UVR 16x2. Vrijprogrammeerbare universele regeling. Programmering Deel 2: Functies. Version V1.07

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "UVR 16x2. Vrijprogrammeerbare universele regeling. Programmering Deel 2: Functies. Version V1.07"

Transcriptie

1 UVR 16x2 Version V1.07 Vrijprogrammeerbare universele regeling Programmering Deel 2: Functies nl

2

3 Inhoudsopgave Algemene informatie... 5 Principeschema van een functiemodule... 5 Keuze van een functie... 5 Nieuwe functie aanmaken... 6 Submenu fid (omschrijving)... 7 Functie wissen... 7 Ingangsvariabelen... 8 Systeemwaardes Parameters Hysteresen Functiegroottes (eenheden) Uitgangsvariabelen Afsluiten van de parametrering Verbindingen Functiestatus Analoge functie Warmtevraag CV Koudevraag Warmtevraag warmwater Bereikfunctie Beschaduwingsfunctie Ruimteregeling Energiemeter Gradiëntherkenning Cv-groepregeling Jalouziesturing Kalender Cascade Kenlijn-functie Controlefunctie Koelgroepregeling Laadpomp Legionella-functie Logische functie Rekenfunctie Melding

4 Mengregeling PID-regeling Profielfunctie Sample & Hold Schakelklok Verschalingsfunctie Solarkoeling Solarregeling Solarstart / Drainback Solarvoorrang Start-Stop Synchronisatie Timerfunctie Vergelijkingsfunctie Warmtemeting Onderhoudsfunctie Wintertuinfunctie Teller Circulatie

5 Algemene informatie Principeschema van een functiemodule Algemene informatie In de regelaar zijn 40 verschillende functies opgenomen. Aan iedere functie worden ingangsvariabelen toegewezen. Via de ingangsvariabelen van de functie ontvangt de module alle voor het interne proces benodigde gegevens. Iedere functie kan via de Vrijgave geactiveerd of gedeactiveerd worden. In de functie worden met behulp van de gegevens en parameterinstellingen de beslissingen en gewenste waardes berekend en als uitgangsvariabelen ter beschikking gesteld. Een functie kan in het totale systeem daarom alleen dan opgaven uitvoeren, als deze met zijn in- en uitgangsvariabelen met andere delen van het systeem (ingangen, uitgangen, andere functies, netwerk) is verbonden. Keuze van een functie 5

6 Algemene informatie Na de keuze in het hoofdmenu worden de reeds geprogrammeerde functies met hun omschrijving weergegeven. Voorbeeld van reeds geprogrammeerde functies: Nieuwe functie aanmaken Door de keuze van Nieuwe functie volgt de keuzemogelijkheid van het gewenste functietype. Er kunnen 40 verschillende functies uitgekozen en tot maximaal 128 functies aangemaakt worden. Functies kunnen ook meervoudig gebruikt worden. 6

7 Submenu fid (omschrijving) Submenu fid (omschrijving) In dit submenu volgt de opgave van de functieomschrijving en er kan een reeds aangemaakte functie worden gewist. Voorbeeld: Analoge functie Opgave van de functieomschrijving door de keuze voorgegeven omschrijvingen uit een algemene betekenisgroep of gebruikersgedefinieerde omschrijvingen. Daarnaast kan aan iedere omschrijving een getal 1 16 worden toegewezen. Functie wissen Hier bestaat de mogelijkheid, de functie te wissen (laatste menupunt). Het wissen van de functie gebeurt pas na de bevestiging van een controlevraag. Deze vraag wordt ofwel met het aantippen van (= Ja) of met (= Nee) beantwoord. 7

8 Ingangsvariabelen Ingangsvariabelen Ingangsvariabelen zijn de verbindingen met de sensoren, uitgangsvariabelen van andere functiemodules of andere bronnen. Door de keuze van het symbool worden alle ingangsvariabelen van de functie weergegeven. Door de keuze van een ingangsvariabele worden alle bronnen voor instelling weergegeven. Gebruiker Ingangen Uitgangen Functies Systeemwaardes DL-Bus CAN-Bus analoog CAN-Bus digitaal Vaste waarde Na de selectie van de bron wordt de verdere keuze binnen de gewenste bron mogelijk. Belangrijk: Bij iedere ingangsvariabele dient het op type van het ingangssignaal te worden gelet: analoog (getalswaarde) of digitaal (UIT/AAN). In de beschrijving van de functiemodule wordt bij iedere ingangsvariabele het type van het signaal aangegeven. Digitale ingangssignalen (AAN/UIT) kunnen normaal of invers worden overgenomen. Iedere functiemodule beschikt over de ingangsvariabele Vrijgave, welke een activering van de gehele functie vormt. Daardoor wordt een eenvoudige blokkade cq. vrijgave van de gehele module door een digitaal signaal (AAN/UIT) bereikt. Bepaalde ingangsvariabelen zijn voor het functioneren van de module beslist benodigd en kunnen niet op ongebruikt gezet worden. Deze worden in het display weergegeven met een donkere achtergrond in de omschrijving van de functies. Andere kunnen optioneel worden gebruikt. Voorbeeld: Weergave in de handleiding: 8

9 Ingangsvariabelen Worden optionele sensoren niet gebruikt, dan worden de betreffende instelwaardes met een andere kleur weergegeven en kunnen ook niet worden geparametreerd. Voorbeeld: Solarregeling Na de keuze van de bron wordt vastgelegd, welke informatie de bron aan de functie overgeeft. Voorbeeld: CAN-Bus analoog Meetwaarde - de door de sensor gemeten waarde RAS modus - afhankelijk van de schakelaarpositie op de ruimtesensor (RAS, RASPT, RAS- PLUS, RAS-F) worden de volgende analoge waardes uitgegeven: Automatisch 0 Normaal 1 Verlaagd 2 Standby 3 Sensorfout digitale waarde, AAN, indien sensorfout optreedt Netwerkfout digitale waarde, AAN indien time-out actief (= fout) Bij verbinding met een functie, worden de uitgangsvariabelen ter keuze weergegeven. Met de pijl komt men in het laatst bezochte menu terug. Voorbeeld: Vrijgave 9

10 Ingangsvariabelen / Systeemwaardes Systeemwaardes De volgende Systeemwaardes kunnen voor functie-ingangsvariabelen en CAN- en DL-uitgangen als bron worden gekozen: Algemeen Tijd Datum Zon Systeemwaardes Algemeen Deze systeemwaardes kunnen - bij een betreffende programmering in een bewaking van het regelsysteem te voorzien. Regelaarstart Sensorfout ingang Sensorfout CAN Sensorfout DL Netwerkfout CAN Netwerkfout DL Regelaarstart genereert 40 seconden na het inschakelen van het apparaat cq. een reset een 20 seconden lange impuls en dient als bewaking van starts van de regelaar (bv. na stroomuitval) in de datalogging. Hiervoor dient de intervaltijd in de datalogging op 10 seconden ingesteld te zijn. Sensorfout en netwerkfout zijn globale digitale waardes (Nee/Ja) zonder betrekking op de foutstatus van een bepaalde sensor cq. netwerkingang. Heeft een van de sensoren of netwerkingangen een fout, dan wijzigt de betreffende groepsstatus van Nee naar Ja Systeemwaardes Tijd Seconde (van de lopende kloktijd) Minuut (der lopende kloktijd) Uur (der lopende kloktijd) Seconden-impuls Minuten-impuls Uur-impuls Zomertijd (digitale waarde UIT/AAN) Tijd (hh:mm) Systeemwaardes Datum Dag Maand Jaar (zonder eeuwwaarde) Weekdag (beginnend met maandag) Kalenderweek Dag van het jaar Dagimpuls Maandimpuls Jaarimpuls Weekimpuls De impuls -waardes genereren een impuls per tijdseenheid. 10

11 Ingangsvariabelen / Systeemwaardes Systeemwaardes Zon Zonsopgang (kloktijd) Zonsondergang (kloktijd) Minuten tot zonsopgang (op dezelfde dag, loopt niet over middernacht) Minuten sinds zonsopgang Minuten tot zonsondergang Minuten sinds zonsondergang (op dezelfde dag, loopt niet over middernacht) Zonnehoogte (zie Beschaduwingsfunctie) Zonnerichting (zie Beschaduwingsfunctie) Zonnehoogte > 0 (digitale waarde AAN/UIT) 11

12 Parameters Parameters De parameters zijn waardes en instellingen, die alleen door de ingelogde gebruiker bepaald worden. Het zijn instelwaardes, welke het de eindgebruiker mogelijk maken, de regelaar aan zijn systeemeigenschappen aan te passen. Dit menu kan, afhankelijk van de functie, ook in verdere submenu s opgedeeld zijn. Hysteresen Veel parameters hebben instelbare in- en uitschakeldifferenties, welke met een schakelhysterese werken. Voorbeeld: Gewenste temperatuur van de functie Warmtevraag cv De warmtevraag start bij T.inschak.GEW + Diff.aan (= 61 C), de uitschakeling bij T.inschak.GEW + Diff.uit (= 69 C). De waardes Diff.aan en Diff.uit kunnen ook negatieve waarde zijn, maar worden in ieder geval bij de gewenste temperatuur opgeteld. Voorbeeld voor een negatieve Diff-waarde: De warmtevraag start hier bij T.inschak.GEW + Diff.aan (= 51 C), de uitschakeling bij T.inschak.GEW + Diff.uit (= 60 C). 12

13 Parameter Schematische weergave van de aan- en uitschakeldifferenties aan de hand van MAXen MIN-drempelwaardes Functiegroottes (eenheden) In veel functies kan uit een veelvoud van functiegroottes worden gekozen. Deze functiegroottes hebben eenheden met verschillend aantal kommaposities. In alle functieberekeningen (uitzondering; Kenlijn-functie) worden de eenheden telkens op de kleinste eenheid omgerekend (l/min op l/h, min, uur en dagen op sec, MWh op kwh, m/s op km/h, m en km op mm, mm/h en mm/min op mm/dag, m³/h en m³/min op m³/dag) Tabel van alle functiegroottes Functiegrootte Kommaposities Functiegrootte Kommaposities dimensieloos 0 Debiet (alle) 0 dimensieloos (,1) 1 Vermogen [kw] 2 Rendement 2 Energie kwh 1 dimensieloos (,5) 5 Energie MWh 0 Temperatuur C 1 Spanning [V] 2 Globale [W/m²] straling 0 Stroomsterkte [ma] 1 Procent 1 Weerstand [k ] 2 Absolute vochtigheid [g/m³] 1 Aantal impulsen 0 Druk [bar] 2 Snelheid (alle) 0 Seconden 0 Euro 2 Minuten 0 Dollar 2 Uren 0 Graden (hoek) 1 Dagen 0 Liter 0 Kubieke meter 0 Voorbeeld: Wordt een waarde 100,0% (functiegrootte procent) in een functie als dimensieloos overgenomen, dan heeft de waarde de dimensieloze grootte

14 Uitgangsvariabelen Uitgangsvariabelen Uitgangsvariabelen geven de uitkomst van de functiemodule weer. Ze kunnen direct voor het schakelen van een hardwarematige uitgang gebruikt worden, zijn de ingangsvariabelen van een verdere module of zijn met CAN- of DL-Bus-uitgangen verbonden. Een uitgangsvariabele kan ook meervoudig met uitgangen, functie-ingangsvariabelen, CAN- of DL-Bus-uitgangen verbonden worden. Het aantal uitgangsvariabelen is afhankelijk van de functie zeer verschillend. Voorbeeld: In de functie Vergelijk zijn er slechts 3, in de functie Cv-groep 23 uitgangsvariabelen. Bepaalde uitgangsvariabelen kunnen niet met uitgangen verbonden worden, deze zijn qua kleur anders weergegeven. Voorbeeld: Cv-groep Regelaar Weergave in de handleiding Verbindingen niet met uitgangen mogelijk Verbindingen ook met uitgangen mogelijk Belangrijk: Bij iedere uitgangsvariabele moet bij een verdere verbinding het type van de variabelewaarde in acht worden genomen: analoog (getalswaarde) of digitaal (UIT/AAN). 14

15 Afsluiten van de parametrering Afsluiten van de parametrering Voor de teruggang uit een submenu naar het menu ingangsvariabele of parameters wordt de pijl aangetipt. Voor het afsluiten van de invoer en instellingen moet het haakjessymbool worden gekozen om deze ook op te slaan. Wordt het X-symbool gekozen, worden zojuist uitgevoerde instellingen verworpen cq. de functie wordt niet aangemaakt. 15

16 Verbindingen Verbindingen Hier worden verbindingen met andere functies en CAN-uitgangen weergegeven. Voorbeeld: Functie Solar 1 Functies: Een uitgangsvariabele van Solar 1 is met een ingangsvariabele van de functie PID- Regeling verbonden. Gekoppelde functie: In de functie Solarvoorrang is Solar 1 als gekoppelde functie geprogrammeerd. CAN-digitale uitgang: Een uitgangsvariabele van Solar 1 is met de CAN-digitale uitgang 1 verbonden. Door het aantippen van een opgevoerde functie of van een CAN-uitgang kan naar het menu van dit element worden genavigeerd. 16

17 Functiestatus Functiestatus Door keuze van het plusteken van een reeds aangemaakte functie wordt de functiestatus weergegeven. De weergegeven waardes zijn identiek met de uitgangsvariabelen van de functie. Voorbeeld: Solarfunctie Bij veel functies kan vanuit de functiestatus de functie gestart en tellerstanden gewist worden. Voorbeelden: Warmtevraag warmwater, eenmalig laden starten Warmtemeting, teller wissen Wordt bij geopende functiestatus het minteken gekozen, klapt de weergave weer dicht. 17

18 Analoge functie Analoge functie Basisschema Minimum, Maximum, Gemiddelde waarde, Som, Filter, Multiplexer Functiebeschrijving De analoge functie bepaalt de hoogste of kleinste waarde van de ingangsvariabelen volgens het basisschema. Een Multiplexer kiest uit de ingangsvariabelen een waarde uit en geeft de waarde als uitgangsvariabele uit. Een Demultiplexer geeft de ingangswaarde op een uitgekozen uitgangswaarde uit. Daarnaast stelt de functie ook eenvoudige rekenopgaves ter beschikking (Gemiddelde waarde, Som en Filter). Ingangsvariabelen Vrijgave Uitkomst (vrijgave = uit) Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Analoge waarde voor de uitkomst, indien de vrijgave UIT is Keuze Multiplexer Analoge dimensieloze waarde voor de keuze van de ingangsvariabelen (Multiplexer) of uitgangsvariabelen (Demultiplexer) Ingangsvariabele 1 (maximaal) 10 Analoge waardes voor de berekening volgens de modus. Het aantal ingangsvariabelen wordt in het parametermenu vastgelegd of door de modus opgegeven. Wordt de analoge functie geblokkeerd (Vrijgave = uit), geeft deze een waarde uit, welke ofwel door de gebruiker door Uitkomst (vrijgave = uit) vastgelegd wordt of van een eigen bron afstamt. Hiermee is via de vrijgave de omschakeling tussen analoge waardes mogelijk. Met bron Gebruiker op een ingangsvariabele kan een instelbare getalswaarde vastgelegd worden. Er kunnen op de ingangen ook digitale signalen verwerkt worden: is de toestand UIT wordt voor de berekening nul als waarde van deze ingangsvariabelen gebruikt, is de toestand AAN wordt de ingestelde offsetwaarde uit het parametermenu genomen. 18

19 Parameters Minimum, Maximum, Gemiddelde waarde, Som en Filter Modus Keuze: minimum, maximum, Gem. waarde, Som en Filter (verklaring zie onder) Analoge functie Functiegrootte Aantal ingangen (wordt in modus Filter niet weergegeven) Filtertijd (wordt alleen in modus Filter weergegeven ) Offset uitkomst (vrijgave = UIT) Er staat een veelvoud aan functiegroottes ter beschikking, welke met eenheid en kommaposities overgenomen worden. Opgave van het aantal ingangsvariabelen (maximaal 10) Opgave van de gemiddelde waardetijd voor de bepaling van de tijdsafhankelijke gemiddelde waarde uit de ingangsvariabelen. Optionele opgave van een offsetwaarde voor de uitkomst bij Vrijgave = UIT Offset 1 (maximaal) 10 Optionele opgave van offsetwaardes voor de betreffende ingangsvariabelen Variabele (vrijgave = uit) Waarde 1 (max). 10 Weergave van de ingangsvariabelen (Vrijgave = uit) + offsetwaarde Weergave van de ingangsvariabelen + offsetwaarde De functie genereert via de modus uit de ingangsvariabelen (+ offsetwaardes) de volgende uitkomst als uitgangsvariabele: o Minimum: Uitgave van de kleinste waarde van de ingangsvariabelen. o Maximum: Uitgave van de grootste waarde van de ingangsvariabelen. o Gem. waarde: De uitgangsvariabele is de mathematische gemiddelde waarde (doorsnee) van alle ingangsvariabelen. Zo kan uit meerdere meetwaardes een doorsnede worden berekend. o Som: De uitgangsvariabele wordt volgens de onderstaande formule uit de som van de ingangsvariabelen E(1-10) opgebouwd: Som = E1 - E2 + E3 - E4 + E5 - E6 + E7 E8 + E9 E10. Er wordt dus afwisselend afgetrokken en opgeteld. Voorbeeld: Uit de twee getallen E1 + E3 ontstaat een eenvoudige optelling, indien de ingangsvariabele E2 op Gebruiker is ingesteld en voor E2 nul wordt opgegeven. o Filter: De uitgangsvariabele is de tijdsafhankelijke gemiddelde waarde van de ingangsvariabelen. De gemiddelde waardetijd is instelbaar. Uitgangsvariabelen minimum, maximum, Gemiddelde waarde, Som en Filter Uitkomst Uitgave van de uitkomst van de berekening, optioneel keuze van een analoge uitgang 19

20 Analoge functie Parameter Multiplexer Modus Multiplexer Functiegrootte Er staat een veelvoud aan functiegroottes ter beschikking, welke met eenheid en kommaposities overgenomen worden. Aantal ingangen Opgave van het aantal ingangsvariabelen (maximaal 10) Offset uitkomst (vrijgave = UIT) Offset keuze multiplexer Optionele opgave van een offsetwaarde voor de uitkomst bij Vrijgave = uit Optionele opgave van een offsetwaarde voor de waarde van de ingangsvariabelen Keuze Multiplexer Offset 1 (maximaal) 10 Optionele opgave van offsetwaardes voor de betreffende ingangsvariabelen Variabele (vrijgave = uit) Waarde 1 (max). 10 Weergave van de ingangsvariabelen (Vrijgave = uit) + offsetwaarde Weergave van de ingangsvariabelen + offsetwaarde Uitgangsvariabelen Multiplexer Uitkomst Uitgave van de uitkomst van de multiplexerfunctie, optioneel keuze van een analoge uitgang De multiplexerfunctie kiest op basis van de variabelen Keuze Multiplexer (+ offsetwaarde) uit de ingangsvariabelen (+ offsetwaardes) de uitgangsvariabele uit. Voorbeeld: aantal ingangsvariabelen = 4 ingangsvariabele 1 = 10 C ingangsvariabele 2 = 20 C ingangsvariabele 3 = 30 C ingangsvariabele 4 = 40 C keuze Multiplexer = 3 geen offsetwaarde uitkomst = 30 C (= ingangsvariabele 3) Is de waarde van de variabelen Keuze Multiplexer (+ offsetwaarde) nul of negatief, wordt als waarde de ingangsvariabelen 1 uitgegeven. Is de waarde van de variabelen Keuze Multiplexer (+ offsetwaarde) groter als het aantal ingangsvariabelen, wordt de waarde van de ingangsvariabelen met het hoogste toewijzingsgetal uitgegeven. 20

21 Basisschema Demultiplexer Analoge functie Parameters Demultiplexer Modus Demultiplexer Functiegrootte Offset uitkomst (vrijgave = UIT) Offset keuze multiplexer Waardes terugzetten Offset Variabele (vrijgave = uit) Er staat een veelvoud aan functiegroottes ter beschikking, welke met eenheid en kommaposities overgenomen worden. Optionele opgave van een offsetwaarde voor de waarde bij Vrijgave = uit Optionele opgave van een offsetwaarde voor de waarde van de ingangsvariabelen Keuze Multiplexer Keuze: Ja / Nee Bij keuze Ja wordt bij een wijziging van de ingangsvariabelen Keuze Multiplexer de waarde van de uitgangsvariabelen met de waarde van de variabelen voor uitkomst (Vrijgave = uit) overschreven. Bij keuze Nee wordt bij wijziging van de ingangsvariabelen Keuze Multiplexer de waarde van de uitgangsvariabelen bijgehouden. Optionele opgave van een offsetwaarde voor de ingangsvariabelen Weergave van de ingangsvariabelen (Vrijgave = uit) + offsetwaarde Waarde 1 Weergave van de ingangsvariabelen + offsetwaarde 21

22 Analoge functie Uitgangsvariabelen Demultiplexer Uitkomst In de modus Demultiplexer: Weergave altijd 0 Waarde 1 10 (wordt alleen in modus Demultiplexer weergegeven ) Weergave van de waardes volgens de demultiplexerfunctie, optioneel keuze van een analoge uitgang De demultiplexerfunctie benodigt alleen één ingangsvariabele. Deze ingangsvariabele wordt afhankelijk van de waarde van Keuze Multiplexer + offsetwaarde aan de betreffende uitgangsvariabele uitgegeven. Afhankelijk van de status van de parameters Waardes terugzetten blijft de waarde bij wijziging van de ingangsvariabelen Keuze Multiplexer opgeslagen of wordt met de waarde van de ingangsvariabelen Uitkomst (Vrijgave = uit) overschreven. Is de Vrijgave op UIT, wordt op alle 10 waardes de waarde voor Uitkomst (Vrijgave = uit) uitgegeven. Deze gebeurtenis kan daarom als reset voor de opgeslagen waardes gebruikt worden. Is de waarde van de ingangsvariabelen Keuze Multiplexer (+ offsetwaarde) nul, negatief of groter dan 10, worden de waardes van de uitgangsvariabelen niet gewijzigd. 22

23 Warmtevraag CV Warmtevraag CV Basisschema Functiebeschrijving Inschakelen van de warmtevraag, indien de temperatuur in de buffer (inschakeltemperatuur T.insch.) onder de Gew. temperatuur inschakelen komt en uitschakelen, indien de temperatuur in de onderste bufferzone (uitschakeltemperatuur T.uitsch.) boven de Gew. temperatuur uitschakelen stijgt. Wordt de inschakelsensor T.inschak. als ketelsensor gebruikt (zonder T.uitsch.), dan krijgt men een glijdend ketelbedrijf. Optioneel kan een maximale temperatuur van de ketel (opwekker) A opgegeven worden. Ingangsvariabelen Vrijgave Inschakeltemperatuur Uitschakeltemperatuur Gew. temperatuur inschakelen Gew. temperatuur uitschakelen Onderdekking Temperatuur opwekker Maximale temp. opwekker Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Analoog ingangssignaal van de inschakeltemperatuur Analoog ingangssignaal van de uitschakeltemperatuur Analoge waarde voor de gewenste inschakeltemperatuur Analoge waarde voor gewenste uitschakeltemperatuur Analoge procentuele waarde voor de onderdekking in het ecobedrijf (zie ecobedrijf ) Analoog ingangssignaal van de temperatuur van de opwekker Analoge waarde voor maximale temperatuur van de opwekker Indien de gewenste temperaturen voor inschakeling, uitschakeling en maximale temperatuur opwekker instelwaardes zijn (vaste thermostaatwaardes), wordt als bron Gebruiker opgegeven en de gewenste waarde vastgelegd. 23

24 Warmtevraag CV ECOBEDRIJF Het ecobedrijf heeft door Onderdekking betrekking op een tijdvlak. De onderdekkingsgraad heeft altijd betrekking op 60 minuten. Voor een inschakeltemperatuur T.inschak.GEW van 50 C betekent een onderdekking van 20%: warmtevraag na 30 minuten onder 30 C of na een uur onder 40 C (= 20%) of na twee uur onder 45 C. Onder 30 min. blijft de drempelwaarde gelijk. Formule: dt * dt = Onderdekking * gewenste waarde inschakeltemperatuur = constant Voorbeeld: Inschakeltemperatuur = 50 C Onderdekking = 20% => 20% van 50 C = 10K dt= 30min => dt= 20K dt= 60min => dt= 10K dt= 120min => dt= 5K dt= 240 min => dt= 2,5K dt= 480 min => dt= 1,25K dt= 1440 min => dt= 0,42K De status van de warmtevraag gaat op AAN, indien gedurende 30 minuten de actuele inschakeltemperatuur met 20K onder de gewenste waarde ligt of voor 1440 minuten (= 1 dag) de actuele inschakeltemperatuur met 0,42K onder de gewenste waarde ligt. Bij het onderschrijden van de dubbele Onderdekking * gewenste waarde inschakeltemperatuur (komt overeen met de waarde bij 30 min.) wordt de kenlijn begrensd. Is de differentie tussen gewenste inschakelwaarde en de actuele waarde van de inschakeltemperatuur groter als de dubbele Onderdekking * gewenste waarde inschakeltemperatuur, wordt de brander direct gestart (bv. bij het omschakelen van de cv-groep van verlaagd- naar normaal bedrijf of indien een uitschakelvoorwaarde niet meer voldaan is en de cv-groepen weer in bedrijf gaan). De warmtevraag wordt beëindigd, indien bij één sensor, de temperatuur T.inschak.GEW + Diff. uit of, bij twee sensoren, aan de uitschakelsensor T.uitschak.GEW + Diff. uit overschreden wordt. In de praktijk zullen noch de inschakeltemperatuur, noch de gewenste waarde constant zijn. De differentie tussen de beide waardes in het verloop van tijd zal zich normaliter altijd vergroten en daarom zal er voortdurend een groter product uit dt*dt aan het sommenregister worden toegevoegd en met de kenlijn vergeleken. Het is in de situatie dat de cv-groepen schakelen bv. van normaal bedrijf naar verlaagd bedrijf, de cv-pomp schakelt op basis van een uitschakelvoorwaarde überhaupt uit etc.. In zulke gevallen bespaart men de energie, die de brander heeft verbruikt, indien er direct na onderschrijden van de gewenste waardes ingeschakeld zou gaan worden. In het programma wordt in een bepaalde tijdsafhankelijke afstand het verschil tussen de gewenste waarde van de warmtevraag en de actuele waarde van de inschakeltemperatuur opgeteld. Is deze som groter als het product uit Onderdekking * gewenste waarde inschakeltemperatuur gebaseerd op een uur, met in achtneming van het directe inschakelen van de brander bij onderschrijden van de dubbele onderdekking, wordt de brander gestart. 24

25 Parameters Inschakeltemperatuur T.inschak.GEW Diff. aan Diff. uit (alleen weergegeven, indien sensor T.uitsch. niet gedefinieerd is) Uitschakeltemperatuur (alleen weergegeven, indien sensor T.uitsch. gedefinieerd is) T.uitschak.GEW Diff. uit Sokkeltemperatuur T.inschak.MIN Temperatuur opwekker (alleen weergegeven, indien sensor T.opw. gedefinieerd is) T.opw.MAX Diff. aan Diff. uit Min. looptijd Opwekker Weergave: Inschakeldrempelwaarde op sensor T.insch. Inschakeldifferentie op T.inschak.GEW Uitschakeldifferentie op T.inschak.GEW Weergave: Uitschakeldrempelwaarde op sensor T.uitsch. Uitschakeldifferentie op T.uitschak.GEW Warmtevraag CV Warmtevraag, indien de sensor T.inschak. onder deze waarde valt (alleen actief, indien T.inschak.GEW > +5 C) Weergave: Grenswaarde voor de maximale temperatuur opwekker Inschakeldifferentie op T.opw.MAX Uitschakeldifferentie op T.opw.MAX Opgave van de minimale inschakeltijd Het principe van de branderaansturing via een sensor en uitschakelen via een andere wordt Hold-schakeling genoemd. Inschakeldrempelwaarde = Gew. temperatuur inschakelen + Diff. aan op de sensor T.insch. Uitschakeldrempelwaarde = Gew. temperatuur uitschakelen + Diff. uit op sensor T.uitsch. Voor een schakelfunctie met gescheiden aan- en uitschakeldrempelwaardes op alleen één sensor dient de ingangsvariabele Uitschakeltemperatuur op ongebruikt te worden gezet. Wordt in plaats van buffersensor de ketelvoeler ingevoerd, krijgt men een glijdend ketelbedrijf. Daarmee krijgt de Gew. temperatuur inschakelen naast de drempelwaarde een aan- en uitschakeldifferentie: Inschakeldrempelwaarde = Gew. temperatuur inschakelen + Diff. aan Uitschakeldrempelwaarde = Gew. temperatuur inschakelen + Diff. uit Via de Sokkeltemperatuur T.inschak.MIN is de opgave van een minimale temperatuur mogelijk. Indien de inschakel- of de gewenste uitschakeltemperatuur onder deze waarde ligt, geldt de sokkeltemperatuur als drempelwaarde. De sokkeltemperatuur is alleen actief, indien de betreffende gewenste temperatuur > 5 C is. Een waarde > 30 C is alleen zinvol, indien de functie voor het glijdend ketelbedrijf gebruikt wordt. In dit geval betreffen de aan- en uitschakeldrempelwaarden de sensor T.insch.. Overstijgt de temperatuur van de opwekker de waarde T.opw.MAX + Diff. uit, wordt de warmtevraag niet toegestaan cq. uitgeschakeld, ook indien de minimale looptijd nog niet afgelopen is. Pas na het dalen van de temperatuur onder T.opw.MAX + Diff. aan wordt de warmtevraag weer vrijgegeven en de teller van de minimale looptijd opnieuw gestart. 25

26 Warmtevraag CV Uitgangsvariabelen Status vraag T.insch. < T.insch.GEW T.uitsch. < T.uitsch.GEW Sokkeltemp. actief Teller min.looptijd T.opw. < T.opw.MAX Status warmtevraag AAN/UIT, keuze van de uitgang Status AAN, indien de inschakeltemperatuur T.inschak. lager als de gewenste temperatuur T.insch.GEW + Diff. aan is. Status AAN, indien de uitschakeltemperatuur T.uit. lager als de gewenste temperatuur T.uitsch.GEW + Diff. uit is. Status AAN, indien de gewenste waarde warmtevraag onder de sokkeltemperatuur T.inschak.MIN valt, onafhankelijk van de status van de warmtevraag. Weergave van de resterende tijd voor de minimale looptijd in seconden Status AAN, indien de keteltemperatuur lager als de maximale temperatuur T.opw.MAX + Diff. uit is. Indien geen uitschakelsensor beschikbaar is, dan wordt de uitgangsvariabele T.uitsch. < T.uitsch.GEW via de drempelwaarde T.insch.GEW + Diff. uit geschakeld. Indien geen opwekkersensor beschikbaar is, geeft de uitgangsvariabele T.opw. < T.opw.MAX altijd de status AAN weer. 26

27 Koudevraag Koudevraag Basisschema Functiebeschrijving Inschakelende koudevraag, indien de inschakeltemperatuur T.insch. boven de Gew. temperatuur inschakelen stijgt en uitschakelen, indien de uitschakeltemperatuur T.uitsch. onder de Gew. temperatuur uitschakelen daalt. Bij het weglaten van de sensor T.uit. geschiedt zowel het inschakelen als ook de uitschakeling via de sensor T.insch.. Optioneel kan een minimale temperatuur van opwekker A opgegeven worden. Ingangsvariabelen Vrijgave Inschakeltemperatuur Uitschakeltemperatuur Gew. temperatuur inschakelen Gew. temperatuur uitschakelen Temperatuur opwekker Min.temp. opwekker Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Analoog ingangssignaal voor de inschakeltemperatuur Analoog ingangssignaal voor de uitschakeltemperatuur Analoge waarde voor de gewenste inschakeltemperatuur Analoge waarde voor de gewenste uitschakeltemperatuur Analoog ingangssignaal voor de temperatuur van de opwekker Analoge waarde voor de minimale opwekkertemperatuur Dienen de gewenste temperaturen voor inschakeling, uitschakeling en minimale temperatuur opwekker instelwaardes (vaste thermostaat-drempelwaardes) te zijn, wordt als bron Gebruiker opgegeven en de gewenste waarde vastgelegd. 27

28 Koudevraag Parameters Inschakeltemperatuur T.inschak.GEW Diff. aan Diff. uit (alleen weergegeven, indien sensor T.uitsch. niet gedefinieerd is) Uitschakeltemperatuur (alleen weergegeven, indien sensor T.uitsch. gedefinieerd is) T.uitschak.GEW Diff. uit Sokkeltemperatuur T.inschak.MAX Temperatuur opwekker (alleen weergegeven, indien sensor T.opw. gedefinieerd is) T.opw.MIN Diff. aan Diff. uit Minimale looptijd opwekker Weergave: Inschakeldrempelwaarde op sensor T.inschak. Inschakeldifferentie op T.inschak.GEW Uitschakeldifferentie op T.inschak.GEW Weergave: Uitschakeldrempelwaarde op sensor T.uitsch. Uitschakeldifferentie op T.uitschak.GEW Koudevraag, indien de sensor T.insch. boven deze waarde stijgt (alleen actief, indien T.inschak.GEW < +50 C) Weergave: Grenswaarde voor de minimale temperatuur opwekker Inschakeldifferentie op T.opw.MIN Uitschakeldifferentie op T.opw.MIN Opgave van de minimale inschakeltijd Het principe van de koudevraag via een sensor en uitschakelen via een andere wordt Hold-schakeling genoemd. Inschakeldrempelwaarde = Gew. temperatuur inschakelen + Diff. aan op de sensor T.insch. Uitschakeldrempelwaarde = Gew. temperatuur uitschakelen + Diff. uit op sensor T.uitsch. Voor een schakelfunctie met gescheiden aan- en uitschakeldrempelwaarden op alleen één sensor, dient de ingangsvariabele Uitschakeltemperatuur op ongebruikt te worden gezet. Hierdoor krijgt de Gew. temperatuur inschakelen naast de drempelwaarde een aan- en uitschakeldifferentie: Inschakeldrempelwaarde = Gew. temperatuur inschakelen + Diff. aan Uitschakeldrempelwaarde = Gew. temperatuur inschakelen + Diff. uit Via de Sokkeltemperatuur T.inschak.MAX is de opgave van een maximale temperatuur mogelijk. Indien de inschakel- of de gewenste uitschakeltemperatuur boven deze waarde ligt, geldt de sokkeltemperatuur als drempelwaarde. De sokkeltemperatuur is alleen actief, indien de betreffende gewenste waarde < 50 C is. Daalt de temperatuur opwekker onder de waarde T.opw.MIN + Diff. uit, wordt de koudevraag niet toegestaan cq. uitgeschakeld, ook indien de minimale looptijd nog niet afgelopen is. Pas na het stijgen van de temperatuur boven T.opw.MIN + Diff. aan wordt de koudevraag weer vrijgegeven en de teller van de minimale looptijd opnieuw gestart. 28

29 Uitgangsvariabelen Status vraag Status koudevraag AAN/UIT, keuze van de uitgang Koudevraag T.insch. > T.insch.GEW T.uitsch. > T.uitsch.GEW Sokkeltemperatuur actief Teller min.looptijd T.opw. > T.opw.MIN Status AAN, indien de inschakeltemperatuur T.inschak. hoger als de gewenste temperatuur T.insch.GEW + Diff. aan is Status AAN, indien de uitschakeltemperatuur T.uit. hoger als de gewenste temperatuur T.uitsch.GEW + Diff. uit is Status AAN, indien de gewenste waarde koudevraag boven de sokkeltemperatuur T.inschak.MAX stijgt, onafhankelijk van de status van de koudevraag Weergave van de resterende tijd voor de minimale looptijd in seconden Status UIT, zolang de uitschakeling boven de temperatuur opwekker actief is Is alleen een inschakelsensor beschikbaar, dan wordt de uitgangsvariabele T.uitsch. > T.uitsch.GEW via de drempelwaarde T.insch. > T.insch.GEW geschakeld. Indien er geen opwekkersensor beschikbaar is, geeft de uitgangsvariabele T.opw. > T.opw.MIN altijd de status AAN weer. 29

30 Warmtevraag warmwater Warmtevraag warmwater Basisschema Functiebeschrijving Inschakelen van de warmtevraag, indien de temperatuur in de boiler boven (warmwatertemperatuur T.ww.boven) onder de door de tijdvoorwaarde vastgelegde gewenste temperatuur daalt. Uitschakelen, indien de temperatuur in de boiler onder (warmwatertemperatuur T.ww.onder) boven de door de tijdvoorwaarde vastgelegde gewenste temperatuur stijgt. Het is echter ook mogelijk, aan- en uitschakelen alleen door de sensor boven T.ww.boven te laten geschieden. 30

31 Ingangsvariabelen Vrijgave Warmwatertemp. boven Warmwatertemp. onder Status tijdvoorwaarde Gew. temp. boven Gew.temp. onder Minimale temp. boven Minimale temp. onder Offset gew.temp. boven Offset gew.temp. onder Externe schakelaar Eenmalig laden Gereed laden Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Analoog ingangssignaal van de boilertemperatuur boven Warmtevraag warmwater Optioneel: Analoog ingangssignaal van de boilertemperatuur onder Digitaal ingangssignaal AAN/UIT (bv. van de functie Schakelklok ) Analoge waarde voor de gewenste warmwatertemperatuur boven Analoge waarde voor de gewenste warmwatertemperatuur onder Analoge waarde voor de gewenste minimale temperatuur boven buiten het tijdvenster Analoge waarde voor de gewenste minimale temperatuur onder buiten het tijdvenster Optioneel: Analoge waarde voor een offsetwaarde voor de gewenste temperatuur boven (geen invloed op minimale temperatuur boven) Optioneel: Analoge waarde voor een offsetwaarde voor de gewenste temperatuur onder (geen invloed op de minimale temperatuur onder) Digitaal ingangssignaal AAN/UIT voor het omschakeling tussen normaal bedrijf volgens tijdprogramma en vraag op alleen T.WW MIN Digitaal ingangssignaal AAN/UIT: buffer buiten het tijdvenster met een druk op de knop laden Digitaal ingangssignaal AAN/UIT voor het doorladen van de boiler De warmtevraag en uitschakeling kunnen naar keuze alleen via één sensor (boven) of twee sensoren (boven en onder) geschieden. Wordt de sensor voor de Warmwatertemperatuur onder op ongebruikt ingesteld, dan geschiedt de warmtevraag en uitschakeling alleen op basis van de Warmwatertemperatuur boven. Indien de gewenste waardes voor warmtevraag, uitschakeling en minimale temperaturen instelwaardes (thermostaatwaardes) te zijn, wordt als bron Gebruiker opgegeven en de gewenste waarde vastgelegd. Via de Status tijdvoorwaarde wordt tussen de gewenste waardes boven cq. onder (tijdvoorwaarde AAN) en de Minimale temperaturen (tijdvoorwaarde UIT) omgeschakeld. De gewenste temperaturen kunnen ook van de functie Schakelklok komen. Daarbij dient erop te worden gelet, dat de effectief gewenste temperatuur bij Status tijdvoorwaarde UIT de minimale temperatuur is. Zijn er geen tijdvoorwaarden gewenst, moet daarom de Status tijdvoorwaarde van Gebruiker op AAN ingesteld worden. Bij gewenste temperaturen onder de minimale temperaturen gelden de minimale temperaturen als onderste grens. De offsetwaardes hebben geen betrekking op de minimale temperaturen. Met de ingangsvariabelen Externe schakelaar kan via een andere functie (bv. Kalenderfunctie) of een handschakelaar (digitale ingang) tussen normaal bedrijf volgens tijdprogramma (status externe schakelaar: UIT) en inschakelen op alleen minimale temperatuur (status externe schakelaar: AAN) omgeschakeld worden (gebruik: bv. vakantie). Eenmalig laden: Wordt buiten het tijdvenster een kort AAN-signaal (bv. impuls via een druktoets) gezet, dan wordt eenmalig naar de temperatuur T.ww.GEW + Diff. uit geladen. Staat de Externe schakelaar op AAN, is Eenmalig laden niet mogelijk. Eenmalig laden is ook via de functiestatus mogelijk. 31

32 Warmtevraag warmwater Gereed laden: Staat de ingangsvariabele op UIT en vindt momenteel een belading op T.ww.GEW plaats terwijl het tijdvenster eindigt (omschakeling op T.ww.MIN), dan wordt direct naar de gewenste temperatuur T.ww.MIN omgeschakeld. Staat de ingangsvariabele echter op AAN, wordt in dit geval de lading op T.ww.GEW afgerond en pas daarna naar de gewenste temperatuur T.ww MIN omgeschakeld. Parameters T.warmwater boven T.ww.MIN boven T.ww.GEW boven Diff. aan Diff. uit (alleen weergegeven, indien geen 2 e sensor onder gedefinieerd is) T.warmwater onder (alleen weergegeven, indien 2 e sensor onder gedefinieerd is) T.ww.MIN onder T.ww.GEW onder Diff. uit Opwekkerverm. Weergave van de gewenste minimale temperatuur boven (buiten het tijdvenster) Weergave van de gewenste warmwatertemperatuur boven Inschakeldifferentie op T.ww.GEW boven cq. T.ww.MIN boven Uitschakeldifferentie op T.ww.GEW boven cq. T.ww.MIN boven Weergave van de gewenste minimale temperatuur onder (buiten het tijdvenster) Weergave van de gewenste warmwatertemperatuur onder Uitschakeldifferentie op T.ww.GEW onder cq. T.w.MIN onder Opgave van het opwekkervermogen in % (1 kommapositie) Het principe van de warmtevraag via één sensor en uitschakelen op een andere wordt Hold-schakeling genoemd. Inschakeldrempelwaarde = gewenste waarde + Diff. aan op de sensor Uitschakeldrempelwaarde = gewenste waarde + Diff. uit op de sensor Voorbeeld: T.ww.GEW boven = 40 C T.ww.GEW onder = 60 C Diff. aan = 8.0 K Diff. uit = 1.0 K D.w.z. onderschrijdt de temperatuur T.ww 48 C (= 40 C + 8,0 K) op sensor boven, wordt de uitgang actief, waarbij bij het overschrijden van 61 C (= 60 C + 1,0 K) op sensor onder uitgeschakeld wordt. 32

33 Uitgangsvariabelen Effectieve gew.temp. Warmtevraag warmwater Uitgave van de effectief (=actuele) gewenste temperatuur boven, afhankelijk van de status tijdvoorwaarde Gew.temperatuur Uitgave van de gewenste temperatuur boven (T.ww.GEW boven + offsetwaarde) Status vraag Opwekkerverm. T.ww.boven < T.ww.boven.GEW T.ww.onder < T.ww.onder.GEW Status warmtevraag AAN/UIT, keuze van de uitgang Uitgave van het opwekkervermogen in % met 1 kommapositie Status AAN, indien Temperatuur boven lager als de effectief gewenste temperatuur volgens tijdprogramma + Diff. aan Status AAN, indien Temperatuur onder lager als de effectief gewenste temperatuur volgens tijdprogramma + Diff. uit (indien geen sensor onder beschikbaar is, is de status altijd AAN.) Als uitgangsvariabele staat de door het tijdvenster momenteel vastgelegde effectief geldende gewenste temperatuur ter beschikking. Schakelt de warmtevraag uit, wordt 5 C uitgegeven. De functie stelt als uitgangsvariabele het opwekkervermogen ter beschikking. Hieraan kan een analoge uitgang (analoge uitgang 0-10V of PWM) worden toegewezen. Via deze uitgang kan bv. het brandervermogen worden geregeld (een geschikte brandertechnologie vereist). Dit is pas zinvol, indien een slechte verhouding tussen het brandervermogen en het vermogen van de warmtewisselaar tot het aanspreken van de maximaalbeveiliging in de ketel leidt, op het moment de ketel op vol vermogen draait. Verschaling van de analoge uitgang: 0 = 0,00V / 1000 = 10,00V 33

34 Bereikfunctie Bereikfunctie Functiebeschrijving In de bereikfunctie kunnen tot maximaal 10 drempelwaardes gedefinieerd worden. Een gedefinieerde referentiewaarde wordt met deze drempelwaardes vergeleken. Voor ieder bereik wordt, afhankelijk van de modus, de status aan de uitgangsvariabelen uitgegeven. Ingangsvariabelen Vrijgave Referentiewaarde Drempelwaarde A (max.) J Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Analoog ingangssignaal van de te bewaken referentiewaarde Keuze van de gewenste bereikgrenzen (drempelwaardes) Parameters Modus Keuze: Alleen bereik, Bereiken >= waarde, Bereiken <= waarde, Bereiken > waarde, Bereiken < waarde Functiegrootte Keuze van de functiegrootte. Er staat een veelvoud aan functiegroottes ter beschikking, welke met eenheid en kommaposities overgenomen worden. Aantal drempelwaardes Opgave van het aantal drempelwaardes, maximaal 10 drempelwaardes Diff. aan Diff. uit Inschakeldifferentie op de drempelwaardes Uitschakeldifferentie op de drempelwaardes De schakeldrempelwaardes zijn in een inschakel- en een uitschakeldifferentie opgedeeld. Bij stijgende waarde geldt de inschakeldifferentie (drempelwaarde + Diff. aan), bij dalende waarde de uitschakeldifferentie (drempelwaarde + Diff. uit). Verklaring voor de 3 verschillende modi: Modus Alleen bereik : Er wordt alleen de betreffende bereikstatus ingeschakeld. Modus Bereiken >= waarde : Er worden het betreffende bereik en alle bereiken daarboven ingeschakeld. Modus Bereiken <= waarde : Er worden het betreffende bereik en alle bereiken daaronder ingeschakeld. Modus Bereiken > waarde : Er worden alleen alle bereiken daarboven ingeschakeld. Modus Bereiken < waarde : Er worden alleen alle bereiken daaronder ingeschakeld. Zijn Diff.aan en Diff.uit op 0 ingesteld, dan hebben de drempelwaardes geen hysterese. Er wordt direct bij bereiken van de bereikgrenzen omgeschakeld. Deze instelling dient bij sensorwaardes (bv. van temperatuursensoren) niet gebruikt te worden. Bij stijgende waarde dient de drempelwaarde overschreden te worden, zodat hierdoor het volgende, hogere bereik uitgegeven wordt, bij dalende waarde dient de drempelwaarde onderschreden te worden, zodat het volgende lagere bereik uitgegeven wordt. Voorbeeld: Modus: Alleen bereik Drempelwaarde B = 100 Referentiewaarde = 100 bij stijgende waarde, Status A-B = AAN Referentiewaarde = 100 bij dalende waarde, Status B-C = AAN 34

35 Uitgangsvariabelen Status < A Status A-B... Status x-xx Status > xx Bereikfunctie Status AAN, indien de referentiewaarde kleiner als de drempelwaarde A is Status AAN, indien de gekozen modus opgaat x = drempelwaarde 1 stap onder de hoogst gedefinieerde drempelwaarde xx = hoogst gedefinieerde drempelwaarde Status AAN, indien de referentiewaarde groter als de drempelwaarde xx (= hoogst gedefinieerde) drempelwaarde is De drempelwaardes dienen, beginnend bij drempelwaarde A, met opvolgende waardes vastgelegd worden. In het geval een drempelwaarde een gelijke of lagere waarde als voorgaande drempelwaardes heeft, dan worden in de modi Alleen bereik, Bereiken >= waarde en Bereiken > waarde alle voorgaande drempelwaardes niet in acht genomen en overgeslagen. Voorbeeld: Drempelwaarde A = 0 C Drempelwaarde B = 10 C Drempelwaarde C = 20 C Drempelwaarde D = 0 C (dus lager als drempelwaardes B en C) De referentiewaarde is >0 C, als bv. 8 C of 15 C. In deze modi wordt dan alleen de status >D op AAN gezet, omdat de waarde boven de drempelwaarde D ligt 35

36 Beschaduwingsfunctie Beschaduwingsfunctie Functiebeschrijving De beschaduwingsfunctie levert de opgaven voor de jalouziefunctie aan de hand van bouwwijze, zonnestand, en gebouwbeperkingen. Men kan tussen auto- en handbedrijf omschakelen. In de parameterinstellingen dienen nauwkeurige gegevens betreffende de jaloezieën, de hemelsrichting van de ramen en beperkingen door bouwkundige eigenschappen opgegeven te worden. Bepalend voor het functioneren van de beschaduwingsfunctie zijn correcte gegevens op het gebied datum / kloktijd / locatie (GPS-gegevens voor geografische breedte en lengte) Ingangsvariabele Vrijgave Vrijgave autobedrijf Openen Sluiten Horizont. zetten Maximale hoogte beschaduwing Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Digitaal ingangssignaal AAN/UIT Digitaal ingangssignaal AAN/UIT Digitaal ingangssignaal AAN/UIT Digitaal ingangssignaal AAN/UIT Analoge waarde of analoog ingangssignaal in procent (1 kommapositie) Wordt de vrijgave Autobedrijf op UIT gezet, dan is alleen maar manueel schakelen via de ingangsvariabelen Openen, Sluiten en Horizont. zetten mogelijk Zijn de ingangsvariabelen Openen, Sluiten of Horizont. zetten op AAN, dan zijn deze dominant en overschrijven het autobedrijf. Indien meerdere van deze 3 ingangsvariabelen op AAN staan, geldt de volgende prioriteit: Openen (1), Sluiten (2), Horizont. zetten (3) Het sluiten of openen via een tijdprogramma kan door verbinding van de status van de functie Schakelklok met een van de ingangsvariabelen Vrijgave Autobedrijf, Openen of Sluiten worden bereikt. Maximale hoogte beschaduwing: Begrenzing van de jalouzie- cq. rolluikhoogte (100% = geheel onder, 0% = geheel boven), geldt alleen voor het autobedrijf. Bij handbedrijf wordt de maximale beschaduwingshoogte niet in acht genomen. 36

37 Parameters Lamellen Lamellenjalouzie: opgave Ja Rolluik: opgave Nee Beschaduwingsfunctie Breedte (Weergave alleen bij Lamellen: Ja) Afstand (Weergave alleen bij Lamellen: Ja) Opgave van de lamellenbreedte in mm (zie afbeelding 1) Opgave van de lamellenafstand in mm (zie afbeelding 1) Vensterinstellingen Hemelrichting Diff. aan Diff. uit Correctie zonnehoogte Minimale zonnehoogte Maximale zonnehoogte Opgave van de hemelsrichting van het venster (zie afbeelding 2): Noord = 0 Oost = 90 Zuid = 180 West = 270 Correctie van het inschakelpunt op basis van bouwkundige eigenschappen (zie afbeelding 2) Correctie van het uitschakelpunt op basis van bouwkundige eigenschappen (zie afbeelding 2) Handmatige correctiemogelijkheid van de lamellenpositie Bevindt de zon zich onder de minimale zonnehoogte, gedrag volgens schakelvoorwaarde als max. zonnehoogte (zie afbeelding 3) Bevindt zich de zon boven de maximale zonnehoogte, gedrag volgens schakelvoorwaarde als max. zonnehoogte (zie afbeelding 3) Beschaduwingsinstellingen Intervaltijd Opgave van de minimale tijdsafstand tussen 2 lamellenwijzigingen Schakelvoorwaarden als vrijgave = UIT als vrijgave autobedrijf =UIT als beschaduw.- gebied einde als max. zonnehoogte Gedrag van de functie indien vrijgave = uit Gedrag van de functie, indien vrijgave Autobedrijf = uit Gedrag van de functie, indien de zon het beschaduwingsbereik verlaat Gedrag van de functie, indien de zonnestand de maximale zonnehoogte overschrijdt of de minimale zonnehoogte onderschrijdt Bij instelling Lamellen: nee (= rolluik) wordt alleen de omhoog/omlaag-beweging echter niet de lamellenhoek uitgegeven. Schakelvoorwaarden: hier wordt voor de betreffende functietoestanden het uitgangssignaal voor de jalouziesturing vastgelegd. Keuze: openen, sluiten, onveranderd, horizontaal zetten 37

38 Beschaduwingsfunctie Afbeelding 1: lamellenafmetingen Afbeelding 2: hemelsrichting, Diff.aan, Diff.uit (weergave: plattegrond) 38

39 Afbeelding 3: maximale en minimale zonnehoogte (weergave: aanzicht) Beschaduwingsfunctie Uitgangsvariabele Gewenste positie autobedrijf Status autobedrijf In beschaduwingsgebied Teller intervaltijd Uitgave van 2 procentuele waardes: 1 e procentuele waarde: lamellenpositie, 0% = horizontaal, 100% = verticaal 2 e procentuele waarde: 0% = jalouzie cq. rolluik boven, 100% = onder Status AAN, indien autobedrijf Status UIT, indien handmatige beschaduwing gestart of indien vrijgave of vrijgave autobedrijf UIT is. Status UIT, indien de zon buiten het bereik Diff. aan Diff. uit, indien handmatige beschaduwing gestart of indien de vrijgave UIT is. Weergave van de aflopende intervaltijd Bij instelling Rolluik is de eerste procentuele waarde van de gewenste positie autobedrijf altijd 0%. 39

40 Ruimteregeling Ruimteregeling Functiebeschrijving De functie is specifiek voor het aansturen van zoneventielen voor verwarmen en/of koelen van ruimtes gedacht. Middels drempelwaardes voor ruimtetemperatuur of met de bedrijfskeuzeschakelaar op de ruimtesensor kan tussen verwarmen en koelen omgeschakeld worden. Uitschakelvoorwaarden verhinderen het verwarmen cq. koelen boven cq. onder grenswaardes van de buitentemperatuur. Ingangsvariabelen Vrijgave Vrijgave verw. Vrijgave koelen Ruimtetemperatuur Buitentemperatuur Vloertemperatuur Status tijdvoorwaarde Gew. ruimtetemperatuur Gew. vloertemperatuur Offset T.ruimte.GEW Venstercontact Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Via deze vrijgave kan het verwarmingsbedrijf geblokkeerd worden (digitale waarde AAN/UIT). Via deze vrijgave kan het koelbedrijf geblokkeerd worden (digitale waarde AAN/UIT). Analoog ingangssignaal voor de ruimtetemperatuur Optioneel: analoog ingangssignaal voor de buitentemperatuur Optioneel: analoog ingangssignaal voor de vloertemperatuur Digitaal ingangssignaal AAN/UIT (bv. van de functie Schakelklok ) Analoge waarde voor de gewenste ruimtetemperatuur Analoge waarde voor de gewenste vloertemperatuur (alleen bij gedefinieerde sensor voor de vloertemperatuur) Optioneel: analoge waarde voor een offsetwaarde op de gewenste ruimtetemperatuur Digitaal ingangssignaal AAN/UIT Wordt een buitenvoeler met de functie verbonden, kan middels uitschakelvoorwaarden het verwarmings- en/of het koelbedrijf geblokkeerd worden. Via de Status tijdvoorwaarde worden zowel het verwarmings- als ook het koelbedrijf buiten het tijdvenster uitgeschakeld. Indien geen tijdvoorwaarden gewenst zijn, dient de Status tijdvoorwaarde op Gebruiker op AAN te staan. De vorstbeveiligingsfunctie blijft bij Status tijdvoorwaarde UIT actief. Door een UIT-signaal op de ingangsvariabelen Venstercontact worden verwarmings- en koelbedrijf uitgeschakeld of op vorstbeveiligingsbedrijf omgeschakeld. De omschakeling naar vorstbeveiligingsbedrijf geschiedt, indien de ruimtetemperatuur de parameterwaarde T.ruimte VORST onderschrijdt. Bij gebruik van een ruimtesensor RASPT, RAS-PLUS of RAS-F kan middels de bedrijfskeuzeschakelaar de bedrijfsmodus van de functie vastgelegd worden: AUTO: er wordt tussen verwarmen en koelen automatisch volgens de instellingen omgeschakeld. NORMAAL: er wordt alleen het verwarmingsbedrijf toegestaan. VERLAAGD: er wordt alleen het koelbedrijf toegestaan (vorstbescherming blijft actief). 40

41 Parameters Ruimtetemperatuur Gew.temperatuur Verw. diff. AAN Verw. diff. UIT Koelen Diff.AAN Koelen Diff.UIT Vloertemperatuur Gew.temperatuur (Weergave alleen bij gedefinieerde vloersensor) Vloer min.diff.aan Vloer min.diff.uit Vloer max.diff.aan Vloer max.diff.uit Vertraging Koelen -> verwarmen Verwarmen -> koelen Ruimteregeling Weergave van de gewenste ruimtetemperatuur + offsetwaarde, welke door de ingangsvariabelen opgegeven wordt. Inschakeldifferentie op de gewenste ruimtetemperatuur in verwarmingsbedrijf. Uitschakeldifferentie op de gewenste ruimtetemperatuur in verwarmingsbedrijf Inschakeldifferentie op de gewenste ruimtetemperatuur in koelbedrijf Uitschakeldifferentie op de gewenste ruimtetemperatuur in koelbedrijf Weergave van de gewenste vloertemperatuur, welke door de ingangsvariabelen opgegeven wordt. (nadere verklaringen: zie hoofdstuk Vloertemperatuur ) Inschakeldifferentie op de minimaal gewenste vloertemperatuur Uitschakeldifferentie op de minimaal gewenste vloertemperatuur Inschakeldifferentie op de maximaal gewenste vloertemperatuur Uitschakeldifferentie op de maximaal gewenste vloertemperatuur Instelbare omschakelvertraging, indien van koel- naar verwarmingsbedrijf, of van verwarmings- naar koelbedrijf omgeschakeld wordt. Gem.waarde Submenu: berekening gemiddelde waarde voor de buitentemperatuur, welke voor de uitschakelvoorwaarden gebruikt wordt (zie sectie Gemiddelde waarde ) Uitschakelvoorwaarden T.ruimte VORST Submenu: uitschakelvoorwaarden op basis van de buitentemperatuur voor de beide bedrijfsmodi verwarmen en koelen (zie sectie Uitschakelvoorwaarden ). Bij onderschrijden van T.ruimte VORST wordt deze temperatuur als gewenste ruimtetemperatuur voor het verwarmingsbedrijf overgenomen (vorstbeveiligingsbedrijf met vaste hysterese 2K). Ruimtetemperatuur: de differentiewaarde Diff. uit voor verwarmen kan niet groter als Diff. aan voor koelen zijn. Evenzo kan de differentiewaarde Diff. aan voor koelen niet kleiner als Diff. uit voor verwarmen zijn. Vloertemperatuur: Vloer min.diff.aan kan niet groter als Vloer min.diff.uit zijn. Ook Vloer max.diff.aan kan niet groter als Vloer max.diff.uit zijn. 41

42 Ruimteregeling VLOERTEMPERATUUR Middels de parameters voor de vloertemperatuur wordt de begrenzing van de vloertemperatuur door maximale- en minimale drempelwaardes vastgelegd. De samenhang met de gewenste ruimtetemperatuur is in verwarmings- en koelbedrijf verschillend. Verwarmingsbedrijf Onderschrijdt de vloertemperatuur de minimale drempelwaarde Min.diff.AAN, dan wordt het verwarmingsbedrijf onafhankelijk van de ruimtetemperatuur tot aan het overschrijden van de drempelwaarde Min.diff. UIT geactiveerd (logische OF-verbinding met de gewenste ruimtetemperatuur verwarmen) en het koelbedrijf geblokkeerd. Overschrijdt de vloertemperatuur de maximale drempelwaarde Max.diff.UIT, dan wordt het verwarmingsbedrijf onafhankelijk van de ruimtetemperatuur tot aan het onderschrijden van de drempelwaarde Max.diff. AAN geblokkeerd (logische EN-verbinding met de gewenste ruimtetemperatuur verwarmen) en het koelbedrijf geactiveerd. Koelbedrijf Onderschrijdt de vloertemperatuur de minimale drempelwaarde Min.diff.AAN, dan wordt het koelbedrijf onafhankelijk van de ruimtetemperatuur tot aan het overschrijden van de drempelwaarde Min.diff. UIT geblokkeerd (logische EN-verbinding met de gewenste ruimtetemperatuur koelen) en het verwarmingsbedrijf geactiveerd. Overschrijdt de vloertemperatuur de maximale drempelwaarde Max.diff.UIT, dan wordt het koelbedrijf onafhankelijk van de ruimtetemperatuur tot aan het onderschrijden van de drempelwaarde Max.diff.AAN geactiveerd (logische OF-verbinding met de gewenste ruimtetemperatuur koelen) en het verwarmingsbedrijf geblokkeerd. Let op: Voor het koelbedrijf zijn de begrippen Diff.AAN en Diff.UIT in betekenis omgedraaid. Parameters submenu gemiddelde waarde Wisselende buitentemperaturen zijn ondermeer als basis voor de uitschakelvoorwaarden ongewenst. Daarom staat voor de uitschakeling een gemiddelde meting van de buitentemperatuur ter beschikking. In dit submenu staan de volgende instellingen: Voor uitschakeling Tijd gem.wrde Gem.waarde Berekening van de gemiddelde buitentemperatuur Opgave van de gemiddelde waardetijd Uitkomst van de berekening Parameters submenu uitschakelvoorwaarden Weergave alleen indien de buitenvoeler gedefinieerd is. als T.buiten GEMu > max verwarmen T.buiten max verwarmen Diff. aan Diff. uit GEMu < min koelen T.buiten min koelen Diff. aan Diff. uit Uitschakeling verwarmen, indien de gemiddelde buitentemperatuur in verwarmingsbedrijf een drempelwaarde overschrijdt. Gewenste drempelwaarde van de buitentemperatuur Inschakeldifferentie op T.buiten max verwarmen Uitschakeldifferentie op T.buiten max verwarmen Uitschakeling koelen, indien de gemiddelde buitentemperatuur in koelbedrijf een drempelwaarde onderschrijdt. Gewenste drempelwaarde van de buitentemperatuur Inschakeldifferentie op T.buiten min koelen Uitschakeldifferentie op T.buiten min koelen 42

43 Uitgangsvariabelen Eff.gew. ruimtetemp. Verwarmen Koelen Ventiel openen Ventiel sluiten Vorstbeveiligingsbedrijf T.ruimte < T.ruimte.GEW (verw) T.ruimte > T.ruimte.GEW (koel) T.vloer <GEW max. (verw.) T.vloer <GEW min. (verw.) T.vloer >GEW max. (koel.) T.vloer >GEW min. (koel.) GEMu < MAX (verw.) GEMu > MIN (koelen) Gem.wrde BT uitschakeling Vertragingstijd verw. Vertragingstijd koelen Ruimteregeling Uitgave van de effectief (=actuele) gewenste ruimtetemperatuur, welke door de ingangsvariabele + offsetwaarde of het vorstbeveiligingsbedrijf opgegeven wordt. Status AAN, indien verwarmingsbedrijf actief is. Status aan, indien koelbedrijf actief is. Status aan, indien verwarmings- of koelbedrijf actief zijn. Status AAN, indien noch verwarmingsbedrijf- noch koelbedrijf actief zijn. Status AAN, indien de ruimtetemperatuur onder T.ruimte VORST is. Status AAN, indien de actuele ruimtetemperatuur lager als de gewenste ruimtetemperatuur + offsetwaarde + Diff. is. Status AAN, indien de actuele ruimtetemperatuur hoger als de gewenste ruimtetemperatuur + offsetwaarde + Diff. is. Status AAN, indien de actuele vloertemperatuur kleiner als de gewenste vloertemperatuur + Vloer max.diff. is. Status AAN, indien de actuele vloertemperatuur kleiner als de gewenste vloertemperatuur + Vloer min.diff. is. Status AAN, indien de actuele vloertemperatuur groter als de gewenste vloertemperatuur + Vloer max.diff. is. Status AAN, indien de actuele vloertemperatuur groter als de gewenste vloertemperatuur + Vloer min.diff. is. Status AAN, indien voorwaarde optreedt (inclusief + Diff.). Status AAN, indien voorwaarde optreedt (inclusief + Diff.). Uitgave van de gemiddelde waarde van de buitentemperatuur Weergave van de aflopende vertragingstijd bij omschakeling naar verwarmingsbedrijf Weergave van de aflopende vertragingstijd bij omschakeling naar koelbedrijf Er bestaan verschillende uitgangsvariabelen voor verwarmen, koelen, ventiel openen en ventiel sluiten. Het betreffende gebruik hangt van de hydraulische voorwaarden van het systeem af. Als Vrijgave = uit, staan alle status op UIT. Als Vrijgave verwarmen = uit, is ook de vorstbeveiligingsfunctie gedeactiveerd. 43

44 Energiemeter Energiemeter Functiebeschrijving De Energiemeter neemt uit andere bronnen (bv. CAN-energiemeter CAN-EZ) de analoge waarde van het vermogen over en telt aan de hand van deze waarde de energie. Ingangsvariabelen Vrijgave Vermogen Reset teller Prijs / eenheid Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Analoge waarde voor het vermogen in kw (2 kommaposities) Digitaal ingangssignaal AAN/UIT voor de reset van de teller Opgave van de prijs voor de eenheid (1 kwh) Bij overname van de vermogenswaarde dient erop te worden gelet, dat er met 2 kommaposities rekening moet worden gehouden. Voorbeeld: een dimensieloos getal 413 wordt als 4,13 kw overgenomen. Bij negatieve vermogenswaardes geschiedt ook een negatieve telling, d.w.z. de getelde waardes kunnen ook negatief worden. De Reset teller geschiedt met een digitale AAN-impuls of handmatig in de functiestatus. Er worden alle tellerstanden, dus ook die van de voorafgaande periodes, gewist. Bij overname van de Prijs / eenheid vanuit een bron dient erop te worden gelet, dat er met 5 kommaposities rekening moet worden gehouden. Voorbeeld: een dimensieloos getal zonder komma 413 wordt als 0,00413 overgenomen. Is de bron een Vaste waarde, dan dient niet een valuta (Euro of Dollar) als eenheid te worden gebruikt, echter dimensieloos (,5). Parameters Factor Invoermogelijkheid van ene algehele factor voor de vermenigvuldiging van de ingangswaarde. 44

45 Uitgangsvariabelen Vermogen Uitgave van het vermogen met inachtneming van de factor Energiemeter Teller vandaag Teller gisteren Teller deze week Teller vor. week Teller deze maand Weergave tellerstanden Teller vor. maand Teller dit jaar Teller vorig jaar kwh totaal Bedrag vandaag Bedrag gisteren Bedrag week Bedrag vor. week Weergave van de bedragen met de ingestelde valuta Bedrag maand Bedrag vor. maand Bedrag jaar Bedrag vor. jaar Totaalbedrag LET OP: De tellerstanden van de functiemodule Energiemeter worden ieder uur naar het interne geheugen geschreven. Bij ene stroomuitval kan daarom de telling van maximaal 1 uur verloren gaan. Bij het laden van functiedata wordt gevraagd, of de opgeslagen tellerstanden overgenomen dienen te worden (zie handleiding programmering deel 1: Algemene informatie ). De omschakeling van de weekteller geschiedt op zondag om 24:00 uur. De tellerstand kan via de functiestatus ook handmatig worden gewist. 45

46 Gradiëntherkenning Gradiëntherkenning Functiebeschrijving In deze functie zijn 2 verschillende modi te selecteren: Met de Flankherkenning wordt de richting van een waardeverandering met verschillende methodes herkend en in de uitgangsvariabelen uitgegeven. Tegelijkertijd geschiedt de uitgave van de minima en maxima. Met de Gradiëntherkenning wordt de snelheid van een waardeverandering met een ingestelde waarde (bv. 5K/min) vergeleken. Definities: Gradiënt: Verloop van de wijziging van een grootheid (bv. temperatuur) tussen in de tijd (of ruimtelijk) gedefinieerde punten. Dat kan een wijziging in positieve of negatieve richting zijn. Quasi-Peak: Een piekwaarde (minimum of maximum) wordt middels een tijdconstante (K/min) gewogen en wijzigt zich daardoor voortdurend (ook als gemiddelde piekwaarde omschreven). Ingangsvariabelen Vrijgave Signaal Reset Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Analoog ingangssignaal van de te bewaken sensor Digitaal ingangssignaal AAN/UIT voor het starten van de flank- of gradiëntherkenning (impuls) Differentie Analoge waarde of analoog ingangssignaal voor de Activeringsdifferentie van de flankherkenning of voor de waardeverandering van de gradiënten van de gradiëntherkenning (zie functiebeschrijving en afbeeldingen) Wordt met de ingangsvariabele Reset een digitaal signaal verbonden, dan geschiedt de uitgave van de daartoe behorende uitgangsvariabelen Status en Waarde voor de eerste berekening na het einde van de reset-impuls en blijft tot aan de volgende reset bestaan. Wordt bij Reset ongebruikt opgegeven, dan wordt bij de flankherkenning afhankelijk van de modus bij iedere positieve of negatieve flank Status en waarde opnieuw berekend. Bij de gradiëntherkenning wordt het temperatuurverloop continu gemonitord. Parameters flankherkenning Functiegrootte Er staat een veelvoud aan functiegroottes ter beschikking, welke met eenheid en kommaposities overgenomen worden. Modus Flank Quasi Peak Waarde (Weergave alleen bij Quasi Peak ja) Keuze: Flankherkenning Keuze: positief of negatief Keuze Ja / Nee (verdere informatie: zie functiebeschrijving en grafieken) Opgave van de gradiënt voor de Quasi-Peak in eenheid/minuut, bv. opgave 5,0 K betekent 5,0 K/min. Flank: Afhankelijk van de keuze positief of negatief wordt ofwel een stijgende (positieve) of dalende (negatieve) flank van een verloop herkend. Ingangsvariabele Differentie : Pas indien de meetwaarde van de te bewaken sensor de differentie op het minimum (positieve flank) of op het maximum (negatieve flank) bereikt, wordt de flankherkenning actief. De volgende grafieken hebben betrekking op de functiegrootte Temperatuur, maar zijn in de basis op iedere andere functiegrootte toepasbaar. 46

47 Grafiek flankherkenning / flank positief / geen reset-signaal / geen Quasi-Peak Gradiëntherkenning 47

48 Gradiëntherkenning Grafiek flankherkenning / flank positief / reset-signaal / geen Quasi-Peak 48

49 Grafiek flankherkenning / flank negatief / geen reset-signaal / geen Quasi-Peak Gradiëntherkenning 49

50 Gradiëntherkenning Grafiek flankherkenning / flank positief / geen reset-signaal / Quasi-Peak 50

51 Grafieken flankherkenning / flank positief / geen reset-signaal / Quasi-Peak verdere voorbeelden Gradiëntherkenning Eerst langzaam stijgende temperatuur. Tot aan het eerste maximum is de differentie op het minimum + Quais-Peak niet bereikt. Pas tijdens de volgende, steilere temperatuurstijging wordt de differentie overschreden en de uitgang Status schakelt op AAN cq. de uitgangsvariabele Waarde neemt de Quasi-Peak-temperatuur over. Voorbeeld: Eerst dalende temperatuur, dan temperatuurstijging 51

52 Gradiëntherkenning Grafiek flankherkenning / flank negatief / geen reset-signaal / Quasi-Peak 52

53 Parameters gradiëntherkenning Functiegrootte Gradiëntherkenning Er staat een veelvoud aan functiegroottes ter beschikking, welke met eenheid en kommaposities overgenomen worden. Modus Keuze: Gradiëntherkenning Gradiënt Opgave van de gewenste gradiënt in waardeverandering/ tijdseenheid. De waardeverandering wordt door de ingangsvariabele Differentie vastgelegd. Bij opgave van een negatieve waarde voor de waardeverandering wordt een dalende gradiënt herkend. Grafieken gradiëntherkenning Gradiënt positief Op het moment, waarop de temperatuurwijziging de gradiënten overstijgt, gaat de status op AAN. Gradiënt negatief Op het punt, waarop de curve van de temperatuurwijziging steiler als de gradiënt wordt, gaat de status op AAN. 53

54 Gradiëntherkenning Uitgangsvariabelen Waarde Status MAX waarde MIN waarde Flankherkenning: Sensorwaarde na het bereiken van de differentie bij positieve (stijgende) of negatieve (dalende) flank Gradiëntherkenning: Weergave altijd 0 Flankherkenning: Status AAN na het bereiken van de differentie bij positieve (stijgende) of negatieve (dalende) flank (= flank herkend). Status UIT, indien de differentie na een maximum (positieve flank) of minimum (negatieve flank) weer overschreden wordt (zie grafieken). Gradiëntherkenning: Status AAN bij overschrijden van de ingestelde gradiënten (zie grafieken) Flankherkenning: Uitgave van de bepaalde maximum waarde, afhankelijk van de modus Gradiëntherkenning: Weergave altijd 0 Flankherkenning: Uitgave van de bepaalde minimum waarde afhankelijk van de modus Gradiëntherkenning: Weergave altijd 0 Waarde: De berekening van de sensorwaardes geschiedt op verschillende wijze, afhankelijk van de geselecteerde modus (zie betreffende grafieken) Flankherkenning voor positieve flank met Quasi-Peak: De MIN waarde stijgt met de ingestelde waarde van de Quasi-Peak zodra een trendomkeer op het minimum plaatsvindt. Deze stijgt echter nooit boven de MAX waarde. Flankherkenning voor negatieve flank met Quasi-Peak: De MAX waarde daalt met de ingestelde waarde van de Quasi-Peak zodra een trendomkeer op het maximum plaatsvindt. Deze daalt echter nooit onder de MIN waarde. Met reset-signaal in de ingangsvariabelen: De uitgave van de betreffende uitgangsvariabelen Status en Waarde geschiedt alleen voor de eerste berekening na de reset en blijft tot aan de volgende reset bevroren. Na de reset zijn de Waarde op 0 en de Status op UIT. Gradiëntherkenning: De weergavewaardes voor Waarde, MAX waarde en MIN waarde worden met 0 uitgegeven, alleen de status wijzigt zich aan de hand van de metingen. Bij Vrijgave = uit worden alle waardes op 0 en de status op UIT gezet. 54

55 Cv-groepregeling Cv-groepregeling Basisschema Functiebeschrijving Mengregeling voor een cv-groep op basis van de buiten- en ruimtetemperatuur met in achtneming van de via de schakeltijden vastgelegde verwarmings- en verlaagde temperatuur. Schakeling van de cv-pomp via parameters en omschakeling van de bedrijfswijzen door verschillende ingangsvariabelen mogelijk. Ingangsvariabelen Vrijgave Vrijgave pomp Vrijgave mengv. Voorrang warmwater Ruimtetemperatuur Aanvoertemperatuur Buitentemperatuur Externe schakelaar Status tijdvoorwaarde Gew. ruimtetemperatuur Bedr.modus kalender T.ruimte.GEW kalend. Venstercontact Verwarmen met externe T.aanv.GEW Externe T.aanv.GEW Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Vrijgave van de cv-pomp (digitale waarde AAN/UIT) Vrijgave van het mengventiel (digitale waarde AAN/UIT) Digitaal ingangssignaal AAN/UIT Analoog ingangssignaal van de ruimtetemperatuur T.ruimte Analoog ingangssignaal van de aanvoertemperatuur T.aanvoer Analoog ingangssignaal van de buitentemperatuur T.buiten Digitaal ingangssignaal AAN/UIT of analoog ingangssignaal (zie sectie Externe schakelaar ) voor het omschakelen bedrijfsmodus Digitaal ingangssignaal AAN/UIT (bv. van de functie Schakelklok ) Analoge waarde voor extern bepaalde gewenste ruimtetemperatuur Ingangssignaal van de functie Kalender voor het omschakelen van de bedrijfsmodus (zie sectie en functie Kalender ) Gewenste ruimtetemperatuur bij actieve kalenderfunctie (zie sectie en functie Kalender ) Digitaal ingangssignaal AAN/UIT (zie sectie Venstercontact ) Digitaal ingangssignaal AAN/UIT Gebruikersgedefinieerde waarde of analoog ingangssignaal voor de externe gewenste aanvoertemperatuur 55

56 Cv-groepregeling Offset T.ruimte.GEW Analoge offsetwaarde voor de gewenste ruimtetemperatuur Offset T.aanv.GEW Analoge offsetwaarde, welke aan de berekende gewenste aanvoertemperatuur bijgeteld wordt. Vrijgave cv-groep = uit: De gehele cv-groep is gedeactiveerd (geen vorstbescherming!). De uitgangsvariabelen van de gewenste temperaturen worden op 5 C gesteld. Alle digitale uitgangsvariabelen staan op UIT, daarom blijft ook het mengventiel onveranderd. De bedrijfsmodus staat op Niet actief (0). De bedrijfsstatus wordt niet gewijzigd, ook indien gedurende de vrijgave UIT de bedrijfsmodus cq. status gewijzigd wordt. Pas indien de vrijgave weer op AAN gesteld wordt, wordt de gewijzigde bedrijfsmodus overgenomen. Vrijgave pomp = uit: De pomp wordt uitgeschakeld, het mengventiel functioneert afhankelijk van de instelling in de uitschakelvoorwaarden voor cv-pomp = uit, de uitgangsvariabelen blijven zo actief zoals bij vrijgave pomp AAN (uitgezonderd cv-pomp en mengventiel). De vorstbescherming blijft actief (zie parametermenu Vorstbeveiliging ). Vrijgave mengventiel = uit: Het mengventiel functioneert op de wijze zoals in de uitschakelvoorwaarden bij functionaliteit voor Vrijgave mengventiel = uit ingesteld is. De vorstbescherming blijft actief (zie parametermenu Vorstbeveiliging ). Het ingangssignaal Voorrang warmwater AAN schakelt de cv-pompen uit, indien de buitentemperatuur boven de vorstbeschermingsgrens is (behalve indien de regelaar zicht in een speciale bedrijfsmodus bevindt). Het mengventiel functioneert zoals in de uitschakelvoorwaarden bij cv-pompen = uit vastgelegd, de uitgangsvariabelen voor bedrijfsmodus, bedrijfsstatus en gewenste temperaturen worden niet gewijzigd. Bij een buitentemperatuur onder de vorstbeschermingsgrens genereert dit signaal een dominant omschakelen van de cv-groepregeling op bedrijfsmodus Vorstbescherming (bedrijfsstatus Speciaalbedrijf ), onafhankelijk van de actuele bedrijfsstatus. De Status tijdvoorwaarde schakelt de cv-groepregeling tussen normaal- en verlaagd bedrijf om, indien de regelaar in de bedrijfsmodus Tijd/Auto staat. Bij status AAN geldt normaal bedrijf, bij status UIT verlaagd bedrijf. Door de ingangsvariabele Gewenste ruimtetemperatuur kan een waarde van een andere bron (bv. functie) aan de cv-groep worden overgegeven. Deze waarde overschrijft de interne instellingen. Bij gebruik van deze ingangsvariabele is, bij koppeling met een ruimtesensor met bedrijfskeuzeschakelaar (RAS, RASPT, RAS-PLUS of RAS-F), de gewenste ruimtetemperatuur alleen in positie Automatisch actief. De actuele bedrijfsmodus ontstaat uit de verhouding tot T.ruimte.VERL en T.ruimte VORST (zie tabel 2 / bedrijfsstatus). Door een AAN-signaal op de ingangsvariabele Verwarmen met externe T.aanv.GEW wordt, onafhankelijk van de pomp- of mengervrijgave, de cv-groep met de gewenste aanvoertemperatuur Externe T.aanv.GEW bedreven. Externe T.aanv.GEW. kan een gebruikersgedefinieerde waarde of een uitgangsvariabele van een functie zijn. Deze methode kan bv. voor het koelen van een collector of ketel of voor de overname van de gewenste temperatuur uit de profielfunctie gebruikt worden. Bij actieve Verwarmen met externe T.aanv.GEW worden in de uitgangsvariabelen de gewenste aanvoertemperatuur met 5,0 C, de effectief gewenste ruimtetemperatuur met 25 C, de bedrijfsstatus Speciaalbedr.(0) en de bedrijfsmodus Ext T.aanv.gew(11) uitgegeven. De aanvoertemperatuur wordt door de drempelwaardes T.aanvoer MAX en T.aanvoer MIN (submenu Stooklijn ) begrensd, ook indien de waarde Externe T.aanv.GEW hoger cq. lager is. Met de offsetwaarde op de gewenste aanvoertemperatuur kan deze door aanvullende criteria (bv. wind, luchtvochtigheid, etc.) worden geoptimaliseerd. Deze offsetwaarde kan bv. van een kenlijn-functie afstammen. De verhoging of verlaging van de gewenste aanvoertemperatuur door de offsetwaarde wordt door T.aanvoer MIN en T.aanvoer MAX (Submenu Stooklijn ) begrensd. 56

57 Parameters Bedrijf Ruimtetemperatuur T.ruimte.IS T.ruimte.VERL T.ruimte.NORM T.ruimte eff. Aanvoertemperatuur T.aanvoer IS T.aanvoer GEW Stooklijn Mengventiel Regelsnelh. Buitentemperatuur T.buiten IS Gem.waarde Vervrgd.inschak. Uitschakelvoorwaarden Vorstbeveiliging Cv-groepregeling Weergave en keuze van de interne bedrijfsmodus van de cvgroepregeling (zie sectie Bedrijf ) Weergave: Ruimtetemperatuur op ruimtesensor T.ruimte Gewenste ruimtetemperatuur voor het verlaagd bedrijf tijdens interne bedrijfsstatus Gewenste ruimtetemperatuur voor het verwarmingsbedrijf tijdens interne bedrijfsstatus Weergave: Effectief gewenste ruimtetemperatuur, welke door de actuele bedrijfsmodus opgegeven wordt. Weergaves: Actuele aanvoertemperatuur op aanvoersensor T.aanvoer Berekende gewenste aanvoertemperatuur Submenu: Vastleggen van de stooklijn en de maximaal en minimaal gewenste aanvoertemperatuur (zie sectie Stooklijn ) Aanpassen van de regelsnelheid aan de cv-groep (instelbereik 20% - 500%) Weergave: Buitentemperatuur op buitenvoeler T.buiten Submenu: Middeling van de buitentemperatuur voor de berekening van de aanvoertemperatuur en pompuitschakeling (zie sectie Gemiddelde waarde ) Verschuift met behulp van de functie Schakelklok afhankelijk van de buitentemperatuur in inschakeltijdstip van verlaagd- naar normaal bedrijf (zie sectie Vervroegd inschakelen ) Submenu: Pompuitschakeling- en voorwaarden mengventiel (zie sectie Uitschakelvoorwaarden ) Submenu: Vorstbeschermingsvoorwaarden (zie sectie Vorstbeveiliging ) In de interne bedrijfsstatus kan onder Bedrijf van automatisch bedrijf (Tijd/Auto) naar normaal-, verlaagd- of standby-/vorstbeschermingsbedrijf omgeschakeld worden. Wordt een ruimtesensor RAS, RASPT, RAS-PLUS of RAS-F gebruikt, dan wordt in automatisch bedrijf RAS weergegeven en daaronder de bedrijfsmodus, welke op de ruimtesensor ingesteld is. Is in de ingangsvariabelen een ruimtesensor opgegeven, maar de sensorkabel kortgesloten of onderbroken, functioneert de cv-groepregeling zo, als zijnde er in de parametrering geen ruimtesensor opgegeven. 57

58 Cv-groepregeling BEDRIJF Bedrijfsmodus: Daardoor wordt vastgelegd, in welke modus de cv-groepregeling functioneert: o Standby de regelfunctie is uitgeschakeld (vorstbescherming blijft actief), de gewenste aanvoertemperatuur is op +5 C gesteld o Vorstbescherming de vorstbeveiligingsfunctie is geactiveerd. (zie sectie Vorstbeveiliging ) o Verlaagd o Normaal o Feestdag o Vakantie o Party de regelaar is op verlaagd bedrijf geschakeld de regelaar is op verwarmingsbedrijf (normaal) geschakeld de regelaar neemt de bedrijfsmodus Feestdag van de kalenderfunctie over de regelaar neemt de bedrijfsmodus Vakantie van de kalenderfunctie over de regelaar neemt de bedrijfsmodus Party van de kalenderfunctie over o Onderhoud de onderhoudsfunctie is actief (zie functie Onderhoud ). De aanvoertemperatuur wordt op de opgegeven instelling T.aanvoer MAX uit menu Stooklijn geregeld (weergave van de gewenste aanvoertemperatuur geeft echter 5 C). Na het opheffen van het onderhoudsbedrijf blijft de bedrijfsmodus Onderhoud nog drie minuten actief. o Ext. T.aanv.gew de aanvoertemperatuur wordt op de in de ingangsvariabele Externe T.aanv.GEW opgegeven instelling geregeld. o Storing een kabelonderbreking op de buitenvoeler (meetwaarde > 100 C) zou een uitschakeling van de cv-groep tot gevolg hebben. Deze kan in het ongunstigste geval vorstschade tot gevolg hebben. Om dat te vermijden wordt de cv-groep bij duidelijk te hoge buitentemperaturen op basis van een vaste buitentemperatuur van 0 C bedreven en bij Bedrijf Storing weergegeven. De weergave van de bedrijfsmodus in het parametermenu betreft alleen de interne instelling van de regelaar. Daarnaast geeft deze in de interne bedrijfsstatus de bedrijfsmodus Tijd/Auto, indien daarin de Status tijdvoorwaarde actief is. Is een ruimtesensor (RAS, RASPT, RAS-PLUS of RAS-F) in de ingangsvariabele gedefinieerd, dan wordt, in plaats van de interne bedrijfsmodus, RAS weergegeven. Daaronder wordt dan de bedrijfsmodus zichtbaar, welke op de ruimtesensor ingesteld is. De bedrijfsmodi Feestdag, Vakantie en Party kunnen alleen door de kalenderfunctie geactiveerd worden. De daadwerkelijk actieve bedrijfsmodus is in de functiestatus en in de uitgangsvariabelen zichtbaar. Tabel 1: Uitgave van de uitgangsvariabelen als getalswaarde conform de bedrijfsmodus Bedrijfsmodus Tabel 1 Uitgangsvariabele getalswaarde Niet actief (vrijgave cv-groep UIT) 0 Normaal 1 Verlaagd 2 Standby 3 Vorstbescherming Vakantie 6 Feestdag 7 Party 8 Storing 9 Onderhoud 10 Ext. T.aanv.gew 11 58

59 Cv-groepregeling Bedrijfsstatus: De bedrijfsstatus geeft aan, waardoor de bedrijfsmodus gedefinieerd wordt. De bedrijfsstatussen hebben prioriteiten. De hoogste prioriteit heeft de bedrijfsstatus 0, de laagste prioriteit de bedrijfsstatus 6. De actieve bedrijfsstatus is in de functiestatus en in de uitgangsvariabelen zichtbaar. Uitgangsvariabele: De uitgegevens getalswaarde betreft de prioriteit van de actieve bedrijfsstatus volgens de kolom 1 in tabel 2. Prioriteit Bedrijfsstatus Bedrijfsmodus 0 Speciaal bedrijf Tabel 2 wordt actief, indien Opmerkingen 0 Niet actief Vrijgave cv-groep = UIT Cv-groep kompleet gedeactiveerd 9 Storing Buitentemperatuur > 100 C UIT indien BT < 75 C Er wordt een buitentemperatuur van 0 C overgenomen. 10 Onderhoud Onderhoudsfunctie AAN Vrijgavestatus van pomp en 11 Externe T.aanv.gew Verwarmen met externe T.aanv.GEW AAN 4 Vorstbescherming, indien uitschakelvoorwaarde actief of vrijgave van de pomp op UIT Vorstbeschermingsvoorwaarde voldaan (buitentemp. < T.buiten.GEMr of T.ruimte IS < T.ruimte VORST) mengventiel niet relevant Digitaal ingangssignaal op de ingangsvariabele Verwarmen met externe T.aanv.GEW Vrijgavestatus van pomp en mengventiel niet relevant 1 Venstercontact Digitaal ingangssignaal op de Bedrijf, welke de actuele Venstercontact AAN bedrijfsstatus betreft 3 Standby Venstercontact UIT 4 Vorstbescherming Venstercontact UIT en vorstbeschermingsvoorwaarde voldaan ingangsvariabele Venstercontact 2 Extern Ingangssignaal op de ingangsvariabele Externe Tijd/Auto Signaal op externe schakelaar: Analoge waarde 65 1 Normaal Signaal op externe schakelaar: Analoge waarde 66 2 Verlaagd Signaal op externe schakelaar: Analoge waarde 67 3 Standby Signaal op externe schakelaar: Analoge waarde 64 4 Vorstbescherming Signaal op externe schakelaar: Analoge waarde 64 en vorstbeschermingsvoorwaarde voldaan Terug schakelen naar het Signaal op externe schakelaar: bedrijf, welke de actuele Analoge waarde 127 bedrijfsstatus betreft Bedrijf, welke de actuele Signaal op externe schakelaar: bedrijfsstatus betreft Digitaal UIT 3 Standby Signaal op externe schakelaar: Digitaal AAN 4 Vorstbescherming Signaal op externe schakelaar: Digitaal AAN en vorstbeschermingsvoorwaarde voldaan schakelaar Bedrijfsmodus vlgs. Status tijdvoorwaarde (+ RAS: Tijd/Auto) 59

60 Cv-groepregeling Prioriteit Bedrijfsstatus Bedrijfsmodus wordt actief, indien Opmerkingen 3 Kalender Ingangssignaal op de ingangsvariabele Bedrijfsmodus kalender 3 Standby Bedrijfsmodus volgens kalender 4 Vorstbescherming Bedrijfsmodus Standby volgens kalender en vorstbeschermingsvoorwaarde voldaan 6 Vakantie Bedrijfsmodus volgens kalender 7 Feestdag Bedrijfsmodus volgens kalender 8 Party Bedrijfsmodus volgens kalender 4 Intern Tijd/Auto Bedrijfsmodus in de regelaar Bedrijfsmodus vlgs. Status tijdvoorwaarde 1 Normaal Bedrijfsmodus in de regelaar 2 Verlaagd Bedrijfsmodus in de regelaar 3 Standby Bedrijfsmodus in de regelaar 4 Vorstbescherming Bedrijfsmodus Standby in de regelaar en vorstbeschermingsvoorwaarde voldaan 5 RAS Indien intern bedrijf op RAS en RASPT, RAS, RAS-Plus of RAS-F Tijd/Auto Schakelaarpositie RAS Automatisch 1 Normaal Schakelaarpositie RAS Normaal 2 Verlaagd Schakelaarpositie RAS Verlaagd 3 Standby Schakelaarpositie RAS Standby 4 Vorstbescherming Schakelaarpositie RAS Standby + vorstbeschermingsvoorwaarde voldaan 6 Ext ruimte GEW Analoog ingangssignaal op de ingangsvariabele Gew. ruimtetemperatuur 1 Normaal Ingangsvariabele > parameter T.ruimte.VERL 2 Verlaagd Ingangsvariabele T.ruimte.VERL > parameter T.ruimte VORST 3 Standby Ingangsvariabele T.ruimte VORST 4 Vorstbescherming Ingangsvariabele T.ruimte VORST en vorstbeschermingsvoorwaarde voldaan als ruimtesensor gedefinieerd is Bedrijfsmodus vlgs. Status tijdvoorw. of Ext. T.ruimte.GEW Bij gebruik van een RAS, RASPT, RAS-Plus of RAS-F als ruimtesensor alleen in schakelaarpositie Automatisch actief. Het interne bedrijf moet op Tijd/Auto staan. De vorstbeschermingsvoorwaarde is voldaan, indien de gemiddelde waarde van de buitentemperatuur uitschakeling T.buiten GEMr < de ingestelde waarde in het menu Vorstbeveiliging of de ruimtetemperatuur T.ruimte IS < T.ruimte VORST is. Het speciale bedrijf Storing wordt alleen actief, indien Onderhoud of Externe T.aanv.GEW niet actief zijn. 60

61 Cv-groepregeling Status van cv-pompen en mengventiel afhankelijk van bedrijfsmodus en vrijgaves: Vrijgave Cv-groep Bedrijfsmodus Vrijgave pomp Vrijgave mengventiel Status pomp Status mengventiel UIT x x X UIT UIT Onderhoud Ext T.aanv.gew x x AAN AUTO (1) AAN Normaal, Verlaagd, Party, Vakantie, Feestdag UIT AAN UIT UIT UIT AAN UIT UIT (2) UIT AUTO UIT AAN AUTO AUTO Standby x x UIT UIT AAN AAN AUTO Vorstbescherming x UIT AAN UIT x Status vrijgave cq. bedrijfsmodus niet relevant (1) (1) AUTO betekent in dit geval, dat op de in het menu Stooklijn opgegeven instelling T.aanvoer MAX geregeld wordt. (2) UIT geldt niet, indien in de uitschakelvoorwaarden onder als cv-pompen = UIT => mengventiel: de instelling regelen gekozen is. EXTERNE SCHALTER Wordt de ingangsvariabele Externe schakelaar met een digitaal signaal (AAN/UIT) verbonden, dan kan tussen Standby- / Vorstbeveiligingsbedrijf en de actuele bedrijfsmodus van een bedrijfsstatus met lagere prioriteit omgeschakeld worden. Is het ingangssignaal op AAN, schakelt de regelaar op Standby of, indien de vorstbeschermingsvoorwaarden actief zijn, op Vorstbescherming. Is het signaal op UIT, dan wordt naar de op dat moment actuele bedrijfsstatus omgeschakeld. De ingangsvariabele accepteert ook analoge waardes voor externe bedrijfsmodus-omschakeling: Waarde (dimensieloos): Bedrijfsmodus: 64 Standby/Vorstbescherming 65 Tijd/Auto (bedrijfsmodus afhankelijk van status tijdvoorwaarde) 66 Normaal 67 Verlaagd 127 Op bedrijf van de actuele bedrijfsstatus terugschakelen. 0 Leidt niet tot wijziging van de bedrijfsmodus, kan echter vervolgens door een bedrijfsstatus met lagere prioriteit gewijzigd worden. Deze analoge waardes kunnen van een andere functie of echter ook via de GSM-module van de C.M.I. als netwerkingang komen. De waardes van de externe schakelaar hebben de prioriteit 2 (zie tabel 2 in hoofdstuk BEDRIJF). Let op: Als gedurende de tijd, waarin de waarde tussen 64 en 67 staat, desondanks geprobeerd wordt een andere bedrijfsmodus in een bedrijfsstatus met lagere prioriteit (= kalender, externe gewenste ruimtetemperatuur, RAS en intern) in te stellen, dan ziet de regelaar deze wijziging en neemt deze bedrijfsmodus over na terugschakelen met een waarde 127 op Externe schakelaar. Belangrijk: De externe schakelaar mag nooit met een temperatuursensor verbonden worden, omdat zo de regelaar kan worden beschadigd. 61

62 Cv-groepregeling KALENDER In de ingangsvariabele Bedrijfsmodus kalender wordt de bedrijfsmodus van een kalenderfunctie uitgekozen. Via de ingangsvariabele T.ruimte.GEW kalend. kan aan door de bedrijfsmodus toegewezen gewenste waarde (=gewenste ruimtetemperatuur) 1, 2 of 3 worden opgegeven. Er is echter ook een andere bron toegestaan (bv. gewenste ruimtetemperatuur kalender van een andere regelaar via het CAN-netwerk). Wordt aan de bedrijfsmodus geen gewenste temperatuur vastgelegd ( ongebruikt ), dan heeft de regelaar de volgende effectief gewenste ruimtetemperaturen: Bedrijfsmodus kalender Effectief gewenste ruimtetemperatuur Niet actief (0) T.ruimte.VERL of T.ruimte.NORM volgens de Status tijdvoorwaarde Standby (3) 5 C, vorstbeveiligingsfunctie actief Vakantie (6) T.ruimte.VERL Feestdag (7) T.ruimte.NORM Party (8) T.ruimte.NORM Zijn meerdere Bedrijfsmodus kalender gelijktijdig actief, dan worden de bedrijfsmodus met de hoogste prioriteit (zie functie Kalender ) en de daartoe behorende gewenste waarde overgenomen. Is geen Bedrijfsmodus kalender actief (weergave Niet actief (0) in de ingangsvariabele), wordt in de ingangsvariabele gewenste ruimtetemperatuur kalender weergegeven, welke in de kalenderfunctie bij Niet actief vastgelegd is. Deze waarde wordt echter in de cv-groepregeling niet overgenomen. VENSTERCONTACT Door de ingangsvariabele Venstercontact kan de cv-groep op standby cq. vorstbescherming omgeschakeld worden, onafhankelijk van andere bedrijfsstatussen (uitgezonderd speciaal bedrijf - Onderhoud en Ext T.aanv.gew). Een (digitaal) AAN-signaal laat de cv-groep in de actuele bedrijfsstatus en bedrijfsmodus, een UITsignaal leidt tot het standby- cq. vorstbeveiligingsbedrijf. TIJDPROGRAMMA S De tijdprogramma s van de cv-groep worden via de ingangsvariabele Status tijdvoorwaarde vastgelegd. De status is alleen in de bedrijfsmodus Tijd/Auto actief. Is de status AAN, geldt de normale temperatuur, is de status UIT, geldt de verlaagde temperatuur. Deze status kan van functies (bv. functie Schakelklok ) of andere bronnen stammen. Bij keuze van een gewenste ruimtetemperatuur uit de functie Schakelklok dient erop te worden gelet, dat buiten het tijdvenster de waarde gew. waarde (1, 2), als tijdprogr. = uit overgenomen wordt. VERVROEGD INSCHAKELEN Afhankelijk van de buitentemperatuur kunnen vastgelegde verwarmingstijden leiden tot een te vroeg of te laat inschakelen van de verwarming leiden. Het vervroegd inschakelen verschuift afhankelijk van de buitentemperatuur het schakeltijdstip. De opgave heeft betrekking op een buitentemperatuur van -10 C en bedraagt bij +20 C nul. Zo ontstaat bv. bij een vervroegd inschakelen van 30 min. en een buitentemperatuur van 0 C het vervroegen van de inschakeling (van verlaagd- naar normaal bedrijf) met 20 minuten. De effectief vervroegde inschakeltijd betreft de gemiddelde buitentemperatuur en is een uitgangsvariabele, welke door de functie Schakelklok overgenomen worden. 62

63 Cv-groepregeling STOOKLIJN De aanvoertemperatuur wordt berekend aan de hand van de buitentemperatuur en de instellingen van de stooklijn. De stooklijn is op een gewenste ruimtetemperatuur van +20 C berekend en wordt voor andere gewenste ruimtetemperaturen naar rato parallel verschoven. De functie geschiedt de parametrering van de stooklijn met één van de twee methodes: Via de steilheid, zoals in veel verwarmingsregelaars gebruikelijk is. Via de relatie van de buitentemperatuur (bij +10 C en -20 C) tot de aanvoertemperatuur. Daarbij wordt een aanvullend referentiepunt bij +20 C buitentemperatuur = +20 C aanvoertemperatuur vast gehanteerd. Bij beide methodes is de invloed van de buitentemperatuur op de aanvoertemperatuur niet lineair. Via steilheid is de kromming vastgelegd. Via temperatuur ontstaat met de gewenste aanvoertemperatuur bij +10 C een kromming van de stooklijn, welke aan de verschillende warmte-afgiftes van verwarmingssystemen aangepast kan worden. Vaste waarde: De aanvoertemperatuur wordt op de in het submenu Stooklijn ingestelde vaste waarde voor het bedrijf Normaal cq. Verlaagd geregeld. De ruimte-invloed blijft ook in de modus Vaste waarde actief. Wordt geen buitenvoeler aangesloten, dan wordt intern in de regelaar een waarde van 0 C voor de buitentemperatuur aangehouden. Zodat de bedrijfsmodus Standby correct functioneert, dient daarom de parameter T.buiten.GEMr in het submenu Vorstbeveiliging onder 0 C ingesteld te worden. Zonder buitenvoeler gedraagt de cv-groepregeling zich als een vaste waarderegeling, waarbij de aanvoertemperatuur in normaal bedrijf de instelling T.aanvoer -20 C en i verlaagd bedrijf de instelling T.aanvoer +10 C betreft (submenu Stooklijn ). 63

64 Cv-groepregeling stooklijn steilheid : stooklijn Temperatuur (Voorbeelden): Instelwaarde T.aanv. +10 C Gewenste aanvoertemperatuur bij +10 C buiten Instelwaarde T.aanv. -20 C Gew.aanvoertemp. bij -20 C buiten 64

65 Parameters submenu Stooklijn Regeling Stooklijn (Weergave alleen Modus buitentemperatuur ) Keuze: Modus Buitentemperatuur of modus Vaste waarde Keuze: Temperatuur of Steilheid Cv-groepregeling Ruimte-invloed De ruimtetemperatuur wordt voor de berekening van de aanvoertemperatuur met xx% in acht genomen (niet-lineaire invloed), van 0-90% instelbaar. De ruimte-invloed is ook in de modus Vaste waarde actief. Inschakelverhoging T.aanvoer +10 C (Weergave alleen bij stooklijn Temperatuur ) T.aanvoer -20 C (Weergave alleen bij stooklijn Temperatuur ) Steilheid (Weergave alleen bij stooklijn Steilheid ) T.aanvoer verlaagd (Weergave alleen bij Modus Vaste waarde ) T.aanvoer normaal (Weergave alleen bij Modus Vaste waarde ) Niveau T.aanvoer MAX T.aanvoer MIN T.aanvoer MIN norm De voorafgegane uitschakeltijd van de cv-pomp leidt tot een (in tijd afnemende) verhoging van de aanvoertemperatuur (maximaal op T.aanvoer MAX). Instelbereik: 0 20% nadere verklaring: zie onder Gewenste aanvoertemperatuur bij +10 C buitentemperatuur Gewenste aanvoertemperatuur bij -20 C buitentemperatuur Opgave van de steilheid Gewenste aanvoertemperatuur in verlaagd bedrijf Gewenste aanvoertemperatuur in normaal bedrijf Parallelle verschuiving van de gekozen stooklijn met een vaste offsetwaarde (ook in modus Vaste waarde actief). Met deze waarde wordt de berekende gew. aanvoertemperatuur verhoogd of verlaagd. Maximale waarde van de aanvoertemperatuur (boven deze grens mag de aanvoertemperatuur niet stijgen) Minimale waarde van de aanvoertemperatuur, bij iedere bedrijfsmodus behalve Standby (onder deze grens de aanvoertemp. niet dalen) Minimale waarde van de aanvoertemperatuur in normaal bedrijf Inschakelverhoging De inschakelverhoging (IV) wordt volgens de volgende formule berekend: De teller wordt bij uitgeschakelde cv-pomp iedere 20 minuten met 1 verhoogd, bij ingeschakelde cv-pomp iedere minuut met 1 tot aan 0 verlaagd. De maximale tellerstand bedraagt 255, welke dus na 85 uur uitschakeltijd (= 255/3 uur of ca. 3,5 dagen) bereikt. De maximale aflooptijd bedraagt 4,25 uur (= 255 min). De ingestelde verhoging in % is na een uitschakeltijd van 10 uur (= 30 x 20 min) bereikt. Voorbeeld: T.aanv.GEW = 40 C, Inschakelverhoging = 10%, uitschakeltijd 8 uur De verhoging begint bij +3,2 K en daalt gelijkmatig naar nul binnen 24 minuten. Is de waarde T.aanvoer MIN Normaal lager als T.aanvoer MIN ingesteld, dan geldt in normaal bedrijf desondanks de hogere waarde van T.aanvoer MIN. 65

66 Cv-groepregeling Parameters submenu Gemiddelde waarde (van de buitentemperatuur) Schommelende buitentemperaturen zijn bij de berekening van de aanvoertemperatuur cq. als basis voor het schakelen van de cv-pomp ongewenst. Daarom staat voor de berekening van de stooklijn, evenals voor het uitschakelen van de cv-pomp, een aparte gemiddelde meting van de buitentemperatuur ter beschikking. voor regeling aanv.temp Tijd gem.wrde Gem.waarde BT-regeling voor uitschakeling Tijd gem. wrde Gem.waarde BTuitschakeling Gemiddelde waarde voor de berekening van de gewenste aanvoertemperatuur Opgave van de gemiddelde waardetijd Uitkomst van de berekening Berekening gemiddelde waarde voor de pompuitschakeling Opgave van de gemiddelde waardetijd Uitkomst van de berekening Parameters submenu Uitschakelvoorwaarden (en gedrag mengventiel) De regelaar beschikt over de volgende uitschakelvoorwaarden voor cv-pomp: als normaal bedr. en T.ruimte IS > GEW Diff. aan Diff. uit als verlaagd bedrijf en T.ruimte IS > GEW Diff. aan Diff. uit als T.aanvoer GEW < MIN Diff. aan Diff.uit als T.aanvoer IS > MAX Diff. aan Diff. uit als T.buiten GEMu > MAX T.buiten MAX Diff. aan Diff. uit als verlaagd bedrijf en T.buiten GEMu > MAX T.buiten MAX Diff. aan Diff. uit Uitschakeling, indien de gewenste ruimtetemperatuur in normaal bedrijf bereikt is. Inschakeldifferentie op T.ruimte eff. Uitschakeldifferentie op T.ruimte eff. Uitschakeling, indien de gewenste ruimtetemperatuur in verlaagdbedrijf bereikt is. Inschakeldifferentie op T.ruimte eff. Uitschakeldifferentie op T.ruimte eff. Uitschakeling, indien de berekende aanvoertemperatuur de drempelwaarde T.aanvoer MIN in normaal- of verlaagd bedrijf onderschrijdt. Inschakeldifferentie op T.aanvoer MIN Uitschakeldifferentie op T.aanvoer MIN Uitschakeling, indien de aanvoertemperatuur groter als T.aanvoer MAX (instelling in de stooklijn). Inschakeldifferentie op T.aanvoer MAX Uitschakeldifferentie op T.aanvoer MAX Uitschakeling, indien in normaal- of verlaagd bedrijf de gemiddelde buitentemperatuur T.buiten GEMu de instelbare waarde T.buiten MAX overschrijdt. Gewenste drempelwaarde Inschakeldifferentie op T.buiten.MAX Uitschakeldifferentie op T.buiten.MAX Uitschakeling, indien in verlaagd bedrijf de gemiddelde buitentemperatuur T.buiten GEMu de instelbare waarde T.buiten MAX overschrijdt. Gewenster drempelwaarde Inschakeldifferentie op T.buiten MAX Uitschakeldifferentie op T.buiten MAX 66

67 Cv-groepregeling als pomp cv-grp = UIT Mengventiel als vrijg. mengv. = UIT Mengventiel Gedrag mengventiel na het uitschakelen van de pomp (behalve bij vrijgave cv-groep = uit): Keuze: sluiten, openen, onveranderd, (verder)regelen Gedrag mengventiel bij vrijgave mengventiel = uit: Keuze: sluiten, openen, onveranderd Is één van de uitschakelvoorwaarden actief, dan wordt de cv-pomp uitgeschakeld en de gewenste aanvoertemperatuur op +5 C gezet. Wordt een externe gewenste ruimtetemperatuur (ingangsvariabele) opgegeven, dan geldt voor de uitschakelvoorwaarden: Is de waarde van de ingangsvariabelen als de parameter T.ruimte NORM, is de cv-groep in normaal bedrijf. Er gelden daarom de uitschakelvoorwaarden voor het normaal bedrijf. Is de waarde van de ingangsvariabelen als de parameter T.ruimte VERL en < T.ruimte NORM, is de cv-groep in verlaagd bedrijf. Er gelden daarom de uitschakelvoorwaarden voor het verlaagd bedrijf Alle parameterwaardes hebben geen instelbare hysterese. De schakeldrempelwaardes zijn in een inschakel- en een uitschakeldifferentie opgedeeld. Omdat bij de berekening van de gewenste aanvoertemperatuur zowel met de buitentemperatuur als ook met de ruimtetemperatuur (voor zover een sensor gebruikt is) rekening wordt gehouden, is de uitschakeling als T.aanvoer.GEW < MIN de meest gangbare methode. Deze uitschakelvoorwaarde is fabrieksmatig in de regelaar vooringesteld. Parameters submenu Vorstbeveiliging Dit functiedeel wordt in Standbybedrijf in iedere bedrijfsstatus actief, ook indien de cv-groep via de ingangsvariabele Vrijgave pomp gedeeltelijk geblokkeerd is of een uitschakelvoorwaarde de cv-pomp heeft geblokkeerd. Is de vrijgave mengventiel op UIT, dan blijft de pomp ingeschakeld, er heerst geen vorstbeveiligingsbedrijf. Het mengventiel gedraagt zich, zoals in de uitschakelvoorwaarden bij Vrijgave mengventiel = UIT is ingesteld. Is de functie via vrijgave cv-groep geblokkeerd, bestaat geen vorstbeveiligingsbedrijf! De vorstbescherming wordt geactiveerd, indien de buitentemperatuur onder T.buiten GEMr of, bij aangesloten ruimtesensor, de ruimtetemperatuur onder T.ruimte VORST daalt. Is de vorstbescherming geactiveerd, wordt de gewenste aanvoertemperatuur op die aanvoertemperatuur in de stooklijn gezet, welke de ruimtetemperatuur T.ruimte VORST betreft, echter ten minste op T.aanvoer MIN of T.aanvoer MIN norm al naar gelang de status tijdvoorwaarde (instelling in het submenu stooklijn). Het vorstbeveiligingsbedrijf eindigt, indien de temperatuur, welke de vorstbeveiligingsfunctie geactiveerd heeft, met 2K boven de betreffende vorstbeschermingsgrens stijgt (vaste hysterese). Vorstbescherming indien T.buiten GEMr < T.ruimte VORST Inschakeldrempelwaarde op basis van de buitentemperatuur Inschakeldrempelwaarde op basis van de ruimtetemperatuur Gewenste ruimtetemperatuur voor het vorstbeveiligingsbedrijf Omschak. norm. naar verlaagd bedr. Vertragingstijd vorstbescherming Na het omschakelen van normaal- naar verlaagd bedrijf kan een vorstbeveiligingsbedrijf, welke via de drempelwaarde buitentemperatuur geactiveerd wordt, pas na deze vertragingstijd actief worden. 67

68 Cv-groepregeling Uitgangsvariabelen Gew.aanvoertemp. Uitgave van de actuele gewenste aanvoertemperatuur volgens de tabel Gewenste aanvoertemperatuur (voor de aansturing van het mengventiel) Eff.gew. ruimtetemp. Cv-pomp Mengventiel open/dicht Mengventiel 0 100% Onderhoudsbedrijf Vorstbeveiligingsbedrijf Bedrijfsmodus Bedrijfsstatus Uitgave van de effectief (=actuele) gewenste ruimtetemperatuur Status cv-pomp AAN/UIT, keuze van de uitgang Status mengventiel OPEN/UIT/DICHT, keuze van de schakeluitgangen (uitgangspaar) Uitgave van een procentuele waarde met 1 kommapositie voor de aansturing van een mengventiel met 0-10V-ingang via een analoge uitgang (A12- A15) Status AAN, indien onderhoudsbedrijf actief Status AAN, indien vorstbeveiligingsbedrijf actief Weergave van de bedrijfsmodus en uitgave van een dimensieloos getal volgens tabel 1 in de sectie bedrijf Weergave van de bedrijfsstatus en uitgave van een dimensieloos getal volgens de kolom 1 (prioriteit) in tabel 2 in de sectie bedrijf Vervrgd.inschak. Uitgave van de effectief vervroegde inschakeling volgens de buitentemperatuur T.ruimte < GEW T.ruimte < GEW (verlaagd) T.aanvoer GEW > MIN T.buiten < MAX T.buiten < MAX (verlaagd) T.aanvoer < MAX Teller rest.looptijd Mengventiel open Mengventiel gesloten Gem.waarde BTregeling Gem.waarde BTuitschakeling Gewenste inschakeltemp. Vertrag.tijdteller vorstbev. Status UIT, indien de uitschakelvoorwaarde T.ruimte IS >GEW optreedt Status UIT, indien de uitschakelvoorwaarde T.ruimte IS >GEW in verlaagd bedrijf optreedt. Status UIT, indien de uitschakelvoorwaarde T.aanvoer GEW < MIN optreedt. Status UIT, indien de uitschakelvoorwaarde T.buiten GEMu > MAX optreedt. Status UIT, indien die uitschakelvoorwaarde T.buiten GEMu > MAX in verlaagd bedrijf optreedt. Status UIT, indien de uitschakelvoorwaarde T.aanvoer IS > MAX optreedt. Weergave van de resterende looptijd van het mengventiel Status AAN, indien het mengventiel volledig open is (na afloop van de resterende looptijd) Status AAN, indien het mengventiel volledig gesloten is (na afloop van de resterende looptijd) Berekende gemiddelde waarde van de buitentemperatuur, welke voor de berekening van de aanvoertemperatuur gebruikt wordt (zie sectie Gemiddelde waarde ) Berekende gemiddelde waarde van de buitentemperatuur, welke voor de pompuitschakeling gebruikt wordt (zie sectie Gemiddelde waarde ) Uitgave van de gewenste inschakel-aanvoertemperatuur volgens Tabel 3 (voor gebruik in de functie Warmtevraag CV ) Weergave de aflopende vertragingstijd voor het vorstbeveiligingsbedrijf bij omschakelen van normaal- naar verlaagd bedrijf 68

69 Cv-groepregeling Mengventiel 0 100%: Verschaling van de analoge uitgang: 0 = 0,00V / 1000 = 10,00V De resterende looptijd wordt van 20 minuten teruggeteld, indien een uitgangspaar (aansturing mengventiel) met de uitgangsvariabele Mengventiel open/dicht verbonden is. Is geen uitgangspaar verbonden, dan begint de resterende looptijd bij 2 minuten te lopen. De resterende looptijd wordt opnieuw geladen, indien de uitgang mengventiel naar handbedrijf is gezet, door een melding (dominant AAN of UIT) aangestuurd wordt, de aansturingsrichting wijzigt of de vrijgave van UIT naar AAN omgeschakeld wordt. De uitgangsvariabelen, welke betrekking hebben op de uitschakelvoorwaarden zijn altijd op status AAN, indien de betreffende uitschakelvoorwaarde niet geactiveerd is. Tabel 3: uitgangsvariabelen onder verschillende voorwaarden Vorstbeschermingsvoorwaarde voldaan ja/nee Gewenste aanvoertemperatuur Gewenste inschakeltemperatuur Effectief gewenste ruimtetemperatuur Vrijgave cv-groep UIT --- 5,0 C 5,0 C 5,0 C Vrijgave pomp UIT ja berekening vorstbescherming (met vertraging) berekening T.ruimte VORST Vrijgave pomp UIT nee berekening berekening vlgs. instellingen WW-voorrang AAN ja berekening vorstbescherming berekening T.ruimte VORST WW-voorrang AAN nee berekening berekening vlgs. instellingen Vrijgave mengventiel UIT --- berekening berekening vlgs. instellingen Pompuitschakelvoorwaarde actief ja berekening vorstbescherming berekening vorstbescherming T.ruimte VORST (met vertraging) (met vertraging) Pompuitschakelvoorwaarde actief Alle bedrijfsmodi behalve Standby nee 5 C 5 C vlgs. instellingen --- berekening berekening vlgs. instellingen Bedrijfsmodus Standby ja berekening vorstbescherming berekening vorstbescherming T.ruimte VORST Venstercontact UIT Bedrijfsmodus Standby nee 5 C 5 C 5 C Venstercontact UIT Verwarmen met externe T.aanv.GEW --- externe T.aanv.GEW 5 C 25 C Onderhoud --- T.aanvoer MAX 5 C 25 C Berekening = De gewenste aanvoertemperatuur wordt vlgs. stooklijn en gewenste ruimtetemperatuur T.ruimte Normaal of T.ruimte verlaagd berekend. Berekening vorstbescherming (met vertraging) = De gewenste aanvoertemperatuur wordt vlgs. stooklijn en gewenste ruimtetemperatuur T.ruimte VORST berekend. met vertraging betekent, dat bij omschakeling van normaal- naar verlaagd bedrijf de vorstbescherming via de drempelwaarde buitentemperatuur pas na de vertragingstijd actief wordt. 69

70 Jalouziesturing Jalouziesturing Functiebeschrijving De jalouziesturing neemt in autobedrijf de gewenste positie van de beschaduwingsfunctie over. Door digitale ingangssignalen (jalouzieknop/ -schakelaar) is het mogelijk in handbedrijf om te schakelen en de jalouzie te openen of te sluiten cq. de lamellen horizontaal te zetten. Een veiligheidsafschakeling, welke bv. door een windsensor gerealiseerd wordt, kan de jalouzie gedwongen in een opgegeven positie worden gezet. Ingangsvariabele Vrijgave Vrijgave autobedrijf Jalouzie open Jalouzie dicht Jalouzie geheel open Jalouzie geheel dicht Trigger autobedrijf Veiligheidsuitschakeling Gewenste positie autobedrijf Deurcontact Omschakelen naar autobedrijf om Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Digitaal ingangssignaal AAN/UIT Digitaal ingangssignaal AAN/UIT Digitaal ingangssignaal AAN/UIT Digitaal ingangssignaal AAN (impuls) Digitaal ingangssignaal AAN (impuls) Digitaal ingangssignaal AAN (impuls) Digitaal ingangssignaal (AAN/UIT), welke een dominant gedrag van de jalouzie vlgs. de parameterinstelling activeert Ingangssignaal van de Beschaduwingsfunctie (xx% / xx%) Digitaal ingangssignaal AAN/UIT Kloktijd, waarna na handbedrijf weer op autobedrijf omgeschakeld wordt De ingangsvariabele Jalouzie open en Jalouzie dicht benodigen digitale schakelsignalen. De functie beëindigt het autobedrijf en opent cq. sluit de jalouzie, zolang het ingangssignaal op AAN staat. Wordt de Drukkertijd lang (parameter) overschreden of wordt een dubbelklik binnen de Dubbelkliktijd gedaan, wordt de jalouzie geheel geopend of gesloten. Wordt in handbedrijf Jalouzie open en Jalouzie dicht gelijktijdig bekrachtigd, wisselt de functie van hand- naar autobedrijf. De ingangsvariabelen Jalouzie geheel open en Jalouzie geheel dicht worden door impulssignalen geactiveerd. Er wordt daarom het gebruik van jalouzietoetsen zonder vergrendeling tussen OMHOOG en OMLAAG aanbevolen. Trigger autobedrijf realiseert een terugkeer van hand- naar autobedrijf. Het signaal wordt pas dan actief, indien de jalouzie de voorgegane handmatig opgegeven positie bereikt heeft. In de functiestatus zijn voor Trigger autobedrijf, Jalouzie open, Jalouzie dicht, Jalouzie geheel open en Jalouzie geheel dicht schakelknoppen beschikbaar. De veiligheidsuitschakeling wordt actief, indien het ingangssignaal op AAN staat. Is de ingangsvariabele Deurcontact op UIT, wordt de jalouzie geopend (uitgave: 0% / 0%) en de status autobedrijf gaat naar UIT. Een verdere handmatige bediening is niet mogelijk, tot het deurcontact weer op AAN gaat en de functie door gelijktijdig indrukken van Jalouzie open en Jalouzie dicht naar autobedrijf omgeschakeld wordt. Hiermee kan deze ingangsvariabele ook als kinderbeveiliging gebruikt worden. 70

71 Parameters Jalouzie-instellingen Looptijd lamellen Dode tijd lamellen Vertragingstijd richtingswijziging Vertragingstijd Handbedrijf Drukkertijd lang Dubbelkliktijd Handverst. hoogte Handverst. hoek Sluitvoorwaarden als vrijgave = UIT als vrijgave autobedrijf = UIT Jalouziesturing Looptijd van de lamellen van horizontaal tot gesloten Dode tijd tussen een richtingswijziging, correctiemogelijkheid bij slijtage door langdurig gebruik van de jalouzie Instelling van een vertragingstijd bij richtingswijziging Instelling van een vertragingstijd voor commando s in autobedrijf Wordt de drukkertijd lang van de ingangssignalen Jalouzie open of Jalouzie dicht overschreden, wordt de jalouzie geheel geopend of gesloten (bij waarde = 0 gedeactiveerd). Komen 2 impulsen binnen deze tijd op de ingangsvariabelen Jalouzie open of Jalouzie dicht, wordt de jalouzie geheel geopend of gesloten (bij waarde = 0 gedeactiveerd). Gewenste hoogte voor handbedrijf Gewenste hoek voor handbedrijf Gedrag van de functie, indien vrijgave = uit. Gedrag van de functie, indien vrijgave autobedrijf = uit. als veiligheidsuitschakeling Gedrag van de functie, indien de veiligheidsuitschakeling actief is. Keuzemogelijkheden: sluiten, openen, onveranderd Vertragingstijd richtingswijziging: Geldt voor hand- en automatisch bedrijf. Veel fabrikanten schrijven een vertragingstijd bij een richtingswijziging voor het ontzien van de motor voor. Vertragingstijd: Geldt alleen in automatisch bedrijf. Wordt deze vertragingstijd in meerdere jalouziefuncties verschillend ingesteld, worden de jalouzieën niet gelijktijdig door de beschaduwingsfunctie aangestuurd. Handverstelling hoogte en hoek: Wordt één van de beide parameters in automatisch- of handbedrijf gekozen, dan wordt de gekozen jalouziepositie uitgegeven, ook indien de waarde niet gewijzigd werd. In ieder geval is dan de functie in handbedrijf (autobedrijf = uit). 71

72 Jalouziesturing Uitgangsvariabele Jalouzie open/dicht Gewenste positie Actuele positie Status autobedrijf Teller vertragingstijd Status jalouzie OPEN/UIT/DICHT, keuze van de schakeluitgangen (uitgangspaar) Voorgegeven gewenste positie Uitgave van 2 procentuele waardes: 1 e procentuele waarde: lamellenpositie, 0% = horizontaal, 100% = verticaal 2 e procentuele waarde: jalouzie boven (= 0%) of onder (= 100%) Actuele positie, kan bij korte lamellen- of motorlooptijden t.o.v. de gewenste positie enkele % afwijken. Status AAN, indien autobedrijf Status UIT, indien handbedrijf, vrijgave autobedrijf UIT of na schakelen deurcontact Weergave van de aflopende vertragingstijd in seconden De jalouzie-looptijd van geheel boven tot geheel onder wordt in het uitgangspaar als Looptijd ingesteld. Pas indien het uitgangspaar gedefinieerd is, functioneert de functie. Indien voor gewenste positie op geheel open (0%/0%) of geheel dicht (100%/100%) opgegeven, dan wordt een wijziging van de gewenste positie pas actief, als de eindpositie (actuele positie) is bereikt. Wordt de algehele vrijgave uitgeschakeld, gedraagt de jalouzie zich volgens de parameter indien vrijgave = uit. Wordt de vrijgave autobedrijf uitgeschakeld, dan gaat de functie in handbedrijf, de jalouzie gedraagt zich volgens de parameter indien vrijgave autobedrijf = uit. Wordt vervolgens de vrijgave autobedrijf weer op AAN geschakeld, blijft de functie in handbedrijf. Het omschakelen van hand- naar autobedrijf kan alleen door een AAN-impuls op Trigger autobedrijf, gelijktijdig bekrachtigen van Jalouzie open en Jalouzie dicht of door overschrijden van de kloktijd onder omschakelen naar autobedrijf om geschieden. 72

73 Kalender Kalender Functiebeschrijving De kalenderfunctie maakt het mogelijk, de cv-groepregeling in de bedrijfsmodi Party, Vakantie, Standby en/of Feestdag in de prioriteit 3 te zetten. Daarvoor staan 10 datumvensters ter beschikking. Aan iedere bedrijfsmodus kunnen 3 verschillende gewenste temperaturen toegewezen worden. Het is echter ook mogelijk, in de opgegeven datumvensters gewenste waardes en status voor andere functies uit te geven. Ingangsvariabelen Vrijgave Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Bij vrijgave UIT staan alle status op UIT, de bedrijfsmodus geeft niet actief (0) aan, de gewenste waardes voor niet actief worden uitgegeven. Parameters Functiegrootte Niet actief Party Vakantie Standby Feestdag Keuze van de functiegrootte van de gewenste waardes. Er staat een veelvoud van functiegroottes ter beschikking, welke met eenheid en kommaposities overgenomen worden. Opgave van de analoge gewenste waardes, voor bedrijfsmodus Niet actief en bij vrijgave = uit Opgave van de analoge gewenste waardes voor bedrijfsmodus Party Opgave van de analoge gewenste waardes voor bedrijfsmodus Vakantie Opgave van de analoge gewenste waardes voor bedrijfsmodus Standby Opgave van de analoge gewenste waardes en het tijdvenster voor bedrijfsmodus Feestdag Datumvenster 1 10 Toegang tot het betreffende submenu Datumvenster 1-10, vastlegging van de parameters Indien een datumvenster is ingesteld, dan is deze in het parametermenu zichtbaar: Voorbeeld: Parameters submenu Niet actief, Party, Vakantie of Standby Gewenste waarde Gew.waarde 1 Opgave van de analoge gewenste waarde 1 Gewe.waarde 2 Opgave van de analoge gewenste waarde 2 Gew.waarde 3 Opgave van de analoge gewenste waarde 3 De gewenste waardes staan het optreden van het datumvenster als uitgangsvariabelen ter beschikking. 73

74 Kalender Parameters submenu Feestdag indientijdvenster voldaan Gew.waarde 1 Gewenste waarde bij optreden van het tijdvenster Opgave van de analoge gewenste waarde 1 Gew.waarde 2 Opgave van de analoge gewenste waarde 2 Gew.waarde 3 Opgave van de analoge gewenste waarde 3 indientijdvenster niet voldaan Gew.waarde 1 Gewenste waarde buiten het tijdvenster Opgave van de analoge gewenste waarde 1 Gew.waarde 2 Opgave van de analoge gewenste waarde 2 Gew.waarde 3 Opgave van de analoge gewenste waarde 3 Tijdvenster 1-5 Er kunnen maximaal 5 tijdvensters voor de modus feestdag worden opgegeven Er wordt onderscheid gemaakt tussen gewenste waardes binnen en buiten het tijdvenster. Deze gewenste waardes staan bij het optreden van het datumvenster als uitgangsvariabelen ter beschikking. Parameters submenu Datumvenster 1-10 Bedrijfsmodus Optreden Van tot Keuze: Niet actief, Party, Vakantie, Standby, Feestdag Keuze: Eenmalig of Jaarlijks Opgave datum, kloktijd Opgave datum, kloktijd Binnen dit datumvenster worden de geselecteerde bedrijfsmodi actief. Uitgangsvariabelen Status vakantie Status party Status feestdag Status standby Bedrijfsmodus Status AAN, indien bedrijfsmodus vakantie actief Status AAN, indien bedrijfsmodus party actief Status AAN, indien bedrijfsmodus feestdag actief Status AAN, indien bedrijfsmodus standby actief Uitgave van de actieve bedrijfsmodus (met weergave van het bedrijfsmodusnummer) Gew.waarde 1 Uitgave van de betreffende gewenste waarde 1 Gew.waarde 2 Uitgave van de betreffende gewenste waarde 2 Gew.waarde 3 Uitgave van de betreffende gewenste waarde 3 Zijn meerdere bedrijfsmodi gelijktijdig actief, dan wordt de bedrijfsmodus kalender met de hoogste prioriteit en de bijbehorende gewenste waarde uitgegeven. De bedrijfsmodi hebben de volgende prioriteit: Bedrijfsmodus Prioriteit Party 1 (hoogste prioriteit) Vakantie 2 Standby 3 Feestdag 4 (laagste prioriteit) De verbinding met de cv-groepregeling wordt in het hoofdstuk Cv-groepregeling beschreven. 74

75 Cascade Cascade Functiebeschrijving Coördinatie van tot maximaal 8 cascadetrappen met minimale looptijd en vertragingstijd. Door de ingangsvariabelen voor de cascadetrappen krijgt de module de informatie voor de status van de betreffende aansturingen. Het digitale ingangssignaal voor de cascadetrappen kan van de functies warmtevraag CV, warmtevraag WW of koudevraag komen. Er kan echter ook ieder ander digitaal signaal (bv. van een andere functie of een ingang) daarvoor gebruikt worden. Daardoor is een verregaande programmeervrijheid in het gebruik van de cascadefunctie gegeven. Ingangsvariabelen Vrijgave Vrijgave opwekker A - H Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Digitaal ingangssignaal AAN/UIT voor de gescheiden vrijgave van de 8 mogelijke opwekkers (digitale waarde AAN/UIT) Cascadetrap 1-8 Digitaal ingangssignaal AAN/UIT voor de aansturing van de 8 mogelijke cascadetrappen (digitale waarde AAN/UIT) De omschrijvingen A H hebben betrekking op de opwekker zelf, dus bv. ketel, warmtepomp of koelmachine. De omschrijvingen 1-8 hebben betrekking op de cascadetrappen, welke zijn geactiveerd. Vrijgave opwekker A H: Hiermee kunnen specifieke opwekkers geblokkeerd en uit de aansturing door de cascadetrappen worden genegeerd. De geblokkeerde opwekkers worden in de volgorde van de trappen overgeslagen. Cascadetrap 1 8: Deze ingangssignalen kunnen bv. van de uitgangsvariabelen Status vraag van één of meerdere warmte-/ koudevragen komen. Er kan echter ook ieder ander digitaal signaal (bv. van een andere functie of een ingang) daarvoor gebruikt worden. Parameters Instellingen cascadetrappen Submenu voor de instelling van de tijdvertraging voor iedere specifieke cascadetrap Opwekker instellingen Bedr.urenversch. opwekkerwissel Submenu voor de instelling van de minimale looptijden, de toekenning van de opwekker-volgorde en de keuze van de opwekker voor het automatisch wisselen opwekker Instelling van het verschil in bedrijfsuren, waarop een automatisch wisselen van opwekkers dient te worden uitgevoerd De tijdvertragingen voor de specifieke trappen beginnen met de start van de eerste aansturing van een trap te lopen. Voorwaarden voor het wisselen van de opwekkers: o Bij ten minste 2 opwekkers moet de wisseling toegestaan zijn. o Iedere 10 minuten wordt gecontroleerd, of de opwekker-volgorde gewisseld dient et worden. o Is het verschil in bedrijfsuren groter als het ingestelde verschil, wordt gewisseld indien alle opwekkers, waarop die wisseling betrekking heeft, AAN of UIT zijn. o Is het verschil in bedrijfsuren groter als het dubbele ingestelde verschil wordt, ongeacht of alle opwekkers AAN of UIT zijn, gewisseld. 75

76 Cascade Uitgangsvariabelen Aansturing opwekker A - H Status AAN/UIT van de opwekker A-H, keuze van de schakeluitgangen Status trap 1 8 Status AAN/UIT van de opwekkertrappen 1-8 Bedrijfsuren A H Vertrag.teller opwekk. Teller min.looptijd A - H Uitgave van de actuele bedrijfsuren van opwekkers A-H Uitgave van de aflopende actuele vertragingstijd (vanaf het inschakelen van de 1 e vraag) Uitgave van de resterende minimale looptijd Wordt een hogere cascadetrap voor de lagere trappen ingeschakeld, dan wordt, volgens de instellingen, de vertraging ook alle voorgaande trappen ingeschakeld. Schakelt dus bv. alleen de trap 4 in, dan worden de trappen 1 4 ingeschakeld. Wordt een cascadetrap pas ingeschakeld, indien zijn ingestelde vertragingstijd reeds afgelopen is, dan wordt deze trap direct ingeschakeld. In de functiestatus bestaat de mogelijkheid, de bedrijfsurenteller apart of totaal te wissen. LET OP: De tellerstanden van de bedrijfsurenteller worden ieder uur naar het interne geheugen geschreven. Bij een stroomuitval kan daarom de telling van maximaal 1 uur verloren gaan. Bij het laden van functiedata wordt gevraagd, of de opgeslagen tellerstanden overgenomen dienen te worden (zie handleiding Programmering deel 1: Algemene informatie ). 76

77 Voorbeeld 1 2-voudige ketelcascade met 2 warmtevragen (met alleen een inschakelsensor) Cascade Voorbeeld 1: ingangsvariabelen Warmtevraag cv 1 Gew. temperatuur inschakelen Voorbeeld 1: parameters Warmtevraag cv 1 Inschakel-temperatuur T.inschak.GEW Diff. aan Diff. uit Functie / Warmtevraag warmwater / Effectiefe gew. temp. Effectief gewenste temperatuur van de Warmtevraag warmwater -8,0K 2.0K Voorbeeld 1: ingangsvariabelen Warmtevraag cv 2 Gew. temperatuur inschakelen Voorbeeld 1: parameters Warmtevraag cv 2 Inschakel-temperatuur T.inschak.GEW Diff. aan Diff. uit Voorbeeld 1: ingangsvariabelen Cascade Vrijgave functie / Warmtevraag warmwater / Effectiefe gew. temp. Effectief gewenste temperatuur van de Warmtevraag warmwater -13,0K -2,0 K AAN Vrijgave opwekker A Vrijgave opwekker B Cascadetrap 1 Cascadetrap 2 AAN AAN Functie / Warmtevraag cv 1 / Status vraag / Normaal Functie / Warmtevraag cv 2 / Status vraag / Normaal Voorbeeld 1: parameters Cascade Instellingen cascadetrappen Submenu voor de instelling van de tijdvertraging voor iedere specifieke cascadetrap: Tijdvertraging 1: 0 seconden Tijdvertraging 2: 15 minuten Instellingen opwekker Bedr.urenversch. opwekkerwissel Submenu voor de instelling van de minimale looptijden, de toewijzing van de opwekker-volgorde en de keuze van de opwekkers voor het automatisch wisselen van de opwekkers: Minimale looptijden: beide 0 Toekenning volgorde opwekkers: A: 1 B: 2 Automatisch wisselen opwekker: A en B: ja 7 dagen 77

78 Cascade Looptijddiagram voor het voorbeeld 1: Aanname: plotselinge verhoging van de gewenste aanvoertemperatuur naar 55 C (= effectief gewenste temperatuur van de Warmtevraag warmwater) 78

79 Voorbeeld 2 Cascade Automatisch wisselen van pompen In grotere systemen wordt een tweede pomp als backup-reserve ingezet. Er is in normaal bedrijf altijd alleen één pomp ingeschakeld. Om een gelijkmatig gebruik van de pompen te bereiken, kan met behulp van de cascadefunctie een automatische wisseling van pompen worden gemaakt. Voorbeeld 2: ingangsvariabelen Cascade Vrijgave AAN Vrijgave opwekker A Vrijgave opwekker B Vrijgave opwekker C - H Cascadetrap 1 AAN AAN UIT bv. Functie / Laadpomp / Laadpomp / Normaal Voorbeeld 2: parameters Cascade Instellingen cascadetrappen Submenu voor de instelling van de tijdvertraging voor iedere specifieke cascadetrap: Alle tijdvertragingen: 0 seconden Instellingen opwekker Bedr.urenversch. opwekkerwissel Het woord Opwekker(s) betreft hier de pomp(en). Submenu voor de instelling van de minimale looptijden, de toewijzing van de opwekker-volgorde en de keuze van de opwekkers voor het automatisch wisselen van opwekkers: Minimale looptijden: beide 0 Toekenning volgorde opwekkers: A: 1 B: 2 Automatisch wisselen opwekker: A en B: Ja Het woord Opwekker(s) betreft hier eveneens de pomp(en). Voorbeeld: 7 dagen Voorwaarden voor het wisselen van de pompen: o Iedere 10 minuten wordt gecontroleerd, of de volgorde dient te worden gewisseld. o Bij beide opwekkers (in dit geval: pompen) dient de omwisseling toegestaan te zijn. o Is het verschil in bedrijfsuren groter als het ingestelde verschil wordt gewisseld, indien alle opwekkers, waarop die wisseling betrekking heeft, AAN of UIT zijn. o Is het verschil in bedrijfsuren groter als het dubbele ingestelde verschil wordt, ongeacht of alle pompen AAN of UIT zijn, gewisseld. Omdat altijd alleen één pomp ingeschakeld is, volgt de pompenwisseling pas na de dubbele ingestelde verschiltijd, dus in dit voorbeeld na 14 dagen pompbedrijf 79

80 Kenlijn-functie Kenlijn-functie Basisschema Voorbeelden van een 3D-kenlijnveld en een 2D-kenlijn Functiebeschrijving De kenlijn-functie maakt het mogelijk op basis van waardes X en Y een Z-waarde te berekenen (3D-kenlijnveld). De waardes kunnen ook in het negatieve bereik voorkomen. In het voorbeeld van het basisschema zijn voor 5 X-waardes en 4 Y-waardes 20 Z-waardes gedefinieerd. Wordt alleen 1 Y-waarde gedefinieerd (voorbeeld basisschema: Y = 0), dan wordt een 2D-kenlijn gegenereerd. Tussenwaardes tussen de gedefinieerde punten worden door de functie geïnterpoleerd. Er vindt geen extrapolatie plaats voor waardes buiten het gedefinieerde bereik. Ligt een punt buiten de gedefinieerde punten, dan wordt de hoogte van het punt uitgegeven, waarop deze het kenlijnveld cq. de kenlijn heeft verlaten. Voor de waardes X, Y en Z kunnen naar wens functiegroottes worden opgegeven. Ingangsvariabelen Vrijgave Z (vrijgave = uit) X Y Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Analoge waarde voor de waarde Z (=uitkomst), indien de vrijgave UIT is Analoog ingangssignaal voor de waarde X Analoog ingangssignaal voor de waarde Y 80

81 Parameters Functiegrootte X Functiegrootte Y Functiegrootte Z Aantal X waardes Aantal Y waardes X Waardes Y Waardes Z Waardes Kenlijn-functie Voor iedere waarde kan een eigen functiegrootte worden opgegeven. Er staat een veelvoud aan functiegroottes ter beschikking, welke met eenheid en kommaposities overgenomen worden. Vastlegging van het aantal betreffende waardes. Er kunnen per as maximaal 10 waardes worden opgegeven (dat geeft maximaal 10x10 = 100 gedefinieerde Z-waardes) Submenu s voor de opgave van de X- en Y-waardes en de daartoe behorende Z-waardes Voorbeeld van een opgave van een Z-waarde: Wordt het aantal Y-waardes met 1 vastgelegd, dan ontstaat er een 2D-kenlijn. Worden alleen 2 X-waardes en 1 Y-waarde gedefinieerd, dan ontstaat er een rechte 2Dkenlijn. Voorbeeld: 81

82 Kenlijn-functie Worden alleen 2 X- en 2 Y-waardes gedefinieerd, dan ontstaat er een recht vlak in het 3Dkenlijnveld. Voorbeeld: Uitgangsvariabelen Uitkomst Z Uitgave van de uitkomst van de berekening (analoge waarde met eenheid en kommaposities van de gekozen functiegrootte voor Z) Tussenwaardes tussen de gedefinieerde punten worden door de functie geïnterpoleerd. Bovenaanzicht van een enkel element van een 3D-kenlijnveld ter verklaring van de interpolatie van een punt tussen gedefinieerde Z-waardes: Voor de berekening van de Z-waarde worden allereerst de 2 gemiddelde waardes tussen P1 en P2 (z12) cq. P3 en P4 (z34) berekend. Uit deze beide gemiddelde waardes z12 en z34 wordt dan een volgende gemiddelde waarde berekend, welke als uitgangsvariabele Z uitgegeven wordt. 82

83 Kenlijn-functie Er geschiedt geen extrapoleren voor waardes buiten het gedefinieerde bereik. Ligt een punt buiten de gedefinieerde punten, dan wordt de hoogte van het punt uitgegeven, waarop deze het kenlijnveld cq. de kenlijn heeft verlaten. Voorbeeld voor 2 waardes buiten de gedefinieerde punten (kenlijnveld voor X = 1 tot X = 5 en Y =1 tot Y =4): 83

84 Controlefunctie Controlefunctie Functiebeschrijving Met de controlefunctie kunnen bedrijfstoestanden worden bewaakt. Een controlewaarde kan op onder- of overschrijden van een instelbare drempelwaarde worden gecontroleerd. Hiermee is ook een controle op kortsluiting of onderbreking van een sensor mogelijk. Bij het gebruik van 2 controlewaardes kan de differentie tussen de beide controlewaardes bewaakt worden. Ook hier is de controle op kortsluiting of onderbreking van de sensoren mogelijk. Voorbeelden bij het optreden van fouten: activeren van een foutmelding, blokkade van een verstoorde functie via zijn vrijgave. Ingangsvariabelen Vrijgave Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Controlewaarde A Controlewaarde B Minimale waarde Maximale waarde Analoog ingangssignaal voor controlewaarde A Optioneel: Analoog ingangssignaal voor controlewaarde B voor de differentiecontrole Analoge waarde voor de onderste drempelwaarde van het controlebereik Analoge waarde voor de bovenste drempelwaarde van het controlebereik De controlewaardes kunnen van sensoren, echter ook van andere bronnen (bv. uitgangsvariabelen van een functie, CAN-ingangen, etc.) stammen. Parameters Controle Functiegrootte Minimale waarde (Weergave alleen bij controle Bereik en Minimum ) Diff. aan Diff. uit Vertragingstijd minimale waarde Maximale waarde (Weergave alleen bij controle Bereik en Maximum ) Diff. aan Diff. uit Vertragingstijd maximale waarde Keuze: Bereik, Minimum, Maximum Er staat een veelvoud aan functiegroottes ter beschikking, welke met eenheid en kommaposities overgenomen worden. Weergave van de ingangsvariabele Minimale waarde Inschakeldifferentie op de minimale waarde Uitschakeldifferentie op de minimale waarde Opgave van de vertragingstijd voor de minimale waarde, waarop een fout uitgegeven moet worden Weergave van de ingangsvariabele Maximale waarde Inschakeldifferentie op de maximale waarde Uitschakeldifferentie op de maximale waarde Opgave van de vertragingstijd voor de maximale waarde, waarop een fout uitgegeven moet worden In de modus Bereik worden zowel de minimale- als ook de maximale waarde bewaakt. In de modus Minimum wordt alleen de minimale waarde, in modus Maximum alleen de maximale waarde bewaakt. Worden twee controlewaardes in de ingangsvariabelen opgegeven, dan hebben minimaleen maximale waarde betrekking op de differentie tussen de beide controlewaardes. 84

85 Controlefunctie De vertragingstijd heeft alleen betrekking op het inschakelen van de uitgangsvariabele Fout, Fout minimale waarde of Fout maximale waarde. Wordt Diff.uit weer ondercq. overschreden, geschiedt geen vertraging. Uitgangsvariabelen Fout Fout minimale waarde Fout maximale waarde Controlewaarde Teller minimale waarde Teller maximale waarde Status AAN na afloop van de vertragingstijd, indien de controlewaarde de minimale waarde + Diff.aan onderschrijdt of de maximale waarde + Diff.aan overschrijdt, keuze van een uitgang, actief in alle modi. Status AAN na afloop van de vertragingstijd, indien de minimale waarde + Diff.aan onderschreden wordt, keuze van een uitgang, alleen actief in de modi Bereik en Minimum. Status AAN na afloop van de vertragingstijd, indien de maximale waarde + Diff.aan overschreden wordt, keuze van een uitgang, alleen actief in de modi Bereik en Maximum. Weergave van de voor de bewaking geldende controlewaarde A indien alleen één controlewaarde opgegeven wordt, of differentie A B, indien twee controlewaardes gebruikt worden. Weergave van de aflopende tijd tot de foutmelding, indien de controlewaarde A of de differentie A-B de minimale waarde + Diff.aan onderschreden heeft. Weergave van de aflopende tijd tot de foutmelding, indien de controlewaarde A of de differentie A-B de maximale waarde + Diff.aan overschreden heeft. Onder- of overschrijdt de controlewaarde één van de drempelwaardes, begint de betreffende vertragingstijdteller te lopen. Blijft de controlewaarde tijdens de vertragingstijd onder of boven de drempelwaarde of verlaat de controlewaarde het bereik tussen Diff.aan en Diff.uit niet, wordt de fout op AAN gezet. 85

86 Koelgroepregeling Koelgroepregeling Basisschema Functiebeschrijving Mengregeling voor een koelgroep op basis van voorgegeven gewenste- en begrenzingstemperaturen. Via de status tijdvoorwaarde kunnen de toegestane koeltijden vastgelegd worden. De uitschakeling van de pomp van de koelgroep wordt via parameterinstellingen vastgelegd. Ingangsvariabelen Vrijgave Vrijgave pomp Vrijgave mengv. Ruimtetemperatuur Aanvoertemperatuur Buitentemperatuur Status tijdvoorwaarde Gew. ruimtetemperatuur Gew.aanvoertemperatuur Dauwpunt / aanvoer min. Bedr.modus kalender T.ruimte.GEW kalend. Venstercontact Offset T.ruimte.GEW Offset T.aanv.GEW. Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Vrijgave van de pomp koelgroep (digitale waarde AAN/UIT) Vrijgave van het mengventiel (digitale waarde AAN/UIT) Analoog ingangssignaal van de ruimtetemperatuur T.ruimte Analoog ingangssignaal van de aanvoertemperatuur T.aanvoer Analoog ingangssignaal van de buitentemperatuur T.buiten Digitaal ingangssignaal AAN/UIT (bv. van de functie Schakelklok ) Analoge waarde voor gewenste ruimtetemperatuur Analoge waarde voor gewenste aanvoertemperatuur Analoge waarde van de dauwpuntstemperatuur Ingangssignaal van de functie Kalender voor omschakelen bedrijfsmodus (zie sectie en functie Kalender ) Gewenste ruimtetemperatuur bij geactiveerde kalenderfunctie (zie sectie en functie Kalender ) Digitaal ingangssignaal AAN/UIT Analoge offsetwaarde op de gewenste ruimtetemperatuur Analoge offsetwaarde, welke bij de gewenste aanvoertemperatuur wordt opgeteld. Vrijgave koelgroep = uit: De gehele koelgroep is gedeactiveerd. De uitgangsvariabelen van de gewenste temperaturen worden op 50 C gesteld, alle digitale uitgangsvariabelen staan op UIT, daarom blijft ook het mengventiel onveranderd. 86

87 Koelgroepregeling Vrijgave pomp = uit: De pomp wordt uitgeschakeld, het mengventiel gedraagt zich volgens de instelling in de uitschakelvoorwaarden voor Pomp koelgroep= UIT, de uitgangsvariabelen blijven actief zoals bij vrijgave pomp AAN (uitgezonderd pomp koelgroep en mengventiel). Bij Status tijdvoorwaarde UIT is de koelgroep uitgeschakeld, behalve een bedrijfsmodus kalender is actief, aanvoer- en gewenste ruimtetemperatuur worden met 50 C uitgegeven. De waardes gewenste ruimte- en gewenste aanvoertemperatuur kunnen ofwel door de Gebruiker vastgelegd worden of van anderen bronnen (bv. functies) komen. Dauwpunt / aanvoer min. kan door de Gebruiker gedefinieerd worden of bv. van een vochtsensor RFS-DL stammen. Onder deze waarde (+offsetwaarde) kan de gewenste aanvoertemperatuur niet dalen. Bij activering van uitschakelvoorwaarde als T.aanvoer IS < MIN is deze waarde (+offsetwaarde) de minimale waarde voor deze uitschakelvoorwaarde. Door de ingangsvariabele Venstercontact kan de koelgroep uitgeschakeld worden. Een (digitaal) AAN-signaal laat de koelgroep in de actuele bedrijfsmodus, een UIT-signaal veroorzaakt het uitschakelen. Parameters Mengventiel Regelsnelh. Gem.waarde Vervrgd.inschak. Uitschakelvoorwaarden Offset T.aanv. - dauwpunt Aanpassen van de regelsnelheid aan de koelgroep (instelbereik 20% - 500%) Submenu: gemiddelde meting van de buitentemperatuur voor het uitschakelen van de pomp (zie sectie Gemiddelde waarde ) Verschuift met behulp van de functie Schakelklok, afhankelijk van de buitentemperatuur, het inschakeltijdpunt van het koelbedrijf (zie sectie Vervroegd inschakelen ) Submenu: Voorwaarden voor uitschakelen van de pomp en het mengventiel (zie sectie Uitschakelvoorwaarden ) Opgave van een offsetwaarde op ingangsvariabele Dauwpunt/aanvoer min. VERVROEGD INSCHAKELEN Afhankelijk van de buitentemperatuur veroorzaken vast vastgelegde koeltijden een te vroeg of te laat inschakelen. Het vervroegd inschakelen verschuift afhankelijk van de buitentemperatuur het inschakeltijdpunt. De opgave heeft betrekking op een buitentemperatuur van +30 C en bedraagt bij +20 C nul. Zo ontstaat bv. bij een vervroegd inschakelen van 1 uur en een buitentemperatuur van 25 C een vervroeging van de inschakeltijd met 30 minuten. Het vervroegd inschakelen is alleen actief bij gekoppelde buitenvoeler op de ingangsvariabele. Het effectief vervroegd inschakelen aan de hand van de gemiddelde buitentemperatuur is een uitgangsvariabele en kan door de functie Schakelklok overgenomen worden. Parameters submenu Gemiddelde waarde GEMIDDELDE WAARDE (van de buitentemperatuur) Schommelende buitentemperaturen zijn als basis voor het uitschakelen van de pomp ongewenst. Daarom staat voor het uitschakelen van de pomp een gemiddelde meting van de buitentemperatuur ter beschikking. Voor buiten-temperatuur Filtertijd Gem. waarde BT-uitschakeling Berekening van de gemiddelde buitentemperatuur Opgave van de filtertijd Uitkomst van de berekening (T.buiten GEMu) 87

88 Koelgroepregeling Parameters submenu Uitschakelvoorwaarden UITSCHAKELVOORWAARDEN en gedrag mengventiel De regelaar beschikt over de volgende uitschakelvoorwaarden voor de pomp koelgroep: als T.ruimte IS < GEW Diff. aan Diff. uit als T.aanvoer IS < MIN Diff. aan Diff. uit als T.buiten GEMu < MIN T.buiten MIN Diff. aan Diff. uit als pomp koelgroep = UIT Mengventiel als vrijg. mengv. = UIT Mengventiel Uitschakeling, indien de gewenste ruimtetemperatuur (+offsetwaarde) onderschreden wordt Inschakeldifferentie op de effectief gewenste ruimtetemperatuur Uitschakeldifferentie op de effectief gewenste ruimtetemperatuur Uitschakeling, indien de aanvoertemperatuur de minimale waarde Dauwpunt/aanvoer min. + Offset T.aanv.-dauwpunt onderschrijdt Inschakeldifferentie op de minimale waarde Uitschakeldifferentie op de minimale waarde Uitschakeling, indien de gemiddelde buitentemperatuur T.buiten GEMu de instelbare waarde T.buiten MIN onderschrijdt gewenster drempelwaarde Inschakeldifferentie op T.buiten MIN Uitschakeldifferentie op T.buiten MIN Gedrag mengventiel na het uitschakelen van de pomp (behalve bij vrijgave koelgroep = uit): Keuze: sluiten, openen, onveranderd, (verder)regelen Gedrag mengventiel bij vrijgave mengventiel = uit: Keuze: sluiten, openen, onveranderd Alle parameterwaardes beschikken niet over ene instelbare hysterese. De schakeldrempelwaardes zijn in een inschakel- en een uitschakeldifferentie opgedeeld. KALENDER In de ingangsvariabele Bedrijfsmodus kalender wordt de bedrijfsmodus van de kalenderfunctie uitgekozen. In de ingangsvariabele T.ruimte.GEW kalend. dient de aan de bedrijfsmodus toegewezen gewenste waarde (=gewenste ruimtetemperatuur) 1, 2 of 3 opgegeven worden. Er is echter ook iedere andere bron toegestaan (bv. gewenste ruimtetemperatuur kalender van een andere regelaar via het CAN-netwerk). Deze gewenste waarde heeft voorrang ten opzicht van de ingangsvariabele Gewenste ruimtetemperatuur. Wordt geen gewenste ruimtetemperatuur kalender vastgelegd ( ongebruikt ), dan heeft de bedrijfsmodus kalender geen invloed op de functie. Zijn meerdere bedrijfsmodus kalender gelijktijdig actief, dan wordt de bedrijfsmodus met de hoogste prioriteit (zie functie Kalender ) en de daarbij behorende gewenste waarde overgenomen. Is geen bedrijfsmodus kalender actief (weergave Niet actief (0) op de ingangsvariabele), wordt in de ingangsvariabele de gewenste ruimtetemperatuur kalender weergegeven, welke in de kalenderfunctie voor Niet actief vastgelegd is. Deze waarde wordt echter in de koelgroepregeling niet overgenomen. 88

89 Uitgangsvariabelen Gew.aanvoertemperatuur Eff.gew.ruimtetemp. Pomp koelgroep Koelgroepregeling Uitgave van de actuele gewenste aanvoertemperatuur Uitgave van de effectief (=actuele) gewenste ruimtetemperatuur Status pomp koelgroep AAN/UIT, keuze van de uitgang Mengv. open/dicht Status mengventiel OPEN/UIT/DICHT, keuze van de schakeluitgangen (uitgangspaar) Mengv % Vervrgd.inschak. T.ruimte > GEW T.buiten > MIN T.aanvoer > MIN Teller rest.looptijd Mengventiel open Mengventiel gesloten Gem.waarde BT-uitschakeling Uitgave van een procentuele waarde met een kommapositie voor de aansturing van een mengventiel met 0-10V-ingang via een analoge uitgang (A12- A16) Uitgave van de effectief vervroegde inschakeling aan de hand van de buitentemperatuur Status UIT, indien de uitschakelvoorwaarde T.ruimte IS <GEW optreedt. Status UIT, indien de uitschakelvoorwaarde T.buiten GEMu < MIN optreedt. Status UIT, indien de uitschakelvoorwaarde T.aanv. IS < MIN optreedt. Weergave van de resterende looptijd van het mengventiel Status AAN, indien het mengventiel volledig open is (na afloop van de resterende looptijd) Status AAN, indien het mengventiel geheel gesloten is (na afloop van de resterende looptijd) Berekende gemiddelde waarde van de buitentemperatuur, welke voor de pomp-uitschakelvoorwaarden gebruikt wordt (zie sectie Gemiddelde waarde ) Wordt de pomp koelgroep door de status tijdvoorwaarde uitgeschakeld, worden de gewenste aanvoer- en de effectief gewenste ruimtetemperatuur met +50 C uitgegeven. Wordt de pomp koelgroep via het venstercontact of een uitschakelvoorwaarde uitgeschakeld, wordt alleen de gewenste aanvoertemperatuur met +50 C uitgegeven. Mengventiel 0-100%: verschaling van de analoge uitgang: 0 = 0,00V / 1000 = 10,00V De resterende looptijd wordt vanaf 20 minuten teruggeteld, indien een uitgangspaar (aansturing mengventiel) met de uitgangsvariabele Mengv. open/dicht verbonden is. Is geen uitgangspaar verbonden, dan begint de resterende looptijd bij 2 minuten te lopen. De resterende looptijd (20 minuten) wordt opnieuw geladen, indien de mengeruitgang in handbedrijf is, door een melding (dominant AAN of UIT) aangestuurd wordt, de looprichting van OPEN naar DICHT of omgekeerd wijzigt of de vrijgave van UIT naar AAN omgeschakeld wordt. De uitgangsvariabelen, welke betrekking hebben op uitschakelvoorwaarden, zijn altijd op de status AAN, indien de betreffende uitschakelvoorwaarde niet geactiveerd is. 89

90 Laadpomp Laadpomp Basisschema Functiebeschrijving De laadpomp A wordt ingeschakeld, indien de aanvoertemperatuur T.laadgrp boven de minimale temperatuur en met een differentie hoger als de referentietemperatuur T.ref is. Daarnaast mag T.ref nog niet zijn maximale begrenzing hebben bereikt. Ingangsvariabelen Vrijgave Aanvoertemp. laadgroep Referentietemperatuur Min.temp. laadgrp Max.temp. referentie Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Analoog ingangssignaal van de aanvoertemperatuur laadgroep Analoog ingangssignaal van de referentietemperatuur Analoge waarde voor de minimale temperatuur aan de bron (bv. ketel) Analoge waarde voor de maximale referentietemperatuur (bv. buffer) Meestal worden de minimale temperatuur aan de bron en de maximale referentietemperatuur door de gebruiker vastgelegd. Om een maximale verbindingsvrijheid te behouden, zijn beide drempelwaardes als ingangsvariabele gedefinieerd. Voorbeeld: verbinding met de branderaansturing voor de warmwaterbereiding. De functie Warmtevraag warmwater geeft als uitgangsvariabele de effectief gewenste temperatuur van de boiler ter beschikking. Daardoor kan de gewenste temperatuur tegelijk als maximale temperatuur voor de laadpompfunctie gebruikt worden. 90

91 Parameters Aanvoertemp. laadgroep T.laadgrp. MIN Diff. aan Diff. uit Referentie temperatuur T.ref. MAX Diff. aan Diff. uit Diff. laadgrp. ref. Diff. aan Diff. uit Laadpomp Weergave: Inschakeldrempelwaarde op sensor T.laadgrp ( energiebron ) Inschakeldifferentie op T.laadgrp. MIN Uitschakeldifferentie op T.laadgrp. MIN Weergave: Uitschakeldrempelwaarde (boilerbegrenzing) Inschakeldifferentie op T.ref. MAX Uitschakeldifferentie op T.ref. MAX Inschakeldifferentie energiebron referentie Uitschakeldifferentie energiebron referentie Beide thermostaatwaardes beschikken niet over een hysterese, maar over een in- en uitschakeldifferentie op de instelbare drempelwaarde. Voorbeeld: T.laadgrp. MIN = 60 C Diff. aan = 5.0 K Diff. uit = 1.0 K Overschrijdt de temperatuur T.laadgrp 65 C (= 60 C + 5 K) wordt de uitgang actief, waarbij bij het onderschrijden van 61 C (= 60 C + 1 K) uitgeschakeld wordt. Bij de minimale aanvoertemperatuur T.laadgrp. MIN moet Diff. aan altijd groter als Diff. uit zijn, net zoals bij de maximale referentietemperatuur T.ref. MAX altijd Diff. aan kleiner als Diff. uit dient te zijn. Uitgangsvariabelen Laadpomp T.laadgr. > T.laadgr.MIN T.ref < T.ref.MAX Status laadpomp AAN/UIT, keuze van de uitgang Status AAN, indien de aanvoertemperatuur hoger als de minimale drempelwaarde is Status AAN, indien de referentietemperatuur lager als de maximale drempelwaarde is T.laadgrp > T.ref Status AAN, indien de aanvoertemperatuur hoger als de referentietemperatuur + Diff. aan/diff. uit is 91

92 Legionella-functie Legionella-functie Functiebeschrijving Voor het voorkomen van het vormen van legionella in boilers bewaakt de functie de temperatuur in de boiler. Werd de opgegeven gewenste temperatuur op de te bewaken sensor in de intervaltijd voor de duur van de desinfectieduur niet bereikt, wordt de functie gestart. De uitgangstoestand blijft vanaf het bereiken van de gewenste temperatuur voor de desinfectieduur op AAN. In de desinfectietijd wordt de sensortemperatuur boven de gewenste temperatuur gehouden. Deze gebeurtenis wordt Desinfecteren genoemd. Wordt de gewenste temperatuur gedurende het tijdsinterval voor de desinfectieduur overschreden (bv. door het solarsysteem), dan wordt de intervaltijd weer opnieuw gestart. Daarnaast bestaat de mogelijkheid, de functie door een AAN-impuls of vanuit de functiestatus te starten. Ingangsvariabelen Vrijgave Warmwatertemperatuur Gew.temperatuur Desinfectie Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Analoog ingangssignaal voor de warmwatertemperatuur Analoge waarde voor de gewenste warmwatertemperatuur voor de legionellabeveiliging Digitaal ingangssignaal AAN/UIT voor het direct handmatig starten van de functie De ingangsvariabele Desinfectie kan via een drukknop of ook van een andere functie stammen. Door de AAN-impuls begint de desinfectietijd te lopen, zodra de gewenste temperatuur + Diff.uit overschreden en voortdurend gehouden wordt. Is de sensor bij de start boven de gewenste temperatuur en de desinfectietijd is reeds afgelopen, wordt de functie niet gestart. Parameters Intervaltijd Desinfectieduur Opwekkerverm. Diff. aan Diff. uit Opgave van de gewenste intervaltijd (minimale tijd: 1 uur) Werd de ingestelde gewenste temperatuur aan de opgegeven sensor in de intervaltijd voor de desinfectieduur niet overschreden, dan wordt de functie gestart. Opgave van de gewenste desinfectieduur (minimale tijd: 1 minuut) Opgave van het gewenste opwekkervermogen (bv. voor een modulerende brander) bij actieve functie Inschakeldifferentie op gewenste warmwatertemperatuur Uitschakeldifferentie op gewenste warmwatertemperatuur Voor de start van de desinfectieduur gedurende het desinfectiebedrijf dient de warmwatertemperatuur de drempelwaarde gewenste temperatuur + Diff. uit te overschrijden. Gedurende de desinfectietijd mag de warmwatertemperatuur de drempelwaarde gewenste temperatuur + Diff.a an niet onderschrijden (= hysterese). 92

93 Uitgangsvariabelen Desinfecteren Opwekkerverm. Teller desinfect Status van de functie AAN/UIT, keuze van de uitgang Legionella-functie Uitgave van het opwekkervermogen in % met een kommapositie, keuze van de analoge uitgang (0-10V of PWM) Weergave van de aflopende desinfectieduur De teller desinfectie loopt gedurende de intervaltijd af, indien de gewenste temperatuur + Diff. aan op de sensor overschreden wordt. Wordt gedurende de afloop van de desinfectieduur de gewenste temperatuur + Diff. aan onderschreden, begint de afloop van de desinfectietijd van voor af aan, zodra de gewenste temperatuur + Diff. aan weer bereikt wordt. Wordt gedurende de desinfectie de gewenste temperatuur + Diff.aan onderschreden, begint de afloop van de desinfectieduur van voor af aan, zodra de gewenste temperatuur + Diff. uit weer bereikt wordt. Hiermee wordt gezorgd, dat de sensor doorgaans de benodigde temperatuur heeft. Opwekkervermogen: verschaling van de analoge uitgang: 0 = 0,00V / 1000 = 10,00V 93

94 Logische functie Logische functie Basisschema Functiebeschrijving De logische functie genereert uit maximaal 10 digitale ingangen op basis van logische parameters een digitale uitkomst. Ingangsvariabelen Vrijgave Uitkomst (vrijgave = uit) Inv. uitkomst (vrijgave = uit) Ingangsvariabele 1 (maximaal) 10 Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Digitale waarde voor de uitgangsvariabele uitkomst, indien de vrijgave UIT is Digitale waarde voor de uitgangsvariabele inverse uitkomst, indien de vrijgave UIT is Digitale waardes AAN/UIT voor de bepaling vlgs. de modus. Het aantal ingangsvariabelen wordt in het parametermenu vastgelegd. Ingangsvariabelen, welke niet gebruikt worden, dienen op ongebruikt gezet te worden. Wordt de logische functie geblokkeerd (vrijgave = uit), geeft deze een waarde uit, welke ofwel door de Gebruiker via Uitkomst (vrijgave = uit) cq. Inv. uitkomst (vrijgave = uit) vastgelegd wordt of van een eigen bron stamt. Hierdoor is via de vrijgave de omschakeling tussen digitale waardes mogelijk. 94

95 Parameters Modus Aantal ingangen Variabele 1-(maximaal) 10 Keuze: OF, EN, FLIP FLOP, Exclusief of (verklaring: zie onder) Opgave van het aantal ingangsvariabelen Weergave van de variabelen Logische functie Via de modus wordt uit de ingangsvariabelen de volgende uitkomst als uitgangsvariabele gegenereerd: o OF: uitkomst = AAN, indien ten minste één ingang AAN is. o EN: uitkomst = AAN, indien alle verbonden ingangen AAN zijn. o FLIP FLOP: de Flip Flop-functie (ook Hold-schakeling genoemd) functioneert aan de hand van de volgende formule: Uitkomst = continu AAN, indien ten minste één van de ingangen E1, E3, E5, E7, E9 op AAN gezet is (Hold-schakeling activeren), ook indien de ingang daarna weer afvalt (set-impuls). Uitkomst = continu UIT, indien ten minste één van de ingangen E2, E4, E6, E8, E10 op AAN gezet is (Hold-schakeling wissen). Dit wissen - commando is dominant. Er is dus geen inschakelen mogelijk, terwijl een wissende ingang AAN is (reset-impuls). o Exclusief of (ook met XOR beschreven) Uitkomst = AAN, indien een oneven aantal ingangsvariabelen op AAN staat. Voorbeeld 1 met 2 ingangsvariabelen: de uitkomst is AAN, indien één van de beide ingangsvariabelen op AAN staat. Staan beide op AAN of UIT, dan is de uitkomst UIT. Voorbeeld 2 met 5 ingangsvariabelen: de ingangsvariabelen 1, 2 en 3 staan op AAN, 4 en 5 op UIT. De uitkomst is AAN, omdat 3 ingangsvariabelen (=oneven aantal) op AAN staan. Ongebruikte ingangen worden in iedere modus genegeerd. Uitgangsvariabelen Uitkomst Inverse uitkomst Uitgave van de uitkomst AAN/UIT, keuze van een uitgang Uitgave van de inverse uitkomst AAN/UIT, keuze van een uitgang 95

96 Logische functie Waardetabel aan de hand van twee ingangen + vrijgave: EN Vrijgave Ingang 1 Ingang 2 Uitgang Inv. uitgang Opmerkingen AAN UIT UIT UIT AAN AAN AAN UIT UIT AAN AAN UIT AAN UIT AAN AAN AAN AAN AAN UIT UIT X X 1) 1) OF Vrijgave Ingang 1 Ingang 2 Uitgang Inv. uitgang Opmerkingen AAN UIT UIT UIT AAN AAN AAN UIT AAN UIT AAN UIT AAN AAN UIT AAN AAN AAN AAN UIT UIT X X 1) 1) FLIP FLOP Vrijgave Ingang 1 Ingang 2 Uitgang Inv. uitgang Opmerkingen AAN UIT UIT UIT AAN toestand van voorheen AAN AAN UIT AAN UIT E1 opgeslagen AAN UIT UIT AAN UIT toestand van voorheen AAN UIT AAN UIT AAN E2 wist uitgang AAN AAN AAN UIT AAN E2 dominant UIT X X 1) 1) Exclusief of (voorbeeld met 3 ingangen) Vrijgave E 1 E 2 E 3 Uitgang Inv. uitgang Opmerkingen AAN UIT UIT UIT UIT AAN AAN AAN UIT UIT AAN UIT oneven aantal AAN AAN AAN AAN UIT UIT AAN AAN AAN AAN AAN AAN UIT oneven aantal AAN AAN UIT AAN AAN UIT AAN AAN UIT AAN UIT AAN UIT oneven aantal AAN AAN AAN UIT AAN UIT AAN AAN UIT UIT AAN AAN UIT oneven aantal AAN UIT X X X 1) 1) 1) Is de Vrijgave op UIT, geeft de functie waardes uit, welke ofwel door de Gebruiker onder Uitkomst (vrijgave = uit) cq. Inv. Uitkomst (vrijgave = uit) vastgelegd werd of van een eigen bron stammen. 96

97 Rekenfunctie Rekenfunctie Functiebeschrijving De rekenfunctie levert uit 4 waardes van de analoge ingangsvariabelen op basis van verschillende rekenopgaves en functies 4 verschillende rekentechnische uitkomsten. Aan de uitkomsten zijn functiegroottes naar keuze toe te wijzen. Ingangsvariabelen Vrijgave Uitkomst (vrijgave = uit) Uitkomst ABCD (vrijgave = uit) Uitkomst AB (vrijgave = uit) Uitkomst CD (vrijgave = uit) Ingangsvariabele A - D Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Analoge waarde voor de uitgangsvariabele uitkomst, indien de vrijgave UIT is Analoge waarde voor de uitgangsvariabele uitkomst ABCD, indien de vrijgave UIT is Analoge waarde voor de uitgangsvariabele uitkomst AB, indien de vrijgave UIT is Analoge waarde voor de uitgangsvariabele uitkomst CD, indien de vrijgave UIT is Analoge waardes voor de rekenopgaves (5 kommaposities) Wordt de functie geblokkeerd (vrijgave = uit), geeft deze waardes uit, welke ofwel door de Gebruiker met Uitkomst (vrijgave = uit) vastgelegd worden of van een eigen bron stammen. Hiermee is via de vrijgave de omschakeling tussen analoge waardes mogelijk. Omdat de functie 4 verschillende uitkomsten levert, heeft deze ook 4 ingangsvariabele voor deze uitkomsten, indien de vrijgave UIT is Met bron Gebruiker op een ingangsvariabele kan een instelbare getalswaarde vastgelegd worden. Omdat de rekenopgaves ofwel met alle 4 of met telkens 2 ingangsvariabelen geschieden, dient op een geschikte keuze van de niet gebruikte ingangsvariabelen voor een correcte uitkomst te worden gelet. 97

98 Rekenfunctie Parameters Weergave display: Functiegrootte Keuze van de gewenste functiegrootte. Er staat een veelvoud aan functiegroottes ter beschikking, welke met eenheid en kommaposities overgenomen worden. functie (( A B) (C D)) Het eerste veld (hier met functie weergegeven) kan vrij blijven. Het heeft dan geen invloed op de rekenopgave Hier kan een functie voor de uitkomst van de rekenopgave uitgekozen worden: o Absolute waarde abs o (Vierkants-)Wortel sqrt o Hoekfuncties sin, cos, tan o Arc-hoekfuncties arcsin, arccos, arctan o Hyperboolfuncties sinh, cosh, tanh o Exponentiële functies e x exp o Natuurlijke en normale logaritme ln en log Omdat de kommaposities afgesneden worden, is de functiegrootte dimensieloos (= zonder kommaposities) bij gebruik van functies meestal niet zinvol. Voor nauwkeurige berekeningen staan dimensionsloze functiegroottes met kommaposities ter beschikking (bv. dimensieloos (,5) met 5 kommaposities). In de met weergegeven velden wordt de rekenoperator uitgekozen: o Optellen + o Aftrekken o Vermenigvuldigen x o Delen : o Modulowaarde % (rest uit een deling) o Machtsverheffen De haakjes dienen volgens de mathematische regels te worden beschouwd. 98

99 Uitgangsvariabelen Rekenfunctie Uitkomst Uitgave van de uitkomst van de berekening inclusief functieberekening Uitkomst ABCD Uitgave van de uitkomst van de berekening voor alle 4 variabelen A, B, C en D zonder functieberekening Uitkomst AB Uitkomst CD Uitgave van de uitkomst van de berekening voor de 2 variabelen A en B zonder functieberekening Uitgave van de uitkomst van de berekening voor de 2 variabelen C en D zonder functieberekening De uitkomsten worden met de gekozen functiegrootte (eenheid) en daarbij behorende kommaposities uitgegeven en kunnen bv. als ingangsvariabele voor verdere functies gebruikt worden. De uitkomsten worden niet mathematisch afgerond. De niet weergegeven kommaposities worden afgesneden. Wordt met de functiegrootte dimensieloos (,5) gerekend, dan geeft dat een uitkomst met 5 kommaposities. Met de verschalingsfunctie kan aansluitend deze uitkomst in een waarde met willekeurige andere functiegrootte omgezet worden, waarbij de niet benodigde kommaposities afgesneden worden. 99

100 Melding Melding Functiebeschrijving De meldingsfunctie maakt het activeren van meldingen (fout, storing etc.) mogelijk op basis van vast te leggen gebeurtenissen, indien deze langer als de gedefinieerde vertragingstijd optreden. Wordt een melding geactiveerd, kan een pop-up venster ( meldingvenster ) in het display weergegeven worden. In het bovenste deel van het display en in de functiestatus van de melding verschijnt een waarschuwingsdriehoek. De LED-controlelamp van de regelaar kan van status (kleur, knipperen) wisselen (instelbaar). Daarnaast stellen uitgangsvariabelen gedurende de meldingsduur schakelsignalen ter beschikking. Ingangsvariabelen Vrijgave Meld. activeren Melding wissen Waarsch.sign UIT Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Digitaal ingangssignaal AAN/UIT van de activerende gebeurtenis Digitale ingangsimpuls AAN/UIT voor het wissen van de melding Digitale ingangsimpuls AAN/UIT voor het uitschakelen van het waarschuwingssignaal Iedere meldingsfunctie heeft een wissende ingang, welke via een digitale ingang met een resetknop verbonden kan worden of het automatisch wissen door een andere functie toestaat. Met Gebruiker / AAN geschiedt het wissen van de melding automatisch, zodra de meldingsoorzaak wegvalt. Het meldingvenster blijft echter zichtbaar zolang niet Melding verbergen aangetipt wordt. Parameters Type Keuze: Fout, Storing, Waarschuwing, Melding Prioriteit Opgave van de prioriteit (1 10) Vertragingstijd Pop-up venster Status-LED Waarsch.signaal Dominant autom. terugzetten Opgave van de vertragingstijd voor de activering van de melding Keuze: Ja / Nee Vastlegging van de status van de LED-controlelamp van de regelaar Keuze: ongewijzigd, groen, oranje, rood, groen knipperend, oranje knipperend, rood knipperend Keuze: Ja / Nee Keuze: Ja / Nee, bij keuze Ja worden dominant geschakelde uitgangen na het wegvallen van de meldingsoorzaak weer vrijgegeven. 100

101 Melding Er kan een waarschuwingssignaal geactiveerd worden, welke door de digitale ingangsvariabele Waarsch.sign. UIT, in het meldingvenster door Melding verbergen of Waarsch.sign. uit of in de functiestatus handmatig uitgeschakeld kan worden. Prioriteit: Worden meerdere meldingen tegelijkertijd actief, dan geldt voor de weergave van de pop-up vensters en de LED-status de volgende volgorde: Meldingstype Prioriteit Weergave Fout Storing Waarschuwing hoogste prioriteit Melding laagste prioriteit Uitgangsvariabelen Melding actief rood pop-up venster rood pop-up venster oranje pop-up venster geel pop-up venster Status AAN, zolang de melding actief (niet gewist) is, ook indien de meldingsoorzaak niet meer bestaat. Dominant AAN Status AAN, zolang de melding actief is. Keuze van schakeluitgangen, welke bij optreden van de melding dominant ingeschakeld worden, ook indien deze op Hand/UIT of Auto/UIT staan. Dominant UIT Status AAN, zolang de melding actief is. Keuze van schakeluitgangen, welke bij optreden van de melding dominant uitgeschakeld worden, ook indien deze op Hand/AAN of Auto/AAN staan. Dominant AAN (expert) Dominant UIT (expert) Als Dominant AAN, echter kan de uitgang in expertmodus handmatig geschakeld worden. Als Dominant UIT, echter kan de uitgang in expertmodus handmatig geschakeld worden Dominant AAN (installateur) Als Dominant AAN, echter kan de uitgang in installateursmodus handmatig geschakeld worden Dominant UIT (installateur) Storing ontgrendelen Waarsch.signaal Als Dominant UIT, echter kan de uitgang in installateurs- en expertmodus handmatig geschakeld worden Status voor 3 seconden AAN, indien het meldingstype Storing uitgekozen en Storing ontgrendelen aangetipt werd. Status AAN, zolang de melding actief is, in de parameters Waarsch.signaal ja ingesteld en het waarschuwingssignaal nog niet gewist werd. Een aansturing van uitgangen met dominante commando s overschrijft in de basis alle stuursignalen uit de aansturingen en ook het handbedrijf. Indien tegelijkertijd twee verschillende dominante signalen (AAN en UIT) op een uitgang actief zijn, bezit het signaal dominant UIT de hogere prioriteit. Uitgangen, welke dominant AAN of dominant UIT aangestuurd worden, krijgen in het uitgangenoverzicht aan de bovenste rand van het display een rode omranding. 101

102 Melding Bevindt de regelaar zich op het tijdstip van de melding in de expertmodus en is de uitgang voor dominant aan (expert) op Hand UIT geschakeld, dan blijft deze uitgeschakeld. Dit geldt in principe ook voor de uitgangen bij dominant uit (expert) cq. bij de dominante uitgangen aan/uit (installateur). Het meldingvenster verdwijnt bij geactiveerde melding, indien Melding verbergen aangetipt wordt. Daardoor wordt ook een geactiveerd waarschuwingssignaal uitgeschakeld. Zolang de melding niet werd gewist, wordt door aantippen van de waarschuwingsdriehoek het meldingvenster weer weergegeven. In het meldingvenster en in de functiestatus is het mogelijk, de melding te wissen. Het wissen van de melding is pas mogelijk, zodra de meldingsoorzaak wegvalt. Het waarschuwingssignaal kan in het meldingvenster of door Melding verbergen uitgeschakeld worden. Alleen meldingstype Storing : voor het resetten van externe voorzieningen staat een eigen uitgangsvariabele Storing ontgrendelen ter beschikking. Met Storing ontgrendelen (in het meldingvenster of in de functiestatus) wordt een drie seconden lange AAN-impuls gegenereerd. Zolang de meldingsoorzaak nog bestaat kan Storing ontgrendelen meermals aangetipt worden. Na het wegvallen van de storingsoorzaak is alleen nog eenmaal Storing ontgrendelen mogelijk, er wordt dan tegelijkertijd ook de melding gewist. Wordt de melding door een ingangsvariabele, in het meldingvenster of in de functiestatus handmatig gewist, dan wordt deze uitgangsvariabele niet geactiveerd. In het menu Meldingen worden daarnaast alle geprogrammeerde meldingen weergegeven. 102

103 Melding Voorbeeld: meldingstype Fout, uitgang 1 dominant UIT, uitgang 2 dominant AAN, waarschuwingssignaal geactiveerd, uitgang voor waarschuwingssignaal: uitgang 12. Na meldingsactivatie en wegvallen van de storingsoorzaak verschijnt de volgende weergave (rood): Uitgang 1 dominant UIT Uitgang 2 dominant AAN Uitgang 12 waarschuwingssignaal AAN Waarschuwingsdriehoek Meldingvenster Melding verbergen = Melding wissen Verdwijnen van het (pas na wegvallen van meldingvenster de meldingsoorzaak mogelijk) Tijdstip Meldingsomschrijving Meldingstype Alleen zichtbaar bij meldingstype Storing Verdwijnt het meldingvenster, kan deze door het aanraken van de waarschuwingsdriehoek in de statusbalk weer weergegeven worden. Voorbeeld: meldingstype Storing, uitgang 1 dominant UIT, uitgang 2 dominant AAN, waarschuwingssignaal geactiveerd, uitgang voor waarschuwingssignaal: uitgang 12. Na meldingsactivatie en wegvallen van de storingsoorzaak verschijnt de volgende weergave (rood): 103

104 Melding Voorbeeld: meldingstype Waarschuwing, uitgang 1 dominant UIT, uitgang 2 dominant AAN, waarschuwingssignaal geactiveerd, uitgang voor waarschuwingssignaal: uitgang 12. Na meldingsactivatie verschijnt de volgende weergave (oranje): Voorbeeld: meldingstype Melding, uitgang 1 dominant UIT, uitgang 2 dominant AAN, waarschuwingssignaal geactiveerd, uitgang voor waarschuwingssignaal: uitgang 12. Na meldingsactivatie verschijnt de volgende weergave (geel): Wordt een uitgang van een uitgangspaar dominant aangestuurd, dan wordt de andere uitgang van het uitgangspaar uitgeschakeld, indien deze door een functie ingeschakeld was. Worden de beide uitgangen van een uitgangspaar gelijktijdig door één of meerdere meldingen dominant aangestuurd, dan wordt alleen de uitgang met het hoogste nummer ( DICHT -commando) geactiveerd. 104

105 Melding Weergave van de actieve melding in de functiestatus en in het menu Meldingen door een waarschuwingsdriehoek: Dominant geschakelde uitgangen worden ook in het menu Uitgangen door rode omranding weergegeven: 105

106 Mengregeling Mengregeling Basisschema Functiebeschrijving Met deze functie is aansturing van een mengventiel op basis van een gewenste waarde mogelijk. De functie kan een 3-punts servomotor of een motor met 0-10V-ingang (modulerend analoog signaal) aansturen. Ingangsvariabelen Vrijgave Regeltemperatuur Gewenste waarde Offset gew. waarde Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Analoog ingangssignaal van de aanvoertemperatuur T.reg Analoge waarde voor de gewenste waarde, waarop geregeld dient te worden Analoge waarde voor een offsetwaarde op de gewenste waarde Der gewenste waarde en de offsetwaarde kunnen vaste waardes zijn (bron: Gebruiker), of deze komen als variabele waardes van een andere bron. Parameters Modus Regeltemperatuur T.reg.GEW als vrijgave = UIT Mengventiel Regelsnelh. Keuze: Normaal of Invers Weergave: opgegeven gewenste waarde (+offsetwaarde) Gedrag mengventiel bij vrijgave mengventiel = uit: Keuze: openen, sluiten, onveranderd Aanpassing van de regelsnelheid aan de menggroep (instelbereik 20,0 500,0%) Als modus staat naast normaal ook invers ter beschikking. Bij invers opent het mengventiel met stijgende temperatuur. 106

107 Uitgangsvariabele Mengregeling Gew.regeltemperatuur De door de regelaar berekende gewenste temperatuur uit gewenste- + offsetwaarde Mengv. open/dicht Status mengventiel OPEN/UIT/DICHT, keuze van de schakeluitgangen (uitgangspaar) Mengv % Teller rest.looptijd Mengventiel open Mengventiel gesloten Uitgave van een procentuele waarde met 1 kommapositie voor de aansturing van een mengventiel met 0-10V-ingang via een analoge uitgang (A12- A16) Weergave van de resterende looptijd van het mengventiel Status AAN, indien mengventiel geheel open is (na afloop van de resterende looptijd) Status AAN, indien mengventiel geheel dicht is (na afloop van de resterende looptijd) Mengventiel 0 100%: verschaling van de analoge uitgang: 0 = 0,00V / 1000 = 10,00V De resterende looptijd wordt van 20 minuten teruggeteld, indien een uitgangspaar (aansturing mengventiel) met de uitgangsvariabele Mengv. open/dicht verbonden is. Is geen uitgangspaar verbonden, dan begint de resterende looptijd bij 2 minuten te lopen. De resterende looptijd wordt opnieuw geladen, indien de uitgang mengventiel naar handbedrijf is gezet, door een melding (dominant AAN of UIT) aangestuurd wordt, de aansturingsrichting wijzigt of de vrijgave van UIT naar AAN omgeschakeld wordt. 107

108 PID-regeling PID-regeling Functiebeschrijving Bij opgave van sensoren wordt met behulp van de regeltrap een systeem zo geregeld, dat een sensorwaarde of een differentie tussen 2 sensorwaardes constant gehouden wordt. Voorbeeld: wijziging van het transportvolume, dus de volumestroom, van circulatiepompen. Dit maakt het constant houden van (differentie-) temperaturen in het systeem mogelijk. De PID-regeling kan echter niet alleen voor toerentalregeling, maar kan bv. ook voor brander- of warmtepompmodulatie ingezet worden. Omschrijving aan de hand van een eenvoudig solarschema: Absolutewaarderegeling = constant houden van een sensor TC wordt met behulp van de toerentalregeling op een temperatuur (bv. 60 C) constant gehouden. Verlaagt zicht de solarstraling, wordt TC kouder. De regelaar verlaagt daarop het toerental en dus het debiet. Dit leidt tot een langere opwarmtijd van het warmtemedium in de collector, waardoor TC weer stijgt. Alternatief kan in veel systemen (bv. boilerlading) een constante retourtemperatuur (TR) zinvol zijn. Daarvoor is een inverse regelkarakteristiek benodigd. Stijgt TR, dan geeft de warmtewisselaar te weinig energie aan de boiler af. Er wordt dus het debiet verlaagd. Een hogere verblijfstijd in de warmtewisselaar koelt het warmtemedium meer af, waardoor TR daalt. Het constant houden van TB is niet zinvol, omdat de wijziging van het debiet geen directe reactie op TB veroorzaakt en daardoor geen functionerende regelkring ontstaat. Verschilregeling = constant houden van de temperatuurdifferentie tussen twee sensoren. Het constant houden van het temperatuurverschil tussen TC en TR leidt tot een glijdend bedrijf van de collector. Daalt TC als gevolg van een verminderende instraling, daalt daarmee ook de differentie tussen TC en TR. De regelaar verlaagt daarop het toerental, hetgeen de verblijfstijd van het medium in de collector vergroot en daarmee de differentie TC - TR verhoogt. Voorwaarderegeling = treedt een vastgelegde temperatuurgebeurtenis op, wordt de voorwaarderegeling actief en blokkeert de absolutewaarde- en/of verschilregeling. Het constant houden van de betreffende sensor functioneert zoals bij de absolutewaarderegeling. Voorbeeld: als TB 60 C bereikt heeft (activeringsdrempelwaarde), dient de collector op een bepaalde temperatuur te worden gehouden. Opmerking: indien tegelijkertijd de absolutewaarderegeling (constant houden van een sensor) en de verschilregeling (constant houden van de differentie tussen twee sensoren) actief zijn, wint de laagste waarde uit beide regelprincipes. 108

109 PID-regeling Stabiliteitsproblemen Het proportioneel deel P geeft de versterking van de afwijking tussen gewenste- en actuele waarde weer. De stapgrootte wordt per X * 0,1 K afwijking van de gewenste waarde met één stap gewijzigd. Een groter getal leidt tot een stabieler systeem en tot meer regelafwijking. Het integrerend deel I regelt de stapgrootte, afhankelijk van de uit het proportioneel deel resterende afwijking, periodiek na. Per 1 K afwijking t.o.v. de gewenste waarde wordt de stapgrootte iedere X seconden met één stap gewijzigd. Een groter getal leidt tot ene stabieler systeem, echter er wordt langzamer naar de gewenste waarde toe geregeld. Het differentiërend deel D leidt tot een kortstondige overreactie waardoor er sneller een afwijking tussen gewenste- en actuele waarde optreedt, om zo snel mogelijk de gewenste waarde te bereiken. Wijkt de gewenste waarde met een snelheid van X * 0,1 K per seconde af, wordt de stapgrootte met één stap gewijzigd. Hoge waardes leiden tot een stabieler system, echter er wordt langzamer naar de gewenste waarde toe geregeld. In veel gevallen is het instellen van de PID-waardes voor de regeling van pompen noodzakelijk. Uitgaande van een bedrijfsgereed systeem met bijbehorende temperaturen, dient de pomp in automatisch bedrijf te lopen. Zolang I en D op nul ingesteld zijn wordt het proportioneel deel P, uitgaande van instelling 10, iedere 30 seconden zo ver verlaagd, totdat het system onstabiel wordt (de stapgrootte wijzigt zich ritmisch). Ieder proportioneel deel, waarbij de onstabiliteit begint, wordt als Pkrit bestempeld, evenals de periodeduur van de schommelingen (= tijd tussen twee hoogste toerentallen in seconden): deze wordt tkrit genoemd. Met de volgende formules kunnen de correcte parameters worden bepaald. Deze methode is niet voor trage regelsystemen (bv. solarsystemen) geschikt. Stilstand pompen Bij een te lage stapgrootte kunnen bv. terugslagkleppen een stilstand van pompen veroorzaken. Dat kan echter ook gewenst zijn, waardoor als ondergrens ook de stapgrootte 0 toegestaan is. Om de minimale stapgrootte vast te leggen, verhoogt men in handbedrijf langzaam het toerental en controleert de pomp. De stapgrootte waarbij de pomp begint te draaien, wordt voor de zekerheid met enkele stappen verhoogd en vervolgens als minimale stapgrootte ingesteld. Bij de aansturing van regelbare energiezuinige pompen dienen de opgaven van de fabrikant met betrekking tot het minimale toerental en regelkarakteristiek (normaal/invers) in acht te worden genomen. Voorbeeld: karakteristiek van een energiezuinige pomp met inverse PWM-regeling (bron: WILO) 109

110 PID-regeling Ingangsvariabelen Vrijgave Act. waarde absolutewaardereg. Gew. waarde absolutewaardereg. Actu. waarde (+) verschilregeling Act. waarde (-) verschilregeling Gew. waarde verschilregeling Activeringswaarde voorwaarderegeling Activeringsdrempel voorwaardereg. Act. waarde voorwaarderegeling Gew. waarde voorwaarderegeling Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Analoog ingangssignaal van de sensor, waarop de gewenste temperatuur constant gehouden dient te worden Analoge waarde van de gewenste regeltemperatuur Analoog ingangssignaal van de bronsensor (de warmere sensor, bv. collectorsensor) van de verschilregeling Analoog ingangssignaal van de referentiesensor (de koudere sensor, bv. boilersensor) van de verschilregeling Analoge waarde van de gewenste temperatuurdifferentie Analoog ingangssignaal van de sensor, waarop een voorwaarde verwacht wordt Analoge waarde van de activeringsdrempelwaarde op de activeringssensor Analoog ingangssignaal van de sensor, welke na het optreden van de voorwaarde constant gehouden wordt Analoge waarde van de gewenste regeltemperatuur op de voorwaarderegeling Proportioneel deel Analoge dimensieloze waarde tussen 0,0 en 100,0 De stapgrootte wordt per X * 0,1 K afwijking ten opzicht van de gewenste waarde met een stap gewijzigd. Integrerend deel Analoge dimensieloze waarde tussen 0,0 en 100,0 Per 1 K afwijking ten opzichte van de gewenste waarde wijzigt zich de stapgrootte iedere X seconden met een stap. Differentiërend deel Analoge dimensieloze waarde tussen 0,0 en 100,0 Wijkt de gewenste waarde met een snelheid van X * 0,1 K per seconde af, wordt de stapgrootte met een stap gewijzigd. Stapgrootte maximum Stapgrootte minimum Maximaal toegestane stapgrootte (maximaal 100 bij PWM- of 0-10Vaansturing) Minimaal toegestane stapgrootte Indien de stapgrootte zich periodiek (periodeduur typisch sec) wijzigt, wordt bij eenvoudige systemen aanbevolen, I en D op nul te zetten. Nadeel: er wordt met een kleine, constante differentie foutief geregeld en het systeem is wat langzamer. Bij gebruik van de toerentalregeling in hygiënische warmwaterbereiding kunnen de PIDinstellingen volgens de methode (zie Stabiliteitsproblemen ) verkregen worden, indien men een optimale uitkomst wil verkrijgen. Een typische uitkomst van de hygiënische warmwaterbereiding met ultrasnelle sensor is PRO = 8, INT = 9, DIF = 3. Rekentechnisch niet te controleren, echter praktisch bewezen, is de instelling PRO = 3, INT = 1, DIF = 4. Vermoedelijk is daarbij de regelaar zo instabiel, dat deze zeer snel schommelt en door de traagheid van het systeem en vloeistof gebalanceerd lijkt. 110

111 Parameters Functiegrootte Absolute waarderegeling Modus Gew. waarde abs. Verschilregel. Modus Gew. waarde versch. Voorwaardereg. Modus Voorwaarde Act. drempelwaarde Diff. aan Diff. uit Gew. waarde regel. PID-regeling Es staat een veelvoud aan functiegroottes ter beschikking, welke met eenheid en kommaposities overgenomen worden. Keuze: uit Normaal = de stapgrootte stijgt met stijgende actuele waarde Invers = de stapgrootte daalt met stijgende actuele waarde Weergave van de gewenste waarde Keuze: uit Normaal = de stapgrootte stijgt met stijgende differentie Invers = de stapgrootte daalt met stijgende differentie Weergave van de differentie Keuze: uit Normaal = de stapgrootte stijgt met stijgende actuele waarde, indien de voorwaarderegeling actief is Invers = de stapgrootte daalt met stijgende actuele waarde, indien de voorwaarderegeling actief is Keuze: IS > drempel, IS < drempel Weergave van de activeringsdrempelwaarde Inschakeldifferentie op de activeringsdrempelwaarde Uitschakeldifferentie op de activeringsdrempelwaarde Weergave van de gewenste regelwaarde Ieder regelprincipe kan op regelmodus Normaal (stapgrootte stijgt met stijgende actuele waarde), Invers (stapgrootte daalt met stijgende actuele waarde) of op uit (regelprincipe niet actief) ingesteld worden. De voorwaarderegeling overschrijft uitkomsten uit andere regelprincipes. Daarmee blokkeert een vastgelegde voorwaarde de absolutewaarde- of verschilregeling. Voorbeeld: het constant houden van de collectortemperatuur op 60 C met de absolutewaarderegeling wordt geblokkeerd, indien de boiler reeds een temperatuur van 50 C bereikt heeft = snel bereiken van een bruikbare warmwatertemperatuur is afgesloten. Vanaf nu dient met de volledige volumestroom (en daardoor lagere temperatuur) verder te worden geladen. Hiervoor dient als nieuwe gewenste temperatuur in de voorwaarderegeling een waarde opgegeven worden, welke automatisch het volledige toerental vraagt (bv. voor collectorsensor = 10 C). Is de voorwaarde van de voorwaarderegeling IS < drempel, dan wordt de voorwaarderegeling geactiveerd, indien de activeringswaarde onder de activeringsdrempelwaarde + Diff. uit daalt en weer gedeactiveerd, indien deze boven de activeringsdrempelwaarde + Diff. aan stijgt. Er zijn daarom bij deze voorwaarde de beide Diff-waardes als het ware verwisseld. Zijn zowel de absolutewaarde- als ook de verschilregeling uitgeschakeld (uitgave: maximale stapgrootte), dan wordt bij activering van de voorwaarderegeling van maximale stapgrootte naar de waarde, welke de voorwaarderegeling uitgeeft, omgeschakeld. 111

112 PID-regeling Uitgangsvariabelen Stapgrootte Regeldifferentie Absolutewaardereg. actief Verschilregeling actief Voorwaarderegeling actief Stapgrootte > 0 Dimensieloos getal = uitkomst van de PID-regeling, naar keuze koppelen met de analoge uitgangen (A12 A16, PWM- of 0-10Vaansturing, bv. van elektronische pompen) Differentie tussen IS- en GEW-waarde van het regelprincipe, welke op dat moment wint Status AAN, indien de absolutewaarderegeling actief is Status AAN, indien de verschilregeling actief is Status AAN, indien de voorwaarderegeling actief is Status AAN, indien de stapgrootte > 0 is Bij vrijgave UIT is de stapgrootte nul Zijn alle regelmodi uitgeschakeld, wordt altijd de maximale stapgrootte uitgegeven. Indien tegelijkertijd de absolutewaarderegeling en de verschilregeling actief zijn, wint de laagste stapgrootte uit de beide principes. Indien tegelijkertijd 2 of meer PID-regelingen op een uitgang actief zijn, wint de hogere stapgrootte. De stapgrootte staat als uitgangsvariabele ook voor andere functies ter beschikking. 112

113 Profielfunctie Profielfunctie Basisschema Functiebeschrijving De profielfunctie genereert een tijdsgestuurde uitgave van maximaal 64 getalswaardes. Per tact (stap) wordt uit een instelbare tabel van een waarde naar de volgende verder geschakeld en deze als gewenste waarde uitgegeven. Er kan hiermee een profiel worden opgebouwd, welke bv. als temperatuurprofiel voor het droogstoken van een afwerkvloer geschikt is. 113

114 Profielfunctie Ingangsvariabelen Vrijgave Gew. waarde (vrijgave = UIT) Start profiel Pauze profiel Reset profiel Tact profiel Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Analoge waarde voor de gewenste waarde, indien de vrijgave UIT, de functie in stap 0 is of de gewenste stapwaarde UIT opgegeven is Digitaal ingangssignaal AAN/UIT voor de functiestart Digitaal ingangssignaal AAN/UIT voor het onderbreken van het functieverloop Digitaal ingangssignaal AAN/UIT voor het resetten van het functieverloop Digitaal ingangssignaal AAN/UIT voor het doorschakelen naar de volgende stap Ingangsvariabelen 1-10 Analoge waardes van verschillende bronnen, welke aan de specifieke stappen kunnen worden toegewezen Met behulp van de ingangsvariabelen 1-10 is het mogelijk, in de profielfunctie waardes uit te geven, welke variabel zijn en van andere bronnen komen (bv. van sensoren of andere functies). Start profiel: Door een AAN-impuls wordt de functie gestart en loopt, al naar gelang de instelling in de parameters, eenmalig of cyclisch af. Een volgend AAN-commando gedurende het functieverloop genereert géén herstart (geen retrigger). Pauze profiel: Door een AAN-signaal wordt het tijdsverloop van de functie gedurende de duur van het AAN-signaal onderbroken. Gaat de status van het pauzesignaal weer op UIT, loopt de tijdcyclus weer verder. Wordt gedurende de duur van Pauze profiel het commando Profiel stoppen via de functiestatus of wordt de ingangsvariabele Reset profiel op AAN gezet, wordt de functie direct op stap 0 teruggezet, de functie blijft uitgeschakeld. Het signaal Pauze profiel blokkeert het ingangssignaal Tact profiel. Reset profiel: Door een AAN-impuls wordt de functie op stap 0 teruggezet en kan pas weer door een startcommando gestart worden. Het commando Profiel stoppen in de functiestatus veroorzaakt eveneens het terugzetten op stap 0. Tact profiel: Door een AAN-impuls wordt naar de volgende stap verder geschakeld. Deze AAN-impuls vervangt de interne tact. De functie dient echter door een startcommando gestart worden. Na het startcommando staat de functie op stap 1. Is de functie op cyclische afloop ingesteld, wordt door de tact-impuls na de laatste stap weer naar de eerste stap verder geschakeld. Is alleen een eenmalige afloop geparametreerd, wordt na de laatste stap op stap 0 geschakeld en daarmee de functie gedeactiveerd. 114

115 Parameters Functiegrootte Aantal stappen Cyclisch Interne tact (Weergave alleen, indien de ingangsvariabele Tact profiel ongebruikt is) Stap 1 - (maximaal) 64 Bron stap 1 (max.) 64 Waarde (Weergave alleen bij bron waarde ) Profielfunctie Er staat een veelvoud aan functiegroottes ter beschikking, welke met eenheid en kommaposities overgenomen worden. Er kunnen 2 tot 64 stappen vastgelegd worden. Keuze: Ja / Nee Opgave van de tacttijd voor de profielstappen Opgave van de bron (UIT, waarde of ingangsvariabele E1 E10) Opgave van de gewenste waardes bij bron waarde De profielfunctie moet voor de eersten start ofwel handmatig in de functiestatus of via de ingangsvariabele Start profiel gestart worden. Bij keuze Cyclisch: Ja begint de functie na afloop van de laatste stap weer met de 1 e stap tot een reset-commando de functie deactiveert of in de functiestatus gestopt of de vrijgave op UIT gezet wordt. Bij keuze Cyclisch: Nee wordt de functie na afloop van de laatste stap beëindigd en gaat op stap 0. Wordt bij een stap de bron UIT opgegeven, dan wordt als gewenste waarde de waarde van de ingangsvariabele Gewenste waarde (vrijgave = uit) uitgegeven en is de Status profiel UIT. Uitgangsvariabelen Gewenste waarde actuele stap Status profiel Teller looptijd Uitgave van de actueel geldende gewenste waarde Uitgave van de actuele stap Status AAN, zolang de profielfunctie afloopt. Wordt de functie door de ingangsvariabele Pauze profiel onderbroken, blijft de status desondanks op AAN. Weergave van de aflopende tijd van de actueel geactiveerde stap Is de vrijgave van de functie op UIT of de functie op het moment niet actief, wordt als gewenste waarde de waarde van de ingangsvariabele Gew. waarde (vrijgave = UIT) uitgegeven en is de Status profiel UIT. Werd de functie door de ingangsvariabele Pauze profiel onderbroken, blijft de Status profiel AAN. Instelling Interne tact en tacttijd van ten minste 1 uur: De profielstap wordt ieder uur naar het interne geheugen geschreven. De profielstap 1 wordt direct na de start opgeslagen. Na Profiel stoppen uit de functiestatus cq. na Reset profiel wordt de stap 0 direct opgeslagen. Start en stop worden maximaal eenmaal per uur direct opgeslagen. Bij een stroomuitval kan daarom hoogstens één stap na terugkeer van de spanning verloren gaan. Bij het laden van functiedata wordt gevraagd, of de opgeslagen tellerstanden overgenomen dienen te worden (zie handleiding Programmering deel 1: Algemene informatie ). 115

116 Sample & Hold Sample & Hold Basisschema s Triggerflank: pos./neg. Triggerflank: positief Triggerflank: negatief Functiebeschrijving De functie Sample & Hold genereert een waarde uit een analoge ingangsvariabelen, welke op het tijdpunt van een digitaal trigger-ingangssignaal optreedt. Er kan tussen de triggerflanken pos./neg., positief of negatief worden gekozen. 116

117 Ingangsvariabelen Vrijgave Uitkomst (vrijgave = uit) Waarde Trigger Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Sample & Hold Analoge waarde voor de uitgangsvariabele Uitkomst, indien de vrijgave UIT is Analoog ingangssignaal van de te bewaken waarde Digitaal ingangssignaal AAN/UIT, welke het tijdpunt vastlegt, waarop de uitkomst uit de waarde gegenereerd wordt. Het trigger-ingangssignaal kan van iedere digitale bron stammen (bv. van een digitale ingang of een functie) Parameters Functiegrootte Flank Es staat een veelvoud aan functiegroottes ter beschikking, welke met eenheid en kommaposities overgenomen worden. Keuze van de triggerflank van de triggeringang: pos./neg., positief, negatief Een positieve triggerflank is de wijziging van de ingangstoestand van UIT naar AAN of van schakelaar open naar schakelaar gesloten (= maakcontact). De wijziging van gesloten naar open (=verbreekcontact) is een negatieve triggerflank. Met flank = pos/neg wordt bij iedere toestandsverandering op de ingang de uitkomst gegenereerd. Uitgangsvariabelen Uitkomst Uitgave van de uitkomst van de functie = analoge waarde van het ingangssignaal op het tijdpunt van de gekozen flank van het triggersignaal. 117

118 Schakelklok Schakelklok Basisschema Functiebeschrijving De schakelklokfunctie is een tijdafhankelijke schakelfunctie voor diverse functies of uitgangen. Er staan maximaal 7 tijdprogramma s met telkens 5 tijdvensters per schakelklokfunctie ter beschikking. Bij ieder tijdvenster zijn 2 verschillende gewenste waardes als uitgangsvariabele toe te wijzen. De aan- en uitschakeltijden kunnen door ingangsvariabelen glijdend vastgelegd worden (bv. door de systeemwaardes voor zonsopgang of -ondergang). Voor de functies warmtevraag warmwater, beschaduwingsfunctie, ruimteregeling, cv-groepregeling, koelgroepregeling en circulatie verzorgt de schakelklokfunctie de tijdschakeling via de ingangsvariabele Status tijdvoorwaarde. De schakelklokfunctie kan meervoudig geprogrammeerd worden, er zijn dus meerdere schakelklokken beschikbaar. 118

119 Ingangsvariabelen Vrijgave Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Schakelklok Blokkade-ingang Digitaal ingangssignaal AAN/UIT voor de blokkade van de schakelklokfunctie Vervrgd.inschak. Vertraagd uitschak. Gew. waarde (1 2) (vrijgave = UIT) Ingangsvariabelen (1-10) Analoge waarde voor de verschuiving van de inschakeltijd naar voren Analoge waarde voor de verschuiving van de uitschakeltijd naar achteren Analoge waarde voor de uitgangsvariabelen gewenste waarde 1 cq. 2, als de vrijgave UIT is (indien in de parameterinstellingen gewenste waardes ingesteld zijn) Maximaal 10 analoge waardes, ofwel voor glijdende aan- en uitschakeltijden of voor variabele gewenste waardes in de tijdvensters De bronnen voor de vervroegde inschakel- en vertraagde uitschakeltijd kunnen andere functies zijn (bv. cv-groepregeling, kenlijn-functie). Daarmee is het mogelijk, glijdend aancq. uitschakelpunten te creëren, welke door andere parameters (bv. de buitentemperatuur) worden bepaald. De bronnen voor de ingangsvariabelen 1-10 kunnen vaste waardes, functies, sensoren, netwerkingangen of ook systeemwaardes (bv. zonsopgang) zijn. Parameters Aantal gew. waardes Functiegrootte (1-2) (Weergave alleen, indien gew. waardes zijn opgegeven) Tijdprogramma Gew. waarde (1-2) als tijdprogr. = uit (Weergave alleen, indien gew. waardes zijn opgegeven) Minimale tijd blokk.voorwaarde (Weergave alleen, indien de blokk.-ingang gedefinieerd is) Blokkadetijd schakelklok (Weergave alleen, indien de blokk.-ingang gedefinieerd is) Opgave van het aantal gewenste waardes, welke door de functie schakelklok uitgegeven dienen te worden. (Keuze: 0, 1, 2) Vastlegging van de functiegroottes voor de gew. waardes 1 cq. 2. Er staat een veelvoud aan functiegroottes ter beschikking, welke met eenheid en kommaposities overgenomen worden. Submenu: Tijdprogramma voor de schakelklok (zie sectie Tijdprogramma s ) Gewenste waardes 1 cq. 2 buiten het tijdvenster Voor het blokkeren van de uitgang van de schakelklok dient de blokkade-ingang ten minste deze tijd op AAN te staan. Indien de minimale tijd voor de blokkadevoorwaarde bereikt is, wordt de schakelklok na afloop van de blokkadevoorwaarde gedurende de blokkadetijd geblokkeerd. Wordt het Aantal gew. waardes op 0 gezet, dan worden beide gewenste waardes met 0 uitgegeven. Blokkadefunctie: Is de blokkade-ingang voor de duur van de minimale blokkadetijd op status AAN, dan wordt de Status tijdvoorwaarde op UIT gezet en de gewenste waardes Gew. waarde als tijdprogr. = uit uitgegeven. Gaat dan de status van de blokkade-ingang weer op UIT, begint de blokkadetijd te lopen, waarbij verder de gewenste waardes Gew. waarde als tijdprogr. = uit uitgegeven worden. Na afloop van de blokkadetijd wisselt de schakelklokfunctie weer naar de status van de tijdvoorwaarde en geeft de betreffende gewenste waardes uit. 119

120 Schakelklok Submenu tijdprogramma s Weergave met 2 gewenste waardes Er staan maximaal 7 tijdprogramma s met ieder 5 tijdvensters voor de schakelklokfunctie ter keuze beschikbaar. Voor ieder tijdvenster kunnen de aan- en de uitschakeltijdpunten door ingangsvariabelen verschoven worden. Er kunnen voor ieder tijdvenster twee verschillende gewenste waardes uitgegeven worden. In de tijdvensters wordt voor iedere gewenste waarde vastgelegd, of deze ongebruikt blijft (uitgave Gew. waarde (tijdprogr. = uit) ) of een specifieke gewenste waarde dient te gelden. Deze gewenste waarde kan een vaste waarde of de waarde van een ingangsvariabele zijn. Buiten het tijdvenster wordt de betreffende Gew. waarde als tijdprogr. = uit uitgegeven. Weergave, indien geen gewenste waardes uitgegeven dienen te worden. 120

121 Schakelklok Voorbeelden voor tijdprogramma s Tijdprogramma 1 met vaste aan- en uitschakeltijdpunten en gewenste waardes 1 6 Tijdprogramma s Gew.waarde 1 Gew.waarde 2 Instellingen: 1. Er is het tijdprogramma 1 voor de dagen maandag t/m vrijdag ingesteld. 2. Het inschakeltijdpunt van het 1 e tijdvenster is 5:30 uur 3. Het uitschakeltijdpunt van het 1 e tijdvenster is 9:00 uur 4. De gewenste waarde 1 is een door de Gebruiker vastgelegde waarde (22,0), de gewenste waarde 2 is ongebruikt (uitgave: Gew. waarde 2 als tijdprogr. = uit ). 5. Het inschakeltijdpunt van het 2 e tijdvenster is 16:00 uur, het uitschakeltijdpunt is 22:00 bij een gewenste waarde 1 van 22,0, gewenste waarde 2 is ongebruikt (uitgave: Gew. waarde 2 als tijdpr. = uit ). 6. De blauwe achtergrond voor het 2 e tijdprogramma geeft aan, dat deze reeds geprogrammeerd is (bv. voor zaterdag/zondag). 121

122 Schakelklok Tijdprogramma 1 met variabele aan- en uitschakeltijdpunten, afhankelijk van de zonsopgang en zonsondergang, met gewenste waardes Aannames: ingangsvariabele I1 = systeemwaarde voor zonsopgang ingangsvariabele I2 = systeemwaarde voor zonsondergang ingangsvariabele I3 = waarde uit een andere functie Instellingen: 1. Er werd het tijdprogramma 1 voor de dagen maandag t/m vrijdag ingesteld. 2. Het inschakeltijdpunt is de ingangsvariabele i1 (= zonsopgang) + 30 minuten, dus 30 minuten na zonsopgang. De extra tijd is in dit geval een offsetwaarde op de ingangsvariabele, waarbij met de plus na I1 vastgelegd wordt, dat de offsetwaarde bij de variabele opgeteld wordt. 3. Het uitschakeltijdpunt is de ingangsvariabele I2 (=zonsondergang) - 30 minuten, dus 30 minuten voor zonsondergang. De tijdopgave is in dit geval een offsetwaarde op de ingangsvariabele, waarbij door de minus na I2 vastgelegd wordt, dat de offsetwaarde van de variabele afgetrokken wordt. 4. De gewenste waarde 1 is de ingangsvariabele I3. 5. De gewenste waarde 2 is een door de Gebruiker vastgelegde waarde (30,0). 122

123 Uitgangsvariabelen Status tijdvoorwaarde Schakelklok Status van de schakelklokfunctie AAN/UIT, keuze van de uitgang Gew. waarde (1 2) Uitgave van de actuele gewenste waardes 1 cq. 2 Teller min. tijd Teller blokk.tijd Weergave van de verstreken minimale tijd voor de blokkadefunctie Weergave van de verstreken blokkadetijd Tijdvenster Status AAN, indien het tijdvenster optreedt, ook indien de blokkadefunctie de status tijdvoorwaarde op UIT zet. Vervroegde inschakel- en vertraagde uitschakeltijd verlengen het tijdvenster, daarom staat ook in deze tijdsperiodes het tijdvenster op status AAN. Bij vrijgave UIT is de Status tijdvoorwaarde eveneens UIT. Gewenste waarde (1-2): o Werd het Aantal gew. waardes op 0 gezet, dan worden beide gewenste waardes met 0 uitgegeven. o Zijn er gewenste waardes voor het actuele tijdvenster gedefinieerd, dan worden deze waardes gedurende het tijdvenster uitgegeven. Buiten het tijdvenster worden de parameterwaardes Gew. waarde (1 2) als tijdprogr. = uit uitgegeven. o Indien er geen gewenste waardes binnen het actuele tijdvenster gedefinieerd zijn, dan wordt altijd de parameterwaarde Gewe. waarde (1-2) als tijdprogr. = uit uitgegeven. o Gedurende de blokkadetijd wordt de waarde Gew. waarde (1 2) als tijdprogr. = uit uitgegeven, ook als het tijdvenster actief is. o Bij vrijgave UIT worden de ingangsvariabelen Gew. waarde (1 2) (vrijgave = UIT) uitgegeven. 123

124 Verschalingsfunctie Verschalingsfunctie Basisschema Verschaling vlgs. voorbeeld parametrering: 0 C 20% ingangsvariabele uitgangsvariabele 50 C 100% Functiebeschrijving De verschalingsfunctie maakt het aanpassen van analoge waardes van selecteerbare bronnen (sensoren, functies, netwerkingangen, etc.) mogelijk: Wijzigen van de functiegrootte Verschaling van ingangsvariabelen = aanpassen van de waarde naar een nieuw bereik Begrenzing van uitgangsvariabelen door minimale- en/of maximale drempelwaardes Ingangsvariabelen Vrijgave Uitkomst (vrijgave = uit) Ingangsvariabele Uitkomst minimum Uitkomst maximum Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT) Analoge waarde voor de uitgangsvariabelen, indien de vrijgave UIT is Analoge waardes voor het gebruik van de verschaling Minimale waarde van de uitgangsvariabelen Maximale waarde van de uitgangsvariabelen Door de minimale- cq. maximale uitgangsdrempelwaarde wordt de waarde van de uitgangsvariabelen begrensd, ook indien de verschaling in een lagere cq. hogere waarde zou resulteren. Wordt de verschalingsfunctie geblokkeerd (vrijgave = uit), geeft deze een waarde uit, welke door Uitkomst (vrijgave = uit) ofwel door de Gebruiker vastgelegd wordt of van een eigen bron stamt. De waarde Uitkomst (vrijgave = uit) wordt niet door de minimale - cq. maximale drempelwaardes begrensd. 124

125 Parameters Begrenzing Ingang Functiegrootte Keuze: geen, Minimum, Maximum, Min. en max. Uitgang Functiegrootte Verschalingsfunctie Verschaling Eerste waarde van de ingangsvariabele Tweede waarde van de ingangsvariabele Eerste waarde van de uitgangsvariabele (doelwaarde) Tweede waarde van de uitgangsvariabele (doelwaarde) Voorbeeld: Hiermee krijgt men een procentuele waarde welke een temperatuur betreft. Is dus bv. de ingangsvariabele 25,0 C, dan wordt 60,0% uitgegeven. Er staat een veelvoud aan functiegroottes ter beschikking, welke met eenheid en kommaposities overgenomen worden. Uitgangsvariabelen Uitkomst Uitkomst > minimum Uitkomst < maximum Uitgave van de uitkomst van de verschaling, optioneel keuze van een analoge uitgang Status AAN, indien de berekening van de verschaling boven de minimale drempelwaarde ligt (geldt alleen voor: vrijgave van de functie op AAN en begrenzing Min. en max. of Minimum) Status AAN, indien de berekening van de verschaling onder de maximale drempelwaarde ligt (geldt alleen voor: vrijgave van de functie op AAN en begrenzing Min en max. of Maximum) Bij de verschaling worden bij de uitkomst de laatste kommaposities weggelaten, er wordt niet mathematisch afgerond. 125

RSM610 Regel- en schakelmodule

RSM610 Regel- en schakelmodule www.ta.co.at RSM610 Regel- en schakelmodule Programmering Functies Manual Versie 1.18 nederlands Inhoudsopgave Programmering met TAPPS2... 5 Principeschema van een functiemodule... 5 Keuze van een nieuwe

Nadere informatie

RSM 610. Regel- en schakelmodule. Programmering Deel 2: Functies. Versie V1.10 NL

RSM 610. Regel- en schakelmodule. Programmering Deel 2: Functies. Versie V1.10 NL RSM 610 Versie V1.10 NL Regel- en schakelmodule Programmering Deel 2: Functies nl Inhoudsopgave Programmering met TAPPS2... 5 Principeschema van een functiemodule... 5 Keuze van een nieuwe functie...

Nadere informatie

UVR16x2 Vrijprogrammeerbare universele regeling

UVR16x2 Vrijprogrammeerbare universele regeling www.ta.co.at UVR16x2 Vrijprogrammeerbare universele regeling Programmering Functies Manual Versie 1.33 nederlands Inhoudsopgave Algemene informatie... 5 Principeschema van een functiemodule... 5 Keuze

Nadere informatie

UVR 16x2. Vrijprogrammeerbare universele regeling. Programmering Deel 2: Functies. Version V1.18 NL

UVR 16x2. Vrijprogrammeerbare universele regeling. Programmering Deel 2: Functies. Version V1.18 NL UVR 16x2 Version V1.18 NL Vrijprogrammeerbare universele regeling Programmering Deel 2: Functies nl Inhoudsopgave Algemene informatie... 5 Principeschema van een functiemodule... 5 Keuze van een functie...

Nadere informatie

Weersafhankelijke regelaar SAM 2200

Weersafhankelijke regelaar SAM 2200 VERWARIGSREGEIG Weersafhankelijke regelaar SA 00 De SA 00 vervangt de SA 003 en de oude modellen SA 83 en SA 83.1 die gebruikt werden voor sturing van mengkranen. O DIP 1 34 Éen enkele regelaar, 6 hydraulische

Nadere informatie

Uitsluitend aansluiten op de spanning en frequentie zoals aangegeven op het typeplaatje.

Uitsluitend aansluiten op de spanning en frequentie zoals aangegeven op het typeplaatje. MODELLEN 1221 AANSLUITINGEN 1 kanaal 2 kanalen VEILIGHEIDSINSTRUCTIES In verband met brandgevaar of het risico op een elektrische schok dient inbouw en montage uitsluitend door een elektro vakman te geschieden.

Nadere informatie

DL Buskoppelaar/ sensoruitbreiding

DL Buskoppelaar/ sensoruitbreiding Technische Alternative RT GmbH A-3872 Amaliendorf, Langestr. 124 Tel +43 (0)2862 53635 mail@ta.co.at DL-BC2 Vers. 1.00 NL DL Buskoppelaar/ sensoruitbreiding De DL-buskoppelaar DL-BC2 kan meetwaardes via

Nadere informatie

Weersafhankelijke regelaar SAM 2100

Weersafhankelijke regelaar SAM 2100 Weersafhankelijke regelaar S 1 e S 1 vervangt de S 1,, 4 en 5 evenals de oude modellen S 81, 81.1, 8, 8.1 en 84. Vervangt eveneens S 83 en 83.1 indien deze niet gebruikt werden voor sturing van mengkranen,

Nadere informatie

Weersafhankelijke regelaar SAM 2100

Weersafhankelijke regelaar SAM 2100 VRWRIGSRGIG Weersafhankelijke regelaar S 1 S 1 e S 1 vervangt de S 1,, 4 en 5 evenals de oude modellen S 81, 81.1, 8, 8.1 en 84. Vervangt eveneens S 83 en 83.1 indien deze niet gebruikt werden voor sturing

Nadere informatie

TAPPS Onlineschema. Programmering met TAPPS

TAPPS Onlineschema. Programmering met TAPPS TAPPS Onlineschema Programmering met TAPPS NL Onlineschema De Bootloader biedt de mogelijkheid een online visualisatie, waarbij middels een webbrowser via LAN of internet een grafische weergave van de

Nadere informatie

VH CONTROL THERMOSTAAT METIS

VH CONTROL THERMOSTAAT METIS VH CONTROL THERMOSTAAT METIS HANDLEIDING & INSTRUCTIES 1 INHOUD Algemeen... 3 Belangrijkste functionaliteiten... 3 Belangrijke veiligheidsinformatie... 3 Technische gegevens... 3 Afmetingen... 4 Installatie

Nadere informatie

Positie-aflezing. - LED of LCD-aflezing - met geïntegreerde microprocessor. Walda Impuls b.v. Delta 60 6825 MS Arnhem Tel 026-3638302 Fax 026-3638304

Positie-aflezing. - LED of LCD-aflezing - met geïntegreerde microprocessor. Walda Impuls b.v. Delta 60 6825 MS Arnhem Tel 026-3638302 Fax 026-3638304 SERIE Z-54 Positie-aflezing - LED of LCD-aflezing - met geïntegreerde microprocessor Walda Impuls b.v. Delta 60 6825 MS Arnhem Tel 026-3638302 Fax 026-3638304 ELGO - ELECTRIC GmbH D - 78239 Rielasingen,

Nadere informatie

Concept 420 sm (productinformatie) Blad 1 04/2008

Concept 420 sm (productinformatie) Blad 1 04/2008 Concept 420 sm (productinformatie) Blad 1 04/2008 Hoogwaardige, microprocessorgestuurde slangenpomp met stappenmotor voor het doseren van vloeibare media. Uitrusting - 2 potentiometers voor instellen van

Nadere informatie

1 Inleiding. 1.1 Theta-regelaar. 1.2 Ruimtethermostaat

1 Inleiding. 1.1 Theta-regelaar. 1.2 Ruimtethermostaat Inhoudsopgave 1 Inleiding...2 1.1 Theta-regelaar... 2 1.2 Ruimtethermostaat...2 1.3 Draai-drukknop-Algemeen... 3 1.4 Basisweergave... 3 1.5 Uitzonderlijke weergaven...3 1.6 Instellen van de gewenste dag-ruimtetemperatuur...

Nadere informatie

Dagoverzicht van de geprogrammeerde schakeltijden 5 = vrijdag

Dagoverzicht van de geprogrammeerde schakeltijden 5 = vrijdag 310 791 01 TR 612 top TERMINA 2-kanaals weekklok Afhankelijk van type Voorgeprogrammeerd met de actuele kloktijd en de zomer-/wintertijdomschakeling Veiligheidsaanwijzing De aansluiting en de montage van

Nadere informatie

Aanvullende handleiding KNX-module

Aanvullende handleiding KNX-module Technische Alternative RT GmbH A-3872 Amaliendorf, Langestr. 124 Tel +43 (0)2862 53635 mail@ta.co.at MD-KNX Vers. 1.00 NL Aanvullende handleiding KNX-module Inhoudsopgave Basisprincipes... 1 Inbouw en

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART TIMER

GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART TIMER Voertuigverwarmingen Technische documentatie GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART TIMER NL Bedieningselement voor de Eberspächer-standverwarmingen Hoofdstuk Naam hoofdstuk Inhoud hoofdstuk Pagina 1 Inleiding 1.1

Nadere informatie

Bedienerhandleiding. Digital Compressor Controller.

Bedienerhandleiding. Digital Compressor Controller. Bedienerhandleiding Digital Compressor Controller. FHT Perslucht B.V. www.fhtperslucht.nl info@fhtperslucht.nl +31(0)493-354633 Handleiding versie 1.0 M.Knaapen 21-5-2012 1 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding:...

Nadere informatie

Gebruikersinstructie Roth Touchline thermostaat

Gebruikersinstructie Roth Touchline thermostaat Gebruikersinstructie Roth Touchline thermostaat Techneco Energiesystemen BV Kleveringweg 9 2616 LZ Delft T. 015 21 91 000 Symbolen Beschrijving Menu selecteren, wisselen bedrijfsmodus Verstellen waarde

Nadere informatie

ENA 50-60 Bijlage. Installatie- en bedieningsinstructies. Flamco www.flamcogroup.com

ENA 50-60 Bijlage. Installatie- en bedieningsinstructies. Flamco www.flamcogroup.com ENA 50-60 Bijlage Installatie- en bedieningsinstructies Flamco www.flamcogroup.com Editie 2010 / NL Inhoud Pagina 1. Inbedrijfstelling 3 1.1. Inbedrijfstelling ENA 50/60 3 1.2. Parameters instellen voor

Nadere informatie

Bedieningshandleiding VAG5000-Basic

Bedieningshandleiding VAG5000-Basic Bedieningshandleiding VAG5000-Basic Weersafhankelijke ketelregelaar Gebruiker Inhoudsopgave VAG5000: comfortabel geregeld 4 Uitlezing display bij gesloten venster 4 3 Uitleg bediening bij gesloten venster

Nadere informatie

KNX MULTISTATION

KNX MULTISTATION KNX MULTISTATION 22.06.2017 INHOUD 1. Eigenschappen 2. Logische functies 3. Toepassingen 4. Besluit 2 EIGENSCHAPPEN EIGENSCHAPPEN 6 potentiaalvrije binaire ingangen Tot 30m bekabeling Schakelen, dimmen,

Nadere informatie

2HEAT DHT: OPBOUW DIGITALE THERMO- en HYGROSTAAT

2HEAT DHT: OPBOUW DIGITALE THERMO- en HYGROSTAAT INTRODUKTIE DHT ; De 2HEAT-DHT thermo- en hygrostaat is een hoogwaardige regelunit die voor tal van toepassingen kan worden gebruikt. De 2HEAT-DHT is een zeer geavanceerde thermo- en hygrostaat met een

Nadere informatie

Aanvullende handleiding Modbus RTU-module

Aanvullende handleiding Modbus RTU-module Technische Alternative RT GmbH A-3872 Amaliendorf, Langestr. 124 Tel +43 (0)2862 53635 mail@ta.co.at MD-MODB Vers. 1.00 NL Aanvullende handleiding Modbus RTU-module Inhoudsopgave Basisprincipes... 1 Inbouw

Nadere informatie

In werking stellen Hoofdstuk 6

In werking stellen Hoofdstuk 6 6.1 In- en uitschakelen toestel Het toestel kan op twee manieren worden in- of uitgeschakeld: softwarematig uitschakelen worden alleen de ventilatoren stil gezet. 2. De netsteker losnemen of aansluiten

Nadere informatie

Installatiehandleiding

Installatiehandleiding LC-Products B.V. tel. (+31) 088-8111000 email: info@lc-products.nl website: www.lc-products.nl LC-Products. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced in any form or by any means

Nadere informatie

Service Manual. Comfort System

Service Manual. Comfort System Service Manual Comfort System Elektronische Regeling Het IRC comfortsysteem is voorzien van een elektronische regeling ten behoeve van besturing en bewaking van het toestel. Het toestel is tevens voorzien

Nadere informatie

Configuratie van LUNA PLATINUM

Configuratie van LUNA PLATINUM Basis aansluitprincipe van de nieuwe LUNA PLATINUM Schema 1 ) Aansluiting van een buitenvoeler 2 ) Aansluiting van de afstanbediening aan de muur 3 ) Aansluiting van de ruimtevoeler 4 ) Aansluiting van

Nadere informatie

MC 885 HL CMP Hoog/Laag Brander Thermostaat

MC 885 HL CMP Hoog/Laag Brander Thermostaat MC 885 HL CMP Hoog/Laag Brander Thermostaat VDH doc: 9675 Versie: v. Datum: 7729 Software: 9668 MC885HLCMP File: Do9675.wpd Regelbereik: 5/+7 C per, C * Werking De MC 885 HL CMP is een brander thermostaat

Nadere informatie

Bestnr. 198322 Micro + 198335 Micro 2+ suevia Digitale schakelklok Data Micro +/2+

Bestnr. 198322 Micro + 198335 Micro 2+ suevia Digitale schakelklok Data Micro +/2+ Bestnr. 198322 Micro + 198335 Micro 2+ suevia Digitale schakelklok Data Micro +/2+ Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische

Nadere informatie

Draadloos Clickkit Snelgids

Draadloos Clickkit Snelgids NL Draadloos Clickkit Snelgids Knoppen & display...1 Aan/uit...2 Klok instellen...2 Vloertemperatuur instellen...3 Huidige temperatuur aflezen...3 Vorstbescherming...4 Timercontrole activeren en instellen...5-6

Nadere informatie

gebruikershandleiding / user manual / betriebsanleitung

gebruikershandleiding / user manual / betriebsanleitung gebruikershandleiding / user manual / betriebsanleitung Inhoudsopgave Technische gegevens Technische gegevens...2 Algemene informatie...2 Installatie...3 Navigatie...3 Inbedrijfstelling... 4-5 Hoofdscherm...6

Nadere informatie

RCW Afstandsbediening

RCW Afstandsbediening RCW Afstandsbediening Gebruikershandleiding - Nederlands MURCW 747 399569 Afstandsbediening. 1. Aan uit toets. 2. Selectie toets (koelen, verwarmen, automatisch koelen/verwarmen, ontvochtigen, ventileren).

Nadere informatie

2HEAT DESIGN: OPBOUW TOUCHSCREEN DESIGN THERMOSTAAT

2HEAT DESIGN: OPBOUW TOUCHSCREEN DESIGN THERMOSTAAT INTRODUKTIE ; De 2HEAT-DESIGN thermostaat is een hoogwaardige hypermoderne opbouw touchscreen thermostaat. De 2HEAT- DESIGN wordt compleet met diverse aluminium frames geleverd, deze zijn eenvoudig naar

Nadere informatie

Overzicht van de drooginstallatie 1 sectie voor 3 kistplaatsen (1.1, 1.2 en 1.3).

Overzicht van de drooginstallatie 1 sectie voor 3 kistplaatsen (1.1, 1.2 en 1.3). HANDLEIDING ABC Overzicht van de drooginstallatie 1 sectie voor 3 kistplaatsen (1.1, 1.2 en 1.3). De getoonde waardes zijn de temperatuur en AV van de lucht uit het zaad van de desbetreffende kistplaats.

Nadere informatie

T6590B1000 FANCOIL REGELAAR KENMERKEN TOEPASSINGEN PRODUCT GEGEVENS

T6590B1000 FANCOIL REGELAAR KENMERKEN TOEPASSINGEN PRODUCT GEGEVENS T6590B1000 FANCOIL REGELAAR PRODUCT GEGEVENS KENMERKEN TOEPASSINGEN De T6590B1000 ruimteregelaar is ontworpen om de regelafsluiters, ventilator en extra elektrische in fancoil systemen te regelen. Een

Nadere informatie

In werking stellen Hoofdstuk 6

In werking stellen Hoofdstuk 6 In werking stellen Hoofdstuk 6 6.1 In- en uitschakelen toestel Het toestel kan op twee manieren worden in- of uitgeschakeld: 1. Softwarematig; er blijft spanning op het toestel staan, bijsoftwarematig

Nadere informatie

Aanvullende handleiding Comfort-luchtgordijn met CHIPS-regeling Model CA

Aanvullende handleiding Comfort-luchtgordijn met CHIPS-regeling Model CA Aanvullende handleiding Comfort-luchtgordijn met CHIPS-regeling Model CA Versie handleiding: 1.0 P a INLEIDING COMFORT-LUCHTGORDIJN MET CHIPS-REGELING 1.. Inleiding 1.1 Over deze aanvullende handleiding

Nadere informatie

HANDLEIDING Voor Lacron Microcomputer-schakelklok Serie: MLU

HANDLEIDING Voor Lacron Microcomputer-schakelklok Serie: MLU HANDLEIDING Voor Lacron Microcomputer-schakelklok Serie: MLU 1 Betekenis van de toetsen: Toets Functie Controle van de ingevoerde schakeltijden, en weergave van aantallen Het wissen van de met toets opgeroepen

Nadere informatie

Stappenplan installeren UMR Vario

Stappenplan installeren UMR Vario Stappenplan installeren UMR Vario stap invullen sl tabbel op blz... 1 begin met het invullen van de tabel in de handleiding. dit geeft een duidelijk overzicht voor de volgende stappen. alle bekabeling

Nadere informatie

VDH doc Versie: v1.0 Datum: Software: ALFA75-MTT File: Do WPD Bereik: 0,0/+80,0 C per 0,1 C

VDH doc Versie: v1.0 Datum: Software: ALFA75-MTT File: Do WPD Bereik: 0,0/+80,0 C per 0,1 C Gebruikershandleiding ALFA 75MTT MelkTankThermostaat. VDH doc. 080743 Versie: v.0 Datum: 29052008 Software: ALFA75MTT File: Do080743.WPD Bereik: 0,0/+80,0 C per 0, C * Beschrijving. De ALFA 75MTT is een

Nadere informatie

7 INSTELLING EN AFREGELING

7 INSTELLING EN AFREGELING 7 INSTELLING EN AFREGELING Het functioneren van het toestel is te beïnvloeden door de (parameter)instellingen in de branderautomaat. Een deel hiervan is direct via het bedieningspaneel in te stellen, een

Nadere informatie

Aanvullende handleiding Comfort-luchtgordijn met CHIPS-regeling Model CA

Aanvullende handleiding Comfort-luchtgordijn met CHIPS-regeling Model CA Aanvullende handleiding Comfort-luchtgordijn met CHIPS-regeling Model CA Versie handleiding: 2.0 P a INLEIDING COMFORT-LUCHTGORDIJN MET CHIPS-REGELING 1.. Inleiding 1.1 Over deze aanvullende handleiding

Nadere informatie

P2050 Hybride verdeler

P2050 Hybride verdeler P2050 Hybride verdeler Afbeelding 1: Kunststof verdeler P2050 7 groeps met UMR Vario Algemeen Met het toenemende aantal bivalent/hybride opgestelde combinaties van cv-ketels en duurzame warmteopwekkers

Nadere informatie

gebruiksaanwijzing CV-regelaar VAG 4000

gebruiksaanwijzing CV-regelaar VAG 4000 Cenvax VAG 4000 weersafhankelijke regelaar voor CV-installaties De VAG 4000 is een moderne elektronische regelaar voor CV-installaties, bestaande uit een schakeleenheid VS 6 en een afstandsbediening FS

Nadere informatie

MC 785D -50/+100 O C per 0,5 O C

MC 785D -50/+100 O C per 0,5 O C MC 785D 5/+ O C per,5 O C Gebruiksaanwijzing In en Opbouw Omschrijving : MC 785D 5/+ Thermostaat Doc.nr.: 5545 Soort: HANDLEIDING Aantal bladen: 2 Versie: V. Bestand: Do5545 MC785D 5_+'C v NL.wpd Software:

Nadere informatie

Montage- en gebruikshandleiding

Montage- en gebruikshandleiding Montage- en gebruikshandleiding Filterbesturing 230V met zonneregelaar Art. nr.: 310.000.0530 Functie De filterbesturing PC-30 maakt een tijdgestuurd in- en uitschakelen van een 230V wisselstroom-filterpomp

Nadere informatie

BESCHRIJVING FUNCTIE MODES speciaal ontworpen voor vloerverwarming en koeling systemen die aangestuurd worden door actuators. Instelmogelijkheden: Enk

BESCHRIJVING FUNCTIE MODES speciaal ontworpen voor vloerverwarming en koeling systemen die aangestuurd worden door actuators. Instelmogelijkheden: Enk BESCHRIJVING FUNCTIE MODES speciaal ontworpen voor vloerverwarming en koeling systemen die aangestuurd worden door actuators. Instelmogelijkheden: Enkel omgevingsvoeler Enkel externe voeler (vloersensor)

Nadere informatie

Analoog - signaalconverter

Analoog - signaalconverter Technische Alternative RT GmbH A-3872 Amaliendorf, Langestr. 124 Tel +43 (0)2862 53635 mail@ta.co.at ACON 34 Vers. 1.00 NL Analoog - signaalconverter Dit apparaat is voor het aanpassen van een signaal

Nadere informatie

Programmeerbare plug-in thermostaat HT-600

Programmeerbare plug-in thermostaat HT-600 Deze plug-in thermostaat is bestemd voor gebruik in elektrische verwarmingselementen en soortgelijke apparatuur. Knop Functie Stroom aan/uit Temp. omhoog of temp. instellen Temp. omlaag of temp. instellen

Nadere informatie

Set-Up instructies MULTICONTROLLER _R02

Set-Up instructies MULTICONTROLLER _R02 Set-Up instructies NL MULTICONTROLLER 0664040_R02 Pagina 3 4 5 6 7 8 9 Beschrijving van de set-up mogelijkheden: 0-10V. Gebruik deze instelling indien u de ventilator 0-10V wilt regelen. Aan/Uit. Gebruik

Nadere informatie

Handleiding. 24Vdc -50/+50 C

Handleiding. 24Vdc -50/+50 C Handleiding ALFA(NET) 51 PI 24Vdc -50/+50 C 1 Werking De ALFA(NET) 51 PI is een DIN-rail thermostaat-unit met een analoge 0-10Vdc PI-uitgang. Verder heeft de thermostaat ook drie relais uitgangen instelbaar

Nadere informatie

OPTIMA W(ifi) THERMOSTAAT

OPTIMA W(ifi) THERMOSTAAT De OPTIMA W inbouw thermostaat is ontwikkeld om elektrische- en conventionele verwarmingsinstallaties te kunnen schakelen aan de hand van de ingestelde temperatuur en tijd. De thermostaat is te koppelen

Nadere informatie

HANDLEIDING QUICKHEAT-FLOOR THERMOSTAAT

HANDLEIDING QUICKHEAT-FLOOR THERMOSTAAT HANDLEIDING QUICKHEAT-FLOOR THERMOSTAAT Technische gegevens: Spanning: 230-240VAC + aarde Frequentie: 50-60Hz Weerstandsbelasting: 16A (3600W-230VAC) Inductieve belasting: 1A IP Waarde: IP21 Aanpassing:

Nadere informatie

Bedieningshandleiding Digitale afstandbediening DFW

Bedieningshandleiding Digitale afstandbediening DFW Bedieningshandleiding Digitale afstandbediening DFW 09/2000 Art.DE. Nr. 12 003 494 1 Inhoud Inhoud...2 Overzicht...3 Bedrijfsregime instellen...4 Bediening...5 Instelling schakeltijden...5 Bijzondere functies...6

Nadere informatie

SELO-B. Het elektronische slot. Gebruiksaanwijzing voor de aanvullende functies:

SELO-B. Het elektronische slot. Gebruiksaanwijzing voor de aanvullende functies: Het elektronische slot SELO-B Made in Germany www.secu-gmbh.de Gebruiksaanwijzing voor de aanvullende functies: Weekschakelklok, feestdag-/vakantiekalender, openingsvertraging, beheerfuncties Inhoudsopgave

Nadere informatie

Bedieningshandleiding GTC-II

Bedieningshandleiding GTC-II Bedieningshandleiding GTC-II Frico BV van Leeuwenhoekstraat 2 3846 CB Harderwijk Uitgave 020419 Inhoudsopgave 1. Toegang tot het Home menu... 4 2. Handmatig instellen... 4 2.1 Ventilatorstand instellen...

Nadere informatie

Bedieningshandleiding VAG5000-Basic. Gebruiker. Weersafhankelijke ketelregelaar

Bedieningshandleiding VAG5000-Basic. Gebruiker. Weersafhankelijke ketelregelaar Bedieningshandleiding VAG5000-Basic Weersafhankelijke ketelregelaar Gebruiker Itho bv Business Unit van der Beyl Adm. de Ruyterstraat 5 HB Schiedam Postbus 00 AA Schiedam T (00) 7 85 00 F (00) 7 89 99

Nadere informatie

Bedieningselement voor de Eeberspächer-standverwarmingen A WORLD OF COMFORT

Bedieningselement voor de Eeberspächer-standverwarmingen A WORLD OF COMFORT Voertuigverwarmingen Technische documentatie Gebruiksaanwijzing EasyStart Timer NL Gebruiksaanwijzing Beknopte handleiding Inbouwhandleiding Bedieningselement voor de Eeberspächer-standverwarmingen A WORLD

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing voor schakelklok "Onderbouw"

Gebruiksaanwijzing voor schakelklok Onderbouw Gebruiksaanwijzing voor schakelklok "Onderbouw" Model: EFP700ET A. Functie 1. 20 programma's per dag, 15 instelmogelijkheden per week. 2. Countdown, 1 minuut tot 99 uur en 59 minuten 3. Toevalsfunctie

Nadere informatie

MC 785D-6p in- en opbouw

MC 785D-6p in- en opbouw MC 785D6p in en opbouw Gebruiksaanwijzing Omschrijving : MC 785D6P Thermostaat Doc.nr.: 97076 Soort: HANDLEIDING Aantal bladen: 2 Versie: V.3 Bestand: Do97076 MC785D6P v3 NL.wpd Software: MC785D6P Versie:

Nadere informatie

Inleiding. Inhoudsopgave: Omschrijving. 1.1 Het toetsenbord 1. 1.2 De displays 1. 1.3 Lampjes 1. 2.0 Vaste programma's 2. 3.0 Vrije programma's 3.

Inleiding. Inhoudsopgave: Omschrijving. 1.1 Het toetsenbord 1. 1.2 De displays 1. 1.3 Lampjes 1. 2.0 Vaste programma's 2. 3.0 Vrije programma's 3. Inleiding. Deze regelaar is in samenwerking met een Nederlands elektronica bedrijf door TOMA ontwikkeld. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwste technieken, en gedacht aan bedieningsgemak en mogelijkheden.

Nadere informatie

VH Control RF Thermostaat Echo Handleiding & Instructies

VH Control RF Thermostaat Echo Handleiding & Instructies VH Control RF Thermostaat Echo Handleiding & Instructies 1 Inhoud Algemeen... 3 Belangrijkste functionaliteiten... 3 Technische specificaties... 3 Belangrijke veiligheidsinformatie... 4 Afmetingen... 4

Nadere informatie

Gebruikershandleiding. DEVIreg 550. Intelligente elektronische thermostaat. www.devi.com

Gebruikershandleiding. DEVIreg 550. Intelligente elektronische thermostaat. www.devi.com Gebruikershandleiding DEVIreg 550 Intelligente elektronische thermostaat www.devi.com Inhoudsopgave 1 Inleiding................. 4 1.1 Veiligheidsinstructies...... 6 2 Instellingen............... 7 2.1

Nadere informatie

MC 785T-DF in- en opbouw

MC 785T-DF in- en opbouw M 785TDF in en opbouw Gebruiksaanwijzing Omschrijving : M 785TDF Thermostaat Doc.nr.: 96465 Soort: HANDLEIDING Aantal bladen: 16 Versie: V2. Bestand: Do96465 M785TDF v2 NL.wp8 Software: M785TDF Versie:

Nadere informatie

LightBoy DIGI 12V. Bestnr.: Omwille van het milieu 100% recyclingpapier

LightBoy DIGI 12V. Bestnr.: Omwille van het milieu 100% recyclingpapier G E B R U I K S A A N W I J Z I N G Bestnr.: 84 46 08 LightBoy DIGI 12V Omwille van het milieu 100% recyclingpapier Impressum Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden

Nadere informatie

DredgerControl. Gebruikershandleiding. DredgerControl. Versie: Bijgewerkt: maandag 31 oktober :52:00 Bron. Toerentalregeling Deel 03

DredgerControl. Gebruikershandleiding. DredgerControl. Versie: Bijgewerkt: maandag 31 oktober :52:00 Bron. Toerentalregeling Deel 03 Gebruikershandleiding Toerentalregeling Deel 03 Versie: 2-2-2 Bijgewerkt: maandag 31 oktober 2016 16:52:00 Bron \\fileserver\projects\yeu-2016-2654\3_tr\50_target\nl-nl\benutzerhandbuch DC Teil 03 - Drehzahl-Regelung

Nadere informatie

KERN DLB_A01 Versie 1.1 10/2011 NL

KERN DLB_A01 Versie 1.1 10/2011 NL KERN & Sohn GmbH Ziegelei 1 D-72336 Balingen E-mail: info@kern-sohn.com Tel.: +49-[0]7433-9933-0 Fax: +49-[0]7433-9933-149 Internet: www.kern-sohn.com Gebruiksaanwijzing Set voor temperatuurkalibratie

Nadere informatie

HANDLEIDING PROGRAMMAREGELAAR 40/16 SE

HANDLEIDING PROGRAMMAREGELAAR 40/16 SE Handleiding Programmaregelaar 40/16 SE rev. 01 blad 1 van 11 HANDLEIDING PROGRAMMAREGELAAR 40/16 SE WESTENENG OVENBOUW B.V. Elektrische- en gas- industrie-ovens Wielweg 46 3785 KR ZWARTEBROEK Telefoon

Nadere informatie

4.- REGELEN VAN DE WEERSTAND TIJDENS HET ROEIEN (Mod. R-56, R-57)

4.- REGELEN VAN DE WEERSTAND TIJDENS HET ROEIEN (Mod. R-56, R-57) Europe (pro) R55 Neem het apparaat uit de doos en Plaats het op de vloer. l.- (Mod. R-56, R-57) Draai de rechterarm (E) (een kwartdraai) naar rechts in de positie zoals aangetoond op de figuur. Breng de

Nadere informatie

Handleiding ALFA(NET) 71 0/+100 C

Handleiding ALFA(NET) 71 0/+100 C Handleiding ALFA(NET) 71 0/+100 C 1 Werking De ALFA(NET) 71 is een Paneel inbouw thermostaat-unit. Verder heeft de thermostaat ook drie relais uitgangen instelbaar voor functie koelen, verwarmen of alarm.

Nadere informatie

ORION-P Release note (NED)

ORION-P Release note (NED) ORION-P 4.00 - Release note (NED) Algemeen: Bugfix nummer wordt vanaf nu overgestuurd naar de opties die getoond worden in Rainbow+. Dus buiten het hoofd versie nummer zelf kan nu dus ook het bugfix nummer

Nadere informatie

Temperatuurafhankelijk geschakelde plugin thermostaat

Temperatuurafhankelijk geschakelde plugin thermostaat Temperatuurregeling van aangesloten toestellen BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN ingebouwde temperatuurvoeler Temperatuurafhankelijk geschakelde plugin thermostaat Toepassingsvoorbeelden: Elektrische

Nadere informatie

Room Controller NEW BEDIENING 40KMC---N 42HMC---N 42VMC---N 40SMC---N I S O 9 00 1

Room Controller NEW BEDIENING 40KMC---N 42HMC---N 42VMC---N 40SMC---N I S O 9 00 1 LLOYD'S REGISTER QUALITY ASSURANCE Room Controller NEW I S O 9 00 1 40KMC---N 42HMC---N 42VMC---N 40SMC---N BEDIENING Bediening Deze regelaars werken alleen met de volgende typen binnenunits: 42HMC---N

Nadere informatie

Aanvullende handleiding Modbus RTU-module (RS485)

Aanvullende handleiding Modbus RTU-module (RS485) Technische Alternative RT GmbH A-3872 Amaliendorf, Langestr. 124 Tel +43 (0)2862 53635 mail@ta.co.at MD-MODB Vers. 1.01 NL Aanvullende handleiding Modbus RTU-module (RS485) Inhoudsopgave Basisprincipes...

Nadere informatie

QAW70. Ruimte-apparaat. Siemens Building Technologies HVAC Products. voor verwarmingsregelaars VILLAGYR RVP102 en SIGMAGYR RVL4

QAW70. Ruimte-apparaat. Siemens Building Technologies HVAC Products. voor verwarmingsregelaars VILLAGYR RVP102 en SIGMAGYR RVL4 1 37 Ruimte-apparaat voor verwarmingsregelaars VILLAGYR RVP102 en SIGMAGYR RVL4 Digitaal. multifunctioneel ruimte-apparaat voor de eenvoudige bediening van verwarmingsregelaars vanuit de verblijfsruimte.

Nadere informatie

HANDLEIDING. De SAS1000WHB-7DF klokthermostaat wordt in combinatie met de SCU209-DF ontvanger gebuikt om 1 of meerdere actuators aan te sturen.

HANDLEIDING. De SAS1000WHB-7DF klokthermostaat wordt in combinatie met de SCU209-DF ontvanger gebuikt om 1 of meerdere actuators aan te sturen. HANDLEIDING SAS1000WHB-7DF / (master) klokthermostaat Omschrijving; De SAS1000WHB-7DF klokthermostaat wordt in combinatie met de SCU209-DF ontvanger gebuikt om 1 of meerdere actuators aan te sturen. Technische

Nadere informatie

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Afdekking Standaard met timerfunctie Art. nr. : ST.. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Afdekking Standaard met timerfunctie Art. nr. : ST.. Bedieningshandleiding Art. nr. :.. 5232 ST.. Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen door een elektromonteur worden uitgevoerd. Ernstig letsel, brand of materiële

Nadere informatie

Systeemoverzicht. Bedraad systeem. Draadloos systeem. EIB bus systeem

Systeemoverzicht. Bedraad systeem. Draadloos systeem. EIB bus systeem Systeemoverzicht Bedraad systeem Standaard systeem voor een breed scala aan toepassingen zoals ruimte- en zoneregeling alsmede een verwarmen/koelen regeling. Het bedrade systeem is zowel toepasbaar voor

Nadere informatie

11/05 HD2302.0. Lees ook het engelse boekje

11/05 HD2302.0. Lees ook het engelse boekje REV. 1.3 11/05 HD2302.0 Lees ook het engelse boekje Photo-Radiometer HD2302 - - HD2302.0 1. Ingang voor sensoren, 8-pole DIN45326 connector. 2. Batterij symbool: displays de batterij spanning. 3. Functie

Nadere informatie

geotherm hybride systeem Beknopte bedieningshandleiding

geotherm hybride systeem Beknopte bedieningshandleiding geotherm hybride systeem Beknopte bedieningshandleiding Overzicht Het Vaillant geotherm hybride systeem is met een Digitaal Informatie- en Analysesysteem (DIA) uitgerust. Door de intuïtieve bediening kunt

Nadere informatie

Nederlandstalige handleiding Autoalarm AS5

Nederlandstalige handleiding Autoalarm AS5 Nederlandstalige handleiding Autoalarm AS5 Inhoud verpakking: Alarmunit Sirene Handzender ( 2 stuks) Kabels incl. zekeringen Zoekfunctie Stil alarm Startblokkering Paniek functie Anti carjacking Aansturing

Nadere informatie

(energie) meten via Qbus

(energie) meten via Qbus (energie) meten via Qbus Voor het bijhouden van groene stroom-certificaten, het optimaliseren van verbruiken of gewoon om te weten wat waar wanneer in uw gebouw gebeurt. Op de SD-kaart van de Qbus controller

Nadere informatie

RAS-PLUS (/F) Ruimtesensor met display. Bediening Programmering Montagehandleiding. Version 1.10

RAS-PLUS (/F) Ruimtesensor met display. Bediening Programmering Montagehandleiding. Version 1.10 RAS-PLUS (/F) Version 1.10 Ruimtesensor met display RAS-PLUS = Ruimtesensor met temperatuurmeting en display Bediening Programmering Montagehandleiding RAS-PLUS/F = Ruimtesensor met temperatuur- en vochtmeting

Nadere informatie

Bosch FR 100 thermostaat Handleiding

Bosch FR 100 thermostaat Handleiding Bosch FR 100 thermostaat Handleiding Bediening met gesloten klep 1 Keuzeknop Keuzeknop draaien: - Weergave gewenste temperatuur en tijdelijk veranderen van de gewenste waarde Keuzeknop indrukken: - Bevestigen

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing ALFA-45 Bedien-unit Koel / Ontdooi thermostaat met ventilator sturing.

Gebruiksaanwijzing ALFA-45 Bedien-unit Koel / Ontdooi thermostaat met ventilator sturing. Gebruiksaanwijzing ALFA-45 Bedien-unit Koel / Ontdooi thermostaat met ventilator sturing. VDH doc. 9 Versie: v1. Datum: 1-4- Software: ALFA 45 Doc: DO9.WP8 Bereik: -5/+5 C, uitlezing per 1 C * Installatie.

Nadere informatie

Albatros2 Ruimte-bedienunit UI400 Verkorte handleiding

Albatros2 Ruimte-bedienunit UI400 Verkorte handleiding Albatros2 Ruimte-bedienunit UI400 Verkorte handleiding CE1C2348nl 2014-04-23 Building Technologies Welkom! Welkom! Gebruik de draaiknop (push and roll) om beide ruimte units QAA74 en AVS74 te bedienen.

Nadere informatie

VH CONTROL THERMOSTAAT HYPNOS (10080)

VH CONTROL THERMOSTAAT HYPNOS (10080) VH CONTROL THERMOSTAAT HYPNOS (10080) INSTALLATIEHANDLEIDING & INSTRUCTIES ALGEMEEN De VH Control Hypnos is een inbouw thermostaat bedoelt om toe te passen in elektrische (vloer-) verwarmingssystemen.

Nadere informatie

Itho Daalderop VAG5000-Basic en -Floor

Itho Daalderop VAG5000-Basic en -Floor Itho Daalderop VAG5000-Basic en -Floor Oorspronkelijk document. Inhoud 1. VAG5000: comfortabel geregeld 4 2. Uitlezing display bij gesloten venster 5 3. Uitleg bediening bij gesloten venster 6 3.1. Programmakeuze

Nadere informatie

Dohse Aquaristik GmbH & Co. KG

Dohse Aquaristik GmbH & Co. KG Een merk van Dohse Aquaristik Gebruikshandleiding HumidityControl eco Art. nr. 10896 Dohse Aquaristik GmbH & Co. KG www.dohse-terraristik.com Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 1.1 Display 1.2 Veiligheidsinstructies

Nadere informatie

Handleiding MH1210B temperatuurregelaar

Handleiding MH1210B temperatuurregelaar Handleiding MH1210B regelaar 1 Formaat gat voor behuizing Breedte: Hoogte: 70,5 mm 28,5 mm 2 Aansluitschema Er zijn een aantal uitvoeringen van de MH1210B in omloop. Bovenstaande afbeelding dient als indicatie.

Nadere informatie

Handleiding: instelling en werking E-Drive LCD display

Handleiding: instelling en werking E-Drive LCD display Handleiding: instelling en werking E-Drive LCD display 1 Product en type naam 1.1 Intelligent LCD Display 1.2 Model: APT12LCD800S 2 Elektrische Parameters 24V/36V/48V batterij ondersteuning Rated operating

Nadere informatie

Jaloezie- en rolluikbesturingssysteem Jaloeziebesturingsknop, Jaloeziebesturingsknop met sensordetectie

Jaloezie- en rolluikbesturingssysteem Jaloeziebesturingsknop, Jaloeziebesturingsknop met sensordetectie Jaloeziebesturingsknop Best.nr. : 2328.. Jaloeziebesturingsknop met sensordetectie Best.nr. : 0820.. Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen

Nadere informatie

MS Semen Storage Pro

MS Semen Storage Pro MS Semen Storage Pro 150 4508425 NL MS Semenstorage PRO 150 Gebruiksaanwijzing... 3 4508425/11-01-2016/F Inhoud MS Semen Storage Pro 150... 1 Bepalingen... 3 Introductie... 4 MS Semen Storage... 5 Aanbevelingen...

Nadere informatie

VOS-12035(10L) VOS-12036(36L)

VOS-12035(10L) VOS-12036(36L) Handleiding waterbad VOS-12035(10L) VOS-12036(36L) 1 6 5 4 2 3 Verklaring: 7 8 1. Deksel 1 9 10 11 2. Deksel 2 7. Actuele temperatuur 3. Afdichtringen 8. Ingestelde temperatuur of 4. Aan/Uit schakelaar

Nadere informatie

GfS Day Alarm. Algemene omschrijving...p. 2. Montage handleiding en functies...p. 3. Instellingen van magneet contacten...p. 4

GfS Day Alarm. Algemene omschrijving...p. 2. Montage handleiding en functies...p. 3. Instellingen van magneet contacten...p. 4 Art.-Nr.: Art.-Nr.: Montage handleiding Inhoud Algemene omschrijving...p. Montage handleiding en functies...p. Instellingen van magneet contacten...p. Aansluiting met draadloos magneet contact...p. Aansluiting

Nadere informatie

Handleiding transparant waterbad VOS-12034

Handleiding transparant waterbad VOS-12034 Handleiding transparant waterbad VOS-12034 1 3 2 Verklaring: 1. Reageerbuisrek(optioneel te gebruiken) 2. Aan/Uit schakelaar 4 5 3. LED display en bedieningspaneel 4. Actuele temperatuur 7. 6 7 8 5. Ingestelde

Nadere informatie

Weergave met punten van 4 posities, waarbij het eerste getal van de adres (altijd de 1) ontbreekt bv. voor het wagonadres 10074:

Weergave met punten van 4 posities, waarbij het eerste getal van de adres (altijd de 1) ontbreekt bv. voor het wagonadres 10074: 1. Functies : Het LocoNet-Inbouwdisplay wordt bij de Modelbaan voor het weergeven van de Loc adres, de Treincategorie de Rijrichting en de Snelheid die de Lissy-ontvanger berekend, gebruikt. Het is mogelijk

Nadere informatie

FX-Gluemix pagina-indeling HMI

FX-Gluemix pagina-indeling HMI FX-Gluemix pagina-indeling HMI Voor alle pagina s (schermen) gelden de volgende functie-toetsen : F5 = Hoofd-pagina F6 = Voorkeuze K1 (Doseersnelheid-1 en Doseervolume-1 op pagina-02 F8 = Alarm-pagina

Nadere informatie

74 319 0502 0 B3123x1

74 319 0502 0 B3123x1 74 319 0502 0 B3123x1 Synco 700 nl Bedieningshandleiding Vrij configureerbare regelaar RMS705 Inhoud De bedieningselementen...3 Het display...4 De symbolen en tekens in het display...5 De navigatie door

Nadere informatie