NEDERLANDSE SPOORWEGEN / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "NEDERLANDSE SPOORWEGEN / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN"

Transcriptie

1 NEDERLANDSE SPOORWEGEN / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN lage В, onder 5, van de tweede richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting. 2. Voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde hebben de Lid-Staten niet de vrijheid een bijkomende dienst, zoals de inning van het remboursbedrag, en de dienst van het vervoer van goederen afzonderlijk te behandelen. 3. De nationale rechter heeft acht te slaan op artikel 6, lid 2, van de tweede richtlijn juncto bijlage B, onder 5. Kutscher Mertens de Wilmars Mackenzie Stuart Pescatore Sørensen O'Keeffe Touffait Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 12 juni De griffier A. Van Houtte De president H. Kutscher CONCLUSIE VAN DE ADVOCAAT-GENERAAL G. REISCHL VAN 8 MEI 1979 <appnote>1</appnote> Mijnheer de President, mijne heren Rechters, In de onderhavige prejudiciële zaak gaat het, evenals in de gevoegde zaken 181 en 229/78, waarin ik zojuist conclusie heb genomen, om de verenigbaarheid van de Nederlandse wet op de Omzetbelasting van 28 juni 1968 (Staatsblad 329; hierna te noemen: WOB) met de tweede richtlijn nr. 67/228/EEG van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting Structuur en wijze van toepassing van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 1967, blz. 1303; hierna te noemen: de tweede richtlijn). De feitelijke situatie is als volgt. Verzoekster in het hoofdgeding, de NV Nederlandse Spoorwegen, ondernemer 1 Vertaald uit het Duits. 2055

2 CONCLUSIE VAN DE HEER REISCHE ZAAK 126/78 in de zin van de WOB, houdt zich bezig met het vervoer van personen en goederen. Verzoekster tekende tegen deze aanslag bezwaar aan bij de Tariefcommissie, onder meer met het betoog dat de inning van de remboursprijs een met betrekking tot het vervoer bijkomende prestatie als bedoeld in de tweede richtlijn vormt, die derhalve in Nederland aan omzetbelasting was onderworpen. Zij beriep zich daartoe op artikel 6, lid 2, van de tweede richtlijn, bepalende: Haar dochteronderneming, Van Gend & Loos NV, waarmee verzoekster voor de toepassing van het Nederlandse belastingrecht als één en dezelfde onderneming wordt beschouwd, verzorgt onder meer rembourszendingen, waarvoor boven de vrachtprijs een afzonderlijke vergoeding voor het innen van de prijs van de goederen vóór hun aflevering aan de geadresseerde wordt bedongen. Van Gend & Loos bracht deze remboursprovisie, verhoogd met omzetbelasting, aan haar opdrachtgevers in rekening en nam deze belasting op in haar belastingaangiften. Verzoekster merkte de aldus ontvangen bedragen niet aan als prestaties in de zin van artikel 11 WOB en meende aanspraak te kunnen maken op aftrek van voorbelasting op de voet van artikel 15, lid 1, WOB. De Nederlandse belastingdienst heeft deze afgetrokken voorbelasting bij de aanslag in de omzetbelasting over het tijdvak van 1970 tot en met 1974 voor een bedrag van HFL nageheven, stellende dat het innen van de prijs van de goederen een afzonderlijke, niet tot het vervoer van de goederen behorende prestatie vormt en dat het hier derhalve gaat om een prestatie in de zin van artikel 11, letter j, WOB, bepalende dat het verlenen van krediet, de overdracht, het innen en betalen van geldvorderingen, het giro-, cheque- en rekeningcourantverkeer daaronder begrepen" van omzetbelasting zijn vrijgesteld. De in deze richtlijn opgenomen regels inzake het belasten van diensten zijn slechts dwingend van toepassing voor de in bijlage B opgesomde diensten" en in samenhang daarmee op bijlage B, onder 5, waar de volgende prestaties worden genoemd: het vervoer en de opslag van goederen, alsmede de bijkomende diensten". Voorts verwees verzoekster naar bijlage A, onder 10 (ad artikel 6, lid 2), van de richtlijn, bepalende: De Lid-Staten zien er in de grootst mogelijke mate vanaf de in bijlage B opgesomde diensten vrij te stellen". De Tariefcommissie heeft het beroep verworpen, onder meer op grond van de overweging dat de in bijlage A, onder 10, aan de Lid-Staten toegekende bevoegdheid een beroep op artikel 6, lid 2, van de richtlijn uitsluit en dat bij gevolg artikel 11, letter j, WOB niet in strijd met deze richtlijn. De vraag of de inning van de prijs van de goederen als een bijkomende prestatie als bedoeld in bijlage B, onder 5, bij de tweede richtlijn kan worden beschouwd, werd derhalve opengelaten. De Tariefcommissie heeft hierbij nog opgemerkt dat een beroep op de tweede richtlijn in ieder geval is uitgesloten voor de tijdvakken tot 1 januari 1972, aangezien de richtlijn eerst op die datum in werking is getreden. Verzoekster in het hoofdgeding stelde tegen deze beslissing van de Tariefcommissie beroep tot cassatie in bij de Hoge 2056

3 NEDERLANDSE SPOORWEGEN / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Raad der Nederlanden. Ter ondersteuning van haar beroep heeft zij betoogd dat de Tariefcommissie ten onrechte de directe toepasselijkheid van de richtlijn heeft ontkend. De in bijlage A, onder 10 ad artikel 6, lid 2, bij de tweede richtlijn gebezigde woorden in de grootst mogelijke mate" betekenen volgens haar niet, dat het de Lid-Staten te hunner discretie vrij zou staan, het vervoer en de opslag van goederen, alsmede de bijkomende diensten of onderdelen daarvan vrij te stellen van omzetbelasting. Indien ervan wordt uitgegaan dat de inning van de prijs van de goederen een met betrekking tot het vervoer van goederen bijkomende dienst in de zin van de richtlijn vormt, dan is het op grond van artikel 10, lid 3, van de tweede richtlijn, bepalende dat elke Lid-Staat, onder voorbehoud van de in artikel 16 bedoelde raadpleging, andere vrijstellingen kan vaststellen welke hij noodzakelijk acht, mogelijk de inning van de prijs van de goederen vrij te stellen van omzetbelasting. Nederland heeft daartoe evenwel geen goede gronden aangevoerd, terwijl de bedoelde raadpleging evenmin heeft plaatsgevonden. Voorts heeft de Tariefcommissie ten onrechte geoordeeld, dat een beroep op de tweede richtlijn voor de tijdvakken tot 1 januari 1972 is uitgesloten. Bij beschikking van 24 mei 1978 heeft de Hoge Raad de procedure geschorst en krachtens artikel 177 EEG-Verdrag het Hof van Justitie de volgende prejudiciële vragen voorgelegd: I Is, indien een vervoerder zich heeft verbonden om naast het vervoer van het goed de prijs van dat goed te innen alvorens het aan de geadresseerde af te leveren (remboursbeding), de inning van die prijs een met betrekking tot het vervoer bijkomende dienst in de zin van bijlage B, onder 5, van de tweede richtlijn van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting? II Zo ja, hebben de Lid-Staten de vrijheid om voor de toepassing van de omzetbelasting een bijkomende dienst als de voornoemde inning van het remboursbedrag in dier voege afzonderlijk te behandelen dat de in de bijlage B, onder 5, genoemde diensten van vervoer en opslag van goederen niet van de heffing van omzetbelasting worden vrijgesteld, doch wel de bijkomende dienst van inning? III a) Kan, bij een bevestigende beantwoording van vraag II, de briefwisseling, genoemd in de conclusie van de advocaatgeneraal Van Soest, tussen de Nederlandse regering en de Europese Commissie als een in artikel 16 van de tweede richtlijn bedoelde raadpleging worden aangemerkt? b) Zo neen, moet de nationale rechter, voor wie een beroep op het ontbreken van de raadpleging wordt gedaan, daarop acht slaan? IV Indien vraag II ontkennend wordt beantwoord, heeft de nationale rechter, voor wie een beroep wordt gedaan op artikel 6, lid 2, van de tweede richtlijn juncto het bepaalde in bijlage B, onder 5, daarop acht te slaan?" Ik zou hierover het volgende willen opmerken. 1. Met de eerste vraag wil de Hoge Raad weten, of de inning van de prijs van een goed door de vervoerder alvorens het goed aan de geadresseerde af te leveren, een met betrekking tot het vervoer en de opslag van goederen bijkomende dienst vormt in de zin van bijlage B, onder 5, van de tweede richtlijn van de Raad. 2057

4 CONCLUSIE VAN DE HEER REISCHL ZAAK 126/78 Verzoekster betoogt dienaangaande dat de inning van een vordering bij de aflevering van goederen een typische bijkomende dienst bij het vervoer van goederen is geworden. Dit blijkt alleen al uit de praktijk in Nederland, waar de inning van geldvorderingen in contanten alleen nog maar in samenhang met vervoerwerkzaamheden in noemenswaardige omvang plaats vindt. Ter ondersteuning van haar betoog wijst zij voorts op de omstandigheid dat het tarief voor incasso's van de vervoerders (vastgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat) beduidend lager ligt dan het tarief dat de banken kunnen berekenen voor dergelijke werkzaamheden, die in deze branche ongetwijfeld weinig voorkomen. Volgens de heersende leer in het privaatrecht vormt bovendien het beding tot inning een onderdeel van de vervoerovereenkomst en is de vervoerovereenkomst onder rembours een uitgebreide vorm van de normale vervoerovereenkomst. Het lijkt dan ook geenszins de taak van de belastingrechter aan de belastingvoorschriften een andere uitlegging te geven en aan de heersende civielrechtelijke doctrine nog een theorie toe te voegen. De in artikel 11, letter j, WOB voorziene vrijstelling geldt derhalve nog slechts voor de normale inningswerkzaamheden en niet voor incasso's waarvoor nog andere bemoeiingen noodzakelijk zijn. Voor het overige schijnt binnen de Europese Gemeenschap het innen van contant geld uitsluitend in Nederland te zijn vrijgesteld van omzetbelasting. Dit blijkt reeds uit een door de Commissie gehouden enquête. Op grond van deze enquête en eigen onderzoekingen kan worden vastgesteld dat de meeste Lid-Staten de remboursdienst als een bijkomende dienst bij het vervoer zien. Ten aanzien van de bewoordingen van de richtlijn zelf merkt verzoekster op dat bij voorbeeld vergoedingen voor laden eh lossen en gelijksoortige diensten tot de vervoerdienst zelf moeten worden gerekend en dat de communautaire wetgever derhalve onder bijkomende diensten iets geheel anders, zoals de remboursdienst, heeft willen verstaan. De Commissie en de Nederlandse regering betogen daarentegen dat de inning van de prijs van de goederen door de vervoerder niet als een bijkomende dienst bij het goederenvervoer moet worden aangemerkt. Beide zijn van mening dat slechts die diensten als bijkomende diensten in de zin van bijlage B, onder 5, van de tweede richtlijn kunnen worden beschouwd, die noodzakelijkerwijze nauw met het vervoer samenhangen en speciaal ten behoeve van het vervoer zelf worden verricht. Ik geloof dat uiteindelijk aan de laatste opvatting de voorkeur moet worden gegeven. Daartoe wil ik er in de eerste plaats aan herinneren dat het begrip bijkomende dienst aan het gemeenschapsrecht is ontleend en dat het derhalve aan de hand van de vaste rechtspraak van het Hof volgens uniforme criteria moet worden uitgelegd, om de uniforme toepassing van het gemeenschapsrecht niet in gevaar te brengen. In zoverre moet mijns inziens reeds uit de bewoordingen worden afgeleid dat het begrip bijkomende dienst geen betrekking heeft op diensten die een of andere willekeurige samenhang met de hoofdprestatie vertonen, maar slechts op diensten die niet op zinvolle wijze zonder deze laatste kunnen worden verricht. Te denken valt hier aan bijzondere vergoedingen die bij voorbeeld voor het laden en lossen, in voorkomend geval voor het koelen, het tellen of voor het wegen of overpakken van de goederen worden ontvangen. Dergelijke diensten, die als zodanig geen vervoer of opslag van goederen vormen, doch daarmee noodzakelijkerwijze nauw sa- 2058

5 Nederlandse spoorwegen / staatssecretaris van financiën menhangen, heeft de Raad volgens mij onder het algemene begrip bijkomende diensten willen laten vallen. Het argument van verzoekster, dat dergelijke diensten tot het vervoer zelf behoren en dat onder bijkomende diensten derhalve geheel andere diensten moeten worden begrepen, is volgens mij niet steekhoudend. prijs van de goederen door de vervoerden als een bijkomende dienst bij het vervoer in de zin van bijlage B, onder 5, van de tweede richtlijn beschouwden. Dit kan ik echter uit de betrokken stukken niet opmaken, geheel afgezien van het feit dat deze grotendeels niet op ambtelijke, maar op particuliere bronnen berusten. Incasso's zijn echter naar hun aard niet dermate nauw met het goederenvervoer verbonden, dat zij als bijkomende diensten bij dat vervoer kunnen worden aangemerkt. Het gaat veeleer om diensten die op zich niets met goederenvervoer te maken hebben, die derhalve net zo goed afzonderlijk kunnen worden verricht, en slechts eenvoudigheidshalve in samenhang met de levering van de goederen worden verricht. Dit zou ook de reden kunnen zijn waarom volgens de Nederlandse regeling het vervoerderstarief voor de inning van het remboursbedrag lager ligt dan de vergoeding die banken voor een inning ontvangen. Nu ik dus tot de conclusie ben gekomen, dat de eerste vraag ontkennend moet worden beantwoord, behoef ik nog slechts subsidiair in het kort op de overige vragen in te gaan. 2. In de tweede vraag gaat het erom of, ervan uitgaande dat de inning van de prijs van het goed een bijkomende dienst bij het goederenvervoer vormt, slechts deze bijkomende dienst en niet het goederenvervoer of de opslag zelf door een nationale wettelijke regeling kan worden vrijgesteld van omzetbelasting. De in de afzonderlijke Lid-Staten heersende civielrechtelijke doctrine kan niet doorslaggevend zijn, daar de fiscale beoordeling van een situatie moet worden onderscheiden van de civielrechtelijke, terwijl de civielrechtelijke doctrine van land tot land kan verschillen, hetgeen zou leiden tot een verschillende uitlegging van een gemeenschapsrechtelijk begrip. Ten slotte kan de door mij voorgestane uitlegging evenmin worden weerlegd door het door verzoekster genoemde rechtsvergelijkend onderzoek van de fiscale praktijk in de Lid-Staten. De resultaten daarvan zouden slechts dan een gevolgtrekking ten aanzien van de wil Van de opsteller van de richtlijn toelaten, indien er dwingend uit moest worden afgeleid dat alle Lid-Staten de inning van de Opdat een dergelijke bijkomende dienst kan worden vrijgesteld van omzetbelasting, is het echter in de eerste plaats noodzakelijk dat de Lid-Staten ten aanzien van de in bijlage B, onder 5, van de tweede richtlijn genoemde diensten mogen afwijken van de bepalingen van de richtlijn. Dienaangaande is verzoekster van mening dat de Lid-Staten, ondanks de in artikel 10, lid 3, van de tweede richtlijn voorziene mogelijkheid van vrijstelling, op grond van bijlage A, onder 10, van deze richtlijn, bepalende dat de Lid-Staten er in de grootst mogelijke mate van afzien de genoemde diensten vrij te stellen, zo goed als geen vrijheid hebben om op dit punt van de richtlijn af te wijken. Dit is bijzonder duidelijk in de Franse versie van het voorschrift door de uit- 2059

6 CONCLUSIE VAN DE HEER REISCHL ZAAK 126/78 drukking dans toute la mesure du possible". Bovendien wijst niets in de ontstaansgeschiedenis van de richtlijn erop dat Nederland de betrokken vrijstelling noodzakelijk achtte. Volgens verzoekster kan daaruit juist worden opgemaakt dat men slechts wilde vasthouden aan een praktijk die onder de oude wet werd gevolgd. Voorts dient in aanmerking te worden genomen dat de mededingingsvoorwaarden zouden worden vervalst, indien men de inning van het remboursbedrag uitsluitend in Nederland zou vrijstellen van omzetbelasting. Dat de in artikel 6, lid 2, van de richtlijn neergelegde verplichting de in bijlage В opgesomde diensten te belasten, niet absoluut is, blijkt evenwel reeds uit het bestaan van artikel 10, lid 3, van de richtlijn. In bijlage A, onder 19, ad artikel 10, leden 2 en 3, is bepaald dat, voor zover deze leden op de in bijlage B, onder 5, genoemde vervoerdiensten worden toegepast, dit zodanig moet geschieden dat een gelijke behandeling van de verschillende takken van vervoer is gewaarborgd. Dit toont duidelijk aan dat volgens artikel 10, lid 3, van de richtlijn iedere Lid-Staat, behoudens de in artikel 16 bedoelde raadpleging, ook van de in artikel 6, lid 2, van de richtlijn voorgeschreven belasting van de betrokken diensten kan afzien, voor zover hij zulk een vrijstelling noodzakelijk acht. Indien men echter, zoals bij de tweede vraag, ervan uitgaat dat de inning van de prijs van het goed door de vervoerder een bijkomende dienst in de zin van de tweede richtlijn vormt, dan blijkt reeds uit het bestaan van artikel 11, letter j, WOB dat Nederland wilde afwijken van de regeling van de richtlijn. De vraag of men door dit voorschrift enkel aan een onder de oude wet gevolgde praktijk heeft willen vasthouden, kan daarbij niet doorslaggevend zijn. Bij gevolg is de tweede vraag, of, onder de hiervoor genoemde voorwaarden, een Lid-Staat slechts ten aanzien van een dergelijke bijkomende dienst van de richtlijn mag afwijken, indien hij ten aanzien van de hoofdprestatie geen gebruik maakt van de mogelijkheid van vrijstelling. Dienaangaande ben ik het in aansluiting op mijn opmerkingen bij de eerste vraag met de Commissie eens dat reeds uit de zin en het doel van het begrip bijkomende dienst als bedoeld in bijlage B, onder 5, kan worden afgeleid dat deze afhankelijke" diensten op gelijke wijze als de hoofdprestatie moeten worden belast. Indien immers de bijkomende diensten voor de omzetbelasting anders konden worden behandeld dan het vervoer, waarmee zij noodzakelijkerwijze zijn verbonden, dan zou het begrip bijkomende diensten iedere betekenis verliezen omdat de bijkomende diensten dan zouden moeten worden behandeld als waren zij geheel onafhankelijk van de hoofdprestatie. Aangezien dit in strijd zou zijn met het gemeenschapsrechtelijke stelsel der omzetbelasting, moet de tweede vraag ontkennend worden beantwoord. 3. De derde vraag, die betrekking heeft op de verplichting tot raadpleging als bedoeld in artikel 16 van de tweede richtlijn en de gevolgen van een onvoldoende raadpleging voor de toepassing van het nationale recht, kan bij gevolg eveneens slechts subsidiair worden behandeld, aangezien zij slechts is gesteld voor het geval dat vraag 2 bevestigend wordt beantwoord. Vraag 3 is inhoudelijk gelijk aan de vragen 3 en 4, die de Hoge Raad in de gevoegde zaken 181 en 229/78 aan het Hof heeft voorgelegd. De argumenten van partijen stemmen eveneens overeen. Derhalve kan ik in zoverre naar mijn conclusie in genoemde zaken verwijzen. In casu blijkt in het bijzonder uit 2060

7 NEDERLANDSE SPOORWEGEN / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN het schrijven van de Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Europese Gemeenschappen aan de Commissie van 16 juli 1968, dat met betrekking tot de omstreden bepaling van artikel 11, letter j, WOB geen raadpleging heeft plaatsgevonden. Dit schrijven, waarbij de reeds in het Staatsblad verschenen WOB aan de Commissie werd toegezonden, bevat namelijk een uitdrukkelijke opsomming van die artikelen van de WOB waarvoor de Nederlandse regering raadpleging noodzakelijk achtte. Artikel 11, letter j, komt in deze opsomming evenwel niet voor. zij van mening dat de richtlijn niet eerst op 1 januari 1972, doch reeds op het moment waarop zij ter kennis van de Lid- Staten werd gebracht, rechtstreekse werking heeft gekregen. Het probleem van het moment van inwerkingtreding van de tweede richtlijn heb ik reeds in mijn conclusie in de gevoegde zaken 181 en 229/78 behandeld. In zoverre kan ik daarnaar verwijzen. 4. De vierde vraag luidt of de burger zich voor de nationale rechter rechtstreeks kan beroepen op artikel 6, lid 2, juncto bijlage B, onder 5, van de tweede richtlijn. Deze vraag is slechts gesteld voor het geval dat de inning van de prijs van het goed als een bijkomende prestatie bij het vervoer in de zin van bijlage B, onder 5, van de tweede richtlijn moet worden aangemerkt en het de Lid-Staten volgens deze richtlijn niet vrijstaat, enkel de bijkomende dienst van de inning van de remboursprijs, doch niet het vervoer en de opslag van de goederen vrij te stellen van omzetbelasting. Daar ik bij de zij het subsidiaire beantwoording van de tweede vraag tot de laatste conclusie ben gekomen, lijkt het op zijn plaats in het kort op het probleem in te gaan. Verzoekster staat op het standpunt dat artikel 6, lid 2, tweede richtlijn rechtstreekse werking heeft in die zin, dat het voor de justitiabelen rechten in het leven roept die de nationale rechter moet handhaven. Anders dan de Tariefcommissie is Wat de rechtstreekse werking van de richtlijn zelf betreft, is het vaste rechtspraak van het Hof te beginnen bij het arrest van 6 oktober 1970 (zaak 9/70, Grad, Jurispr. 1970, blz. 826) dat ook de overeenkomstig artikel 189, derde alinea, EEG-Verdrag uitsluitend voor de Lid-Staten bestemde richtlijnen onder bepaalde voorwaarden directe gevolgen kunnen hebben voor de rechtsbetrekkingen tussen de Lid-Staten en hun justitiabelen. Deze rechtspraak verbindt daaraan wel de voorwaarde, dat de bij de richtlijn aan de Lid-Staten opgelegde verplichting duidelijk en onvoorwaardelijk is en vooral de Lid-Staat geen beoordelingsvrijheid laat bij de invoering ervan in het nationale recht. Zoals ik echter bij de behandeling van de tweede vraag heb aangetoond, vormen de voorschriften van artikel 10, lid 3, en de bepalingen van bijlage A, onder 10 en 19, van de richtlijn het bewijs, dat de Lid-Staten een zij het beperkte beoordelingsvrijheid hebben bij hun beslissing of zij de volgens artikel 6, lid 2, in beginsel te belasten diensten al dan niet willen vrijstellen van belasting. De uitoefening van deze bevoegdheid kan, zoals het Hof onder meer in zijn arrest van 1 februari 1977 (zaak 51/76, VNO, Jurispr. 1977, 2061

8 CONCLUSIE VAN DE HEER REISCHL ZAAK 126/78 blz. 114) uitdrukkelijk heeft verklaard, niet in rechte worden getoetst. Ingevolge de verbindende kracht van een richtlijn behoort de nationale rechter echter vast te stellen, aldus het Hof in voornoemde zaak, of de omstreden nationale maatregel de grenzen der aan de Lid-Staten gelaten beoordelingsruimte overschrijdt. Ik geef het Hof dan ook in overweging de gestelde vragen te beantwoorden als volgt: De inning van de prijs van een goed vormt geen bijkomende dienst bij het vervoer in de zin van bijlage B, onder 5, van de tweede richtlijn van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid- Staten inzake omzetbelasting Structuur en wijze van toepassing van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (67/228/EEG). 2062

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* ARREST VAN 8. 2. 1990 ZAAK C-320/88 ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* In zaak C-320/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN 25. 5.1993 ZAAK C-193/91 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-193/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 * ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 * In zaak C-342/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * In zaak 165/86, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 27 oktober 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 27 oktober 1993 * ARKEST VAN 27.10.1993 ZAAK C-281/91 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 27 oktober 1993 * In zaak C-281/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* SKATTEMINISTERIET / HENRIKSEN ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* In zaak 173/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Højesteret, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988*

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988* ARREST VAN 29. 6. 1988 ZAAK 240/87 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988* In zaak 240/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het tribunal de grande instance

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 * ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 * In zaak C-5/97, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel Í77 EG-Verdrag van de Belgische Raad van State, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 *

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 * ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 * In zaak 235/85, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur J. F. Buhl als gemachtigde, bijgestaan door M. Mees, advocaat

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 mei 1985 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 mei 1985 * ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 mei 1985 * In zaak 139/84, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997* ARREST VAN 6. 2. 1997 ZAAK C-80/95 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997* In zaak C-80/95, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 * TOLSMA ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 * In zaak C-16/93, betreifende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Gerechtshof te Leeuwarden (Nederland), in het aldaar

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-263/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Østre Landsret (Denemarken), in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

( Richtlijnen van de Raad 77/388, artikel 13, B, sub d, punt 1, en 78/583, artikel 1 )

( Richtlijnen van de Raad 77/388, artikel 13, B, sub d, punt 1, en 78/583, artikel 1 ) Downloaded via the EU tax law app / web @import url(./../../../../css/generic.css); EUR-Lex - 61987J0207 - NL Avis juridique important 61987J0207 ARREST VAN HET HOF (ZESDE KAMER) VAN 14 JULI 1988. - GERD

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Vertaling C-334/14-1 Zaak C-334/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 juli 2014 Verwijzende rechter: Hof van beroep te Bergen (België)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (TWEEDE KAMER) VAN 5 FEBRUARI

ARREST VAN HET HOF (TWEEDE KAMER) VAN 5 FEBRUARI ARREST VAN HET HOF (TWEEDE KAMER) VAN 5 FEBRUARI 1981 1 Staatssecretaris van Financiën tegen Coöperatieve vereniging Coöperatieve Aardappelenbewaarplaats GA" (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 SEPTEMBER 1987. BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK TEGEN J. A. DE RIJKE. VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 4 februari 1988 *

ARREST VAN HET HOF 4 februari 1988 * ARREST VAN 4. 2. 1988 ZAAK 157/86 ARREST VAN HET HOF 4 februari 1988 * In zaak 157/86, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Ierse High Court, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/06/2015

Datum van inontvangstneming : 02/06/2015 Datum van inontvangstneming : 02/06/2015 Samenvatting C-186/15 1 Zaak C-186/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001»

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001» BAKCSI ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001» In zaak C-415/98, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van het Bundesfinanzhof (Duitsland),

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 * ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 * In zaak 268/83, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 oktober 1987*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 oktober 1987* ARREST VAN 8. 10. 1987 ZAAK 80/86 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 oktober 1987* In zaak 80/86, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Arrondissementsrechtbank te

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF VAN 1 APRIL

ARREST VAN HET HOF VAN 1 APRIL ARREST VAN HET HOF VAN 1 APRIL 1982 1 Staatssecretaris van Financiën tegen Hong-Kong Trade Development Council (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden) Teruggave

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * ARREST VAN 10. 5. 2001 ZAAK C-144/99 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * In zaak C-144/99, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door P. van Nuffel als gemachtigde, bijgestaan

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 c. -A601A3-0) Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer c "~" - I: Luxemboure Nr. 11/05307 Entrée 2 8 MARS 2013 1 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 juli 2000 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 juli 2000 * MONTE DEI PASCHI DI SIENA ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 juli 2000 * In zaak C-136/99, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van de Conseil d'état

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 *

ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 * ARREST VAN 29. 6. 1999 ZAAK C-158/98 ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 * In zaak C-158/98, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van de Hoge Raad der

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015 Datum van inontvangstneming : 13/08/2015 Vertaling C-365/15-1 Zaak C-365/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 14 juli 2015 Verwijzende rechter: Finanzgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 5 mei 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 5 mei 1994 * ARREST VAN 5. 5. 1994 ZAAK C-38/93 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 5 mei 1994 * In zaak C-38/93, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Finanzgericht Hamburg (Bondsrepubliek

Nadere informatie

(verzoek om een prejudiciële beslissing,

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ARREST VAN HET HOF VAN 3 JULI 1974 1 Reiniera Charlotte Brouerius van Nidek tegen Inspecteur der Registratie en Successie (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Gerechtshof 's-gravenhage)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*) ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikel 17, lid 5, derde alinea Recht op aftrek van voorbelasting Goederen en diensten die zowel voor belastbare als voor vrijgestelde

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 oktober 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 oktober 2012 (*) ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 oktober 2012 (*) Btw Richtlijn 2006/112/EG Artikelen 306-310 Bijzondere regeling voor reisbureaus Vervoerdienst die door reisbureau handelend in eigen naam wordt verricht

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 juli 1992 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 juli 1992 * K" LINE AIR SERVICE EUROPE ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 juli 1992 * In zaak C-131/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel,

Nadere informatie

1. Aangifte, bezwaar en geding voor het Hof

1. Aangifte, bezwaar en geding voor het Hof Nr. 38.377 25 november 2005 whk gewezen op het beroep in cassatie van de gemeente Deventer te Deventer tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 21 mei 2002, nr. 00/00731, betreffende na te

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019 Datum van inontvangstneming : 17/07/2019 C-449/19-1 Zaak C-449/19 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF. 29 juni 1999 (1)

ARREST VAN HET HOF. 29 juni 1999 (1) pagina 1 van 5 BELANGRIJKE JURIDISCHE KENNISGEVING Op de informatie op deze site is verklaring van afwijzing van aansprakelijkheid en een verklaring inzake het auteursrecht van toepassing. ARREST VAN HET

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * In zaak 102/86, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het House of Lords, in het aldaar aanhangig geding tussen Apple

Nadere informatie

Date de réception : 18/10/2011

Date de réception : 18/10/2011 Date de réception : 18/10/2011 Resumé C-463/11-1 Zaak C-463/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters,

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters, ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 19 juli 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikelen 6, lid 2, eerste alinea, sub a en b, 11, A, lid 1, sub c, en 17, lid 2 Gedeelte van tot bedrijf behorend investeringsgoed

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 * ARREST VAN 28. 5.1998 ZAAK C-3/97 ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 * In zaak C-3/97, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Court of Appeal Criminal Division,

Nadere informatie

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 * ARREST VAN 13. 11. 1990 ZAAK C-106/89 Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 * In zaak C-106/89, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Juzgado de Primera

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * SPI ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * In zaak C-108/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG-Verdrag van de Conseil d'état (Frankrijk), in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987* ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987* In zaak 375/85, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundessozialgericht, in het aldaar aanhangig geding tussen A.

Nadere informatie

Fiscaal Portaal Gemeenten

Fiscaal Portaal Gemeenten Procedurenummer(s) : C-231/87 en C-129/88 Uitspraakdatum : 17-10-1989 Publicatiedatum : 17-10-1989 HOF VAN JUSTITIE EU Arrest om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 4, lid 5, van

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 1991 * ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 1991 * In zaak C-116/89, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Finanzgericht München, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 2 mei 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 2 mei 1996 * ARREST VAN 2.5.1996 ZAAK C-231/94 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 2 mei 1996 * In zaak C-231/94, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het aldaar

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 24 februari 1988 *

ARREST VAN HET HOF 24 februari 1988 * ARREST VAN HET HOF 24 februari 1988 * In zaak 260/86, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door Ph. Combescot, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 * X EN FISCALE EENHEID FACET-FACET TRADING ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 * In de gevoegde zaken C-536/08 en C-539/08, betreffende twee verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * VAN DER STEEN ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * In zaak 0355/06, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*)

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*) ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*) Belasting over toegevoegde waarde Richtlijn 2006/112/EG Artikel 135, lid 1, sub k, juncto artikel 12, leden 1 en 3 Onbebouwde grond Bouwterrein Begrippen

Nadere informatie

Verzoek tot het geven van een prejudiciële beslissing in de

Verzoek tot het geven van een prejudiciële beslissing in de Verzoek tot het geven van een prejudiciële beslissing in de zin van artikel 177 van het E.E.G.-Verdrag, vervat in de beschikking van de Tariefcommissie te Amsterdam van 14 augustus 1962, in het rechtsgeding

Nadere informatie

ARREST VAN ZAAK C-215/94. ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 februari 1996 *

ARREST VAN ZAAK C-215/94. ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 februari 1996 * ARREST VAN 29.2. 1996 ZAAK C-215/94 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 februari 1996 * In zaak C-215/94, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Bundesfinanzhof,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 22 september 1988*

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 22 september 1988* ARREST VAN 22. 9. 1988 ZAAK 236/87 ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 22 september 1988* In zaak 236/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Landessozialgericht

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Vertaling C-264/17-1 Zaak C-264/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 17 mei 2017 Verwijzende rechter: Finanzgericht Münster (Duitsland)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 februari 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 februari 1991 * ARREST VAN 7. 2. 1991 ZAAK C-227/89 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 februari 1991 * In zaak C-227/89, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Sozialgericht Stuttgart,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 27 september 1988 *

ARREST VAN HET HOF 27 september 1988 * ARREST VAN 27. 9. 1988 ZAAK 18/87 ARREST VAN HET HOF 27 september 1988 * In zaak 18/87, Commissie vao de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J. Sack, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 8 februari 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 8 februari 2007 * INVESTRAND ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 8 februari 2007 * In zaak 0435/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 * ARREST VAN 20. 6. 1991 ZAAK C-60/90 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 * In zaak C-60/90, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Gerechtshof te Arnhem,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 6 april 1995 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 6 april 1995 * BLP GROUP ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 6 april 1995 * In zaak C-4/94, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de High Court of Justice, Queen's Bench Division, in

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 21 september 1988 *

ARREST VAN HET HOF 21 september 1988 * COMMISSIE / FRANKRIJK ARREST VAN HET HOF 21 september 1988 * In zaak 50/87, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J. F. Buhl, juridisch adviseur van de Commissie, als gemachtigde,

Nadere informatie

Uittreksel van het arrest van het Hof van Justitie, AETR, zaak (31 maart 1971)

Uittreksel van het arrest van het Hof van Justitie, AETR, zaak (31 maart 1971) Uittreksel van het arrest van het Hof van Justitie, AETR, zaak 22-70 (31 maart 1971) Légende: Volgens de overweging 87 van het arrest, in een situatie zoals deze betreffende de onderhandeling van de Europese

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 * ARREST VAN 14. 4. 1994 ZAAK C-389/92 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 * In zaak C-389/92, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Belgische Raad van

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 12 februari 1998 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 12 februari 1998 * ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 12 februari 1998 * In zaak C-346/95, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Finanzgericht München (Duitsland), in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november 2004 1 1. In deze zaak verzoekt de Hoge Raad der Nederlanden het Hof om uitlegging van de Zesde BTW-richtlijn 2 (hierna: richtlijn") voorzover

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 28 maart 1996*

ARREST VAN HET HOF 28 maart 1996* AGF BELGIUM ARREST VAN HET HOF 28 maart 1996* In zaak C-191/94, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF 5 maart 1986 *

BESCHIKKING VAN HET HOF 5 maart 1986 * BESCHIKKING VAN HET HOF 5 maart 1986 * In zaak 69/85, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Verwaltungsgericht Frankfurt/Main, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 1989 * ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 1989 * In zaak C-322/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Arbeidsrechtbank te Brussel, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 14 juni 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 14 juni 2007 * HORIZON COLLEGE EN HADERER ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 14 juni 2007 * In zaak C-434/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Hoge Raad

Nadere informatie

pagina 2 van 9 Arrest 1 Het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 20 van de Zesde richtlijn (77/388/EEG

pagina 2 van 9 Arrest 1 Het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 20 van de Zesde richtlijn (77/388/EEG pagina 1 van 9 ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 10 oktober 2013 (*) Zesde btw-richtlijn Artikelen 13, C, en 20 Levering van onroerend goed Recht om voor belastingheffing te kiezen Recht op aftrek Herziening

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 24 januari 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 24 januari 1991 * ARREST VAN 24. 1. 1991 ZAAK C-339/89 ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 24 januari 1991 * In zaak C-339/89, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het tribunal de commerce

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 27 september 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 27 september 2012 (*) ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 27 september 2012 (*) Btw Vrijstelling van verhuur van onroerend goed Verhuur van commerciële ruimten Aan deze verhuur verbonden diensten Kwalificatie van handeling voor

Nadere informatie

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op: Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 juni 2002 (26.06) (OR. fr) PUBLIC 9893/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0111 (COD) LIMITE 211 MI 108 JAI 133 SOC 309 CODEC 752 BIJDRAGE VAN DE IDISCHE

Nadere informatie

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. LJN: BO3637, Hoge Raad, 09/00760 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-04-2011 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Omzetbelasting; art. 5, lid 3, en art. 13, B, aanhef en

Nadere informatie

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Crown Court te Bristol)

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Crown Court te Bristol) ARREST VAN HET HOF VAN 28 MAART 1979 1 Vera Ann Saunders (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Crown Court te Bristol) Zaak 175/78 Samenvatting Vrij verkeer van

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 C -,44Li jj':j - Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 10/04806 1 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder nr ~3.~o 6..3.s.::.

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 16 oktober 2003 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 16 oktober 2003 * COMMISSIE / BELGIË ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 16 oktober 2003 * In zaak C-433/02, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door K. Banks als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Vertaling C-478/15-1 Zaak C-478/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016 Datum van inontvangstneming : 21/06/2016 Vertaling C-238/16-1 [DDP de référence: C-412/15] Zaak C-238/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 26 april 2016 Verwijzende rechter: Finanzgericht

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/07/2018

Datum van inontvangstneming : 17/07/2018 Datum van inontvangstneming : 17/07/2018 Vertaling C-388/18 1 Zaak C-388/18 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 13 juni 2018 Verwijzende rechter: Bundesfinanzhof (Duitsland) Datum

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 10 januari 2014 nr. 09/01485 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2009, nr. 07/00372, betreffende

Nadere informatie

ZVK. ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 23 november 2006*

ZVK. ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 23 november 2006* ZVK ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 23 november 2006* In zaak C-300/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland)

Nadere informatie

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:5 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 06-01-2017 Datum publicatie 06-01-2017 Zaaknummer 15/03526 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:2209, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 25 OKTOBER 2013 F.12.0198.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.12.0198.F SUPER MARCHÉ SOVET nv, Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 08/05/2017

Datum van inontvangstneming : 08/05/2017 Datum van inontvangstneming : 08/05/2017 Samenvatting C-159/17-1 Zaak C-159/17 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 * ARREST VAN 8. 7. 1999 ZAAK C-186/98 ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 * In zaak C- 186/98, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van het

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 11/06/2013

Datum van inontvangstneming : 11/06/2013 Datum van inontvangstneming : 11/06/2013 Vertaling C-250/13-1 Zaak C-250/13 Samenvatting van een verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL A. SAGGIO van 13 april 2000 *

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL A. SAGGIO van 13 april 2000 * MONTE DEI PASCHI DI SIENA CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL A. SAGGIO van 13 april 2000 * 1. Het onderhavige prejudiciële verzoek betreft het recht op teruggaaf van BTW krachtens artikel 17 van de Zesde

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 5 oktober 1988 *

ARREST VAN HET HOF 5 oktober 1988 * ARREST VAN 5. 10. 1988 ZAAK 238/87 ARREST VAN HET HOF 5 oktober 1988 * In zaak 238/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de High Court of Justice, Chancery Division,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:185 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-02-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Zaaknummer 15/04877 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:3523, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 17 juli 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 17 juli 1997 * ARO LEASE ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 17 juli 1997 * In zaak C-190/95, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Gerechtshof te Amsterdam, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast Samenvatting Op 18 december 2014 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna HvJ) arrest gewezen over de aftrek van btw als sprake is

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 maart 1996"

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 maart 1996 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 maart 1996" In zaak C-192/94, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Juzgado de Primera Instancia nr. 10 de Sevilla (Spanje), in

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 27 oktober 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 27 oktober 2005 * LEVOB VERZEKERINGEN EN OV BANK ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 27 oktober 2005 * In zaak C-41/04, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Hoge

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 27 juni 1989* betreffende verzoeken aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag,

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 27 juni 1989* betreffende verzoeken aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag, ARREST VAN 27. 6. 1989 GEVOEGDE ZAKEN 48, 106 EN 107/88 ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 27 juni 1989* In de gevoegde zaken 48, 106 en 107/88, betreffende verzoeken aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag,

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. MISCHO van 26 januari 1988 *

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. MISCHO van 26 januari 1988 * CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. MISCHO van 26 januari 1988 * Mijnheer de President, mijne heren Rechters, 1. Deze zaak betreft een beroep wegens niet-nakoming dat de Commissie tegen het Koninkrijk België

Nadere informatie