NetworkAIR FM Precision Air Conditioner. NetworkAIR FM precisie-airconditioning. Bediening, Onderhoud, en Oplossen van Problemen

Transcriptie

1 NetworkAIR FM Precision Air Conditioner NetworkAIR FM precisie-airconditioning Bediening, Onderhoud, en Oplossen van Problemen

2 This manual is available in English on the enclosed CD. Dieses Handbuch ist in Deutsch auf der beiliegenden CD-ROM verfügbar. Deze handleiding staat in het Nederlands op de bijgevoegde cd. Este manual está disponible en español en el CD-ROM adjunto. Ce manuel est disponible en français sur le CD-ROM ci-inclus. Questo manuale è disponibile in italiano nel CD-ROM allegato. Instrukcja Obsługi w jezyku polskim jest dostepna na CD. Denna manual finns tillgänglig på svenska på medföljande CD.

3 Inhoudsopgave Gebruik...1 Display-interface Gebruik van de display-interface Statusschermen met automatische bladerfunctie Hoofdmenuscherm Door de interface navigeren Invoeren wachtwoord Start het systeem op Instellingen wijzigen Het systeem uitschakelen Standaard fabrieksinstellingen Instellen van de systeemconfiguratie Systeemopties Systeemvertragingen Gebouwbeheer Setup sensor Opties voor met vloeistof gekoelde modules Kleptypen Aandrijvingstypes Economizer isolatieklep (optioneel) Drempel en bandbreedte voor activering koelvloeistoftemperatuur Contacten en relais instellen Ingangscontacten Uitgangrelais Instellen van de moduleconfiguratie Configuratiemodule Alarmdetectors Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM i

4 Instellen van de modulebediening De luchtstroom handmatig kalibreren De luchtstroom automatisch kalibreren De variabele frequentieaandrijving resetten Bevochtiger resetten De bevochtiger instellen Klimaatregeling Hoe de modi functioneren Stelpunten Bandbreedtes Modi Essentiële functies PID-bedieningen Instellen van de PID s Bevochtigingsgevoeligheid Alarmen instellen Temperatuuralarmen Vochtigheidsalarmen Onderhoudsintervallen Alarmvertraging Spiraalvloeistofdrempels Groepen instellen Groepsconfiguratie Groepsinstellingen Systeemstoring events Het display instellen Wachtwoord & time-out Datum en tijd Temperatuur- & drukeenheden Display aanpassen De firmware bijwerken Resetten naar standaard instellingen Productgegevens Instellen van de netwerkconfiguratie Netwerkconfiguratie ii Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM

5 Statuswaarden weergeven Statusschermen met automatische bladerfunctie Module status Systeemstatus Groepsstatus Event-logboek weergeven Logboek weergeven Op alarmen reageren LED s groot of bescheiden alarm Bediening geluidssignaal Actieve alarmen weergeven Actieve alarmen wissen Resetten na systeemstoring Alarmberichten en mogelijke handelingen Network Management Card (netwerkmanagementkaart)...55 Snelle configuratie Overzicht Configuratiemethoden TCP/IP IP Configuration Wizard voor het APC-apparaat BOOTP- en DHCP-configuratie Lokale toegang tot de besturingsconsole Externe toegang tot de besturingsconsole Besturingsconsole Toegang tot een geconfigureerd apparaat Overzicht Webinterface Telnet/SSH SNMP FTP/SCP Een kwijtgeraakt wachtwoord herstellen Firmware opwaarderen Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM iii

6 Onderhoud Maandelijks preventief onderhoud Omgeving Reiniging Mechanisch Elektrisch Driemaandelijks preventief onderhoud Mechanisch Elektrisch Werkingstests Halfjaarlijks preventief onderhoud Reiniging Mechanisch Elektrisch Werkingstests Oplossen van problemen Koeling Elektrisch Garantie Garantieverklaring Het gedekte APC-product Garantievoorwaarden Niet-overdraagbare garantie geldig voor gebruik door originele koper Honoreren van garanties Tekeningen, beschrijvingen Uitzonderingen Garantieprocedures Claims Arbeid Onderdelen iv Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM

7 Gebruik Display-interface Onderdeel Major alarm LED (groot alarm) Minor alarm LED (bescheiden alarm) LED Check Log (logboek controleren) Status LED Liquid Crystal Display (LCD) Pijltjestoetsen omhoog en omlaag ESC toets ENTER toets HELP toets Functie Wanneer dit lampje rood brandt, is er een grootalarmtoestand. Wanneer dit lampje geel brandt, is er een bescheidenalarmtoestand. Wanneer dit lampje geel brandt, is er minimaal één nieuwe groot- of bescheiden-alarmtoestand geregistreerd. Als dit lampje groen brandt staat de module aan. Hierop kunt u alarmsignalen, statusgegevens, instructies en configuratie-opties weergeven. Hiermee selecteert u menu-opties en hebt u toegang tot informatie. Hiermee keert u terug naar het vorige scherm. Hiermee opent u menu-opties en voert u wijzigingen in de systeem- en module-instellingen in. Hiermee geeft u de contextafhankelijk Help-informatie weer. Druk op de HELP toets voor informatie over elke optie op het scherm en voor instructies voor de uitvoering van bepaalde taken. Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM 1

8 Gebruik van de display-interface Statusschermen met automatische bladerfunctie De eerste keer dat u de NetworkAIR FM Precision Air Conditioner (NetworkAIR FM preciesieairconditioner) inschakelt, voert het display een LED en alarmsignalentest uit. Na het opstarten geeft de interface het firmwareversienummer weer (als de functie voor snel opstarten is uitgeschakeld). Op de display-interface worden dan automatisch en achtereenvolgens de volgende 9 schermen met statusinformatie weergegeven. Naam statusscherm Weergegeven statusinformatie Control Temp & Humidity (temperatuur- en vochtigheidsregeling) Cool/ Dehum Demands (koelings-/ ontvochtigingsvraag) Reheat demand (opwarmingsvraag) Humidify Demand (bevochtigingsvraag) Group Status (groepsstatus) Group Status (groepsstatus) Active Alarms (actieve alarmtoestanden): Stelpunten Stelpunten temperatuur en vochtigheid bij de sensors gebruikt voor de klimaatregeling externe temperatuur en vochtigheid (optioneel) vochtigheidsregelingsmethode (dauwpunt of relatieve vochtigheid) vereist koelingspercentage N.B.: als u over meer dan één koelspiraal beschikt (bijv. DX en MultiCool) wordt de vraag verdeeld vereist ontvochtigingspercentage werkelijk uitvoerpercentage opwarmingsstatus: On/Off (uitsluitend stoom, heet water of heet gas) opwarmingspercentage (uitsluitend voor elektrische SCR) vereist bevochtigingspercentage werkelijk bevochtigingspercentage aantal systemen stelpunt aandeel: On/Off conflicterende vraag: On/Off systeemnummer functie State (toestand) alarmnummer module-id alarmnaam tijdstempel koeling C (of F) opwarming C (of F) Ontvochtigingspercentage RV Bevochtigingspercentage RV Druk op de pijl-omhoog of -omlaag om het automatisch bladeren te onderbreken om een specifiek statusscherm weer te geven. Om terug te keren naar de statusschermen met automatische bladerfunctie drukt u op ESC op het hoofdmenuscherm. 2 Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM

9 Gebruik: Gebruik van de display-interface Hoofdmenuscherm Wanneer u op een hoofdstatusscherm op ENTER of ESC drukt, opent u het hoofdmenuscherm. Opmerking Als de display-interface tien minuten inactief is (de standaard vertraging) keert hij terug naar de statusschermen met automatische bladerfunctie. Gebruik om deze vertraging te wijzigen de instelling time-out in het menu Password (wachtwoord). Door de interface navigeren Selectiepijlen. Druk op de pijl-omhoog of -omlaag om de selectiepijl naar een menu-onderdeel of instelling te verplaatsen. Druk op ENTER om het geselecteerde scherm weer te geven of de instelling te wijzigen. Vervolgpijlen. De vervolgpijlen geven aan dat er extra opties of instellingen beschikbaar zijn op een menu- of statusscherm. Druk op de pijl-omhoog of -omlaag om de extra schermen weer te geven. Invoerpijlen. De invoerpijlen naast de geselecteerde instelling geven aan dat de instelling kan worden gewijzigd door op de pijl-omhoog of -omlaag te drukken. Druk op ENTER om de wijziging op te slaan of op ESC om de wijziging te annuleren. Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM 3

10 Gebruik: Gebruik van de display-interface Invoeren wachtwoord De module beschikt over wachtwoordbeveiliging van twee niveau s: User password (Gebruikerswachtwoord) voor gebruikers die elementaire en omgevingsinstellingen moeten wijzigen Service password (Service-wachtwoord) voor gebruikers die instellingen voor de bediening van module-onderdelen of geavanceerde opties moeten wijzigen. Wanneer u probeert om instellingen te wijzigen, verschijnt op het display een bericht waarin u wordt gevraagd uw wachtwoord in te voeren. De standaard waarde voor zowel het gebruikers- als het servicewachtwoord is APC (hoofdletters). Gebruik bij het invoeren van uw wachtwoord de pijltjestoetsen omhoog/omlaag om door het alfabet te bladeren. Druk bij de gewenste letter op ENTER om deze te selecteren en zet de cursor op de plaats waar de volgende letter moet komen. Nadat u de laatste letter van uw wachtwoord hebt geselecteerd, drukt u nog één keer op ENTER om uw wachtwoord in te voeren. Wachtwoorden zijn hoofdlettergevoelig. Opmerking Start het systeem op. Pad: hoofdmenu > On/Off Om het systeem op te starten selecteert u de optie On/Off in het hoofdmenu en wijzigt u de instelling in On. Het systeem draait volgens de huidige instellingen in Control Environment (klimaatregeling). Instellingen wijzigen Gebruik de pijl-omhoog of omlaag om de selectiepijl naar de instelling te verplaatsen die u wilt wijzigen en druk vervolgens op ENTER. Keuzelijst. Als voor een bepaalde instelling een lijst met opties beschikbaar is, wordt er naast de instelling een invoerpijl weergegeven. Druk op de pijl-omhoog of omlaag om de gewenste optie te selecteren en druk vervolgens op ENTER om de invoermodus te verlaten en de instelling op te slaan. Druk op ESC om af te sluiten zonder op te slaan. Numerieke of tekstvelden. Als de instelling uit een numeriek of tekstveld bestaat, gebruik dan de pijltjestoetsen om de waarde van het eerste teken te selecteren en druk vervolgens op ENTER om naar het volgende teken te gaan. Druk nadat u het laatste teken hebt ingesteld op ENTER om de invoermodus te verlaten en de instellingen op te slaan. Druk op ESC om af te sluiten zonder op te slaan. 4 Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM

11 Gebruik: Gebruik van de display-interface Het systeem uitschakelen Pad: hoofdmenu > On/Off Om het systeem uit te schakelen selecteert u de optie On/Off in het hoofdmenu en wijzigt u de instelling in Off. Wijzig de instelling in Off om alle gebruiksmodi en de ventilator uit te schakelen; het display en de controller blijven voeding ontvangen. Opmerking Bij systemen met elektrische opwarming kan het voorkomen dat de ventilatoren nog maximaal 60 seconden blijven draaien om hete lucht uit het systeem te verwijderen. Standaard fabrieksinstellingen Alle instellingen voor de NetworkAIR FM Precision Air Conditioning Unit worden beheerd via de display-interface die zich op de hoofdmodule van ieder systeem bevindt. De standaard in de fabriek ingestelde temperatuur bedraagt 22,2 C (72 F) in de koelingsmodus en 20 C (68 F) in de opwarmingsmodus. De standaard bandbreedte is ingesteld op 1,1 C (2 F). Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM 5

12 Instellen van de systeemconfiguratie De opties voor systeemconfiguratie worden zowel in de fabriek als bij de ingebruikname van de systeemmodules bepaald. Als u de instellingen niet op de correcte manier wijzigt, kan dit ernstige storingen en schade aan het systeem tot gevolg hebben. Deze instellingen mogen alleen Caution Let op! worden gewijzigd door bevoegd onderhoudspersoneel. Opmerking De opties voor systeemconfiguratie zijn niet allemaal bedoeld voor gebruik met de NetworkAIR FM Precision Air Conditioner van APC. Systeemopties Pad: Main > Setup > System # > System Config > System Options (hoofdmenu setup systeemnummer systeemconfiguratie systeemopties) Het menu System Options (systeemopties) bevat instellingen die de in het systeem geïnstalleerde hardware identificeert alsook de methodes die worden gebruikt om die hardware te besturen. Mains In (voeding). - geeft het voor dit systeem vereiste primaire spanningsbereik bij gebruik aan. De configuratie is gebaseerd op de spanning van de elektrische onderdelen in het systeem en staat vermeld op de naamplaat die op de linkerdeur van de elektriciteitskast is bevestigd. UPS In. - geeft het spanningsbereik bij gebruik aan voor de reservevoeding. De configuratie is gebaseerd op de spanning van de elektrische onderdelen in het systeem en staat vermeld op de naamplaat die op de linkerdeur van de elektriciteitskast is bevestigd. Coil Cfg. (spiraalconfiguratie). - geef de spiraalconfiguratie geïnstalleerd in systeemmodules aan. De spiraalconfiguraties omvatten: Uitsluitend gekoelde vloeistof uitsluitend gekoelde waterspiraal DX Direct expansion (DX) spiraal (directe expansie) Econ Economizer en DX spiralen MultiCool MultiCool (gekoeld water) en DX spiralen Humid Ctrl (vochtigheidsbewaking). - geef de methode voor vochtigheidsbewaking aan. Het systeem kan de vochtigheid bewaken op basis van onderstaande punten: Relatieve vochtigheid (RH (RV)) van de afvoerlucht. Dauwpunt (Dewpt) van de afvoerlucht. De dauwpuntmethode corrigeert hotspots nabij de omgevingssensors. Het systeem gebruikt ondanks deze instelling altijd de dauwpuntmethode op de volgende momenten: wanneer het systeem de externe-sensorwaarden gebruikt om de kameromgeving te bewaken. Opmerking wanneer het systeem onderdeel uitmaakt van een extra groep. 6 Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM

13 Gebruik: Instellen van de systeemconfiguratie # PCIOM s. Stel het aantal geïnstalleerde Programmable Customer Input/Output Modules (programmeerbare klanteninvoer-/-uitvoermodules, PCIOMs) in het venster gebruikersinterface. Deze instelling bewaakt het aantal beschikbare ingangscontacten en uitgangsrelais in het menu Input/Output (ingang/uitgang). Raadpleeg Contacten en relais instellen op pagina 16 voor setup-informatie voor de contacten en relais van de display-interface. See Zie ook also Raadpleeg de Installatiehandleiding om de contacten en de relais op de hoofdmodule aan te sluiten. # Modules in Sys (modules in systeem). - geef het aantal modules in dit systeem aan. U kunt tot maximaal 3 modules samenvoegen om als één enkel systeem te laten werken. Air Filter (luchtfilter). - stel het type luchtfilters in dat in de systeemmodules is geïnstalleerd: standaard of hoog rendement. Fast Startup (snel opstarten). - stel het systeem in op de instelling waarbij de volgende keer dat het systeem wordt ingeschakeld, de normale opstartvolgorde en vertraging worden overgeslagen. De Fast Startup wordt niet aanbevolen voor normale installaties. Opmerking Airflow (luchtstroom). - stel het luchtstroompatroon in voor de systeemmodules: omhoog omlaag horizontaal Rej. Methode (uitstootmethode). - geef de soort vloeistof aan die wordt gebruikt voor de hitteuitstoot door het afkoelingssysteem: lucht water glycol Opmerking De afkoelingsmethode-instelling is alleen van toepassing voor configuraties waarbij gebruik wordt gemaakt van compressors. In configuraties waarin uitsluitend gekoeld water wordt gebruikt, wordt de afkoelmethode niet toegepast. Dehum Capacity (ontvochtigingscapaciteit). De instelling Dehum Capacity (ontvochtigingscapaciteit) wordt niet gebruikt in systemen zonder compressors. Voor systemen met compressors (directe expansie) kan de ontvochtigingsmodus zodanig worden ingesteld dat maar de helft van de volledige capaciteit van de koelspiraal wordt gebruikt. Halve capaciteit gebruikt één compressor en de helft van de koelspiraal voor de ontvochtiging. In ruimtes met minder warmtebelasting kan de halve capaciteit worden gebruikt om te veel afkoeling tijdens het ontvochtigen te voorkomen. Volle capaciteit gebruikt de volledige spiraal en beide compressors. Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM 7

14 Gebruik: Instellen van de systeemconfiguratie Module Rot (modulewisseling). De instelling Module Rot. (modulewisseling) wordt niet gebruikt in systemen zonder compressors. Bij systemen met compressors (directe expansie) wisselt het systeem de volgorde af waarin de compressors worden ingeschakeld zodat het aantal uren dat elke compressor wordt gebruikt gelijk is. Stel het aantal uren in waarna er moet worden gewisseld naar de andere compressor. Als u de instelling op nul zet, betekent dit dat de volgorde waarin de compressors worden ingeschakeld niet mag worden gewijzigd. Refrigerant (koelmiddel). De instelling Refrigerant (koelmiddel) wordt alleen gebruikt bij systemen met compressors. Stel het soort koelmiddel in dat wordt gebruikt in het koelsysteem met directe expansie. Suction Pressure Compensation (compensatie zuigdruk). De instelling Suction Pressure Compensation (compensatie zuigdruk) wordt niet gebruikt bij systemen zonder compressors. Bij systemen met compressors (directe expansie) zorgt de instelling Suction Pressure Compensation ervoor dat de blazers van het systeem minder hard staan als de zuigdruk te hoog wordt. Gebruik deze instelling als u de FM in een toepassing met hoge dichtheid gebruikt. Systeemvertragingen Pad: Main > Setup > System # > System Config > System Delays (hoofdmenu setup systeemnummer systeemconfiguratie systeemvertragingen) De systeemvertragingen beschermen de systeemmodules tegen overmatige slijtage en beschadigingen en zorgen dat de modi elkaar niet belemmeren. Comp Min ON (compressor min. aan). De instelling Comp Min ON wordt niet gebruikt bij systemen zonder compressors. Bij systemen met compressors (directe expansie) begint de vertraging wanneer de compressor wordt ingeschakeld en zorgt de vertraging er vervolgens voor dat de compressor niet wordt uitgeschakeld alvorens de vertragingsperiode is verstreken. Het weerhoudt de compressors ervan snel tussen de in- en uitschakeling te wisselen en alle smeerolie in de afkoelingsleiding te drukken. Het verkorten van de Comp Min ON-vertraging kan overmatige slijtage en beschadiging tot gevolg hebben waardoor de levensduur van de compressors verkort wordt. Caution Let op! Comp Min OFF (compressor min. uit). Comp Min OFF wordt niet gebruikt bij systemen zonder compressors. Bij systemen met compressors (directe expansie) begint de vertraging wanneer de compressor wordt uitgeschakeld en zorgt de vertraging er vervolgens voor dat de compressor niet wordt ingeschakeld voordat de vertragingsperiode is verstreken. Het weerhoudt de compressors ervan snel tussen de in- en uitschakeling te wisselen en alle smeerolie in de afkoelingsleiding te drukken. Caution Let op! Het verkorten van de Comp Min OFF-vertraging kan overmatige slijtage en beschadiging tot gevolg hebben waardoor de levensduur van de compressors verkort wordt. 8 Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM

15 Gebruik: Instellen van de systeemconfiguratie Cndsr Vlv Dly (condensorklepvertraging). De instelling Cndsr Vlv Dly wordt niet gebruikt bij systemen zonder compressors. Bij systemen met compressors (directe expansie) begint de vertraging van de vloeistofklepsluiting van de condensor wanneer de compressors worden ingeschakeld en zorgt de vertraging er vervolgens voor dat het koelmiddel door de warmtewisselaar stroomt totdat de vertragingsperiode volledig verstreken is. Zodra de vertragingsperiode verstreken is, sluit de vloeistofklep van de condensor zich. Intrstg Dly (tussenvertraging). De instelling Intrstg Dly wordt niet gebruikt in systemen zonder compressors. Bij systemen met compressors (directe expansie) begint de tussenvertraging wanneer de eerste compressor (fase 1) in een module wordt ingeschakeld. De tussenvertraging voorkomt dat de tweede compressor (fase 2) in een systeem wordt ingeschakeld voordat de vertragingsperiode verstreken is. Start-up Dly (opstartvertraging). De vertraging Start-up Dly wordt gebruikt bij alle systeemconfiguraties. De vertraging begint wanneer het systeem wordt opgestart en geïnitialiseerd. Het systeem kan niet worden gebruikt totdat deze vertraging volledig is verstreken. Gebruik de opstartvertraging om de apparatuur in de ruimte een voor een weer op te starten na stroomuitval. Mode Dly (modusvertraging). De vertraging Mode Dly wordt gebruikt bij alle systeemconfiguraties. De vertraging begint wanneer de blazers starten. Hij zorgt ervoor dat de sensors een nauwkeurige aflezing van de omstandigheden in de ruimte krijgen en dat het systeem eerst op ernstige alarmtoestanden controleert voordat de klimaatregelingsfuncties worden ingeschakeld. Communication Loss Shutdown Delay (uitschakelvertraging bij verloren communicatie). Stel de vertraging bij verloren communicatie in. De vertraging start wanneer de communicatie tussen de expansiemodule en de hoofdmodule of een systeem uitvalt. Als de communicatie niet wordt hersteld voordat de vertraging verstreken is, wordt de expansiemodule uitgeschakeld. Stel de vertraging in op maximaal vierentwintig uur of selecteer Disabled (uitgeschakeld) en stel de expansiemodules zo in dat ze in gebruik blijven wanneer de communicatie met de hoofdmodule verloren raakt. Gebouwbeheer Pad: Main > Setup > System # > System Config > Building Management (hoofdmenu setup systeemnummer systeemconfiguratie gebouwbeheer) Als u naast uw NetworkAIR FM Precision Air Conditioning gebruik maakt van een gebouwbeheersysteem moet u de volgende waarden instellen: Adres. Het adres van de hoofdmodule op de RS-485 bus voor een gebouwbeheersysteem. Baud Rate. De bussneldheid voor de RS-485 bus. Pariteit. De pariteit voor de RS-485 bus. Stop Bits. De stop bits voor de RS-485 bus. See Zie ook also Raadpleeg de Installatiehandleiding voor informatie over de bedrading van de elektrische aansluitingen van de RS-485 bus voor het aansluiten op een gebouwbeheersysteem. Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM 9

16 Gebruik: Instellen van de systeemconfiguratie Setup sensor Pad: Main > Setup > System # > System Config > Sensor Setup (hoofdmenu setup systeemnummer systeemconfiguratie setup sensor) Geef aan welke sensors de NetworkAIR FM Precision Air Conditioning Unit zal gebruiken voor het berekenen van de klimaatregelingsvereisten. Deze instellingen worden uitsluitend gebruikt bij NetworkAIR IR systemen. Temp/Hum Snsrs (temperatuur/bevochtigingsensors): selecteer de set temperatuur/ bevochtigingssensors die de controller zal gebruiken om te bepalen of er klimaatregeling nodig is. De afvoersensors en de externe-sensorreeks zijn beschikbaar. Dflt Snsrs (standaard sensors): selecteer de sensorgroep die het systeem zal gebruiken als de systeeminstellingen worden teruggezet in de standaard waarden. Rmt Snsr Data (externe-sensorgegevens): selecteer bij het bepalen van de klimaatregelingswaarden de meting van de externe sensors. Max gebruik de waarde die wordt gemeld door de sonde die de externe temperatuur en vochtigheid meet. De maximum waarde hiervoor wordt gemeld in de externe-sensorreeks. Avg gebruik het gemiddelde van alle door de sonde vermelde waarden voor externe temperatuur en vochtigheid. 10 Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM

17 Opties voor met vloeistof gekoelde modules Water- en glycolgekoelde modules hebben instellingen voor de kleppen en buizen die nodig zijn voor de hitte-afvoermethode. Bovendien vindt bij modules die gebruik maken van de Economizer, MultiCool of koelwateropties, de afkoeling plaats met behulp van een vloeistofspiraal zonder compressor en niet met de directe-expansiespiralen. Deze modules hebben verschillende instellingen die moeten worden bepaald. In de volgende tabel staat een lijst instellingen die van toepassing zijn op vloeistofgekoelde modules van elk type. Raadpleeg het overige gedeelte van dit hoofdstuk voor een gedetailleerde beschrijving van elke instelling: Type vloeistofspiraal Gekoeld water (uitsluitend NetworkAIR IR) MultiCool Economizer Gebruikte instellingen Coil Cfg (System Configuration) (spiraalconfiguratie, systeemconfiguratie) Coil Fluid Valve (vloeistofklep spiraal) Coil Fluid Valve (vloeistofklepaandrijving spiraal) Rej Method (uitstootmethode) Coil Cfg (System Configuration) (spiraalconfiguratie, systeemconfiguratie) Coil Fluid Valve (vloeistofklep spiraal) Coil Fluid Valve (vloeistofklepaandrijving spiraal) Cndsr Vlv (Water and Glycol only) (condensorklep, uitsluitend water en glycol) Cndsr Vlv Actuator (Water and Glycol only) (condensorklepaandrijving, uitsluitend water en glycol) Coil Fluid Temp Activation (activering vloeistoftemperatuur spiraal) Threshold (drempel activering spiraalvloeistoftemperatuur) Bandbreedte Rej Method (System Configuration) (uitstootmethode, systeemconfiguratie) Coil Cfg (System Configuration) (spiraalconfiguratie, systeemconfiguratie) Cndsr Vlv (condensorklep) Cndsr Vlv Actuator (always floating control) (condensorklepaandrijving, altijd vlotteraangedreven) Coil Fluid Valve (always 3-way) (vloeistofkraan spiraal, altijd 3-weg) Coil Fluid Valve (vloeistofklepaandrijving spiraal) Coil Fluid Temp Activation (activering vloeistoftemperatuur spiraal) Threshold (drempel activering spiraalvloeistoftemperatuur) Bandbreedte Econ Isolator Valve (optional) (isolatorklep Economizer, optioneel) Econ Isolator Valve Delay: Open (optioneel) Econ Isolator Valve Delay: Gesloten (optioneel) Set an output relay to Econ Isolator (optional) (outputrelais instellen voor de Economizer isolator, optioneel) Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM 11

18 Gebruik: Opties voor met vloeistof gekoelde modules Kleptypen Pad: Main > Setup > System # > System Config > Valve Types (hoofdmenu setup systeemnummer systeemconfiguratie kleptypes) Stel het type klep in dat in uw buizensysteem is geïnstalleerd. De kleppen kunnen 2-wegs of 3-wegs zijn. Systemen uitgerust met de Economizer gebruiken 3-wegkleppen. Flow Switch (flow-regelaar). - stel de locatie in voor de optionele flow-regelaar in dit systeem. De flow-regelaar neemt waar of er genoeg koelvloeistof (glycol of water) stroomt om de spiraalfunctie in stand te houden. Als de flow-regelaar onvoldoende flow waarneemt in een MultiCool of Economizer spiraal, schakelt hij van de koelings- of ontvochtigingsmodus over naar de directe-expansiemodus. Als de flowregelaar onvoldoende flow waarneemt bij de warmtewisselaar van een directe-expansiespiraal, schakelt hij de compressors uit. De instelling Flow Switch geeft aan waar de flow-regelaar is geïnstalleerd: DX, voor de water- of glycolleiding die de warmtewisselaar ingaat (om de drukhoogte in DX systemen te behouden) Multi, voor de invoer van gekoeld water in de MultiCool of de gekoeld-waterspiraal (uitsluitend bij systemen die gekoeld water gebruiken) None (geen), voor luchtgekoelde modules zonder MultiCool spiraal Cndsr Vlv (condensorklep). De condensorvloeistofklep bewaakt de flow van koelmiddel naar de warmtewisselaar of de Economizer spiraal. Stel de condensorvloeistofklep in als 2-weg- of 3-wegklep afhankelijk van de configuratie. Coil Fluid (spiraalvloeistof). De spiraalvloeistofklep bewaakt de vloeistof-flow naar de MultiCool, Economizer of gekoeld-waterspiraal. Stel de spiraalvloeistofklep in als 2-weg- of 3-wegklep afhankelijk van de configuratie. Economizer kleppen zijn altijd 3-wegs. Opmerking 12 Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM

19 Gebruik: Opties voor met vloeistof gekoelde modules Aandrijvingstypes Pad: Main > Setup > System # > System Config > Actuator Types (hoofdmenu setup systeemnummer systeemconfiguratie aandrijvingstypes) Cndsr Vlv (condensorklep). - stel het type condensorklepaandrijving in, de aandrijving kan als volgt worden ingesteld: as Flt Ctrl of None. Floating Control (vlotteraangedreven) houdt de positie van de klep in stand wanneer de stroom wordt uitgeschakeld. None (geen) geeft aan dat er geen condensorklep is geïnstalleerd. Voor luchtgekoelde systemen zonder externe waterbuizen is geen condensorklepaandrijving vereist. Coil Fluid (spiraalvloeistof). - stel de spiraalvloeistofklepaandrijving in op Spr Anlg, Flt Ctrl of None. Floating Control (vlotteraangedreven) houdt de positie van de klep in stand wanneer de stroom wordt uitgeschakeld. Spring (Return) Analog (analoge terugvering) sluit de klep wanneer de stroom wordt uitgeschakeld. None (geen) geeft aan dat de module geen MultiCool, Economizer of gekoelde-waterspiraal heeft. Economizer isolatieklep (optioneel) De Economizer automatische koelmiddelisolatieklep is een onderdeel van de Economizer module. Modules met een Economizer spiraal gebruiken 3-wegkleppen. Dit wil zeggen dat er voortdurend vloeistof door de Economizer spiraal stroomt. Als u de flow door de Economizer spiraal tijdens periodes waar er geen flow vereist is, wilt stilzetten, installeer dan een Economizer automatische koelmiddelisolatieklep in het buizenstelsel van de Economizer en sluit de afsluitklepaandrijving aan op een PCIOM uitgangsrelais. De controller kan vervolgens het koelingsvereiste bepalen en het relais activeren waardoor de externe afsluitklep wordt geopend en het koelmiddel door de Economizer kan stromen. Wanneer er niet langer koeling nodig is, sluit de controller de isolatieklep. Om de Economizer isolatieklep te kunnen gebruiken moet de klep worden geïnstalleerd in het buizenstelsel van de Economizer en de volgende vier instellingen moeten worden bepaald: Econ Isolator Close Dly (isolatorklepvertraging Economizer dicht) Econ Isolator Open Dly (isolatorklepvertraging Economizer open) Econ Isolator Vlv: Enable (inschakelen isolatorklep Economizer) Econ Isolator (econ. Isolator) toegewezen aan een uitvoerrelais Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM 13

20 Gebruik: Opties voor met vloeistof gekoelde modules Pad: Main > Setup > System # > System Config > System Options (hoofdmenu setup systeemnummer systeemconfiguratie systeemvertragingen) Econ Isolator Valve Delay: Close. Wanneer er niet langer koeling nodig is, sluit de isolatorklepaandrijving van de Economizer de klep. De klep blijft open tijdens de sluitvertraging waardoor er koelmiddel door de spiraal en de warmtewisselaar blijft stromen totdat de vertragingsperiode verstreken is. Econ Isolator Valve Delay: Open. Wanneer er langer koeling nodig is, opent de isolatorklepaandrijving van de Economizer de klep. De compressors worden pas ingeschakeld als de openvertraging volledig is verstreken. Opmerking Als u gebruik maakt van verschillende aandrijvingstypes voor de modules in uw systeem, stel de open-vertraging dan in op de klep die er het langste over doet om te worden opengezet. Pad: Main > Setup > System # > System Config > Coil Fluid Options (hoofdmenu setup systeemnummer systeemconfiguratie koelvloeistofopties) Econ Isolator Valve: Enable (inschakelen isolatorklep Economizer). Gebruik deze instelling om aan te geven dat er een Economizer isolatieklep is geïnstalleerd in de koelmiddelbuizen voor dit systeem. Pad: Main > Setup > System # > Input/Output > Output Relays (hoofdmenu setup systeemnummer ingang/uitgang uitgangrelais) Econ Isolator Output Relay (uitgangsrelais Economizer isolator). Om de Enomizer isolatieklep te kunnen gebruiken, moet u het ECON ISOLATOR event aan een van de uitgangsrelais toewijzen. Wanneer u het relais instelt voor de hoofdmodule, kopieert het de instellingen naar de expansie modules. U moet een uitgangsrelais instellen om de Economizer isolatieklep te activeren. Zie pagina 18 voor instructies voor het instellen van het relais. Drempel en bandbreedte voor activering koelvloeistoftemperatuur Pad: Main > Setup > System # > System Config > Coil Fluid Options (hoofdmenu setup systeemnummer systeemconfiguratie koelvloeistofopties) De Coil Fluid Options (koelvloeistofopties) helpen bij de bewaking van de optionele MultiCool spiraal of Economizer spiraal in de daarmee uitgeruste systemen. Stel de temperatuurdrempel en bandbreedte in voor gebruik met de MultiCool spiraal of Economizer spiraal. Het systeem vergelijkt de huidige koelmiddeltemperatuur met het stelpunt en de bandbreedte om te bepalen of het koelmiddel is afgesteld op een temperatuur die laag genoeg is om de spiralen te kunnen gebruiken. Opmerking De drempel en bandbreedte voor activering van de koelvloeistoftemperatuur zijn niet van toepassing op modules die alleen gebruik maken van een gekoeldwaterspiraal voor koeling, zoals de NetworkAIR IR. 14 Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM

21 Gebruik: Opties voor met vloeistof gekoelde modules Coil Fluid Temp Activation: Threshold (drempel activering spiraalvloeistoftemperatuur). Stel de drempel voor de spiraalvloeistofactivering in. De koelmiddeltemperatuur moet onder de drempel liggen om de optionele MultiCool spiraal of Economizer spiraal te kunnen gebruiken. Coil Fluid Temp Activation: Deadband (bandbreedte activering spiraalvloeistoftemperatuur). Stel de bandbreedte van de MultiCool of Economizer in. De bandbreedte is het gevoeligheidsbereik boven de Coil Fluid Temp Activation: Threshold (temperatuuractivering spiraalvloeistof drempel) die de koelmiddeltemperatuur kan bereiken voordat de controller de MultiCool of Economizer spiraal niet meer gebruikt. Als bijvoorbeeld de drempel 10 C (50 F) en de bandbreedte 2,2 C (4 F) is, dan schakelt de controller de MultiCool of Economizer spiraal in wanneer de koelmiddeltemperatuur 12,2 C (54 F) overschrijdt en de spiraal wordt pas weer ingeschakeld als als de koelmiddeltemperatuur de 10 C (50 F) bereikt. Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM 15

22 Contacten en relais instellen Het systeem kan externe afsluiting van contacten bewaken. Mogelijke toepassingen: magnetische aansluitschakelaars raamfolie anti-sabotageschakelaars warmtedetectors watersensors druksensors rook- & brandmelders gebouw U kunt ingangscontacten zodanig instellen dat er alarmtoestanden optreden die zijn gebaseerd op de huidige status en door de gebruiker gedefinieerde normale status. Uitgangscontacten kunnen interne alarmen en events aan externe apparaten toewijzen. See Zie ook also Raadpleeg de Installatiehandleiding voor instructies met betrekking tot het aansluiten van contacten en relais op uw Programmeerbare klanteninvoer-/-uitvoermodules (Programmable Customer Input/Output Module, PCIOM). Ingangscontacten Pad: Main > Setup > System # > Input/Output > Input Contacts (hoofdmenu setup systeemnummer ingang/uitgang ingangscontacten) Elke hoofdmodule ondersteunt maximaal 16 door de gebruiker gedefinieerde ingangscontacten. Elk contact bewaakt een sensor en reageert op wijzigingen in de sensorstatus (open of gesloten). Name (naam). Geef een unieke naam aan ieder ingangscontact. Normal (normaal). Selecteer de normale status voor de sensor. Als de status verandert, voert de controller de handeling zoals gedefinieerd in de instelling Alarm Map (alarmtoewijzing) uit. Delay (vertraging). Stel in hoe lang het contact zich in een andere dan de normale status moet bevinden voordat de controller de handeling uitvoert (bewaakt door de instelling Alarm Map). 16 Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM

23 Gebruik: Contacten en relais instellen Action (handeling). Stel de systeemcontroller zodanig in dat hij op de volgende wijze reageert op statuswijzigingen voor een ingang: Toewijzing Status Only (uitsluitend status) Minor Alarm (bescheiden alarm) Major Alarm (groot alarm) Remote Run/Stop (extern aan/uitzetten) Nonessential Lockout (niet-essentiële uitsluiting) Immediate Shutdown (onmiddellijk afsluiten) Beschrijving/functie geeft het event weer op het scherm Active Alarms (actieve alarmen). Uitsluitend-status events worden niet geregistreerd. activeert het waarschuwings-led en het alarmsignaal. Er wordt ook een nieuwe registratie aangemaakt in het events-logboek. activeert het waarschuwings-led en het alarmsignaal. Er wordt ook een nieuwe registratie aangemaakt in het events-logboek. zet de modules op de normale manier uit, wacht op vertragingstimers. deactiveert modi die op niet-essentieel waren ingesteld en gaat verder met het gebruik. schakelt de modules onmiddellijk uit. Er wordt niet gewacht op de blazervertraging of de compressortimers. Uitgangrelais Pad: Main > Setup > System # > Input/Output > Output Relays (hoofdmenu setup systeemnummer ingang/uitgang uitgangrelais) Elke hoofdmodule ondersteunt tot maximaal 16 door de gebruiker gedefinieerde uitgangscontacten. Uitgangrelais reageren op interne alarmmeldingen en events door de status te wijzigen en deze naar externe apparaten te verzenden. Relais Out (relais uit). Kies het relaisnummer dat u wilt weergeven of aanpassen. Toewijzing. Selecteer de alarmen of events die u aan dit relais wilt toewijzen: De eerste regel van het toewijzingsveld geeft de locatie van het event aan dat is toegewezen aan dit relais. Het kan een event zijn voor een systeem, hoofdmodule, expansiemodule 1 of expansiemodule 2. De tweede regel geeft de naam weer van het event dat is toegewezen aan dit relais. Opmerking Alle ingangsrelais en uitgangsrelais die in dit systeem beschikbaar zijn kunnen aan dit relais worden toegewezen. Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM 17

24 Gebruik: Contacten en relais instellen Als u een Economizer automatische koelmiddelisolatieklep hebt geïnstalleerd (Econ Isolator), moet u het Econ Isolator event toewijzen aan een relais dat aangesloten is op de isolatieklepaandrijving. Caution Let op! Bij gebruik van de Economizer automatische isolatieklep dient u het Econ Isolator event uitsluitend toe te wijzen aan het op de klepactuator aangesloten relais. See Zie ook also Raadpleeg de Installatiehandleiding voor instructies voor het bedraden van de relaisaansluiting op de automatische isolatieklepaandrijving. Action (handeling). Het veld Action verandert terwijl u door de lijst met events schuift die op dit relais kunnen worden aangesloten. Remove (verwijderen) geeft aan dat het event al is toegewezen aan dit relais. Add (toevoegen) geeft aan dat het event niet aan dit relais is toegewezen. Druk op ENTER en wijzig de instelling om het weergegeven event aan dit relais toe te wijzen of om het te verwijderen uit de lijst events die aan dit relais zijn toegewezen. Normal (normaal). Stel de normale status in voor dit relais. Als de status van een aan dit relais toegewezen alarm of event verandert en niet meer de normale status is, verandert tevens de status van het relais. Reset Mappings (toewijzingen resetten). Zet alle uitgangstoewijzigingen terug in de standaard instelling. 18 Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM

25 Instellen van de moduleconfiguratie De instellingen van de moduleconfiguratie helpen de controller bij het bepalen van welke onderdelen beschikbaar zijn en hoe de module moet werken. Caution Let op! De instellingen in het menu Module Configuration (moduleconfiguratie) zijn in de fabriek ingesteld. Als u de instellingen niet op de correcte manier wijzigt, kan dit ernstige storingen en schade aan het systeem tot gevolg hebben. Deze instellingen mogen alleen worden gewijzigd door bevoegd onderhoudspersoneel. Configuratiemodule Pad: Main > Setup > Module > Main Module > Module Config >Config Module (hoofdmenu setup module hoofdmodule moduleconfig configmodule) Main > Setup > Module > Expansion Module 1 > Module Config > Config Module (hoofdmenu setup module expansiemodule 1 moduleconfig configmodule) Het menu Config Module (configmodule) bevat instellingen voor de optioneel in de module beschikbare apparatuur. Output Cap (uitgangscapaciteit). Geeft de uitgangscapaciteit van de module aan, in kilowatt. Heater (verwarming). Geeft het soort verwarmingsapparatuur aan dat is geïnstalleerd om de opwarmingsmodus te kunnen uitvoeren. Humid (bevochtiger). Geeft het soort bevochtigingsapparatuur aan dat is geïnstalleerd om de bevochtigingsmodus te kunnen uitvoeren. Conds Pump (condensaatpomp). Geeft de aanwezigheid van een condensaatpomp aan. De pomp voert het condensaat vanuit het reservoir de aftapleiding in. Blower (blazer). Geeft het type blazer-controller aan voor deze module. ElecHeater Cap (capaciteit elektrische verwarming). Geeft de capaciteit van de elektrische verwarming aan. Alarmdetectors Pad: Main > Setup > Module > Main Module > Module Config > Set Alarm Detectors (hoofdmenu setup module hoofdmodule moduleconfig alarmdetectors instellen) Main > Setup > Module > Expansion Module 1 > Module Config > Set Alarm Detectors (hoofdmenu setup module expansiemodule 1 alarmdetectors instellen) De instellingen Set Alarm Detectors geven de aanwezigheid van sensors in de modules aan: Smoke (rook) geeft aan of er een rookmelder in de module is geïnstalleerd. Fire (brand) geeft aan of er een brandmelder (thermische sensor) in de module is geïnstalleerd. Water geeft aan of er waterlekkagemelders zijn geïnstalleerd in de module. Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM 19

26 Instellen van de modulebediening De bedieningsopties voor de module worden geconfigureerd en afgesteld tijdens de ingebruikname van elke module. De instellingen in het menu Module Control (modulebediening) zijn in de fabriek ingesteld. Als u de instellingen niet op de correcte manier wijzigt, kan dit ernstige storingen en schade aan het systeem tot gevolg hebben. Alleen buitendienstmonteurs Caution Let op! van APC mogen wijzigingen uitvoeren aan deze instellingen. De luchtstroom handmatig kalibreren Opmerking Het systeem moet ingeschakeld zijn en de blazers moeten werken om de luchtstroom handmatig te kunnen kalibreren. Als aan een van deze twee vereisten niet wordt voldaan, wordt er op het display een bericht weergegeven waarin u wordt gevraagd het systeem en de blazers in te schakelen. Nom Coil DP (nominale differentieeldruk spiraal). Stel de nominale differentieeldruk van de spiraal in. Blower Spd (blazersnelheid).. Pas de blazerfrequentie aan. Coil DP (differentieeldruk spiraal). Geeft onderin het scherm de differentieeldruk van de spiraal weer. Tijdens het aanpassen van de blazerfrequentie verandert de differentieeldruk van de spiraal. De kolom Std Dry (std droog) in onderstaande tabel geeft de aanbevolen differentieeldruk voor de spiraal aan voor het model FM precisie-airconditioning. Differentieeldrukwaarden spiraal Model Std droog Min Max Alarm gewist Alarm luchtstroom FM Alle waarden zijn weergegeven in inches waterkolom ( WC) De luchtstroom automatisch kalibreren Nom Coil DP (nominale differentieeldruk spiraal). Stel de nominale differentieeldruk van de spiraal in. Start/Abort (starten/afbreken). Start de automatische kalibratie. Als de kalibratie bezig is, wordt er op deze regel Abort (afbreken) weergegeven. Coil DP (differentieeldruk spiraal). Geeft onderin het scherm de differentieeldruk van de spiraal weer. Tijdens het aanpassen van de blazerfrequentie verandert de differentieeldruk van de spiraal. Wanneer de differentieeldruk van de spiraal overeenkomt met de nominale differentieeldrukwaarde voor de spiraal, geeft het systeem het bericht Calibration Complete (kalibratie voltooid) weer. Als het systeem de twee waarden niet kan uitlijnen, geeft het na twee minuten Calibration Failed (kalibratie mislukt) weer. Als de automatische kalibratie mislukt moet u de luchtstroom handmatig kalibreren. 20 Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM

27 Gebruik: Instellen van de modulebediening De variabele frequentieaandrijving resetten Pad: Main > Setup > Module > Main Module > Module Control > Reset VFD # (hoofdmenu setup module hoofdmodule modulebediening VFD-nr. resetten) Main > Setup > Module > Expansion Module > Module Control > Reset VFD # (hoofdmenu setup module expansiemodule 1 modulebediening VFD-nr. resetten) Met de optie Reset VFD reset u de variabele frequentieaandrijving (VFD). De aandrijving wordt uitgeschakeld tijdens het alarm VFD # Fault Tolerance Exceeded (storingstolerantie VFD-nr. overschreden). Het alarm treedt op wanneer de VFD binnen dertig minuten drie storingen registreert. Gebruik deze functie om de aandrijving handmatig opnieuw te starten nadat de alarmtoestand is verholpen. Caution Let op! Als het alarm VFD Fault Tolerance Exceeded optreedt, geeft dit aan dat er een probleem is met de VFD. Raadpleeg het events-logboek voor andere VFD-alarmen voordat u de VFD reset. Bevochtiger resetten Pad: Main > Setup > Module > Main Module > Module Control > Reset Humidifier (hoofdmenu setup module hoofdmodule modulebediening bevochtiger resetten) Main > Setup > Module > Expansion Module > Module Control > Reset Humififier (hoofdmenu setup module expansiemodule modulebediening bevochtiger resetten) Met de optie Reset Humidifier reset u de bevochtiger. De bevochtiger wordt uitgeschakeld tijdens het alarm Humidifier Fault Tolerance Exceeded (storingstolerantie bevochtiger overschreden). Het alarm treedt op wanneer de bevochtiger binnen dertig minuten drie storingen registreert. Gebruik deze functie om de bevochtiger handmatig opnieuw te starten nadat de alarmtoestand is verholpen. Caution Let op! Als het alarm Humidifier Fault Tolerance Exceeded optreedt, geeft dit aan dat er een probleem is met de bevochtiger. Raadpleeg het events-logboek voor andere bevochtiger-alarmen voordat u de bevochtiger reset. De bevochtiger instellen Pad: Main > Setup > Module > Main Module > Module Control > Set up Humidifier (hoofdmenu setup module hoofdmodule modulebediening bevochtiger instellen) Main > Setup > Module > Expansion Module > Module Control > Set up Humififier (hoofdmenu setup module expansiemodule modulebediening bevochtiger instellen) Met de optie Set up Humidifier bedient u de bevochtigingsmodus van de stoomelektrode. Bevochtigingsmodus. De stoomelektrode-bevochtiger kan in een van deze drie modi worden ingesteld: Off schakelt de voeding van de elektrodes in de bevochtiger uit, maar de cilinder blijft gevuld. Drain (aftappen) schakelt de voeding van de elektrodes uit en tapt de cilinder af. Auto levert voeding aan de bevochtiger en stelt de bevochtiger zodanig in dat hij werkt volgens de instellingen van de module-controller. Opmerking Om te kunnen functioneren moet de stoomelektrodebevochtiger in de modus Auto staan. Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM 21

28 Klimaatregeling Het systeem regelt het klimaat in de kamer door een van de volgende vier modi in te schakelen: koeling, ontvochtiging, opwarming en bevochtiging. Deze modi kunnen op verschillende manieren functioneren afhankelijk van de in de modules geïnstalleerde opties en apparatuur. De koelingsmodus werkt bijvoorbeeld anders als er gebruik wordt gemaakt van een directe-expansiespiraal (DX), waarvoor de uitgang is gebaseerd op de stelpunt- en bandbreedte-instellingen, of een MultiCool spiraal, waarvoor de uitgang wordt geregeld door een PID bedieningscyclus (Proportioneel plus Integraal plus Derivatief). Opmerking De omgevingsbediening is ingesteld zodra u uw systeem hebt geïnstalleerd. Het aanbrengen van wijzigingen in de instellingen die in dit hoofdstuk worden beschreven na de ingebruikname van het systeem, kan onjuist gebruik tot gevolg hebben. Hoe de modi functioneren DX Cool. Wanneer de koelmodus de directe-expansiespiraal gebruikt, wordt de uitvoer bepaald door het verschil tussen het stelpunt en de gemiddelde retourluchttemperatuur van elke module in het systeem (als er meerdere modules gebruikt worden). De bandbreedte wordt gebruikt om de compressors een voor een in te schakelen naarmate de vraag stijgt. Elke compressor in het systeem is toegewezen aan een gelijk deel van de bandbreedte (een aantal graden). Naarmate de gemiddelde afvoertemperatuur stijgt en boven het stelpunt uitkomt, wordt er telkens als er een deel van de bandbreedte (boven het stelpunt) wordt bereikt, een compressor ingeschakeld. Als de gemiddelde afvoertemperatuur het stelpunt plus de bandbreedte bereikt, blijven alle compressors ingeschakeld totdat de temperatuur onder het stelpunt plus de bandbreedte valt. Raadpleeg Bandbreedtes op pagina 24 voor instructies over het instellen van de DX koelingsbandbreedte. Fluid Coil Cool (koelen vloeistofspiraal). Wanneer de koelmodus een spiraal voor gekoeld water, MultiCool spiraal of Economizer spiraal gebruikt, wordt de uitgang bepaald door het verschil tussen het stelpunt en de gemiddelde retourluchttemperatuur van elke module in het systeem (als er meerdere modules gebruikt worden). De PID-regelcyclus berekent de uitvoer naarmate de vraag stijgt en opent de klep die de flow van het koelmiddel naar de spiraal regelt. Naarmate de gemiddelde afvoertemperatuur hoger wordt, stijgt de uitvoer totdat deze 100% van de capaciteit bereikt. Bij modules met een Economizer spiraal kan één fase (compressor) van de DX-koeling worden ingeschakeld per module om aan de vraag te kunnen voldoen. Raadpleeg PID-bedieningen op pagina 28 voor een beschrijving van de PIDbediening en instructies over het instellen van de PID-cyclus van de vloeistofspiraal. 22 Bediening, onderhoud en probleemoplossing NetworkAIR FM