Techneco/Ochsner. warmtepompen. installateurshandleiding Golf Midi/Maxi

Transcriptie

1 Techneco/Ochsner warmtepompen installateurshandleiding Golf Midi/Maxi

2

3 Belangrijke aanwijzingen Lees vóór installatie en inbedrijfstelling eerst de installateurs- en gebruikershandleiding. Algemeen Naast deze handleiding horen de volgende documenten bij de warmtepomplevering. Gebruikershandleiding (uitgezonderd bij aansturing door GBS). Handleiding O-Tronic regeling (uitgezonderd bij aansturing door GBS). Logboek voor STEK-controle (bij installatie te bewaren)). Originele Duitstalige handleiding. Duitstalige logboek "Prüfbuch für Wärmepumpanlage" (bij installatie te bewaren). Bewaar deze documenten zorgvuldig! Transport en opslag De warmtepomp dient verpakt en rechtop te worden verplaatst. De warmtepomp mag indien noodzakelijk kortstondig onder een hoek van maximaal 45 schuin gehouden worden. Transportschade direct melden bij de transporteur. De opslagtemperatuur dient te liggen tussen -20 C en +70 C. Verpakking De warmtepomp is zonder zijpanelen op een pallet met plastic folie vastgezet. De zijpanelen bevinden zich in een aparte kartonnen doos. Verwijder de verpakking zonder de inhoud te beschadigen. De verwerking van het verpakkingsmateriaal valt onder verantwoordelijkheid van de afnemer. Opstelling Neem de minimale opstellingsruimte in acht, zie paragraaf 2.1. Houd de zijkanten van de warmtepomp vrij van kabels en leidingen. Plaats de warmtepomp op een stevige ondergrond (bij voorkeur beton) en in een geluidsdichte vorstvrije omgeving. De warmtepomp is niet geschikt voor buitenopstelling. Openen De panelen van de warmtepomp zijn aan elkaar verbonden door middel van klik- en klittenbandverbindingen. Voor het openen van de warmtepomp dient eerst het paneel met daarin de regeling en de aan/uit-schakelaar naar voren getrokken te worden. Let op! Er is een kabelverbinding tussen dit paneel en de warmtepomp. Elektrische aansluiting De warmtepomp dient aangesloten te worden op een spanning van 400 V met een rechts draaiveld. Let op! Indien de warmtepomp is aangesloten op een spanning met een verkeerd draaiveld kan dit tot schade leiden. Dit valt buiten de garantie. Raadpleeg de installateurshandleiding. Hydraulische aansluiting Alle hydraulische aansluitingen dienen uitgevoerd te worden met flexibele slangen. In het andere geval dienen vervangende maatregelen getroffen te worden om trillingen in het warmtepompsysteem te voorkomen. Veiligheid De warmtepomp voldoet aan alle eisen conform de CE-richtlijnen. Milieu Let op! De warmtepomp is gevuld met een chemisch koudemiddel (R 407C of R 134A). Alleen STEK-erkende monteurs mogen reparaties uitvoeren aan het koudecircuit. Let op! De handleiding voor de O-tronic regeling is een apart document.

4

5 Inhoud 1 Introductie Type-aanduiding Leveringsomvang Werkingsprincipe Installatie Opstellingsruimte Aansluiting bronzijde Algemeen Bronmedium: brijn (GMSW) Bronmedium: (grond)water (GMWW) Aansluiting afgiftezijde: verwarming Algemeen Technische uitvoering Aansluiting afgiftezijde: warmtapwater Warmtepomp met actieve koelfunctie (reversibel) Elektrische aansluiting Algemeen Voedingsspanning Debietschakelaar Naverwarming Grondwaterpomp Temperatuurvoelers Koppeling aan een gebouwbeheersysteem (GBS) Randvoorwaarden Technische uitvoering Besturing en regeling O-Tronic regeling Instellen parameters Sneltoetsen Gebouwbeheersysteem Inbedrijfstelling Algemeen Procedure Vóór inbedrijfstelling Aansturing met O-Tronic Aansturing met GBS Na inbedrijfstelling Onderhoud Storing O-Tronic regeling Gebouwbeheersysteem (GBS) Storingsanalyse Lagedrukstoring (LD) Hogedrukstoring (HD) Vorstbeveiliging Motorbeveiliging Garantie en service Standaard garantie Verlengde garantie kwaliteitswarmtepompen Service en storingsmelding Installateursgegevens Technische wijzigingen en drukfouten voorbehouden

6

7 Bijlage 1 Technische specificaties GMSW warmtepompen (brijn/water) Bijlage 2 Technische specificaties GMWW warmtepompen (water/water) Bijlage 3 Tekeningen afmetingen Golf Midi en Golf Maxi Bijlage 4 Tekeningen hydraulische aansluitingen Bijlage 5 Voorbeeld hydraulisch schema brijn/water Bijlage 6 Voorbeeld hydraulisch schema water/water Bijlage 7 Fysische eigenschappen R 407C Bijlage 8 Fysische eigenschappen R 134A Bijlage 9 Veiligheidsinformatie mono-ethyleenglycol Bijlage 10 EG-conformiteitsverklaring Leverancier Ochsner warmtepompen in Nederland: Techneco BV Kleveringweg LZ Delft Tel.: Fax: E-post: techneco@techneco.nl Web: HL Golf Midi Maxi nl.doc Versie

8

9 Handleiding Golf Midi/Maxi 1 Introductie 1.1 Type-aanduiding Deze handleiding beschrijft de installatie van de Ochsner Golf-serie warmtepompen met brijn (GMSW) of water (GMWW) als bron. De Golf-serie is geschikt voor het verwarmen van laagtemperatuur verwarmingssystemen - tot maximaal 55 C - en voor de bereiding van warmtapwater (meeroptie). De typen met "R" als extra aanduiding leveren een hogere maximale aanvoertemperatuur van 65 C. GMSW staat voor Golf Midi/Maxi Sole Wasser en GMWW voor Golf Midi/Maxi Wasser Wasser. Het Duitse "Sole" betekent in het Nederlands "brijn", een mengsel van een antivriesmiddel met water. In Bijlage 1 en Bijlage 2 staan alle typen met uitgebreide technische specificaties vermeld. De Golf-serie warmtepompen zijn ook als reversibele uitvoering leverbaar, met actieve koelfunctie. Hiervoor wordt het koudecircuit intern omgedraaid. De type-aanduiding is dan uitgebreid met "H/K". Golf Midi Bron: brijn (GMSW) of water (GMWW) Golf Maxi Tabel 1 Golf Maxi "R" Overzicht warmtepomptypen Golf-serie. Bij Figuur 1. Een belangrijk begrip bij warmtepompen is de "Coefficient Of Performance (COP)". Het geeft de verhouding aan tussen geleverd (warmte)vermogen en toegevoerde elektriciteit. Hoe hoger de COP hoe beter. In Figuur 1 is de COP: 100% / 25% = 4. De 75% bronenergie is "gratis" omgevingswarmte. Een energiezuinige manier van verwarmen. 1.2 Leveringsomvang Afhankelijk van het type warmtepomp worden diverse componenten of appendages standaard of optioneel meegeleverd, zie Tabel 2 en Tabel Werkingsprincipe De Techneco warmtepomp gebruikt brijn of (grond)water als (gratis) bron om cv- of tapwater te verwarmen (Figuur 1). Het bronmedium wordt door middel van een pomp over een warmtewisselaar (verdamper) geleid. Het in de verdamper aanwezige vloeibare koudemiddel neemt de warmte van de bron op en verdampt. Het verdampte koudemiddel wordt door een compressor aangezogen en samengeperst, waardoor de druk en de temperatuur ervan oplopen. In een tweede warmtewisselaar (condensor) condenseert de damp weer tot vloeistof. Dit levert de energie op om water te verwarmen. Met behulp van een expansieventiel worden de druk en de temperatuur van het vloeibare koudemiddel weer verlaagd en begint de kringloop van vooraf aan. bron (water/antivries) verdamper 0 C gas gas 35 C lage druk (4 bar) lage druk (4 bar) compressor 75% warmte uit bron hoge druk (14 bar) 25% 100% hoge druk (14 bar) -3 C vloeistof vloeistof 30 C expansieventiel Figuur 1 Het warmtepompprincipe. afgifte (water) condensor Type Golf warmtepomp voor brijn (GMSW) Component/appendage Bronpomp ja ja ja ja ja ja nee nee nee Expansievat bronzijde ja ja ja ja ja ja nee nee nee Condensorpomp (cv) ja ja ja ja ja ja nee nee nee Tapwatermodule met pomp nee nee nee optie optie optie nee nee nee O-Tronic regeling optie optie optie optie optie optie optie optie optie Aanloopstroombegrenzer optie optie optie optie optie optie optie optie optie Tabel 2 Leveringsomvang Golf-serie GMSW. Type Golf warmtepomp voor (grond)water (GMWW) Component/appendage Bronpomp nee nee nee nee nee nee nee nee nee Magneetschakelaar bronpomp ja ja ja ja ja ja ja ja ja Condensorpomp (cv) ja ja ja ja ja ja nee nee nee Tapwatermodule met pomp nee nee nee optie optie optie nee nee nee O-Tronic regeling optie optie optie optie optie optie optie optie optie Aanloopstroombegrenzer optie optie optie optie optie optie optie optie optie Tabel 3 Leveringsomvang Golf-serie GMWW. 1

10 Handleiding Golf Midi/Maxi 2 Installatie Zie voor de hydraulische aansluitingen ook de figuren in Bijlage Opstellingsruimte Houd bij de keuze van de opstellingsruimte rekening met de volgende zaken. Zorg voor voldoende ruimte rond de warmtepomp. De afstanden in Figuur 2 dienen als richtlijn, waarbij zij opgemerkt dat alle aansluitingen goed bereikbaar moeten zijn. De opstellingsruimte dient droog en vorstvrij te zijn. De geluidsproductie van de warmtepomp staat vermeld bij de technische gegevens. Plaats de warmtepomp in een aparte ruimte en bij voorkeur niet naast een woon-, slaap- of studeerkamer. Neem eventueel geluidsbeperkende maatregelen zoals trillingsdempers (optioneel leverbaar). Plaats de warmtepomp op een stevige, bij voorkeur betonnen, ondergrond. Figuur Aansluiting bronzijde Algemeen 400 mm 300 mm 300 mm BOVEN 700 mm De Golf-serie warmtepompen zijn geschikt voor de toepassing van twee soorten bronnen: brijn (zie 2.2.2) (grond)water (zie 2.2.3) In het algemeen geldt: hoe hoger de brontemperatuur, des te hoger het rendement van de warmtepomp. Houd hiermee rekening bij de keuze en dimensionering van het bronsysteem. De maximale waterzijdige werkdruk aan bronzijde is 3 bar. Let op! Om corrosie door condensvorming te voorkomen dienen alle leidingen en appendages aan bronzijde van corrosievrij materiaal te zijn en van dampdichte isolatie te zijn voorzien Bronmedium: brijn (GMSW) Brijn is een water/antivries-mengsel dat door een gesloten leidingsysteem stroomt. Antivries wordt toegevoegd omdat de temperaturen van het medium in het broncircuit bij normale bedrijfsomstandigheden lager dan 0 C kunnen zijn. Het leidingsysteem - de bodemwarmtewisselaar of grondcollector - is normaal gesproken buiten onder de grond aangelegd en dient als warmtewisselaar tussen brijn en omgeving. Er zijn horizontale en verticale grondcollectoren. De dimensionering ervan dient met zorg te worden uitgevoerd. Richtgetallen voor de piekwarmteonttrekking aan een grondcollector zijn: verticale collector 50 W/m (50-75 m diep) horizontale collector 20 W/m 2 Bovenstaande waarden gelden voor monovalente warmtepompsystemen (geen naverwarming) bij circa 1500 draaiuren per jaar en zonder tapwaterverwarming. Een berekening van de collectorgrootte dient echter altijd uitgevoerd te worden. Andere typen collectoren zijn: dakcollectoren, betoncollectoren of combinaties van verschillende typen. In Bijlage 5 is een voorbeeld van een installatieschema gegeven van een warmtepomp met een verticale grondcollector als bron. Gesloten collectoren hebben doorgaans weinig tot geen onderhoud. De vorstbeveiliging van het brijn dient minimaal -15 C te zijn. Bij de veelgebruikte antivriesmiddelen mono-ethyleenglycol en monopropyleenglycol gelden dan de volgende volumepercentages bij menging met water. Mono-ethyleenglycol 25-30%(v/v) Let op! Dit antivriesmiddel is giftig! Nooit drinken of proeven! Monopropyleenglycol 30-35%(v/v) (niet schadelijk bij inname) In Bijlage 7 is veiligheidsinformatie van monoethyleenglycol gegeven. Aan het antivriesmiddel dienen anti-corrosieve middelen te zijn toegevoegd (inhibitoren). Let verder op de volgende punten. Zorg voor vul- en aftapkranen in de leidingen aan weerszijden van de verdamper. Zorg voor afsluiters op de juiste plaatsen om de verdamper te kunnen spoelen en componenten te kunnen vervangen. Plaats temperatuurmeters in de leidingen aan weerszijden van de verdamper met een temperatuurbereik van minimaal -20 C tot +20 C (+40 C bij een reversibele warmtepomp). Plaats een - bij voorkeur automatische - ontluchter in het broncircuit. 2

11 Handleiding Golf Midi/Maxi De warmtepomp dient trillingsvrij aan het broncircuit te worden aangesloten, bijvoorbeeld met flexibele leidingen. Aansluitmaat voor alle typen: 5/4" buitendraad. Let op de juiste aansluiting van aanvoer- en retourleiding. Deze mogen niet verwisseld zijn. Spoel het bronsysteem goed door vóór inbedrijfstelling zodat eventueel vuil verwijderd is. Zorg voor een goede menging van het antivriesmiddel vóór inbedrijfstelling. Ontlucht het broncircuit en breng het op een overdruk van 1 à 2 bar. Houd bij berekening van het drukverlies over het broncircuit ook rekening met het drukverlies over de verdamper. Neem de voorgeschreven volumestromen over de verdamper als vermeld in de technische specificaties in acht. De T over de verdamper bij een warmtepomp in bedrijf is nominaal 3 K en maximaal 5 K Bronmedium: (grond)water (GMWW) Schoon (grond)water kan als bron dienen voor een warmtepompsysteem. Voordeel is dat de brontemperatuur dan normaal gesproken hoger ligt dan bij een bodemwarmtewisselaar waardoor het warmtepompsysteem een beter rendement heeft. Tevens kan door middel van een externe (onderhoudbare) warmtewisselaar het grondwater gebruikt worden voor koeling van het afgiftesysteem. Deze warmtewisselaar voorkomt daarbij ook vervuiling en aantasting van de verdamper. In Bijlage 6 is dit principe weergegeven. Een goede kwaliteit van het grondwater is van essentieel belang voor het probleemloos functioneren van het warmtepompsysteem. Heeft het water drinkwaterkwaliteit dan kan dit zonder meer worden toegepast en direct over de verdamper worden geleid. Het verdient aanbeveling om de waterkwaliteit door middel van een monstername te laten controleren. Bij een dergelijke analyse dient de mate van aanwezigheid van de componenten in Tabel 4 te worden nagegaan. Tevens dient het water vrij te zijn van vuildeeltjes als zand en organisch materiaal. Plaatsing van goed bereikbaar en reinigbaar vuilfilter is aanbevolen. Het is gebruikelijk om bij de aanleg van een grondwaterbron een onderhoudscontract af te sluiten. Het verdient de voorkeur om het bronsysteem te allen tijde op overdruk te houden ten opzichte van de atmosfeer. Let verder op de volgende punten. De intredetemperatuur van het water aan de bronzijde van de warmtepomp mag niet lager zijn dan 8 C. De uittredetemperatuur van het water aan de bronzijde van de warmtepomp mag niet lager zijn dan 4 C. Zorg voor vul- en aftapkranen in de leidingen aan weerszijden van de verdamper. Zorg voor afsluiters op de juiste plaatsen om de verdamper te kunnen spoelen en componenten te kunnen vervangen. Plaats temperatuurmeters in de leidingen aan weerszijden van de warmtewisselaar met een temperatuurbereik van minimaal 0 C tot +20 C. De warmtepomp dient trillingsvrij aan het broncircuit te worden aangesloten, bijvoorbeeld met flexibele leidingen. Aansluitmaat voor alle typen: 5/4" buitendraad. Let op de juiste aansluiting van aanvoer- en retourleiding. Deze mogen niet verwisseld zijn. Houd bij berekening van het drukverlies over het bronsysteem ook rekening met het drukverlies over de verdamper. Neem de voorgeschreven volumestromen over de verdamper als vermeld in de technische specificaties in acht. Om te voorkomen dat de warmtepomp in bedrijf gaat terwijl er niet voldoende water over de verdamper stroomt kan bij GBS-aansturing extern een debietschakelaar in de bronleiding worden geplaatst. De debietschakelaar dient een elektrisch maakcontact te hebben, geschikt voor 230 V, dat sluit bij voldoende debiet en opent bij te weinig debiet. Zie hiervoor ook 3.3. De T over de verdamper bij een draaiende warmtepomp is nominaal 3 K en maximaal 5 K. Ga na of er een vergunningsplicht bestaat voor de onttrekking van grondwater. Tabel 4 Waterkwaliteit. Toetsing waterkwaliteit Te meten waarden en componentconcentraties ph-waarde NH 4 + EC (geleiding) [msiemens] Kationen [mmol/l] NH 4 (methaan) [mg/l] K + Na + Ca 2+ Mg 2+ Si Ammonium Kalium Natrium Calcium Magnesium Silicium NO 3 - Cl - SO 4 2- Anionen [mmol/l] HCO 3 - H 2PO 4 - Nitraat Chloride Sulfaat Bicarbonaat Fosfaat Spoorelementen [micromol/l] Fe Mn Zn B Cu Mo IJzer Mangaan Zink Borium Koper Molybdeen 3

12 Handleiding Golf Midi/Maxi 2.3 Aansluiting afgiftezijde: verwarming Algemeen Een warmtepomp is geschikt voor verwarming van een laagtemperatuur verwarmingssysteem met een maximale aanvoertemperatuur van 55 C. De speciale "R"-versie heeft een maximale aanvoertemperatuur van 65 C. Het rendement van een warmtepomp is hoger bij een lagere aanvoertemperatuur. Een buitentemperatuurafhankelijke regeling van de aanvoertemperatuur verdient daarom de voorkeur (stooklijn). Aanvoertemperaturen boven de 45 C worden in principe afgeraden. Neem de voorgeschreven volumestromen over de condensor als vermeld in de technische specificaties in acht. De aanbevolen T over de condensor bij een draaiende warmtepomp is 5 K en maximaal 10 K. De maximale waterzijdige druk aan afgiftezijde is 3 bar Technische uitvoering Het is belangrijk dat bij warmtepompbedrijf altijd voldoende debiet over de condensor kan stromen. Daarnaast dient het afgiftesysteem voldoende vrije systeeminhoud te hebben. Aan beide eisen kan voldaan worden door het plaatsen van een parallelle buffer van voldoende grootte tussen de warmtepomp en het afgiftesysteem. Voldoende debiet en bufferende werking kunnen ook gerealiseerd worden door een gedeelte van het afgiftesysteem zo uit te voeren dat doorstroming en warmte- of koude afgifte altijd mogelijk is. Let verder op de volgende punten. Zorg voor vul- en aftapkranen in de leidingen aan weerszijden van de condensor. Zorg voor afsluiters op de juiste plaatsen om de condensor te kunnen spoelen en componenten te kunnen vervangen. Plaats temperatuurmeters in de leidingen aan weerszijden van de warmtewisselaar met een temperatuurbereik van 0 C tot +60 C. Plaats een - bij voorkeur automatische - ontluchter in het afgiftecircuit. De warmtepomp dient trillingsvrij aan het afgiftesysteem te worden aangesloten, bijvoorbeeld met flexibele leidingen. Aansluitmaat voor alle typen: 5/4" buitendraad. Let op de juiste aansluiting van aanvoer- en retourleiding. Deze mogen niet verwisseld zijn. Spoel het afgiftesysteem goed door vóór inbedrijfstelling zodat eventueel vuil verwijderd is. Ontlucht het afgiftesysteem en breng het op een overdruk van 1 à 2 bar. Houd bij berekening van het drukverlies over het afgiftesysteem ook rekening met het drukverlies over de condensor. Zie de technische specificaties voor de maximaal toegestane (externe) opvoerhoogte van het afgiftesysteem. 4

13 Handleiding Golf Midi/Maxi 2.4 Aansluiting afgiftezijde: warmtapwater Er zijn verschillende opties om met de warmtepomp warmtapwater te bereiden. Voor de Golftypen 15 tot en met 21 kan een optionele interne tapwatermodule meegeleverd worden. Deze bestaat uit een extra condensor en tapwatercirculatiepomp. Let op! Bij hard leidingwater wordt deze wijze van tapwaterverwarming niet aanbevolen in verband met een hoog risico op kalkvorming in de condensor. Kalkvorming valt buiten de garantie. In nevenstaande figuren is een aantal mogelijkheden voor tapwaterverwarming aangegeven. Afhankelijk van het type warmtepomp wordt het volgende geadviseerd. Figuur 3 Golf Midi GMSW/GMWW 6-11 Figuur 3 of Figuur 4. Golf Maxi GMSW/GMWW Figuur 5 (meeroptie), Figuur 6 of Figuur 7. Figuur 4 Golf Maxi GMSW/GMWW Figuur 6 of Figuur 7. Let op! In de figuren zijn principeschema's weergegeven. Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om de juiste appendages in de installatie op te nemen. Zorg bij tapwaterverwarming volgens Figuur 3 of Figuur 4 voor een voldoende grote interne warmtewisselaar. Houd daarbij rekening met andere temperatuurstrajecten en debieten dan bij tapwaterverwarming met gasketels het geval is. De volgende richtlijnen voor het warmtewisselend oppervlak van de interne warmtewisselaar kunnen worden aangehouden. Golf Midi GSMW/GMWW 6: 2,0-2,5 m 2 Golf Midi GSMW/GMWW 9: 2,5-3,0 m 2 Golf Midi GSMW/GMWW 11: 3,0-3,5 m 2 Let op! De maximale afgifteaanvoertemperatuur van de standaard Golf-serie is 55 C. Hiermee kan tapwater van maximaal circa 50 C gemaakt worden. Indien een hogere tapwatertemperatuur gewenst is kan men de aanschaf van een "R" type overwegen, waarvan de maximale afgifteaanvoertemperatuur 65 C is en waarmee een tapwater van circa 60 C gemaakt kan worden. Figuur 5 Figuur 6 Figuur 7 5

14 Handleiding Golf Midi/Maxi 2.5 Warmtepomp met actieve koelfunctie (reversibel) Bij een reversibele warmtepomp kan intern het koudecircuit worden omgedraaid (door de O-Tronic of het GBS). Gebeurt dit, dan koelt de warmtepomp aan afgiftezijde en verwarmt aan bronzijde. De bron wordt hiermee "geregenereerd". de omschakeling van verwarmen naar koelen is weergegeven in Figuur 8 en Figuur 9. Let op! De koeling aan afgiftezijde kan tot condensvorming leiden. Daarom dienen bij een reversibel systeem aan afgiftezijde het leidingwerk en de appendages dampdicht geïsoleerd te worden. Let op! Raadpleeg bij toepassing van de O-Tronic de handleiding van deze regeling goed in verband met de temperatuurvoelerposities. Figuur 8 Verwarmen. Figuur 9 Koelen. 6

15 Handleiding Golf Midi/Maxi 3 Elektrische aansluiting 3.1 Algemeen De elektrische aansluiting van de warmtepomp dient uitgevoerd te worden door een erkend elektrotechnisch installatiebedrijf. Daarbij dienen de geldende normen in acht te worden genomen. Raadpleeg altijd het los bijgeleverde elektrische schema. 3.2 Voedingsspanning Alle warmtepompen van de Golf-serie hebben een hoofdvoedingsspanning van 400 V / 50 Hz. Daarnaast hebben verschillende componenten in de warmtepomp een voedingsspanning van 230 V / 50 Hz. Hiervoor dient intern een verbinding gemaakt te zijn tussen de klemmen PE, L1 en N van de hoofdvoedingsspanning en klemmen PE, L, en N van de 230 V voeding. Let op! De elektrische aansluiting van 400 V dient een rechts draaiveld te hebben. Dit kan men bij inbedrijfstelling op de volgende manier constateren. De (scroll)compressor maakt een rustig zoemend geluid. De koudemiddeldruk stijgt aan de perszijde en daalt aan de zuigzijde. Het stroomverbruik (ampèrage) van de warmtepomp is conform de technische specificaties. Indien de hoofdvoeding met een verkeerd draaiveld is aangesloten geldt het volgende. De compressor maakt een harder, wat ratelend geluid. Het verschil tussen zuig- en persdruk is lager dan in de juiste situatie. Het stroomverbruik (ampèrage) is veel lager dan aangegeven in de technische specificaties. Stel bij een verkeerd draaiveld de warmtepomp direct buiten bedrijf. Het langdurig in bedrijf zijn van de compressor met een verkeerd draaiveld leidt tot compressorschade. Dit valt buiten de garantie. Let verder op de volgende punten. De warmtepomp dient uitgeschakeld te kunnen worden met een externe werkschakelaar in de nabijheid van het apparaat. De afzekering van de hoofdvoeding dient overeenkomstig de technische specificaties te zijn. Gebruik zekeringen met een trage uitschakelkarakteristiek. 3.3 Debietschakelaar Het elektrisch aansluiten van een externe debietschakelaar is alleen mogelijk bij aansturing door een gebouwbeheersysteem. De debietschakelaar dient een elektrisch maakcontact te hebben, geschikt voor 230 V, dat sluit bij voldoende debiet en opent bij te weinig debiet. Sluit het contact van de debietschakelaar aan op de daarvoor bestemde klemmen in de warmtepomp. Zie hiervoor het separaat bijgeleverde elektrische schema. 3.4 Naverwarming Indien de warmtepomp is toegerust met een O-Tronic regeling dan kan deze desgewenst een tweede verwarmingstrap inschakelen zoals een elektrisch element of een gasketel. Eventuele elektrotechnische voorzieningen hiervoor (voeding, magneetschakelaar) dienen door derden te worden aangebracht. De O-Tronic geeft een 230 V stuurspanning voor het inschakelen van de tweede verwarmingstrap op de klem 6 van de IO3 montageplaat. 3.5 Grondwaterpomp De GMWW warmtepomp heeft intern een aansluitmogelijkheid voor een drie fasen 400 V grondwaterpomp. Deze wordt beveiligd met een intern thermorelais (F10). De elektro-installateur dient de juiste waarde van de maximale stroom op het thermorelais in te stellen. 3.6 Temperatuurvoelers Bij toepassing van de O-Tronic regeling worden, afhankelijk van de systeemconfiguratie, de temperatuurvoelers als te zien in Tabel 5 aangesloten. De meeste temperatuurvoelers zijn bij levering reeds op de juiste plaats aangebracht. In de volgende gevallen dient een temperatuurvoeler door derden te worden geplaatst of verplaatst. Tabel 5 Temperatuurvoelers bij de O-Tronic warmtepompregeling. Regeling Klemmenstrook Klemnr. IO/3 1 X2 Afkorting Buitentemperatuurvoeler 1/2 AF Optie (W, K, S) Binnentemperatuurvoeler 3/4 RF Optie (R, K, S) Aanvoertemperatuurvoeler afgiftesysteem 5/6 VL Standaard Retourtemperatuurvoeler afgiftesysteem 7/8 RL Standaard Aanvoertemperatuurvoeler bronsysteem (wp uit) 9/10 VQ Standaard Retourtemperatuurvoeler bronsysteem (wp in) 11/12 RQ Optie Boilertemperatuurvoeler 13/14 WW Optie 7

16 Handleiding Golf Midi/Maxi Toepassing van een parallelle buffer, geen koelfunctie van de warmtepomp Retourtemperatuurvoeler onder uit de condensor verwijderen en onderin de buffer aanbrengen. Plaats de voeler op éénderde tot de helft van de hoogte van de buffer. Toepassing van een parallelle buffer met koelfunctie van de warmtepomp Aanvoertemperatuurvoeler boven uit de condensor verwijderen en onderin de buffer aanbrengen. Plaats de voeler op éénderde tot de helft van de hoogte van de buffer. In de regeling dient aangeven te worden welke temperatuurvoeler de regelvoeler is (aanvoer of retour). Zie hiervoor de handleiding van de O-Tronic. Toepassing van een warmtapwaterboiler Boilertemperatuurvoeler onderin de boiler aanbrengen. Plaats de voeler op éénderde tot de helft van de hoogte van de buffer. In de handleiding "O-Tronic warmtepompregeling" wordt uitgebreid ingegaan op de temperatuurvoelerposities. 3.7 Koppeling aan een gebouwbeheersysteem (GBS) Randvoorwaarden Bij koppeling aan een gebouwbeheersysteem wordt de warmtepomp zonder regeling geleverd. Interne beveiligingen voor te hoge druk, te lage druk, motoroverbelasting en eventueel bevriezing blijven bestaan. Het GBS dient te voldoen aan de volgende randvoorwaarden. Aansturing van alle externe componenten (pompen, kleppen etc.) door het GBS. De pompen aan bronzijde en afgiftezijde dienen een voorloop- en nalooptijd te hebben van minimaal één minuut (t.o.v. aansturing compressor). Minimale stilstandtijd na compressorbedrijf is vijftien minuten. Minimale draaitijd van de compressor is vijftien minuten, tenzij de maximale aanvoertemperatuur of minimale brontemperatuur bereikt is. Bewaking van de maximale aanvoertemperatuur aan afgiftezijde, de warmtepomp uit (standaard 55 C, 65 C bij type "R"). Bewaking van de minimale uittredetemperatuur aan de bronzijde, de warmtepomp uit (-8 C bij brijn, 4 C bij water). Registratie van het aantal bedrijfsuren van de compressor. Registratie van het aantal schakelingen van de compressor. Bij reversibele warmtepompen met koelfunctie gelden aanvullende voorwaarden Minimaal vijftien minuten stilstandtijd tussen omschakelen van verwarmen naar koelen en vice versa. De retourtemperatuur aan de afgiftezijde - de warmtepomp in - dient lager te zijn dan 30 C bij het inschakelen van de compressor in koelfunctie. De condens- en vorstbeveiliging aan afgiftezijde (in het gebouw) is opgenomen in het GBS. Bewaking van de maximale aanvoertemperatuur aan bronzijde de warmtepomp uit (50 C) Technische uitvoering De koppeling dient als volgt te worden uitgevoerd. Compressor aan/uit 24 V / 0 V Koelfunctie aan/uit (optie) 24 V / 0 V (bij 0 V: verwarmingsfunctie aan) Bedrijfsmelding compressor aan potentiaalvrij houdcontact, NO Lagedrukstoring potentiaalvrij pulscontact, NO (niet vergrendelend, valt weg nadat druk weer gestegen is) Hogedrukstoring potentiaalvrij pulscontact, NO (niet vergrendelend, valt weg nadat druk weer gedaald is) Motorbeveiliging compressor potentiaalvrij pulscontact, NO (niet vergrendelend, valt weg nadat compressor is uitgeschakeld) Opheffen storing 24 V puls uitsturen / 0 V. Indien de interne beveiligingen in de warmtepomp opgeheven zijn zal deze na de ingestelde tijdvertraging weer in bedrijf komen Een eventuele vorstbeveiligingthermostaat (B3) kan niet aan het GBS gekoppeld worden. Bij warmtepompen met (grond)water als bron schakelt de vorstbeveiliging in als de verdamperuittredetemperatuur onder de 4 C komt. Het rode lampje op de thermostaat in de warmtepomp licht op. De schakelhysterese is 6 K. Stijgt de brontemperatuur weer tot boven de 10 C dan wordt de warmtepomp weer vrijgegeven. Het rode lampje gaat weer uit. Deze beveiliging is dus niet vergrendelend. De storing dient nog wel met een 24 V puls opgeheven te worden. Bij koppeling aan een GBS kan men bij een storing niet op de warmtepomp zelf zien om welke storing het gaat. Bij storing zal het lampje in de ronde aan/uit knop aan de voorzijde knipperen. Men kan de storing opheffen door deze knop uit en daarna weer aan te schakelen. Let op! Indien de warmtepomp binnen een kort tijdsbestek vaak in storing gaat dient een installateur de installatie te controleren. 8

17 Handleiding Golf Midi/Maxi 4 Besturing en regeling De warmtepomp kan op twee manieren worden aangestuurd. 1. Met een optioneel meegeleverde O-Tronic interne warmtepompregeling. 2. Door een extern gebouwbeheersysteem. 4.1 O-Tronic regeling De O-Tronic is een speciaal ontwikkelde regeling voor de besturing van een warmtepomp. Uitgebreide informatie over deze regeling is te vinden in de handleiding "O-Tronic warmtepompregeling. Hieronder volgt een korte beschrijving van de bediening Instellen parameters Het instellen van parameters gebeurt in verschillende menu's die doorlopen kunnen worden met behulp van twee druk- en draaiknoppen aan de voorzijde van de regeling, zie Figuur 10. Linkerknop drukken: terug naar vorig menu. Linkerknop draaien: menu doorlopen. Rechterknop drukken: naar volgend submenu / waarde bevestigen. Rechterknop draaien: waarde instellen Sneltoetsen Het drukken op de sneltoetsen aan de rechterzijde van de regeling geeft de volgende functies, zie ook Figuur Bijstellen van de gewenste ruimtetemperatuur (rechterknop draaien). 2. Weergave temperatuurbeeld (niet bij regelversie "R" en "W"). 3. Weergave installatieschema (niet bij regelversie "R"). 4. Activering ventilatiesysteem (optie). 5. Helptoets. 6. Beëindigen/hersteltoets (opheffen van een storingsmelding). 4.2 Gebouwbeheersysteem Bij toepassing van een gebouwbeheersysteem wordt de aansturing van de warmtepomp extern geregeld. Houd hierbij rekening met de randvoorwaarden als gesteld in De volgende interne veiligheidsfuncties blijven gehandhaafd. Lagedrukbeveiliging. Hogedrukbeveiliging. Vorstbeveiliging verdamper. Motorbeveiliging compressor. 1 warmer/kouder 2 temperatuurbeeld 3 installatieschema 4 ventilatie 5 help drukken: terug drukken: OK 6 stop/herstel ("reset") Figuur 10 Voorzijde O-Tronic bedieningsmodule. 9

18 Handleiding Golf Midi/Maxi 5 Inbedrijfstelling 5.1 Algemeen De eerste inbedrijfstelling mag alleen uitgevoerd worden door Techneco of een door Techneco geautoriseerde installateur. Neem vóór de inbedrijfstelling de handleiding van de toegepaste regeling door. 5.2 Procedure Vóór inbedrijfstelling Let vóór inbedrijfstelling op de volgende punten. Het bronsysteem (bij een gesloten collector) en afgiftesysteem dienen gevuld en ontlucht te zijn. Bij toepassing van een grondwaterbron dient deze bedrijfsklaar te zijn. Controleer de stand van de geplaatste afsluiters. Controleer of de warmtepomp elektrisch juist is aangesloten op een 3 fasen 400 V spanningsbron met een rechts draaiveld. Controleer of de juiste zekeringen toegepast zijn. Na bovenstaande controle kan de warmtepomp als volgt in bedrijf gesteld worden Aansturing met O-Tronic Schakel met de externe hoofdschakelaar de 400 V hoofdspanning in. Zet de warmtepomp aan door de ronde knop op het bedieningspaneel aan de voorzijde in te drukken. De knop licht op. Afhankelijk van de temperatuuromstandigheden zal de compressor al dan niet - na verloop van tijd - inschakelen. Indien men de werking van de warmtepomp direct wil controleren en deze met een O-Tronic regeling is uitgerust kan de regeling op "noodbedrijf" gezet worden. Dit gaat als volgt. Linkerknop drukken: terug naar vorig menu Linkerknop draaien: menu doorlopen Rechterknop drukken: naar volgend submenu/waarde bevestigen Rechterknop draaien: waarde instellen 1. Druk op de linkerknop tot "Hauptmenü" in het venster verschijnt. 2. Draai met de rechterknop naar "3. Einstellungen". 3. Bevestigen. 4. Draai met de rechterknop naar "3.1 Betriebsart". 5. Bevestigen. 6. Draai met de rechterknop naar "Funktion". 7. Bevestigen. 8. Draai met de rechterknop naar "Heizen". 9. Bevestigen. 10. Draai met de rechterknop naar "Notbetrieb" Bevestigen. 12. Draai met de rechterknop naar "Ein". 13. Bevestigen. De compressor zal na een korte inschakelvertraging in bedrijf komen Aansturing met GBS Bij koppeling van de warmtepomp aan een GBSsysteem wordt deze met een extern 24 V signaal aangestuurd. Schakel met de externe hoofdschakelaar de 400 V hoofdspanning in. Zet de warmtepomp aan door de ronde knop op het bedieningspaneel aan de voorzijde in te drukken. De knop licht op. Schakel het 24V signaal in. De compressor zal na een inschakelvertraging in bedrijf komen. De inschakelvertraging wordt ingesteld met tijdrelais K2T en dient minimaal 5 minuten te bedragen Na inbedrijfstelling Let na inbedrijfstelling op de volgende punten. De compressor dient een rustig zoemend geluid te maken. De koudemiddeldruk stijgt aan de perszijde en daalt aan de zuigzijde. Is bovenstaande niet het geval dan heeft de hoofdspanning van 400 V een verkeerd draaiveld. Stel bij een verkeerd draaiveld de warmtepomp direct buiten bedrijf. Het langdurig in bedrijf zijn van de compressor met een verkeerd draaiveld leidt tot compressorschade. Dit valt buiten de garantie. Zie hiervoor ook 3.2. Het kijkglas in het koudecircuit dient bij het benaderen van de nominale bedrijfscondities vrij te zijn van bellen. De T aan bronzijde dient tussen de 3 en 5 K te liggen. De T aan afgiftezijde dient tussen de 5 en 10 K te liggen. Zet na de inbedrijfstelling de noodbedrijffunctie weer uit ("Aus"). Stel hierna de regeling aangepast aan de gebruiksomstandigheden in. Tip Indien men de functionering van diverse componenten wil controleren zonder dat de compressor in bedrijf komt kan de elektrische verbinding van de compressor in de warmtepomp losgemaakt worden. De voeding van de compressor is met drie draden aangesloten op F10 (zie het elektrische schema). Let op! Eerst de hoofdspanning uitschakelen. Onthoud welke draad op welke klem is aangesloten in verband met het juiste draaiveld van de hoofdspanning.

19 Handleiding Golf Midi/Maxi 6 Onderhoud Om een langdurig probleemloos functioneren van het warmtepompsysteem de garanderen dienen de volgende controles en/of onderhoudsacties te worden uitgevoerd. Alle acties dienen te worden uitgevoerd door een door Techneco geautoriseerde installateur. Drie maanden na inbedrijfstelling Controle van de vorstbeveiliging van het brijn bij een gesloten collector. Jaarlijks Controle van de druk in het bronsysteem (bij een gesloten collector). Vul zo nodig het systeem bij tot een niveau tussen de 1 en 2 bar. Controle van het eventueel geplaatste vuilfilter (bij een (grond)waterbron). Reinig zonodig het filter. Controle van de druk in het cv-systeem. Vul zo nodig het systeem bij. Controle van het temperatuurverschil tussen aanvoer en retour over verdamper en condensor. Vergelijk deze met de waarden als vermeld in de technische specificaties. Bij overschrijding van de maximale waarden dient het systeem aangepast te worden. Controle van het aantal draaiuren van de warmtepomp. Noteer dit aantal met bijbehorende datum achterin deze handleiding. Tweejaarlijks Controle van de vorstbeveiliging van het brijn bij een gesloten collector. Vul zo nodig antivriesmiddel bij. Controle op aanwezigheid van voldoende koudemiddel door een STEK-erkende installateur. Voor het overige is de warmtepomp onderhoudsvrij. 11

20 Handleiding Golf Midi/Maxi 7 Storing 7.1 O-Tronic regeling Indien de warmtepomp wordt aangestuurd met de O-Tronic regeling wordt een storing als volgt gesignaleerd. De regeling maakt gedurende enige minuten een hoog piepend geluid. Het rode lampje aan de voorzijde van de regeling licht op. De aard van de storing wordt aangegeven. Deze kan als volgt luiden. Lagedrukstoring ("Niederdruckstörung"). Hogedrukstoring ("Hochdruckstörung"). Vorstbeveiliging ("Frostschutz"). Motorbeveiliging ("Motorschutz"). Indien in het venster "EVU-Abschaltung" verschijnt is dit geen storingsmelding. Zie hiervoor de O-Tronic handleiding. Let op! Indien de warmtepomp binnen een kort tijdsbestek vaak in storing gaat dient een installateur de installatie te controleren. Opheffen storing Een storingsmelding kan worden opgeheven door het indrukken van sneltoets 6, zie Als de oorzaak van de storing verdwenen is zal de warmtepomp na het indrukken van de sneltoets weer normaal functioneren. OORZAAK LD-STORING Het bronsysteem is niet goed ontlucht of niet voldoende op druk (gesloten bodemwarmtewisselaar). 7.2 Gebouwbeheersysteem (GBS) Indien de warmtepomp gekoppeld is aan een gebouwbeheersysteem wordt een storing op de warmtepomp aangegeven door het knipperen van het lampje in de ronde aan/uit knop. De storingsmelding wordt opgeheven door de warmtepomp met deze knop uit, en weer aan te zetten. Indien de oorzaak van de storing verdwenen is zal de warmtepomp weer normaal functioneren. 7.3 Storingsanalyse Lagedrukstoring (LD) Een lagedrukstoring treedt op wanneer de temperatuur in de verdamper dusdanige laag wordt (niet voldoende warmtetoevoer) dat de bijbehorende druk van het koudemiddel aan de zuigzijde van de compressor lager dan een minimale druk wordt. De LD-pressostaat schakelt de warmtepomp uit. Let op! Bij een grondwaterbron kan bij een lagedrukstoring de verdamper bevroren zijn en zal de warmtepomp in storing blijven tot de verdamper weer ontdooid is. Schakel de warmtepomp niet aan voor de oorzaak gevonden is en het probleem is opgelost. Loop in geval van een lagedrukstoring eerst de punten in Tabel 6 door. ACTIE Tabel 6 Ontlucht het systeem en breng het op een druk van 1,5 tot 2 bar. Let op de ontluchting van de pomp. De verdamper is bevroren als gevolg van een te geringe volumestroom (water) of een te geringe vorstbeveiliging (brijn). Laat de verdamper ontdooien. Dit kan enkele uren duren. Controleer - indien van toepassing - de vorstbeveiliging en voeg zo nodig antivries aan de gesloten collector toe. De bronpomp is uitgeschakeld, vastgelopen of defect geraakt tijdens compressorbedrijf. Het toerental van de bronpomp is te laag. Eén of meerdere afsluiters zijn gesloten waardoor de minimale volumestroom niet wordt gehaald. De verdamper of de grondwaterscheidingswarmtewisselaar is intern vervuild. Het vermogen van de warmtebron is niet toereikend. Er is te weinig koudemiddel in het koudecircuit. Het koudecircuit is lek geraakt. Controleer de werking van de bronpomp. Verhoog het toerental met de standenschakelaar op de bronpomp. Open de betreffende afsluiters en controleer de temperatuurdaling van het bronmedium over de verdamper. Deze mag niet groter zijn dan circa 5 K. Spoel de warmtewisselaar met schoon water door, eventueel met een reinigingsmiddel. Controleer de warmtebron en de temperatuurdaling van het bronmedium over de verdamper. Deze mag niet groter zijn dan circa 5 K. De hoeveelheid koudemiddel dient aangevuld te worden. Dit mag alleen gebeuren door een STEKerkende installateur. Waarschuw een STEK-erkende installateur! 12

21 Handleiding Golf Midi/Maxi Hogedrukstoring (HD) Een hogedrukstoring treedt op wanneer de temperatuur in de condensor tot een dusdanige hoogte stijgt (niet voldoende warmteafname) dat de bijbehorende druk van het koudemiddel aan de perszijde van de compressor een maximale waarde overschrijdt. De HD-pressostaat schakelt het betreffende koudecircuit uit Vorstbeveiliging De vorstbeveiliging treedt in werking indien de uittrede temperatuur van het medium aan de bronzijde (de warmtepomp uit) te laag is. Loop in dit geval de punten in Tabel 8 door. Loop in geval van een hogedrukstoring eerst de punten in Tabel 7 door. Tabel 7 OORZAAK HD-STORING Het afgiftesysteem is niet goed ontlucht of niet voldoende op druk. De condensorpomp is uitgeschakeld, vastgelopen of defect geraakt tijdens compressorbedrijf. Het toerental van de condensorpomp is te laag. Eén of meerder afsluiters zijn gesloten waardoor de minimale volumestroom niet wordt gehaald. De condensor is intern vervuild. De maximale aanvoertemperatuur van het verwarmingswater is te hoog ingesteld. Er is te veel koudemiddel in het koudecircuit. ACTIE Ontlucht het systeem alsnog en breng het op een druk van 1,5 tot 2 bar. Let goed op de ontluchting van de cv-pomp. Controleer de werking van de condensorpomp. Verhoog het toerental met de standenschakelaar op de cv-pomp. Open de betreffende afsluiters en controleer de temperatuurstijging van het verwarmingswater over de condensor. Deze mag niet hoger zijn dan circa 10 K en heeft een aanbevolen waarde van 5 K.. Spoel de condensor met schoon water door, eventueel met een reinigingsmiddel. Pas de maximale temperatuur aan. Raadpleeg hiervoor de handleiding van de betreffende regeling. De hoeveelheid koudemiddel dient verminderd te worden. Dit mag alleen gebeuren door een STEKerkende installateur. Tabel 8 OORZAAK VORSTBEVEILIGING De bronpomp is uitgeschakeld, vastgelopen of defect geraakt tijdens compressorbedrijf. Het toerental van de bronpomp is te laag. Eén of meerdere afsluiters zijn gesloten waardoor de minimale volumestroom niet wordt gehaald. Het vermogen van de warmtebron is niet toereikend. De volumestroom van de warmtebron is niet toereikend. De aanvoertemperatuur van de warmtebron is te laag. ACTIE Controleer de werking van de bronpomp. Verhoog het toerental met de standenschakelaar op de bronpomp. Open de betreffende afsluiters en controleer de temperatuurdaling van het bronmedium over de verdamper. Deze mag niet groter zijn dan circa 5 K. Controleer de warmtebron en de temperatuurdaling van het bronmedium over de verdamper. Deze mag niet groter zijn dan circa 5 K. Verhoog de volumestroom (grotere pomp, minder weerstand). Controleer de dimensionering van de warmtebron. Pas de warmtebron zo nodig aan. 13

22 Handleiding Golf Midi/Maxi Motorbeveiliging De motorbeveiliging is een thermische beveiliging (thermorelais) van de compressormotor en voor sommige typen tevens van de bronpomp (alle typen GMWW en typen GMSW 28-38). Loop bij deze storing de punten in Tabel 9 door. Tabel 9 OORZAAK MOTORBEVEILIGING Fase-uitval van de hoofdvoeding. Het thermorelais is te laag ingesteld. Het thermorelais is defect. De compressor is overbelast. De compressor heeft een defecte interne wikkeling. De elektrische aansluitingen in de klemmen van het thermorelais zitten los. ACTIE Controleer de zekeringen van de hoofdvoeding. Controleer de specificaties van de compressor en van de bronpomp. Stel de juiste waarde in op het thermorelais. Vervang het desbetreffende thermorelais. Controleer de koudemiddelinhoud van het koudecircuit. Dit mag alleen gebeuren door een STEKerkende installateur. Vervang de compressor. Dit mag alleen gebeuren door een STEK-erkende installateur. Controleer de aansluitingen en draai de schroeven van de klemmen zo nodig aan. 14

23 Handleiding Golf Midi/Maxi 8 Garantie en service 8.1 Standaard garantie Techneco verleent standaard een jaar volledige garantie op goede werking en twee jaar op onderdelen. Hiervoor dient wel aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan. Het systeem is geïnstalleerd volgens de richtlijnen in deze installateurshandleiding. Het systeem is geïnstalleerd door een erkend installatiebedrijf. Het warmtepompsysteem wordt gebruikt en onderhouden op de in de handleidingen gemelde wijze. 8.2 Verlengde garantie kwaliteitswarmtepompen Voor Techneco/Ochsner warmtepompen met het "Kwaliteitskeur warmtepompen"-label gelden verdergaande garanties die als volgt luiden. Twee jaar volledige garantie op goede werking (inclusief arbeidsloon). Aanvullend drie jaar garantie op onderdelen (exclusief arbeidsloon). Tien jaar garantie op beschikbaarheid van componenten. 8.4 Installateursgegevens Bedrijfsnaam: Installateur: Adres: Plaats: Telefoonnummer: Faxnummer: Bovenstaande verlengde garantie geldt alleen indien aan bovengenoemde en additioneel onderstaande voorwaarden is voldaan. De warmtepomp is in bedrijf gesteld door Techneco of een door Techneco geautoriseerde derde partij. Bij de inbedrijfstelling is een opleverprotocol opgemaakt dat ter goedkeuring aan Techneco wordt overhandigd. Het opleverprotocol is door Techneco goedgekeurd, voorzien van een handtekening van een medewerker van Techneco en daarna aan de afnemer geretourneerd. 8.3 Service en storingsmelding Bij een storing die niet door de eindgebruiker opgeheven kan worden dient de installateur of het bedrijf waarmee een servicecontract is afgesloten in eerste instantie te worden benaderd. Deze zal in de meeste gevallen de storing kunnen verhelpen. Kan de storing ook nu niet verholpen worden, dan kan men contact opnemen met: Techneco BV Kleveringweg LZ Delft Tel.: Fax: E-post: techneco@techneco.nl Web: 15

24

25 Bijlage 1 Technische specificaties GMSW warmtepompen (brijn/water) Brijn/water warmtepomp Golf Midi (GMSW) Golf Maxi (GMSW) Golf Maxi R (GMSW) Type R 18 R 21 R 28 R 33 R 38 R Prestaties Verwarmingsvermogen B0/W35 1 kw 4,8 6,5 8,2 11,0 13,5 15,0 19,5 24,2 28,3 7,2 9,0 10,0 13,2 16,0 18,6 COP B0/W35-4,4 4,5 4,4 4,5 4,4 4,4 4,4 4,4 4,4 4,4 4,3 4,3 4,4 4,3 4,3 Elektrisch vermogen B0/W35 kw 1,1 1,5 1,9 2,5 3,1 3,4 4,4 5,5 6,4 1,7 2,1 2,3 3,0 3,7 4,3 Verwarmingsvermogen B0/W50 (bij R B0/W60) kw 4,5 5,9 7,5 9,4 11,3 13,8 18,5 22,3 25,5 6,2 7,8 9,3 11,7 14,2 16,4 COP B0/W50 (bij R B0/W60) - 3,0 3,0 3,0 3,0 3,1 3,1 3,1 3,1 3,1 2,2 2,4 2,3 2,3 2,3 2,3 Elektrisch vermogen B0/W50 (bij R B0/W60) kw 1,5 2,0 2,5 3,1 3,6 4,4 6,0 7,2 8,2 2,8 3,3 4,0 5,0 6,1 7,1 Reversibel koelvermogen W15/B30 (optioneel) 2, 3 kw 6,6 8,5 11,9 14,5 18,2 21,6 26,6 32,8 37,8 8,5 12,0 13,9 15,8 20,4 23,6 COP W15/B30-6,2 6,3 6,4 6,4 6,1 6,4 6,1 6,2 6,2 5,8 6,2 6,1 5,6 5,9 5,8 Bronzijde (verdamper) Platenwarmtewisselaar, materiaal RVS , maximale waterzijdige druk: 6 bar Nominale volumestroom (aanbevolen), dt = 3K m 3 /h 1,1 1,5 1,9 2,5 3,1 3,4 4,5 5,6 6,5 1,7 2,1 2,3 3,0 3,7 4,3 Minimale volumestroom, dt = 5 K m 3 /h 0,7 0,9 1,1 1,5 1,9 2,1 2,7 3,3 3,9 1,0 1,2 1,4 1,8 2,2 2,6 Nominaal drukverlies mwk 1,0 1,7 1,2 2,0 1,8 2,1 3,3 3,3 3,3 0,9 0,9 1,0 1,7 1,6 1,5 Brontemperatuur (aanvoer) -5 tot +15 C Minimale vorstbeveiliging - 15 C Type interne bronpomp (Wilo Top S) 25/7 25/7 25/7 30/10 30/10 30/ /10 30/10 30/ Inhoud intern expansievat l Hydraulische aansluiting 2 x 5/4" bu Verwarmingszijde (condensor) Platenwarmtewisselaar, materiaal RVS , maximale waterzijdige druk: 6 bar Aanbevolen volumestroom, dt = 5 K m 3 /h 0,8 1,1 1,4 1,9 2,3 2,6 3,3 4,1 4,8 1,2 1,5 1,7 2,3 2,7 3,2 Nominale volumestroom, dt = 10 K m 3 /h 0,4 0,6 0,7 0,9 1,2 1,3 1,7 2,1 2,4 0,6 0,8 0,9 1,1 1,4 1,6 Drukverlies bij aanbevolen volumestroom mwk 0,4 0,7 0,5 0,9 0,8 1,0 1,5 1,6 1,5 0,4 0,4 0,4 0,7 0,7 0,7 Maximale aanvoertemperatuur +55 C +65 C Type interne cv-pomp (Wilo RS) - 25/4 25/4 25/4 25/6 25/6 25/ /6 25/6 25/ Maximaal extern drukverlies mwk 3,1 2,8 2,8 3,8 3,2 3, ,6 4,4 4, Hydraulische aansluiting 2 x 5/4" bu Minimale vrije systeeminhoud l Elektrisch Nominale spanning V 400 Zekering (traag) A 3 x 10 3 x 10 3 x 10 3 x 16 3 x 16 3 x 16 3 x 16 3 x 20 3 x 20 3 x 16 3 x 16 3 x 16 3 x 16 3 x 20 3 x 20 Stroomopname B0/W35 A 2,4 3,1 4,0 5,3 6,8 6,9 10,3 11,8 13,5 3,8 5,2 5,2 8,5 9,5 11,0 Stroomopname B0/W50 (bij R B0/W60) A 3,1 3,9 5,5 6,5 8,0 8,8 12,1 14,3 16,5 5,3 6,7 7,5 10,6 12,0 13,8 Maximale bedrijfsstroom A Maximale aanloopstroom A Maximale begrensde aanloopstroom (optie) A Maximaal opgenomen vermogen kw 1,8 2,8 4,1 4,3 5,4 6,6 9,1 10,6 12,1 3,8 4,5 5,6 6,7 8,0 9,1 Vermogensstappen - 1 Overig Geluidsdruk db(a) Type compressor Scroll, volhermetisch Afmeting H x B x D mm 1150 x 400 x x 600 x 650 Koudemiddel R 407C R 134A Gewicht koudemiddel kg 1,4 1,5 1,6 1,7 1,8 1,9 2,9 3,0 3,3 1,7 1,8 1,9 2,9 3,0 3,3 Netto totaal gewicht kg Medium en temperatuur in C bronzijde warmtepomp in / Medium en temperatuur in C afgiftezijde warmtepomp uit; B = brijn, W = water. 2 Medium en temperatuur in C afgiftezijde warmtepomp uit / Medium en temperatuur in C bronzijde warmtepomp uit; B = brijn, W = water. Reversibele uitvoering. 3 De Golf Midi met reversibele koelfunctie wordt in een Maxibehuizing geleverd.

26

27 Bijlage 2 Technische specificaties GMWW warmtepompen (water/water) Water/water warmtepomp Golf Midi (GMWW) Golf Maxi (GMWW) Golf Maxi R (GMWW) Type R 18 R 21 R 28 R 33 R 38 R Prestaties Verwarmingsvermogen W10/W35 1 kw 6,1 7,8 10,6 14,0 17,0 20,0 25,4 30,6 35,6 9,0 11,4 13,6 16,6 20,3 23,6 COP W10/W35-5,3 5,5 5,5 5,5 5,4 5,4 5,4 5,4 5,4 5,3 5,4 5,4 5,4 5,3 5,4 Elektrisch vermogen W10/W35 kw 1,2 1,4 1,9 2,6 3,2 3,7 4,7 5,7 6,6 1,7 2,1 2,5 3,1 3,8 4,4 Verwarmingsvermogen W10/W50 (bij R W10/W60) kw 5,5 7,0 10,1 12,1 14,9 18,0 23,4 28,3 32,7 8,0 10,2 12,0 15,0 18,3 21,2 COP W10/W50 (bij R W10/W60) - 3,6 3,3 3,5 3,5 3,5 3,5 3,4 3,5 3,5 2,7 2,8 2,7 2,8 2,8 2,8 Elektrisch vermogen W10/W50 (bij R W10/W60) kw 1,5 2,1 2,9 3,5 4,3 5,2 6,9 8,2 9,4 3,0 3,6 4,4 5,4 6,5 7,5 Reversibel koelvermogen (optioneel) kw op aanvraag, er wordt aanbevolen met de grondwaterbron te koelen via een externe warmtewisselaar COP koelen - op aanvraag Bronzijde (verdamper) Platenwarmtewisselaar, materiaal RVS , maximale waterzijdige druk: 6 bar Nominale volumestroom, dt = 3 K m 3 /h 1,4 1,8 2,5 3,3 4,0 4,7 5,9 7,1 8,3 2,1 2,7 3,2 3,9 4,7 5,5 Minimale volumestroom bij bronaanvoer 9 C m 3 /h 0,9 1,1 1,5 2,0 2,4 2,8 3,6 4,3 5,0 1,3 1,6 1,9 2,3 2,8 3,3 Nominaal drukverlies mwk 1,8 3,0 2,1 3,6 3,2 3,7 5,9 5,9 5,9 1,6 1,6 1,8 3,0 2,8 2,7 Drukverlies met minimale volumestroom mwk 0,6 1,1 0,8 1,3 1,2 1,3 2,1 2,1 2,1 0,6 0,6 0,6 1,1 1,0 1,0 Brontemperatuur (aanvoer) +8 tot +25 C Minimale uittredetemperatuur +4 C Type interne bronpomp (Wilo Top S) op aanvraag op aanvraag op aanvraag Hydraulische aansluiting 2 x 5/4" bu Verwarmingszijde (condensor) Platenwarmtewisselaar, materiaal RVS , maximale waterzijdige druk: 6 bar Aanbevolen volumestroom, dt = 5 K m 3 /h 1,1 1,3 1,8 2,4 2,9 3,4 4,4 5,3 6,1 1,6 2,0 2,3 2,9 3,5 4,1 Nominale volumestroom, dt = 10 K m 3 /h 0,5 0,7 0,9 1,2 1,5 1,7 2,2 2,6 3,1 0,8 1,0 1,2 1,4 1,7 2,0 Drukverlies bij aanbevolen volumestroom mwk 0,6 0,1 0,8 1,4 1,2 1,6 2,6 2,5 2,4 0,6 0,6 0,8 1,1 1,1 1,1 Maximale aanvoertemperatuur +55 C +65 C Type interne cv-pomp (Wilo RS) - 25/4-3 25/4-3 25/4-3 25/6-3 25/6-3 25/ /6-3 25/6-3 25/ Maximaal extern drukverlies mwk 2,8 2,5 2,1 3,1 2,9 3, ,3 4,0 4, Hydraulische aansluiting 2 x 5/4" bu Minimale vrije systeeminhoud l Elektrisch Nominale spanning V 400 Zekering (traag) A 3 x 10 3 x 10 3 x 10 3 x 16 3 x 16 3 x 16 3 x 16 3 x 20 3 x 20 3 x 16 3 x 16 3 x 16 3 x 16 3 x 20 3 x 20 Stroomopname W10/W35 A 2,0 2,4 3,4 4,5 5,7 6,7 8,5 10,1 11,7 5,5 6,6 8,8 9,9 11,9 13,7 Stroomopname W10/W50 (bij R W10/W60) A 2,6 3,6 5,1 6,0 7,5 9,0 12,4 14,6 16,7 5,5 6,6 8,0 9,9 11,9 13,7 Maximale bedrijfsstroom A Maximale aanloopstroom A Maximale begrensde aanloopstroom (optie) A Maximaal opgenomen vermogen kw 1,9 3,1 5,1 4,7 6,3 7,5 10,4 12,1 13,7 3,9 4,8 6,0 7,1 8,3 9,5 Vermogensstappen - 1 Overig Geluidsdruk db(a) Type compressor Scroll, volhermetisch Afmeting H x B x D mm 1150 x 400 x x 600 x 650 Koudemiddel R 407C R 134A Gewicht koudemiddel kg 1,4 1,5 1,6 1,7 1,8 1,9 2,9 3,0 3,3 1,7 1,8 1,9 2,9 3,0 3,3 Netto totaal gewicht kg Medium en temperatuur in C bronzijde warmtepomp in / Medium en temperatuur in C afgiftezijde warmtepomp uit; W = water.