgens afsterft, Bij zeer snelle groei in het voorjaar en 1 snede per week kunnen de vroege rassen wegens de grote groeisnelheid van de generatieve spruiten toch nog veel aarvorming vertonen hetgeen moeilijkheden kan geven bij het maaien met een messenkooimaaier. Om deze redenen wordt bij het grasveldtype de voorkeur gegeven aan de laatbloeiende rassen (met een gem. doorschietdatum omstreeks eind mei en later). 4.2.Gebruiksruimte/beweidingsruimte. De term beweidingsruimte is voor het eerst gebruikt in de rassenlijst 1969, vooral om de aandacht te vestigen op de problemen die het vroeg doorschieten van het vroege hooitype kan geven. Gebruiksruimte wordt beschouwd als een maat voor de kans op doorschieten van een ras nadat het een voldoende hoogte heeft bereikt om te worden beweid of voor stalvoedering te worden gebruikt. In de loop der jaren is er onder verschillende omstandigheden deze gebruiksruimte bepaald (Van der Woude 1979) waarvan in de volgende tabel een samenvatting is gegeven. Gem. gebruiksruimte in dagen van weidetype en vroeg van Engels raaigras en de gevonden spreiding hooitype weidetype vroeg hooitype le snede ' 2e snede 19 8 (4 tot 26) (-6 tot 15) Het blijkt dat bij het weidetype nauwelijks problemen met de gebruiksruimte te verwachten zijn; bij het vroeg hooitype kunnen ze vooral optreden in de 2e snede. Bij droogte en/of N-gebrek is de gebruiksruimte duidelijk kleiner (Van der Woude 1979). Bij vroeg hooitype werd in een droog jaar zelfs -6

12 gevonden, dwz. 6 dagen voordat het gras het weidestadium had bereikt was het al doorgeschoten. Vroeger toen er minder stikstof werd gebruikt zullen de vroege hooitypen vaker problemen met het doorschieten hebben gegeven dan tegenwoordig hoewel ook momenteel een kleine gebruiksruimte als nadelig moet worden beschouwd. In Frankrijk zijn door het vroegere voorjaar en de kortere dagen grotere gebruiksruimten gevonden door Allerit (1978). Hij vond voor "souplesse" d'exploitation" van het weidetype 64 dagen en voor het vroeg hooitype 46 dagen Opbrengst, vroegheid, kwaliteit. In jaaropbrengst lijken er weinig verschillen te bestaan tussen het vroeg hooitype en het weidetype. Wel is er een duidelijk verschil in voorjaarsproduktie. Gemiddeld bereiken de rassen behorende tot het vroege hooitype 7 dagen eerder het weidestadium dan de rassen van het weidetype; sommige rassen zijn slechts 1 dag vroeger, andere bereiken 10 dagen eerder het weidestadium. Ook andere factoren als doorschietdatum spelen hierbij echter een rol. De zeer vroeg doorschietende, minder wintervaste rassen van liet vroege hooitype kunnen een zeer vroege voorjaarsontwikkeling hebben. Wanneer er echter sprake is van enige winterschade, zijn deze minder wintervaste rassen soms tamelijk laat in voorjaarsontwikkeling. Uit het jaarverslag 1979, pag. 90 blijkt dat het effect van winterschade bij winterzwakke rassen op kan lopen tot 1 ton lagere drogestofproduktie/ha in de eerste snede in vergelijking met de goed wintervaste rassen. Ook in verteerbaarheid zijn nauwelijks verschillen gebleken tussen de diverse typen. Wanneer men de VEM-waarde vaststelt op een bepaald moment in het voorjaar van de diverse typen blijkt het vroege hooitype iets minder verteerbaar te zijn, maar deze verschillen blijken sterk samen te hangen met de verschillen in opbrengst van de le snede; mogelijk speelt enige aarvorming ook een rol. (fig. 3, jaarverslag RIVRO, 1980). De rassen met een zwaardere le snede blijken een lagere verteerbaarheid te hebben, maar dit hangt op overeenkomstige wijze samen met de opbrengst, als een hogere opbrengst samengaat met een slechtere verteerbaarheid bij veroudering van het gras. Bij eenzelfde opbrengstniveau in het voorjaar van de diverse typen is er dus bij het huidige rassensortiment geen verschil te verwachten in verteerbaarheid tussen de typen.

13 VEM/kg drogestof S (a) bij veroudering van eenzelfde ras 990. (b) (rapport 57 van het PR, 1977) bij verschillende rassen, gemaaid op dezelfde datum drogestofopbrengst (kg/ha) Fig. 3 De relatie tussen VEM-waarde en drogestofopbrengst eerste snede 4.4. Persistentie, zodedichtheid, Gezien de geringe persistentie van het vroegere handelszaad, behorende tot het hooitype, werd wel eens verondersteld dat er een samenhang zou zijn van vroeg doorschieten met weinig persistentie. Door veredeling zijn echter zeer persistente rassen van het vroege hooitype ontwikkeld; tijdstip van doorschieten en persistentie lijken daarom ongecorreleerd te zijn. Wel blijkt dat zeer weinig persistentie rassen meestal vroeg bloeien en dat er geen weinig persistente zeer late rassen zijn, hoewel er wel late rassen zijn met een matige persistentie- Het graslandgebruik heeft wel invloed op de verschillen en volgorde in persistentie tussen de diverse typen. Het meest duidelijk is dit gebleken bij de grasveldtypen. Bij het gebruik van een grasvegetatie zou men onderscheid kunnen maken tussen: steeds maaien van een hooisnede, maaien als gazon en beweiden. Deze verschillende behandelingen hebben een zeer verschillende zode tot gevolg. Op een gazon kunnen de platgroeiende spruiten lager dan 2.5 cm zich goed handhaven, terwijl alleen de rechtop groeiende steeds worden afgemaaid. Men krijgt dan een dichte zode en na maaien blijven er steeds veel groene spruiten over. Bij een kuilsnede groeien de spruiten veel steiler, platgroeiende spruiten hebben weinig kans om zich te ontwikkelen en het

14 groeipunt schuift nog wel eens naar boven door het ontstaan van gestrekte internodien. Maaien van zo'n meer of minder zware snede, vooral wanneer er korter dan 5 cm wordt gemaaid, geeft een open zode en er blijven weinig groene spruiten achter. De hergroei vooral bij droogte kan erg vertraagd worden. Op een beweid grasland groeien de planten meestiil.ok belrekl'o l i jk plat; ze worden door beweiding ook nog platgedrukt en in de grond getrapt. De snede is minder zwaar en alle groene delen worden niet in een keer verwijderd en er blijven na beweiding nog vrij veel groene spruiten over. Nu hangt het van de groeiwijze van een plant af welke behandelingen goed kunnen worden verdragen. Rassen van het grasveldtype blijken het maaien van een hooi-/kuilsnede slecht te kunnen verdragen. Ze vormen meestal tamelijk veel gestrekte vegetatieve spruiten, waarbij het groeipunt te hoog komt en na maaien van een kuilsnede sterven de planten af of de hergroei is sterk vertraagd. Op een gazon blijkt het vormen van deze gestrekte spruiten geen problemen te geven en kunnen rassen met veel gestrekte vegetatieve spruiten juist een zeer dichte zode geven. Verschillende rassen van het wedeitype hebben in het algemeen op de maaiproefvelden met 4 a 5 sneden (relatief) een iets minder dichte zode dan de vroege hooitypen; het is niet uitgesloten dat het iets meer vormen van gestrekte vegetatieve spruiten van deze rassen van het weidetype op maaiproefvelden, vooral bij iets te kort maaien, zich meer manifesteert, maar dat het niet met de latere doorschietdatum als zodanig samenhangt. Onder beweidingsomstandigheden vormen juist de weidetypen in het algemeen een dichtere zode dan het vroege hooitype. Vele rassen van het grasveldtype met veel gestrekte vegetatieve spruiten krijgen ook bij beweiding vaak een betrekkelijk open zode. Men kan ze herkennen doordat er na beweiding vaak veel losgetrokken spruiten blijven liggen. Op sportvelden blijken bij rassen met zeer veel gestrekte spruiten deze spruiten vaak onvoldoende stevig te wortelen.en daardoor snel losgespeeld te kunnen worden. Door het herhaald, snel en veel vormen van generatieve spruiten hebben de vroege rassen op gazons en bij beweiding in de voorzomer nogal eens een wat meer open zode dan de late. In het algemeen echter lijkt er weinig verband te bestaan tussen zodedichtheid en doorschietdatum. A.5. Resistentie tegen ziekten, wintervastheid. Resistentie tegen ziekten lijkt niet samen te gaan met het tijdstip van doorschieten. Er bestaan zowel vroege als late rassen die zeer vatbaar of goed resistent zijn tegen kroonroest of rooddraad. Bij trage groei van

15 - 12 Engels raaigras, bijv. bij een laag N-niveau, treedt meer roest en rooddraad op. Bij snellere groei wordt het gewas eerder gemaaid en kunnen weer nieuwe nog niet geinfecteerde spruiten ontstaan. Bij de huidige Nederlandse graslandcultuur en het huidige rassensortiment voor voederdoeleinden vormt roestaantasting dan ook nauwelijks meer een probleem. Met de komst van de trager groeiende grasveldtypen zijn deze ziekten echter weer meer naar voren gekomen. Dit is gedeeltelijk een gevolg van de komst van Amerikaans genenmateriaal dat kennelijk een geringere roestresistentie heeft dan het West-europese materiaal. Het is ook mogelijk dat de grotere roest- en vooral rooddraadaantasting in meer of mindere mate samenhangt met de tragere groei van deze grasveldtypen. Indien dit laatste mede het geval is, zal een intensieve veredeling nodig zijn om deze ziekteproblemen te boven te komen. Wat betreft wintervastheid lijkt er geen enkele samenhang tussen de diverse typen en de vorstresistentie Zaadopbrengst. Vroege rassen hebben door hun kortere groeiperiode wat minder oogstrisico's bij de zaadteelt, maar onder optimale groeivoorwaarden lijken er echter weinig verschillen in zaadopbrengst tussen de rassen van de diverse typen. Toen in de vijftiger jaren met de zaadteelt van de weidetypen werd begonnen was de zaadopbrengst ervan weliswaar nog niet zo hoog, maar door grote vooruitgang van de teelttechniek kunnen sommige rassen van het weidetype nu zelfs een hogere zaadopbrengst geven dan het hooitype. Wel hebben de late rassen door een langere overgangsperiode bij hogere temperatuur meer pakjes per aar; deze late rassen hebben dan ook een lager korrelgewicht (vroeg hooitype 2.0 mg; weidetype 1.6 mg). Het vanouds geproduceerde handelszaad heeft door natuuriijke selectie een hoge zaadopbrengst. Enkele vroege weinig persistente Deense rassen, die veel overeenkomst zullen vertonen met het reeds eeuwen geteelde handelszftad geven ook een hoge zaadopbrengst. Uit zaadteeitresultaten van Nordestgaard (1979) van I975-I977 werd per ras de gemiddelde zaadopbrengst berekend bij de voor dat ras optimale oogsttijd, Het blijkt dat de hoogste zaadopbrengst werd gegeven door het weinig persistente, vroege Deense ras Verna, Wanneer de opbrengsten van dat ras op 100 worden gesteld gaven de persistente rassen behorend tot het vroege hooitype een opbrengst van 82 tot 94 en de rassen van het weidetype een opbrengst van 73 tot 90,

16 - 13 5, Nieuwe typen, Het kweken van nieuwe typen kan belangrijke ontwikkelingen op gang brengen, Het kweken van het weidetype S 23 door het Welsh Plant Breeding Station is een belangrijke stimulans geweest voor de veredeling in andere landen. Door de Nederlandse kweekbedrijven zijn nadien meer wintervaste rassen van het weidetype gemaakt. De zaadteelt van S 23 en het gebruik ervan in de praktijk is nogal traag verlopen. Het op grote schaal produceren van zaaizaad van de Nederlandse weidetypen is een belangrijke verdienste van het Nederlands bedrijfsleven geweest, waardoor het mogelijk werd om op ruime schaal en op korte termijn weer een nieuw blijvend grasland aan te leggen, een ontwikkeling die toentertijd gestimuleerd en begeleid is door overheidsmaatregelen. Ook het kweken van een persistent hooitype S 24 was uiteraard een fundamentele vernieuwing tegen de achtergrond van het alom gebruikte handelszaad. De grootste vooruitgang t.o.v. het handelszaad was dat er dus zowel vroegals laat doorschietende persistente rassen zijn gekweekt. Het weidetype heeft wegens het late doorschieten minder kans dat de aren problemen geven bij beweiding, het vroeger doorschietende hooitype heeft het voordeel - vooral vanwege het vroege doorschieten - van een vroege grasgroei. Aangezien het combineren in een ras van vroege grasgroei en laat doorschieten niet eenvoudig te verwezenlijken blijkt, zijn deze twee typen naast elkaar ontwikkeld, hoewel vele kwekers een laatschietend weidetype met vroege grasgroei als een wenkend perspectief zullen zien. Voor een regelmatige en vroege grasproduktie is althans voorlopig nog het gebruik van deze twee typen naast elkaar in monocultuur waarschijnlijk het beste, doch om diverse redenen worden ze vaak gemengd gebruikt. Het ontwikkelen van tetraploide rassen door de SVP heeft vooral bij Italiaans en Westerwolds raaigras een nieuwe richting aangegeven. In de rassenlijsten van diverse landen zijn Nederlandse tetraploide rassen opgenomen en het lijkt er op dat in Nederland bij Italiaans en Westerwolds raaigras de diploide geheel vervangen zullen worden door tetraploiden. Het traaggroeiende grasveldtype dat in 1967 door de Rutgers University werd geintroduceerd heeft in de gehele wereld een grote impuls gegeven aan de veredeling van diverse grasveldtypen. Aan het kweken van nieuwe rassen van het grasveldtype en het op voldoende schaal produceren van zaaizaad ervan hebben ook verschillende Nederlandse kweekbedrijven deelgenomen. Het nuttig effect van veredeling wordt uiteraard alleen bereikt door het gebruik van de nieuwe rassen in de praktijk, waarbij ook het rassenonderzoek en de voorlichting een rol spelen, Uit het bovenstaande moge blijken dat verschillende nieuwe ontwikkelingen door

17 14 - aktiviteiten van de overheid zijn ingeluid, maar vervolgens. overgenomen en verder ontwikkeld door het particuliere bedrijfsleven, Deze historie ondersteunt het Nederlandse model waarbij: de overheid fundamenteel kweekwerk doet, voorts via de Zaaizaad en Plantgoedwet een gunstig klimaat schept met regelingen omtrent rassenregister, rassenlijst en keuring en verkeer met zaaizaad en pootgoed en waar actieve particuliere kweekbedrijven nieuwe ontwikkelingen uitbouwen, verbeteren of ook zelf kunnen entameren, Dit model heeft in de historie goed gewerkt en dient verder gestimuleerd te worden. De vraag is nu welke nieuwe typen zouden nog kunnen worden ontwikkeld? In Noord lerland heeft C.E. Wright, een ras van Engels raaigras ontwikkeld dat resistent is tegen paraquat; in dergelijke rassen kunnen straatgras en andere grasonkruiden worden bestreden zonder dat het Engels raaigras dood gaat. Het is echter sterk de vraag of voortdurend gebruik van herbiciden op deze wijze als teeltmaatregel moet worden ingebouwd. Als nieuwe mogelijkheden zouden kunnen worden genoemd: - een standweidetype, dat in onze streken bijna niet doorschiet en waarvan de zaadteelt in noordelijke gebieden met zeer lange dag moet plaats vinden; - een barbarentype (Minderhoud, vergadering NVWV 16 febr. 1977), dwz. een type dat zware sneden beter verdraagt, wat misschien bereikt zou kunnen worden door selectie op de afwezigheid van vegetatief gestrekte spruiten, zodat het groeipunt niet omhoog geschoven wordt; - een kruipend type bestemd voor gazons, met veel en sterk vegetatief gestrekte spruiten dat hierdoor snel een dichte zode maakt; - een zeer plat type, een richting waarin de natuuriijke selectie blijkbaar steeds gaat, mede gezien de ervaringen met uit proefvelden verzamelde rassen, misschien een type dat kort maaien beter verdraagt hetgeen zowel voor grasland als voor grasvelden van belang zou kunnen zijn. Het vinden en introduceren van fundamentele vernieuwirigen is echter steeds een grote uitzondering geweest. Er is bij alle gewassen steeds weer duidelijke vooruitgang geboekt door het stapje voor stapje opvijzelen van het bestaande sortiment met rassen die op zichzelf slechts een kleine verbetering betekenden. Ook daarvoor is bij grassen nog ruimte gezien de verschillen die er bestaan tussen de hoogst en laagst geklasseerde rassenlijstrassen voor voederdoeleinden in opbrengst en persistentie en bij het grasveldtype in ziekteresistentie en fijnheid van het blad. - Kortom, het is zowel van belang om bij de plantenveredeling de nodige aandacht te besteden aan kleine verbeteringen als om de mogelijkheden van innovaties te blijven verkennen, waarbij het zwaartepunt bij de overheidsinstellingen en de particuliere bedrijven enigszins anders dient te liggen.

18 - 15. Literatuur Allerit R, Comparaison des souplesses d'exploitation des principales graminees fourrageres au printemps. Fourages (1978) 76 p. 3 Beddows A.R. The Ryegrasses in British Agriculture: a survey. Welsh Plant Breeding Station (1953) Bull.series H no. 17. Breese E.L. and A.H. Charles Population studies in ryegrass. Rep. Welsh Plant Breeding Station for 1961 (1962) p. 30. Charles Allen H. Differential survival of plant types in swards. Journ. Br. Grassland Soc. (1964) 19 (2) p. 198, Coopier J,P, and S,W, Saeed.' Studies on growth and development in Loliumi I Relation of the annual habit to head production under various systems of cuttings. The Journ. of Ecology (1949) 37 p Evans L.T. The influence of temperature on flowering in species. Lolium and Poa pratensis. Journ. Agr. Science (1960) 54 p. 410, Van Hall H,C, Over de vorming der graslanden in het algemeen en over het gebruik van het raygras (Lolium perenne) tot het aanleggen derzelve. Bijdrage tot de Natuurkundige Wetenschappen (1828) I I I p 't Hart M.L. Lolium perenne typen in onze graslanden (versiag 1 Be Ned..dag vopr biosociologie en Palaeobotanie ). Ned. Kruidkundig archief (1947) 54. Jaarverslag IVRO Jaarverslag RIVRO Jenkin T.J. The development of strains in grasses and clovers. Journ. Nat. Inst. Agr. Bot. (1954) VII (1) Kleinendorst A. Some effects of vernalization on the reproductive capacity of Lolium perenne L. Netherlands Journ. Agrc. Sci. (1974) p Niqueux M. et R. Arnaud. Recherche d'une relation entre precocite d'epiaison et temperatures pour quelques varietes de graminees fourrageres observees en France. Ann. Physol. veg. (1967) 9 (1) p Nordestgaard A. og Olaf Juel. Unders^gelser af nogle rajgraessorters fr^givende enve. Beretning nr. 1479, Tidsskrift for Planteavl, (1979) 83 p, Sonneveld A, De reactie van verschillende typen.van Engels raaigras en timothee op uiteenlopende gebruikswijzen, Versiag CILO over 1955 (1956) p Van der Woude K. en H. Vos. Beweidingsruimte. NVWV. Gebundelde verslagen (1979) nr. 20.

19 Discussie Minderhoud: In het boekje van J.T. Barenbrug uit 1908 wordt Engels raaigras aangegeven als zijnde niet geschikt voor blijvend grasland. toch uit waarnemingen te velde? Dit komt 't Hart Vos : Het boekje van Barenbrug zal vooral gebaseerd zijn pp literatuurgegevens. Voorts zal het betrekking hebben op Engels raaigras handelszaad van weinig persistente planten die zich vooral door zaad in stand houden. Van Hall constateerde dat in goed oud grasland veel Engels raaigras voorkwam. Het tijdstip van oogsten was van invloed op het 'type' Engels raaigras dat men later uit het zaad verkreeg. : Bij verzamelde grassen voor zaadwinning, gesneden gras, is vroeger ook wel Engels raaigras verkregen dat vrij laat doorschiet. Meijer : Het weidetype heeft een grotere vernalisatiebehoefte dan het vroege hooitype, Welke jeugdfase hebben de verschillende typen en nodig? soorten Duyvendak,: Er is een niet vernaliseerbaar deel van de jeugdfase te onderscheiden, Vos.... Deze is verschillend voor soorten en rassen. Bij de graszaadteelt e e heeft men in het eerste jaar daarmee te maken. In het 2 en 3 jaar van het gras kan dat anders zijn. Fijnbladig schapegras moet een minimumgrootte hebben voor vernalisatie. Van Dijk s Grasveldtype vooral in marginale gebieden. Geeft de grafiek van Breese daarover uitkomst? Vos ; Amerika, Duitsland en Frankrijk hebben interessante rassen geleverd; in goede graslanden zouden ze zijn weggeconcurreerd. Lackamp : Ze lijken veel op de armoedetypen die 20 jaar geleden zijn weggegooid. 't Hart : Er is geen verschil in verteerbaarheid tussen de rassen geconstateerd bij dezelfde droge stofopbrengst. De blad-stengelverhouding bepaalt echter de verteerbaarheid, Voorts hebben tetra's een iets betere verteerbaarheid.

20 17 - Het kweken van nieuwe raasen van Engels D,J. Glas, januari raaigras. 1. Herkomstgebied van Engels raaigras. 2. Keuze van het uitgauigsmateriaal. 3. Evaluatie van het uitgangsmateriaal. 4. KWeekdoelen. 5. Droge stof opbrengst en daarmee samenhangende selektiemethoden. 6. Het Nederlandse model. 1. Herkomstgebied van Engels raaigras. De kennis omtrent het herkomstgebied van een soort is voor de kweker om twee redenen belangrijk. In de eerste plaats geeft deze kennis hem een aanwijzing in welke gebieden hij waarschijnlijk de grootste variatie binnen een soort kan vinden. Daarnaast kan de kennis van het herkomstgebied de kweker meer inzicht verschaffen welke gewenste en ongewenste eigenschappen hij binnen de soort kan verwachten. Ook kennis omtrent de natuuriijke verbreiding van de soort vanuit zijn herkomstgebied geeft belangrijke informatie over deze twee punten. Over Engels raaigras geeft Jenkin betreffende herkomstgebied en natuuriijke verbreiding de volgende samenvatting : De natuuriijke verbreiding van Engels raaigras wordt in hoge mate vervaagd door het feit dat het de eerste grassoort was die als weidevoedergras door de mens in kultuur werd genomen. In Engeland werd voor het einde van de 17e. eeuw zaad van Engels raaigras geoogst voor de uitzaai van grasland. De nauwkeurige oorsprong van dit type is niet bekend. Er is verondersteld, dat het een meer zuidelijk type is dan het Engels raaigras dat in oude Engelse weilanden werd gevonden. Er is verder verondersteld dat de oorsprongsvorm van alle Engels raaigras afkomstig is uit het Middellandse zeegebied of West Azie. Mutaties van deze vorm hebben zich vanuit het oorsprongsgebied verbreid, voornamelijk in noordelijke richting langs de kust van West Europa. Ook voor andere lolium soorten bv. Italiaans raaigras zowel de tweejarige vorm als de eenjarige wordt het Middellandse zeegebied als oorsprongsgebied genoemd. Dat in het Middellandse zeegebied inderdaad een grote vormenrijkdom van lolium voorkomt, wordt bevestigd door de grote verscheidenheid die we op ons bedrijf vonden in een lolium kollektie verzameld in Noord Italic. De verscheidenheid omvat in deze kollektie zuivere ecotypen van Engels raaigras naast ecotypen van genaald raaigras met grote variatie in de mate van doorschieten in het eerste jaar tot volledig doorschietende ecotypen in het uitzaaijaar, maar met een belangrijk grotere spreiding in standvastigheid dan binnen de in Nederland gekweekte rassen van Westerwolds voorkomt. Hoewel bepaalde delen van het Middellandse zeegebied vrij strenge winters kennen, kunnen we uit het oorsprongsgebied en het natuuriijke verspreidingsgebied, de Westkust van Europa, toch wel konkluderen, dat wintervastheid geen sterke eigenschap van Engels raaigras is. Het lijkt dan ook geen toeval, dat deze eigenschap bij de veredeling met grote zorgvuldigheid bewaakt moet worden.

21 Keuze van het uitgangsmateriaal. Nog in de Rassenlijst van 1956 wordt "zaad van beste oude weilanden" aanbevolen. De basis van de meeste Nederlandse rassen van Engels raaigras gaat terug op goede oude Nederlandse weilanden. Niet echter in de vorm van verzameld zaad, maar van verzamelde planten. Ik heb de indruk, dat de Nederlandse weilanden uitgeput raken in het leveren van nieuw materiaal. Het tijdstip lijkt nu aangebroken, de rassen en families geseiekteerd uit dit oorspronkelijke materiaal aan verdere selektie en herkombinatie te onderwerpen. Vos heeft reeds gewezen op interessante verzamelplaatsen voor grasveldtypen waarmee de meeste Nederlandse kwekers zich wel kunnen verenigen. Een tweede reden waarom het verzamelgebied van de Nederlandse kwekers zich in de. laatste jaren heeft uitgebreid, is het streven naar het openen van nieuwe afzetgebieden. Zo hebben we een tiental jaren geleden een uitgebreide kollektie Engels raaigras verzameld in oude weilanden in Zuid-West Frankrijk. Doel was het verkrijgen van uitgaingsmateriaal met een hoge roestresistentie dat in het algemeen betere rassen zou kunnen leveren voor Frankrijk en Zuid Europa. Een punt is, dat daarna dit materiaal in Nederland moet worden bewerkt (bv. onnodige winterhardheid voor zuidelijke gebieden aan het materiaal wordt toegevoegd) met uitzondering van de selektie op roestresistentie, die op een proefveld in Frankrijk plaats vond. Idealer zou zijn dit materiaal in zijn geheel in Zuid Frankrijk te bewerken, vandaar op het ogenblik het streven van verschillende kweekbedrijven, substations buiten Nederland te vestigen. 3. De evaluatie van het uitgangsmateriaal. Het gekozen uitgangsmateriaal is in hoge mate beslissend voor het uiteindelijke succes van het kweekprogramma,. In procenten uitgedrukt, is mijn indruk dat het uitgangsmateriaal voor ongeveer 80% beslist of een kweekprogramma succesvol zal zijn en de gevolgde kweekmethodiek voor ongeveer 20%. Als grassenkwekers behoeft dit ons geen minderwaardigheidscomplex te bezorgen, want ook het kiezen van het juiste uitgangsmateriaal moet met verstand gebeuren. Wel moeten we toegeven, dat, wat Engels raaigras betreft, de Nederlandse kwekers en ook hun Belgische kollega's in een heel wat gunstiger positie verkeerd hebben dan bijvoorbeeld onze Duitse kollega's. Verzameld materiaal in goede oude weilanden in Belgie of Nederland legt een zeer goede basis onder een kweekprogramma en zal zeker voor een groot deel onze successen iri Engels raaigras verklaren. Nu we echter voor speciale kweekdoelen zoals het grasveldtype en het open leggen van nieuwe afzetgebieden, waarvoor ons vertrouwde uitgangsmateriaal minder geschikt is ook meer ecotypen verzamelingen uit andere gebieden als uitgangsmaterikal gaan gebruiken, is ons een belangrijke steunpilaar ontvallen. Aan de hand van klimatologische en literatuur gegevens kunnen we afhankelijk van ons kweekdoel natuuriijk nog met zorg de te bemonsteren gebieden kiezen. De oude zekerheid zijn we echter kwijt. Dit heeft ook een verandering in de eerste beoordelingsmethodiek van de ecotypen op ons bedrijf tot gevolg gehad. Begonnen we in het verleden de bestudering VEUI de ectoypen bijna altijd met aparte plantenvelden met daarnaast eventueel uitgezaaide veldjes, nu wordt van de ecotypen eerst voldoende zaad vermeerderd voor de aanleg van proefvelden die gedurende enige iaren pemaaid worden.

22 Vooral na het ter beschikking komen van moderne oogstapparatuur zoals de Haldrup is dit een arbeidsextensieve, betrekkelijk goedkope methode om een eerste evaluatie van het materiaal te verkrijgen wat opbrengstpotentieel, standvastigheid en wintervastheid betreft. Pas na deze eerste evaluatie beslissen we of de kollektie waardevol genoeg is om in een veredelingsprogramma te worden opgenomen, beginnehd met aparte plantenvelden om de spreiding binnen het materiaal verder te bestuderen. 4. Kweekdoelen. Wanneer we ons voornamelijk tot Nederland beperken en we behalve de vanouds bekende weide-, laat hooi- en vroeg hooitypen, ook de tetraploide rassen als aparte typen beschouwen, heeft de Nederlandse kweker van Engels raaigras op het ogenblik programma's in 8 verschillende typen die in tabel 1 zijn samengevat. Tabel 1. Type Gemiddelde doorschietdatum 1. Weidetype 2n 5-6 / Weidetype 4n 5-6 / Laat hooitype 2n 24-5 / Laat hooitype 4n 24-5 / Vroeg hooitype 2n 16-5 / Vroeg hooitype 4n 16-5 / Grasveldtype sportvelden 30-5 / Grasveltype gazons 1-6 / 14-6 Voor Nederlandse omstandigheden heb ik getracht in tabel 2 een overzicht te geven van de kweekdoelen voor de verschillende typen, Vos heeft een aantai van deze eigenschappen reeds besproken in samenhang met het type, zodat ik bij de bespreking van vele eigenschappen kort kan zijn, Standvastigheid, Dat standvastigheid, bij het grasveldtype als zodedichtheid aangeduid, voor alle typen een gewenste eigenschap is, lijkt me geen punt van diskussie. Konkurrentievermogen. Engels raaigras heeft een sterk konkurrentievermogen onder Nederlandse omstandigheden, zowel tijdens als na de vestiging. Of deze eigenschap altijd gewenst is, kan men zich afvragen vooral als het gaat om de handhaving van andere soorten in een Engels raaigrasmengsel. Ik denk hierbij in het bijzonder aan witte klaver, die in de toekomst bij hogere N-prijzen, hoger gewaardeerd zou kunnen worden dan op het ogenblik het geval is.

23 Tabel 2. Selektiedoeleinden in Engels raaigreis. Afwezigheid V 1-1 Resis H gestrekte D.S. +J tentie vegetatieve u opbrengst O tegen: spruiten oo T3 a rh ih TJ H \. H to to 0) "O > H i-l m 0) +J to to rh -H V V <a ca c CO J: to -J E C CO 1-1 SZ.u u ns 0) to t< DO u in to H +> to 3 B O to C 0 E +> +> c m Ui T3 (U N CO Q) o 1 N tn x: (0 n) c rh c. U > c ^ -ri rh a u > o CO H.!<: ri (U S3.r-l > -H u u 0 TJ T3 C (0 c. a QJ TJ c tn. c T3 T3 3 0) c c V 0).r-t V -H V i-t a> o ri 0) ri 0) C 0) o TJ U +j H «ri X TJ I-H OJ ri V H X M TJ c c 0 0 0) -P c» to o to 0) u to lu» to 0 to (U M 0 O r-f O 0 (U H to u to a> to c CD U 10 t) W N u: :» K > CQ 3 m QO» > cn ca QO» en rm en st oe rs, o Weidetype 2n Weidetype 4n Laat hooitype 2n Laat hooitype 4n Vroeg hooitype 2n Vroeg hooitype 4n Grasveldtype Grasveldtype gazon sportvelden " , = zeer gewenst 3 = gewenst 5 = onbelangrijk 7 = niet gewenst - = niet van belemg voor Nederleindse omstandigheden of voor het betreffende type. In deze tabel zijn ten dele gegevens overgenomen uit de Rassenlijst 1981 en de R.I.V.R.O.- Rassenberichteri Nr. 576 (Grassen voor Grasvelden 1980) en Nr. 594 (Grassen voor voederdoeleinden)

24 21 - In de Rassenlijst 1959 worden twee rassen van Engels raaigras weidetype vermeld die wat meer witte klaver in het bestand toelaten, echter bij het ene ras gaat dit gepaard met een matige wintervastheid en bij het andere ras eveneens met een matige wintervastheid en een geringere standvastigheid. Verlaging van het konkurrentievermogen in onze huidige kollektie diploiden rassen met goede standvastigheid en wintervastheid lijkt me niet gewenst. Ik ben bang, dat we met deze verlaging van het konkurrentievermogen ook de goede standvastigheid in gevaar brengen en via een minder dichte zode tevens de wintervastheid. Gevoelsmatig lijken me hier de tetraploide typen betere mogelijkheden te bieden. De eerste rassen van tetraploid Engels raaigras hebben in ons land weinig of geen ingang gevonden. De voornaamste oorzaken waren een t geringe standvastigheid en t6 open zode. Door de voortgezette veredeling in tetraploid Engels raaigras is echter duidelijk vooruitgang geboekt in de kwaliteiten van dit type, zo zijn in Engeland drie nieuwe tetraploide rassen toegelaten en in Nederland en Duitsland 66n ras, die in persistentie vergelijkbaar zijn met de diploide rassen. Hoewel ik nog over onvoldoende gegevens beschik over het konkurrentievermogen van deze rassen, lijkt me een reele kans aanwezig tetraploide rassen te kweken met een goede standvastigheid en een geringer konkurrentievermogen dan overeenkomstige diploide rassen. Deze rassen zouden een zeer nuttige funktie kunnen vervullen als betrouwbare Engels raaigrasrassen met klavertolerantie. Daarom heb ik als kweekdoel bij de tetraploide rassen een geringer konkurrentievermogen ingevuld dan bij de diploide typen. Wintervastheid. Bij de voedertypen is wintervastheid voldoende aanwezig en moet gehandhaafd blijven. Alleen bij gazontypen zijn goede resultaten bereikt met minder wintervaste rassen. Een risiko bij deze rassen is, dat enkele een siechte winterkleur krijgen en ook voetrotproblemen kunnen optreden. Kroonroest (Puccinia coronata). Resistentie tegen kroonroest is onder Nederlandse omstandigheden geen groot probleem meer. De tetraploide rassen hebben een resistentie bereikt die in Nederleind in vele jaren niet absoluut noodzakelijk is. Waar we echter dit hoge niveau bij de tetraploiden bereikt hebben, zou het niet verstandig zijn dit prijs te geven, zeker niet met het oog op export naar zuidelijker landen. Vandaar dat ik als kweekdoel bij de tetraploiden een hogere kroonroestresistentie heb ingevuld dan bij de diploide typen. Een uitzondering op de bevredigende roestsituatie in Nederland treffen we aan bij het grasveldtype. Hier is verbetering pewenst en als we de spreiding tussen de rassen van dit type overzien, ook mogelijk. Resistentie tegen Rooddraad (Corticium fuciforma). Rooddraad geeft vooral problemen in de gazontypen. Rasverschillen zijn aanwezig maar voor een goed gazontype ligt het algemene niveau van de resistentie te laag en bovendien wordt het opsporen van rasverschillen bemoeilijkt door het feit, dat Rooddraad in vele gevallen onregelmatig pleksgewijs op een proefveld of binnen een veldje van een ras optreedt. Op sportvelden met regelmatig Intensieve betreding geeft Rooddraad weinig problemen.

Weiden. Smakelijkheid en verteerbaarheid Doorschieten en rassen keuze

Weiden. Smakelijkheid en verteerbaarheid Doorschieten en rassen keuze Weiden Smakelijkheid en verteerbaarheid Doorschieten en rassen keuze Grassoorten en -rassen doen er niet toe, het gaat om het juiste stadium van inscharen. Verschillen in VC-OS zijn klein tussen rassen

Nadere informatie

Weidemengsels 2017 Informatie en productenoverzicht

Weidemengsels 2017 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels 2017 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels Voor de veehouder wordt het steeds belangrijker om zo veel mogelijk ruwvoer zelf te telen. De lagere melkprijs van het afgelopen jaar heeft

Nadere informatie

Weidemengsels Informatie en productenoverzicht

Weidemengsels Informatie en productenoverzicht Weidemengsels 2019 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels Het wordt voor de veehouder steeds belangrijker om zo veel mogelijk ruwvoer zelf te telen. Lagere voerkosten zorgen voor een beter rendement.

Nadere informatie

Weidemengsels 2016 Informatie en productenoverzicht

Weidemengsels 2016 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels 2016 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels Mengselwijzer Kies het juiste weidemengsel Na de afschaffing van het melkquotum is het voor de veehouder nog belangrijker geworden om goed

Nadere informatie

Weidemengsels 2018 Informatie en productenoverzicht

Weidemengsels 2018 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels 2018 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels De fosfaatrechten zijn een feit, daardoor komen er minder melkkoeien per ha. Het belang voor een maximaal rendement wordt steeds belangrijker

Nadere informatie

Weidemengsels 2018 Informatie en productenoverzicht

Weidemengsels 2018 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels 2018 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels Mengselwijzer Kies het juiste weidemengsel De fosfaatrechten zijn een feit, daardoor komen er minder melkkoeien per ha. Het belang voor

Nadere informatie

PROTOCOL BESLISSINGEN OPNAME, RUBRICERING, VOLGORDE EN AFVOER AANBEVELENDE RASSENLIJST VAN ENGELS RAAIGRAS VOEDER

PROTOCOL BESLISSINGEN OPNAME, RUBRICERING, VOLGORDE EN AFVOER AANBEVELENDE RASSENLIJST VAN ENGELS RAAIGRAS VOEDER PROTOCOL BESLISSINGEN OPNAME, RUBRICERING, VOLGORDE EN AFVOER AANBEVELENDE RASSENLIJST VAN ENGELS RAAIGRAS VOEDER 2016 Commissie Samenstelling Aanbevelende Rassenlijst (CSAR) Oktober 2015 Inleiding Basis

Nadere informatie

Mengselkeuzeschema Bermen en Dijken. Intensief Extensief Extensief beheer beheer beheer

Mengselkeuzeschema Bermen en Dijken. Intensief Extensief Extensief beheer beheer beheer GRASZADEN BERMEN EN DIJKEN Mengsel B 3 Low maintenance Bermen BTK 1100 D 1 D2 Engels raaigras - 10% 20% - 40% 10% Veldbeemdgras - 10% - 20% 25% 30% Roodzwenkgras 50% 50% 70% 60% 25% 60% Hardzwenkgras 45%

Nadere informatie

Weidemengsels 2016 Informatie en productenoverzicht

Weidemengsels 2016 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels 2016 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels Na de afschaffing van het melkquotum is het voor de veehouder nog belangrijker geworden om goed op de voerkosten te letten. Er zijn meer

Nadere informatie

Rassenonderzoek grasland

Rassenonderzoek grasland Rassenonderzoek grasland (Cultuur- en gebruikswaarde onderzoek) Bijeenkomst NVWV 18 juni 2009 Jan Visscher ASG-WUR Rassenonderzoek van belang voor. Citaat: Wie meêhelpt onze kennis aangaande rassen te

Nadere informatie

Mengsel B 3 Low Bar Roadside BTK 1100 D 1 D 2 maintenance B&T

Mengsel B 3 Low Bar Roadside BTK 1100 D 1 D 2 maintenance B&T BERMEN EN DIjKEN Mengsel B 3 Low Bar Roadside BTK 1100 D 1 D 2 maintenance B&T Engels raaigras - 10% 35% - 40% 10% Veldbeemd - 10% 5% 20% 25% 30% Rood zwenkgras 50% 30% 60% 60% 25% 60% Hardzwenkgras 45%

Nadere informatie

Bij aargrassen zijn de bloempakjes direct of met zeer korte onvertakte steeltjes aan de hoofdas bevestigd.

Bij aargrassen zijn de bloempakjes direct of met zeer korte onvertakte steeltjes aan de hoofdas bevestigd. Grassen herkennen Tip Stel op een perceel waar de eerste bloei zichtbaar wordt, het maaien niet langer uit. Sommige grassoorten, zoals veldbeemdgras en kropaar, schieten meestal alleen maar in het voorjaar

Nadere informatie

Grasgids voor. Belgisch Witblauw. Méér vlees uit gras. Groot in Gras. Waar koopt u? Voor verkoopadressen kijk op www.barenbrug.be of bel 03 219 19 47

Grasgids voor. Belgisch Witblauw. Méér vlees uit gras. Groot in Gras. Waar koopt u? Voor verkoopadressen kijk op www.barenbrug.be of bel 03 219 19 47 BB-082011 Grasgids voor Waar koopt u? Voor verkoopadressen kijk op www.barenbrug.be of bel 03 219 19 47 Belgisch Witblauw Groot in Gras Barenbrug Belgium NV Hogenakkerhoekstraat 19 9150 Kruibeke E-mail:

Nadere informatie

2015 Graszaadmengsels

2015 Graszaadmengsels 2015 Graszaadmengsels 3 TopDairyMix Melk Topmengsel voor maaien en beweiden TopDairyMix Weidegang Maximaal melken uit vers gras TopDairyMix Melk is een standvastig grasmengsel en zeer geschikt voor volop

Nadere informatie

m \m Geeft intensieve graslandexploitatie meer kweek?

m \m Geeft intensieve graslandexploitatie meer kweek? ..:. Geeft intensieve graslandexploitatie meer kweek?. BOXEM Proefstation voor de Akker en Weidebouw, Wageningen De laatste jaren neemt in verschillende streken van ons land het percentage kweek in het

Nadere informatie

TETRA 4 EXTRA GRAS - QUALITY NL **** **** **** **** *** *** *** **** **** Samenstelling:

TETRA 4 EXTRA GRAS - QUALITY NL **** **** **** **** *** *** *** **** **** Samenstelling: GRASZADEN 2018 GRAS - QUALITY NL Volgens onze geheel eigen visie en kijk op de ruwvoer teelt zijn onze Quality NL graszaad mengsels ontstaan. Ook hier komt onze net even anders manier van denken in terug.

Nadere informatie

Weidemengsels 2015 Informatie en productenoverzicht

Weidemengsels 2015 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels 2015 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels Mengselwijzer Kies het juiste weidemengsel De weidemengsels van GP zijn al vele jaren de beste weidemengsels van Nederland. Het brede assortiment

Nadere informatie

IJZERSTERK. zelf herstellend Engels raaigras

IJZERSTERK. zelf herstellend Engels raaigras IJZERSTERK zelf herstellend Engels raaigras Revolutionaire technologie: zelf herstellend en hoogste bespelingstolerantie G ras heeft een prominente plek in tuinen. Een mooie grasmat geeft dan ook direct

Nadere informatie

Weidemengsels 2015 Informatie en productenoverzicht

Weidemengsels 2015 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels 2015 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels De weidemengsels van GP zijn al vele jaren de beste weidemengsels van Nederland. Het brede assortiment kwaliteitsmengsels wordt samengesteld

Nadere informatie

2016 Graszaadmengsels

2016 Graszaadmengsels 2016 Graszaadmengsels 3 TopDairyMix Smakelijk Maximaal melken uit vers gras TopDairyMix Melk4u Goede eerste snede is goud waard Dit verse gras (100% Engels raaigras) bevat veel eiwit en levert gezonde

Nadere informatie

systeem innovatie Grassoorten en -rassen bij uitgestelde maaidatum en lage en hoge grondwaterstand

systeem innovatie Grassoorten en -rassen bij uitgestelde maaidatum en lage en hoge grondwaterstand Onderzoeksprogramma Systeeminnovaties multifunctionele bedrijfssystemen Grassoorten en -rassen bij uitgestelde maaidatum en lage en hoge grondwaterstand systeem innovatie Intern Rapport 200506 (concept)

Nadere informatie

Voor meer informatie kunt u bij uw specialist van ForFarmers Hendrix terecht.

Voor meer informatie kunt u bij uw specialist van ForFarmers Hendrix terecht. Boeren met ambitie # $ De melkveehouderij staat met het eindigen van het quotumtijdperk voor een aantal belangrijke uitdagingen: Het realiseren van een hogere drogestofopbrengst van een hectare Meer melk

Nadere informatie

werkdocument -,p.- rljksdienst voor de ijsselmeerpolders rnlntsterle van verkeer en waterstaat ~eideperiode van de graskavels door Ing. P.J.

werkdocument -,p.- rljksdienst voor de ijsselmeerpolders rnlntsterle van verkeer en waterstaat ~eideperiode van de graskavels door Ing. P.J. -,p.- rnlntsterle van verkeer en waterstaat rljksdienst voor de ijsselmeerpolders werkdocument I ~eideperiode van de graskavels EZ 20 en E'Z :2 1 in 1982 door Ing. P.J. Huesmann mei, 1984-94 Abw postbus

Nadere informatie

2014 Graszaadmengsels

2014 Graszaadmengsels 2014 Graszaadmengsels 3 TopDairyMix Melk voorheen MegaSeeds Tetra Topmengsel voor maaien en beweiden TopDairyMix Melk is een standvastig topmengsel voor vlot omweiden en daarnaast ook zeer geschikt voor

Nadere informatie

het lekkerste gras van Nederland

het lekkerste gras van Nederland 2015 het lekkerste gras van Nederland groei door kennis Kwaliteit De Extra grasmengsels zijn uitgerust met een coating die zorgt voor een betere start van het graszaad. Alle mengsels zijn behandeld met

Nadere informatie

maïszaden CATALOGUS 2017 Maïszaden Graszaden Groenbemesters Eiwitgewassen en GLB

maïszaden CATALOGUS 2017 Maïszaden Graszaden Groenbemesters Eiwitgewassen en GLB maïszaden CATALOGUS 2017 Maïszaden Graszaden Eiwitgewassen en GLB COUNTRY grasmengsels graszaden Maaien 3 jaar zeer hoge opbrengst COUNTRY Silage 3 zware snedes mogelijk Maaien 5-7 jaar hoge eiwitopbrengst

Nadere informatie

Handboek snijmaïs. 1 Inleiding 1.1 Herkomst en introductie maïs... 7 1.2 Arealen... 7 1.3 Rasontwikkelingen... 8 1.4 Gebruiksvormen van maïs...

Handboek snijmaïs. 1 Inleiding 1.1 Herkomst en introductie maïs... 7 1.2 Arealen... 7 1.3 Rasontwikkelingen... 8 1.4 Gebruiksvormen van maïs... 1 Inleiding 1.1 Herkomst en introductie maïs... 7 1.2 Arealen... 7 1.3 Rasontwikkelingen... 8 1.4 Gebruiksvormen van maïs... 10 6 1 Inleiding Na gras is snijmaïs het belangrijkste gewas voor de melkveehouderij.

Nadere informatie

maïszaden CATALOGUS 2018 Maïszaden Graszaden Groenbemesters Eiwitgewassen en GLB

maïszaden CATALOGUS 2018 Maïszaden Graszaden Groenbemesters Eiwitgewassen en GLB maïszaden CATALOGUS 2018 Maïszaden Graszaden Groenbemesters Eiwitgewassen en GLB COUNTRY grasmengsels Maaien 3 jaar zeer hoge opbrengst COUNTRY Silage 3 zware snedes mogelijk Maaien 5-7 jaar hoge eiwitopbrengst

Nadere informatie

Graslandvernieuwing is investeren in hoogwaardig ruwvoer. Edward Ensing

Graslandvernieuwing is investeren in hoogwaardig ruwvoer. Edward Ensing Graslandvernieuwing is investeren in hoogwaardig ruwvoer Edward Ensing Graslandvernieuwing nodig? Nee, waarom graslandvernieuwing? Voer genoeg? Geen vooruitgang rassen? Gras is groen en groeit vanzelf?

Nadere informatie

TECHNISCH INTERREGIONALE WERKGROEP (TIW) VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN GRASSEN

TECHNISCH INTERREGIONALE WERKGROEP (TIW) VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN GRASSEN TECHNISCH INTERREGIONALE WERKGROEP (TIW) VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN CRITERIA CULTUUR- EN GEBRUIKSWAARDE VOOR HET ONDERZOEK VAN RASSEN MET HET OOG OP HUN

Nadere informatie

Paardengras versus koeiengras

Paardengras versus koeiengras Paardengras versus koeiengras Stichting De Paardenkamp Soest 6 december 2016 Mark Jan Vink Waarom dit onderwerp? Omdat in de dagelijkse praktijk blijkt dat veel paarden worden gehouden op koeiengras Dat

Nadere informatie

Mengselkeuzeschema Bermen en Dijken. Intensief Extensief Extensief beheer beheer beheer

Mengselkeuzeschema Bermen en Dijken. Intensief Extensief Extensief beheer beheer beheer GRASZADEN BERMEN EN DIJKEN Mengsel B 3 Low maintenance Bermen BTK 1100 D 1 D2 Engels raaigras - 10% 20% - 40% 10% Veldbeemd - 20% 40% 20% 25% 30% Rood zwenkgras 50% 30% 40% 60% 25% 60% Hardzwenkgras 45%

Nadere informatie

Graszaadmengsels 2017

Graszaadmengsels 2017 Graszaadmengsels 2017 TopDairyMix Melk Topmengsel voor maaien en beweiden Standvastig mengsel van middentijdse rassen Engels raaigras, zeer geschikt voor volop maaien. Samenstelling: % Opbrengst maaien

Nadere informatie

DairyGrass mengsels. Hoge grasopbrengst

DairyGrass mengsels. Hoge grasopbrengst DairyGrass mengsels Hoge grasopbrengst oktober 2016 Onderzoek Agrifirm Met de komst van de KringloopWijzer is een efficiënte benutting van voer en mineralen belangrijker dan ooit. Gedegen, wetenschappelijk

Nadere informatie

TECHNISCH INTERREGIONALE WERKGROEP (TIW) VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN RODE KLAVER

TECHNISCH INTERREGIONALE WERKGROEP (TIW) VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN RODE KLAVER TECHNISCH INTERREGIONALE WERKGROEP (TIW) VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN CRITERIA CULTUUR- EN GEBRUIKSWAARDE VOOR HET ONDERZOEK VAN RASSEN MET HET OOG OP HUN

Nadere informatie

OPTIMA Weidemengsels.

OPTIMA Weidemengsels. OPTIMA Weidemengsels Weidemengsel met de hoogste roestresistenties Het voordeel van Engels raaigras middentijds Barmultra II, beter is er niet www.neutkens.nl Rasnaam soort type bloeid. bloeid. dichtheid

Nadere informatie

DairyGrass mengsels. Hoge grasopbrengst

DairyGrass mengsels. Hoge grasopbrengst DairyGrass mengsels Hoge grasopbrengst oktober 2016 DairyGrass : de beste rassen in een mengsel De top van de CSAR-lijst van meerdere kwekers, gemengd in één zak. Dát is DairyGrass. Op basis van onderzoek

Nadere informatie

Reken af met duist in stappen

Reken af met duist in stappen Reken af met duist in stappen Zo blijft resistente duist beheersbaar Duist is een lastig onkruid in wintertarwe. Dat komt met name doordat het een directe concurrent is voor het gewas. Het ontneemt voedsel

Nadere informatie

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen Auteur Alex De Vliegher 16/04/2014 www.lcvvzw.be 2 / 7 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 3 Wanneer grasland vernieuwen in het najaar? Wanneer in het voorjaar?...

Nadere informatie

maïszaden CATALOGUS 2019 Maïszaden Graszaden Sorghum Groenbemesters

maïszaden CATALOGUS 2019 Maïszaden Graszaden Sorghum Groenbemesters maïszaden CATALOGUS 2019 Maïszaden Graszaden Sorghum Groenbemesters COUNTRY grasmengsels COUNTRY grasmengsels Maaien 3 jaar + zeer hoge opbrengst + zware snedes mogelijk Maaien 3 jaar + soortenrijk met

Nadere informatie

Nieuw assortiment SUPERSTAR graslandmengsels

Nieuw assortiment SUPERSTAR graslandmengsels 26 Nieuw assortiment SUPERSTAR graslandmengsels AVEVE introduceert dit najaar het nieuwe assortiment SUPERSTAR graslandmengsels. Met een compleet en sterk aanbod graslandmengsels, en ook een ruim aanbod

Nadere informatie

Maaien is Passé! Laag-blijvend gras met snelle vestiging!

Maaien is Passé! Laag-blijvend gras met snelle vestiging! Maaien is Passé! Laag-blijvend gras met snelle vestiging! Laag-blijvend gras met snelle vestiging zorgt voor 35 % minder maaien! Een groene grasmat in een park, plantsoen of berm is prachtig, maar het

Nadere informatie

GRASDUINEN IN HET GRAS

GRASDUINEN IN HET GRAS Ruraal Netwerk 25 april 2013 GRASDUINEN IN HET GRAS GEBRUIKSDOELSTELLINGEN VAN GRAS VOOR LANDBOUW Geert Rombouts Mathias Abts Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Voorlichting

Nadere informatie

Teelthandleiding. 1.3.schietergevoeligheid

Teelthandleiding. 1.3.schietergevoeligheid Teelthandleiding 1.3.Schietergevoeligheid... 1 2 1.3.Schietergevoeligheid versie: november 2018 Een suikerbiet is een tweejarige plant. In het eerste jaar verkeert zij in de vegetatieve fase en vormt reservevoedsel

Nadere informatie

IJZERSTERK. zelf herstellend Engels raaigras

IJZERSTERK. zelf herstellend Engels raaigras IJZERSTERK zelf herstellend Engels raaigras Revolutionaire technologie: zelf herstellend en hoogste bespelingstolerantie, ook bij korter maaien! RPR technology inside! RPR is een zelf herstellend Engels

Nadere informatie

IJZERSTERK zelf herstellend Engels raaigras

IJZERSTERK zelf herstellend Engels raaigras IJZERSTERK zelf herstellend Engels raaigras Groot in Gras IJZERSTERK zelf herstellend Engels raaigras Revolutionaire technologie: zelf herstellend en hoogste betredingstolerantie RPR is een zelf herstellend

Nadere informatie

Achtergrondinformatie

Achtergrondinformatie 1 Achtergrondinformatie Planten groeien niet willekeurig door elkaar. Afhankelijk van verschillende milieufactoren (grondsoort, waterstand, zon, schaduw, betreding, bemesting, enz.) kunnen we verschillende

Nadere informatie

Gras en klaver: soort en rassenkeuze met respect voor natuur en milieu

Gras en klaver: soort en rassenkeuze met respect voor natuur en milieu Gras en klaver: soort en rassenkeuze met respect voor natuur en milieu Joost Baert 24 september 2013 Vlaams ruraal netwetwerk: Grasduinen in het gras Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Eenheid

Nadere informatie

Rassenadvies Wintertarwe Noordwest-Nederland

Rassenadvies Wintertarwe Noordwest-Nederland Rassenadvies Wintertarwe Noordwest-Nederland 2019 groei door kennis Rassenkeuze Het juiste tarweras zaaien is de sleutel tot succes voor het waarmaken van een goede financiële opbrengst. Hieronder een

Nadere informatie

Interactie Moddus en Actirob

Interactie Moddus en Actirob Interactie Moddus en Actirob Effect op zaadopbrengst Engels raaigras 2011 Expertisecentrum graszaad en graszoden Proefboerderij Rusthoeve en DLV Plant p/a Noordlangeweg 42 4486PR Colijnsplaat C Sam de

Nadere informatie

TOP GREEN Openbaar groen mengsels. TOP GREEN Veldbloemenmengsels

TOP GREEN Openbaar groen mengsels. TOP GREEN Veldbloemenmengsels Sportveldmengsels Inzaai/doorzaai Inzaai Openbaar groen mengsels Parken/gazon Bermen Dijken Minimale rustperiode 5-6 weken 6 weken 6-7 weken 6-8 weken 8-10 weken 10 weken 10 weken Vestigingssnelheid Top

Nadere informatie

landbouw en natuurlijke omgeving 2010 landbouw-breed CSPE KB minitoets bij opdracht 17

landbouw en natuurlijke omgeving 2010 landbouw-breed CSPE KB minitoets bij opdracht 17 landbouw en natuurlijke omgeving 2010 landbouw-breed SPE KB minitoets bij opdracht 17 variant a Naam kandidaat Kandidaatnummer Meerkeuzevragen Omcirkel het goede antwoord (voorbeeld 1). Geef verbeteringen

Nadere informatie

Invloed van het organische-stof gehalte van de grond op de produktiviteit van grasland

Invloed van het organische-stof gehalte van de grond op de produktiviteit van grasland Invloed van het organischestof gehalte van de grond op de produktiviteit van grasland Ir. M. Hoogerkamp en G. Krist Proefstation voor de akker en weidebouw Inleiding In het kader van de algehele verbetering

Nadere informatie

soort- en cultivarkeuze van gras en klaver

soort- en cultivarkeuze van gras en klaver Optimale eiwitproductie met grasland voor rundvee: soort- en cultivarkeuze van gras en klaver Joost Baert Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Eenheid Plant www.ilvo.vlaanderen.be Beleidsdomein

Nadere informatie

Groenbemesters 2015-2016. Een vruchtbare investering

Groenbemesters 2015-2016. Een vruchtbare investering Groenbemesters 2015-2016 Een vruchtbare investering Beste akkerbouwer, Gezondheid, structuur en een goed bodemleven van de bodem verbeteren de opbrengst van teeltgewassen en hiermee ook uw bedrijfsresultaat.

Nadere informatie

Wintertarwe Zuid-Nederland

Wintertarwe Zuid-Nederland Rassenadvies Wintertarwe Zuid-Nederland 2013 Rasadvies Raseigenschappen Opbrengstgegevens Teeltmaatregelen groei door kennis Rassenkeuze Om een goede financiële opbrengst te realiseren is het goed om een

Nadere informatie

BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters

BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 29 nateelt groenbemesters Nederlands Limburg Onderdeel: Werkgroep 3 Document: Rapport Tijdstip: januari 21 Versie: 1 Status: definitief Opgesteld door: Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Topgrass weidemengsels

Topgrass weidemengsels Topgrass weidemengsels Weidemengsels 2015-2016 Engels raaigras - middentijds doorschietend Overzicht van de raseigenschappen (gemiddelde resultaten) Relatieve drogestofopbrengst Rasnaam doorschietdatum

Nadere informatie

Graszoden en Big Slabs

Graszoden en Big Slabs Graszoden en Big Slabs De periode van inzaai tot graszode neemt ongeveer anderhalf jaar in beslag. Dan is de zode sterk genoeg om geoogst te worden.. Welke periode van het jaar is de beste zaaitijd? Gedurende

Nadere informatie

Commissie Samenstelling Aanbevelende Rassenlijst (CSAR) en Raad voor plantenrassen (Rvp) maart 2016

Commissie Samenstelling Aanbevelende Rassenlijst (CSAR) en Raad voor plantenrassen (Rvp) maart 2016 Protocol voor het Cultuur- en Gebruikswaarde Onderzoek van Voedergrassen en Witte klaver Onder beweiding en maaien 2016 Commissie Samenstelling Aanbevelende Rassenlijst (CSAR) en Raad voor plantenrassen

Nadere informatie

Onkruidbestrijding in weiland. in nazomer en herfst

Onkruidbestrijding in weiland. in nazomer en herfst Onkruidbestrijding in weiland in nazomer en herfst Inhoud Veel en goed ruwvoer Pag. 3 Pag. 10 Pag. 14 Pag. 15 Veel en goed ruwvoer Onkruidbestrijding in nazomer en najaar Middelen voor onkruidbestrijding

Nadere informatie

het lekkerste gras van Nederland

het lekkerste gras van Nederland het lekkerste gras van Nederland groei door kennis Engels raaigras Middentijds doorschietend Overzicht van de raseigenschappen doorschietdatum standvastigheid wintervastheid resistentie kroonroest eerste

Nadere informatie

1 Gras Bouw en leefwijze van planten Indeling van de grassen Mengselkeuze Kwaliteit van de graszode 17 1.

1 Gras Bouw en leefwijze van planten Indeling van de grassen Mengselkeuze Kwaliteit van de graszode 17 1. Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Gras 9 1.1 Bouw en leefwijze van planten 9 1.2 Indeling van de grassen 12 1.3 Mengselkeuze 14 1.4 Kwaliteit van de graszode 17 1.5 Afsluiting 18 2 Verbetering van grasland

Nadere informatie

2018

2018 2018 www.tenhaveseeds.nl VEETEELT FIELD STAR BG 3 FIELD STAR BG 4 Ten Have Seeds heeft een breed assortiment weidemengsels voor maaien en beweiden. Naast de vier BG mengsels bevat het Field Star assortiment

Nadere informatie

Biologische voedergewassen Teelt en voederwaarde van biologische voedergewassen

Biologische voedergewassen Teelt en voederwaarde van biologische voedergewassen Biologische voedergewassen Teelt en voederwaarde van biologische voedergewassen Sterke, voedingsrijke voedergewassen Regionaal voer is een belangrijke pijler in de biologische veehouderij. Als veehouder

Nadere informatie

Rassenadvies Wintertarwe Zuid-Nederland

Rassenadvies Wintertarwe Zuid-Nederland Rassenadvies Wintertarwe Zuid-Nederland 2015 groei door kennis Rassenkeuze Het juiste tarweras zaaien is een sleutelfactor voor het realiseren van een goede financiële opbrengst. Hieronder een aantal aandachtspunten

Nadere informatie

Waarde van kruidenrijk gras en inpassing in de bedrijfsvoering

Waarde van kruidenrijk gras en inpassing in de bedrijfsvoering Waarde van kruidenrijk gras en inpassing in de bedrijfsvoering Hein Korevaar Slotbijeenkomst Praktijknetwerk Natuurlijk kruidenrijk gras voor de veehouderij; Wageningen 12 maart 2014 Inhoud van presentatie

Nadere informatie

TECHNISCH INTERREGIONALE WERKGROEP VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN VOEDERBIET

TECHNISCH INTERREGIONALE WERKGROEP VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN VOEDERBIET TECHNISCH INTERREGIONALE WERKGROEP VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN CRITERIA VOOR HET ONDERZOEK VAN DE RASSEN MET HET OOG OP HUN TOELATING TOT DE CATALOGUS VOEDERBIET

Nadere informatie

Rassenadvies Wintertarwe Midden-Nederland

Rassenadvies Wintertarwe Midden-Nederland Rassenadvies Wintertarwe Midden-Nederland 2015 groei door kennis Rassenkeuze Het juiste tarweras zaaien is een sleutelfactor voor het realiseren van een goede financiële opbrengst. Hieronder een aantal

Nadere informatie

TOPGRASS Weidemengsels

TOPGRASS Weidemengsels TOPGRASS Weidemengsels 2017-2018 Engels raaigras - middentijds doorschietend Overzicht van de raseigenschappen (gemiddelde resultaten) Relatieve drogestofopbrengst Rasnaam doorschietdatum Standvastigheid

Nadere informatie

RUWVOER 2010 RASSEN VERLA-SEEDS: BASIS IN UW RANTSOEN! LAGERE VOERKOSTEN DOOR BETER RUWVOER! MAÏS GRAS ACTIE

RUWVOER 2010 RASSEN VERLA-SEEDS: BASIS IN UW RANTSOEN! LAGERE VOERKOSTEN DOOR BETER RUWVOER! MAÏS GRAS ACTIE RUWVER 2010 RAEN VERLA-EED: BAI IN UW RANTEN! LAGERE VERKTEN DR BETER RUWVER! MAÏ GRA ACTIE Kiezen voor Verla-eeds is kiezen voor zekerheid! KNIVEN vroeg in massa en korrel Zeer vroege korrel- en silomaïs

Nadere informatie

PROTOCOL CULTUUR- EN GEBRUIKSWAARDE- ONDERZOEK VAN ZOMERTARWERASSEN

PROTOCOL CULTUUR- EN GEBRUIKSWAARDE- ONDERZOEK VAN ZOMERTARWERASSEN PROTOCOL CULTUUR- EN GEBRUIKSWAARDE- ONDERZOEK VAN ZOMERTARWERASSEN 205 Raad voor plantenrassen (Rvp) en Commissie Samenstelling Aanbevelende Rassenlijst (CSAR) Maart 205 Inhoudsopgave. Inleiding... 3

Nadere informatie

Proefresultaten zoete aardappel 2016

Proefresultaten zoete aardappel 2016 Proefresultaten zoete aardappel 2016 Zoete aardappel, een veelbelovend gewas In het najaar van 2016 werden in Proefcentrum Herent de eerste zoete aardappelen geoogst. Ondanks zijn naam is de zoete aardappel

Nadere informatie

Rassengids

Rassengids Rassengids 2016-2017 Wintertarwe Benchmark Nieuw Benchmark is een nieuw ras dat in september 2015 is opgenomen op de Nederlandse Aanbevelende Rassenlijst. Benchmark is de nieuwe standaard in opbrengst.

Nadere informatie

Rassenadvies Wintertarwe Midden-Nederland

Rassenadvies Wintertarwe Midden-Nederland Rassenadvies Wintertarwe Midden-Nederland 2018 groei door kennis Rassenkeuze Het juiste tarweras zaaien is de sleutel tot succes voor het waarmaken van een goede financiële opbrengst. Hieronder een aantal

Nadere informatie

Herkauwers & Akkerbouw

Herkauwers & Akkerbouw Herkauwers & Akkerbouw -project Teelttechniek van kruiden in grasland Annelies Beeckman (Inagro), Luk Sobry (Wim Govaerts & co.) Project: Teelttechniek kruiden voor gezond vee Doelstelling: Teelttechniek

Nadere informatie

Zweten tijdens droogte? Past het landbouwgewas zich aan?

Zweten tijdens droogte? Past het landbouwgewas zich aan? Zweten tijdens droogte? Past het landbouwgewas zich aan? TOM DE SWAEF & JONAS APER Studiedag Landbouw en Klimaat 17 april 2018, Melle Overzicht Droogte: definitie en gevolgen Aanpassen aan droogte: alternatieve

Nadere informatie

Handboek snijmaïs. 1 Inleiding 1.1 Herkomst en introductie maïs... 7 1.2 Arealen... 7 1.3 Rasontwikkelingen... 8 1.4 Gebruiksvormen van maïs...

Handboek snijmaïs. 1 Inleiding 1.1 Herkomst en introductie maïs... 7 1.2 Arealen... 7 1.3 Rasontwikkelingen... 8 1.4 Gebruiksvormen van maïs... 1 Inleiding 1.1 Herkomst en introductie maïs... 7 1.2 Arealen... 7 1.3 Rasontwikkelingen... 8 1.4 Gebruiksvormen van maïs... 10 6 1 Inleiding Na gras is snijmaïs het belangrijkste gewas voor de melkveehouderij.

Nadere informatie

Eiwitgewassen. Voordelen luzerne. Nadelen luzerne 1/14/2016. Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja. Eiwitrijke gewassen

Eiwitgewassen. Voordelen luzerne. Nadelen luzerne 1/14/2016. Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja. Eiwitrijke gewassen Eiwitgewassen Eiwitrijke gewassen Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja Voordelen luzerne Nadelen luzerne Positief effect op bodemstructuur Droogteresistent door diepe beworteling Nalevering N: 60

Nadere informatie

Slide 1. Hybride rassen. Voor- en nadelen. Clemens van de Wiel, Jan Schaart & Bert Lotz

Slide 1. Hybride rassen. Voor- en nadelen. Clemens van de Wiel, Jan Schaart & Bert Lotz Slide 1 Hybride rassen Voor- en nadelen Clemens van de Wiel, Jan Schaart & Bert Lotz Slide 2 Hybride rassen Hybride (F1) rassen standaard in tal van gewassen Akkerbouw: maïs, suikerbiet, koolzaad Groenten:

Nadere informatie

Weidemengsels. Informatie en productenoverzicht

Weidemengsels. Informatie en productenoverzicht Weidemengsels 2014 Informatie en productenoverzicht Voor elk gebruiksdoel het juiste mengsel Weidemengsels 2 3 De huidige trend in graslandgebruik is meer maaien en minder beweiden. Dit vraagt om een andere

Nadere informatie

' I 6300 HERZIEN VEGETATIEBEHEER VOOR DE KAVELS U 81 EN U 82 IN HET NATUURTERREIN "DE WILDWALLEN" door. J. Hoogesteger H.J. Drost

' I 6300 HERZIEN VEGETATIEBEHEER VOOR DE KAVELS U 81 EN U 82 IN HET NATUURTERREIN DE WILDWALLEN door. J. Hoogesteger H.J. Drost BIBLIOTHEEK RIJKSDII:rJ:jT VOOR oe IJSSECM~~~POLD RS W E R K D O C U M E N T HERZIEN VEGETATIEBEHEER VOOR DE KAVELS U 81 EN U 82 IN HET NATUURTERREIN "DE WILDWALLEN" door J. Hoogesteger H.J. Drost 1980-326

Nadere informatie

Zwaartevan degronden stikstofbehoefte van suikerbieten

Zwaartevan degronden stikstofbehoefte van suikerbieten ^v^tffâv^^^ IR ',-A- GROOTENHUIS Zwaartevan degronden stikstofbehoefte van suikerbieten ^ it. c/ 3 r ' * * ' ^ " / ; ^3 %* 3 Uit onderzoekingen, verricht door Den Bakker en Ferrari in 1958 en 1959, bleek

Nadere informatie

Onderzoek naar effect van zaad primen en vroeg zaaien op opbrengst cichorei; verslag 2006 en eindverslag. Ir. L. van den Brink

Onderzoek naar effect van zaad primen en vroeg zaaien op opbrengst cichorei; verslag 2006 en eindverslag. Ir. L. van den Brink Onderzoek naar effect van zaad primen en vroeg zaaien op opbrengst cichorei; verslag 2006 en eindverslag Ir. L. van den Brink Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business-unit Akkerbouw, Groene Ruimte

Nadere informatie

het lekkerste gras van Nederland

het lekkerste gras van Nederland het lekkerste gras van Nederland groei door kennis Engels raaigras - Middentijds doorschietend Overzicht van de raseigenschappen doorschietdatum standvastigheid wintervastheid resistentie kroonroest eerste

Nadere informatie

MAISTEELT 2019: DE SUCCESFACTOREN!

MAISTEELT 2019: DE SUCCESFACTOREN! MAISTEELT 2019: DE SUCCESFACTOREN! In deze editie aandacht voor: Vernietigen en verkleinen vanggewas ph Organische stof: compost Kali bemesting Onderzaai Raskeuze Organisatie maisteelt Een plant groeit

Nadere informatie

Rassengids

Rassengids Rassengids 2017-2018 Wintertarwe Benchmark Nieuw Benchmark is een nieuw ras dat in september 2015 is opgenomen op de Nederlandse Aanbevelende Rassenlijst. Benchmark is de nieuwe standaard in opbrengst.

Nadere informatie

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia Vervolgonderzoek in 2005 P.J. van Leeuwen, A.Th.J. Koster en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bloembollen maart 2006 PPO

Nadere informatie

BELGISCHE BESCHRIJVENDE EN AANBEVELENDE RASSENLIJST VOOR INDUSTRIËLE CICHOREI

BELGISCHE BESCHRIJVENDE EN AANBEVELENDE RASSENLIJST VOOR INDUSTRIËLE CICHOREI INSTITUUT VOOR LANDBOUW EN VISSERIJONDERZOEK BELGISCHE BESCHRIJVENDE EN AANBEVELENDE RASSENLIJST VOOR INDUSTRIËLE CICHOREI Mededeling ILVO nr 152 2014 Onderzoek en samenstelling: J. PANNECOUCQUE, G. JACQUEMIN,

Nadere informatie

Bemesting en uitbating gras(klaver)

Bemesting en uitbating gras(klaver) Bemesting en uitbating gras(klaver) Alex De Vliegher ILVO-Plant T&O Melle, 10 november 2011 Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Eenheid Plant www.ilvo.vlaanderen.be Beleidsdomein Landbouw en

Nadere informatie

Rassenadvies. Wintertarwe Zuid-Nederland

Rassenadvies. Wintertarwe Zuid-Nederland Rassenadvies Wintertarwe Zuid-Nederland 2019 Rassenkeuze Het juiste tarweras zaaien is de sleutel tot succes voor het waarmaken van een goede financiële opbrengst. Hieronder een aantal aandachtspunten

Nadere informatie

Hoe veredel je voor duurzame resistentie in aardappel en de rol van moleculaire merkers?

Hoe veredel je voor duurzame resistentie in aardappel en de rol van moleculaire merkers? Hoe veredel je voor duurzame resistentie in aardappel en de rol van moleculaire merkers? Edith Lammerts van Bueren Louis Bolk Instituut, Wageningen University DNA labs, 8 maart 2013 De schrik van elke

Nadere informatie

Groeiregulatie in Engels raaigras

Groeiregulatie in Engels raaigras Groeiregulatie in Engels raaigras Effect Moddus, Robbester, MCPA en stikstof op zaadopbrengst in 2013 In opdracht van en gefinancierd door Productschap Akkerbouw en Werkgroep graszaden en graszoden Postbus

Nadere informatie

Energieteelten als bron van biomassa voor bio-energie productie

Energieteelten als bron van biomassa voor bio-energie productie Energieteelten als bron van biomassa voor bio-energie productie 1. Inleiding De vraag naar energie zal op lange termijn blijven stijgen door een steeds groeiende wereldbevolking, maar de olie- en gasreserves

Nadere informatie

3 GRASSEN VOOR GROENVOEDERDOELEINDEN

3 GRASSEN VOOR GROENVOEDERDOELEINDEN 9 Voedergewassen Grassen 3 GRASSEN VOOR GROENVOEDERDOELEINDEN 3.1 ALGEMEEN De kleine helft van de totale oppervlakte cultuurgrond in België bestaat uit grasland (585.315 ha). Alleen grasland met een goede

Nadere informatie

Vanggewas na maïs. Verplichting Aandachtspunten. VAB Maarsbergen, 4 april Bert Knegtering

Vanggewas na maïs. Verplichting Aandachtspunten. VAB Maarsbergen, 4 april Bert Knegtering Vanggewas na maïs Verplichting 2019 Aandachtspunten VAB Maarsbergen, 4 april 2019 Bert Knegtering Vanggewas na maïs Vanaf 2019 is er een verschil in de inzaaidatum voor vanggewassen die direct na de oogst

Nadere informatie

graszaadmengsels voor professionals

graszaadmengsels voor professionals graszaadmengsels voor professionals 2013 graszaadmengsels voor professionals INHOUD Masterline 2 ONZE MENSEN, UW ADVISEUR TER PLAATSE 3 MASTERLINE MENGSELS 5-9 Technologische ontwikkelingen 11-13 mengselkeuze

Nadere informatie

Resultaten botanische samenstelling. Gerjan Hilhorst KTC De Marke Hengelo

Resultaten botanische samenstelling. Gerjan Hilhorst KTC De Marke Hengelo Resultaten botanische samenstelling Gerjan Hilhorst KTC De Marke Hengelo Resultaten Botanische samenstelling zode Wat is er gedaan? November 2014 op 18 bedrijven de botanische samenstelling beoordeelt

Nadere informatie

VELDSLA ONDER GLAS Rassenonderzoek

VELDSLA ONDER GLAS Rassenonderzoek VELDSLA ONDER GLAS 216 - senonderzoek Winterteelt 216-217 4 e gamma TOAGLA16VSL_RA3 Onderzoek financieel gesteund door de Vlaamse overheid, Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling

Nadere informatie

BELGISCHE BESCHRIJVENDE EN AANBEVELENDE RASSENLIJST VOOR INDUSTRIËLE CICHOREI

BELGISCHE BESCHRIJVENDE EN AANBEVELENDE RASSENLIJST VOOR INDUSTRIËLE CICHOREI INSTITUUT VOOR LANDBOUW EN VISSERIJONDERZOEK BELGISCHE BESCHRIJVENDE EN AANBEVELENDE RASSENLIJST VOOR INDUSTRIËLE CICHOREI 2012 Mededeling ILVO nr 110 Onderzoek en samenstelling: J. PANNECOUCQUE, G. JACQUEMIN,

Nadere informatie